Home
  By Author [ A  B  C  D  E  F  G  H  I  J  K  L  M  N  O  P  Q  R  S  T  U  V  W  X  Y  Z |  Other Symbols ]
  By Title [ A  B  C  D  E  F  G  H  I  J  K  L  M  N  O  P  Q  R  S  T  U  V  W  X  Y  Z |  Other Symbols ]
  By Language
all Classics books content using ISYS

Download this book: [ ASCII | HTML | PDF ]

Look for this book on Amazon


We have new books nearly every day.
If you would like a news letter once a week or once a month
fill out this form and we will give you a summary of the books for that week or month by email.

Title: Onderweg in Tunis - De Aarde en haar Volken, 1909
Author: Chantre, B., Madame
Language: Dutch
As this book started as an ASCII text book there are no pictures available.


*** Start of this LibraryBlog Digital Book "Onderweg in Tunis - De Aarde en haar Volken, 1909" ***


ONDERWEG IN TUNIS.

Naar het Fransch van Mevr. B. Chantre.


    I.--Aankomst te Tunis.--De tegenwoordige stad.--Bezoek aan den
    heer Roy te Dar el-Bey.--Een zitting van het mohammedaansche
    gerechtshof.--De Belvédère.--Vertrek naar Soesa.--De stad,
    haar catacomben.--El Djem.--Sfax.--De olijvenboschjes;
    de sponscultuur.--Middagmaal bij den kaïd.--Op weg naar
    Gabes.--Reeks van kleine ongevallen.--De oase.--Einde van
    het feest.--Onder de palmen.


Het was volkomen donker, toen wij den 5den Maart te Tunis aankwamen,
zoodat wij het schouwspel misten, dat het binnenvaren van het schip
in de haven oplevert, terwijl de landing zelf er minder vlug door
ging. Bij het aan wal gaan waren we blij, onze uitstekende vrienden,
den heer en mevrouw Alapetite op de kade te vinden, wier hartelijke
ontvangst ons deed vergeten, wat de overtocht bij koud weer en een
onstuimige zee voor onaangenaams had gehad. Ze brengen ons vlug per
rijtuig naar het Residentshuis, waar ze ons op de vriendelijkste
manier gastvrijheid bewijzen.

Al is de afstand van Tunis over zee slechts twee-en-dertig uren
en al krijgt men tallooze verhalen te hooren van bezoekers, die
tegenwoordig door Tunesië dwalen, toch wil men wel eens graag met
eigen oogen een land zien, waarvan men zich nog kan verbeelden,
dat men het ontdekt. En zoo, in afwachting van ons vertrek naar
Zuid-Tunis en Tripolis, waarheen de heer Chantre zich moet begeven,
om een anthropologische zending te vervullen, hem opgedragen door
den minister van openbaar onderwijs, gebruik ik mijn tijd met het
bekijken van de stad. Het is mijn eerste kennismaking met dit hoekje
van Afrika, onder welks hemel onze vlag wappert als een getuige van
het werk des vredes, dat Frankrijk er heeft ondernomen en dat veel
goeds er in het leven zal roepen.

Van jaar tot jaar is de hoofdstad van ons protectoraat vervormd
en is ze mooier geworden, en het is geen overdrijving, als men
zegt, dat ze in volle vaart is op de baan harer ontwikkeling. De
eigenlijke europeesche stad, waarvan de wijken zich uitbreiden aan
den voet van de arabische, ziet er met haar welgebouwde huizen, haar
electrische trams, haar squares en mooie winkels allervriendelijkst
uit. Het prachtige Post- en Telegraafkantoor, de groote scholen
voor uitgebreid onderwijs aan jongens en meisjes maken de stad
niets minder aantrekkelijk en bewijzen, dat de bevolking drukke
zaken doet en ijverig de studie voorstaat. Als men door de breede
straten loopt, waar de équipages, de automobielen, de inlandsche
wagentjes, de huurrijtuigen met dichtgesloten gordijntjes, waarin de
mohammedaansche dames uitrijden, voor de blikken der voorbijgangers
verborgen, de verschillende ruiters en rijdieren elkander opvolgen,
en als men den blik slaat op de prachtige hooge huizen, zou men zich
nog te Marseille wanen, waarvan Tunis, als het ware, de voortzetting
is op den anderen oever van de Middellandsche Zee. Een trouw bezoeker
van de Cannebière zou zich volstrekt niet misplaatst voelen op het
terras van een der café's aan de Avenue de France.

Maar voor den toerist ligt niet daar de grootste aantrekkelijkheid van
Tunis. Toen ik per electrische tram mij naar de kasba begaf, om met
één blik de inlandsche stad te overzien, was ik verrast over het echt
oostersche tooneel, dat zich aan mij voordeed. En langen tijd bleef ik
kijken naar het Witte Tunis, dat mij schooner leek, dan ik had durven
droomen, ondanks wat ik herhaalde malen had gehoord over den goeden
staat, waarin het was bewaard gebleven. Gebouwd op heuvels met zachte
helling, op zekeren afstand van het meer, vormen de witte huizen met
platte daken een schitterend geheel, doorsneden door grillige, smalle
straatjes en afgebroken door koepels en sierlijke minarets met slanke
lijnen. Komt men in de stad, dan wordt men getroffen door de treffende
tegenstelling, die er bestaat tusschen de drukke levendigheid in de
koopluistraatjes en de soeks of bazars, en de kloosterlijke stilte, die
als in een doode stad overal elders heerscht, een tegenstelling, die
zich voordoet in alle mohammedaansche steden. Tevergeefs ondervraagt
de toerist met zijn blikken de blinde en stomme huizen. Het blijven
raadsels en ze verbergen angstvallig voor profane oogen achter hun
vensterlooze muren het geheim van het familieleven der bewoners.

Ons eerste bezoek geldt den heer Roy, secretaris van de tunesische
regeering, van wien bekend is, welke rol hij heeft gespeeld in Tunis
in de jaren, die aan de bezetting vooraf gingen. De heer Roy heeft
steeds met onze residenten-generaal meegewerkt sedert de instelling
van het Protectoraat. Hij is de deken van alle fransche ambtenaren,
en niemand beter dan hij kent de geheimen der taal en de geestelijke
gesteldheid der inboorlingen. Men mag gerust zeggen, dat niets hem
vreemd is wat de belangen van Tunis betreft. Het is een land, dat
hij tot het zijne heeft gemaakt, dat hij lief heeft als zijn tweede
vaderland en waaraan hij zijn leven, dat is al zijn arbeidskracht,
heeft gewijd. Zijn kantoren bevinden zich te Dar el-bey. Dat paleis
is tegenwoordig zelden in gebruik bij den Bey, die het grootste deel
van het jaar in het Marsapaleis woont. Hij komt er alleen eenmaal per
week, om met den eersten minister te werken, aanwezig te zijn bij de
aanhechting van het zegel op de vastgestelde decreten en de stukken
te onderteekenen, die gereed gemaakt zijn door de rechterlijke macht
te Dar el-bey, terwijl hij dan tevens de hulde in ontvangst neemt,
die zijn onderdanen hem brengen, en aalmoezen uitdeelt.

Onder het geleide van den heer Roy, die ons tot een bezoek aan het
paleis in staat stelt, bewonderen we eerst het mooie binnenplein,
geplaveid met zwart en wit marmer, versierd met bogen, die door
sierlijke zuilen worden gedragen, en wandelen daarna door de vertrekken
van den Bey. Die kamers en suite, groote en kleine zalen, waar men
binnen komt, door nu eens een paar trapjes op te gaan en dan weer
eenige treden af te dalen, naar het grillige spel van den bouwtrant
der arabische huizen, zijn alle meer of minder weelderig versierd
met tegels en fijne arabesken en ook met dat edele stucwerk, waarin
van ouds de Tunesiërs hebben uitgemunt. Het mooie gaat er echter
wel een weinig af door de tegenstelling met europeesche meubels van
ontwijfelbare smakeloosheid.

Uit de kamer van den Bey, door welker vensters hij door een
vernuftige inrichting van de houten tralies, zonder gezien te worden,
kan waarnemen wat er op straat en in de winkels der kooplieden
gebeurt, gaan we naar de eetzaal en de raadzaal, die wondermooi
zijn versierd. En altijd door nauwe gangen, langs tallooze trappen,
komen we boven in dit enorme paleis op terrassen of platte daken,
waar we plotseling door het licht worden verblind, om daarna van het
hooge punt het uitzicht te genieten.

Bij het verlaten van Dar el-bey, onder de bekoring nog van ons bezoek
aan den beminnelijken heer Roy, gaan we door de wijk de Medina,
het hart der inlandsche stad. Op enkele kleine verschillen na in
kleeding en manieren der menschen, zou men zich kunnen verbeelden
in Konstantinopel of het oude Kaïro te wezen. De winkeltjes van
groenten, gebak, kruidenierswaren zijn in alle mohammedaansche steden
bijna gelijk, en overal ook ziet men dezelfde straattooneelen, het
martelaarschap van de zachtaardige ezeltjes, die met harde woorden en
slagen worden overladen door hun geleiders zonder dat ze weten waarom,
en het gebrom der altijd ontevreden kameelen.

Het is overbodig, nog eens weer voor de zooveelste maal de winkels
te beschrijven van de borduurders, de kleermakers, de zadelmakers en
reukwerkverkoopers, die overal en altijd aan elkander gelijk zijn in
oostersche landen en enkel een weinig verschillen in rijkdom. Het
is prettiger, op goed geluk te dwalen door dit heerlijke Medina
met de straten, als daar zijn de Vrouwenstraat, de Schatkiststraat,
de Katstraat, de Hondenstraat, de Negerstraat, en in hun petiterige
werkplaatsen de veelsoortige handwerkslieden aan het werk te zien,
ernstig, waardig en onverstoorbaar onder de oogen van nieuwsgierige
wandelaars.

Vooral des morgens zijn de straten en de soeks in de arabische stad
druk en woelig. In de menigte vormen de Europeanen maar een zeer kleine
minderheid, terwijl men er alle typen in herkent uit Noord-Afrika,
van den Marokkaan af tot de zonen der woestijn van Tripolis, waarbij
dan nog de Soedaneezen zich voegen met hun tint, zwart als ebbenhout.

Wij komen aan het gerechtshof, waar het schilderachtige binnenplein
bezet is door de eischers en beklaagden en hun advocaten, om dan naar
de gehoorzaal te gaan. De aanblik daarvan is alleen de reis naar Tunis
waard. Dat men zich voorstelle een zaal van noorschen bouwtrant en van
kleine afmetingen, hoog en wit, tot de halve hoogte behangen met een
groene stof, en langs welker randen een breede divan is aangebracht,
die in het midden afgebroken wordt door een prachtigen troon, die
van den Bey.

Al de rechtsprekende personen zijn rijk gekleed in gewaden van zachte
kleuren, lichtgroen, bleekgeel, mauve, vieux rose, zooals zeer coquette
vrouwen het zich voor haar geliefdste japonnen zouden droomen. De
sjeik el islam en de kadi dragen den grooten tulband van smetteloos
witte kleur, waarop een sluier van cachemire is bevestigd, die aan den
kant is vastgestrikt, gelijk de gewoonte was bij de oude khans. Als
men hen zoo ziet zitten, met de beenen onder zich gevouwen, leunend
tegen den divan, ernstig en waardig met hun sneeuwwitte baarden,
den amberen rozenkrans in de hand, meent men zich verplaatst in een
zaal van het paleis van Haroen al Raschid.

De open ruimte in de gerechtszaal is voorzien van banken en stoelen,
waarop de inboorlingen en hun advocaten plaats nemen. Er moet uitspraak
gedaan worden over de meest uiteenloopende zaken. Onze beminnelijke
gids, een jong Tunesiër, Si Ali Abdul Wahah, tolk aan de rechtbank,
legt ons enkele uit. Een paar processen, op erfenissen betrekking
hebbend, loopen al jaren. Niet enkel bij ons in Frankrijk werkt de
justitie langzaam! Andere worden in de loopende zitting dadelijk
door den kadi uitgemaakt. Een arme, havelooze sukkel met een burnoes
vol gaten, die hij angstvallig tegen zijn naakte beenen drukt, komt
nader. Hij beklaagt zich, o ironie van het lot, over zijn vrouw, die
van hem rijker kleederen eischt, dan hij haar kan verschaffen. Een
andere man, niet minder somber en ongelukkig, verhaalt aan de rechters,
dat zijn vrouw, een zure, kijvende natuur, geen vrede kan houden met
haar buren en hem tot voortdurende verhuizingen noodzaakt. Daarop
antwoord de kadi: "Doe wat je vrouw wenscht. Ga weer verhuizen."

Wij wachten het einde van de zitting af, om tegenwoordig te zijn
bij het vertrek van de hooge dignitarissen der mohammedaansche
geestelijkheid. Pas zijn ze verschenen op den drempel van de deur,
of de menigte van cliënten en advocaten, die onder de bogen zijn
blijven staan op de binnenplaats, maken eerbiedig hun buiging. Ieder
tracht, naderbij te komen en de hand te kussen of het kleed van de
schoone grijsaards. Met vluggen tred en glimlachend met een levendigen
oogopslag bestijgen ze hun muilezels en zijn snel uit het gezicht in
den doolhof der bochtige straten.

Er is geen prettiger wandeling en geen kalmer dan naar de Bélvedère,
dat prachtige Bois de Boulogne van Tunis. Deze nog kort geleden in
het leven geroepen gelegenheid is onwaardeerbaar in een stad als
Tunis, die niet zeer begunstigd is uit het oogpunt van groen en
tuinen. Gelegen op de hellingen van een vrij hoogen heuvel, heeft
de stad mooie, slingerende rijwegen, terwijl er voor de voetgangers
smallere paden zijn en heerlijke lanen, waar schaduw en koelte
verkwikking schenken. Op den top van den heuvel is een verbazend
uitgestrekt plateau, waar het uitzicht het mooiste panorama van
Tunis en de omstreken te genieten geeft. In het zuiden ziet men de
lijn van den Zaghoean en den Ressas met den karakteristieken top van
den Boe-Korneïn; in het Oosten speurt de blik het spiegelende meer
en de heuvels van Carthago; in het Noorden strekt zich een veld van
olijfboomen uit en in het Westen verrijst het Bardo, de Manoeba.

Wij keerden dikwijls terug naar die Bélvedère, in welks groen twee
juweeltjes van arabische architectuur verscholen lagen. Het eene,
Mida genoemd, is een klein gebouw, een reinigingszaaltje aan den
ingang der moskee, die in een van de dijken van Tunis dreigde in
puin te vallen. Dank zij het initiatief van het secretariaat-generaal
van de tunesische regeering, en met de ondersteuning van den Dienst
der Oudheden, is het gebouwtje weer opgetrokken, steen voor steen,
en nu in een uitgezocht schoone omgeving. Diezelfde groote zorg voor
de inlandsche kunst heeft in dergelijke omstandigheden een sierlijk
gebouw, een Koeba, laten overbrengen naar een beter terrein; het was
een kiosk uit den tuin van Hamoeda bey uit het eind der achttiende
eeuw. De koepels en opengewerkte stucversiering en heel de inrichting
maken van het gebouw een heerlijk rustplaatsje, waar men den tijd
kan verdroomen en waar men een prachtig uitzicht heeft, terwijl men
de zuivere lucht inademt, vol met de geuren van mimosa's.

De Tunesiërs schijnen de bekoring van de Bélvedère wel op prijs
te stellen. Ze wandelen er druk, en in het lentegroen vormen hun
kleurrijke gewaden van mauve en rood, hemelsblauw en saffraangeel
een aardige afwisseling. Maar men zou tevergeefs zoeken naar de
traditioneele spookvrouwen in lichte sluiers, die met haar slepende
gewaden in kwijnende gratie dergelijke plaatsen aan den oever van
den Bosporus belangwekkend maken. Hier bestaat de vrouw niet. Men
zou best kunnen gelooven, dat ze er heelemaal niet zijn!

Den 15den Maart zeggen wij Tunis voor eenigen tijd vaarwel. De
heer Alapetite is zoo vriendelijk, ons wel te willen meenemen op de
eerste officiëele tournée, die hij gaat maken in het Zuiden van het
Regentschap. Van daar zal de heer Chantre Tripolitanië bereiken, waar
hij de anthropologische studiën gaat voortzetten, die hij vroeger al
heeft gedaan over de volken van West-Azië en Egypte. Wij zullen per
spoor naar Soesa terug keeren, waar we ons weer zullen aansluiten bij
den Resident-generaal, die per auto vertrekt in gezelschap van den heer
en mevrouw André Siegfried, de heeren Buellet, prefect van Aveyron,
Gabriel Puaux kabinetschef van den Resident-generaal, en kapitein Roux,
zijn ordonnans. Op die wijze winnen wij een vermoeienden dag uit,
want er ligt een verblijf te Kairoean in opgesloten.

Bij den langzamen gang van den trein kunnen we het landschap op ons
gemak waarnemen, dat door den spoorweg wordt doorsneden. Het is een der
best bebouwde streken van Tunis. Ze omvat de groote domeinen Potinville
en Enfida, welker belangrijkheid overal bekend zijn. De dorpen zijn
schaarsch in vergelijking van de bebouwde oppervlakte. Buiten de groote
goederen, waar de modernste cultuurmethoden worden toegepast, brengen
de korenvelden, op inlandsche manier bewerkt, dat is met de antieke
houten ploeg, slechts magere oogsten voort, die nog problematieker
worden door het gemis aan water, dat het heele land in ontwikkeling
tegen houdt. Maar de dorheid van den tunesischen grond gaat in de
lente schuil onder een frisch tapijt van groen en bloemen.

Naarmate men Soesa nadert, wordt het veld al rijker bezet met
olijfboomen. De zon gaat onder in een grootsch wolkentooneel, dat
boven de toppen van den Zaghoean hangt. In de stille rust van den
voorjaarsavond, die uitgespreid ligt over de olijfboschjes en de door
cactussen omsloten velden, komen we in de hoofdstad van de Sahel aan,
het oude Hadrumetum, dat als een witte meeuw sierlijk aan het strand
der zee ligt.

Na onze bagage in het hotel te hebben gelaten, haasten we ons naar
den heer Alapetite, die ons aan het Contrôlegebouw wacht, om te
middagmalen. Daar er een panne zich had voorgedaan al gauw na het
vertrek met de automobiel, moest de Resident-generaal zijn reisplan al
op den eersten dag wijzigen. Slechts een deel van zijn geïnviteerden
zijn naar Kairoean gegaan.

Onze vrienden, die dezen morgen reeds in de vroegte per auto uit Tunis
zijn vertrokken, verlangen naar rust. Toen het eten was afgeloopen,
namen we spoedig afscheid van den Resident en van den heer en mevrouw
Dianons. Op weg naar ons hotel liepen we door het slapende Soesa,
gelijk aan een witte necropool en gingen door stille straten,
uitkomend aan zee, waarop we in de verte de lichtjes der schepen
konden onderscheiden. De maan wierp haar stroomen van bleek licht
over de terrassen, en we sliepen in met het heerlijke gezicht nog
voor oogen van dat bekoorlijk nachtelijk tooneel.

De gekanteelde muren van Soesa worden beschouwd als een der mooiste
staaltjes van sarraceensche krijgskundige bouwkunst. De versterkingen
zijn nog onveranderd gebleven en hebben den vorm van een langen
rechthoek. Sierlijke torens steken eruit op en trekken op bepaalde
afstanden de aandacht. In de binnenstad dalen de straten naar de zee
af en zijn dicht opeen gebouwd, juist als in Tunis, met welke stad
Soesa veel overeenkomst vertoont. Hier en daar verrijzen minarets;
overal ziet men palmboomen en boven de trotsche stad aanschouwt men de
terrassen van de Kasba en haar torens, waardoor aan de afstammelinge
van het oude Hadrumetum een schoonheid wordt gegeven, die haar tot
iets heel bijzonders maakt.

De europeesche wijk ligt als in Tunis tusschen de wallen en de
zee. Het is er vooral door de nabijheid der haven steeds zeer
druk. Mooie huizen, hotels, winkels, café's wijzen er op een gestadige
ontwikkeling. Een onschatbare dienst is aan de stad bewezen door de
instelling eener waterleiding. Een niet minder te waardeeren weldaad
dan het water, de zindelijkheid der straten, trekt de aandacht zoowel
te Soesa als te Tunis. De boven- en de benedenstad, de inlandsche
straatjes en de groote verkeerswegen, alles ziet er zindelijk uit,
een feit, dat zoo iets ongewoons is in mohammedaansche landen, waar
de straten ophoopingen van vuil zijn, dat men er wel eer voor moet
brengen aan het fransche bestuur.

Terwijl de Resident zijn officiëele recepties houdt in het
Contrôlegebouw, wandelen wij door de straten en de soeks. Er heerscht
overal in de inlandsche wijken de grootste levendigheid. Men gaat
er door steegjes en langs trappen, en komt van het helderste licht
plotseling te midden van de duisternis der overdekte bazars of
soeks. Daar vindt men enkel de gewone voortbrengselen van dagelijksch
gebruik. De eenige tak van industrie van beteekenis is die van
olie en zeep. Het is bekend, dat de olijfboschjes van de Sahel de
belangrijkste zijn uit het Regentschap, en die welke onder de contrôle
van Soesa staan, zijn zeer uitgestrekt. De olijven worden behandeld in
de fabrieken, waarvan men de hooge schoorsteenen zich ziet verheffen
in de voorsteden aan de zee.

Na een vluchtig bezoek aan het Museum, dat een overvloed heeft
van archeologische rijkdommen uit de phoenicische, romeinsche en
byzantijnsche periode en verzameld in de omstreken, bereiken wij tegen
den middag in den heeten zonneschijn het Gebouw der civiele contrôle,
dat we nog maar terloops hebben gezien bij onze aankomst gisteren. Het
sierlijke gebouw, het oude Dar el-bey, staat op een pleintje met
zwart en wit plaveisel, van waar men een mooi uitzicht op de zee heeft.

Toen het ontbijt was afgeloopen, gingen we onder leiding van den abt
Laynaud in het gevolg van den Resident-generaal naar de catacomben,
door een merkwaardige reeks van opgravingen onlangs aan het licht
gebracht. Het zijn de eerste en eenige, die in Tunis bekend zijn
en ze zullen voortaan een aantrekkelijkheid te meer vormen voor den
bezoeker van de hoofdstad van de Sahel. Aan kolonel Vincent van het
vierde regiment tirailleurs komt de eer der ontdekking toe. Dr. Carton,
wiens naam is verbonden aan alles, wat op de oudheidkunde van Tunis
betrekking heeft. Geholpen door de Oudheidkundige Vereeniging van
Soesa en met machtiging van den Directeur der Antiquiteiten, besloot
deze de zaak tot op den grond te vervolgen en het mogelijk bestaan
van catacomben nauwkeurig na te gaan. Hij werd bij zijn onderzoek
geholpen door den abt Laynaud en kolonel Calley de Saint-Paul, die
arbeiders te zijner beschikking stelde voor de opgravingen.

Met een lantaarn gewapend, opende de heer Laynaud den optocht door
de donkere gangen. Achter onzen geleider liepen we in een lange rij
door de prachtig opgeruimde gangen van deze christelijke doodenstad,
waarvan de wanden over de geheele lengte verschillende verdiepingen van
"loculi" vertoonen, netjes op een rij zonder ruimteverlies. Evenals
te Rome zijn de graven in den vorm van langwerpige nissen in den
rotswand uitgehold en met steenen afgesloten.

Zijn lantaarn in de hoogte houdend, brengt de heer Laynaud de
belangwekkende opschriften onder onze aandacht, de geschilderde
emblemata ook, die op de loculi dus niet zijn gegraveerd. Wat die
opschriften van de catacomben van Hadrumentum kenschetst, is de
soberheid en de eentonigheid ervan. De aanwijzing van den dag en de
maand, nooit die van het jaar, gaat gewoonlijk aan den naam vooraf,
zonder voornamen en met de formule "in pace". De hier begraven
Christenen waren arm. Men is er dan ook wel ver van de sarcophagen en
fresco's uit Rome. In den steeds onontwarbaarder wordenden doolhof
van gangen, waar nu en dan de vreemde helderheid binnenvalt van
een uitkijkje, drongen wij al dieper door, aangemoedigd door het
geestdriftig woord van onzen gids. Eerst nadat we hem hartelijk hadden
bedankt voor den interessanten tocht naar de dooden, bereikten we
den uitgang en het daglicht.

Sedert het automobilisme, dat de maat voor de afstanden heeft
gewijzigd, durft men haast niet meer zeggen, dat men een verre
reis doet, zelfs niet in zuidelijk Tunis. Hoe het zij, of we nu een
reis doen of maar een uitstapje, het komt mij piquant voor, na onze
eindelooze tochten te paard door Russisch Armenië en Klein-Azië, na
onze langzame vaarten op den Nijl, nu eens dit hoekje van Noord-Afrika
te bezoeken in het snelle tempo van de automobiel.

Den 16den Maart verlieten wij om één uur in den namiddag Soesa en daar
rolden we al spoedig over den weg naar Sfax, die de vergelijking kan
doorstaan met onze beste rijwegen in Frankrijk. Het land werd al gauw
dor en verlaten. Eenige kudden schapen en kameelen tusschen de weinige
doears verlevendigden den weg. Toch weet men, dat deze streek vroeger
met woningen overdekt was en dat in de nabijheid op de plaats zelve,
van El Djem, dat we nu naderen, de romeinsche stad Thysdrus stond, een
der rijkste steden van Noord-Afrika. De invallen, die successievelijk
het land hebben verwoest, hebben tevens de vernietiging meegebracht
van alle aanplantingen, olijven, graansoorten en vruchtboomen en van
de bewonderenswaardige besproeiingswerken, die de Romeinen er hadden
aangelegd. Waterleidingen, thermen en een circus zijn teruggevonden. De
nomaden hebben hun zwarte tenten opgericht en hebben hun kudden laten
grazen op de ruïnen, waarvan men de mozaïeken gaat bewonderen in het
Museum te Soesa; zij, die van roof leven, bijna zonder behoeften zijn
en halve wilden, huizen op de terreinen die de korenschuur van Rome
werden genoemd.

Toen wij het kolossale amphitheater bereikten, hoorden we de klanken
van doedelzakken en tamboerijns. Weldra verschenen de kaïd van
Soeassi's, de khalief van El Djem en de notabelen van het land,
om den Resident te begroeten. De rijtuigen komen slechts langzaam
vooruit door een dichte menigte inboorlingen in burnoes, opgehoopt
in de straten van El Djem. We kwamen uit op een groote, open ruimte,
waar ons een onverwacht schouwspel wachtte. Onder de stralen van een
schitterende zon vormden ruiters, in een halven kring gerangschikt
en gezeten op prachtig opgetuigde paarden, een wonderschoone haag. Ze
hielden banieren van gele en groene zijde in de hand, die klapperden in
den wind, terwijl de luide muziek zich te goed deed aan een uitvoering
van de Marseillaise in ongewone mineurtonen. De Resident moest den
kaïd beloven, op den terugweg langer te El Djem te vertoeven; dan
zouden de ruiters hem op een prachtige fantasia vergasten, met een
ontvoering van de bruid.

Nadat we den tol onzer bewondering hadden betaald aan het amphitheater,
een der grootste van de heele romeinsche wereld, trokken we door het
dorp, het stofkleurige, waar alleen cactussen schenen te groeien. De
heele bevolking liep uit, om de gasten te zien. Hier en daar keek een
jonge vrouw of een jong meisje even door een half openstaande deur
en liet een frisch, bruin gezichtje zien, zij eveneens nieuwsgierig,
om den Sidi el Oezir, den heer minister, te aanschouwen op gevaar af,
door haar man of haar vader te worden vermoord.

Weer rolden de automobielen te midden der wijde uitgestrektheden
van struikgewas, in weideland herschapen. Het landschap blijft
gelijk, tot Sfax toe. Maar in de buurt van die plaats vertoonen zich
olijvenboschjes, de beroemde boschjes, die niet enkel de glorie zijn
van de Sahel, maar ook de rijkdom van de vlakte van Sfax. En tuinen
volgen elkander op, tuinen, omsloten door muren of cactusheggen en
gevuld met vruchtboomen van allerlei soort, terwijl er moestuinen
zijn als bij de nadering van een groote stad. Men passeert een aantal
kleine zomerverblijven, waar de rijke lieden van Sfax in den zomer
wat schaduw komen zoeken en zeelucht komen inademen. Te midden van
dien weelderigen gordel van tuinen ligt Sfax, de grootste stad van
het Regentschap na Tunis. De levendigheid in de nabijheid zou al
voldoende zijn, om haar belangrijkheid in het licht te stellen. Als
alle versterkte steden van Tunis, heeft de plaats een gekanteelden
muur met torens en bastions, veel gelijkende op een middeleeuwsche
vesting. Het is avond als de auto's er aankomen en er door breede,
goed verlichte straten rijden. Wij laten den Resident weer aan het
Contrôlegebouw achter, waar hem de heer en mevrouw Theller wachten,
en waar wij ons bij hem zullen voegen voor het diner, nadat we ons
van onze bagage hebben ontdaan in het hotel.

Het is algemeen bekend, hoe Sfax zich in den laatsten tijd heeft
ontwikkeld en hoe die vooruitgang dagteekent van de exploitatie
der phosfaatlagen van Metlawi. Het laden van de phosfaten geeft een
voortdurende drukte in de haven. De opbrengst aan olijfolie is een
tweede element van welvaart geworden. Ook drijft Sfax handel in vijgen,
amandelen, sponzen, droge visch, versche vruchten, groenten, alfagras,
zoodat zij wel haar naam verdient van tweede stad van het Regentschap.

De nieuwe stad, die zich buiten de vestingwerken heeft ontwikkeld
langs de zee, heeft een prachtig aanzien gekregen door de manier,
waarop ze in grootschen stijl is gebouwd, iets eenigs in Tunis. De
straten en lanen zijn omzoomd met palmen; de openbare gebouwen en
de particuliere huizen met terrasvormige daken verheffen overal
hun schitterend witte gevels. Misschien is het jammer, dat men te
uitsluitend palmen heeft geplant met verwaarloozing van alle andere
boomen, want nu zal er zoo weinig schaduw te vinden zijn in die breede,
elkaar rechthoekig snijdende straten.

Een woeligheid als in een bijenkorf heerscht des morgens in de
soeks. Joden en Mohammedanen, de laatste met groene tulbanden, loopen
haastig en druk door de zonnige straatjes, waar moskeeën hun koepels
en minarets verheffen.

Aan de haven woonden we het inladen der phosfaten bij en daarna
geleidde men ons naar het stadhuis en den gemeentelijken schouwburg,
twee mooie gebouwen, die nog niet lang geleden werden opgetrokken. De
grootste weelde bij de inwendige versiering van het stadhuis bestaat
uit de prachtige romeinsche mozaïeken, in de buurt gevonden, waarmee
men de gelukkige gedachte heeft gehad, de wanden te bekleeden en een
paar zalen te bevloeren.

Na het ontbijt brachten we per auto een bezoek aan het
olijvenbosch. Allen die in Sfax komen, bewonderen dat bosch. De
geregelde aanplanting, die een zeer groote ruimte beslaat, zeventien
boomen ongeveer op de hectare, en het voortdurend onderhoud hebben
de cultuur tot den hoogsten graad van volmaking gebracht. De lieden
van Sfax hebben aldus opnieuw verwezenlijkt en dat wel na een plan,
door de regeering ontworpen en dat den vroegeren directeur van den
landbouw, den heer Paul Bourde, tot groote eer strekt, datgene,
wat ten tijde der Romeinen den rijkdom uitmaakte van dit gedeelte
van Tunis. Toen lagen hier veel steden en dorpen, waarvan men zich
de welvaart en den bloei op geen andere wijze kan verklaren dan door
de teelt van olijven en vruchtboomen.

Het district van Sfax is een der minst begunstigde uit het oogpunt
van de watervoorziening. Het regent er zelden en de grond is daarom
weinig geschikt voor den graanbouw. Maar daar hij licht en goed
doorlaatbaar is, zijn de olijfboomen ver uit elkander geplant, opdat
ze alle kunnen profiteeren van de vochtigheid van den ondergrond over
een groote uitgestrektheid.

Wij rijden door de groote vlakten, beplant met olijvenboschjes aan de
zee. Het lijken parken, zoo prachtig worden ze onderhouden, en ze laten
ver achter zich al wat men in dit genre in Europa kan zien. Gedurende
het eerste zestal jaren kweekt men in die aanplantingen afwisselend
rogge, gerst en boonen. Alles is reeds gezegd in de quaestie der
olijven te Sfax. Maar wat men niet genoeg bewonderen kan, noch dikwijls
genoeg herhalen, dat is, dat deze graad van volmaking verkregen is
door een volkomen inlandsche werkwijze en dat de moderne wetenschap
er niets heeft bij te voegen of op af te dingen. De menschen te Sfax
hebben dus een hoog denkbeeld gegeven van hun liefde tot den arbeid,
maar tevens een bewijs van hun speciale geschiktheid voor den landbouw.

Als men officiëel en per auto reist, is men eraan gehouden, alles
te zien en met groote snelheid. Na het bezien van de grootste
aanplantingen volgde een bescheidener cultuur, die echter toch zeer
origineel en interessant was, de sponscultuur.

Uit de automobiel stapten we in een groote boot, die in de haven
op den Resident-generaal wachtte, en onder het geleide van den
kapitein der haven bereikte ons gezelschap het ruime sop, want het
biologisch station lag nog 1500 meter van daar. Ten allen tijde
hebben de tunesische kusten sponzen voortgebracht, en Sfax is het
middelpunt van den handel. Eertijds hadden de Sicilianen bijna alleen
het monopolie van die vangst of inzameling; maar tegenwoordig wordt ze
ook beoefend door Arabieren en Franschen. Maar men heeft waargenomen,
dat de rijkdom van de sponsbanken aan het verminderen is en dat de
moeilijke inzameling al minder en minder winstgevend werd. Vandaar het
idee, om de diepten weer te bevolken en om, zoo mogelijk, kweekplaatsen
voor sponzen aan te leggen, zooals voor de oesters geschiedt. Daarom
heeft professor Dubois van de universiteit te Lyon er bij de regeering
van Tunis op aangedrongen, om in volle zee, even buiten de haven van
Sfax, een laboratorium in het leven te roepen voor de biologie der
zeedieren. Het wordt bestuurd door den heer Allemand Martin. Wij deden
het kleine op palen gebouwde stationnetje aan, waar alles erop wijst,
dat men met een plek van werk en waarneming te doen heeft. Het is
op de bestudeering van de levensvoorwaarden der sponzen ingericht en
op het nagaan van hun wijze van vermenigvuldiging. Die geschiedt op
twee verschillende manieren, door splitsing en door het uitzaaien van
larven. Na te hebben geconstateerd, dat er door deeling bevredigende
resultaten werden verkregen, sloegen wij weer den weg naar de haven
in, gelukkig, dat dit bezoek aan de sponzen ons tegelijkertijd een
aangenaam en te kort zeetochtje heeft verschaft op het heerlijke uur,
waarop het eenige schouwspel van den zonsondergang in een apotheose
van purper het oog verrukt.

Er was dien avond een groot diner bij den kaïd van Sfax, Si Sadok
Djeloeli. Zijn dienaren kwamen aan het civiele Contrôlegebouw den
Resident-generaal en zijn genoodigden afhalen. Ze droegen groote glazen
lantaarns, zooals in het geheele Oosten in gebruik zijn, en gingen voor
ons uit door de straatjes van de arabische wijk, onder een prachtige
sterrenlucht. De kaïd wachtte den minister op eenigen afstand van zijn
woning af en leidde den ambtenaar op statige manier naar zijn huis. Si
Sadok Djeloeli is een der bekendste persoonlijkheden van Sfax en een
der sympathiekste. Hij liet ons door een zaal gaan, waar muzikanten
veel rumoer maakten. Er wachtten danseressen op divans het einde van
den maaltijd af, om daarna een uitvoering van haar kunst te geven. Dat
beloofde ons een aantrekkelijken avond met veel locale kleur.

In de eetzaal was een tafel aangericht, geheel op
europeesche wijze. Vóór iederen gast stonden veel glazen en
een champagnebeker. Menu's beloofden ons in het Fransch echt
inlandsche gerechten. Tegenover den Resident-generaal nam de heer
des huizes plaats, gedrapeerd in zijn zwaren burnoes van witte
wol. Hij was een aristocratische grijsaardsverschijning, vol fijne
vriendelijkheid. Ongelukkig sprak hij geen Fransch.

Ik zou Brillat-Savarin in eigen persoon moeten zijn, om dit
arabisch menu naar eisch te beschrijven. Want de keuken van die
voorname arabische huizen is iets zeer geleerds en samengestelds. De
toebereiding van de spijzen duurt lang en vereischt de medewerking van
verscheiden familiën, om een maaltijd op tafel te brengen als dien van
den bedoelden avond. Na de tapiocasoep waren er gebakken eieren in
korst, kippen met groenten en een lamsgebraad met amandelen. Daarna
kwam een sappige en heerlijke koes-koes, gekruid op de manier, die
een arabisch gehemelte streelt, maar die voor het onze pernicieus
is. Een honigtaart met amandelen wekte een storm van bewondering
en ingenomenheid onder de gasten en was een groot succes, ofschoon
ze, geloof ik, de oorzaak was van een paar ongesteldheden, die het
noodzakelijk gevolg schijnen te zijn van een oostersch feest. Daarna
was het de beurt van de vruchten, van de zoetigheden en bonbons,
die wonderlijke vormen en namen hadden; en daar er aan alles in
deze wereld een einde komt, stond de kaïd, na nog een laatste glas
champagne te hebben geledigd, van tafel op en leidde ons naar den
salon, waar de koffie en likeuren werden gepresenteerd geheel naar
franschen trant. Dat was ook het preludium voor de dansen, waaraan de
mooie meisjes met de beschilderde gezichten zich nu gingen wijden,
gekleed in schitterende satijnen pantalons, geborduurde lijfjes
en veel gouden en zilveren versierselen. De tegenwoordigheid van
dames ontstemde haar een weinig en ze bromden een oogenblik, maar de
uitlokkende roepstem van het orkest deed de moedigste het sein geven,
en met den klassieken zijden doek in de hand, golfde ze heen en voerde
dien leelijken danse du ventre uit, die voor de meeste oosterlingen
het toppunt van kunst vertegenwoordigt. Na den dans van de derde
almee namen wij afscheid van den kaïd en bereikten onze respectieve
logeerplaatsen, onder het geleide van groote lantaarns.

18 Maart.--Vandaag glijden we naar Gabes. Het is een tocht van 135
kilometers over een mooien weg, die zijn kronkelingen legt door een
eenzaam landschap, alleen verlevendigd door een paar doears en hun
kudden schapen en kameelen. Alle lentebloemen leggen kleur op de
steppe en veel brem schittert ons tegen. Ongelukkig was deze etappe
bestemd, om niet zonder ongelukken af te loopen. Een zwarte reeks
pannes begon halfweg Gabes, wat den heer Alapetite noodzaakte, ons
achter te laten met den heer en mevrouw Siegfried. De waterbekkens,
die langs den weg waren te vinden en die wij tot nu toe slechts met
een half oog hadden aangekeken, werden van toen af voor ons van het
hoogste belang, want we gingen van het eene naar het ander en putten
er water uit, dat onze motor noodig had voor zijn onleschbaren dorst.

Behalve dat wij nu niet tegenwoordig konden zijn bij de receptie van
den Resident-generaal, moesten we ook afstand doen van het tweede
ontbijt. De zon brandde vreeselijk op den vollen middag, en deed ons
gevoelen, dat het klimaat van Zuid-Tunis gunstiger is voor de kruin van
de dadelpalmen dan voor die van arme automobilisten, die met pannes
sukkelen. Eindelijk tegen vier uur in den namiddag wenkten ons op
aanmoedigende manier de palmen der oase. Met horten en stooten bereiken
we het Contrôlegebouw, waar ons een versterkend collation wachtte,
bereid door de goede zorgen van mevrouw Livet. Het was maar een kort
oponthoud, want we willen genieten van de laatste teekenen van de
officiëele receptie, in de oase door den kaïd der streek georganiseerd.

Rijtuigen brachten er ons vlug heen. Maar pas waren we de wegen van de
oase opgereden, of daar deed zich het wonderschoone schouwspel van de
bloeiende vruchtboomen aan ons voor. Onder den koepel, door de hooge
dadelpalmen gevormd, en op het zachtgroene tapijt van korensoorten
op den grond, is het een ware jubel van bloeiende boomen; amandels,
abrikozen en perziken verheffen hun rose en witte kruinen naast
vijgeboomen, granaatboomen en bananen en werpen een licht schijnsel
onder het hoogere groen. De tegenstelling is groot voor reizigers,
die sedert het verlaten van de stad Tunis niet veel anders hebben
gezien dan grijze olijven en doornachtige cactussen, en ze is wel
geschikt om ons sterk te boeien.

De wijnstok slingert als een liane zijn forsche takken tot in den
top der hoogste dadelpalmen. Overal is stroomend water, met bekwame
hand geleid in duizenden kleine beekjes, en verrukt, bereiken wij den
waterval van Chenini, waar tegenover de kaïd van Gabes, Si Mohammed
ben Khalifa een groote arabische tent heeft laten oprichten. Als we een
uur te voren waren gekomen, zouden we tegenwoordig zijn geweest bij de
ontvangst van den Resident, we zouden zijn toespraak hebben gehoord,
en de kaïds en voorname inboorlingen hebben gezien in hun schitterende
gewaden. Thans is de tent ledig. Wij stappen er door over de mollige
tapijten van heldere kleuren, die op den grond zijn uitgespreid, en
nemen plaats met het gezicht naar de schuimende wateren van de cascade.

Enkele notabelen, die achtergebleven waren, om de laatkomers te
ontvangen, nemen vriendelijk de honneurs van het buffet waar, dat
op lage tafels is aangerecht, en nog goed is voorzien van bonbons
en inlandsch gebak. We gebruiken koffie en proeven van den lagmi of
palmwijn, die flauw en sterk gesuikerd smaakt. Maar wij willen liever
voortmaken, om onzen tocht te vervolgen en nog eenige oogenblikken te
genieten van den bekoorlijken aanblik der oase. Te midden van dezen
afrikaanschen plantengroei waartusschen alles te bewonderen valt,
wat onze lente zoo heerlijk maakt, spelen de stralen der ondergaande
zon. Van purper tot mauve zijn de luchten getint en eindelijk nemen
ze dat zachtrose schijnsel aan, dat even een vreemd licht over de
omgeving werpt en dan spoedig in het nachtelijk duister overgaat.



    II.--Te Medenine.--Bezoek van den
    Resident-generaal.--Fantasia.--De ksar.--Terugkeer naar
    Gabes.--Een beetje anthropologie.--Bezoek aan het heilige
    Kairoean.--Uitstapje naar Kef en Maktar.--Dolmens en
    romeinsche ruïnen.--Van Kef naar Doegga en naar Tunis per
    automobiel.--Afscheid van de doode steden van Tunis.


19 Maart.--Over het weglint, dat ter lengte van 80 kilometer
Gabes met Medenine verbindt, glijdt vlug de auto, ten spijt van
grimmige kameelen. Een oponthoud bij de kleine oase van Mahred
wordt noodzakelijk door den aanblik van een bevallige Rebekka,
die er langzaam haar kruik van antieken vorm vult. Het is een
allerbekoorlijkst tooneel onder de palmen, en het mooie meisje met
de gazellenoogen en de zware zilveren versierselen, is niet al te
onvriendelijk. Maar het verschijnen van een jongen man, broeder of
echtgenoot, noopt haar, snel te vluchten met haar kruik, en plotseling
is het bijbelsch vizioen verdwenen.

Wij reden over golvende plateaux over een uitstekenden weg. De
schoone Matmama-keten sluit den horizon af ten zuiden van een
blauwachtige lijn. Het is heerlijk weer en de lucht is vol geur van
lentebloemen. De weg gaat door de wadi Metamer. Naarmate we de ksar
naderden, werd de streek droger en droger. Aan den rand van een ware
steenwoestijn daagde op eens van achter een terreinplooi een wolk
van in burnoes gehulde ruiters. Ten getale van vijf- tot zeshonderd
waren ze gekomen van 200 kilometer in het rond, met hun kaïds, om
den Resident te begroeten. Woeste kreten en geweerschoten worden
gehoord. De steigerende paarden doen de steenen onder hun hoeven
opspringen. Het meest verbaast de plotselingheid van het opgevoerde
tooneel, dat door de gesteldheid van den bodem totaal voor onze oogen
verborgen was gebleven. De fantasia omgaf de automobielen, die hun
gang hebben vertraagd, en de ruiters, staande in de stijgbeugels,
klieven de ruimte, werpen hun geweren in de lucht en vangen ze in de
vlucht op, bijna rakelings aan de rijtuigen. Zoo komen wij te Medenine
in een atmosfeer vol van kruitdamp en stof, onder een brandende zon,
als verdronken in die zee van hijgende menschen en met schuim bespatte
paarden.

De officiëele receptie begon dadelijk. De kaïds in groot tenue
komen bij beurten den Resident hun welkomstgroet brengen en hem de
verzekering geven van hun gevoelens van trouw aan Frankrijk. Men
is hier op militair terrein. Medenine is de hoofdplaats van het
commando. De grens van Tripolis is niet ver af, en de stammen in de
buurt zijn nog al woelig.

Na het défilé der inlandsche hoofden en militaire autoriteiten begaf
zich de officiëele stoet voor het ontbijt naar de woning van commandant
Donau. En in dit verloren hoekje van het Zuiden van het Regentschap,
een echte tunesische Sahara, in dit trieste en verre afrikaansche
garnizoen, begroeten wij elkander met waar genoegen rondom een tafel,
waar fransche harten eenstemmig kloppen. De vroolijke en energieke
officieren maakten van den maaltijd een onvergetelijk uurtje. Het
zal een der beste herinneringen blijven van de vele, die we van dezen
tocht meenemen.

De clou van het maal was een mesjoeï. Gebraden door den op dit
stuk bekwaamsten ruiter, op een plank uitgestrekt, en gedragen
door twee mannen, houdt het schaap een triomfantelijken intocht,
in gouden glans en druipend van het vet. En om ons te houden aan
de plaatselijke gebruiken, nemen wij met de vingers stukken af van
het apetijtelijke vleesch. Na in het salon van den commandant de
koffie te hebben gebruikt, begaven we ons naar de club, waar een
massa boeken en tijdschriften voor de officieren hun ballingschap
dragelijk kunnen maken.

Het kamp is gelegen op een heuvel tegenover die andere hoogte,
waar de ksar op ligt, die het doel van ons uitstapje is. De ksar in
Zuid-Tunis is het type van een dorp van zeer bijzonderen aard. Het is
een opeenhooping van gebouwtjes, die eigenlijk op rijen geplaatste
gewelven zijn in verscheiden verdiepingen en wel een weinig aan
bijenkorven doen denken. Die vele meters lange gewelven zijn meestal
niet hooger dan anderhalven of twee meter. Aan den kant van het veld
is er geen enkele opening. De deuren gaan alle aan een binnenplaats
open, en daar er geen spoor is van een trap, om de hooger gelegen
verdiepingen te bereiken, staat men in den aanvang verbluft tegenover
die zonderlinge gebouwen. Maar dan bemerkt men, dat vooruitspringende
steenen langs den gevel de treden zijn van een trap, waarlijk al te
verheven en luchtig, en dat men er op moet klimmen, door zich met
handen en voeten te steunen.

De overwelfde verdiepingen zijn niet anders dan korenschuren,
waar de bewoners vroeger hun oogsten borgen van een geheel jaar
en van allerlei soort, en waar ze die in veiligheid brachten voor
roovers. Te Medenine zijn die voorraadschuren talrijk en hebben
soms vijf verdiepingen. De inboorlingen, die nog al eens moeten
kampeeren in de buurt om hun troepen, lieten de bewaking van het
dorp aan enkele gewapende personen over, die in geval van onraad de
oorlogstrommel roerden, om de bewoners op te roepen. Tegenwoordig, nu
er veiligheid heerscht in het Zuiden, hebben die voorzorgsmaatregelen
hun beteekenis verloren, en de overwelfde torens vallen in puin. De
oogsten worden thans bewaard in silo's in den grond, die van binnen
met stroo zijn bekleed. Elke stam heeft zijn silo's bij elkander in
zoogenaamde retba's, toevertrouwd aan inlandsche bewakers, die een
bepaald percent van het geënsileerde ontvangen.

De weg gaat niet verder dan Medenine, en dit garnizoen is het eindpunt
van onze reis per automobiel. Maar eer we afscheid nemen van de
officieren, moeten wij uit handen van den beminnelijken commandant
Donau in ontvangst nemen de ridderorde van den Cafard van Medenine,
een eereteeken, dat enkel wordt geschonken aan diegenen, die den grond
van den ksar hebben gedrukt, en dat onder geen enkele omstandigheid
aan iemand anders wordt vereerd.

De heer Chantre bleef te Medenine met zijn tolk Saïd ben el-Haoessine,
secretaris van het bureau van inlandsche zaken, die te zijner
beschikking is gesteld, om in deze streek tot Tatahoeïne en Doeïret
de anthropometrische studiën der Berberstammen voort te zetten en
van de Arabieren, die er zich gevestigd hebben en er als nomaden
leven. Dat zijn bij voorbeeld de stammen van de Werghama's, de
Oederna's en der troglodieten, die zuivere Berbers zijn gebleven,
als de Matmati's. Daarna gaat hij naar Tripolis.

Het was reeds volslagen nacht, toen wij bij het civiele Contrôlegebouw
van Gabes aankwamen, vermoeid, maar verrukt van den mooien dag. En
ondanks het schaap van den vroegen morgen deden we groote eer aan een
sappig maal van gazellenvleesch, door mevrouw Livet voor ons bereid.

20 Maart.--Er zijn in Zuid-Tunis drie groepen oasen. De groep van den
Djerid, die de lekkerste dadels oplevert, vooral die van Tozeur; dan
de groep van Nefzaoea, en die van Gabes. Deze palmentuin, die dadels
van middelmatige qualiteit geeft, omvat drie voorname dorpen, Menzel
op den rechteroever van de wadi, Djara en Chenini op den linkeroever,
zonder nog enkele kleine gehuchtjes mee te rekenen. De aanwezigheid
van water heeft ten allen tijde van deze streek een vruchtbaar en
bewoond land gemaakt. Uit voorhistorische tijden zijn er talrijke
overblijfselen te vinden uit het steentijdperk. De Romeinen hadden
er een bloeiende kolonie, en vóór dien tijd hadden de Phoeniciërs er
een van hun voornaamste handelsplaatsen gevestigd. Men heeft te Gabes
waterwerken aangetroffen, die tot de hoogste oudheid opklimmen. De
materialen van het antieke Tacape hebben gediend bij den bouw van
de beide tegenwoordige dorpen. Op het oogenblik van de aankomst der
Franschen werd Menzel, omdat het weerstand had geboden, gebombardeerd
en de markt werd naar Djara overgebracht.

Tegenwoordig wordt de waterhoeveelheid in de oase op zeer regelmatige
wijze verdeeld. Ongelukkig maakt de vochtigheid het verblijf er
ongezond. Zij veroorzaakt moeraskoorts, en dat zelfde bosch van
palmen, dat aan de plaats zulk een bekoorlijk aanzien geeft voor
den toevalligen toerist, is noodlottig voor diegenen, die er moeten
wonen en werken. De bevolking lijdt in haar geheel min of meer aan die
koortsen. Terwijl wij den loop der wadi volgen, die over een zandige
bedding stroomt, tusschen hooge oevers van zand en die helder, maar
ongelukkig geen drinkbaar water bevat, merken we op, met hoeveel zorg
de oase bebouwd is en hoe ze is verdeeld in kleine of groote perceelen
en doorsneden door een oneindig aantal paden. Bruggen van stammen
van palmen zijn overal geworpen over de wadi en haar zijtakken. Er
heerscht veel leven en beweging onder de palmen. Telkens ontmoet men
kleine ezels, beladen met manden met gras, kameelen, rossig van tint,
met hun minachtende bovenlip en allerlei voetgangers en schilderachtige
ruiters. Er loopen halfnaakte kinderen achter ons aan met bouquetjes
wilde bloemen, die ze ons aanbieden.

De tooneelen aan den oever van de wadi zijn juist dezelfde, als
die men aan de oevers van den Nijl aanschouwt. Vrouwen, inlandsche
en negerinnen, in lange, zwarte kleeren, die van voren open zijn,
komen water halen in haar kruiken of wel, hurkend aan het water,
wasschen ze haar linnen al babbelend en onder het gerinkel van de
zilveren armbanden. Die sterke aantrekking, die de oase uitoefent,
alsook de nabijheid van de Matmata's en van Medenine, verklaren hoe
het komt, dat er in dezen tijd van het jaar zooveel toeristen zijn
en ook het groote aantal automobielen, die zich op den weg bewegen
en dagelijks in de beide bescheiden hotels van Gabes meer bezoekers
aanbrengen dan er kunnen geborgen worden.

Des middags déjeûneerden wij aan het Contrôlegebouw en daarna
vertrokken de Resident-generaal en zijn medereizigers, om rechtstreeks
naar Tunis terug te keeren.

27 Maart.--Dank zij de anthropologie en door den welwillenden steun
van den kaïd Si Mohammed ben Khalifa kan ik reeds een paar dagen
in de mohammedaansche interieurs binnenkomen en van dichtbij het
huiselijk leven gadeslaan van de tunesische dorpelingen. Ik heb al
een reeks soedaneesche vrouwen gemeten, die in de alfawerkplaatsen
worden gebruikt. Ze komen voor het meerendeel uit Bornoe en
Baghirmi. Ze herinneren zich, dat ze als kinderen door karavanen
zijn weggevoerd naar Tripoli, waar ze denkelijk als slavinnen
zijn verkocht. Tegenwoordig stellen de sjeik van Menzel en die van
Djara hun vrouwenverblijven wagenwijd voor mij open, aldus een goed
voorbeeld gevend aan hun volk. Bij die bezoeken werd ik vergezeld
door de vriendelijke mevrouw Livet en door een jong joodsch meisje,
dat als tolk optrad.

In de dorpen en in de steden is het type van de woningen hetzelfde. Het
familieleven is geconcentreerd op het binnenplein, waar alle vertrekken
op uitkomen. Men verbaast zich over het groote aantal personen, die
kunnen leven in die terrasvormig opgestapelde cubussen, vooral als de
heer des huizes rijk is en verscheiden vrouwen heeft. De getrouwde
zoons en dochters blijven vaak bij hun ouders wonen. In dat geval
verplicht het gebruik de jonge vrouwen, zich nooit te vertoonen
aan haar schoonvader of haar schoonbroeders, ten minste gedurende de
eerste tijden van haar huwelijk, zoodat ze veroordeeld zijn, ook tehuis
steeds gesluierd te wezen en zich in haar meestal donkere kamers op
te sluiten. In een familie van dezen aard kan het gebeuren, dat de
laatste vrouw van den vader jonger is dan de echtgenoote van den zoon.

Bij elk van onze metingsbezoeken werden mevrouw Livet en ik op het
vriendelijkst ontvangen. De heer des huizes stelt ons zijn vrouwen
voor, voert ons daarna in zijn salon, en daar worden ons koffie,
champagne, koeken en melk gepresenteerd. Daar wij al die heerlijkheden
nauwelijks aanraakten, gebruikten de aanwezige mannen, bloedverwanten,
vrienden of buren, opgeroepen ter eere van ons bezoek, dat een echt
evenement was, zonder omslag wat er nog in onze kopjes en onze glazen
was overgebleven. Daarna werden wij aan de vrouwen overgelaten. In
welgestelde familiën hebben ze ieder een vrij goede kamer met een
getralied venster. De meubileering, die in hoofdzaak bestaat uit
een groot bed, tapijten en koffers, is overal bijna gelijk, omdat
de Koran voorschrijft, dat alle vrouwen een gelijk aandeel hebben
in den rijkdom van den man en in zijn gunstbewijzen. De dochters en
schoondochters van het huis zijn veel minder goed gelogeerd. Ze wonen
vaak in kleine kamertjes, zonder licht en zonder lucht.

Daar ze van mijn komst verwittigd waren, hadden zich de vrouwen
getooid met haar rijkste kleeding en al haar sieraden. De moeder of
de grootmoeder, als die nog in leven is, van den heer des huizes,
ontvingen ons met een gemakkelijkheid en wellevendheid, waarvan
men niet zou vermoeden, dat die vreesachtige en beschroomde jonge
vrouwen er ooit toe in staat zouden zijn, en die ontwikkeld worden
door den diepen eerbied voor de ouders en voor den ouderdom in het
algemeen. Na de gebruikelijke begroetingen begeleidden ze ons, daar
ze het doel van ons bezoek kenden en zich niet jong genoeg vonden,
om zich te leenen tot grapjes als het meten en photografeeren, naar
de verschillende vertrekken der jongere vrouwen. In die donkere
hokjes, waar het oog eerst niets kon onderscheiden, en waarvan de
toegang is afgesloten door een tapijt als portière, is het aardig,
eindelijk te onderscheiden een vrouwelijke figuur, op haar hurken
gezeten, een jonge, elegante vrouw, in het halve licht schitterend
door haar juweelen als een afgodsbeeld, maar een beeld, vol leven
en bekoorlijk door een innemenden glimlach. Die jonge vrouwen van
vijftien tot twintig jaar en die, als ze zeer zorgvuldig verborgen
worden gehouden, altijd heel jong zijn, hebben niet zelden een kindje
in de armen. De kennis is snel gemaakt.

Wij bewonderen de zware edelgesteenten, die ze op de borst dragen en
die soms de draperieën van de kleeding tegen de amberkleurige huid
vasthouden. De kleeding van de Tunesische van het land is donker
van kleur en herinnert sterk aan die van de Bedoeïenen en in het
algemeen der arabische nomadenvrouwen. De rijken dragen een mutsje
van muntstukken, een erfstuk vaak van het voorgeslacht en waarover
een sluier hangt van geborduurd katoen van heldere kleur, dien ze
zeer behendig over het gezicht weten te trekken bij het minste onraad.

De vrouwen vertoonen een vast type. Ze zijn van gemiddelde lengte,
goed gebouwd en sterk getatoeëerd. Het voorhoofd, de kin, de wangen,
de punt van den neus zijn versierd met stipjes en blauwe sterren. Haar
handen, ook getatoeëerd en roodgekleurd met henné, zijn mooi. Veel
zilveren ringen, als armbanden zoo groot, hangen in haar ooren. Om
te beletten, dat het oor uitscheurt, bevestigen ze de versiering
in haar vlechten. Het haar, van een glanzig zwart, is dik en kort,
zooals het gebruik voorschrijft, verdeeld in een oneindig aantal
kleine vlechtjes. Men mag gerust beweren, dat aldus getooid, die jonge
tunesische vrouwen opmerkelijk zijn door haar elegantie, die in het
geheel niet door dikte wordt benadeeld als bij de joodsche vrouwen.

Wij hebben Gabes en het Hotel de l'Oasis ver achter ons gelaten
en we hebben er gebibberd, zoo koud waren de nachten nog in dit
jaargetijde, ofschoon overal palmen hun kruinen opsteken, als getuigen
van een klimaat als van de Sahara. En langs denzelfden weg, over Sfax
en Soesa, zijn we nu te Kairoean, de heilige plaats, aangekomen;
Kairoean, een der poorten van het paradijs, eenzaam te midden van
de steppe gelegen. Het is wel een versterkte plaats van den Islam,
die men onder de oogen heeft, met de dubbele muren met kanteelen, de
moskeeën, de zaoeia's en kobba's, de laatste graven van priesters of
heiligen. Zooals bekend is, was de universiteit van Kairoean vroeger
beroemd. De stad der waterleidingen, der pelgrimstochten, doet zich
in schitterende witheid voor in een land zonder water en zonder groen,
waar men kerkhoven vindt in plaats van bebouwde velden.

De Christenen schijnen er niet veel plaats in te nemen, en het kost
moeite te gelooven, dat er werkelijk voor toevallige passanten een
hotel is, zelfs een Splendid Hotel, in de stad van Sidi Okba. Wij
namen een gids, om ons rond te leiden door den doolhof van de heilige
stad. Kairoean is de eenige stad van Tunis, waar de toegang van de
heilige gebouwen aan de Christenen veroorloofd wordt met een machtiging
van den civielen controleur.

Onder zooveel minarets en koepelkerken moeten we een keus doen. We
gaan eerst naar de Groote Moskee. Er zijn niet minder dan zeventien
dubbele, evenwijdige beuken en vierhonderd zuilen, die afkomstig zijn
van antieke gebouwen uit Soesa, Monastir en andere plaatsen. Na dat
alles te hebben bewonderd op rechtmatige wijze, gaan we naar de zaoeia
van Aboe Zema of Sidi Caheb. We beklimmen de hooge minaret langs een
eindelooze trap, die door den sierlijken vierkanten toren loopt. Op den
top aangekomen, konden wij over Kairoean den blik laten weiden en waar
hij zich heen wendde, overal was de aanblik dezelfde. Buiten de stad,
in de stad, het waren niets anders dan tempels, graven, kloosters,
moskeeën. We richtten toen onze schreden naar een zonderlinge moskee,
met een aantal koepels, maar waarvan het inwendige niet belangrijk was.

Onze jonge gids leidde ons handig rond. Hij sprak uitstekend
Fransch. Maar hij heeft stellig een idée fixe, want hij sleept ons mee
door doodsche en onbeduidende straatjes en bekent ten laatste, dat hij
ons zijn jonge vrouw wou laten zien. Deze, zonder twijfel gewend aan
dat soort van bezoeken, zat op een laag bankje en weefde een tapijt
van allerleelijkste kleur. Ze was groot, lenig, zeer goed gekleed in
wijde broek; mooi ondanks de tatoeëeringen en de boven de oogen door
een dikke zwarte lijn verbonden wenkbrauwen. Haar mooie handen, met
henné gekleurd, droegen groote ringen, en zilveren armbanden omsloten
de fijne polsen. In het kort, ze scheen daar precies neergezet, om
aan de reizigers te laten zien, dat niettegenstaande haar schijnbare
afwezigheid de schoone sekse toch wel te Kairoean bestaat en er goed
vertegenwoordigd is. Wij zouden zelfs dit landvrouwtje te deftig
vinden, als haar echtgenoot ons niet den sleutel had gegeven van
het geheim. Ze waren beiden op de wereldtentoonstelling geweest te
Parijs in 1900, en dus waren we in de tegenwoordigheid van een der
meest geëmancipeerde huishoudingen van geheel Tunesië.

In haast sloegen we weer den weg naar de soeks in, langs de hooge
gekanteelde muren. Maar de straten werden leeger; de winkeltjes
zijn gesloten en van grendels voorzien, en de kooplui zijn naar hun
woningen gegaan in ver verwijderde wijken. Een groote troosteloosheid
breidt zich over de stad uit, die nog slechts eenige oogenblikken
geleden zoo druk was en nu in het roode licht der ondergaande zon als
uitgestorven scheen. Die indruk werd nog versterkt door den aanblik
van kameelkaravanen, stappend met groote, trage schreden, en die ons
voorbijschoven als schimmen in de schemering door de zware poorten
der stad. Het werd koeler, en wij moesten terugkeeren. Spoedig zal het
uur der jakhalzen gekomen zijn, dat ook het uur is van de Aïssaoea's,
die ons in de zaoeia van Sidi ben Aïssa, hun patroon, het schouwspel
zouden laten genieten van den waanzin der dwepers.

Het deed goed, het daglicht en de zon terug te zien na de afschuwelijke
tooneelen van dien avond. Buiten was den volgenden dag alles weer
leven en beweging. De burnoes verdringen elkander in de straten,
en de aanblik van Kairoean als mohammedaansche stad is eenig in zijn
soort. Nomaden, meest Zla's, bewogen zich door de soeks in grooten
getale. Die gearabiseerde Berbers met hun fiere houding hebben
hun kampen in de vlakte in de nabijheid. Wat de markt aangaat, die
moet even goed voorzien zijn als die van Tunis. Ze is beroemd om de
geborduurde leerwerken, het gedreven koper en de tapijten. Die laatste
industrie, oudtijds algemeen bekend, is ongelukkig achteruitgegaan,
sedert men, om de goedkoopheid, voor het verven der wol stoffen is gaan
gebruiken, met aniline bereid. Er zijn in den laatsten tijd pogingen
in het werk gesteld, door het secretariaat-generaal van de regeering,
om de fabricatie van die tapijten aan te moedigen, die gemaakt zijn
van wol, geverfd met plantaardige kleuren en met cochenille. Het is
te wenschen, dat die pogingen van de ververs deze weelde-industrie
te Kairoean zullen doen herleven, al wordt er geen goedkoope waar
door geleverd. De tapijten uit Klein-Azië doorleven een dergelijke
crisis. Alleen Perzië handhaaft zijn traditie, vooral door de strenge
voorschriften, die de anilineverfstoffen verbieden. Na den geheelen
morgen door de stad te hebben gedwaald tusschen de versterkte muren, na
zonder verveling de mooie poorten te hebben bewonderd, wier sierlijke
bogen een der edelste kenmerken zijn van de arabische bouwkunst,
namen wij den trein naar Tunis, waar we op tijd terug wilden zijn,
om de feesten van Karthago bij te wonen.

24 April.--Daar zijn we opnieuw op weg naar Kef en Maktar, waar de
heer Chantre, uit Tripolitanië terug, de nomadische stammen gaat
bestudeeren, als de Drids, de Oeled Ayar, de Oeled Aoen, die hier
vrij talrijk zijn. Wij stapten vroeg in den trein, er ons gelaten in
schikkend, dat we negen uren zouden noodig hebben, om 200 kilometer af
te leggen. We zijn hier in een land, dat zeer veel verschilt van het
oostelijke en veel groener en vriendelijker is dan de Sahel. Rechts
en links is de horizon omgeven door heuvels met mooie lijnen, en
zoo ver het oog reikt, aanschouwen we weiden, waar talrijke kudden
grazen. Men zou botanist moeten wezen, om de flora te beschrijven,
die in dit seizoen overal ontluikt en het oog bekoort. Onze trein
glijdt over een tapijt van bloemen voort, over groote gele margrieten,
papavers, gele tulpen, roode klavers, brem, en uit het portier geleund,
zien we de eenzame plateaux voorbijschuiven, waarvan de armoede nu
zich verbergt onder het vachtje van groen en bloemen. Links verheft
de Zaghoean zijn imposante massa. De lange reeksen van waterleidingen,
die nu en dan zich vertoonen, welsprekende getuigen van de wonderlijke
beschaving der Romeinen, voerden eertijds de wateren van deze bergen
naar Karthago.

Voorbij Gaffoer verschijnen goede korenvelden, waartusschen doears
liggen, die door de veldarbeiders uit de streek worden bewoond. Na een
lange opeenvolging van weiden en plateaux komen we aan de Kef, als een
arendsnest aan de rots gehecht. Aan den contrôlepost werden we zeer
vriendelijk ontvangen door den heer en mevrouw Prat. Uit de verte bood
het antieke Sicca Venerea een woest en schilderachtig gezicht. Van
dichtbij leek het somber door het diepe verval. De huizen smolten
samen met de rotsen van dezelfde grijze kleur. Van het schitterend
verleden der heilige stad, van haar beroemden tempel, gewijd aan de
karthaagsche Venus is, helaas, niets dan de herinnering overgebleven.

De tegenwoordige inlandsche stad munt noch door zindelijkheid uit,
noch door den goeden staat der woningen, die integendeel bijna in
puin vallen. Door hellende straten en steeds trappen volgend, komt
men boven op de rots, die de Kasba draagt. Moskeeën en een zaoeia
verbreken op gelukkige manier de grijze eentonigheid van het geheel,
waar de muzelmansche zorgeloosheid uit blijkt. Daarentegen rust
het oog met genoegen op de nieuwe europeesche wijk, die zich flink
ontwikkelt. Ze ligt aan den voet der rots aan een mooien cornicheweg,
en de huizen met roode daken bewijzen, dat men hier op de hoogte
tusschen 700 en 800 meter een langen en strengen winter moet verduren.

Stukken van zuilen en beelden, waterréservoirs, een mooie bron, die
al sedert de verre oudheid opgevangen werd en die waarschijnlijk de
oorzaak was van de keus dezer plek, om er een stad te bouwen; de ruïnen
van een amphitheater en van een schouwburg; resten van een vesting
zijn nog overblijfselen van de punische en romeinsche beschaving. Uit
den byzantijnschen tijd bezit de Kef de ruïnen van de basiliek van
den H. Petrus, gebouwd van de materialen van een romeinschen tempel,
en waarvan zijbeuken nu nog als kerk worden gebruikt; een andere
christelijke basiliek, waarvan de Mohammedanen hun groote moskee
hebben gemaakt, en eindelijk is er nog een minder belangrijke kerk
buiten de stad, op korten afstand, in noordelijke richting.

Men kan de strategische beteekenis van het oude Sicca Venerea, door
Augustus tot een bloeiende kolonie gemaakt, inzien, als men op de
prachtige vestingwallen rondom zich van den Cornicheweg een horizon
omvat van vlakten en bergen, zich voortzettend tot Algerië. Terwijl
wij onder het wandelen het prachtige panorama bewonderen, dat droevig
stemt niettemin, hoorden wij muziek en zagen een groep inboorlingen
in de buurt geschaard staan. Aan den voet van een vervallen trap,
waarop in volle waardigheid de maraboet stond van de kef, Si
Kaddoer el-Mizoeni, het hoofd van de broederschap der Quadria's,
zoo verspreid in de muzelmansche wereld, gaven pelgrims, die gekomen
waren, om hem te zien, een fantasia, waar zijn kleinzoons aan deel
namen. Wij woonden, zonder het te willen, een familiefeest bij,
vol onverwachte verrassingen en kleur, en wel verre van als vreemden
te worden behandeld of als indringers, werden wij door Si Kaddoer,
de held van het feest, uitgenoodigd, naast hem plaats te nemen. Hij
was een prachtige grijsaard met trotsche houding, gedrapeerd in
zijn burnoes als een antiek beeld. Er werden  ons stoelen gebracht,
die ongelukkig even wankel waren als de trap; onder het gebruik
van een goed kop koffie woonden wij de oefeningen bij met paarden,
begeleid door een eentonige, oorverdoovende muziek. Te midden van
de opeenhooping van stof en bouwvallen, tegenover den wijden horizon
van bergen en vlakten, die zich voor ons ontrolde in de schitterende
zon, was de aanblik van die onwetende menigte, godsdienstig tot het
dweepzieke toe en hulde bewijzend aan een ouden maraboet, die zich
sterk bewust was van zijn prestige, een tooneel vol belangrijkheid
voor den toeschouwer en gestempeld met het kenmerk der echte poëzie.

25 April.--Si Ahmet Sakkat, de kaïd van Kef, heeft de goedheid
gehad, zijn beste rijtuig te onzer beschikking te stellen evenals
zijn paarden, om van Sers naar Vaktar te gaan. Te Sers ontbijten
wij in den bordj van de remonte, waar we mooie hengsten bewonderen,
waaronder een van het zuiverste bloed. Van daar gingen we, terwijl
de paarden uitrustten, door een moerassige vlakte tot een doear van
Drid. Die half-nomaden, die er ellendig uitzien, houden zich in deze
streek vooral met paardenteelt bezig. De vrouwen, aan het wasschen
van linnen in een plas, werden verschrikt bij mijn aankomst. Ik
photografeerde ze en ging niet heen, zonder zeer vriendschappelijke
groeten met haar te hebben gewisseld.

Tusschen Sers en Maktar liggen 35 kilometer. Vaarwel goede wegen! In
afwachting van den tijd, dat deze goed zal worden, hotst men over
hoogten en laagten en door modderplassen, wat zeer vermoeiend is. Van
tijd tot tijd stappen we uit, om de paarden op adem te laten komen. De
atmosfeer was uiterst helder en de velden staan weer vol bloemen. Wij
plukten een handvol gele tulpen en wandelden te voet naar een groep
dolmens, die al uit de verte waren aangewezen en lang bekend zijn,
maar binnenkort zal er niets meer van zijn overgebleven ten gevolge
van de stelselmatige verwoesting, die de mensch erop uitoefent en
door de invloeden van het weêr.

Om vijf uur kwamen wij te Maktar ter hoogte van 950 meter. We
begaven ons naar het contrôlegebouw, dat gebouwd is op de manier van
een versterkte bordj. De heer en mevrouw Barué ontvingen ons zeer
vriendelijk. Ze brachten ons naar een kamer, waar een helder vuurtje
brandde, en we traden met genoegen nader, want op deze hoogte wordt
het koud, als de avond is gevallen.

De tuinen van Maktar, rijk aan vruchtboomen en de romeinsche ruïnen,
die dadelijk bij aankomst de aandacht trekken, getuigen van een
vruchtbaar en voorheen bloeiend land. Als dorp beteekent de plaats
tegenwoordig niets. Maar aan de ligging tusschen het grondgebied
van de Oeled Aoen, dat van de Oeled Ayar en dat van Kesra, dus van
de drie bevolkingsgroepen, waarover de controleur is aangesteld,
heeft Maktar het te danken, dat het als hoofdplaats is gekozen. De
markt brengt er eens in de week een groot aantal inboorlingen te zamen.

Een wandeling in de schemering door de velden laat ons een land zien,
vol belangwekkende dingen. Wij passeeren een triomfboog van Trajanus;
mausoleeën en de dolmens, die resten zijn van een barbaarschen tijd
en in welker nabijheid de romeinsche bouwwerken verrezen. Ruïnen
van antieke woningen waren overal te zien. In de avondlucht,
die volkomen helder was, tooiden zich de bergen met gouden licht,
en Maktar scheen juist op de plaats te liggen, die geschikt was,
om in die uitgestrekte velden te midden van het bergachtige land,
in het goede seizoen de menschen uit de vlakte, waar warmte en koorts
heerschen, aan te trekken.

26 April.--Marktdag. Het groote open plein, waar zich de kudden
vereenigen en waar kooplieden en koopers samenkomen, is overdekt
met een dichte menigte in burnoes, een luidruchtige en bewegelijke
massa. Men meent twisten bij te wonen in plaats van een vreedzamen
koop. Men hoort tusschen de woorden en de vele medeklinkers het
geblaat der lammeren en geiten, het geknor der kameelen, terwijl de
lucht niet is om in te ademen door het vele stof, door al die bloote
voeten opgejaagd. Aan het contrôlegebouw heeft de heer Chantre het druk
met meten en photografeeren van een aantal Oeled Aoen en Oeled Ayar,
die op de markt inkoopen waren komen doen en die niet verwachtten,
de formaliteiten te moeten doorstaan van een anthropometrischen dienst.

26 April.--Er was dien dag op den Kef een groote fantasia ter eere
van den Resident-generaal en mevrouw Alapetite, die per auto waren
aangekomen, vergezeld door kapitein en mevrouw Roux. Na het bezoek
aan de stad, de scholen, de hospitalen en de Kasba zijn ze gaan
zitten op het terras van het huis, om de dansen van rijk opgetuigde
paarden bij te wonen, bereden door sierlijke ruiters, gedrapeerd
naar arabische mode. De toeschouwers in burnoes vormden een haag,
om zoodoende ook aan het feest deel te nemen. De zadeldekken van
blauwe en roode en gele zijde schitterden in de zon. De gratie van
de ruiters is onbeschrijfelijk. De burnoes wordt op den rit om het
middel aangehaald en is opgeslagen, zoodat kleederen van prachtige
tinten te zien komen. Wat zijn het kunstenaars en wat zijn ze zeker
van hun effect! Alles is bestudeerd. Tot zelfs die manier, om zich
het benedengedeelte van het gezicht te omhullen, draagt bij tot hun
impassibele houding en hun trots van sarraceensche ruiters. Terwijl de
fluiten en de derboeka's lawaai maken, spelen de paarden, die door de
ridders om zoo te zeggen in de hooge school worden vertoond, met de
grappenmakers, die aan hun voeten in het zand rollen. Van tijd tot
tijd ruikt de lucht naar kruitdamp door de fantasia's in galop met
geweerschoten, die voorbijvliegen, een onmisbaar tijdverdrijf bij
zulke feestelijkheden. Eindelijk roepen de zangers en muzikanten om
strijd de zegeningen des hemels in over Sidi el Oezir en zijn gezin,
en het schouwspel wordt gevolgd door de officiëele recepties.

27 April.--Vertrek per automobiel naar Doegga. De Resident-generaal en
mevrouw Alapetite waren zoo vriendelijk, ons mee te nemen terug naar
Tunis. Het was schitterend mooi weêr. We gleden door de morgenlucht
in de koelte en legden snel den afstand af, die de Kef van Doegga
scheidt. Men moest het rijtuig in de schaduw laten staan van een
olijvenboschje, en wij gingen de ruïnen zien, die men bereikt langs
een steil pad in gezelschap van den controleur van Teboersoek,
die den Resident-generaal te gemoet was gereisd. Muilezels droegen
het ontbijt en andere dieren werden in gereedheid gehouden voor de
minst moedigen. Maar het was zulk mooi weêr, dat ieder vol moed was
en liever wilde wandelen.

Doegga, het oude Thugga, is beroemd als een der romeinsche steden,
die het meest intact zijn gebleven in Tunesië. De moderne plaats
ligt aan den voet der ruïnen, die veel belangrijker zijn dan men in
het verlaten land zou verwachten. Het is een chaos van woningen,
tempels, zuilen, door methodische opgravingen tegenwoordig aan
het licht gebracht. Boven alles het Kapitool, die best bewaarde
korinthische tempel in Tunis met zijn sierlijken voorgevel en de
ranke, gegroefde zuilen. De verhoudingen van dit gebouw zijn zoo
harmonieus, dat men den blik er niet kan afhouden. De lichte kleur
van het marmer en het rijke beeldhouwwerk verhoogen de schoonheid. In
de brandende middagzon liepen wij door de bouwvallen, die we later
nauwkeurig zullen opnemen, en gaan nu naar een schaduwplekje zoeken,
om te ontbijten. Door de goede zorgen van den controleur, den heer
Giltaire, en van de bewoners van het dorp, waren tafels en stoelen
spoedig klaar gezet in een eeuwenoud olijvenbosch. De frissche lucht
en het loopen hadden ons eetlust gegeven, en we deden vroolijk eer
aan het déjeûner, waarbij de gebraden snippen een verbazend succes
hadden, evenals een zekere wijn van Saint-Joseph van Tibar, waarmee
dit landelijk festijn werd opgeluisterd.

Na een heerlijk moorsch kop koffie te hebben gebruikt, gevoelden we ons
in staat, om in de volle zon den chaos van ruïnen te bestijgen, die
zich aan ons voordeed. Van den tempel van het Kapitool, die aan zijn
geboortestad werd aangeboden door een burger van Doegga, Marcius Simp,
ex Regillianus, gingen we naar den tempel van Saturnus, dan naar dien
van Coelestis, ook geschonken door edelmoedige burgers, die begeerig
waren, hun stad een geschenk ter verfraaiing aan te bieden. Het is een
opmerkelijk feit, dat die wedstrijd in mildheid en edelmoedigheid de
notabelen van die oude afrikaansche steden dreef, om maar altijd hun
eigen stad wel te doen en haar mooier te maken, door op hun kosten
naar de mate van hun vermogen nu eens een tempel, dan een schouwburg
of een hippodroom te laten bouwen. Bescheidener beurzen richtten
een fontein op of wel een triomfboog. Dat particulier initiatief
van de Romeinen wordt tegenwoordig nagevolgd door de Amerikanen,
de dollarveroveraars. Maar het is, helaas, zeldzaam in onze oude
westelijke wereld, waar zooveel steden er behoefte aan zouden hebben,
met wat ostentatie te worden bemind door sommige hunner kinderen.

Een der andere het best bewaarde bouwwerken van Doegga is het
theater. Het onderscheidt zich door elegante proporties en door de
sierlijkheid van de omgeving en men is van bewondering vervuld, als
men het gebouw binnentreedt. De vijf-en-twintig rijen trappen van
den halven cirkel zijn bijna alle onbeschadigd. Het rijk versierde
tooneel, het met mozaïeken bevloerde orkest zouden gemakkelijk in
hun oorspronkelijke gedaante te herstellen zijn, en de schouwspelen,
die er zouden kunnen worden gegeven, zouden een machtige aantrekking
uitoefenen tegenover het verrukkelijke panorama van het dal der
wadi Khalled, dat in de verte wordt afgesloten door een lijn van
blauwe bergen.

Een dergelijke overvloed van monumenten en hun weelde toonen, hoe rijk
en welvarend de bevolking van dat romeinsche Afrika was, en als men
bedenkt, dat al die rijkdommen door den landbouw waren voortgebracht,
kan men zich er een denkbeeld van maken, hoeveel zorg er besteed
werd aan die thans onbebouwde of verwaarloosde gronden. Maar over
dat onderwerp zou men nooit uitgepraat raken. Het Tunesië van den
tegenwoordigen tijd moet zich voor den geest roepen het Tunesië
uit den romeinschen tijd, om het zooveel mogelijk na te volgen,
zonder te mogen hopen, nog in langen tijd te herstellen wat eeuwen
van stelselmatig werken hadden kunnen bereiken.

Gelukkig is er bij de nomaden de neiging op te merken, om zich
blijvend hier of daar te vestigen, en zij zijn met hun kudden en
hun zwervend leven de grootste vijanden van den landbouw. Een
andere interessante evolutie valt er te waardeeren, namelijk
onder de overige inboorlingen. Ze planten boomen op veel punten,
om zich den particulieren eigendom te verzekeren van den grond,
waarop ze wonen. Ondanks al, wat er nog te doen overblijft, heeft
Frankrijk reeds een heldenstuk verricht in dit land, en men mag
dat wel erkennen. De spoorlijnen, die de vroeger ver van elkander
verwijderde punten onderling verbinden, en die plaatsen toegankelijk
maken, die bezwaarlijk te bereiken waren, zijn een van de weldaden;
dan het wegennet, dat het Regentschap doorsnijdt met wegen, die in alle
opzichten de vergelijking kunnen doorstaan met die in Frankrijk, en
de fransche wegen behooren tot de beste van de wereld. Verder hebben
de kolonisten er ijverig gewerkt en hebben er groote onontgonnen
terreinen overdekt met graanvelden, wijngaarden en olijfbosschen,
zoodat ze aan het mohammedaansche Tunis zoo niet den rijkdom uit
den romeinschen tijd, dan toch een gezond leven hebben geschonken,
een opbloei van zuiver europeesch krachtbetoon.

Na een laatsten blik te hebben geslagen op den chaos van ruïnen
van Doegga en op zijn sierlijk Kapitool, gaan we weer terug naar
de vlakte en de zee, en passeeren dorpen, die nog versierd zijn met
guirlanden van bladeren en bloemen, door de bewoners aan hun huizen
en op de straat aangebracht ter eere van het bezoek, dat hun de
Resident-generaal twee dagen geleden bracht. Daar is Aïn-Toega. Het
verrijst dichtbij de overblijfselen van een belangrijke stad, die
een gemeente werd bij het begin van de derde eeuw. Een byzantijnsch
fort neemt het midden van die ruïnen in. Basreliëfs en opdrachten aan
Saturnus, gevonden op de plaats van deze stad, geven er blijk van, dat
er een heiligdom was, aan dien god gewijd. Wij begroeten de Medjerda,
die overvloedig water heeft, de eenige groote rivier van Tunis. We
betreden nu een der best bebouwde gedeelten van het Regentschap.

In den nacht vliegt de auto over de wegen, monster, dat geen afstanden
kent.

Daarginds slaapt het antieke Karthago onder de sterren, en over de
ruïnen zweeft de herinnering aan den wreeden Moloch en aan Tanit, de
groote godin. Men zou nog lang willen blijven in deze zuivere lucht
op den eenzamen weg, om te droomen over het wonderlijke verleden,
dat in dit hoekje van Afrika werd afgespeeld, maar daar zijn we al
in Tunis. De stad schittert ons tegen met haar electrisch licht. De
stoomfluiten grommen in de haven. Vaarwel doode steden, waarvan het
archaïsch voorkomen nog leeft voor de oogen van den toerist. In
een reuzensprong van den geest hervinden we ons, niet zonder een
melancholiek gevoel op den drempel van onze eeuw van verlichting
en drukte.





*** End of this LibraryBlog Digital Book "Onderweg in Tunis - De Aarde en haar Volken, 1909" ***

Copyright 2023 LibraryBlog. All rights reserved.



Home