Home
  By Author [ A  B  C  D  E  F  G  H  I  J  K  L  M  N  O  P  Q  R  S  T  U  V  W  X  Y  Z |  Other Symbols ]
  By Title [ A  B  C  D  E  F  G  H  I  J  K  L  M  N  O  P  Q  R  S  T  U  V  W  X  Y  Z |  Other Symbols ]
  By Language
all Classics books content using ISYS

Download this book: [ ASCII | HTML | PDF ]

Look for this book on Amazon


We have new books nearly every day.
If you would like a news letter once a week or once a month
fill out this form and we will give you a summary of the books for that week or month by email.

Title: Dagboek van mijne reis door het binnenland van Honduras naar Guatemala - De Aarde en haar Volken, 1918
Author: Drielst, J. van
Language: Dutch
As this book started as an ASCII text book there are no pictures available.


*** Start of this LibraryBlog Digital Book "Dagboek van mijne reis door het binnenland van Honduras naar Guatemala - De Aarde en haar Volken, 1918" ***


           DE AARDE EN HAAR VOLKEN, GEÏLLUSTREERD MAANDBLAD.


DAGBOEK VAN MIJNE REIS DOOR HET BINNENLAND VAN HONDURAS NAAR GUATEMALA.

                          Door J. van Drielst.



April 6. Ter inleiding diene, dat ik besloten had mijnen vriend en
landsman Carlos Cosman, welke voor eenige dagen uit La Florida, waar
hij een tienda houdt, bij ons gekomen was, om zijne driemaandelijksche
inkoopen te doen in San Pedro Sula, op zijne terugtocht te begeleiden,
met het plan tevens een kort bezoek aan de hoofdstad van Guatemala
te brengen.

La Florida ligt dicht bij de grenzen van Honduras en Guatemala, zoodat
men in twee dagen van hieruit per muildier dwars door de bergen,
La Montana del Merendon, naar Quirigua komen kan, vanwaar de trein
u in 9 uur tijd naar de hoofdstad voert.

Om 2 uur 's middags vertrokken wij op onze mulas, vergezeld van
Leonardo, den mozo van Cosman, welke o.a. mijn leeren koffer
welke mijne bagage bevatte, met zich voerde. Het is zeer warm,
doch.... hieraan moet ik maar wennen, vooral met het oog op de komende
dagen, wanneer wij soms den geheelen dag in den zadel doorbrengen.

De weg voert langs de spoorlijn tot Chamelecon, hier wordt rechts
afgebogen om tot het doel van onze bestemming van dien dag te komen,
nl. Cofradia, op 8 leguas van San Pedro Sula verwijderd. (Eene legua
is ongeveer 1,8 kilometer). Tot Chamelecon is de weg vrij goed en
vlak, doch dan begint deze te stijgen en passeert men eenige vrij
steile cuestas (steile heuvels). Van eenen weg, in de hollandsche
beteekenis van het woord, kan men eigenlijk in het binnenland moeilijk
spreken. Er is slechts een smal pad, wat door het vele gebruik der
mulas ontstaan is.

De rivier Chamelecon vloeit diep beneden ons, wat een prachtigen
aanblik oplevert met de aan weerszijden liggende bananen-fincas
(plantages), waarvan de dicht opeengroeiende en in regelmaat geplante
struiken met hunne wuivende breede bladeren aan een dicht woud doen
denken. Ik begin langzamerhand te gevoelen, dat ik nog lang niet
gewoon ben aan de schokkende beweging en het harde zadel, en ofschoon
ik op aanraden van Cosman mijn slaapdeken alsmede een handdoek op het
zitvlak gelegd heb, ben ik des avonds zeer stijf, wat den volgenden
dag helaas nog erger wordt.

Om 7 uur 's avonds komen wij te Cofradia aan, waar in het hier
aanwezig zijnde "hotel" overnacht zal worden. In eene schuur worden
de hangmatten opgehangen en na onzen maaltijd genuttigd te hebben,
waarbij wij gelukkig brood eten kunnen, in plaats van de eeuwige
Tortillas, de hier inheemsche maiskoeken, die in vorm op kleine dikke
pannekoeken gelijken doch absoluut smakeloos zijn en overal waar de
beschaving nog niet ingetreden is, gegeten worden. Over de smakelijke
en hygienische wijze, waarop ze bereid worden zal ik maar liever het
stilzwijgen bewaren! Wij krijgen verder koffie en gebakken eieren,
zoodat wij nog tevreden zijn kunnen, en onze vleeschblikjes niet
behoeven aan te breken.

April 7. Om 6 uur wordt opgezadeld en de reis vervolgd; ik heb
zeer slecht geslapen, deels tengevolge der oververmoeidheid en
ongewoonte, aan eene reis per muildier verbonden, deels door de
ongemakkelijke houding in de hangmat, en het lawaai der blaffende
houden in den Patio (hof achter het huis). Na eenige moeite gehad
te hebben met het opvangen der rijdieren, welke des nachts immer los
gelaten worden in de Portrero (weide), rijden wij weg. Het is thans
verrukkelijk in de natuur. De zon zal spoedig opgaan, en de hemel
is wazig rose verlicht, een heerlijk koeltje waait nog, wat straks
door eene geweldige hitte vervangen zal worden; men apprecieert het
dientengevolge des te meer! Onze weg voert door glooiend land, met
aan weerszijden oploopende bergen. Overal beweging en gefladder van
de vreemdste vogelsoorten welke hun gezang of eigenaardig geschreeuw
laten hooren. Veelvuldig komen de groote groene paraquitos voor,
steeds in koppels, en luid krijschend van boom tot boom vliegend,
verder een soortgelijke vogel, doch geheel zwart; de pepervogel met
zijn reusachtig langen snavel, zeer dik en breed van vorm, begluurt
ons in stilte vanuit de hoogte, terwijl overal de bekende nesten
der weefvogels, welke als stroozakken aan de takken van de boomen
hangen, vreemd aandoen. De tropische fauna doet zich hier in al zijn
pracht voor. Op eens hooren wij hoog boven ons het wilde gekrijsch
van een zwerm papegaaien, het is de soort, die in deze streken het
meest voorkomt n.l. groote vogels met zeer lange staarten, rood en
oranje-achtig gekleurd met zwart-bonte afwisseling. Het geluid, dat
ze voortbrengen heeft zeer veel van het, in de hollandsche taal nu
niet bepaald als beschaafd bekend staande woord "verrek". Ik probeer
nog met mijne revolver een der dieren naar beneden te brengen, wat
me evenwel niet gelukt en de vogels hunne verwenschingen schijnbaar
nog doet verdubbelen! Wat verderop kijken eenige herten ons in groote
verbazing met hunne klare en goedige oogen aan, doch bij onze nadering
vluchten zij in de wildernis. Elk oogenblik schieten snelle leguanos
(hagedissen) voorbij, sommige zoo groot als een kleine krokodil,
doch zij blijven immer uit ons bereik. Hier diene opgemerkt, dat de
groote door de inlanders geschoten en gebraden als eene lekkernij
beschouwd worden; bon appétit!

Slangen zien wij helaas weinig, en dan nog slechts zeer kleine, wel
hoort men af en toe een verdacht geritsel in het gras aan weerszijden
van den weg. De lezer moet echter niet denken, dat de grootere soorten
hier ontbreken, in Honduras leven zelfs de gevaarlijke cobra, terwijl
niet zelden eenige soorten der piton gevangen worden.

Ook de flora laat aan tropische pracht niets te wenschen over. Honderde
soorten van boomen, met den vreemdsoortigsten bladerengroei staan door
elkander. Vele vertoonen verschillende prachtige bloemsoorten, die soms
zonder tak tegen den stam aanzitten. Eene tropische soort tulpboom,
welke hier tenminste veel van heeft, komt menigvuldig voor, ik moet
helaas eerlijk bekennen dat de meeste soorten voor mij onbekend zijn,
terwijl de namen die men te hooren krijgt van dien aard zijn dat men ze
onmiddellijk weder vergeet! Voor interessanten kan ik slechts aanraden
een of ander botanisch werk over den plantengroei in Centraal-Amerika
te raadplegen, waaruit men zonder twijfel eene nauwkeurige opgave
der verschillende boom- en plantensoorten kan putten.

Om ongeveer twaalf uur passeeren wij de rivier Naco, thans zeer laag,
doch in het winterseizoen niet zonder cano's over te komen. Wij hebben
thans het Departemento de Cortez achter ons liggen, en bevinden
ons thans in het district van Santa Barbara. Thans breidt zich een
geweldige vlakte voor ons uit, de hitte is verschrikkelijk, de zon
brandt op onze ruggen, terwijl de muildieren slechts stapvoets of
op een sukkeldrafje voortschrijden. Tegen 2 uur komen wij aan te
San Marcos, een dorpje, juist in het midden dezer Planada gelegen,
waarvan het witte kerkje, eene ongewone luxe voor het meerendeel der
in het binnenland gelegen pueblos, (dorp) reeds eenige mijlen vooraf
kan waargenomen worden. Wij worden hier vriendelijk ontvangen door den
heer Fernando Rheinboldt, een Duitscher, die hier een tienda heeft,
en een keurig huis, ruim en frisch gebouwd, met zijn Hondureensche
vrouw en zijne 8 telgen bewoont. Daar ik eenige zaken met den heer
R. te bespreken heb, besluit ik het verdere gedeelte van den dag bij
hem door te brengen en den volgenden dag in gezelschap van Leonardo
den tocht voort te zetten, terwijl Cosman, welke gaarne den volgenden
dag in La Florida wilde aankomen, daar hij intusschen telegrafisch
bericht ontvangen heeft, dat eene zijner kinderen ziek is, besluit
des middags alleen verder te reizen.

Na de Almuerzo (koffiedrinken) gebruikt te hebben, wordt afscheid
genomen van Cosman; ik heb dus volop gelegenheid volkomen uit te
rusten van de vermoeienissen waaraan ik nog niet gewend was. De wind
strijkt hier met alle kracht over de Planada, en ik kan genieten
van het omliggende landschap met zijne groene vlakten, terwijl
rondom de bergen dicht begroeid, in een blauwachtig waas omhuld, den
gezichteinder afsnijden. Van de hitte bespeur ik hier weinig meer,
terwijl het zelfs tegen den avond tamelijk frisch begint te worden.

Aan de onooglijk uitziende kleine kerk schijnt verder gebouwd te
worden. Op gezette tijden luidt eene bel, waarop langzamerhand alle
vrouwen uit het dorp met waterkruiken en potten op het hoofd te
zamen komen om den noodigen voorraad water aan te slepen, welke
gebruikt moet worden om de kalk, voor het optrekken der muren
aangewend, te mengen. Op deze wijze draagt een ieder, zij het dan
ook niet financieel, dan toch door arbeid, bij aan de voltooiing der
cathedraal! Welk eene poëtische opvatting niet waar?

Dezen nacht slaap ik heerlijk, ik behoef gelukkig niet den hangmat
te gebruiken, doch er is een catre (soort veldbed) voor mij opgesteld.

April 8. Om 7 uur rijden wij af, na onzen gastheer en echtgenoote voor
hunne gastvrijheid bedankend, en hun een "tot weerziens" toeroepend,
daar ik waarschijnlijk over denzelfden weg zal terugkeeren.

Ik ben thans vrij wel van mijne vermoeienissen uitgerust, en vang
dus vol moed de reis aan. De weg voert nog steeds over Planada,
met aan weerskanten dichte struikgewassen en boomen van allerlei
soort. Tegen 10 uur passeeren wij wederom de Chamelecon, en daar
deze hier vrij diep is, besluit ik een bad te nemen, wat mij geheel
verkwikt; er is een vrij diepe kom, waar ik naar hartelust zwemmen kan;
slechts noode kan ik er toe besluiten het frissche water te verlaten,
wetende, dat ik vóór morgenmiddag geene gelegenheid zal hebben met
water in aanraking te komen! Na verschillende vueltas (kronkelingen)
gemaakt te hebben, passeeren wij eindelijk om 1 uur Casas Viejas,
een klein gehucht, in het midden eener uitgebreide vlakte liggend,
waar de hitte weder enorm is. Thans wordt het meer heuvelachtig,
en het pad voert over steenbrokken, waartusschen de mulas rustig
als altijd hunnen weg uitzoeken. Om 2 uur komen wij aan te Chicila,
na eerst Sula gepasseerd te zijn, en besluiten hier de Almuerzo te
nemen. In de hut van een der kennissen van Don Carlos Cosman worden wij
ontvangen, ik krijg koffie en nuttig mijn maal met mijn voorraad brood
en een blikje sardines; dat de kop, welke voor de koffie bestemd is,
vies uitziet, dat groote mieren over de tafel (zegge tafel!) kruipen,
en alles er luguber en smerig uitziet, och, dat bemerkt men nauwelijks
wanneer de honger knaagt en men blij is eenige oogenblikken te kunnen
uitrusten onder een dak! Spoedig trekken wij verder, want wij moeten
's avonds nog Piedra Pintada bereiken. De weg voert thans door een
tropen-woud op tamelijk steile heuvels gelegen. Geweldig hoort het
concert der krekels aan; deze dieren zijn zoo groot als een kleine
stok, en hebben schijnbaar een reusachtig orgaan, het geluid van
deze millioenen beestjes welke zich in de boomen bevinden, doet
eenigszins denken aan het zingen van een reusachtige stoomketel en
maakt een vreemden indruk. Op sommige plekken groeien nog denneboomen,
wat mij in gedachten terugvoert naar de bosschen in Hilversum, doch
spoedig wordt men tot de werkelijkheid teruggeroepen! Groote boomen
liggen soms dwars over den weg, waarover de mula rustig voortstapt;
soms moet men zich bukken voor een woudreus, die in zijnen val half is
blijven hangen; overal schieten de lianen van de bovenste takken der
boomen naar beneden, of groeien dwars over den weg, aan alle kanten
spreekt de geweldige kracht der tropische natuur, en woekerplanten en
andere gewassen groeien dwars over omgevallen stronken, zonder zich
te bekommeren over het lot hunner slachtoffers. Af en toe geheele
rotsgevaarten met boomen begroeid en naar beneden getuimeld, waarbij
de mula zich een omweg zoekt. Wij stijgen steeds en zien hoe de weg
zich om de bergen slingert welke wij straks betreden zullen. Beneden
ons een chaos van wilde tropennatuur, wie weet hoe diep, doch aan
het oog onttrokken door den dichten plantengroei. Af en toe geheele
stukken bosch afgebrand, waarbij slechts nog de smeulende boomstronken
hun treurig overblijfsel in de lucht steken. Deze boschbranden, welke
door de inboorlingen veroorzaakt worden, noemt men Milpa en dienen
om op den op deze wijze vrij verkregen bodem maïs te zaaien. Overal
in Centraal-Amerika komen deze voor en zij worden op aanvrage door
de regeering toegestaan. Van de opbrengst van zijn maïsoogst leeft
de inboorling in deze streken, meer behoeft hij niet voor zijn
levensonderhoud! Gelukkiger menschen dan wij, voorwaar!

Wij passeeren zoo nu en dan een zacht klaterend beekje, waar wij ons
laven kunnen aan het frissche bergwater. Tegen 5 uur dalen wij weder
af in eene Planada; ver voor ons ligt Colinas, het zijn slechts twee
huizen op eenen heuvel gebouwd, waar wij echter niet ophouden; over
2 uur hopen wij in Piedra Pintada aan te komen. De weg tot heden
afgelegd, wordt druk bereden en is dan ook de hoofdweg naar Santa
Rosa de Copàn; wij ontmoeten verscheidene karavanen cargamulas onder
geleide van twee of drie mozos, die de zwaar beladen dieren voor
zich uit drijven naar San Pedro Sula. Over het uithoudingsvermogen
van deze kerels moeten wij Europeanen eenvoudig verbaasd staan. Den
geheelen dag loopen deze arme mannen achter hunne dieren aan zonder
een spoor van vermoeienis, dikwijls bijna zonder te eten en in eene
hitte waarbij wij blanke menschen reeds na één uur den moed op zouden
geven! Met wilde kreten zooals "andááaa la mula!" etc. jagen zij
hunne dieren op, die natuurlijk liever blijven staan en voortsuffen,
het karakter eener mula eigen!

Thans slingert het pad zich door dicht gebladerte, waarbij ik
telkens moet oppassen geene schrammen van de bijna onzichtbare
listig aangebrachte doornen van sommige struiken op te loopen. Het
is reeds na zessen, en het wordt reeds donker, ik ben zeer moede,
doch vóórt moeten wij, willen wij nog een onderdak bekomen voor den
nacht. Dreigend verheffen zich thans de donkere bergtoppen rondom ons,
het is thans heerlijk koel, doch de schemering doet geheimzinnig
aan, alles neemt vreemde vormen aan in mijne verbeelding; steeds
méér stijgen wij, welk een grootsche natuur om ons, met de thans
kale bergtoppen in de verte! Die scherp afteekenende rotsgevaarten
tegen den helderen avondlucht! Ik zie eindelijk bijna niets meer,
doch mijne mula schijnt arendsoogen te bezitten. Over rotsblokken
en losse steenen pikt zij haren weg uit zonder eenige aarzeling,
zonder te struikelen. Nog eene vuelta en de plaats onzer bestemming,
de Piedra Pintada is bereikt! Welk eene vreugde! Het geheel heeft
meer van een kamp als een huis, met eene stroo-bedekking, doch aan
alle zijden open. Cosman is hier om 2 uur 's middags gepasseerd;
er is juist eene karavaan arrieros (arrieromozos, welke geregeld
met carga-mulas heen en weertrekken ter overbrenging der goederen)
uit Florida aangekomen, op weg naar San Pedro Sula. Hun leider Don
Candelario Guerrera, een Methusalem onder zijne kameraden, heet
mij welkom, en doet alles om het mij zoo gemakkelijk mogelijk te
maken in deze voor mij zoo vreemde omgeving. Een zeer respectabel
man, eerlijk in de hoogste mate, zooals ik later van Cosman hoor,
die hem reeds 8 jaar kent. Welk een tafereel in den donkeren avond
met het opvlammende vuur, waar de mannen omheen zitten; men denkt
zich te midden der wilden, doch te vreezen heb ik niets, deze mannen
staan bekend om hunne eerlijkheid en betrouwbaarheid en zouden geene
vreemdeling iets doen. De hangmatten worden vredig naast elkaar
onder het afdak opgehangen en ik slaap te midden dezer arrieros,
iets waarvoor men in San Pedro Sula wel den neus zou ophalen! Doch
nood breekt wetten. Vooraf eet ik mijn sober maal met oud brood en
eieren, alsmede een blikje vleesch, en drink mijne koffie, wat mij
alles overheerlijk smaakt! Eenige der mannen trekken 's nachts uit
met geweren en brandende lantaarns, om herten te jagen, die op het
licht af komen. Arme dieren!

April 9. Vroeg weder is het aantreden, doch Leonardo deelt
mij mede dat de beide dieren weggeloopen zijn en hij ze gaat
zoeken. Intusschen vertrekken de arrieros successievelijk met
hunne respectieve mulas. Tegen 8 uur ontwaar ik beneden in het
dal twee muildierkoppen, die rustig grazend blijkbaar geen haast
maken zich te presenteeren. Het zijn de verloren schapen; ik
laat ze spoedig opvangen, doch..... Leonardo is in geen velden of
wegen te bekennen! Tegen 9 uur komt hij aangewandeld, hij meende
ze wel op den weg naar Colinas te zullen ontmoeten, was daarom
maar gemoedelijk naar C. gekuierd! Men moet hiervoor toch weder
het laconische karakter van een Hondureno bezitten. Snel wordt
opgezadeld en ik hoop nog tegen lunchtijd bij mijnen vriend Cosman
te arriveeren. Het gebergte is hier woest en kaal, overal liggen
groote losse steenbrokken verspreid, hetgeen een indruk maakt of het
hier eenmaal vroeger steenen geregend heeft, misschien door een of
andere thans onzichtbare vulkaan uitgeworpen? De bergen, welke wij
op en afklimmen met onze dieren, zijn meest allen kaal met hier en
daar eenige boomgroepen; het onbelemmerd gezicht levert daarom een
grootsch natuurtafereel. Overal een rotsachtige bodem, af en toe zeer
moeilijk te berijden, doch.... niets is zekerder als eene mula, die
haren weg immer voorzichtig, doch zonder aarzeling uitzoekt, af en
toe wel eens naar beneden glijdt, doch nooit haar evenwicht verliest
of valt. Deze dieren schijnen een geweldig instinct te bezitten, zoo
zullen zij bv. nooit een modderplek doorschrijden wanneer zij niet
weten dat de bodem moerassig is, hoe ze dit weten?.... Quien sabe,
doch de natuur schijnt ze nu eenmaal met gaven bedeeld te hebben
waarover tweebeenige stervelingen geene beschikking hebben! Een
muildier, éénmaal een zekeren weg afgelegd hebbende, zal dezen immer
terug kennen, terwijl hij, wanneer men hem rustig zijn gang laat gaan,
steeds tot zijne vroegere verblijfplaats terugkeert, hoe ver hij ook
hiervan verwijderd zijn moge.

Om op de Piedra Pintada terug te komen (in de figuurlijke beteekenis
altijd!), volgens de overlevering heeft dit gebergte haren naam van
"Gekleurde Steen" te danken aan het feit, dat ergens een groote
witgeverfde steen moet liggen, waarschijnlijk dateerend uit den tijd
der Spanjaarden, alzoo uit de 16e eeuw.

Welk een hitte! Na verscheidene uren passeeren wij eene steenen Puenta
(brug) ook waarschijnlijk nog uit den ouden tijd dateerend, welke hoog
over de Chamelecon voert. (De lezer zal reeds gezien hebben, dat deze
rivier, welke wij telkens weder passeeren, door hetzelfde district
loopt als onze bestemmingsplaats; de rivier de Chamelecon ontspringt
dan ook in de Montana del Merendon, op de grenzen van Guatemala).

Ik besluit hier weder een bad te nemen, wat als altijd zijne gunstige
werking op mij uitoefent; geheel verfrischt vervolg ik het laatste
gedeelte der reis. Wij dalen weder af in Plan, eene uitgestrekte
vlakte, zoover het oog reikt, de hitte is hier weder buitensporig,
doch in het vooruitzicht spoedig in La Florida aan te zullen komen,
houd ik vol! Ofschoon ik anders weinig of bijna nooit whisky drink,
had ik op aanraden toch eene veldflesch met dit geestrijk vocht
meegenomen, welke, ik moet het bekennen bij zulke gelegenheden, waar
men vrijwel uitgeput, af en toe wanhopig, uitziet naar het einde der
reis, uitstekende diensten bewijst. Zoo'n slok uit de whisky-flesch
geeft dan weder nieuwen moed!

Ik denk reeds tot mijne vreugde mijne bestemming te zullen naderen,
als ik links van den weg een dorp in het midden der Planada zie
liggen, doch deze vreugde wordt niet weinig getemperd als Leonardo
mij meedeelt, dat dit La Jigua is, onze weg rechts voert, en nog
wel een uur in de brandende zon voor den boeg ligt! O, in zulke
oogenblikken verwensch je eerst terdege dit ongelukkige land met zijne
treurige wegen, en denk je met "Sehnsucht" terug aan de gemakkelijke
spoorwagen-coupés met hare zachte kussens in het beschaafde Europa,
waar eene als hierboven beschrevene reiswijze tot de onmogelijkheden
behoort! Deze eeuwigdurende schokkende beweging in den zadel op de
langzame mula kan een mensch tot wanhoop voeren!

Doch mijn lijden komt thans spoedig ten einde; bij eene kromming van
den weg passeeren wij een klein kerkhof, ik weet dus Goddank, dat
Florida dichtbij moet zijn, en inderdaad, op eenigen afstand vertoont
zich het dorp aan mijn oog, met in het midden eene oude onooglijke
kerk. Het dorp is zeer schoon gelegen, aan drie kanten met bergen
omgeven en aan den vierden kant eene uitgestrekte vlakte, waardoor de
Chamelecon vloeit. In het midden der eenige aanwezige dorpstraat (voor
zoover men in Honduras van zulk eene luxe zou kunnen spreken!) zie
ik een wit steenen huis met een uithangbord, waarop met groote witte
letters prijkt "Carlos Cosman". Welk eene vreugde, wanneer men weder
de hand kan drukken van een paar brave landslui, men gevoelt zich hier
op éénmaal weder in de beschaafde wereld. Ik maak kennis met Cosman's
vrouw, welke, uit Guatemala afkomstig, zeer goed hollandsch spreekt;
haar vader was hollander en getrouwd met eene Guatemalteca. Ik werd
direct aan eenen maaltijd gezet, en ik behoef wel niet te zeggen,
dat ik mij de verschillende goede gerechten (er is soep, groenten,
versch gebakken brood, etc.) uitstekend laat smaken, terwijl mijn
gastheer mij met een flesch wijn en een kop heerlijke thee weder
geheel opfleurt. Zijn huis staat geheel te mijner beschikking, ik heb
gelegenheid mij te verfrisschen, en mij weder van frisch ondergoed
te voorzien, wat een genot is voor iemand, die iets dergelijks niet
gekend heeft, moeilijk te beseffen! Na een bad in de rivier, in den
middag genomen, ben ik weder geheel opgeknapt, terwijl ik niet vergeten
moet melding te maken van het feit, dat ik mij weder eens scheren kan,
wat ik in 4 dagen niet heb kunnen waarnemen.

De winkel, dien mijn landsman hier heeft, gaat zeer goed, den geheelen
dag staat het vol voor de toonbank, en van heinde en ver komen de
lui on bij den "Gringo" (eigenlijk scheldnaam voor buitenlander)
hunne inkoopen te doen; hij is de eenige in de buurt, en ik merk
reeds spoedig, dat iedereen met zeer veel respect spreekt over de
eigenschappen van Don Carlos en zijne ega, waardoor zij zich dan
ook in den loop der tijden van de klandisie der menschen hebben
verzekerd. Dat zoo'n leven te midden dezer Hondurenos, welke nog veel
dommer en onhandelbaarder zijn dan aan de kust, waar de beschaving
tenminste reeds eenigszins is doorgedrongen, niet zeer aangenaam is,
valt te begrijpen, doch... wanneer men goed geld verdient, is er
allicht eene lichtzijde aan te vinden.

April 10 en 11. Ik blijf twee dagen bij Cosman om geheel van de reis
uit te rusten en me te prepareeren voor de reis door de Montana naar
Guatemala. Met Leonardo wordt overeengekomen mij op mijne reis te
vergezellen tot Guirigua, waar hij wachten zal met de muildieren tot
ik weder uit de hoofdstad terug ben. Met het oog op dezen vrij zwaren
bergtocht wordt besloten, dat ik eene geschiktere mula berijden zal,
terwijl L. mijn dier onder zich neemt.

April 12. Om 2 uur des middags neem ik afscheid van de familie
Cosman, Carlos heeft mijne aforjas (gevlochten zakken, welke
aan beide zijden van het zadel afhangen ter berging van proviand
en verdere benoodigdheden) volgestopt met allerlei lekkernijen,
waaronder eene partij pannekoeken, versch door zijne vrouw gebakken,
een halve roastbief, versch brood voor 2 dagen, en een half fleschje
wijn. Het zijn toch goede menschen! Ik wil het een en ander betalen,
doch hij weigert beslist ook maar het geringste aan te nemen, ook
niet als ik het voorstel of ik het gewenschte als in zijn winkel
gekocht beschouw. Ik neem een hartelijk afscheid, heb eenige brieven
aan kennissen in Guatemala City in mijn zak, en roep hen verder een
spoedig "tot weerzien" toe, waarschijnlijk zal ik over ongeveer acht
dagen weder in hun midden zijn.

Het doel van dien dag is Paraiso (het paradijs). Tot San Antonio gaat
alles voorspoedig, de weg is vlak, en gemakkelijk te berijden. Doch
voor ons verheft zich dreigend het hooge gebergte, waar wij straks
overheen moeten! Tegen 3 uur begint de klimpartij, een nauw glibberig
pad slingert zich tegen de Montana op, eerst vrij gemakkelijk, doch
later steiler, steeds steiler! Mijne nieuwe mula krijgt het thans
duchtig te kwaad met deze moeilijke Cuestas, langzaam slechts baant zij
zich eenen weg door dezen modderpoel. Ik heb af en toe moeite in den
zadel te blijven zitten, zóó stijl gaat de weg naar boven. Leonardo
heeft de grootste moeite, met het valies dwars voor zich op den
zadel, met mijne luie mula, aan dergelijke klimpartijen volstrekt
niet gewoon, vooruit te komen, spoort het dier herhaaldelijk aan,
zonder dat het dier hier zich schijnbaar veel om bekommert. Plotseling
bij eene zeer sterke helling blijft zijn muildier staan, geene sporen
helpen, hij moet in de modder afstijgen, ook ik tracht van achteren
het luie dier tot voortgang te bewegen, zij wordt verder met eene
dikken stok "bewerkt", doch.... alles tevergeefs! Het lieve dier wil
niet verder. Wij zijn op de helft van den weg, het ziet er gezellig
voor ons uit! Of terug naar Florida, wat mij weder eenen dag zal doen
verliezen, of te trachten naar Paraiso te komen. En deze weg is nog
niets vergeleken met wat ons morgen wacht! Plezierig vooruitzicht,
ik geef den jongen in overweging de mula op te drijven door achter
haar aan te blijven loopen en het valies op den zadel te binden. In
Paraiso moeten wij trachten een andere mula te huren, want met dit
zware dier komen wij nooit in Guatemala! Zoo gezegd, zoo gedaan,
onder vloeken en razen wordt het dier opgejaagd, en sukkelen wij op
deze wijze verder. Hoe de arme jongen er uitzag dien avond, het was
verschrikkelijk, zijn broek stijf van de opgedroogde modder, hijzelf
moe van deze geweldige klimpartij op bloote voeten over eenen weg,
waarover het absoluut onmogelijk is zich eenigszins eene voorstelling
te vormen, wanneer men niet in dit gezegend gedeelte van Honduras
gereisd heeft!

De temperatuur is thans vrij koel, wij zullen niets meer van de hitte
bespeuren totdat wij aan den anderen kant der Montana zijn afgedaald,
dus niet voor overmorgen. Tegen 6 uur naderen wij Paraiso, de lucht
wordt hier vrij nevelig, en tegen de hooger liggende bergen hangen
zware wolkengevaarten. In dit gedeelte der Montana regent het bijna
immer, vandaar dat de wegen hier immer in ontzettend slechten toestand
zijn, droog wordt het hier nooit! Na den top van een vrij hoogen berg
bereikt te hebben, zie ik Paraiso eenigszins lager in een kom liggen,
het zijn een paar treurige hutten, misschien twintig in het geheel,
en.... men moet wel geweldig optimist zijn om dit lugubere gehucht
"het Paradijs" te noemen!

Wij verkrijgen posada (nachtlogies) bij een bekende van Cosman, en
ik ben blij als Leonardo mijne hangmat ophangt en ik mijne vermoeide
ledematen weder uitstrekken kan. De menschen, die hier wonen zijn
wel doodarm, er is niets te krijgen, alleen koffie, zoodat ik een
goed gebruik maak van de lekkernijen die mij in Florida toegestopt
werden. Niet lang daarna begint het te stortregenen, en ik mag
dankbaar zijn, zij het dan ook maar een rieten dak boven mijn hoofd te
hebben. Dat zoo'n huis vol ongedierte zit, de ratten des nachts boven
je hoofd marcheeren, en vleermuizen af en aan vliegen, och.... wie
let hier nog op? Ik tenminste trek er mij al zéér weinig van aan,
en slaap den slaap des rechtvaardigen.

April 13. Bij mijn ontwaken kan ik eerst goed deze omgeving opnemen:
ik besef thans tot welke hoogte wij reeds gestegen zijn, want overal
hangen de wolken rondom ons tegen de bergen aan; de atmosfeer is koel
en vochtig, alles is hier nat en ziet er miserabel uit. Tot mijn groote
blijdschap slaagt Leonardo er in eene kleine mula te huren, zij is fijn
gebouwd, en geheel berekend voor de vermoeienissen van deze bergwegen;
daar de eigenaar niet wil, dat zij met den koffer wordt belast, zal
ik het dier berijden, terwijl L. mijne mula neemt. Ik heb later alle
reden tevreden te zijn met dezen maatregel.

April 14. Om 7 uur rijden wij af, thans komt het moeilijkste
gedeelte van mijnen tocht! Mijne kleine mula loopt heerlijk, men
voelt nauwelijks, dat men op een rijdier zit, zij is, wat men hier
noemt eene "Andador" d.w.z. maakt kleine passen, waardoor de schokkende
beweging geheel vermeden wordt. Reeds direct bij het begin krijg ik een
voorproefje van den treurigen toestand, waarin zich deze weg bevindt,
overal modder en een dikke brij, waarin de mula wegzakt, soms tot aan
den buik. Het pad is zeer smal, bezaaid met afgevallen boomstronken,
terwijl overal de dikke wortels der boomen door den weg kronkelen,
waarbij de mula geweldig moet oppassen deze te vermijden. Sjoep,
sjoep, zoo "zuigen" wij verder, eene aangename gewaarwording. Van snel
voortgang maken is natuurlijk geen sprake. Doch dit is nog niets;
verderop komen de onmogelijkste cuestas, de mula glibbert terug,
werkt zich naar boven, en glijdt dan soms bij eene daling een stuk
naar beneden. Om ons heen een dicht bladerdak van een oerwoud, de
zon breekt hier nooit door, alles is verlaten en ziet er troostloos
uit. Wee den mensch, wien het niet gelukt in éénen dag door deze
wildernis heen te komen; nergens is hier een onderdak te vinden,
niemand ontmoet men op dezen verlaten weg. De weg voert af en toe
loodrecht naar boven, hoe het mogelijk is, dat mijne mulita tegen
deze stijle cuestas opkomt, is mij volkomen een raadsel. Wij dalen
thans plotseling af in eene verdroogde beek schijnbaar, aan den
anderen kant verheft zich het pad bijna loodrecht tegen de bergen,
het is hier gevaarlijk en Leonardo raadt mij aan af te stijgen,
en zelf naar boven te klauteren, waarna hij de beide dieren naar
boven zal leiden. Een plezierig oogenblik, ik "zwem" als het ware
door de modder naar boven, glij terug, val, krabbel op, doch worstel
mij ten slotte naar boven. Hoe ik er uitzie, behoef ik wel niet te
besehrijven, doch... mijne kleeding is hierop berekend, mijne schoenen
helaas niet, en mijne voeten zijn dientengevolge kletsnat; doch,
hierop let je in zulke oogenblikken minder. Er wordt verder "gereden"
en na eene wanhopige worsteling komen wij tegen 12 uur aan een diepe
vallei, een prachtig stukje wilde natuur, waar twee bergstroomen met
woest geweld hun water voortstuwen, kleine watervallen vormend. Hier
wordt een oogenblik afgezadeld, de dieren hebben alleszins een rust
verdiend, ik neem weder een bad, en wij lunchen hier. Om 1 uur weder
voorwaarts, het zou vervelend worden, eene verdere beschrijving te
geven van onze klimpartij door dit gedeelte der Montana. Genoeg zij,
dat wij eindelijk tegen 4 uur afdalen in eene breede vlakte, na nog
1 uur ongeveer in een stortregen gereden te hebben, van eenen aard
zooals dat alleen in de tropen plaats heeft. Ik heb gelukkig een
regenmantel omgeslagen, wat toch niet verhelpen kan, dat mijne beenen
en knieën drijfnat worden, doch.... dit droogt straks wel weder in
de zon op. Onze weg voert thans door de drooggeloopen bedding eener
rivier, overal met wild suikerriet begroeid. Dit gedeelte noemt men
Borboullon. Ik dank alle Goden het zwaarste gedeelte mijner reis
achter den rug te hebben, het verdere gedeelte voert over Planada
en tegen 5 uur passeeren wij Lancetillal, het laatste gehucht op de
grenzen van Honduras en Guatemala gelegen. Mijn doel van dien dag
is Mixco Farm, eene der uitloopers der in deze laagvlakte gelegen
bananen-fincas der United Fruit Co., waar ik eindelijk weder beschaving
en een behoorlijk onderdak hoop te vinden. Na 1 uur rijdens vangt
op eenmaal het bananenwoud aan, men beseft thans eerst ten volle,
wanneer men den aanleg dezer finca's gadeslaat, met hare afgepaalde
terreinen, afvoerkanalen, de hierover voerende bruggetjes, welk
een geweldige arbeid in deze vroegere wildernis moet zijn tot stand
gebracht. Met welk eene vreugde begroet ik de hutten der arbeiders,
terwijl verderop het keurig afgebakende huis, met zinken dak, en
overal met muskietengaas omgeven, (der Mandador dezer finca) mij weder
een behoorlijk nachtverblijf voorspelt. Mr. Sunderland, de manager,
een echte amerikaansche pionier, heet mij van harte welkom, en is
gaarne bereid mij logies te verschaffen, "al ware het ook voor een
paar weken", zooals hij glimlachend zegt. Met welk een genot, na al de
uitgestane ontbering, men zich weder aan eene met keurig wit tafellaken
bedekte tafel zet, en zich de door een negerkok klaargemaakte spijzen
laat smaken, behoeft wel geen betoog. Doch als ik mij dan des avonds
weder in een rein zacht bed kan leggen, gevoel ik mij bijna zalig. Ik
slaap dan ook overheerlijk, en wordt met noode op tijd wakker.

April 15. Om 6 uur wordt opgezadeld, daar ik tijdig in Guirigua
aankomen wil om den trein te halen, die hier om precies 10 uur vertrekt
naar de hoofdstad van Guatemala. Bovendien wil ik eenen vriend
bezoeken, Mandador van Quiché farm, waar ik trachten wil de beide
mulas met Leonardo gedurende mijne afwezigheid, onder dak te brengen.

Mr. Sunderland raadt mij aan, mijn revolver achter te laten,
daar het dragen hiervan zonder extra permissie der regeering niet
geoorloofd is. Ik neem afscheid van mijnen gastheer, en wij rijden
thans dwars door de bananenplantage, passeeren de rivier Montagua,
welke gedeeltelijk op de grens van Honduras en Guatemala loopt,
voor het eerst en arriveeren na ongeveer een uur aan Teguane farm,
welke grooter en mooier aangelegd als Mixco farm, doch ik besluit
hier niet op te houden. Overal bananen, zoover het oog reikt. Het
meerendeel der arbeiders op deze fincas zijn Jamaica-negers, terwijl
de inlanders hier minder op den voorgrond treden. Men hoort dan ook
meestal engelsch spreken, voor zoover men dit taaltje dezer niggers
engelsch mag noemen. Te half negen komen wij aan bij Quiché farm, waar
mijn vriend Keller, welken ik op mijne laatste reis naar New-Orleans,
zoowel op de heen- als op de terugreis had leeren kennen, opzichter
is. Hij bewoont hier een groot huis, keurig ingericht, en staat
aan het hoofd van eene der grootste plantages der U. F. Co. in deze
streken. Hij is gaarne bereid mijnen jongen met de beide dieren hier
te houden tot ik hem telegrafisch bericht zend van mijne terugkomst;
van zijn vriendelijk aanbod eenige dagen bij hem te verblijven, kan
ik helaas niet gebruik maken. Van hier is het een half uur rijden
naar Guirigua, waar ik dus tijdig genoeg zal aankomen, zelfs om mij
nog daar om te kleeden voor mijne reis naar Guatemala City. Een neger
vergezelt ons te paard om den jongen den weg te wijzen, en om half tien
komen wij te G. aan, waar ik dankbaar ben mijne khaki-uitrusting on te
kunnen wisselen tegen een behoorlijk pak kleeren, en overhemd. Thans
zie ik er weer fatsoenlijk uit.

Guirigua heeft een groot hôtel, terwijl hier het hospitaal is der
U. F. Co., een prachtig ruim gebouw; waarlijk men krijgt hier reeds
een geheel anderen indruk als in Honduras, en uit alles blijkt, dat
Guatemala haren nabuur in beschaving verre vooruit is. Er heerscht
een leven en beweging aan het station; overal inlandsche vrouwen in
hunne typische veelkleurige kleederdracht, welke allerlei soorten
vruchten te koop aanbieden. Naranjas (sinaasappelen) zapotes, papajas,
grenadillas, mangos, etc. etc. (voor den lezer waarschijnlijk allemaal
ongekende lekkernijen). Naar deze verkoopsters zoekt men tevergeefs aan
de Hondureensche spoorlijn van Cortez naar San Pedro Sula; het volk is
daar schijnbaar nog te lui en te dom om uit dezen vruchtenverkoop geld
te slaan. Precies om 10 uur rijdt de trein, welke om 7 uur 's morgens
Puerto Barrios verlaat, het station binnen en ik neem den koffer van
Leonardo over, na hem op het hart gedrukt te hebben, tijdig aanwezig
te zijn, wanneer ik telegrafeer, en goed voor de dieren te zorgen.

Thans op weg naar Guatemala City, de grootste en schoonste stad in
Centraal Amerika. Ik heb een gemakkelijk hoekje in den spoorwagen
gevonden, en geniet van het prachtige natuurschoon, dat zich thans
gaandeweg aan mijne oogen ontrolt. De spoorbaan slingert zich een
weg om de bergen, dan stijgen wij weder langzaam, even later schiet
de trein met groote vaart in de diepte. De rivier Montagua vergezelt
ons tot Zacapa, en biedt af en toe met zijn breeden stroom, en de
zich aan weerszijden verheffende stijle rotswanden een heerlijk
schouwspel. In de vlakten is het smoorheet, op enkele plekken groeit
bijna niets, slechts groote cactusstruiken van allerlei grillige
vormen, komen sporadisch voor; ik denk aan eene mula-reis door deze
woestijn, gelukkig de mensch, die alleen de beschaving kent van het
spoorwegverkeer. Om 1 uur komen wij te Zacapa aan, wat juist op het
midden der reis naar G. ligt. Er is een half uur oponthoud, en ik heb
gelegenheid in het groote Amerikaansche hotel den inwendigen mensch
aan een goed middagmaal te versterken. Even later arriveert de trein,
welke zich in tegenovergestelde richting beweegt. Het is een drukte
van belang. Honderden inlanders, vrouwen, meisjes loopen langs de
spoorwagens, hunne koopwaar te koop aanbiedend. Behalve de reeds
genoemde verschillende vruchten verkoopen zij tortillas met gallina
(gebraden kip) met hard gekookte eieren, vischjes, ja wat niet al. Doch
de meeste lekkernijen kunnen mijn europeeschen smaak niet bekoren,
en ik bepaal me dus tot den aankoop van vruchten, welke ik onderweg
successievelijk oppeuzel.

De trein zet zich in beweging en ik stijg dus weder in. Het landschap
wordt steeds grilliger en woester. Tegen 5 uur is het een onafgebroken
stijgen en onder zuchten en steunen voert de zware locomotief ons
tegen de bergen op. Een onvergetelijk schouwspel boeit ons oog, als
de trein tegen 6 uur op den top van een berg rijdt; ver, ver beneden
ons een dal met wild stroomende bergriviertjes, die als linten door
het land kronkelen. Wij rijden over eene geweldige spoorbrug, waarvan
de pijlers zeker wel 100 voet lang zijn; verderop tegen een berg een
dennenwoud met het gezang van krekels, dat vaag tot ons doordringt.

De zon is reeds achter de kimme, en paarse, loodkleurige en rose
luchten teekenen zich tegen de bergen in het rond af. De natuur
is thans zoo stil, men hoort slechts het gesteun der machine
en het geratel der wielen. Oh, Guatemala, hoe groot zijn uwe
berglandschappen. Het wordt thans heerlijk koel, de bergwind
strijkt langs mijn voorhoofd, en ik geniet in de hoogste mate van
deze prachtige spoorreis door deze heerlijke natuur. Langzamerhand
wordt het donker, wij moeten spoedig in de stad arriveeren. Nog
even schiet de trein naar beneden, en dan.... bij eene kromming van
den weg ligt op eenmaal een zee van licht rechts vóór ons. Dit is
Guatemala City. Overal duizenden lichtpunten, voor zoover het oog
reikt. Om precies 7 uur stoomt de trein het moderne station binnen,
en kan ik mijne stijfgeworden ledematen weder uitstrekken. Ik begeef
mij naar het mij door Cosman aanbevolen hôtel de Espana, wat door
eenen hollander, den heer Schaart, gevoerd wordt.

April 16. Gedurende mijn kort verblijf in de hoofdstad heb ik hier
mijn verblijf gehouden, en in het algemeen is het mij goed bevallen.

Welke eene groote tegenstelling biedt Guatemala City met hetgeen ik
in Honduras gezien heb. Door de hooge ligging (5000 voet) ontbreekt
hier de tropische hitte ten eenenmale, integendeel staat de stad
algemeen bekend om haar frisch gezond klimaat, reden waarom tal van
lieden voor korten of langeren tijd herstel van hunne gezondheid
in G. zoeken. De prachtige ligging dezer stad te beschrijven, met
de tegen den achtergrond zich verheffende uitgestorven vulkanen,
zou mij te ver voeren. De stad heeft door hare ligging met de in
rechte lijn doorgetrokken straten, doch veel meer nog: door hare
rechthoekige huizen met platte daken, die bijna allen één verdieping
hebben (dit met het oog op het gevaar der menigvuldig voorkomende
aardbevingen [1]), wit gepleisterd zijn, en alle de zoo eigenaardige
vensters met ligkozijnen en traliën vertoonen, een echt Spaanschen
indruk, die nog verhoogd wordt door het schilderachtige type harer
bewoners. Er heerscht hier eene zekere rijkdom, welke in Honduras
ongekend is; mooi aangelegde avenidas met keurig aangelegde parken,
vele cathedralen en openbare gebouwen geven de stad een interessant
aanzien. Zeer vele vreemdelingen, het duitsche en engelsche element
overheerschend, hebben veel tot de welvaart van dit land bijgedragen;
equipages en automobielen, ze zijn hier geene zeldzaamheid en geven
het bewijs van de moderne beschaving in deze Centraal-Amerikaansche
stad. Er heerscht hier veel militair vertoon; vooral op de Plaza,
waar aan de eene zijde de Cabildo (stadhuis), aan den anderen kant de
kazerne is, is eene bedrijvigheid van heen- en weerloopende militairen,
soldaten, officieren en generaals (vooral vele generaals) welke
eene oningewijde zouden doen gelooven, dat er minstens een oorlog
voorbereid wordt. Het spionnage-systeem in Guatemala is geweldig,
iedere vreemdeling wordt nauwkeurig in zijne bewegingen nagegaan, zelfs
vrouwen ontzien zich niet het werktuig der regeering te zijn. Dit alles
dient ter bescherming van het leven van den Grooten Man in Guatemala
nl. den President der republiek, Manuel Estrada Cabrera, welke met
ijzeren vuist het roer van het staatsschip in handen heeft, en wiens
leven ieder oogenblik gevaar loopt door eene revolutie. Te zien krijgt
men hem bijna nooit; bevindt zijne Excellentie zich in de hoofdstad,
dan kan men verzekert zijn, dat hij niet in het paleis zijn intrek
neemt. Zooals ik vernam, bewoont hij dan het zich schuins tegenover
het Paleis bevindende gebouw, hetwelk scherp door soldaten bewaakt
wordt. Het is dan verboden, in elk geval niet aangeraden, zich des
avonds door de straat te begeven waar hij zijn intrek genomen heeft,
wil men niet gevaar loopen per ongeluk misschien doodgeschoten te
worden. Ik herinner mij eenen avond, waarop ik mij door de bewuste
straat begaf, de president was evenwel niet aanwezig, doch aan
weerszijden van het paleis zaten in hunne nissen, met traliën omgeven,
twee soldaten, diep in hunne mantels gedoken, bijna onzichtbaar,
doch met geladen geweer in de hand. Zooiets maakt eenen "gezelligen"
indruk, voorwaar. Indien ergens in Centraal-Amerika te vreezen is
voor eene revolutie, zoo is het hier, een broeinest van samenzweerders.

Ik heb het genoegen eenige landslieden te leeren kennen, o.a. den
heer Alberts, vice-consul der Nederlanden, welke in Guatemala als
vertegenwoordiger der Nederlandsche Handelmaatschappij werkzaam is,
en tengevolge van den europeeschen oorlog thans groote partijen
koffie opkoopt, welke, vroeger naar Duitschland, thans naar Holland
geconsigneerd worden. Verder is hier een woord vol lof ter plaatse voor
den heer Willemsen, een Hollander uit Curaçao, welke sedert ongeveer
8 jaar hier woont, en voor de groote bankiersfirma Rosenthal y Hyos
werkt. Met hem te zamen heb ik de stad doorkruist, en de meeste
merkwaardigheden gezien. Hiertoe behooren o.a. de verschillende
kathedraals, de Plaza en regeeringsgebouwen, de Mercado (openbare
markt) waar des morgens vroeg een drukte en bont gewemel heerscht van
honderden inlanders, in hunne eigenaardige kleederdracht, die hier
de producten des lands, vruchten, eetwaren, eigengemaakte katoenen
goederen, doch vooral het vreemde aardewerk, potjes en pannetjes
met diverse versierselen beschilderd, ten verkoop aanbieden, verder
dient de Reforma vermelding, een museum van oudheden, buiten de
stad gelegen te midden eener poëtische omgeving, de zich aan de
tegenovergestelde zijde der stad bevindende Minerva-tempel, waar in
Augustus de Minerva-feesten plaats hebben, ingesteld door President
Manuel Estrada Cabrera, waarbij de "Spes Patria" van Guatemala spelen
en dansen uitvoert en de ouderen zich vermaken met het aanschouwen
der wedrennen op het zich hier bevindende sportterrein. Als iets
zeer eigenaardigs dient de Mapa (landkaart) van Guatemala vermeld,
welke zich in de nabijheid bevindt. Met enorme kosten en inspanning,
en na veeljarige studie is men hier geslaagd in relief een getrouwe
afbeelding van de ligging van Guatemala weer te geven. Voor iemand,
die eenig idee krijgen wil van de geografische situatie, de hoogte der
verschillende bergen, rivieren, vulkanen, grenzen etc. eene prachtige
studie. Alles is zoo getrouw mogelijk nagebootst, de bergen hebben
hunne natuurlijke kleuren, men ziet, hoe de spoorlijn zich dwars
door het land slingert, en overal is nauwkeurig de afstand, alsmede
hoogte en plaatsnamen aangegeven. Elke rivier is in deze reliefkaart
opgenomen, en voor eene kleinigheid laat de oppasser gedurende eene
periode van 5 minuten het water stroomen, zoodat men op een gegeven
oogenblik alle bergstroomen en rivieren, watervalletjes etc. in
werking ziet.

Mijn vriend Willemsen betrad met mij verder het gebouw van den
Deutschen Verein, keurig ingericht; men krijgt daar eenigszins een
indruk van het groote aantal Duitschers, die hier leven en welke
met recht "stolz" mogen zijn op hunne kolonie. Ik had het genoegen
bij den heer Willemsen te dineeren, waarbij ik met zijne vrouw, eene
Guatemalteca, kennis maakte. Hij bewoont een mooi huis, hetwelk op
echt spaansche wijze, zooals trouwens overal het geval is, ingericht
is. Na het portaal doorschreden te hebben, komt men in den Patio,
(hof) immer vol bloemen en tropische gewassen, waaromheen zich de
verschillende appartementen bevinden. Deze huizen zijn dus bijna altijd
in het vierkant gebouwd, met rechte lijnen; de groote openstaande
vensters der zich aan den straatkant bevindende vertrekken zijn
altijd met ijzeren tralies voorzien, wat in het eerst eenigszins den
indruk geeft van eene gevangenis. Ook deze mode schijnt wel nog van
de Spanjaarden overgenomen te zijn. Hier is het, waar des avonds de
schoonen van Guatemala hunne bekoorlijke verschijning maken, en zij
zich met hunne aanbidders onderhouden. Eene voor ons Hollanders wel wat
"onpractische" en ongemakkelijke gelegenheid, doch..... 's lands wijs,
's lands eer. Men heeft hier dan ook volop gelegenheid het schoone
geslacht te bewonderen, in den vollen zin des woords. Ofschoon in
vele opzichten hetzelfde type hebbende als de Hondurena, maken de
Guatemaltecas een meer beschaafden indruk; men ziet hier je reine
spaansche typen, en vooral de schoonheid van vele jonge meisjes
is opvallend.

April 20. Na een verblijf van 4 dagen besloot ik dus weder de terugreis
te aanvaarden, en na behoorlijk afscheid genomen te hebben stapte ik
des morgens 7 uur weder in den trein, welke mij om 5 uur 's middags
weder te Guirigua bracht. Hoe gaarne had ik niet langeren tijd vertoefd
in deze prachtige omgeving. Eene kleine reis per dilgencia naar den
top van eene der groote vulkanen, in de nabijheid van de hoofdstad
gelegen, een uitstapje naar het op eenige uren afstand gelegen Antigua,
de oude hoofdstad van Guatemala, met hare oude ruïnes, gedeeltelijk
verwoest door den vulkaan Agua, eene vaart op het schilderachtige
meer Amatitlan met de woeste bergen in het rond gelegen, ze blijven
alle tot de vrome wenschen behooren, daar aan eene uitvoering van
deze plannen minstens een verblijf van 14 dagen verbonden zou zijn,
en dit helaas niet op mijn programma stond.

Het zou vervelend worden wederom in eene herhaling te vervallen van
eene beschrijving van het schoone landschap, ik wil dus volstaan
met den lezer mede te deelen, dat Leonardo zich prompt met de beide
mulas aan den trein bevond, en ik des nachts op Quiché farm bij mijnen
vriend Keller doorbracht.

April 21. Reeds vroeg in den morgen verliet ik met Leonardo Quiché farm
ten einde nog denzelfden avond in Paraiso aan te komen. Op onzen tocht
door de bananen-fincas trof ik Mr. Sunderland, de mandador van Mixco
farm, aan, welke op weg was naar Lancetillal om daar eenige booten,
alsmede boonen te koopen, van de inlanders. Wij reden dus te zamen
verder; bij Lancetillal nam hij afscheid van mij, en wenschte mij
goede reis door de bergen. Weinig vermoedde ik, dat ik zoo spoedig
weder van zijne gastvrijheid zou moeten gebruikmaken.

Had ik reeds onderweg bespeurd, dat er iets gaande was met Leonardo
door zijn eenigszins vreemd gedrag, in Lancetillal werd ik onaangenaam
verrast door zijne korte mededeeling, dat hij ziek was, en onmogelijk
verder kon gaan. Hij steeg eenvoudig af, legde zijn deken op den grond,
en vleide zich rustig neder. Daar stond ik nu! Zonder mozo verder
te trekken door het moeilijkste gedeelte der Montana leek mij vrij
riskant, terwijl ik tevens niet gaarne de mula van Cosman alleen met
mijn valies in L. achterliet. Na eenige uren geduldig afgewacht te
hebben, in de hoop dat Leonardo misschien beter zou worden, besloot
ik eindelijk den jongen in L. achter te laten, en naar Mixco terug te
keeren, waarschijnlijk zou hij dan den volgenden dag opgeknapt zijn,
zoodat wij de reis konden vervolgen. Doch deze hoop bleek ijdel.

April 22. Te vergeefs wachtte ik op de komst van L. en ten einde raad
begaf ik mij ten slotte tegen 3 uur in den middag naar Lancetillal,
waar ik vernam, dat Leonardo ziek lag met pneumonia, zoodat van
verder reizen voorloopig geen sprake zou kunnen zijn. Ik had echter
het geluk te vernemen, dat de Comandante van Lancetillal, Coronel
Vicente Pena zich den volgenden dag met een escorte van 4 soldaten op
een tocht naar Santa Rosa de Copan begaf, en ik besloot daarom deze
schoone gelegenheid in zijn gezelschap te reizen niet voorbij te laten
gaan. Ofschoon de man mij minder aanstond wegens zijne onbeschaamdheid,
moest ik echter zijn gezelschap wel voor lief nemen, te meer, daar
zijn escorte, hetwelk te voet ging, mijne andere mula, beladen met het
valies, uitstekend onder hunne hoede kon nemen. Ik sliep dien nacht
in de Comandancia te Lancetillal, veiliger dan ooit, met het oog op
de gewapende macht, welke in de hut rijkelijk vertegenwoordigd was.

April 24. Doordat het gedurende de laatste dagen droog geweest was
in de bergen, wat alleszins eene uitzondering is hier, was de weg
in iets beteren toestand. Bovendien was ik nu eenigszins gewend
aan de "idealen" toestand dezer bergwegen, zoodat mij de af en toe
verschrikkelijke Cuestas minder lastig toeschenen dan op de heenreis.

Ik had bij dezen tocht meer dan ooit gelegenheid waar te nemen op
welke beestachtige wijze de hooger geplaatste ambtenaren in dienst der
regeering met hunne inferieuren omgaan. Die arme soldaten, welke het
escorte van Coronel Pena vormden, werden uitgescholden voor alles wat
leelijk was, doch in stomme gelatenheid schenen zij zich dit te laten
welgevallen. Er is overigens niets bijzonders voorgevallen op onzen
tocht naar Paraiso, waar wij des middags tegen half zes aankwamen. De
Coronel gaf instructies onze hangmatten in het kleine aanwezige
schooltje, wat er allertreurigst uitzag, op te hangen om den nacht
hier door te brengen. Midden in den nacht begon het natuurlijk weder
te regenen (ik geloof nauwelijks, dat er één dag in het jaar is, waarop
het niet regent in P.) en jawel.... langzamerhand begon het water door
het rieten dak te lekken, zoodat ons niets anders wachtte, dan een
beter heenkomen te zoeken. Voorwaar een plezierige toestand. Tot ons
groot geluk evenwel bedaarde de stortbui na eenigen tijd, zoodat wij,
ook met het oog op de groote waarschijnlijkheid midden in den nacht
geen logies te kunnen krijgen bij anderen, besloten onze hangmatten
weder op te zoeken in de hoop verder niet meer in onze slaap gestoord
te zullen worden. Fortuna was met ons, het bleef droog.

April 25. Met groote moeilijkheden had ik dien dag te kampen. De
Coronel gaf mij te kennen, dat hij dien avond nog in Trinidad moest
arriveeren en hij dus zeer snel op weg ging, hij kon dus niet op mij
wachten en ook zijne soldaten hadden geen tijd om mijne pakmula met
het valies onder hunne hoede te nemen, ik moest dus zelf maar zien hoe
ik verder kwam. Ik verwenschte den kerel uit den grond van mijn hart,
aan den anderen kant was zijn gezelschap nu niet bepaald een genoegen
voor mij geweest. Mijne kleine mulita, welke zoo dapper den tocht
door de Montana gemaakt had, moest ik helaas weder omruilen tegen
het zware luie dier uit San Pedro; evenwel was ik vast besloten de
mula in Florida achter te laten, of te verkoopen, en een geschikter
dier te leenen voor de terugreis naar huis. Na vele moeite gelukte
het mij eenen jongen te vinden, die bereid was mijne mula, welke ik
nu met de bagage bepakte, terwijl ik het dier van Leonardo bereed,
tot San Antonio te drijven; hier is de weg gemakkelijk, en kon
ik het dier op sleeptouw nemen tot Florida waar ik des namiddags
om 2 uur te La Florida aankwam en hartelijk door Cosman en zijn
vrouw ontvangen werd. Hier had ik weder gelegenheid den inwendigen
mensch, in den rechten zin des woords, te versterken, terwijl ik na
een frisch bad in de rivier Chamelecon, mij weder geheel opgewekt
gevoelde. Ik was besloten reeds den volgenden dag te vertrekken, op
weg naar S. P. S. en kreeg dienzelfden avond nog eene stevige mula
ter beschikking, terwijl Cosman voor een mozo zorgde, welke mij den
weg zou wijzen tot Quimistan; van hieruit loopt de telegraaflijn en
is de weg breed, zoodat men alleen, zonder te verdwalen, verder komen
kan. Mijne ongelukkige mula verkocht ik nog denzelfden dag, en ik kon
blij wezen nog zoo'n goeden prijs er voor gekregen te hebben. Mijn
valies zou nagezonden worden met de carga-mulas, wat mij vele moeite
en kosten uitspaarde.

April 26. Om half zes des morgens nam ik afscheid van mijne hartelijke
vrienden, die alles gedaan hadden om het mij zoo aangenaam mogelijk te
maken. Alles ging thans voorspoedig, reeds om 9 uur passeerde ik Piedra
Pintada, terwijl ik om 12 uur in Colinas vriendelijk ontvangen werd
om de Almuerzo te gebruiken bij de familie Duarte, welke het eenige,
op een heuvel gelegen huis bewonen in deze streek. Met mijn macho
(mannelijk muildier) had ik weinig moeite, terwijl de mozo, dien ik
meegenomen had, schijnbaar met het grootste gemak den geheelen dag
het muildier bijhield, en op zijne voeten even snel opschoot als ik
op den macho. Waarlijk deze inlanders moeten toch ijzersterk zijn,
al zijn ze ook tenger gebouwd. Ik overnachtte dien nacht in Sula,
zonder dat iets wederwaardigs passeerde.

April 27. Na om half zes te zijn vertrokken, kwamen wij om 10 uur
in Casas Viejas aan; ik ging echter niet denzelfden weg als op de
heenreis, sloeg hier dus links af, in plaats van rechts, waar de weg
naar San Marcos leidt, ik zou dus Herr Rheinboldt niet opzoeken, zooals
ik hem oorspronkelijk beloofd had. Doch de weg over Quimistan, vandaar
naar Santa Cruz de las Minas, en dan tot Cofradia, is gemakkelijker,
tevens iets sneller, reden waarom Cosman mij aangeraden had deze
route te nemen.

Bij Quimistan nam mijn mozo afscheid en vervolgde ik alleen den
weg. Het verdere gedeelte der reis was zeer eentonig en eenzaam;
wanneer men den geheelen dag op zijn muildier zit, en geen aanspraak
heeft, verveelt men zich, hoe wisselvallig het landschap ook zij
waardoor men rijdt. Nog dienzelfden dag arriveerde ik in Cofradia, waar
ik Gode zij dank weder de eerste teekenen der beschaving waarnam in het
primitieve hotel van Modeste Perez; men kan tenminste weder behoorlijk
aan tafel zitten, en krijgt vork en mes en verder tafelgerei, eene
ongekende luxe in het interieur.

April 28. In het vooruitzicht spoedig weder te midden van mijne
vrienden, doch vooral van alle comfort te zijn, welke ik in San
Pedro Sula kan genieten, was ik reeds weder vroeg op weg. Met welk
een verlangen begroet men de eerste huizen van Chamelecon, waar men
reeds de spoorlijn kruist, die van Cortez over San Pedro Sula naar
La Pimienta loopt. Overal ziet men hier de beschaving te voorschijn
treden, hoe ziet alles hier reeds veel zindelijker uit. Na nog eenige
uren rijden kan ik reeds van verre de eerste huizen begroeten van
S. P. S. Nog enkele minuten, en ik rijd weder den voorhof van ons
groote huis op, en begroet mijne vrienden en kennissen.

Zoo eindigt dan deze voor mij zoo interessante reis, waarbij ik zooveel
gezien en meegemaakt had, en waarbij ik ten volle de toestanden
welke in het binnenland van Centraal-Amerika heerschen had leeren
kennen. Och, hoe verre zijn wij nog verwijderd van de europeesche
beschaving, en welk eene geweldige inspanning zal het kosten, vóór
deze landen ook eenmaal gemoderniseerd zullen zijn. Doch deze tijd
zal ook zeker eenmaal komen, al zal het nog lang, zeer lang duren.


                                            San Pedro Sula, 16 Mei 1915.



AANTEEKENING


[1] Nog onlangs werd Guatemala door een hevige aardbeving grootendeels
verwoest. (Red.)





*** End of this LibraryBlog Digital Book "Dagboek van mijne reis door het binnenland van Honduras naar Guatemala - De Aarde en haar Volken, 1918" ***

Copyright 2023 LibraryBlog. All rights reserved.



Home