Home
  By Author [ A  B  C  D  E  F  G  H  I  J  K  L  M  N  O  P  Q  R  S  T  U  V  W  X  Y  Z |  Other Symbols ]
  By Title [ A  B  C  D  E  F  G  H  I  J  K  L  M  N  O  P  Q  R  S  T  U  V  W  X  Y  Z |  Other Symbols ]
  By Language
all Classics books content using ISYS

Download this book: [ ASCII | HTML | PDF ]

Look for this book on Amazon


We have new books nearly every day.
If you would like a news letter once a week or once a month
fill out this form and we will give you a summary of the books for that week or month by email.

Title: Robur de Veroveraar
Author: Verne, Jules, 1828-1905
Language: Dutch
As this book started as an ASCII text book there are no pictures available.


*** Start of this LibraryBlog Digital Book "Robur de Veroveraar" ***


                         WONDERREIZEN.


                          JULES VERNE



                             ROBUR
                         DE VEROVERAAR



                           AMSTERDAM
                UITGEVERS-MAATSCHAPPY "ELSEVIER"
                              1915



I.

WAARIN DE GELEERDEN EN OOK DE DOMKOPPEN MET DE HANDEN IN HET HAAR
ZITTEN.


"Pang!...."

"Pang!...."

De twee pistoolschoten gingen als het ware tegelijkertijd af. Eene
koe, die op een afstand van vijftig passen ongeveer rustig graasde,
kreeg een der kogels in de bovenrugwervels. Toch, dat moet erkend
worden, had zij aan het geheele geval hoegenaamd geene schuld. De
onschuldigen boeten in den regel voor de schuldigen.

Geen der beide vechtenden was geraakt geworden. Zoo gaat het gewoonlijk
in de wereld.

Wie waren die twee heeren, die daar op elkander geschoten, die naar
elkanders leven getracht hadden?

Wij weten het niet. En toch was, dunkt ons, de gelegenheid schoon,
om hunne namen aan de vergetelheid te ontrukken, om die namen voor
het verre nageslacht te bewaren. Alles wat hier evenwel medegedeeld
kan worden is, dat de eene, de oudste, Engelschman, en de andere,
de jongste, Amerikaan was.

Vraagt men of wij de plek kunnen aanduiden, waar de doodonschuldige
herkauwster haar laatste bosje gras gegraasd had? Niets gemakkelijker
dan dat. Dat viel voor op den rechteroever van de Niagara, niet heel
ver van die hangende brug, welke de verbinding daarstelt van den
Amerikaanschen met den Canadaschen oever, op ongeveer drie mijlen
beneden de beide watervallen.

De Engelschman trad toen met vasten tred op zijn tegenstander den
Amerikaan toe:

"En toch, in weerwil van alles, houd ik steeds vol, dat het de _Rule
Britannia_! was," zeide hij.

"Neen, gij vergist u. Het was de _Yankee Doodle_; ik verzeker het u,"
hernam de andere.

De twist zou waarlijk weer losgebroken zijn, toen een der
getuigen--waarschijnlijk in het belang van het grazend vee--meende
tusschenbeiden te moeten komen.

"Kom, kom," zeide hij, "laten wij aannemen, dat het de _Rule Britannia_
en de _Yankee Doodle_ was, dan hebt gij beiden gelijk, en dan kunnen
wij ten minste gaan ontbijten, niet waar? Vindt gij dat geen prachtig
voorstel?"

Dat compromis tusschen de beide vaderlandlievende volksgezangen van
Noord-Amerika en van Groot-Brittannië werd tot aller tevredenheid
door beide partijen aangenomen.

Amerikanen en Engelschen gingen stroomopwaarts langs de Niagara en
namen plaats aan de gastvrije tafel van het Goat-Island-hôtel, hetwelk
op eene strook neutraal grondgebied tusschen de beide watervallen
opgetrokken was.

Nu zij eenmaal voor hunne gekookte eieren, voor hunne traditioneele
ham, voor hun koud roastbeef, dat met brandverwekkende mixed pickles
smakelijk gemaakt werd, voor hunne thee, die bij stroomen vloot, om
de beroemde watervallen jaloersch te maken, gezeten waren, nu zullen
wij hen met rust laten. Wie weet daarenboven, of er over die mannen
nog in dit verhaal zal gehandeld worden.

Wij voor ons gelooven aan die waarschijnlijkheid wel het allerminst.

Maar, wie had nu gelijk? De Engelschman, of de Amerikaan?

Dat was zeer moeielijk uit te maken. In ieder geval was dit tweegevecht
een bewijs te meer, hoe hartstochtelijk opgewonden de gemoederen niet
alleen in de Nieuwe maar ook in de Oude Wereld waren ter zake van
een onverklaarbaar verschijnsel, hetwelk sedert een maand ongeveer,
al de hersenen in de war bracht.



    .... _Os sublime dedit coelumque tueri_



zegt Ovidius Naso ergens in zijne onvergetelijke gedichten ter
verheerlijking van het menschelijk schepsel.

Inderdaad, nimmer had men, sedert de mensch op den aardbol verschenen
was, zooveel en zoo bestendig naar den hemel gekeken als in deze
laatste dagen.

Nu had juist gedurende den voorafgaanden nacht nog, eene luchttrompet
hare schrille koperklanken door het luchtruim laten weergalmen, vlak
boven dat gedeelte van Canada, hetwelk tusschen het meer Ontario
en het meer Erie gelegen is. De een had duidelijk het _Yankee
Doodle_ gehoord, de andere het _Rule Britannia_. Vandaar die twist
tusschen Anglo-Saksers, die met een stevig ontbijt te Goat-Island
eindigde. Misschien hadden zij, alles wel beschouwd, niets van die
vaderlandlievende gezangen gehoord, maar, wat door niemand betwijfeld
werd, was dat dit vreemde geschetter zeer zonderling uit den hemel
naar de aarde scheen neder te dalen.

Moest er aan een hemelsche trompet gedacht worden, die door een engel
of een aartsengel bespeeld werd?.... Had men niet eerder te denken aan
vroolijke en opgeruimde luchtreizigers, die dit klankrijke instrument,
waarvan de Faam een zoo luidruchtig gebruik maakt, bespeelden?

Neen, waarlijk niet. Men kon kijken en turen, zooveel men
maar wilde. Er was geen ballon, en er waren bijgevolg ook geen
luchtreizigers te bespeuren. Een buitengewoon natuurverschijnsel deed
zich in de hoogere luchtlagen vernemen.

Dat was een luchtverschijnsel, waarvan men noch den aard noch den
oorsprong wist aan te wijzen.

Heden werd het boven Amerika vernomen en acht-en-veertig uren later
boven Europa, acht dagen later in Azië boven het Hemelsche Keizerrijk.

Maar als nu die trompet, welker toon zeer duidelijk vernomen werd,
niet die van het laatste oordeel was, welk soort van blaasinstrument
was het dan?....

Dat natuurverschijnsel veroorzaakte in alle landen en streken van
het aardrijk, in de verschillende keizerrijken, koninkrijken of
gemeenebesten eene zekere mate van onrust, die bestreden moest worden.

Wanneer gij in uw huis vreemde en onverklaarbare geruchten zoudt
vernemen, zoudt gij dan niet zoo spoedig mogelijk den aard van die
geruchten willen leeren kennen? En als die nasporingen mislukten, zoudt
gij dan uw huis niet verlaten, om een ander, meer rustig, te betrekken?

Ongetwijfeld, niet waar? Zoo zou ieder verstandig redelijk wezen
handelen.

Maar in het onderhavige geval gold het niet uw huis, maar den geheelen
aardbol.

Men kan dien bol maar niet zoo verlaten, om naar de Maan, naar
Mars, naar Venus, naar Jupiter of naar eene andere planeet van ons
zonnestelsel te verhuizen.

Men moest dus opsporen wat er omging, niet in de onmetelijke
luchtledige ruimte, die onzen aardbol omgeeft, maar in de atmosferische
lagen, welke zich tusschen die ruimte en den bol bevonden.

En, inderdaad, zonder lucht, geen geluid. En daar er toch geluid
vernomen werd van die trompet, zoo moest het natuurverschijnsel
plaats vinden te midden van de luchtlaag, welker dichtheid afnemende
en verminderende is, zoodat zij zich op niet verder dan twee uren
gaans van ons aardrijk uitstrekt.

Natuurlijk bespraken duizenden dagbladen, weekbladen en tijdschriften
de zaak en behandelden haar en bekeken haar van alle kanten. Poogden
zij het natuurverschijnsel toe te lichten, zoo benevelden en
verduisterden zij het ook vaak. Zij verkondigden valsche of ware
berichten, stelden hunne lezers gerust of beangstigden hen, naarmate
dat in hun kraam en in het belang van de grootte hunner oplage te pas
kwam, en prikkelden de menigte, die toch al niet erg op haar gemak
was, hartstochtelijk.

Waarachtig, de staatkunde leed er door, hoewel de zaken over het
algemeen niet minder gedreven werden en noch handelsman, noch
nijverheidsman redenen van ontevredenheid hadden.

Maar, in Godsnaam, wat had er dan toch in dat luchtruim plaats?

Men raadpleegde de sterrenwachten van de geheele wereld. Van Parijs,
van Greenwich, van Berlijn, van Rome, van Leiden.... in een woord
allen. En toen die wetenschappelijke inrichtingen het antwoord
schuldig bleven, vroeg men zich af, waartoe die sterrenwachten,
die zooveel geld kostten, toch wel dienden.

Wanneer sterrenkundigen in staat zijn om sterren in dubbelsterren, in
drievuldige sterren, op duizenden, op honderd-duizenden uren afstand
te ontleden, waarom konden zij den aard en den oorsprong van een
eenvoudig kosmisch natuurverschijnsel niet verklaren, dat toch maar
plaats kon hebben binnen een straal van slechts weinige kilometers?

Waarlijk, de vraag kan gegrond heeten: waartoe dienen die
sterrenkundigen?

Wat er dan ook maar op een telescoop, op een verrekijker, op een bril,
op een neusknijpertje, op een tooneelkijker geleek, werd opgeduikeld om
naar den hemel te turen, zelfs de _monocles_, de eenoogige brillen zou
men ze kunnen noemen, waarvan de fatten zich zoo bevallig bedienen,
werden gebruikt om gedurende die fraaie zomernachten het uitspansel
te bespieden. Allen, die maar oogen en een brilleglas ter beschikking
hadden, waren in de weer, en inderdaad hun getal was ontelbaar. Zonder
overdrijving kon hun aantal, die gezichthelpende instrumenten van
alle lengten en alle dikten bezigden, gerust op honderdduizend, ja
op veel meer begroot worden. Er waren meer waarnemers dan sterren
die aan de hemelsche transen met het bloote oog te zien waren.

Neen! nimmer was aan eene zons- of maansverduistering, die toch
in het belang der wetenschap van alle punten van de beschaafde en
onbeschaafde landen van het geheele aardrijk bespied wordt, zulk
eene eer, zulk eene waarneming ten deel gevallen. Het was, alsof alle
sterrenkundigen, ja alle natuurkundigen het hoofd verloren hadden.

Eindelijk kwam er antwoord van de sterrenwachten. Maar het was er
ook naar.

Het was trouwens te voorzien. Zet twee geleerden bij elkander, dan
kibbelen zij. Breng er drie bij elkander, dan twisten zij; zijn
er vier bijeen, dan vechten zij. Bij groote bijeenkomsten worden
geregelde veldslagen geleverd.

Iedere sterrenwacht diende een antwoord in; maar die antwoorden
klopten volstrekt niet met elkander. Ieder gaf zijne meening ten
beste; maar ieders meening verschilde hemelsbreed met die van zijn
collegialen buurman.

Natuurlijk werd daaruit een binnenlandsche oorlog tusschen de geleerden
geboren, die van de laatste weken van April tot in de eerste weken
van Mei duurde en met de meeste hartstochtelijkheid gevoerd werd.

De sterrenwacht van Parijs nam eene zeer gereserveerde houding
aan. Geen harer sectiën leverde eene bepaalde uitspraak. In den
diensttak der wiskunstige sterrenkunde had men hooghartig nagelaten uit
te kijken en waarnemingen te doen; in dien van de meridiaanwaarnemingen
had men niets bijzonders opgemerkt; in dien van de natuurkundige
waarnemingen had men niets gezien; in den geodesischen diensttak had
men niets vernomen; in den meteorologischen had men zelfs niets gegist,
en eindelijk in dien der berekenaars had men zich--ongeloofelijk,
niet waar?--in de eenvoudigste formulen vergist. De bekentenis was
openhartig ten minste, dat moet erkend worden.

Diezelfde openhartigheid werd ook door de sterrenwacht te Montsouris en
door den magnetischen waarnemingspost te Saint-Maur betracht. Dezelfde
hulde werd aan de waarheid gebracht door het Bureau des Longitudes.

Waarachtig: Fransch stamt af van Frank. En frank beteekent: vrijmoedig,
waarheidlievend.

In de departementen week men eenigszins van dat openhartigheidsstelsel
af.

Misschien was er in dien nacht van den 6den op den 7den Mei een
lichtstraal gezien, die als een electrisch verschijnsel, hetwelk
hoogstens twintig seconden mag geduurd hebben, kon opgenomen worden.

Op den Pic du Midi, een der hoogste toppen van het Pyreneeëngebergte,
was die lichtstraal des avonds tusschen negen en tien uur waargenomen
geworden.

Op den meteorologischen waarnemingspost van Puy de Dôme, een der
toppen van het Hoogland van Auvergne, was dat licht na middernacht
tusschen een en twee uur gezien geworden.

Op den Mont-Ventoux, niet ver van Avignon in de Provence, was dat
licht des ochtends tusschen twee en drie uren ontwaard.

Te Nizza, aan de Middellandsche zee, had die lichtstraal zich tusschen
drie en vier uren vertoond.

Eindelijk op den Semnoz-Alp, tusschen Annecy, le Bourget en het meer
van Genève gelegen, had men dat licht bespeurd, toen de dageraad
reeds de kim verlichtte.

Klaarblijkelijk konden die verschillende waarnemingen niet verworpen
worden.

Ongetwijfeld was dat licht achtereenvolgens in de tijdruimte van
weinige uren op al die waarnemingsposten gezien geworden. Dus, òf die
lichtstraal was door verscheidene lichtbronnen veroorzaakt geworden,
die zich door de bovenste luchtlagen bewogen; òf slechts door eene
eenige. Maar als zij aan eene eenige lichtbron toegeschreven moest
worden, dan moest deze eene snelheid van voortbeweging bezeten hebben,
die de tweehonderd kilometers per uur zeer nabij bereikte.

Maar had men bij daglicht iets abnormaals in den dampkring ontwaard?

Neen! Dat was nimmer geschied.

Had men ten minste de trompet bij daglicht in de bovenste luchtlagen
vernomen?

Ook dat niet, dat moest een ieder, zelfs de meest nauwkeurige
waarnemer bekennen.

Nimmer had dat trompetgeschal tusschen zonsopgang en ondergang
weerklonken.

Men was in het Vereenigde Koninkrijk zeer overstuur. De sterrenwachten
daar konden maar tot geene overeenstemming komen. Greenwich twistte
met Oxford, hoewel beiden beweerden en stokstijf staande hielden,
"dat er niets was." Zelfs die twistende overeenkomst was merkwaardig.

"Een optisch bedrog!" zei de eene en klampte zich daaraan halsstarrig
vast.

"Een akoustisch bedrog!" antwoordde de andere en was in zijne meening
niet minder hardnekkig.

Vandaar de twist! Vandaar het dispuut! Hoewel beiden erkenden,
dat er zinsbedrog bestond. Of het nu de oogen of de ooren waren,
die het bedrog pleegden? Ziet, dat moest uitgemaakt worden.

De Nederlandsche sterrenwachten te Utrecht en te Leiden behandelden
de quaestie leuker. Daar had men eenvoudig hoegenaamd niets
waargenomen. Men hield zich als neutrale mogendheid buiten den twist.

Tusschen de sterrenwachten te Berlijn en te Weenen dreigde de quaestie
tot internationale verwikkelingen aanleiding te geven. Wat zij evenwel
waargenomen hadden, was zoo Duitsch geleerd, zoo Duitsch verward, zoo
nevelachtig, dat zij zelve er geen touw aan vastmaken konden. Maar
de directeur van de Russische sterrenwacht te Poultawa bewees hen
toch, dat zij beiden gelijk hadden. Het gold alleen volgens hem het
standpunt, hetwelk ieder hunner tegenover het natuurverschijnsel
innam. In theorie was dat natuurverschijnsel onmogelijk aan te nemen;
in de praktijk was het evenwel mogelijk en bestaanbaar.

In Zwitserland, namelijk op de sterrenwachten van Bern, van Genève en
van Zurich, op de waarnemingsposten op den Santis, op den Gaebris in
het kanton Appenzeil, op den Rigi, in het kanton Lucern, op den Sint
Gothard, op den Sint Bernard, op den Julier-top, op den Simplon, op den
Sombliek in de Tyrolsche Alpen, nam men eene groote terughoudendheid
in acht omtrent dat natuurverschijnsel, hetwelk niemand nog had kunnen
waarnemen of bevestigen.

En ieder nadenkend wezen zal moeten erkennen, dat zulk eene
terughoudendheid wezenlijk verstandig was.

In Italië daarentegen, aarzelden de wachters op de meteorologische
waarnemingsposten op den Vesuvius, op den Etna, deze laatste
ingericht in de oude Casa Inglese, op den Monte Cavo, niet, om de
daadwerkelijkheid van het natuurverschijnsel aan te nemen. En de
geleerden hadden op een helderen dag iets waargenomen, dat veel
weg had van een gekruld, dicht opeengerold wolkje, en gedurende
een helderen nacht iets, wat veel geleek op eene vallende ster. Een
hunner had zelfs bij die gelegenheid, waarschijnlijk om zijn Fransch
te luchten, uitgeroepen:


    _Encore une étoile, qui file, qui file et disparaît,_


en daardoor bewijzen gegeven, dat hij zijn Béranger niet vergeten had.

Wat die Italiaansche geleerden eigenlijk gezien hadden; ja, zij
moesten erkennen, dat zij het niet wisten.

Waarlijk, dat geheimzinnige natuurverschijnsel begon den geleerden
de keel uit te hangen, en zij zouden het hunne geëerde aandacht
onwaardig verklaard hebben,--hunne gewone taktiek, wanneer zij
tegenover onverklaarbare feiten gesteld worden,--wanneer niet de
nederigen en onwetenden, die steeds de overgroote meerderheid van het
menschelijk geslacht uitgemaakt hebben, die nog uitmaken en steeds
zullen uitmaken, wat volgens onze bescheiden meening een zeer wijze
natuurwet is, niet hartstochtelijk opgewonden en beangst geworden
waren. Nu moest men er wel eenige aandacht aan blijven wijden.

Maar toen bekoelde de ijver der sterrenkundigen en der meteorologen in
zooverre, dat zij besloten de oplossing van het vraagstuk als hopeloos
op te geven, toen in den nacht van den 26sten op den 27sten op de
sterrenwacht te Kautokeino in de Noorweegsche provincie Finmarken,
en in den nacht van den 28sten op den 29sten op die van Isfjord op
Spitsbergen, de Noorwegers op het eene punt en de Zweden op het andere,
geheel en al overeenkomstig met elkander waargenomen hadden, dat te
midden van een prachtig noorderlicht een groote vogel, een soort van
luchtmonster verschenen was. Het is waar, men had den vorm, de soort,
de familie en het geslacht van dit monster niet kunnen bepalen, door
zijne snelheid van verschijnen en verdwijnen; maar daarin kwam men toch
overeen, dat het kleine lichaampjes uitgeworpen had, die met een knal
uit elkander gesprongen waren, alsof men met bommen te doen had gehad.

Gelukkig voor die brave Noordsche geleerden, was men zoo welwillend
in het overige geleerde Europa, om hunne verklaring niet te
betwijfelen. Wat evenwel daarbij hoogst opmerkenswaardig was, dat was
dat Zweden en Noorwegers in eenig punt tot eene overeenkomst hadden
kunnen geraken. Zoo iets was nog nimmer geschied, zoolang de aarde
bestond en zoolang daarop Scandinaviërs geleefd hadden.

Maar die Europeesche welwillendheid werd door de overige geleerden
niet betracht. Men lachte over die vermeende waarneming op alle
sterrenwachten van Zuid-Amerika, bij voorbeeld op die van Brazilië,
van Peru, van La Plata. Men lachte ook op de sterrenwachten van
Australië, op die van Sydney, van Port-Adelaïde, van Melbourne. En
het Australische lachen is aanstekelijk evenals eene bacteriën-ziekte.

Om kort te gaan, in Azië was slechts een enkele chef van een
meteorologischen waarnemingspost die behoorlijk een eigen meening
omtrent dat natuurverschijnsel had, en die, in weerwil van al de
veelvuldige scherpe hatelijkheden, welke als puntige pijlen allerwege
afgeschoten waren, had durven verkondigen. Dat was de Chinees Chang Kwa
Ong, directeur van de sterrenwacht Zi Ka Way, welke te midden van eene
uitgestrekte vlakte, op meer dan tien mijlen van de zee gelegen was,
en het voordeel genoot van een onmetelijken horizon en een heldere
en zuivere dampkringslucht te bezitten. Waarlijk, die Chinees Chang
Kwa Ong beschaamde de geheele geleerde wereld!

"Het is toch mogelijk," had deze zoon van het Hemelsche Rijk gezegd,
"dat het zooveel besproken natuurverschijnsel toch niets anders
ware dan een zwevend toestel, eene vliegende machine, in een woord
een luchtschip."

"Wat een uil! Welk een bespottelijke grap!" riep men van alle
kanten uit.

Intusschen, als het twisten in de Oude Wereld hevig was en de meeningen
daar zeer verdeeld waren, dan was het nog een graad erger in de
Nieuwe Wereld gesteld. En daaronder konden de Vereenigde Staten,
die de grootste oppervlakte van Amerika besloegen, meetellen. Het
was waarlijk, alsof men daar dol was!

Men weet, dat een Yankee gewoonlijk recht op zijn doel afgaat. In ieder
geval kiest hij niet den langsten weg, om dat doel te bereiken. Hij
doet dat wel eens wat ruw en onbehouwen; maar hij komt er, en
dat is het voornaamste. De geleerden, aan de sterrenwachten van
het Amerikaansche Bondgenootschap verbonden, aarzelden dan ook
geen oogenblik, om elkander duchtig de waarheid te zeggen. Dat zij
elkander hunne argumenten niet naar het hoofd wierpen, had alleen tot
oorzaak, dat zij die argumenten wilden bewaren, om ze op het juiste
en beslissende oogenblik te kunnen aanwenden. Nog al niet dom van
die Amerikanen, niet waar?

Bij dit zoo heftig betwiste vraagstuk kibbelden de sterrenwachten te
Washington in den Staat Columbia, en te Cambridge in den Staat Duna,
met die van Darmouth-College in den Staat Connecticut en van Ann-Arbor
in den Staat Michigan. Het onderwerp van den twist betrof niet den
aard van het lichaam, hetwelk in denzelfden nacht, in hetzelfde uur,
in dezelfde minuut en in dezelfde seconde door die sterrenwachten
was waargenomen, hoewel de baan, die door het geheimzinnige en
bewegelijke natuurverschijnsel was afgelegd, zich slechts op eene
geringe hoogte boven den gezichteinder verhief. Maar de afstand van
den Staat Connecticut tot dien van Michigan, en van den Staat Duna
tot dien van Columbia, was groot genoeg om die dubbele waarneming,
op hetzelfde oogenblik gedaan, zoo niet onder de onmogelijkheden,
dan toch onder de onwaarschijnlijkheden te doen sorteeren.

Dudley te Albany in den Staat New-York, en West-Point, de Amerikaansche
Militaire Akademie, stelden hunne collega's in het ongelijk, door
middel van eene nota, waarin de rechte opklimming en de trapsgewijze
daling van het waargenomen lichaam op het nauwkeurigst uitgerekend
werd.

Later werd evenwel uitgemaakt, dat die waarnemers zich omtrent het
waargenomen lichaam vergist hadden.

Ontegenzeggelijk was hetgeen zij gezien hadden, niets anders dan een
bolied, een luchtsteen geweest, die onzen dampkring ter halver hoogte
doorsneden had. Dus de gevolgtrekking lag voor de hand: die bolied
kon onmogelijk het onderwerpelijk zooveel besproken lichaam zijn.

Daarenboven, hoe zou een bolied een trompet hebben kunnen bespelen? Het
was om te lachen?

Wat die trompet aangaat, ja, men poogde wel hare schetterende fanfaar
onder de rubriek: akoustisch bedrog te rangschikken. Maar daarin
slaagden de geleerden volstrekt niet. In dit geval waren de ooren
beter te vertrouwen geweest dan de oogen. Men meende iets gezien te
hebben; maar men had zeker iets gehoord.

O, dat kon, dat mocht niet betwijfeld worden! Door niemand! Neen,
door niemand!

In den nacht van den 12den op den 13den Mei--een zeer sombere nacht,
tusschen twee haakjes gezegd--hadden de waarnemers van Yale-College,
de wetenschappelijke school van Sheffield, zelfs eenige maten kunnen
opschrijven van eene muzikalische melodie in ré majeur en in de
vierkwarts maat, die noot voor noot het refrein van het _Chant du
Départ_ weergaf.

"Mooi!" riepen de Amerikaansche grappenmakers, "het is een Fransch
orkest, dat daar boven in de hoogste luchtlagen speelt. Nu hebben
wij le _Chant du Départ_, straks krijgen wij _la Reine Hortense_!"

Maar spotten is niet redeneeren. Dat merkte een waarnemer van de
sterrenwacht te Boston op, welke inrichting door de _Atlantic Iron
Works Society_ gesticht werd. De meeningen van die Society op het
gebied van sterrenkunde en meteorologie begonnen kracht van wet in
de geleerde wereld te verkrijgen.

Toen kwam de sterrenwacht van Cincinnati tusschenbeiden, die in 1870
opgericht werd op den berg Lookout, dank zij der onbekrompenheid
van den heer Kilgoor, die door zijne micrometrische metingen der
dubbelsterren zooveel naam in de geleerde wereld verworven heeft. De
directeur van die inrichting verklaarde met de meest mogelijke goede
trouw, dat er zeker iets bestaan moest, hetgeen als onomstootbaar
moest aangenomen worden; dat een bewegelijk lichaam zich nu en dan en
binnen betrekkelijk korte tijdperken op verschillende punten in den
dampkring vertoond had; maar dat het onmogelijk was omtrent den aard,
de afmetingen, de snelheid van voortbeweging, de loopbaan van bedoeld
lichaam eene uitspraak te doen.

Zoo stond het vraagstuk, toen een dagblad, welks verspreiding
onmetelijk te noemen is: de _New-York Herald_, van een zijner
geabonneerden de navolgende niet onderteekende mededeeling ontving:

"Men heeft voorzeker niet vergeten de ijverzucht, welke de twee
erfgenamen van de Begam van Ragginahra bezielde, namelijk dien
Franschen dokter Sarrasin, die te Franceville verblijf hield, en den
Duitschen werktuigkundige Herr Schultze, die te Stahlstadt woonde. Die
beide steden lagen, zooals men zich nog wel herinneren zal, in het
zuidelijke gedeelte van den Staat Orégon, die deel uitmaakt van de
Vereenigde Staten van Noord-Amerika.

"Men zal voorzeker evenmin vergeten hebben, dat Herr Schultze,
zwanger van het denkbeeld, om Franceville te verwoesten, een vreeselijk
projectiel afschoot, met het doel om dat op de Fransche stad te werpen,
ten einde haar met één slag in een puinhoop te verkeeren.

"En nog veel minder zal men vergeten hebben, dat dit projectiel waarvan
de aanvankelijke snelheid bij het verlaten van de monding van het
monsterkanon onnauwkeurig berekend was; door eene kracht zestienmaal
grooter dan die der gewone projectielen voortgestuwd werd,--ongeveer
honderd-vijftig geographische mijlen in het uur,--die het buiten onzen
dampkring voerde, zoodat het niet meer op onze aarde teruggevallen is;
maar dat het thans als een bolied rondom die aarde draait en daarom
in alle eeuwigheid moet blijven draaien.

"En na de herinnering deswege opgewekt te hebben, zal het voorzeker
veroorloofd zijn te vragen, waarom het lichaam, waarover zooveel
rumoer gemaakt wordt en welks bestaan niet geloochend kan worden,
die bolied niet zou zijn?"

Zeer geestig gevonden van dien geabonneerde van den _New-York Herald,_
niet waar?

Maar de trompet dan?.... Hoe die te verklaren?

Er was wel springlading, maar geene trompet in het projectiel van
Herr Schultze!

Dus, al die twisten, al die uitleggingen leidden tot niets. Het moest
erkend worden: al die waarnemers namen al zeer slecht waar. Dat kon
niet ontkend worden.

Bleef dus de hypothese van mijnheer Chang Kwa Ong, den directeur van
Zi Ka Way over.

Maar,.... mocht men wetenschappelijke waarde hechten aan de meening
van een Chinees?....

De oordeelvellingen waren natuurlijk alweer verdeeld. Een nieuwe
oorzaak tot twisten was gevonden.

O, die geleerden! Wie zal de aarde er van verlossen?

De lezer moet nu niet gelooven, dat het publiek zoowel van de
Oude als van de Nieuwe Wereld beu werd van het onderwerp. O, lang
niet! Het gekibbel ging zijn gang, het getwist nam toe, zonder dat
men er in slaagde tot overeenstemming te geraken. Men scharrelde en
schermutselde eindeloos.

En toch had er een soort van wapenstilstand plaats. Het was alsof
den geleerden gelegenheid gegeven werd om tot adem te komen.

Een paar dagen gingen toch voorbij, zonder dat het bewuste lichaam,
bolied of geen bolied, gezien, zonder dat eenig trompetgeschal in
de lucht vernomen werd. Was dat vreemdsoortige lichaam dus op het
een of ander punt van de aarde neergevallen en zou het onmogelijk
geacht moeten worden het weer te vinden? Of lag het in de diepten
van de Groote Stille Zuidzee, of van den Atlantischen Oceaan? Of was
zijn verdwijnen van meer bescheiden aard? Lag het bijvoorbeeld in de
Kaspische zee, of in een der groote meeren op Amerikaanschen bodem?

Wie ter wereld zou dat kunnen uitmaken?

Men zat daar nog over te tobben, toen zich in het tijdperk van den
2den tot den 9den Juni eene nieuwe serie van feiten voordeed, waarvan
de verklaring onmogelijk door het aannemen van een eenvoudig kosmisch
natuurverschijnsel te geven was.

In minder dan acht dagen hadden de Hamburgers op de spits van den
Sint Michiels toren, de Turken op de hoogste minaret van de Sint
Sophia kerk te Constantinopel, de Rouaaneezen aan het uiteinde der
metaalspits hunner kathedraal, de Straatsburgers aan het uiteinde van
hun Munster, de Noord-Amerikanen op het hoofd van het Vrijheidsbeeld,
aan de monding der Hudson-rivier geplaatst, en op den top van het
Washington monument te Boston, de Nederlanders aan de punt der
Phrygische muts der Nederlandsche Maagd op het Plein 1813 te 's
Gravenhage, en aan den Signaalmast van de bastionvormige sterrenwacht
te Utrecht, de Chineezen aan de nok van den tempel aan de vijfhonderd
Genieën te Canton gewijd, de Hindoes op den zestienden omgang van
den piramidevormigen Boeddhatempel te Tanjoer, de Javanen aan den
vlaggestok op den modernen koepel, gebouwd op het platform van den
Boro Boedoer bij Magelang gelegen, de San Pietrini's aan het kruis
van de Sint Pieters kerk te Rome, de Engelschen aan het kruis van de
Sint Pauls kerk te Londen, de Egyptenaren aan den scherpen top van de
Groote Piramide te Gizèh, de Parijzenaren aan den bliksem-afleider van
de IJzeren Toren van de tentoonstelling, die in 1889 zal plaats hebben
en drie honderd meters hoog is, een vlag zien wapperen, die, op elk
dier moeilijk te genaken punten vastgehecht was en in den wind golfde.

En die vlag bestond uit een zwart veld, dat met zilveren sterren
bezaaid was, terwijl in het midden een groote gouden zon prijkte. Welke
was die vlag? Niemand wist daarop een antwoord te geven.



II.

WAARIN DE LEDEN VAN WELDON-INSTITUTE MET ELKANDER KIBBELEN, ZONDER
ER IN TE SLAGEN TOT OVEREENSTEMMING TE GERAKEN.


"En, den eersten, die het tegendeel zal willen beweren, zal ik...."

"Zoo, zoo!"

"En wat zou dat dan?"

"Dien zal ik...."

"Welnu, ik zal het tegendeel beweren, wanneer daar aanleiding toe
bestaat!"

"En ik ook, en dat in weerwil van uwe dreigementen, waaraan ik mij
niets hoegenaamd stoor!"

"Pas op uwe woorden, Bat Fyn! Ik waarschuw u ernstig, hoor!"

"En gij, past gij maar op de uwe, Uncle Prudent! Ik waarschuw u ook!"

"Ik houd staande dat...."

"Wat houdt gij staande?"

"Dat de schroef niet aan het achtereinde moet geplaatst zijn! Dat's
duidelijk, dunkt me!"

"Wij ook!.... Wij ook!.... Wij houden dat ook staande!" schreeuwden
een vijftigtal stemmen zoo valsch mogelijk, waarbij zij evenwel een
volmaakt akkoord vormden.

"Neen!.... De schroef moet aan den voorkant zijn!" riep Phil Evans uit.

"Ja, aan den voorkant," riepen vijftig anderen met even valsch
stemgeluid, maar met niet minder krachtige overeenstemming. "Ja,
zeker, aan den voorkant!"

"Neen, aan den achterkant!" protesteerden anderen niet minder krachtvol
en niet minder luidruchtig.

"Neen, noch voor, noch achter, maar in het midden!" riepen anderen
even opgewonden.

"Zoo zullen wij nooit tot overeenstemming geraken! Dat is duidelijk!"

"Neen, nooit!.... Nooit...."

"Waarom dan te redekavelen, waarom dan te kibbelen, waarom dan te
twisten?"

"Wij twisten niet."

"Wat doen wij dan?"

"Wij redetwisten! En, dat moet gij toch bekennen, dat is geheel
verschillend!"

Aan dien redetwist zou geen mensch geloofd hebben, die, meer kalm
van aard, die tegenwerpingen, die scherpe woordspelingen, dat
geschreeuw vernomen had, welke al te zamen de geheele zaal--en die
was ruim--sedert een kwartieruurs vervulden.

Ja, die zaal van Weldon-Institute was groot. Wellicht de grootste
van de geheele stad, zooals Weldon-Institute zelf de grootste en
meest beroemde club was van Philadelphia, de hoofdplaats van den
Staat Pensylvanië, die op zijne beurt een onderdeel uitmaakt van de
Vereenigde Staten van Noord-Amerika.

Nu hadden er daags te voren in die stad, bij gelegenheid van de
aanstelling van een gaslantaarn-ontsteker, publieke betoogingen en
luidruchtige meetings plaats gehad, waarbij over en weer klappen en
slagen gewisseld waren geworden.

Vandaar die opgewondenheid, die nog niet geheel bedaard was. Vandaar
dat onstuimige opbruisen, waarvan de leden van Weldon-Institute thans
nog bewijzen gaven.

En toch gold het hier slechts eene eenvoudige samenkomst van
ballonnisten, die het, wel is waar zelfs in dat tijdstip, steeds
netelige en opwekkende vraagstuk, van de bestuurbare luchtballons
behandelden en trachtten op te lossen.

Dat viel voor in eene stad der Vereenigde Staten van Noord-Amerika,
welker spoedige ontwikkeling zelfs die van New-York, van Chicago, van
Cincinnati en van San Francisco overtrof; in eene stad die evenwel
noch havenplaats, noch middelpunt van het een of andere mijnstelsel
van steenkolen-ontginning of van petroleum-bronnen was, die noch eene
opeenhooping der nijverheids-producten daarstelde, noch eindelijk het
eindstation van een der openbare spoorwegbanen was;--in eene stad,
die grooter dan Berlijn, grooter dan Manchester, grooter dan Edinburg,
grooter dan Liverpool, grooter dan Weenen, grooter dan Petersburg,
grooter dan Dublin was;--in eene stad, die een park bezit, waarin de
zeven parken van de hoofdplaats van Groot-Brittannië te zamen kunnen
ronddraaien;--in eene stad eindelijk, die thans eene bevolking telt
van ongeveer twaalf honderd duizend zielen en die er trotsch op is de
vierde stad der wereld te zijn en dus na Londen, Parijs en New-York
genoemd te worden.

Men kan schier zeggen, dat Philadelphia met hare grootsche huizen en
hare openbare gebouwen, die geene mededinging dulden, eene marmeren
stad is. Het voornaamste en meest belangrijke van al de collegiën
in de Nieuwe Wereld is dat van Girard en dat is te Philadelphia
opgericht. De breedste brug van de geheele wereld is de brug,
welke over de Schuylkill-rivier geworpen is, en deze bevindt zich
te Philadelphia. De fraaiste Vrijmetselaars tempel bevindt zich in
het loge-gebouw te Philadelphia. Eindelijk, de grootste club van de
aanhangers der luchtvaart bevindt zich te Philadelphia.

Ja, de grootste club ter wereld, en wanneer men haar op dien avond
van den 12den Juni met ons wil bezoeken, dan gelooven wij, dat de
lezer daar zeker eenig genoegen zal smaken.

In die groote zaal bewogen zich een honderdtal ballonisten, die
allen met den hoed op het hoofd, gebaren maakten, door elkander
spraken, kibbelden, twistten, schertsten, en dat alles, onder het
hooge voorzitterschap van een president, die bijgestaan werd door
een secretaris en een penningmeester.

Die ballonisten waren geene werktuigkundigen van professie. Neen,
het waren slechts liefhebbers, die behagen schepten in alles wat de
luchtscheepvaart betrof. Maar het waren aartsliefhebbers, die zich
vooral vijandig toonden aan allen, die tegenover de luchtballons
de werktuigen en toestellen plaatsten, die "zwaarder dan de lucht"
waren, zooals vliegende machines, luchtschepen, enz. enz.

Dat die brave lieden ooit eenigen invloed op het besturen van
ballons zouden kunnen uitoefenen, is mogelijk, doch zeer weinig
waarschijnlijk. Zooveel is zeker, dat hun voorzitter wel eenige moeite
had, om hen zelven te besturen.

Die voorzitter was te Philadelphia wel bekend. Het was de beruchte
Uncle Prudent.--Prudent was zijn familienaam, en bijgevolg geen
bijvoegelijk naamwoord, zooals men wellicht veronderstellen kan.

Wat de qualificatie van dat woord Uncle: oom betreft, dat zou vooral in
Amerika geene verwondering baren, waar men oom kan zijn zonder neven
of nichten te bezitten. Men noemt daar iemand Uncle: oom of oompie,
zooals men elders vader tegen personen zegt, die nimmer aanspraak op
het vaderschap kunnen doen gelden.

Uncle Prudent was een belangwekkend persoon, die in weerwil
van zijn naam Prudent: voorzichtig, aangehaald werd voor zijne
stoutmoedigheid. Hij was zeer rijk, hetgeen overal, maar vooral in
de Vereenigde Staten van Noord-Amerika zeer gezien maakt. En hoe zou
hij niet rijk geweest zijn? Hij bezat toch het grootste gedeelte der
aandeelen van de Niagara-watervallen. In dat tijdstip had zich eene
maatschappij van werktuigkundigen te Buffalo gevormd, om de kracht
van die watervallen te exploiteeren.

Dat was eene heerlijke zaak. Oordeelt er over.

De zevenduizend vijfhonderd kubieke meters water, welke de
Niagara per seconde voortstuwt, vertegenwoordigen een vermogen van
zeven millioen paardekracht. Die onmetelijke kracht, behoorlijk
verdeeld over al de fabrieken, welke binnen in een kring van vijf
kilometers opgericht waren, leverde eene besparing jaarlijks van
ongeveer vijftienhonderdmillioen francs, waarvan een goed deel in
de brandkast van de maatschappij en vooral in de zakken van Uncle
Prudent terechtkwam.

Daarenboven, hij was ongetrouwd en leefde hoogst eenvoudig, hetgeen
door de omstandigheid bewezen werd, dat hij slechts één knecht er
op nahield, die Frycollin heette en die waarachtig niet waard was
bij zoo'n stoutmoedigen meester in dienst te zijn, want die knecht
verdiende den naam van lafaard ten volle.

Maar men ziet zooveel van die vreemde dingen op dit ondermaansche.

Dat Uncle Prudent vrienden had, zal wel niet behoeven gezegd te
worden. Hij was, zooals opgemerkt werd, rijk, en dan heeft men altijd
vrienden. Maar hij had ook vijanden, daar hij voorzitter van de
club was. En onder die vijanden behoorden in de eerste plaats allen,
die hem die voorzittersplaats benijdden.

Onder de meest verbitterden van die vijanden behoort de secretaris
van Weldon-Institute vermeld te worden.

Die secretaris heette Phil Evans. Deze was ook zeer rijk, daar
hij aan het hoofd stond van de _Walton Watch Company_. Dat is eene
zeer belangrijke uurwerkfabriek, die per dag vijfhonderd mechanisch
vervaardigde uurwerken voortbrengt, welke behoorlijk afgeleverd,
de mededinging met de beste producten van Zwitserland glansrijk
doorstaan kunnen, en dat wil op het gebied van uurwerkfabrikatie nog
al wat zeggen.

Phil Evans zou dus voor een der gelukkigste menschen van de
Vereenigde Staten van Noord-Amerika, ja van de gansche wereld
hebben kunnen doorgaan, ware de maatschappelijke toestand van Uncle
Prudent hem geen doorn in het oog geweest. Hij was evenals deze
vijf-en-veertig jaren oud, en had evenals deze een ijzeren lichaam
en een ijzeren gezondheid. Evenals deze legde hij eene onbetwistbare
stoutmoedigheid aan den dag, en ook hij was er weinig belust op, om
de zekere voordeelen van het jonggezellenleven te verwisselen tegen
de twijfelachtige geneugten van het huwelijksleven, waarin die twee,
zooals de lezer wel bevroeden kan, zoo'n groot ongelijk niet hadden.

In een woord, het waren twee mannen, die geschapen schenen om elkander
te begrijpen en te verstaan, maar die elkander niet begrepen en
elkander niet verstonden. Daarbij kwam nog, dat beiden zeer heftig van
karakter waren; maar daarin toch van elkander verschilden, namelijk
dat Uncle Prudent warmbloedig en Phil Evans koudbloedig heftig was.

En waarvan had het nu inderdaad afgehangen, dat Phil Evans niet tot
voorzitter van de club benoemd was?

De stemmen hadden gestaakt, dat wil zeggen, dat evenveel leden voor
hem als voor Uncle Prudent gestemd hadden. Meer dan twintig malen
was men tot herstemming overgegaan, zonder te kunnen slagen, om de
meerderheid, al was het ook maar van ééne stem, voor den eenen of
den anderen te verwerven.

Dat was een uiterst moeielijke toestand, die voorwaar langer dan het
geheele leven der beide candidaten had kunnen duren.

Toen stelde een der clubleden een ander middel voor, om tot den
gewenschten uitslag, namelijk om tot eene onevenredige verdeeling der
stemmen te geraken. Hij, die dat middel uitdacht was een sluwe vent,
Jem Cip genaamd, die penningmeester van Weldon-Institute was. Jem
Cip was een vegetariër uit overtuiging, met andere woorden: een van
die groenten-verorberaars, die een eeuwigen haat aan ieder dierlijk
voedsel, aan alle gegiste dranken gezworen hebben, zooals halve
Brahmannen en halve Muzelmannen, en zich tot mededingers opwerpen
van Nieuwmann, van Pitman, van Ward, van Daris en van meer andere
beroemde volgers van de onschadelijke secte der getikten.

In deze omstandigheid werd Jem Cip ondersteund door een ander clublid,
namelijk door William T. Forbes, directeur van eene groote fabriek,
waarin glucose, door de behandeling van lompen met zwavelzuur,
vervaardigd werd. Door deze behandelingswijze werd eigenlijk gezegd
suiker uit oude hemden en onderbroeken verkregen.

Die William T. Forbes was een uitermate deftig man, daarenboven vader
van twee bekoorlijke oude dochters, waarvan de oudste miss Dorothea,
ook wel Doll, en de jongste miss Martha of verkort Mat, genoemd
werd. Die twee oude vrijsters gaven den toon in de beschaafdste
kringen van Philadelphia aan.

Het voorstel van den vegetariër Jem Cip werd dus door den directeur
William T. Forbes en door nog eenige andere clubleden ondersteund,
zoodat men besloot de benoeming van den voorzitter te laten afhangen
van het treffen van het middelpunt.

Waarlijk, die verkiezingswijze zou kunnen toegepast worden in alle
die gevallen, waarin het er op aankomt den waardigste te verkiezen,
en een groot aantal zeer verstandige Amerikanen dachten er reeds aan,
om dat stelsel te gebruiken bij de verkiezing van den president van
de republiek der Vereenigde Staten.

Hoe die verkiezing in zijn werk ging? Ziehier.

Op twee wit geschilderde schoolborden en zonder eenig vlekje, was
een zwarte lijn getrokken. De lengte dier twee lijnen was zuiver
mathematisch aan elkander gelijk; want men had die met evenveel
nauwkeurigheid bepaald, alsof zij de basis zouden uitmaken van den
eersten driehoek eener geographische driehoeksmeting.

Toen dat gedaan was, werden de beide schoolborden in het midden van de
zittingszaal opgesteld, waarbij gezorgd werd, dat zij beide evenveel
door het invallend licht begunstigd werden. De beide mededingers
werden toen met eene uiterst fijne naald gewapend, waarna zij, ieder
van zijn kant, op het schoolbord moesten aanstappen, dat hun door het
lot aangewezen was. Hij, die zijne naald het dichtst nabij het midden
der lijn in het hout plantte, zou tot voorzitter van Weldon-Institute
uitgeroepen worden. Men ziet het, niets eenvoudiger dan dat, inderdaad.

Het zal wel niet behoeven gezegd te worden, dat dit naaldplanten
eensklaps, zonder mikken of meten, zonder aarzeling of tasten, maar
alleen geleid door de scherpte van den blik moest geschieden.

Hier kwam voorwaar de volksspreuk: een passer in het oog hebben,
tot haar volle recht.

Uncle Prudent plantte zijne naald in hetzelfde oogenblik, dat Phil
Evans de zijne in het schoolbord stak.

Daarna ging men aan het meten, om tot de ervaring te komen, wie der
twee mededingers het middelpunt het meest nabij gekomen was. Die
meting werd met de meest mogelijke nauwkeurigheid verricht.

Maar.... o wonder! De naaldenprikkers waren met zulke juistheid te werk
gegaan, dat de metingen geen waarneembaar verschil aantoonden. Het
is waar, het wiskunstig middelpunt der lijn was niet bereikt; de
afwijking daarvan evenwel, door de beide naalden aangegeven, was
uitermate klein; maar wat het gekste was, die afwijking was voor
de twee naalden even groot of beter gezegd even klein. De beide
afwijkingen waren klaarblijkelijk aan elkander gelijk.

Natuurlijk was de verslagenheid van de vergaderde clubleden uitermate
groot.

Gelukkig stond een der vergaderden, de geleerde Truk Milnor er op, dat
de metingen andermaal zouden geschieden, maar dezen keer door middel
van de gegradueerde liniaal van het micrometrisch instrument van den
heer Peireaux, waarmede een vijftienhonderdste van een millimeter
kan gemeten worden.

Drommels, er moest toen getuurd worden! Met die liniaal, die de
vijftienhonderdste gedeelten van een millimeter, welke met een fijn
diamantsplintertje er op gekrast waren, aangaf, werden de metingen
hervat, en nadat men de verdeelingen en onderverdeelingen met een
mikroskoop nagegaan had, verkreeg men den navolgenden uitslag:

Uncle Prudent had zijne naald op een afstand van zes vijftien
honderdste gedeelten van een millimeter van het middelpunt geplant,
en Phil Evans op een afstand van negen vijftien honderdste gedeelten
van een millimeter.

En, ziedaar hoe Phil Evans slechts secretaris van Weldon-Institute
geworden was, terwijl Uncle Prudent tot voorzitter van die vermaarde
club uitgeroepen werd.

Eene afwijking van drie vijftien honderdsten van een millimeter, meer
was niet noodig geweest, om Phil Evans het onderspit te doen delven,
maar ook om hem een diepen haat, een stillen, maar daarom niet minder
woesten haat tegen Uncle Prudent te doen opvatten.

In dat tijdperk had het vraagstuk van de bestuurbare ballons, sedert
de proefnemingen in het laatste vierendeel van deze negentiende eeuw
gedaan, wel vorderingen gemaakt.

De schuitjes, voorzien van voortstuwende schroefbladen, door de
kapiteins van het Fransche leger Krebs en Renard gebezigd, hadden
resultaten opgeleverd, die niet over het hoofd mogen gezien worden. Die
officieren hadden den langwerpigen vorm van luchtballons, door Henri
Giffard reeds in 1852 uitgevonden, in 1872 door Dupuy de Lôme en in
1883 door de gebroeders Tissandier verbeterd en gewijzigd, behouden
en als het ware volmaakt.

Maar, al hadden die werktuigen, omgeven als zij waren door eene
middelstof, welke zwaarder was dan zij zelven, zich ook al onder de
voortstuwing eener schroefwenteling voorwaarts bewogen, al hadden
zij ook al tegen den wind gekampt, en al waren zij dien ook te boven
gekomen, om tot hun uitgangspunt terug te keeren, zoodat zij zich
werkelijk bestuurbaar betoond hadden, zoo moest toch erkend worden,
dat dit welslagen alleen te danken was aan buitengewoon gunstige
omstandigheden. In uitgestrekte halls, die behoorlijk gesloten en
omwand waren, ging dat natuurlijk uitstekend. In een kalmen dampkring
ging dat ook nog zeer goed. Bij eene zachte bries van vijf of zes
meters snelheid in de seconde, ging het ook nog! Maar verder was,
alles wel beschouwd, niets practisch uitvoerbaar bereikt.

Bij eene zoogenaamde molenbries--van acht meters snelheid in de
seconde--zouden die werktuigen onbeweeglijk op dezelfde plaats
gebleven zijn. Door eene frissche bries--tien meters snelheid in de
seconde--zouden zij achteruit gedrongen zijn. Door een storm--vijf en
twintig of dertig meters snelheid in de seconde--zouden zij als eene
veer heengevoerd zijn. Te midden van een orkaan--vijf en veertig
meters snelheid in de seconde--zouden zij gevaar geloopen hebben
vernield te worden. En eindelijk, bij het heerschen van een cycloon,
die eene snelheid van meer dan honderd meters in de seconde heeft,
zou men er waarschijnlijk geen stuk van teruggevonden hebben.

Het is dus onbetwistbaar, dat zelfs na de zooveel geruchtmakende
proefnemingen van de twee kapiteins, Krebs en Renard, het gebleken is,
dat al hebben de bestuurbare ballons ook al eenigszins in snelheid
gewonnen, die verkregen snelheid ter nauwernood voldoende is, om
onbeweeglijk te blijven tegen eene eenvoudige bries in.

En zoolang de toestand zoo is, mag voorloopig gerust de onmogelijkheid
van die soort luchtscheepvaart beweerd en aangenomen worden. Dat is
duidelijk en onweerlegbaar.

Maar wat er ook van aan moge zijn, naast het vraagstuk van de
bestuurbaarheid der luchtballons, of beter naast het vraagstuk van de
gebezigde middelen, om aan die luchtgevaarten een eigene snelheid,
eene eigene beweging te verleenen, had het andere vraagstuk omtrent
die beweegkracht zelve betrekkelijk veel grootere vorderingen gemaakt.

De stoommachines van Henri Giffard en de aanwending van menschelijk
spierkracht, door Dupuy de Lôme gebezigd, waren langzamerhand vervangen
geworden door electrische motoren.

De batterijen van de heeren gebroeders Tissandier, waarbij de
electriciteit door middel van dubbel chroomzure potasch werd opgewekt,
die elementen van groote spanning opleverden, bereikten eene snelheid
van vier meters in de seconde. De dynamo-electrische werktuigen van
de kapiteins Krebs en Renard, die een vermogen gelijkstaande aan dat
van twaalf paardekracht konden ontwikkelen, bereikten eene snelheid
van zes en een halven meter in de seconde.

En toen eerst hadden werktuigkundigen en electriciteitskundigen, dat
spoor volgende, gepoogd het doel, hetwelk als desideratum bepaald
zoude kunnen worden, namelijk het vermogen van een paardekracht in
eene horlogekast besloten, al meer en meer nabij te komen.

Gaandeweg dan ook werden de verkregen uitkomsten door de batterij,
waarvan de kapiteins Krebs en Renard het geheim zorgvuldig bewaard
hadden, voorbijgestreefd, en na hen hadden de luchtscheepvaarders
motoren weten te gebruiken, welker lichtheid aangroeide met hare
kracht.

Dat alles was wel geschikt om de adepten, die aan de mogelijkheid
der bestuurbaarheid van de luchtballons geloofden, aan te moedigen,
ja in vuur en vlam te zetten; en toch, hoeveel degelijke breinen
waren er niet, die bepaald weigerden aan de bereiking van dat doel te
gelooven! En inderdaad, al vindt de luchtballon ook al een steunpunt in
de lucht, dan toch mag daartegenover niet uit het oog verloren worden,
dat hij door die middenstof geheel en al omgeven wordt, en dat hij als
het ware daartoe behoort en daarmede voortbewogen wordt. En hoe zou
nu onder die omstandigheden zoo'n massa aan de dampkringsstroomingen
kunnen weerstand bieden? Hoe zou zij den kamp kunnen aanvaarden, al
was het ook maar met matige winden, hoe machtig hare voortstuwende
schroefomwenteling ook mocht zijn?

Dat was en bleef het groote vraagstuk van den dag. Men hoopte het
evenwel op te lossen, door het bezigen van toestellen van zeer groote
uitgebreidheid.

Nu had zich een omstandigheid voorgedaan, dat Noord-Amerikanen, in dien
wedstrijd van uitvinders, bij het zoeken naar eene machtige en lichte
voortstuwende kracht, het zoozeer nagejaagde doel het meest nabij
gekomen waren. En inderdaad, een dynamo-electrisch toestel, gegrond
op het gebruik eener nieuw gevonden batterij, welker samenstel nog in
een geheimzinnigen sluier gehuld was, was gekocht geworden van zijn
uitvinder, een scheikundige van Boston, die tot op dat tijdstip geheel
onbekend was gebleven. Berekeningen, met zeer veel zorg uitgevoerd,
diagrammen, met de meest mogelijke nauwkeurigheid vervaardigd, hadden
aangetoond, dat met dit toestel, hetwelk eene schroef van behoorlijke
afmetingen in beweging bracht, eene snelheid of beter eene verplaatsing
van achttien tot twintig meters in de seconde te verkrijgen was.

Waarlijk, dat zou prachtig geweest zijn. Dat moet iedereen erkennen.

"En de onkosten daarvan zijn niet hoog," had Uncle Prudent er aan
toegevoegd, terwijl hij den uitvinder tegen kwitantie in behoorlijken
vorm, het laatste pakje van honderdduizend dollars in bankpapier
overhandigde, waarmede men hem zijne uitvinding betaalde.

En dadelijk toog Weldon-Institute aan het werk. Er mocht geen oogenblik
verloren gaan.

Wanneer het eene proefneming geldt, die een degelijk practisch nut
kan opleveren, dan hebben de Amerikanen, in tegenstelling met vele
andere natiën van de beschaafde wereld, daar veel geld voor over. De
fondsen stroomden dan ook toe, zonder dat het zelfs noodig was eene
maatschappij met aandeelen op te richten.

Drie maal honderdduizend dollars--hetgeen zoo ongeveer met zevenhonderd
vijftigduizend guldens, Nederlandsche munt, overeenkomt--waren bij
de eerste oproeping reeds in de kas van de club bijeengebracht.

De werkzaamheden werden toen onmiddellijk begonnen onder de directie
van den meest beroemden luchtvaartkundige van de Vereenigde Staten
van Noord-Amerika, den heer Harry W. Tonder, die inderdaad de
onsterfelijkheid verworven heeft door drie opstijgingen, merkwaardig
onder duizenden.

Bij de eerste daarvan steeg hij tot eene hoogte van twaalf duizend
meters op, dus veel hooger dan Gay-Lussac, dan Coxwell, dan Sevel,
dan Crocé Spinelli, dan Tissandier en dan Glaisher deden.

Bij de tweede trok hij geheel Noord-Amerika, in zijne volle breedte,
van New-York tot San Francisco door en overtrof daarbij de luchttochten
van Nadar, van Godard en van zooveel anderen, met ettelijke honderd
mijlen, zonder daarbij de reis te rekenen van John Wise, die een
afstand van elf honderd en vijftig geographische mijlen had afgelegd
van Saint Louis naar het graafschap Jefferson.

Bij de derde eindelijk, had hij een gevaarlijken val gedaan van
eene hoogte van vijftienhonderd meter, waarbij hij slechts eene
ontwrichting van den rechterpols opliep, terwijl Pilâtre de Rosier,
minder gelukkig, bij een val van eene hoogte van slechts zevenhonderd
voeten, op de plaats dood bleef.

Weldon-Institute had, zooals de lezer wel reeds zal gegist hebben,
de zaken dus bij het begin van deze geschiedenis kranig aangepakt. In
de Turner-werkplaatsen te Philadelphia kon reeds een luchtballon van
langwerpigen vorm opgemerkt worden, welks stevigheid nog beproefd
moest worden door samengeperste lucht onder eene groote drukking er
in te brengen.

Waarlijk, dat gevaarte verdiende ten volle den naam van monsterballon!

En, inderdaad, hoeveel inhoud meette de _Gérant_ van Nadar? Slechts
zesduizend kubieke meters.

Hoeveel inhoud meette de luchtballon van John Wise? Slechts
twintigduizend kubieke meters.

Hoeveel meette de ballon van Henri Giffard, die op de
wereldtentoonstelling van 1878 prijkte? Slechts vijf en twintigduizend
kubieke meters bij een straal van achttien meters.

Vergelijk nu eens die drie luchtballons met het gevaarte van
Weldon-Institute, welks inhoud veertigduizend kubieke meters bedroeg;
dan zal ten volle begrepen worden, dat Uncle Prudent en zijne medeleden
wel eenigermate het recht hadden, evenals hun ballon opgeblazen van
hoogmoed en trots te zijn.

Die luchtballon was niet bestemd, om nasporingen in de hoogste
luchtlagen van den dampkring te bewerkstelligen. Hij werd ook niet
_Excelsior_ gedoopt, eene qualificatie, die maar al te zeer bij de
burgers van Noord-Amerika gebruikelijk is. Neen! hij werd eenvoudig
_Go ahead_ genoemd, hetgeen "Vooruit" beteekend. Dat gevaarte bleef
dus niets anders over, dan onder de leiding van zijn gezagvoerder
dien naam te rechtvaardigen.

Men was toen op dat tijdstip reeds zoo ver gevorderd, dat het
dynamo-electrische werktuig, hetwelk volgens eene uitvinding, waarvoor
het octrooi door Weldon-Institute aangekocht was, vervaardigd werd,
bijna geheel klaar was. Het was dus te voorzien, dat de _Go ahead_
binnen zes weken zijn tocht door de hemelruimte zou kunnen beginnen.

De lezers evenwel hebben reeds kunnen bemerken, dat alle moeielijkheden
op het gebied van werktuigkunde niet opgelost waren. Zeer veel
zittingen van Weldon-Institute waren gewijd, niet aan de bespreking
van den vorm of van de afmetingen der schroef, maar aan het vraagstuk,
waar die schroef geplaatst zoude worden, achter aan het toestel, zooals
de gebroeders Tissandier gedaan hadden, of aan het voorgedeelte van
het toestel, zooals de kapiteins Krebs en Renard te werk waren gegaan.

Het zal onnoodig zijn er bij te zeggen, dat bij die discussie, de
aanhangers der beide systemen slaags geraakt waren. De groep van hen,
die de aanhechting der schroef aan het voorgedeelte voorstonden,
was in getal aan de andere partij gelijk. Nu had Uncle Prudent,
wiens stem in geval van staking beslissend had moeten wezen, zich als
een echte leerling van de school van Buredon van stemming onthouden,
omdat het voor en het tegen bij hem juist in evenwicht in zijn brein
om den voorrang streden.

Er bestond dus totale onmogelijkheid, om tot overeenstemming te
geraken en derhalve totale onmogelijkheid, om de schroef op hare
plaats te brengen. Dat zou zeer lang kunnen duren, wanneer namelijk
het gouvernement niet tusschenbeiden trad. Maar men weet het, in de
Vereenigde Staten van Noord-Amerika bemoeit zich het gouvernement zoo
min mogelijk met de particuliere zaken der ingezetenen en heeft er een
afschuw van zich te mengen in zaken, die het niet aangaan. En daarin
heeft dat Amerikaansche gouvernement groot gelijk en onderscheidt
het zich zeer gunstig van anderen, welke die gedragslijn niet volgen.

Zoo was de stand van zaken, en de zitting van den 13den Juni dreigde
geen einde te zullen nemen, of wel zij scheen een gruwelijk einde te
zullen hebben. Want er werden beleedigingen geuit, die met vuistslagen
beantwoord werden. Op die vuistslagen volgden stokslagen en op die
stokslagen revolverschoten, toen, juist terwijl de klok acht uren en
zeven en dertig minuten aanwees, eene afleiding wel te stade kwam.

De portier van Weldon-Institute naderde koelbloedig en bedaard,
als een politie-agent te midden van de stormachtige tooneelen eener
democratische meeting, de tafel van den voorzitter. Hij reikte dezen
een visitekaartje over en wachtte onverstoorbaar kalm de bevelen,
welke Uncle Prudent hem geven zou.

De voorzitter liet de stoomtrompet weerklinken, die dienst als
voorzitters-hamer of voorzitters-bel moest doen. Want bij dergelijke
vergadering zou de klok van het Moskouer Kremlin niet voldoende hare
stem hebben kunnen laten hooren! Maar in weerwil van dat stoomgehuil,
ging het spektakel voort, ja vermeerderde zelfs.

Toen nam de voorzitter den hoed van het hoofd, waarop, dank zij dit
laatste redmiddel, eene gedeeltelijke stilte intrad. Het was waarlijk
tijd ook.

"Eene mededeeling!" riep Uncle Prudent, terwijl hij een kolossalen
greep deed in zijne snuifdoos, die hem nimmer verliet. "Eene
mededeeling, leden van Weldon-Institute!"

"Spreek! Spreek!" riepen negen en negentig stemmen uit, die bij toeval
omtrent dit punt eenstemmig dachten.

"Een vreemdeling, waarde collega's, wenscht in de zaal onzer
vergaderingen toegelaten te worden."

"Nooit!" riepen een groot aantal stemmen, die ook op dit punt
eensgezind dachten.

"Nooit!" riepen de anderen met niet minder geweld.

Zoo iets was nog nooit geschied, dat al de leden van Weldon-Institute
in eenig punt volmaakt overeenstemden.

"Hij stelt voor ons te bewijzen," ging Uncle Prudent voort, "dat de
meening omtrent de bestuurbaarheid der luchtballons het meest domme
en belachelijke droombeeld is, wat in het brein van een sterveling
kan opkomen."

Een dreigend gebrom was het antwoord op die stoutmoedige verklaring.

"Laat hem binnenkomen?.... Laat hem binnenkomen!"

"Ja, laat hem binnenkomen!"

Ook op dit punt heerschte de meest mogelijke eenstemmigheid, hoewel een
oogenblik te voren met de meeste eenparigheid het: "nooit! nooit!" als
protest tegen de toelating door de zaal gedonderd had. De meening
der menigte kan nimmer als rotsvast aangemerkt worden.

"Hoe heet die zonderling?" vroeg de heer Phil Evans, secretaris van
Weldon-Institute.

"Robur," antwoordde Uncle Prudent met duidelijk verstaanbare stem.

"Hoe?" vroegen een aantal leden, die meenden niet goed verstaan
te hebben.

"Robur," herhaalde de voorzitter met nog duidelijker stem, als dit
mogelijk geweest was.

"Robur!.... Robur!.... Robur!" huilden een aantal stemmen met de
hoogst mogelijke opgewondenheid.

"Robur!.... Robur!.... Robur!...." herhaalden de anderen niet minder
onstuimig en woest.

Dat de eenstemmigheid bij het hooren van dien naam zoo eensklaps
ingetreden was, kwam daarvandaan alleen, dat geheel Weldon-Institute
hoopte haren wrevel te kunnen koelen op hem, die dien naam droeg.

En inderdaad, die wrevel was ten toppunt gevoerd en kon vergeleken
worden met een boordevollen beker, die door een enkelen droppel tot
overloopen genoopt zoude worden.

De storm was dus voor een oogenblik bedaard--in schijn althans.

Wij zeggen in schijn, omdat een storm bij een volk, dat twee of drie
stormen per maand, in den vorm van windvlagen naar Europa zendt,
zoo maar niet in eens tot kalmte te brengen is.



III.

WAARIN EEN NIEUWE FIGUUR TEN TOONEELE VERSCHIJNT, DIE DEN LEZER NIET
BEHOEFT VOORGESTELD TE WORDEN, OM DE EENVOUDIGE REDEN, DAT HIJ ZICH
ZELVEN VOORSTELT.


"Burgers van de Vereenigde Staten van Noord-Amerika, ik heet Robur,
dat wil zeggen: Kracht. Ik ben dien naam volkomen waardig. Ik ben
veertig jaren oud, hoewel ik er uitzie, alsof ik er slechts dertig
ware. Mijne gezondheid is volmaakt en tegen iederen stoot bestand. Ik
bezit eene buitengewoon groote spierkracht en een maag, die zelfs
bij het struisvogelengeslacht onder een der besten gerekend zoude
kunnen worden.

"Ziedaar, wat het lichamelijk gedeelte van mijn persoon aangaat! Ik
kan nu verder gaan."

Men luisterde naar hem. Ja, zeker! De levenmakers van straks waren
aanvankelijk uit het veld geslagen, door het onverwachte van die
toespraak _pro facie suâ_, die zeer veel van eene lofuiting op zich
zelf had.

Was die man een krankzinnige, of eenvoudig een grappenmaker? Wie kan
dat beantwoorden?

Hoe het ook zij, die krankzinnige of die grappenmaker maakte indruk
en verstond de kunst om de ooren in beslag te nemen. Geen zucht,
geen geritsel werd meer in die vergadering vernomen, waarin weinige
minuten vroeger een ware orkaan van hartstochten huilde. Dat was
waarlijk de kalmte na den storm.

Daarenboven merkte men wel op, dat Robur de man was, zooals hij
zichzelven beschreef. Hij was van middelbare gestalte, maar zoo
regelmatig en evenredig gevormd, dat zijn geheele persoon eene
geometrische figuur mocht heeten, bij voorbeeld een regelmatig
trapezium, waarvan de grootste der evenwijdige zijden, door de lijn der
schouders gevormd werd. Op die lijn verhief zich een kolossaal groot
spheroïdaal hoofd, dat met een breeden stevigen nek op die schouders
geplant scheen. Met welk dierenhoofd zou dat menschenhoofd gelijk te
stelling zijn geweest, om aan de theorie van de hartstochtsvergelijking
eenigermate tegemoet te komen? Aan dat van een stier. Goed, maar
dan toch van een stier met een verstandig uiterlijk. Dat hoofd bezat
oogen, die bij den minsten weerstand, bij de geringste teleurstelling
vuur schoten, en meer dan dat. Die oogen waren overwelfd door een
paar wenkbrauwen, welke, voortdurend in beweging, aan den blik eene
uitermate groote scherpte verleenden en dus van ontembare geestkracht
getuigden. Dat hoofd was bedekt met korte haren, die eenigszins
gekroesd waren en eene soort metaalglans bezaten, zooals een priktol,
van ijzerdraad vervaardigd, zoude vertoonen. Een breede borst ging
met de machtige beweging van een smids-blaasbalg onder dat hoofd
op en neer. De armen, de handen, de heupen, de beenen, de voeten,
dat alles was in volkomen evenredigheid met dat hoofd en die borstkas.

De man droeg geen knevels en geen bakkebaarden, maar daarentegen een
welgevulden kinbaard, zooals de Amerikaansche zeelieden gewoonlijk
dragen. Daardoor waren de gewrichten van de kakebeenen waarneembaar,
welker kauwspieren eene onmetelijke kracht moesten bezitten. Men heeft
berekend,--wat berekent men toch al niet?--dat de drukking, door de
bovenkaak tegen de onderkaak van een gewonen krokodil veroorzaakt,
gelijkstaat met eene drukking van vier honderd atmosferen. Die van
een grooten jachthond staat gelijk met honderd atmosferen. Daaruit
heeft men de zonderlinge formule afgeleid, dat wanneer een kilogram
hondskracht acht kilogrammen kauwspierkracht ontwikkelt, een kilogram
krokodrillenkracht minstens twaalf kilogrammen kauwspierkracht zou
vertegenwoordigen.

Welnu, onze Robur zou volgens die formule minstens tien kilogrammen
kauwspierkracht kunnen ontwikkelen.

Zij stond dus zoo wat tusschen den jachthond en den krokodil.

Waar kwam die merkwaardige type vandaan? Dat was moeielijk te zeggen.

Zooveel is zeker, dat hij zich vlug en vloeiend in het Engelsch
uitdrukte, zonder dien sleependen tongval te verraden, die de Yankees
van Nieuw-Engeland algemeen kenmerkt.

Na zijne lichamelijke persoonsbeschrijving vervolgde hij aldus:

"Ik kan nu overgaan tot de zedelijke beschrijving van mijn persoon,
niet waar, eerwaarde burgers? Welnu, gij ziet thans voor u een
werktuigkundige, wiens zedelijke waarde niet beneden de lichamelijke
staat. Ik ben bang voor niets en voor niemand. Ik heb eene wilskracht,
die nog voor geen andere ter wereld gebogen of ondergedaan heeft. Als
ik mij een doel gesteld heb, dan kan geheel Amerika, dan kan de geheele
wereld, zelfs als zij een bondgenootschap met elkander aangingen, mij
niet beletten het te bereiken. Als ik een denkbeeld heb, dan verg ik,
dat men het deele en kan volstrekt geene tegenspraak dulden. Ik leg
nadruk op die omstandigheden, eerwaarde burgers, omdat ik vind, dat
het noodzakelijk is, dat gij mij geheel en al kent. Misschien vindt
gij, dat ik een weinig te veel over mij zelf spreek? Daarin kunt gij
gelijk hebben, maar uwe meening daaromtrent kan mij niet schelen. En
nu, denkt goed na, alvorens mijne toespraak te onderbreken; want
ik waarschuw u, dat ik u zaken te vertellen heb, die waarlijk niet
geschikt zijn, om u te behagen."

Een geluid als van eene branding werd vernomen, hetwelk zich langs
de banken der vergadering verspreidde. Dat was een onfeilbaar teeken,
dat die menschenzee weldra stormachtig zou worden.

"Spreek, eerwaarde vreemdeling," vergenoegde zich Uncle Prudent,
te zeggen, terwijl hij de meeste moeite had om bedaard te
blijven. "Spreek; wij luisteren."

En Robur ging voort met spreken in denzelfden trant, als hij gedaan
had, zonder zich verder om zijne toehoorders te bekommeren.

"Jawel, ik weet het! Na eene geheele eeuw doorgebracht te hebben
met proefnemingen, die tot niets geleid hebben, met pogingen,
die zonder uitslag bleven, bestaan er nog slechts in evenwicht
verkeerende breinen, die koppig genoeg zijn, om aan de mogelijke
bestuurbaarheid der luchtballons te blijven gelooven. Zij verbeelden
zich, dat de een of andere voortstuwende kracht door de electriciteit
of door iets anders voortgebracht, op hunne toestellen, die veel
op kussensloopen gelijken, en die zooveel vat aan de atmosferische
stroomingen verleenen, zoude kunnen worden toegepast. Zij verbeelden
zich, dat er een tijd komen zal, dat men een luchtballon in den
dampkring evenzeer in zijne macht zal kunnen hebben, als een vaartuig
op de oppervlakte der zee. En waarom verbeelden zij zich dat?

"Omdat eenige uitvinders er in geslaagd zijn bij kalm weer, hetzij
laveerende, hetzij bij zeer zachte bries, tegen den wind in vooruit
te komen.

"En uit die zeer onvolledige proefnemingen maakt men nu
als onomstootbaar vaststaande op, dat de bestuurbaarheid van
luchtvaarttoestellen, die lichter dan de lucht zijn, onder alle
omstandigheden mogelijk zou zijn! Zijn dat geen redeneeringen van
krankzinnigen?

"Ja, ik stel u die vraag in allen ernst, aan u, een honderdtal ongeveer
hier bijeen, die aan de verwezenlijking dier droomen gelooft, aan u,
die bezig zijt, duizenden en nog eens duizenden dollars niet in het
water, maar in de lucht weg te werpen. Welnu, in weerwil van uw aantal,
zeg ik u, dat dit het onmogelijke willen is!"

Waarlijk, het moest als eene overgroote zeldzaamheid, ja schier als
een wonder beschouwd worden, dat de leden van Weldon-Institute, bij
het hooren van die stoutmoedige bewering, geen vin verroerden. Waren
zij dan niet alleen geduldig, maar ook doof geworden?

Of namen zij eene afwachtende houding aan, om te zien, hoe ver die
roekelooze tegenspreker gaan zou?

Robur vervolgde evenwel, in stembuiging en in houding van de meest
mogelijke vastberadenheid getuigende:

"Wat?.... Een luchtballon!.... ik vraag het u, hoe komt het in iemands
brein op? Wanneer een kubieke meter gas noodig is, om een kilogram
op te voeren!.... Wat?.... een luchtballon zou met behulp van zijne
machines weerstand aan den wind kunnen bieden, wanneer de drukking
van eene marszeilskoelte, uitgeoefend op het zeil van een schip,
niet minder mag berekend worden dan op eene krachtsontwikkeling
van vier honderd paarden; wanneer men den ramp met de Tay-brug
gebeurd, nagaat, waarbij de orkaan een krachtdruk van vier honderd
veertig kilogrammen op den vierkanten meter uitoefende! Wat?.... een
luchtballon!.... wanneer men het onder de oogen heeft, dat de natuur
geen enkel vliegend wezen naar dat systeem vervaardigd heeft.... zij
het ook al met vleugels, als de vogels, of met vliesachtige vinnen
of vlerken, zooals sommige visschen of sommige zoogdieren, bedeeld
zijn...."

"Zoogdieren?...." riep een der clubleden uit.

"Ja, zoogdieren," antwoordde Robur. "Ik geloof u toch niets nieuws
te vertellen, dat de vleermuis vliegt. Of weet mijn onderbreker niet,
dat dit vliegend dier een zoogdier is? Of heeft hij ooit een pannekoek
van vleermuizeneieren gegeten?"

Die onderbreker had er dadelijk genoeg van. Hij staakte althans
voorloopig zijne tegenwerpingen, en Robur kon daarna met dezelfde
opgewondenheid voortgaan:

"Die nu uit het voorafgaande zou willen afleiden, dat ik van
meening zoude zijn, dat de mensch er van af zoude moeten zien, om
het luchtgebied te veroveren, ten einde door dat bewonderenswaardig
vervoermiddel de zedelijke en staatkundige omstandigheden van de
beschaafde wereld geheel en al te wijzigen, zou het deerlijk mis
hebben. Neen, ik ben van meening, dat de mensch moet heerschen! En
zoowel als hij de zee beheerscht met zijne vaartuigen, hetzij
die door roeiriem, door zeiltuig, door raderen of door schroeven
voortbewogen worden, zoo zal hij ook de dampkringsruimte beheerschen
door toestellen, die zwaarder dan de lucht zijn. Want alleen de
zwaarderen zullen sterker dan de lucht wezen!"

Ditmaal was er geen houden meer aan. Hoe de kreten te beschrijven,
die ontsnapten aan al de kelen, aan al die monden, die op Robur gericht
waren als zooveel geweerloopen, of als zooveel kanonmondingen? Hadden
zij daar niet eene oorlogsverklaring vernomen, die als het ware in
het kamp der ballonisten gesmeten werd? Was dat niet de strijd,
die tusschen "lichter dan de lucht" en "zwaarder dan de lucht"
aangebonden werd?

Robur knipoogde zelfs niet. Hij stond daar met de armen over de
borst gekruist en wachtte stoutmoedig af, dat weer stilte zoude
ingetreden zijn.

Uncle Prudent maakte een gebaar, waardoor hij aan het rollend vuur
van hartstochtelijke uitroepingen een einde maakte. Een zoodanige
onderworpenheid was op zich zelve reeds eene buitengewone gebeurtenis
in Weldon-Institute.

"Ja," hernam Robur met de meest mogelijke luchthartigheid. "Ja, de
toekomst behoort aan de vlieg-machines. De lucht, als men haar maar
weet te gebruiken, biedt een stevig steunpunt aan. Dat men slechts
aan een kolom van die ijle vloeistof eene stijgende beweging wete
mee te deelen van vijf en veertig meters in de seconde, dan zal een
man zich op het bovenvlak van die kolom kunnen handhaven, wanneer
de afmeting der oppervlakte zijner schoenzolen slechts een achtste
gedeelte van een vierkanten meter bedraagt. En wanneer de snelheid
van beweging dier kolom op negentig meters gebracht wordt, dan kan
een man blootsvoets er op blijven."

"Ho! ho!" riepen eenige stemmen ongeduldig uit. "Dat is inderdaad
te sterk!"

"Wanneer men nu," ging Robur onverstoorbaar voort, "eene luchtmassa
door middel van de bladen eener schroef met die snelheid kan
voortdrijven, dan zou men tot denzelfden uitslag geraken."

Wat Robur daar verkondigde, was reeds vóór hem door al de voorstanders
van het vliegen als een vogel verkondigd geworden. En de proefnemingen,
door die mannen langzaam maar zeker verricht, zullen ongetwijfeld
tot oplossing van het vraagstuk voeren. Eer aan de heeren de
Ponton d'Amécourt, de la Landelle, Nadar, de Lazy, de Louvrié,
Liais, Béléguie, Moreau, aan de gebroeders Richard, aan Babinet,
Jobert, du Temple, Salives, Penaud, de Villeneuve, Gauchot en Tatin,
Michel Loup, Edison, Planavergne en aan zooveel anderen, die deze zoo
eenvoudige meeningen verkondigd hebben! Die meeningen, herhaaldelijk
nu eens verlaten dan weer hervat, moesten op een gegeven oogenblik
zegevieren. Aan de tegenstanders van de vogelvlucht, die beweerden,
dat de vogel zich slechts in de dampkringslagen handhaaft, omdat hij
de lucht verwarmt, waarmede hij zich opblaast, bleven de voorstanders
het antwoord niet schuldig. Hadden deze laatsten niet afdoend bewezen,
dat een arend, die vijf kilogrammen weegt, volgens dat stelsel met
vijftig kubieke meters verwarmde lucht gevuld zou moeten zijn, om
slechts zwevende in de dampkringslagen te kunnen blijven? Dat toonde
Robur, hoewel een helsch leven zich allerwege verhief, met een niet
te weerspreken logica aan.

En, ziehier, welke eindconclusie hij die ballonisten naar het hoofd
wierp.

"Met uwe luchtballons kunt ge niets uitvoeren, zult gij tot geen
resultaat geraken; ja, ik ga verder, gij zult er niets mee durven
ondernemen! De stoutmoedigste uwer luchtschippers, John, die namelijk,
hoewel hij reeds een afstand van twaalf duizend mijlen door de lucht,
maar boven het Amerikaansche werelddeel had afgelegd, moest van zijn
voornemen afzien, om den Atlantischen Oceaan over te steken. En
sedert dien tijd is men geen pas, neen, geen enkelen pas op dien
weg vooruitgekomen."

"Mijnheer," zei toen de voorzitter van Weldon-Institute, die te
vergeefs alle pogingen aanwendde om kalm te blijven, "gij vergeet wat
onze onsterfelijke Franklin gezegd heeft, toen de eerste montgolfière
verscheen, die de geboorte van den hedendaagschen ballon voorafging:
'het is slechts een kind, maar het zal groeien.' En ziet het kind
is gegroeid."

"Mis president, mis! Het kind is niet gegroeid!... Het is slechts
in dikte toegenomen.... En, gij zult moeten bekennen, dat dit niet
hetzelfde is!"

Dat was een rechtstreeksche aanval op de zoo dierbare plannen van
geheel Weldon-Institute, welker leden besloten hadden, na langdurige
en heftige beraadslagingen, een monster-ballon te doen vervaardigen en
daartoe de noodige gelden beschikbaar hadden gesteld. De opgewondenheid
steeg dan ook ten top en het was waarlijk niet te verwonderen,
dat kreten, verwenschingen en voorstellen als de ondervolgende zich
kruisten en allerwege gehoord werden:

"Weg met dien indringeling!"

"Weg met dien zotskop!"

"Werp hem van het spreekgestoelte!"

"Om hem te doen ondervinden, dat hij zwaarder dan de lucht is!"

"En dat hij, in weerwil van zijne praatjes daarin niet zal kunnen
opstijgen!"

"Werp dien snoeshaan eenvoudig de deur uit!"

"Wat hebben wij naar dien dwazen kerel te luisteren!"

"Aan de deur met hem! Aan de deur!"

En zoo ging het voort. Het was om hooren en zien te doen vergaan. Het
tumult klom als de branding van den oceaan bij hevigen storm en bij
hooggaanden vloed.

Maar men schreeuwde nog maar en hield voorloopig de handen te
huis. Robur bleef onwrikbaar als een rots op het spreekgestoelte staan,
en vond eindelijk gelegenheid om nog uit te roepen:

"Die luchtgevaarten hebben geene vorderingen gemaakt, burgers
ballonisten! Maar de toekomst behoort aan de vlieg-werktuigen! De
vogel vliegt, toch is het geen ballon maar wel degelijk een machine!"

"Ja! hij vliegt!" riep de van woede kokende Bat. T. Fijn uit;
"maar hij vliegt tegen alle wetten der werktuigkunde in! Dat zult
gij moeten erkennen, als gij maar een greintje gezond verstand in uw
dwaas hoofd hebt!"

"Zoo, zou ik dat moeten erkennen!" antwoordde Robur, terwijl hij
minachtend de schouders optrok.

Daarop vervolgde hij:

"Sedert men de vlucht der groote en kleine vliegende dieren bestudeerd
heeft, heeft deze eenvoudige meening zich geheel en al op den voorgrond
gedrongen, namelijk: dat om te slagen, men slechts de natuur na te
volgen heeft, want die vergist zich nooit. Tusschen den albatros,
die ter nauwernood tien vleugelslagen in de minuut volvoert...."

"Negen en een halve!" riep eene spottende stem uit.

"En den pelikaan, die er zeventig volvoert...."

"Een en zeventig!"

"En de bij, die haar vleugeltjes honderd twee en negentig malen in
de seconde op en neer beweegt...."

"Honderd drie en negentig malen!...." werd er hatelijk spottend
geroepen.

"En de gewone huisvlieg, die dat drie honderd en dertig malen
verricht...."

"Drie honderd dertig en een halven keer!...."

"En de muskiet, die dat millioenen malen doet...."

"Milliarden malen, wilt gij zeggen, niet waar?"

Maar Robur liet zich niet van zijn stuk brengen, hoe dikwijls hij
ook in de rede gevallen werd. Hij vervolgde dan ook onverstoorbaar
zijn betoog:

"Tusschen die verschillende afwijkingen...."

"Behoort op de allergrootste afwijking, die van uwe hersenen gelet
te worden!"

".... bestaat de mogelijkheid, om eene practische oplossing te vinden."

"Gekheid! Onverstand! Het scheelt den kerel in zijn bol!"

"Toen de heer de Lucy afdoend bewees...."

"Wat bewees?"

"Dat de schalebijter, een insect, hetwelk, zooals de leden van
Weldon-Institute wel weten zullen, slechts twee grammen weegt..."

"Twee en een kwart!"

"Nu dan, een insect dat twee en een kwart grammen weegt, een gewicht
van vier honderd grammen kan optillen...."

"Vier honderd en vijftig grammen."

"Dus twee honderd malen zwaarder dan het zelf weegt, was het vraagstuk
van de vliegkunst opgelost...."

"De kerel is krankzinnig!"

"Men heeft daarenboven aangetoond en bewezen, dat de afmeting van de
oppervlakte van den vleugel betrekkelijk vermindert, naarmate de omvang
en het gewicht van het dier verminderen. Daarop afgaande, heeft men
de vervaardiging uitgedacht van meer dan zestig toestellen, die...."

"Die nimmer hebben kunnen vliegen!" riep Phil Evans, de secretaris
van Weldon-Institute uit.

"Die gevlogen hebben of die vliegen zullen," ging Robur voort, zonder
zich uit het veld te laten slaan. "En of men ze nu ook al streophoren,
helicopteren of orthoptheren noemde, of dat men ze ook al vaartuig
heette, het toestel bestaat dat den mensch tot heer en meester van
de luchtruimte zal maken."

"O, gij bedoelt de schroef," hernam Phil Evans sarcastisch. Maar geen
vogel is in het bezit van eene schroef.... ten minste voor zoover
wij weten."

"Welnu, dan weet gij het niet goed. Zooals de heer Penaud degelijk
bewezen heeft, is de geheele vogel eene schroef en is zijne vlucht
aan die der helicopteren gelijk. De schroef is dan ook de motor van
de toekomst...."



    D'un pareil maléfice
    Preservez nous, _Sainte Hélice_!



neuriede een der aanwezigen, die bij toeval dat wijsje uit de _Zampa_
van Herold onthouden had.

Het geheele gezelschap viel daarop in koor in en herhaalde dat refrein
met zulke oorverscheurende tonen, dat de Fransche componist voorzeker
zich van afschuw in zijn graf heeft moeten omkeeren.

Toen eindelijk de laatste tonen van die kattenmuziek zich in een
vervaarlijk geschreeuw opgelost hadden, meende Uncle Prudent, die
van eene zeer kortstondige verademing bij dat leven maken behendig
gebruik maakte, te moeten zeggen:

"Burger vreemdeling, men heeft u tot nog toe het woord laten voeren,
zonder u in de rede te vallen...."

Het scheen dat voor den voorzitter van Weldon-Institute, die toornige
uitroepen, dat geschreeuw, de bedreigingen, die geuit waren, niet
golden, maar dat die slechts beschouwd werden als eene eenvoudige
wisseling van gedachten of van argumenten.

"Intusschen meen ik u te moeten herinneren," ging de president voort,
"dat de theorie der vliegkunst door het meerendeel der Amerikaansche
werktuigkundigen en ook door anderen bij voorbaat veroordeeld en
verworpen is. Dat systeem, hetwelk den dood van Sarrazin Volant
te Constantinopel, dien van den monnik Voador te Lissabon, dien van
Letur in 1852, van Groof in 1864 op zijne rekening heeft, zonder nog
te tellen de slachtoffers, die ik vergeet, en waarbij de mythologische
Icarus niet mag vergeten worden...."

"Dat systeem," viel Robur den voorzitter in de rede, "is niet in
meerdere mate te veroordeelen, dan dat welker martelaarslijst de namen
van Pilatre des Roziers te Calais, van mevrouw Blanchard te Parijs,
van Donaldsen en Greinwood, in het meer van Michigan verdronken,
van Swel en van Crocé-Spinelli en van zooveel anderen bevat, die wel
nimmer vergeten zullen worden."

Dat was een degenstoot "á fond", zooals men in de schermzaal zou
zeggen.

"Daarenboven," hernam Robur, "met uw luchtballon, hoe volmaakt zij ook
zijn moge, zult gij nimmer eene snelheid bereiken, die daadwerkelijk
practisch bevonden zal worden. Gij zoudt drie jaren noodig hebben om
de reis rondom de wereld te volvoeren, wat eene vliegmachine in acht
dagen zal kunnen doen."

Andermaal had er eene uitbarsting van verwenschingen plaats, die als
protest moesten dienen, maar die in de eerste vijf minuten niet tot
bedaren te brengen waren.

Eindelijk toch gelukte het aan den secretaris Phil Evans, om aan het
woord te komen.

"Mijnheer de vliegkundige," vroeg hij, "gij die zoozeer de voordeelen
der vliegkunst bij ons komt ophemelen, zeg mij: hebt gij ooit
gevlogen?"

"Bepaald!"

"Dus gij hebt de lucht veroverd?"

"Misschien, mijnheer de secretaris."

"Hurrah! voor Robur den Veroveraar!" riep eene spottende stem
snijdend uit.

"Hurrah! voor Robur den Veroveraar!" herhaalden al de aanwezigen met
vijandigen geestdrift.

"Welnu, ja! Robur de Veroveraar!" hernam de spreker. "Dien naam neem
ik aan, dien naam zal ik dragen; want ik heb er alle recht op!"

"Gij zult ons veroorloven dat te betwijfelen!" riep Jem Cip met
schrille stem uit.

"Betwijfelen?"

"Ja, zeker, betwijfelen! Hebt gij daar iets op tegen? Komaan, zeg
het dan maar!"

"Mijne heeren," hernam Robur, terwijl hij de wenkbrauwen fronste,
"wanneer ik eene ernstige zaak op de meest ernstige wijze bij u kom
bepleiten, dan wil ik niet, dat men mij voor leugenaar houdt. Mag ik
den naam weten van hem, die mij het laatst in de rede gevallen is?"

"Zijn naam?" vroeg Uncle Prudent.

"Ja, zijn naam, mijnheer de voorzitter!"

"Ik heet Jem Cip.... en ben vegetariër...."

"Burger Jem Cip," hernam Robur, "ik wist reeds lang, dat de darmen
van de vegetariërs langer zijn, dan die van andere menschen."

"Wat heeft dat met de zaak te maken?" vroeg Jem Cip stoutmoedig bij
die onverwachte wending van het gesprek.

"Laat mij voortgaan. Die darmen zijn, wel is waar, slechts een voet
langer dan die van anderen. Dat is reeds veel,--dat beken ik,--maar
noodzaak mij nu niet, ze nog langer te doen worden, door u bij de
ooren te trekken....!"

"De deur uit met den kerel!"

"Smijt hem de straat op!"

"Verscheurt hem:"

"Met vier paarden!"

"De lynchwet!"

"Hij moet aan de ooren getrokken worden!"

"Neen, wij zullen hem als eene schroef draaien en wringen!...."

"Dat heeft hij verdiend!"

"En meer dan dat!"

De woede der vereenigde ballonisten in Weldon-Institute was ten
top gestegen.

Zij waren van hunne stoelen opgevlogen en omringden thans gillend en
schreeuwend het spreekgestoelte.

Robur verdween als het ware in een woud van armen, die zich krampachtig
bewogen, alsof zij door een hevigen stormwind heen en weer geschud
werden.

Te vergeefs gilde de stoomfluit van den voorzitter te midden van
die menigte!

Geheel Philadelphia moest dien avond wel gelooven, dat een hevige brand
een der voornaamste stadskwartieren verwoestte, en dat al het water van
de Schuylkill-rivier niet voldoende zoude zijn om dien te blusschen.

Plotseling stoof de menigte achteruit. Robur had zijne handen uit
zijne zakken gehaald en stak die plotseling naar de eerste rij van
die verbitterden uit.

In beide handen hield hij een van die Amerikaansche ploertendooders,
die behoorlijk de vuist wapenen en haar als eene knots doen neerkomen,
maar tegelijkertijd ook revolvers zijn, waarop de vingers slechts
te drukken hebben, om de schoten te doen afgaan; in één woord:
ware zak-mitrailleuses.

En toen gebruik makende van het achteruitstuiven der aanvallers en
ook van de stilte, die dien terugtocht vergezelde, zeide hij:

"Inderdaad, het is niet Americus-Vespucius, die de Nieuwe Wereld heeft
uitgevonden, maar Jocrisse. Gij zijt, bij mijne ziel, geen Amerikanen,
maar ware Jocr...."

In dit oogenblik knalden vier of vijf schoten, welker projectielen
slechts gaten in den wand maakten en derhalve niemand kwetsten. De
werktuigkundige verdween te midden van den kruitdamp, en toen die
opgetrokken was, vond men geen spoor van dien zonderling.

Robur de Veroveraar was weggevlogen, alsof een of andere vliegmachine
hem door de lucht naar de bovenste dampkringslagen vervoerd had.



IV.

WAARIN DE SCHRIJVER, HANDELENDE OVER DEN KNECHT FRYCOLLIN, POOGT DE
MAAN IN HARE EER TE HERSTELLEN.


Ontegenzeggelijk hadden het geschreeuw en het spektakel, die
in den regel het gevolg waren der stormachtige zittingen van
Weldon-Institute, en door de leden bij het verlaten van het
gebouw aangeheven en veroorzaakt werden, meer dan eens de rust
van de bewoners van Walnut-street en van de aangrenzende wijken
gestoord. Herhaaldelijk hadden die eerzame burgers terecht klachten
ingebracht over die eindberaadslagingen in de open lucht, welke hen
gewoonlijk in hunne vreedzame verblijven deden opschrikken. Meer
dan eens hadden de politie-agenten hulp moeten verleenen om het
openbaar verkeer open te houden voor de voorbijgangers, die voor het
meerendeel zeer onverschillig waren voor de behandelde vraagstukken
der luchtvaart. Maar tot heden had het straatrumoer nimmer zulke
afmetingen aangenomen, als nu geschiedde. Nooit waren de klachten
meer gebillijkt en nimmer was de tusschenkomst der politie-agenten
meer noodzakelijk geweest.

Toch waren, volgens onze zienswijze, de leden van Weldon-Institute
wel eenigermate te verontschuldigen. Men was er toch niet voor
teruggedeinsd, hen op hun eigen grondgebied te komen aanvallen. Tot
die heethoofdige aanhangers van het stelsel: "lichter dan de lucht",
had een niet minder heethoofdige aanhanger van het stelsel: "zwaarder
dan de lucht" zeer onaangename dingen gezegd. Daarbij kwam nog,
dat hij plotseling verdwenen was, toen men hem eene tuchtiging had
willen toedienen, die hij, volgens aller meening, zoozeer verdiend had.

Dat schreeuwde natuurlijk om wraak.

Kon men zulke beleedigingen in gemoede ongestraft laten! Neen,
dat kon niet! Men zou geen Amerikaansch bloed in de aderen moeten
hebben! Nakomelingen van den roemrijken Americus Vespucius voor
Jocrisse uit te schelden! Dat was eene beleediging, die onvergeeflijk
was, daar zij toch eenigermate doel had getroffen.

"Niets kwetst meer dan waarheid," zegt een oud spreekwoord.

De leden van de Club verschenen dus in verscheidene groepen in
Walnut-street en verspreidden zich van daar, steeds heftig opgewonden,
in de naburige straten en van daar door het geheele stadskwartier. Door
hun vreeselijk tumult wekten zij de bewoners uit hunnen zoeten
slaap. Zij noodzaakten hen, om hunne huizen te laten doorzoeken en
waren volstrekt niet ongenegen, om later schadevergoeding te betalen
voor den overlast, dien zij veroorzaakt, en voor de inbreuk, die
zij zich veroorloofd hadden op de onschendbaarheid van het private
leven, die bij de volkeren van het Anglo-Saksische ras zoo zeer
geëerbiedigd is.

Al die nasporingen en die plagerijen waren evenwel te vergeefs. Robur
werd nergens bespeurd.

Geen enkel spoor was van hem achtergebleven. Als hij met de _Go ahead_,
de luchtballon van Weldon-Institute vertrokken ware, zou hij niet
meer onvindbaar geweest zijn.

Na een vol uur met nasporingen zoek gebracht te hebben, moest men
het opgeven. De Club-leden scheidden evenwel niet dan nadat zij bij
plechtigen eed gezworen hadden, dat zij hunne nasporingen over het
geheele grondgebied zouden uitstrekken, hetwelk zoowel tot Noord- als
tot Zuid-Amerika behoort, en dat het Nieuwe Vasteland genoemd wordt.

Het was intusschen reeds elf uur geworden, alvorens de rust in het
stadskwartier hersteld was. Eindelijk dan toch konden de bewoners zich
aan een diepen slaap overgeven, die slechts genoten wordt in steden,
die niet met de nijverheid te doen hebben en waarin derhalve geene
fabrieken met hunne geraasmakende machines en stank verspreidende
schoorsteenen aangetroffen worden. De verschillende Club-leden begaven
zich naar hunne respectieve woonhuizen. Zoo deed William T. Forbes,
toen hij zijne schreden naar zijne lompen-suikerfabriek richtte,
waar miss Doll en miss Matt hem met een kopje thee wachtten, die zij
met zijn eigen lompen-glucose gesuikerd hadden. Zoo begaf zich Frank
Milner ook naar de afgelegen voorstad, waar zijne fabriek gebouwd
was, welker werktuigen nacht en dag door stoomden en stampten. Zoo
ging ook Jem Cip, die in het openbaar beschuldigd was een voet meer
darmen te bezitten dan een gewoon menschenkind, naar huis, waar hem
als vegetariër een avondmaal van groenten en peulvruchten wachtte.

Twee der voornaamste ballonisten--twee slechts--dachten er niet aan
om hunne woonhuizen op te gaan zoeken. Zij maakten van de gelegenheid
gebruik, om met nog meer verbittering dan gewoonlijk te kibbelen. Dat
waren onze onverzoenbare bekenden, Uncle Prudent en Phil Evans,
de president en de secretaris van Weldon-Institute.

De knecht Frycollin wachtte Uncle Prudent, zijn meester, aan de deur
van de Club.

Hij volgde hem zonder zich om de redenen van den twist tusschen die
twee te bekommeren.

Hierboven werd van kibbelen gesproken. Dat geschiedde uit een gevoel
van welwillendheid jegens die twee, om hun gedrag eenigermate
te vergoelijken. Maar zij twistten inderdaad en nog wel met die
geestkracht, die door hunne oude mededinging gevoed werd.

"Neen, mijnheer, neen!" herhaalde Phil Evans. "Wanneer ik de eer had
gehad voorzitter te zijn van Weldon-Institute, dan zou nooit, neen,
nooit zoo'n schandaal plaats gegrepen hebben!"

"En verondersteld, dat gij die eer gehad hadt, wat zoudt gij dan
gedaan hebben?" vroeg Uncle Prudent.

"Wat ik zou gedaan hebben?"

"Ja, ik vraag u: wat gij in dat geval zoudt gedaan hebben?"

"Ik zou dien openbaren beleediger het woord ontnomen hebben...."

"Zoo?...."

"Nog voordat hij tijd gehad zou hebben, om den mond te openen!"

"Ei, ei! Maar om iemand het woord te ontnemen, moest men hem toch
eerst laten spreken, dunkt me?"

"Niet in Amerika, mijnheer! Niet in Amerika!"

En terwijl zij elkander zoo schimpscheuten naar het hoofd wierpen,
stapten zij de straten door, die hen al meer en meer van hunne woningen
verwijderden. Zij doorsneden stadskwartieren, welker ligging hen tot
aanmerkelijke omwegen noopte.

Frycollin volgde hen steeds; maar hij gevoelde zich toch niet op
zijn gemak, toen hij bespeurde, dat zijn meester zich naar zeer
eenzame plaatsen begaf. En de bediende Frycollin hield niet van die
plaatsen, vooral wanneer het middernachtuur nabij was. Inderdaad het
was pikdonker en de maan, die wassende en nog maar als een zilveren
sikkeltje aan den hemel verschenen was, had die duisternis maar zeer
weinig verminderd. Daarenboven was zij op het punt van onder te gaan.

Frycollin keek dan ook rechts en links, om te zien of geen verdachte
schaduwen hen bespiedden. En, waarachtig, hij meende dat vijf of zes
groote duivelengedaanten hen niet uit het oog verloren.

De bange kerel naderde instinctmatig zijn meester; maar voor niets
ter wereld zou hij dezen hebben durven in de rede vallen, vooral niet
te midden van een zoo heftig gesprek, waarvan hij waarschijnlijk de
onaangenaamheden in den vorm van klappen zou ondervinden.

Om kort te gaan, het toeval alleen was schuld, dat de voorzitter en
de secretaris van Weldon-Institute, geheel onbewust en al twisttende,
hunne schreden naar Fairmont-Park richtten.

Daar overschreden zij, terwijl zij onafgebroken voorttwistten,
de Schuylkill-rivier langs de beroemde metaalbrug. Zij ontmoetten
slechts eenige voorbijgangers, die zich verlaat hadden, en bevonden
zich eindelijk op een onmetelijk terrein, waarvan het eene gedeelte
uitgestrekte weilanden vormde, terwijl het andere gedeelte een
overheerlijk park daarstelde, hetwelk door zijn hoog geboomte en
zijn doelmatigen aanleg, als het fraaiste van de geheele wereld kan
geroemd worden.

Daar werden de schrik en de angst van den knecht Frycollin ten
top gevoerd. En ditmaal niet zonder reden; want thans had hij heel
duidelijk gezien en waargenomen, dat die vijf of zes spookachtige
gedaanten hen tersluiks over de brug van de Schuylkill-rivier gevolgd
waren. Zijn oogappels waren dan ook door den angst zoodanig uitgezet,
dat zij zich zoo groot vertoonden als het geheele regenboogvlies
zijner oogen. Maar ter zelfder tijd dat die oogappels zich uitzetten,
kromp zijn lichaam als het ware in, alsof het bedeeld ware met die
kracht van samentrekking, eigen aan de meeste weekdieren en aan
sommige geleede dieren.

Ja, inderdaad, de knecht Frycollin was een bange kerel. Een lafaard
in een woord.

Frycollin was een neger, in Zuid-Carolina geboren. Hij had een
groot dom hoofd, hetwelk met een langen nek op een ellendig mageren
romp geplant stond. Hij telde een en twintig jaren en was derhalve
nimmer slaaf geweest, zelfs krachtens zijne geboorte niet. Maar
of hij daardoor meer waarde als mensch had, kan gerust ontkend
worden. Hij was een grappenmaker, die gewoonlijk leelijke gezichten
trok, daarbij gulzig, lui en boven alle beschrijving laf was. Hij was
sedert drie jaren in dienst bij Uncle Prudent. Deze was honderd malen
op het punt geweest, om hem de deur uit te zetten; de vrees voor nog
erger had hem weerhouden. Dat die lafhartigheid den armen drommel,
wiens bestaan om zoo te zeggen innig met het leven van zijn meester,
die steeds gereed stond aan de dolste en stoutmoedigste ondernemingen
deel te nemen, saâmgeweven was, menig angstig oogenblik berokkende, zal
wel niet behoeven gezegd te worden. Maar die oogenblikken van dollen
angst hadden hunne tegenstellingen, werden door andere hoedanigheden
voldoende opgewogen. Zoo liet men zijne gulzigheid nagenoeg den vrijen
teugel en zoo ook zijne luiheid.

Maar.... Maar.... O, arme Frycollin, als ge eens in de toekomst hadt
kunnen lezen!

Waarom was Frycollin niet te Boston gebleven, waar hij in dienst
was van eene zekere familie Sneffel? Wel is waar, was die op het
punt geweest, om eene reis naar Zwitserland te ondernemen. Dit had
Frycollin minder aangestaan en daarom had hij toen op zijn ontslag
aangedrongen. Toen de familie Sneffel van die reis afzag, bij het
vernemen der aardstortingen, die in de Alpen plaats gehad hadden,
was het te laat. En toch zou de dienst bij dat vreedzame gezin hem
beter geleken hebben, dan bij Uncle Prudent, die de stoutmoedigheid
en de waaghalzerij in eigen persoon was.

Er viel niet veel meer aan te doen. Frycollin was in dienst van
den voorzitter van Weldon-Institute en deze was er zelfs mede
geëindigd, zijne gebreken over het hoofd te zien. En die gebreken,
wij weten het reeds, waren velen. Maar tegenover die gebreken stond
eene goede hoedanigheid. Hoewel hij neger van oorsprong was, sprak
hij geen neger-engelsch. En dat was te waardeeren; want er bestaat
niets afschuwelijkers dan die platte taal, waarin de bezittelijke
voornaamwoorden en de onbepaalde wijs voor de werkwoorden tot in het
oneindige voorkomen.

Het is dus als onwraakbaar bewezen aan te nemen, dat Frycollin laf was,
"laf als de maan", zoo als een volksgezegde zich uitdrukt.

Tegen die volksuitdrukking, die zoo beleedigend mogelijk is voor de
blonde Phoebé, de zachte Selena, de kuische Diana, de zuster van den
schitterenden Apollo, valt onzes inziens protest aan te teekenen. Welk
recht heeft men om dien trouwen wachter, die, zoolang als de aarde
bestaat, haar steeds het aangezicht, maar nimmer hare keerzijde
vertoond heeft, van lafhartigheid te beschuldigen?

Maar die quaestie daargelaten, zooveel is zeker, dat thans, op dat
middernachtuur, de sikkel van de "bleeke belasterde" op het punt
was in het westen, achter de loofkruinen van het hooge geboomte te
verdwijnen. Hare stralen gleden als het ware tusschen de takken door
en teekenden op den grond grillige lichtbeelden, die de duisternis
er naast nog zwarter maakten.

In weerwil daarvan keek Frycollin steeds scherp uit. Het was alsof
hij de eigenschap der katten en der uilen bezat, namelijk in het
donker te kunnen zien.

"Br!" zei hij bij zich zelven. "Die schoften volgen ons steeds! En
inderdaad zijn zij reeds meer nabij gekomen."

Eindelijk kon hij het niet meer uithouden. Hij naderde zijn baas.

"Master Uncle," zei hij.

Zoo noemde hij zijn meester en zoo wilde de voorzitter van
Weldon-Institute aangesproken worden.

In dit oogenblik was de twist tusschen de beide mededingers tot zijn
hoogsten graad van opgewondenheid gestegen. En daar zij elkander
hartelijk naar den duivel wenschten, werd Frycollin barweg verzocht
de reis ook derwaarts te ondernemen. De arme neger was zeer beangst
voor Beëlzebub en durfde derhalve den mond niet meer open doen.

Maar terwijl die twee Yankees zoo twistten en elkander afsnauwden,
stapten zij al verder en verder de eenzame weilanden, die Fairmont
Park begrenzen, door, waarbij zij zich steeds verder van de
Schuylkill-rivier verwijderden, en dus ook van de brug, die haar
overspande en het eenige toegangspunt was, om de stad weer binnen
te komen.

Ons drietal bevond zich eindelijk te midden van een groep hoog opgaande
boomen, welker boventakken nog slechts door het zwakke maanlicht
beschenen werden. Op de grens van die boomgroep was eene uitgestrekte
vlakte, die een ovalen vorm had en een prachtige gelegenheid aanbood
voor een wedstrijd van velocipedisten of van cricketspelers of voor
een wedloop van renpaarden. Geen enkele terreinplooi zou menschen of
paarden den minsten hinderpaal in den weg gelegd hebben. Geen enkele
boom of struik zou den blik der toeschouwers over een oppervlakte
van verscheidene mijlen begrensd hebben.

En toch, wanneer de aandacht van Uncle Prudent en van Phil Evans
niet zoo door hun twisten in beslag genomen was, wanneer zij met
eenige aandacht rond gekeken hadden, dan zou het hun niet ontgaan
zijn, dat die vlakte haar gewoon uiterlijk niet meer had. Het was
alsof daar inderdaad een gevaarte stond, waarboven schroefvormige
windschepraderen, die evenwel thans stilstonden, in het halfduister
scherp tegen de lucht afstaken.

Maar noch de voorzitter, noch de secretaris van Weldon-Institute
merkte die vreemdsoortige verandering in het uiterlijk voorkomen dat
het landschap van Fairmont-Park ondergaan had, op. Frycollin zag
er ook niets van. Hij had alleen oog en ooren voor de gedaanten,
die hij meende opgemerkt te hebben. Het scheen hem toe, dat die
geheimzinnige wezens naderden, dat zij hun kring nauwer toesloten,
alsof zij een misdadigen aanslag op het oog hadden. Hij kreeg bijna
stuipen van angst; zijne ledematen waren schier verstijfd, terwijl
zijne haren op zijn hoofd rechtop rezen. In één woord, de schrik was
bij hem ten top gestegen.

Toch had hij, terwijl zijne knieën knikten, de geestkracht nog om
met bezwijmende stem te roepen:

"Master Uncle!.... Master Uncle!"

Hij verkreeg evenwel geen gehoor. Uncle Prudent en Phil Evans twistten
maar voort.

"Master Uncle!.... Master Uncle!...." kreet de rampzalige Frycollin
voor de laatste maal.

"Maar, voor den duivel! wat is er dan toch?" vroeg Uncle Prudent ten
hoogste ongeduldig.

Wellicht zoude hij en ook Phil Evans niet rouwig geweest zijn, hun
toorn jegens elkander op de schouders van den rampzaligen Frycollin te
ontlasten. Handen en vuisten waren reeds opgeheven. Het zou klappen
en vuistslagen regenen. Gelukkig evenwel, dat er geen tijd was,
voor de eene partij om die klappen uit te deelen, voor de andere om
ze te ontvangen.

Een stoot, door een scherp fluitje teweeggebracht, werd in het bosch
vernomen. En, alsof dat een sein ware, verscheen te midden van het
open gedeelte van het park eene soort van electrische ster.

Wat dat te beduiden had? Onze beide nachtelijke wandelaars konden
dat zelfs niet gissen. Instinctmatig evenwel begrepen zij dat dit
gefluit en die verlichting het sein waren tot het plegen van de een
of andere gewelddaad.

In minder tijd dan noodig was om den toestand te overzien, ja
bliksemsnel, sprongen zes mannen uit het bosch, waarvan twee zich
op Uncle Prudent wierpen, twee op Phil Evans en twee op den knecht
Frycollin. Blijkbaar waren die twee laatste te veel; want de neger
was buiten staat zich te verdedigen.

Hoewel de voorzitter en de secretaris van Weldon-Institute bij dien
aanval geheel onvoorbereid overvallen waren, zoo poogden zij toch ten
krachtigste weerstand te bieden. Zij hadden er echter noch den tijd,
noch de kracht toe.

In minder tijd dan noodig is om dien overval te verhalen, was hun een
prop in den mond gestoken, die hun belette om hulp te schreeuwen,
had men hen de oogen geblinddoekt, en waren zij stevig gekneveld,
zoodat zij onmogelijk zich verder verzetten konden. Toen zij zoo
onschadelijk gemaakt waren, droeg men hen zoo snel mogelijk naar het
open gedeelte van het park.

Wat viel er bij zoo'n overval anders te denken, dan dat zij met
lieden te doen hadden, wier geweten zoo ruim en zoo rekbaar was,
dat zij er niets misdadigs in zagen de lieden, die zich bij hunne
wandelingen in het bosch waagden, uit te kleeden en te berooven.

Eigenaardig evenwel, men raakte niet aan hunne zakken, men betastte
hen zelfs niet, hoewel Uncle Prudent, volgens zijne gewoonte, een
duizend dollars in banknoten bij zich had.

Om kort te gaan, een minuut na de volbrenging van dien overval,
waarbij geen woord tusschen de aanvallers gewisseld was geworden,
voelden Uncle Prudent, Phil Evans en Frycollin dat men hen neerlegde,
niet op de graszoden van het park, maar op een soort planken vloer,
die eenigermate onder hun gewicht kraakte. Daar werden zij netjes naast
elkander uitgestrekt. Zij hoorden eene deur achter zich dichtslaan,
terwijl het schuiven van een grendelbout in het daarvoor bestemde
ijzeren oog, hen vrij duidelijk aankondigde, dat zij gevangen waren.

Toen vernamen zij een soort van onafgebroken geritsel, dat wel met
eene trilling kon vergeleken worden. Het was een eindelooze toon
of beter een gevoel van frrrr of trrrr, dat hun geheele lichaam
doortrilde, zonder dat eenig ander geluid in dien zoo kalmen nacht
waarneembaar was.

Welke schrik heerschte er den volgenden ochtend in Philadelphia! Dat
laat zich begrijpen.

Al zeer vroeg wist iedereen reeds, wat des avonds te voren in de
vergaderíng van de leden van Weldon-Institute voorgevallen was. Men
had vernomen,--hoe en door wien, dat kon niemand verklaren,--dat een
geheimzinnig persoon, een zekere werktuigkundige, Robur genaamd,--Robur
de Veroveraar!--verschenen was en dat hij een wedstrijd had willen
aangaan met de ballonisten; maar dat hij toen op eene onverklaarbare
wijze verdwenen was, zonder dat men er in had kunnen slagen, hem weer
op te sporen. Dat alles had de bevolking ten zeerste verwonderd.

Maar de verwondering sloeg tot schrik over, toen de geheele stad
vernam, dat de voorzitter en de secretaris van Weldon-Institute
ook gedurende den nacht van den 13den Juni geheimzinnig verdwenen
waren. Dat was inderdaad eene ontzettende gebeurtenis.

Het zou onmogelijk zijn, al de nasporingen mede te deelen, die
zoowel in de stad zelve als in de omstreken gedaan werden. Zij
waren evenwel totaal vruchteloos. De dagbladen van Philadelphia,
daarna die van Pennsylvanië, en eindelijk die van geheel Amerika,
namen die raadselachtige verdwijning onder hunne berichten op en
wijdden geheele kolommen aan de bespreking daarvan, waarbij zij de
toedracht op honderderlei verschillende wijzen verhaalden, zonder de
waarheid ook maar nabij te komen.

Door middel van advertentiën en van aanplakbiljetten werden belangrijke
sommen uitgeloofd, niet alleen aan hem, die de vermisten terugvond,
maar ook aan een ieder, die de een of andere degelijke aanwijzing
kon doen, geschikt om hen op het spoor te komen.

Niets evenwel hielp. Niets! Niets!

Als de bodem opengescheurd ware, om den voorzitter en den secretaris
van Weldon-Institute te verzwelgen, dan zouden zij niet spoorloozer
van de oppervlakte der aarde verdwenen kunnen zijn.

De dagbladen van de gouvernementspartij drongen er op aan, dat
aan het personeel der politie op ruime schaal uitbreiding gegeven
werd. Zij wezen ernstig op de noodzakelijkheid van dien maatregel,
daar dergelijke aanslagen op een paar van de beste burgers van de
Vereenigde Staten van Noord-Amerika volvoerd konden worden. En daarin
moest iedereen hun gelijk geven, niet waar?

Het is waar, dat de oppositiebladen de ontbinding der politiemacht
eischten. Zij beweerden, dat die macht geheel nutteloos was, daar
zulke aanslagen ongehinderd volvoerd konden worden, zonder dat de
euveldaders gesnapt of ook maar bekend waren geworden.--En daarin
moest iedereen ook dezen gelijk geven, niet waar?

De uitslag van dat twistgeschrijf was, dat de politie bleef hetgeen
zij was en hetgeen zij steeds zijn zal op onze aarde, die, in weerwil
dat zij niet volmaakt is en ook niet zijn kan, de beste aller werelden
genoemd moet worden.



V.

WAARIN EEN SCHORSING VAN VIJANDELIJKHEDEN TUSSCHEN DEN VOORZITTER
EN DEN SECRETARIS VAN WELDON-INSTITUTE INGEWILLIGD WORDT.


Het was een rare toestand, waarin Uncle Prudent, Phil Evans en de
knecht Frycollin zich bevonden.

Zij hadden een band voor de oogen, en een prop in den mond. Vandaar
dus eene totale onmogelijkheid, om te kunnen zien, om te kunnen hooren.

Hunne handen en voeten waren met stevige touwen gebonden. Vandaar
dus eene totale onmogelijkheid, om van de plaats te kunnen komen of
zichzelven te kunnen bevrijden.

Dat alles was niet geschikt om den toestand van ons drietal prettig
of zelfs maar dragelijk te maken.

Daarenboven niet te weten, welke de uitvoerders van zoo'n oplichting
waren; onbekend te zijn met de plaats, waarin zij gesmeten waren,
alsof het ijlgoed in een goederenwagen van een sneltrein ware; geen
denkbeeld te hebben noch van de plek op Gods lieve aarde, waar zij
zich bevonden, noch van het lot, hetwelk hen beschoren kon zijn;
dat alles was wel geschikt om zelfs wezens, tot het schapengeslacht
behoorende, buiten hun humeur te brengen. En de lezers weten dat de
leden van Weldon-Institute, wat het geduld betreft, nu niet precies
voor schapen konden doorgaan.

Als men de heftigheid van karakter van Uncle Prudent in aanmerking
neemt, dan valt licht te beseffen, wat er in diens ziel moest omgaan.

Maar wat er ook van aan zij, zooveel is zeker, dat hij en Phil Evans
tot de overtuiging kwamen dat het moeielijk zou zijn, om den volgenden
avond op de vergadering van de club tegenwoordig te zijn.

Wat Frycollin betrof, die lag daar met gesloten oogen en met gesloten
mond. Het was hem onmogelijk zijne bovendien reeds zoo schrale
gedachten op iets te vestigen. Hij was eer dood dan levend.

De toestand der gevangenen onderging gedurende het eerste uur van
hunne inhechtenisneming geene wijziging. Niemand kwam hen opzoeken
en niemand kwam hun het gebruik van hunne armen, oogen en mond
weergeven. Toch snakten zij daar zeer naar.

Alles, waartoe zij zich bepalen konden, was het slaken van zuchten,
het kreunen van een erbarmelijk "helaas!" voor zooveel de prop in hun
mond zulks toeliet, of het volvoeren van sprongen, niet ongelijk aan
jammerlijke karpers, die op het droge liggen te gapen. De lezer zal
begrijpen, hoeveel innerlijke, of beter: gebonden toorn en woede daar
opgevreten werd. Eindelijk, na eene reeks van vruchtelooze pogingen,
om zich te bevrijden, bleven zij als machteloos liggen. Maar toen
poogden zij, daar het zintuig van het gezicht hun ontnomen was,
door het gehoor te vernemen of te raden, in welken onrustbarenden
toestand zij zich bevonden. Ook dat was geheel en al vergeefs, want
zij vernamen geen ander geluid dan het eindeloos en onverklaarbaar
"frrr", dat hen als met een trillenden dampkring omgaf.

Evenwel gebeurde het, dat de secretaris Phil Evans, die niet zoo heet
gebakerd was als Uncle Prudent, en derhalve met meer kalmte te werk
ging, er in slaagde het koord, dat zijn polsgewrichten samenbond,
los te maken. Eindelijk knelde de knoop niet meer zoo sterk, zijne
vingers gleden over elkander en weldra had hij het gebruik zijner
handen herkregen.

Hij wreef zich de gewrichten met kracht, ten einde den bloedsomloop
te herstellen, die door dat binden gestremd geweest was. Een
oogenblik later had de secretaris Phil Evans den band afgerukt,
die hem blinddoekte, den prop uitgehaald, die hem den mond snoerde,
en met behulp van het scherpe lemmet van zijn bowie-knife de touwen
doorgesneden, die hem handen en voeten gekneveld hadden. Een echte
Amerikaan verlaat zijne woning niet, zonder zijn bowie-knife op zak;
zonder dit zou hij geen Amerikaan genoemd kunnen worden.

Maar al kon de secretaris Phil Evans zich nu ook bewegen en spreken,
dan was dat toch alles, wat hij met zijne pogingen verworven had. Van
zijne oogen kon hij in dit oogenblik ten minste geen nuttig gebruik
maken; want het was pikdonker in de cel of het hok, waarin zij zich
bevonden. Toch sijpelde als het ware een zwakke lichtstraal door een
soort schietgat, hetwelk in den wand op eene hoogte van ongeveer zes
of zeven voet boven hen aangebracht was.

In weerwil van den plaats gehad hebbenden twist, aarzelde de
secretaris Phil Evans geen enkel oogenblik, om zijn mededinger te
verlossen. Eenige bewegingen met zijn bowie-knife waren voldoende, om
de touwen door te snijden, die de handen en voeten van Uncle Prudent
knevelden. Onze voorzitter richtte zich, half razend van woede, op
de knieën overeind en rukte den doek van zijne oogen en den prop uit
zijn mond.

Daarop zei hij met eene stem, alsof hij op het punt was van te stikken:

"Dankje!"

"Neen, dat niet."

"Wat niet?"

"Je behoeft mij niet te bedanken."

"Phil Evans?...."

"Uncle Prudent?...."

"Hier bestaat geen voorzitter meer van Weldon-Institute!"

"En geen secretaris meer van de club!"

"Dus geen mededingers meer!"

"Juist gezien!"

"Gij hebt gelijk." ging Phil Evans voort.

"Ik heb altijd gelijk!" bevestigde Uncle Prudent.

"Er zijn hier slechts twee mannen aanwezig, die zich wreken willen
en wreken zullen...."

"Op wien?"

"Op een derde, wiens aanslag weergaloos te noemen is!"

"Ja, weergaloos en die de strengste weerwraak eischt."

"En die derde is?...."

"Dat is Robur!...."

"Ja, dat is Robur!...."

Dat was dus een punt, waaromtrent de gewezen mededingers het eens
waren. Hierover was geen twist te vreezen.

"En uw knecht," merkte de secretaris op, terwijl hij op den neger
Frycollin wees, die als een bruinvisch blies, "moeten wij hem ook
losmaken?"

"Nog niet," antwoordde Uncle Prudent.

"Waarom nog niet?" vroeg Phil Evans.

"Omdat de kerel ons meer dan half dol zou maken met zijne
klaagliederen."

"Dat's juist."

"En wij hebben wel wat anders te doen, dan naar klaagliederen te
luisteren."

"Wat dan, Uncle Prudent?"

"Vraagt gij dat nog, Phil Evans?"

"Het schijnt zoo."

"Wel, wij moeten er aan denken, om te ontvluchten, als het mogelijk
is."

"Dat's waar ook! En wij moeten ontvluchten, zelfs wanneer het
onmogelijk is!"

"Gij hebt gelijk, Phil Evans. Zelfs wanneer het onmogelijk is!"

Overigens twijfelden zij er geen oogenblik aan, dat die oplichting van
hunne personen door dien vreemdsoortigen kerel, die zich Robur noemde,
gepleegd was. Iets anders kwam hun niet in het brein op, kon er ook
niet in opkomen. Eenvoudige en eerlijke dieven zouden hen van hunne
uurwerken, hunne juweelen, hunne portefeuilles en hunne porte-monnaies
ontlast en hunne lijken, na een flinken dolksteek in de keel, in de
diepte van de Schuylkill-rivier geworpen hebben, in stede van hen
zonder poging tot stelen levend op te sluiten in.... Ja, waarin?....

Dat was inderdaad een belangrijk vraagstuk, dat noodzakelijk opgelost
moest worden.

Ja, waarin zaten zij opgesloten? Dat moesten zij weten, alvorens
zij eene poging tot ontsnapping, met eenige hoop op welslagen,
konden ondernemen.

"Phil Evans," hernam Uncle Prudent, "in stede van bij het verlaten der
vergadering zulke zoete bitterheden of bittere zoetigheden te wisselen,
zooals wij gedaan hebben en waarop dus niet meer teruggekomen kan
worden, hadden wij beter gedaan van minder vertoornd te zijn en beter
rondom ons te kijken...."

"Dat's waar, Uncle Prudent, zeer waar!" antwoordde de secretaris
Phil Evans.

"Wanneer wij in de straten van Philadelphia gebleven waren," ging de
voorzitter voort, "dan zou van dat alles niets gebeurd zijn. Dunkt
u dat ook niet!"

"Zeer waar," herhaalde de secretaris Phil Evans, "zeer waar, Uncle
Prudent!"

"Klaarblijkelijk heeft die Robur met veel snuggerheid gegist, wat er
in de club gebeuren zou. Hij heeft voorzien, tot welken toorn en welke
woede zijne tartende houding en gesprekken aanleiding zouden geven...."

"Zeer waar, Uncle Prudent, zeer waar!"

"Waarschijnlijk stonden eenige zijner bandieten bij de deur op post,
om hem, als de nood aan den man kwam, te hulp te schieten. Zoo dunkt
mij ten minste...."

"Mij ook," betuigde Phil Evans goedkeurend knikkend.

"Toen wij de Walnutstreet verlieten, hebben die bandieten ons gevolgd
en bespied...."

"Zeer waar, Uncle Prudent, zeer waar!"

"En toen zij zagen, dat wij zoo onvoorzichtig de donkere lanen
insloegen van het eenzame Fairmont-Park, toen was de zaak klaar en
de volvoering van den aanslag gemakkelijk gemaakt."

"Waar, zeer waar, Uncle Prudent," herhaalde de secretaris Phil
Evans. "Ja, wij hebben zeker groot ongelijk gehad, dat wij na de
zitting niet dadelijk naar huis zijn gegaan. Groot ongelijk!"

"Men heeft altijd ongelijk, wanneer men geen gelijk heeft," betuigde
Uncle Prudent heel snedig.

"Inderdaad!" beaamde de secretaris.

In dit oogenblik weerklonk een lange zucht in het donkerste gedeelte
van de cel, waarin zij opgesloten waren.

"Wat is dat?" vroeg Phil Evans.

"Wat?"

"Hoordet gij dien zucht niet?"

"Och loop.... dat's Frycollin, die droomt."

"Meent ge?"

"Ik ben er zeker van," antwoordde Uncle Prudent.

Daarna hernam hij:

"Tusschen het oogenblik, waarin wij op weinige passen van de open
plek in het park gegrepen zijn geworden, en dat, waarin wij in dit
hok gesmeten zijn, zijn hoogstens twee minuten verloopen...."

"Ja, hoogstens!" beaamde Phil Evans.

"Het is dan buiten kijf, dat die lieden ons niet buiten het
Fairmont-Park gebracht hebben. Zijt gij dat niet met mij eens,
Phil Evans?"

"Voorzeker, Uncle Prudent; want volgens mij, wanneer zij ons buiten
het Park gebracht hadden; dan zouden wij de beweging van het vervoer
moeten ontwaard hebben."

"Zeer juist!" antwoordde Uncle Prudent. "Het is dus aan geen twijfel
onderhevig, dat wij in een compartiment van een voertuig opgesloten
zitten; misschien wel in een van die lange karren, in de Prairiën in
gebruik, of in een wagen van heidenen of kermispotsenmakers."

"Dat gevoelen deel ik geheel en al," zei Phil Evans. "Wanneer wij toch
aan boord van een vaartuig gebracht waren, dat aan een der oevers van
de Schuylkill-rivier vastgemeerd gelegen had, zouden wij dat door de
schommelingen van de schuit bemerkt hebben bij het aan boord brengen,
ook door die, veroorzaakt door den snellen stroom der rivier."

"Juist, steeds zeer juist!" herhaalde Uncle Prudent. "Daaruit
maak ik twee stellingen op. De eerste is, dat wij de open plek van
Fairmont-Park nog niet verlaten hebben. En de tweede daaruit afgeleide
is, dat het nu of nooit het oogenblik is om te vluchten."

"En Robur dan?"

"O, die zullen wij later wel terugvinden! Wees gerust. Dat neem ik
op mij!"

"Ja, hem weervinden, om hem betaald te zetten...."

"Dubbel betaald te zetten, Phil Evans. Gij weet het heilig woord:
Die zaait zal dubbel maaien!"

"Om hem duur betaald te zetten dien aanslag, dien hij zich op de
vrijheid van twee burgers van de Vereenigde Staten van Noord-Amerika
veroorloofd heeft!"

"Juist.... duur.... zeer duur betaald zetten!"

"Maar,.... wie is die man?"

"Dat weet ik niet, Uncle Prudent."

"Vanwaar komt hij?"

"Dat weet ik ook niet."

"Is het een Engelschman, een Duitscher, een Franschman, een...."

"Dat weet ik evenmin," viel Phil Evans den voorzitter in de rede. "Maar
wat ik weet...."

"Welnu, wat weet gij?"

"Dat het een ellendeling is! En dat is genoeg, dunkt mij."

"Mij ook."

"En nu aan het werk!"

"Aan het werk!"

Beiden staken nu de handen met uit elkander gespreide vingers voor
zich uit en betastten de omwanding van het hok, waarin zij opgesloten
waren, om een naad of een voeg te ontdekken. Maar niets, niets. Ook
niet bij de deur. Die sloot volkomen hermetisch en het zou onmogelijk
geacht moeten worden het slot te doen springen. Zij moesten dus een
gat maken om daardoor te ontsnappen.

Het was nu evenwel zaak om te onderzoeken, of hunne bowie-knifes die
omwanding zouden kunnen aantasten, of de lemmeten bij dat werk niet
geschaard zouden worden of wel zouden breken.

"Maar waar vandaan zou die trilling toch komen, die geen oogenblik
ophoudt?" vroeg Phil Evans, die verbaasd was over dat onafgebroken
"frrr, frrr".

"Dat is ongetwijfeld de wind," antwoordde Uncle Prudent.

"De wind?.... Maar ik dacht, dat tot middernacht volkomen stilte in
de atmosfeer geheerscht had?"

"Volkomen juist, Phil Evans; maar als het de wind niet is, wat zou
het volgens u dan kunnen zijn?"

Phil Evans antwoordde niet, maar opende het beste lemmet van zijn
bowie-knife en poogde de omwanding in de nabijheid van de deur aan
te tasten. Misschien was het voldoende een klein gat te maken, om
de deur te kunnen openen, wanneer die door een eenvoudigen grendel
gesloten was, of dat men aan de buitenzijde den sleutel in het slot
had laten steken.

Na eenige minuten hard gearbeid te hebben, had de secretaris van
Weldon-Institute geen ander resultaat verkregen, dan dat al de lemmeten
van zijn bowie-knife zoodanig geschaard waren, dat zij veel geleken
op eene duizendtandige zaag, en dat de punten er van gebroken waren.

"Slaagt gij?" vroeg Uncle Prudent.

"Neen!"

"Zou de omwanding van deze cel ook van plaatijzer vervaardigd kunnen
zijn?"

"Neen, Uncle Prudent. Wanneer men op die omwanding klopt, dan geeft
zij geen metaalklank."

"Dan is zij van ijzerhout vervaardigd misschien?"

"Ook niet. Zij is noch van ijzer noch van hout."

"Maar waaruit bestaat zij dan?"

"Dat kan ik niet zeggen. Maar in elk geval uit eene stof of substantie,
waarop het scherpste staal geen vat heeft."

Uncle Prudent kreeg een aanval van hevige woede. Hij vloekte en stampte
met den voet op den holklinkenden vloer, terwijl hij met beide handen
het gebaar maakte, alsof hij een denkbeeldigen Robur worgde.

"Kalmte, Uncle Prudent!" vermaande de secretaris Phil Evans. "Kalmte
en probeer gij op uwe beurt ook eens."

Uncle Prudent ging aan den gang; maar zijn bowie-knife kon de omwanding
evenmin ergens aanraken. Het lukte hem zelfs niet met zijn beste
lemmet een kras er op te maken. Het was waarlijk, alsof die omwanding
van bergkristal was.

Dus iedere vlucht werd daardoor onmogelijk, hierbij van de
veronderstelling uitgaande, dat zij uitvoerbaar ware, wanneer zij er in
geslaagd waren de deur te openen, of een gat in de omwanding te maken.

Zij moesten zich, althans voor het oogenblik, aan hun noodlot
onderwerpen, hetgeen met hunne Yankee-geaardheid volstrekt niet
overeenkwam. Zij moesten alles aan het toeval overlaten, iets wat
iederen practischen man tegen de borst stuit. Maar die onderwerping,
die gelatenheid geschiedde niet zonder pruttelen, zonder groote
woorden, zonder heftige uitingen, aan het adres van dien Robur
gericht, die de man er niet naar was, om zich daarvan veel aan te
trekken, wanneer hij althans in het gewone dagelijksche leven dezelfde
geaardheid aan den dag legde, waarvan hij te midden van de vergaderde
leden van Weldon-Institute had doen blijken.

Frycollin begon intusschen zulke teekenen van onpasselijkheid te
geven, dat omtrent hare beteekenis geen twijfel bestond. Hij boog en
krimpte zoo pijnlijk mogelijk, alsof hij aan maagkrampen of wel aan
zenuwtrekkingen in alle lichaamsdeelen leed.

Uncle Prudent meende, dat het tijd was, om aan die acrobatische
bewegingen een einde te maken; althans hij sneed de touwen door,
die de handen en voeten van den neger knevelden.

Wie weet, of hij er geen berouw over gevoelen zou? Want al dadelijk
barstte eene eindelooze reeks van klaagliederen los, waarbij kreten
van pijn zich afwisselden met gekerm van honger.

Frycollin was niet alleen in het brein, maar ook in de maag
aangetast. Het zou zeer moeielijk geweest zijn, uit te maken, aan
welke dier beide lichaamsdeelen het akelige gevoel moest toegeschreven
worden, hetwelk de arme neger beving.

"Frycollin!" riep Uncle Prudent.

"Master Uncle!... Master Uncle!..." antwoordde de bediende tusschen
twee akelige jammerkreten.

"Het is mogelijk, dat wij veroordeeld zijn, om in deze gevangenis
van honger te sterven..."

De neger rilde van angst over zijn geheele lichaam, van het hoofd
tot de voeten.

"Maar," ging Uncle Prudent met indrukwekkende stem voort, "wij zijn
vast besloten, om tot het uiterste vol te houden en om niet het
onderspit te delven, dan wanneer wij alle aanwezige voedingsmiddelen
zullen verorberd hebben, die geschikt zullen bevonden worden, om ons
bestaan te rekken..."

"Gij wilt mij opeten?" riep Frycollin ten uiterste ontsteld en
handenwringend uit.

"Zooals men steeds met een neger in dergelijke omstandigheden
doet!...."

"Master Uncle!... Master Uncle!"

"Zorg er dan voor, dat wij je vergeten, dat wij je niet gewaar worden,
Frycollin!"

"Anders zullen wij je fricasseeren!" voegde de secretaris Phil Evans
er bij.

"Master Uncle!... Master Uncle!"

En waarachtig, de onnoozele Frycollin was ernstig beangst, dat hij met
zijn lichaam zou moeten dienen, om die twee levens, die klaarblijkelijk
veel kostbaarder waren dan het zijne, te verlengen. Hij bepaalde er
zich dan ook toe, om slechts in petto te zuchten.

De tijd vlood middelerwijl voorbij, en iedere poging om de deur met
geweld te openen, of om een gat in de omwanding der cel te maken,
was vruchteloos gebleven.

Waaruit bestond de bouwstof toch van die omwanding? Waarlijk, dat
was onmogelijk te zeggen.

Het was geen metaal, het was geen hout, het was geen steen. Dat was
alles, wat er van te vertellen viel.

De vloer daarenboven van de cel scheen van hetzelfde materiaal
vervaardigd te zijn. Wanneer men met den voet trapte, dan veroorzaakte
dit een eigenaardigen toon, dien Uncle Prudent onmogelijk onder de
bestaande en bekende geluiden kon rangschikken.

Een andere bijzonderheid werd opgemerkt, namelijk dat het onder
den vloer hol klonk, alsof hij niet op den bodem van Fairmont-Park
rustte. Ja, als men goed luisterde, was het alsof dat onverklaarbare
"frrr, frrr" langs den buitenkant van dien vloer scheerde.

Dat alles was voor ons drietal niets geruststellend.

"Uncle Prudent?" zei Phil Evans.

"Phil Evans?" antwoordde Uncle Prudent.

"Denkt gij, dat onze cel van plaats veranderd heeft?"

"Hoegenaamd niet!"

"Denkt ge?"

"Daar ben ik zeker van."

"Toch kreeg ik, op het oogenblik dat wij in dit hok opgesloten werden,
de frissche lucht van het gras en den harsachtigen geur van de boomen
in Fairmont-Park in den neus..."

"Ik ook."

"Maar nu mag ik de lucht zooveel opsnuiven als ik wil, daarvan ruik
ik thans volstrekt niets meer."

"Inderdaad, gij hebt gelijk."

"Ja, maar hoe is dat te verklaren?"

"Verklaar het op de wijze als gij wilt, Phil Evans, mits gij maar de
veronderstelling niet oppert, dat onze gevangenis van plaats veranderd
kan hebben. Ik herhaal het, wanneer wij ons in een wagen bevinden,
die voortgetrokken wordt, of in een vaartuig, dat op de oppervlakte
van het water glijdt, zouden wij het moeten voelen."

Frycollin liet toen een akelig langgerekt gesteen hooren, dat er wel
wat van weg had, of het zijn laatste ademtocht was. Geruststellend
was het echter, dat het door verscheidene zware zuchten gevolgd werd.

"Ik houd het er voor, dat die Robur ons weldra voor zich zal doen
verschijnen," hernam Phil Evans.

"Ik hoop het," riep Uncle Prudent uit. "Dan zal ik hem zeggen...."

"Wat?"

"Vraagt ge wat, Phil Evans?"

"Ja, Uncle Prudent, dat vraag ik."

"Wel, ik zal hem zeggen, dat hij begonnen is als een onbeschofte
kerel en dat hij geëindigd is als een gemeene kerel te handelen."

"Juist, Uncle Prudent. Dat zal raak zijn."

Phil Evans bemerkte thans, dat de dag aanbrak. Een nog ijle en
onduidelijke lichtstraal gleed door het nauwe schietgat, hetwelk in het
bovenste gedeelte van de omwanding vlak tegenover de deur aangebracht
was. Het moest toen ongeveer vier uren in den ochtend zijn, daar de
dageraad op de breedte van Philadelphia in de maand Juni op dat uur
begint aan te breken. Daar viel niets tegen in te brengen.

Uncle Prudent haalde evenwel zijn repetitie-uurwerk, een meesterstuk,
door de fabriek van zijn lotgenoot voortgebracht, uit den zak en liet
het slaan. Het duidde aan, dat het kwart vóór drieën was. Toch was
het niet blijven stilstaan, daarvan waren beiden verzekerd.

"Dat's vreemd!" zei de secretaris Phil Evans. "Om kwart vóór drieën
moest het nog nacht zijn."

"Of de gang van het uurwerk moet vertraagd zijn..." antwoordde Uncle
Prudent.

"Een uurwerk van de _Walton Watch Company_!!!" riep de secretaris
Phil Evans uit. "Onmogelijk!"

Hoe het ook zij, zooveel was onbetwistbaar zeker, dat het wel degelijk
de dag was, die aanbrak. Langzamerhand teekende zich het schietgat
scherp wit af in de diepe duisternis der cel.

Hoewel de dageraad nu vroeger verschenen was dan wel veroorloofd
mocht heeten op den veertigsten breedtegraad, waarop Philadelphia
gelegen is, zoo brak het daglicht toch met die snelheid niet door,
welke aan lage breedte eigen is.

Dat lokte andermaal eene bemerking van Uncle Prudent uit, die
daarop dan ook wees als op een vreemdsoortig en onverklaarbaar
natuurverschijnsel.

Phil Evans en Uncle Prudent zagen toe, maar konden er zich geen
rekenschap van geven. Daarenboven, het schemerdaglicht vorderde
slechts langzaam in de cel, waarin zij opgesloten zaten.

"Wij kunnen niet uitkijken," merkte de voorzitter van Weldon-Institute
op.

"Uitkijken, waarnaar?"

"Wel uitkijken, om waar te nemen, waar wij zijn," vulde Uncle
Prudent aan.

"Dat zouden wij kunnen doen," antwoordde de secretaris Phil Evans.

"Hoe zoo?"

"Wel door ons tot bij dat schietgat op te hijschen. Dat is waarlijk
zoo moeielijk niet."

"Daar zegt ge zoo iets!" riep Uncle Prudent opgewonden en opgetogen
uit.

"Dat zal wel gaan, dunkt mij."

"Mij ook!" bevestigde de voorzitter van Weldon-Institute.

En zich tot zijn knecht Frycollin wendende:

"Kom Fry!" zeide hij. "Kom, op! En vlug ter been!"

De neger stond met loome bewegingen op.

"Steun je rug tegen dien wand daar," beval hem Uncle Prudent.

Frycollin voldeed aan die lastgeving.

"En gij, Phil Evans," ging de voorzitter van Weldon-Institute voort,
"en gij, Phil Evans, klim thans op de schouders van dien lummel...."

"Zal Frycollin sterk genoeg wezen, om mijn last te dragen?" vroeg de
secretaris Phil Evans.

"Om u te dragen? Hij is sterk als een os! Daarenboven, ik zal hem
schoren en steunen. Wees gerust, Phil Evans, gij zult niet vallen. Dat
verzeker ik u."

"Welnu, dan klim ik."

Een oogenblik later stond de secretaris van Weldon-Institute op de
schouders van Frycollin. In dien stand kwamen zijne oogen ter hoogte
van het bedoelde schietgat.

Dit schietgat was gesloten niet door een lensvormig glas, zooals
dat bij de patrijspoortjes van zeeschepen aangetroffen wordt, maar
door eene eenvoudige ruit. Hoewel zij niet zeer dik van glas was,
hinderde zij toch het gezichtsvermogen van den secretaris Phil Evans,
wiens gezichtsveld zeer begrensd was. Hij merkte dat al grommende op.

"Welnu," zeide Uncle Prudent, "sla die ruit stuk, dan zult gij beter
kunnen zien, dunkt me."

De raad was goed en werd dus opgevolgd. Phil Evans gaf een hevigen slag
met de greep van zijn bowie-knife op de ruit, die een zilverachtigen
toon liet vernemen.

"Te drommel!" zeide de secretaris, "dat is sterk glas. Maar ik zal
nog eens probeeren."

Bom!... Een nieuwe slag nog harder dan de eerste, maar met even
ongunstig resultaat.

"Mooi!" hernam Phil Evans. "Het is niet alleen sterk, maar totaal
onbreekbaar glas!"

Inderdaad, die ruit moest vervaardigd zijn van een soort glas, te
zaam gesteld volgens de uitvinding van Siemens, daar het, in weerwil
van de hevige slagen en stooten, die Phil Evans daarop uitvoerde,
onaangetast bleef.

Toch was de ruimte bij het vorderen van het daglicht nu genoeg
verlicht om den blik te veroorloven iets waar te nemen van hetgeen
in het beperkte gezichtsveld van de omlijsting van het schietgat te
zien zoude zijn.

"Wat ziet ge?" vroeg Uncle Prudent, trappelend van ongeduld. "Nu,
wat ziet ge, Phil Evans?"

"Niets, Uncle Prudent," antwoordde de secretaris bedaard.

"Wat, niets?"

"Neen."

"Ziet gij dan geen boomen, geen bosch?"

"Neen."

"Dan toch het bovenste gedeelte der takken?"

"Ook dat niet."

"Wij zijn dan niet meer in de open ruimte?"

"Neen."

"Niet meer in het Fairmont-Park?"

"Neen."

"Ontwaart gij dan geen daken van huizen?"

"Neen."

"Geen nokken van monumenten?" vroeg Uncle Prudent, wiens
teleurstelling, gepaard aan woede, iedere seconde vermeerderde.

"Ook geen nokken van monumenten," antwoordde Phil Evans. "Niets,
niets!"

"Wat! Zelfs geen scheepsmast, geen vlaggestok, geen kerktoren?"

"Neen."

"Geen fabrieksschoorsteen?"

"Neen."

"Wat ziet ge dan?"

"Niets! Niets dan de ijle ruimte!"

In dit oogenblik ging de deur der cel open en een man verscheen op
den drempel.

Het was Robur.

"Eervolle en hooggeachte ballonisten," zeide hij met ernstige stem,
"gij zijt thans vrij, geheel vrij om te gaan en te komen, zooals gij
zulks zult verlangen...."

"Vrij en frank?" vroeg Uncle Prudent.

"Ja, zeker,.... althans binnen de grenzen van den _Albatros_!"

Uncle Prudent en zijn secretaris Phil Evans stormden de cel uit.

Op twaalf- of dertienhonderd meters onder hen ontwaarden zij de
oppervlakte van eene landstreek, die zij, hoe zij ook tuurden,
tevergeefs poogden te herkennen.



VI.

DAT DE INGENIEURS, DE WERKTUIGKUNDIGEN EN ANDERE GELEERDEN GEVOEGELIJK
ZOUDEN KUNNEN OVERSLAAN.


Wanneer zal de mensch toch ophouden op dit tranendal rond te kruipen,
om eindelijk te gaan leven in het azuurblauw en den vrede des hemels?

Op die vraag van Camille Flammarion is het antwoord gemakkelijk
te geven.

Dat zal gebeuren wanneer de vorderingen der werktuigen veroorloven
zullen het vraagstuk van de vliegkunst op te lossen. En, zooals
reeds sedert eenige jaren te voorzien was, zou eene meer practische
aanwending van de electriciteit de oplossing van dat vraagstuk meer
nabij brengen.

Reeds in 1783, dus vóórdat de gebroeders Montgolfier het eerste toestel
uitdachten, hetwelk hun naam voerde en Montgolfière heette, en vóórdat
de natuurkundige Charles zijn eersten ballon vervaardigde, waren
eenige stoutmoedige breinen er op bedacht geweest om de verovering
der luchtruimte door middel van werktuigkundige toestellen te
volvoeren. Die eerste uitvinders hadden dus niet gedacht aan toestellen
lichter dan de lucht, hetgeen door de trap, waarop de wetenschap
toenmaals stond, totaal onmogelijk geweest ware. Zij vroegen dus de
oplossing van het vraagstuk der beweging in de bovenste luchtlagen aan
toestellen, die zwaarder dan de lucht waren, aan vliegende machines,
die de bewegingen van den vogel nabootsten.

Dat was juist, wat die dwaze Icarus, de zoon van Daedalus, gedaan
had. Hij had evenwel de penvederen zijner vleugels met was vastgehecht,
en die was smolt, toen de stoutmoedige jongeling de zon te nabij kwam.

Maar zonder nog tot de mythologische tijdperken op te klimmen, zonder
te spreken van den geleerden Archytos van Tarente, kunnen wij reeds
wijzen op de werken van Dantes van Perussa, van Leonard de Vinci en
van Guidotti. Daarin wordt reeds de kiem aangetroffen van werktuigen,
die bestemd waren, om zich in de luchtlagen te bewegen.

Twee en een halve eeuw later werden de uitvinders op dat gebied
talrijker.

In 1742 werd door den markies de Bacqueville een systeem van vleugels
vervaardigd, waarmede hij poogde boven de Seine te vliegen. Hij viel
en brak een arm.

In 1768 dacht Paucton een toestel met twee schroeven uit, waarvan de
eene een opvoerende en de andere een voortdrijvende kracht bezat. Of
hij daarmee proeven nam, weet men niet.

In 1781 vervaardigde Meerwein, de architect van den keurvorst van
Baden, een werktuig met orthopterische beweging, en teekende protest
aan tegen de mogelijkheid van de bestuurbaarheid der ballons, die
toen uitgevonden waren.

In 1784 lieten Launoy en Bienvenu een helicopterisch werktuig
manoeuvreeren, dat door stalen veeren werd in beweging gebracht.

In 1808 beproefde de Oostenrijker Jakobus Degen te vliegen.

In 1810 verscheen eene brochure, door Denian van Nantes geschreven,
waarin de grondbeginselen van de stelling: _"zwaarder dan de lucht"_
uiteengezet werden.

In het tijdperk van 1811 tot 1840 volgden de studiën en uitvindingen
van Berblingen, van Vigual, van Sarti, van Dubochet, van Cagniar en
van Latour.

In 1842 trad de Engelschman Henson op met zijn systeem van hellende
vlakken en van schroeven, die door stoom bewogen werden.

In 1845 vervaardigde Cossus een toestel met opdrijvende schroeven.

In 1847 kwam Camille Vert op het denkbeeld, zijnen helicopteer van
veêren vleugels te voorzien.

In 1852 beweerde Letur een bestuurbaar valscherm te hebben
uitgevonden. Bij eene proefneming met zijne uitvinding kwam hij
jammerlijk om het leven.

In hetzelfde jaar vertoonde Michel Loup een stelsel van een glijdend
vlak, dat van vier draaiende wielen voorzien was.

In 1853 verscheen Béléguie met zijn in de lucht zwevend toestel, dat
door trekkingsschroeven voortbewogen werd; Vaussin Chardanne met zijnen
vrijen maar bestuurbaren vlieger; Georges Cauley met zijne plannen
van vliegende machines, die een gasmotor tot beweegkracht hadden.

Van 1854 tot 1863 traden vele uitvinders op, waaronder Joseph Gline,
die voor verschillende systemen van luchtvaart octrooien ontving,
Breant, Carlingfort, Le Bres, Du Temple, Bright, wiens opdrijvende
schroeven ook achteruit slaan konden, Smythies, Panafieu, Crosnier
enz. enz.

Eindelijk werd onder den invloed van Nadar in 1863 de maatschappij
_"Zwaarder dan de lucht"_ te Parijs opgericht. Daar lieten toen
verscheidene uitvinders hunne werktuigen beproeven en verwierven enkele
octrooien, aanmoedigende getuigschriften, zooals: de Ponton d'Amecourt
met zijn stoomhelicopteer, de la Landelle met zijn ingewikkeld stelsel
van schroeven met hellende vlakken en met valschermen, de Louvrié
met zijn vuurschip, d'Esterno met zijn kunstvogel, de Groof met zijn
vliegtoestel, waarvan de vleugels door hefboomen bewogen werden.

In één woord, de stoot was gegeven, en wij zijn nu het tijdperk
ingetreden, waarin de uitvinders alles uitvinden en de wiskunstenaars
alles berekenen kunnen, wat de luchtvaart van de droombeelden der
theorie tot de daadwerkelijke uitvoering in de praktijk zal moeten
voeren.

Bourcaft, Le Bris, Kaufmann, Smyth, Shingfellow, Prigent, Danjard,
Powés, de la Pauze, Moy, Penaud, Jobert, Hureau de Villeneuve,
Achenbach, Garapon, Duchesne, Danduran, Pauzel, Dieuaide, Melkirff,
Forlanini, Brearey, Tatin, Dandrieux, Edison zijn de mannen, die zich
beijveren de zaak tot oplossing te brengen, de eene met vleugels of
met schroefbladeren, de andere met hellende vlakken. Die vernuften
scheppen, fabriceeren, volmaken en verbeteren hunne vliegmachines,
die op het gewilde oogenblik gereed zullen zijn, namelijk op den dag,
wanneer de een of andere uitvinder een motor van aanzienlijke kracht,
gepaard aan eene buitengewone lichtheid, zal weten toe te passen.

Dat de lezer ons die lange lijst van namen vergeve. Maar was zij niet
noodzakelijk om al de sporten der ladder van de luchtvaart, op welker
hoogste punt Robur de Veroveraar aangekomen was, aan te toonen? Zou
die werktuigkundige, zonder de proeven, zonder de mistastingen zijner
voorgangers, ooit een toestel hebben kunnen uitdenken, dat zoo volmaakt
was als het zijne? Immers neen!

En al sprak hij ook al kleinachtend van hen, die zich nog steeds
onledig hielden met het vraagstuk der bestuurbaarheid van de
luchtballons, zoo waardeerde hij daartegenover ten volle de aanhangers
van het _Zwaarder dan de lucht_. Hij was in de leer geweest bij
Engelschen, bij Amerikanen, bij Italianen, bij Oostenrijkers, bij
Franschen,--ja vooral bij Franschen. Hij had de toestellen zijner
meesters vervolledigd en verbeterd, en was er zoo toe gekomen, om
die vliegmachine te vervaardigen, waarmede hij thans door de hoogere
luchtlagen trok en dien hij _Albatros_ noemde.

"De duif vliegt!" had een van de hardnekkigste en vurigste aanhangers
van de vliegkunst uitgeroepen.

"Men zal op het gegeven oogenblik de lucht betreden, zooals men den
grond betreedt," had daarop een niet minder geestdriftvolle aanhanger
geantwoord.

"Tegenover de locomotief stellen wij de aéromotief!" had de meest
opgewondene uitgeroepen met eene stem, die schetterde als een trompet,
en wel geschikt was om de echo's der publiciteit, zoowel in de Oude
als in de Nieuwe Wereld op te wekken.

Niets is toch inderdaad meer door proefneming en door berekening
bevestigd, dan dat de lucht een zeer stevig steunpunt aanbiedt. Eene
oppervlakte van een meter doorsnede, welke een valscherm vormt,
kan niet alleen de beweging van een vallend lichaam vertragen,
maar ook isochronisch werken, d.w.z. zulke paracentrische lijnen
beschrijven, volgens welke een lichaam, door eene zekere kracht
gedreven, een gegeven punt in gelijke tijden kan naderen of zich
daarvan verwijderen. Ziedaar, wat men wist.

Men wist ook dat, wanneer de snelheid van overbrenging groot is,
de arbeid van de zwaartekracht vermindert in omgekeerde reden van
het kwadraat dier snelheid en dat zij dan bijna onbeduidend wordt.

Men wist ook dat, hoe meer het gewicht van het vliegend dier toeneemt,
de vergrooting van het vleugelvlak, noodzakelijk om het geheele lichaam
in de lucht te dragen, niet in diezelfde evenredigheid toeneemt,
hoewel de bewegingen, die noodzakelijk gemaakt moeten worden, veel
langzamer zijn.

Een vliegtoestel moet dus zoodanig vervaardigd worden, dat het den
vogel nabootst, wil men die natuurlijke wetten benuttigen. En de vogel
is "de meest bewonderenswaardige type van de bestuurbare beweging der
lucht" volgens de uitspraak van dokter Marey, lid van het Instituut
van Frankrijk.

Om kort te gaan, de toestellen, die het gestelde vraagstuk, omtrent
de vliegkunst zullen kunnen oplossen, kunnen tot drie soorten
teruggebracht worden, te weten:

1ens. De helicopteren of spiraalvoerders. Dit zijn slechts schroeven
met verticale assen.

2dens. De orthopteren of toestellen, die de natuurlijke vogelvlucht
pogen na te bootsen.

En 3dens. De luchtzwevers, die eigenlijk niets anders zijn dan
hellende vlakken, zooals de vlieger, maar gesleept of voortgestuurd
worden door horizontale schroeven.

Ieder dier stelsels had aanhangers gehad en had ze nog, koppige,
onhandelbare aanhangers, die van geen toegeven aan anderer meeningen
weten wilden.

Evenwel, onze Robur had na vele overwegingen, na veel wikken en wegen,
eindelijk de twee eerst aangehaalde stelsels, namelijk de helicopteren
en de orthopteren, bepaald verworpen.

Ongetwijfeld biedt de orthopteer, of de mechanische vogel, enkele
voordeden aan. Daaromtrent is iedereen het eens. De geschriften en de
proefnemingen van den heer Renaud, in 1884 geschreven en volvoerd,
hebben het bewezen. Maar, zooals men het hem meer dan eens aan het
verstand gebracht heeft: men moet de natuur niet slaafs navolgen. De
locomotieven zijn geen kopieën van de hazen en de stoomvaartuigen niet
van de visschen. Aan de eerste heeft men wielen verleend, die toch
geen beenen genoemd kunnen worden. De tweeden hebben schroefbladen,
die toch geen zwemvinnen zijn. En daarom bewegen zij zich niet slechter
voort. Integendeel. Weet men daarenboven welke mechanische arbeid door
een vogel, wanneer hij vliegt, verricht wordt? De bewegingen, door het
dier daarbij verricht, zijn zeer samengesteld en ingewikkeld. Dokter
Marey heeft toch de meening geopperd, dat de baarden der slagpennen
zich gedurende de beweging van het terugbrengen van den vleugel,
openden, om de lucht gelegenheid te geven te ontsnappen. En zou nu
die zoo ingewikkelde beweging door eene kunstmatige machine na te
bootsen wezen? Waarlijk, dat zou zeer moeielijk zijn.

Van een anderen kant stond het als een paal boven water, dat de
zoogenaamde luchtzwevers met hunne hellende vlakken ook zeer goede
resultaten hadden opgeleverd, Wanneer toch bij de voortstuwende
beweging der schroeven tegen de inwerking der luchtlaag een schuin
vlak gesteld wordt, dan wordt daardoor een naar boven drijvende
arbeid verkregen, en de proefnemingen, die men met kleine toestellen
uitgevoerd heeft, hebben het bewijs geleverd, dat de ter beschikking
staande zwaarte, dat wil zeggen een zeker gewicht, behalve dat van het
toestel, in evenredigheid van de vierkanten der snelheid toeneemt. Dat
zijn groote voordeelen, oneindig grooter dan die der luchtgevaarten,
die aan eene overbrengingsbeweging onderworpen zijn.

Intusschen had Robur de gezonde gedachte haren invloed laten
uitoefenen, dat het eenvoudigste stelsel het beste is. De schroeven,
"die heilige schroeven", die men hem in de vergadering van Weldon
Institute zoo naar het hoofd gegooid, zoo vinnig verweten had, waren
dan ook voldoende geweest, om in alle behoeften zijner vliegende
machine te voorzien. De eene diende, om het toestel in de lucht
zwevende te houden, de andere bewoog het onder bewonderenswaardige
omstandigheden van snelheid en veiligheid voort.

En inderdaad, volgens de theorie, kan "door middel van eene schroef met
betrekkelijk korte bladen, maar van eene aanmerkelijke oppervlakte",
luidens de verklaring van den heer Victor Tatin, "wanneer men de
zaken tot het uiterste wil drijven, een onbepaald zwaar gewicht met
de minst mogelijke kracht opgetild worden."

De orthopteer, die evenals de vogels vleugelslagen volbrengt, verheft
zich door eenvoudig op de luchtlagen te steunen. De helicopteer
daarentegen verkrijgt zijn stijgende kracht, door schuins de luchtlagen
met de bladen zijner schroef te zweepen en verkrijgt daarbij eene
beweging, alsof hij tegen een hellend vlak opstijgt. In werkelijkheid
zijn het schroefvormige vleugels in plaats van wieken met platboorden.

De schroef beweegt zich noodzakelijk in de richting harer as
voort. Staat die as rechtstandig, dan beweegt de schroef zich in
verticale richting, staat zij horizontaal, dan ook geschiedt de
beweging in horizontale richting.

Het geheele vliegende toestel van den ingenieur Robur was op het
benutten van die twee beweegkrachten gegrondvest.

En wij laten hieronder eene nauwkeurige beschrijving van dat toestel
volgen, hetwelk gevoegelijk in drie hoofddeelen verdeeld kan worden,
namelijk: het platform of dek, de toestellen tot opheffing en
voortstuwing, en eindelijk de machinerie.

Het platform had eene oppervlakte van een honderd twintig vierkante
meters en was lang dertig en breed vier meters. Het was in den volsten
zin des woords een dek van een schip, welks voorsteven den vorm van
een wig zoude hebben. Onder dat dek rondde een romp af, met stevige
inhouten, welke bestemd was om de toestellen, die de mechanische
kracht zouden voortbrengen, alsook de kruitkamer, de kaarten- en
seinvlaggenkamer, het levensmiddelenruim, de bottelarij en de kisten
voor den watervoorraad te bevatten. Rondom dat platform verhieven
zich eenige lichte stutten daarboven, die door een traliewerk van
stevig ijzerdraad verbonden waren, waardoor eene soort van reeling of
verschansing gevormd was, welke door een stevigen raambalk gedekt werd,
die een flink scheepsboord als het ware vormde. Op de oppervlakte
van dat dek verhieven zich vier roeven, die tot verblijf dienden,
de eerste der middenvakken voor het personeel, de anderen voor de
werktuigen. In de middenroef was de machinerie daargesteld, die de
opheffingstoestellen, in de voorste roef de machine, die de schroef
van het voorschip, en in de achterste roef, die, welke de schroef
van het achterschip in beweging brachten. Die drie werktuigen hadden
ieder hun eigen beweegkracht en hun eigen toezicht. In de eerste roef
bij den voorsteven was de hut van den hofmeester, de kombuis en het
logies der bemanning. In de laatste roef bij den achtersteven waren
verscheidene hutten aangebracht, onder anderen die voor den ingenieur,
alsook een eetzaal. Daarboven verrees een glazen kooi of schuilplaats,
waarin de roerganger stond, die het geheele gevaarte door middel
van een krachtig stuurrad stuurde. Al die roeven en die hutten waren
door middel van patrijspoortjes verlicht, die gesloten konden worden
door vensters van gehard glas, hetwelk een weerstandsvermogen heeft
tienmaal grooter dan gewoon glas.

Onder den romp was een stelsel van buigzame veeren aangebracht, die
bestemd waren om het stooten te verminderen of te verzachten, hoewel
het aan land komen zeer zacht geschieden kon, omdat de werktuigkundige
het gevaarte geheel en al in zijne macht had.

Wat nu de toestellen tot opheffing en voortstuwing betreft, daaromtrent
kan het volgende medegedeeld worden. Boven het bovengedeelte van het
platform en loodrecht daarop waren zeven en dertig staken of beter
assen aangebracht, waarvan vijftien langs elke zijde en zeven die
hooger waren in het midden van het gevaarte. Men zou gezegd hebben
een vaartuig met zeven en dertig masten, met dit onderscheid evenwel,
dat die masten geen zeilen voerden, maar ieder twee horizontale
schroeven van beknopte doorsnede, waaraan een buitengewoon groot
omwentelingsvermogen kon verleend worden. Ieder van die assen had
hare eigene beweging, geheel onafhankelijk van de anderen, terwijl
zij twee aan twee eene tegenovergestelde omwenteling bezaten. Dit was
noodzakelijk om te beletten, dat het geheele gevaarte eene draaiende
beweging aannam. Zoodoende vormden de schroeven, hoewel zij allen
het hunne er toe bijbrachten, om de stijgende beweging ten opzichte
van de loodrechte luchtzuil te verkrijgen en te bevorderen, evenwicht
tegen den horizontalen weerstand der lucht.

Het toestel was bijgevolg voorzien van vier en zeventig schroeven,
om de stijgkracht te bevorderen. De bladen van die schroeven werden
langs den buitenrand weerhouden door een rand van metaal, die den
arbeid van vliegwiel volvoerde en waardoor veel beweegkracht bespaard
werd. Voor en achter werden door horizontale assen twee voortstuwende
schroeven bewogen. Deze bezaten vier bladen met zeer zwak hellende
schroefwenteling, die in verschillende richting draaiden en zoo de
vooruitdrijvende kracht verleenden. De voortstuwingsschroeven hadden
eene veel grootere doorsnede en afmeting dan de opheffingsschroeven,
maar konden evenals dezen met eene buitengewoon groote snelheid
wentelen.

Alles wel beschouwd, behoorden die toestellen zoowel tot de stelsels
welke door de heeren Cossus en de la Landelle, als tot die welke door
den heer de Pouton d'Amécourt voorgestaan waren. Zij waren echter
door den ingenieur Robur verbeterd, vervolledigd geworden en als het
ware volmaakt. Maar ten opzichte van de toepassing der beweegkracht
kwam dien grooten man de eer toe inderdaad als uitvinder beschouwd
te mogen worden.

Ten opzichte der machine kan hier medegedeeld worden, dat Robur
noch aan stoom van water of van andere vloeistoffen, noch aan
saamgeperste lucht of aan andere veerkrachtige gassen, noch aan
ontplofbare mengsels, die eenig arbeidsvermogen kunnen leveren,
de noodige kracht ontleend had, om zijn toestel te doen stijgen,
zwevende te houden en voort te bewegen. Maar hij had de electriciteit
te hulp geroepen, die kracht welke eens de ziel van de geheele
nijvere wereld zal worden. Hij had evenwel geene machine gebezigd,
om de electrische beweegkracht voort te brengen, maar daarentegen
niets dan batterijen en accumulatoren. Welke evenwel de elementen of
samenstellende deelen van die batterijen waren, welke de zuren waren,
die haar in werking brachten, dat was het geheim van Robur. En zoo
was het ook met die accumulatoren gesteld. Van welken aard waren de
positieve en negatieve platen, waaruit zij bestonden? Of beter, uit
welke grondstof waren zij vervaardigd? Dat wist niemand te zeggen. De
ingenieur had zich, en om zeer gegronde redenen, wel gewacht om een
oktrooi of een uitvindersbrevet aan te vragen.

Alles bij elkander genomen, moest als onbetwistbaar resultaat
aangenomen worden: batterijen van eene buitengewone kracht; zuren
van eene voedende sterkte, daarenboven bijna volkomen bestand
tegen verdamping en bevriezing; accumulatoren, die de zoo hoog
geroemde Faure-Sellen-Volckmar-toestellen verre overtroffen;
eindelijk stroomingen, welker ampères niet te berekenen waren of
getallen opleverden, die tot nu toe niet bereikt waren. Daardoor
werd een arbeidsvermogen verkregen, dat in stoom- of electrische
paarden omgezet, om zoo te zeggen oneindig moest genoemd worden. Dat
arbeidsvermogen werkte op de schroeven, die het geheele gevaarte
eene stijgende, en op die, welke het eene voortstuwende beweging
verleenden. En die stijgkracht en die voortstuwende kracht waren
meer dan voldoende, om het gevaarte in alle mogelijke omstandigheden
handelbaar te doen blijven.

Maar, wij herhalen het, de uitvinding daarvan was het geheim van den
ingenieur Robur. Zij was zijn eigendom en hij heeft daaromtrent een
volmaakt stilzwijgen bewaard.

Wanneer de voorzitter en de secretaris van Weldon-Institute er
niet in zullen slagen, om dat geheim te ontdekken, dan zal het zeer
waarschijnlijk voor het menschdom verloren gaan.

Het zal wel niet behoeven gezegd te worden, dat aan het geheele
gevaarte door de doelmatige plaatsing van het zwaartepunt eene
voldoende stabiliteit verleend was. Er bestond derhalve hoegenaamd
geen gevaar, dat het toestel onrustbarende hoeken met het horizontaal
vlak zoude vormen, en dat dus geene vrees voor kantelen behoefde
te ontstaan. Dat was ook het voornaamste, hetgeen in de gegeven
omstandigheden nog al tot hoofdbreken aanleiding had gegeven.

Er blijft ons nu nog over mede te deelen, welk materiaal de ingenieur
Robur gebezigd had voor de vervaardiging van zijn luchtschip--eene zeer
toepasselijke benaming voor de _Albatros_. Wat was dat toch voor stof,
die zoo hard was, dat zij door het bowie-knife van den secretaris
Phil Evans niet aangetast kon worden, en waarvan de president Uncle
Prudent den aard niet wist aan te duiden? Ja, wat was dat?

Eenvoudig papier.

De papiervervaardiging had reeds sedert vele jaren eene buitengewone
uitbreiding ondergaan. Vellen ongegomd of ongelijmd papier worden
met dextrine en stijfsel gedrenkt en daarna onder een hydraulische
pers gebracht. Door de ondervonden drukking wordt eene stof of
beter eene vaste massa gevormd, die harder dan staal is. Men maakt
er schijven tot hijschblokken of katrollen van, spoorwegrails,
raderen voor spoorwegrijtuigen, en die voorwerpen zijn sterker dan
wanneer zij van metaal vervaardigd worden, terwijl zij bovendien
veel lichter zijn. Het was deze sterkte, gepaard aan die lichtheid,
welke Robur voor zijn luchtschip had willen benutten. Alles, romp,
inhouten, verschansing, hutwanden, potdeksels waren van stroopapier
vervaardigd, dat door de ondergane onmetelijke drukking als het ware
metaal was geworden, terwijl het daarenboven geheel onbrandbaar was,
een voordeel of beter eene eigenschap, die voor een toestel, bestemd
om op zulke aanzienlijke hoogte te zweven, waarachtig van onberekenbare
waarde moest genoemd worden.

Wat de organen betreft van de toestellen, die de stijg- en de
voortstuwingskracht leverden, van de ronddeelen en bladen der
schroeven, eene geleiachtige vezelstof, die tegelijkertijd stevig en
buigzaam was, maakte er het grondbestanddeel van uit. Die stof leende
zich volkomen tot het aannemen van alle vormen, was onoplosbaar in
de meeste gassen en vloeistoffen, hetzij dat zuren of vluchtige oliën
waren. Wordt hierbij nog vermeld, dat die geleiachtige vezelstof nog
merkwaardige isoleerende eigenschappen bezat, dan moet erkend worden,
dat hare toepassing bij de electrische machinerie van de _Albatros_
van buitengewoon groote waarde was.

Het personeel van het luchtschip bestond uit den ingenieur Robur,
uit zijn tweeden officier Tom Turner, uit een werktuigkundige
met twee helpers, uit twee stuurlieden en een kok. In het
geheel dus acht koppen. Dat personeel was ruim voldoende, om
de verschillende werkzaamheden, voor de luchtvaart vereischt,
ten uitvoer te brengen. Jacht- en oorlogswapens, vischtuigen,
electrische signaallantaarns, waarnemingsinstrumenten, kompassen
en sextanten, om den koers en de lengte en breedte te bepalen, een
thermometer om de temperatuur te weten, verschillende barometers,
de eene om hoogtewaarnemingen te doen, en te bepalen welken afstand
van de aardoppervlakte bereikt was, de andere om de wisselingen
van den luchtdruk aan te geven, een "storm-glas" om nopens ernstige
storingen in den dampkring bijtijds gewaarschuwd te worden, eene kleine
boekerij, eene kleine draagbare drukpers, een achterlaadkanonstuk
op draai-affuit, in het midden van het dek of platform opgesteld,
waarmede een projectiel van zes centimeter kon voortgeschoten worden,
een voorraad van buskruit, van kogels, van dynamietpatronen, eene
kombuis wier vuren gevoed werden door de stroomingen der accumulatoren,
een vrij aanzienlijke voorraad verduurzaamde levensmiddelen, als
vleesch en groenten in blikken, die in een gedeelte van het ruim,
daartoe ingericht, gerangschikt lagen, eenige vaten met whiskey, gin
en brandewijn--in één woord: mondbehoeften, voldoende om maanden lang
in de bovenluchtlagen te kunnen verwijlen, zonder noodig te hebben
naar de aarde af te dalen;--ziedaar de complete inventaris van het
luchtschip de _Albatros_, ongerekend natuurlijk de beruchte trompet.

Bovendien bevond zich nog aan boord een licht vaartuig of sloep, van
caoutchouc vervaardigd, die in het water niet omkantelen kon. Deze
kon acht man op de oppervlakte van eene rivier, van een meer of van
eene kalme zee voeren.

Maar had Robur ten minste valschermen ter zijner beschikking, om die
ingeval van een ramp te kunnen bezigen?

Neen. Hij geloofde noch aan rampen, noch aan toevallen, die
daaronder gerangschikt kunnen worden. De assen zijner schroeven waren
onafhankelijk van elkander. Kwam er eene te breken of stil te staan,
dan had dat geen invloed op de werking van de anderen. En de arbeid
van de helft der aanwezige schroeven was voldoende, om de _Albatros_
in de lucht, haar natuurlijk element, zwevende te houden.

"En met dat luchtschip," zooals Robur de Veroveraar weldra gelegenheid
had tot zijne gasten--gasten tegen wil en dank--te zeggen: "met dat
luchtschip ben ik heer en meester van het zevende werelddeel, hetwelk
grooter is, dan Australië, Oceanië, Azië, Amerika, Afrika en Europa
te zamen zijn. Ik ben heer en meester van dat lucht-Icarië, hetwelk
eens door duizenden en nog eens duizenden Icariërs bevolkt zal zijn."



VII.

WAARIN UNCLE PRUDENT EN PHIL EVANS NOGMAALS WEIGEREN ZICH TE LATEN
OVERTUIGEN.


De geachte voorzitter van Weldon-Institute was buiten zich zelven van
verbazing, zijn secretaris en lotgenoot geheel buiten westen. Maar
noch de een, noch de andere wilde iets laten blijken van de toch zoo
natuurlijke gemoedsstemming, waarin zij zich bevonden.

De bediende Frycollin bemantelde zijn schrik en angst niet, toen hij
zich aan boord van zoo'n gevaarte door de ruimte heengevoerd zag. Hij
zuchtte, kermde en ontzag zich niet tranen te storten en de handen te
wringen; maar in weerwil van dat alles, draaiden de stijgingschroeven
inmiddels met verbazende snelheid boven hunne hoofden. Maar, hoe
aanmerkelijk die snelheid ook was, zij had kunnen verdriedubbeld
worden, inderdaad, wanneer de _Albatros_ hoogere luchtlagen had
willen bereiken.

De voortstuwingsschroeven wentelden met vrij gematigden gang en
verleenden aan het luchtschip slechts eene horizontale verplaatsing
van niet meer dan twintig kilometers in het uur.

Wanneer de passagiers van de _Albatros_ buiten boord beneden zich
keken, dan konden zij een lang en bochtig maar vloeibaar lint ontwaren,
dat als een eenvoudige beek kronkelde door een zeer geaccidenteerd
terrein en te midden van de schitteringen van kleine meren en poelen,
die door de schuine stralen der zon getroffen werden. Die beek was
evenwel een stroom en nog wel een der meest belangrijke van die
streken. Op den linker oever daarvan verhief zich een machtige
bergketen, welker voortzetting zich bij den gezichteinder in de
nevelen der lucht verloor.

"En zult gij ons nu zeggen," begon Uncle Prudent met een van woede
bevende stem. "Zult gij ons nu zeggen...."

"Wat wenscht gij te weten?" vroeg Robur met een sarcastischen glimlach
op de lippen.

"Waar wij zijn?"

"Dat zal ik u wel niet mede te deelen hebben, niet waar?" antwoordde
de ingenieur.

"Maar zult gij ons dan toch zeggen, waarheen wij gaan?" vroeg de
secretaris Phil Evans op zijne beurt.

"Wij gaan door de ruimte."

"Zal ze lang duren, die reis door de ruimte?" vroeg Uncle Prudent.

"Ja, zal ze lang duren?" herhaalde Phil Evans.

"Net zoo lang als noodig zal zijn," was het antwoord van den
gezagvoerder van de _Albatros_.

"Als noodig zal zijn?...."

"Zijt ge dan op reis, om de aarde rond te stevenen?" vroeg Phil
Evans spotachtig.

"O, meer dan dat," antwoordde Robur.

"En als die reis ons niet aanstaat?...." vroeg de president Uncle
Prudent.

"Het mocht wat!" was het bijtende antwoord; "zij moet u wel aanstaan."

Ziedaar een proefje, een voorsmaak als het ware, van den omgang,
die tusschen den gezagvoerder van de _Albatros_ en zijne gasten, om
ze niet zijne gevangenen te noemen, zoude bestaan. Maar blijkbaar
wilde hij hen den noodigen tijd gunnen, om weer tot zich zelven
te komen, om het kunstige toestel te kunnen bewonderen, dat hen
door de lucht vervoerde en waarschijnlijk ook om den uitvinder te
complimenteeren. Hij beijverde zich dan ook, hen alleen te laten,
terwijl hij het dek op en neer stapte van het eene uiteinde naar
het andere.

Zij waren dus geheel en al vrij de machineriën te bezichtigen en de
inrichting van het luchtschip te onderzoeken. Zij konden ook hunne
aandacht wijden aan het landschap, hetwelk zich in zijne geheele
schoonheid onder hen uitspreidde.

"Uncle Prudent," zei de secretaris van Weldon-Institute.

"Wat is er, Phil Evans?" hernam de voorzitter.

"Ziet gij het niet?"

"Wat, Phil Evans?"

"Als ik mij niet vergis, Uncle Prudent, dan zweven wij thans boven
het centraal gedeelte van het Canadeesche grondgebied."

"Niet mogelijk, Phil Evans!"

"Neen, ik vergis mij niet. Die stroom, dien wij daar in het noordwesten
bespeuren, is de Sint Laurensrivier."

"En die stad daar, die wij achter ons laten, Phil Evans?" vroeg
Uncle Prudent.

"Wel, dat is Québec."

Inderdaad, dat was de oude stad van Champlain, wier blikken daken
als zoovele spiegels de zonnestralen weerkaatsten.

"Maar Québec ligt op den zes en veertigsten graad noorderbreedte,"
bromde Uncle Prudent.

Juist, de _Albatros_ heeft dus dien afstand van Philadelphia tot hier
in weinige uren afgelegd, en dat verklaart ons het vroege dag-worden
en den abnormalen duur van den dageraad."

"Maar kan het wel mogelijk zijn?"

"Of het mogelijk kan zijn, weet ik niet," antwoordde Phil Evans,
"maar dat het zoo is, kan ik bevestigen. Ja, zeker is het Québec, die
amphitheatersgewijze gebouwd is. Zie, daar is de heuvel, waarop hare
citadel verrijst. Die citadel, die het Gibraltar van Noord-Amerika
genoemd kan worden!"

"En die torens daar, wat zijn dat?"

"Dat zijn de Engelsche en Fransche kerken."

"En dat gebouw daar, waarboven de Britsche vlag wappert?"

"Dat is het kantoor van in- en uitgaande rechten, de 'Douane' genaamd."

Uncle Prudent was nog niet geheel en al met zijne vragen en Phil
Evans met zijne uitleggingen gereed, toen de hoofdstad van Canada
reeds aan den horizon begon te verbleeken en zich minder duidelijk
voordeed. Het luchtschip geraakte nu in eene bank van kleine wolken,
die het gezicht van de aardoppervlakte langzamerhand sluierden.

Robur meende toen te bemerken, dat de voorzitter en de secretaris
van Weldon-Institute hunne aandacht weer op de uiterlijke bouworde
van de _Albatros_ vestigden. Hij naderde derhalve en zeide:

"Welnu, heeren, gelooft gij thans aan de mogelijkheid van de
luchtvaart...?"

Uncle Prudent en Phil Evans gromden iets binnensmonds, zonder zich
evenwel begrijpelijk uit te drukken.

"Aan de mogelijkheid der luchtvaart door middel van toestellen
_zwaarder dan de lucht_?" ging Robur onverstoorbaar voort.

Het zou moeielijk geweest zijn de feiten te loochenen, die zij onder
de oogen hadden. Toch bleven Uncle Prudent en Phil Evans grommen
en zwijgen.

"Gij antwoordt niet?" vroeg Robur met een bijtenden glimlach op
de lippen.

Geen geluid werd vernomen.

"Misschien belet u de honger te spreken?" vervolgde de ingenieur. "Heb
ik het geraden?.... Welnu, al heb ik mij tot taak gesteld, u door
de lucht te laten reizen, zoo heb ik toch niet op mij genomen, u
met die weinig voedzame stof te laten maaltijden. Kom, volgt mij,
uw ontbijt wacht u."

Daar Uncle Prudent en Phil Evans een knagenden honger gevoelden,
begrepen zij, dat het nu het oogenblik niet was om complimenten te
maken of moeielijkheden op te werpen.

"Daarenboven," dachten zij, "een maaltijd bindt ons tot niets. Als
die Robur ons weer op aarde zal teruggebracht hebben, zullen wij onze
vrijheid van handelen weten te hernemen."

Beiden werden toen naar de achterroef geleid, waar zij een kleine
"dining-room" binnentraden. Zij vonden daar een zindelijk gedekte
tafel, waaraan zij gedurende de reis afzonderlijk zouden eten.

De schotels bevatten verschillende verduurzaamde levensmiddelen en
daaronder ook een soort brood, hetwelk uit gelijke deelen meel en
tot poeder gestampt vleesch bestond en waarin eenig spek gebakken
was. Dat brood, gekookt in water, gaf eene heerlijke soep. Vervolgens
waren er sneden gebakken ham en bestond de drank uit thee.

Ook was de knecht Frycollin niet vergeten. Ook hij had in het vooruit
eene krachtige soep gevonden, van hetzelfde brood gemaakt. Maar het
moet erkend worden, dat hij weinig eetlust had. En poogde hij ook al
te eten, dan was dat, omdat hij toch honger gevoelde en zijn maag hem
dwong. Maar met smaak ging het toch niet, daartoe klapperden zijne
kakebeenen te zeer van angst.

"Als het eens brak!.... Als het eens brak!...." herhaalde de
ongelukkige neger voortdurend tusschen twee happen.

En hij huiverde inderdaad bij die gedachte. En niet zonder
redenen! Denk er toch eens om! Een val van eene hoogte van
vijftienhonderd meters zou hem tot brij verpletterd hebben!

Uncle Prudent en zijn secretaris Phil Evans verschenen een uur later
weer op het dek. Maar Robur was er niet meer. Op het achterschip stond
de roerganger in eene soort glazen kast, die hem tegen de guurheid van
de atmosfeer moest beschutten, hield het oog op het kompas gevestigd
en hield nauwkeurig en zonder de minste aarzeling het luchtschip in
de stuurstreek die hem door den ingenieur aangegeven was.

Het overige gedeelte van het personeel van het luchtgevaarte was
beneden, waarschijnlijk bezig met ontbijten.

Slechts een hulp-machinist, die de wacht bij de werktuigen had,
wandelde onvermoeid het dek op en neer van de voorroef naar de
achterroef.

De beide gevangenen moesten erkennen, dat de snelheid van beweging van
het luchtschip groot was, hoewel zij, in weerwil dat de _Albatros_
buiten de wolkenstreek getreden was, en de oppervlakte der aarde
op een afstand van vijftienhonderd meters onder hen zichtbaar was,
zich van die snelheid slechts een onvolmaakt denkbeeld konden vormen.

"Het is niet om er aan te gelooven," zei de secretaris Phil Evans
hoofdschuddend.

"Dat doe ik dan ook maar niet," antwoordde de voorzitter Uncle
Prudent nurksch.

Beiden stapten toen naar het voorschip en lieten hun blik langs den
geheelen gezichteinder waren.

"Kijk, daar doemt eene andere stad op!" zei Phil Evans.

"Waar?" vroeg Uncle Prudent, terwijl hij ongeduldig den hals reikte
en uitkeek.

"Wel, daarginds!" antwoordde de secretaris, die den wijsvinger in
zuidwestelijke richting uitstak.

"Herkent gij haar?"

"Wel zeker. Mij komt het voor dat het Montréal is."

"Montréal, Phil Evans?"

"Montréal, Uncle Prudent!"

"Maar het is hoogstens twee uren geleden, dat wij over Québec
heengevaren zijn!"

"Welnu, dat bewijst...."

"Wat?"

"Dat dit gevaarte zich voortbeweegt met eene snelheid van minstens
vijf en twintig uren gaans in het uur."

En inderdaad, dat was de snelheid van het luchtschip. Het
was merkwaardig, dat de passagiers daarvan den invloed niet
ondervonden. Maar de reden daarvan was, dat de vaart in de richting
van den wind geschiedde. Hadde er windstilte geheerscht, dan voorzeker
zouden zij het wel gewaar zijn geworden, want de aangeduide snelheid
was nagenoeg die van een sneltrein. Bij tegenwind zou het doorstaan
van zulk snijden tot de onmogelijkheden moeten gerekend worden.

De secretaris Phil Evans had zich inderdaad niet vergist. Onder de
_Albatros_ verscheen Montréal, welke stad geheel herkenbaar was door de
Victoria-Bridge, eene buisbrug, welke de Sint Laurensrivier, evenals
de viaduct van den spoorweg te Venetië de lagune overspant. Daarna
onderscheidde men de breede straten der stad, hare onmetelijke
magazijnen, het paleis harer bankinrichtingen, hare kathedraal,
eene basiliek of domkerk, die kort geleden naar het model der Sint
Pieterskerk te Rome gebouwd is, eindelijk de Mont-Royal, een heuvel,
die de geheele stad beheerscht en op welks top en hellingen men een
overheerlijk park heeft aangelegd.

Het was waarachtig gelukkig, dat de secretaris Phil Evans vroeger
reeds de voornaamste steden van Canada bezocht had. Hij was daardoor
in staat ettelijken harer te herkennen, zonder tot Robur behoeven
zijne toevlucht te nemen, om inlichtingen in te winnen.

Na Montréal zweefden zij zoo omstreeks tegen half twee in den namiddag
over Ottawa in het oosten gelegen. De watervallen, in de nabijheid
dier stad aanwezig, verschenen, als een overgroote ketel, die flink
gestookt werd. Het deed zich voor, alsof de ziedende schuimmassa in
breede golvingen overkookte en dit veroorzaakte een indrukwekkend
schouwspel, van uit den hooge gezien.

"Daar is het Parlements-paleis!" riep Phil Evans uit.

En hij toonde een gebouwtje, dat veel had van een stuk speelgoed uit
een Neurenberger doos, hetwelk door een kinderhand op een heuveltje
geplaatst zoude zijn. Dat speelgoed met zijnen uiteenloopenden
bouwtrant geleek evenveel op het Londensche Parliament-House als de
kathedraal van Montréal op de Sint Pieterskerk van Rome zou gelijken,
maar dat kon onze reizigers weinig schelen. Het voornaamste voor hen
was, dat het onbetwistbaar was, dat die stad Ottawa was.

Zij begon evenwel zich ook in den nevel te verliezen en vormde weldra
niet meer dan een soort lichtgevend punt in de nabijheid van den
gezichteinder op den grond.

Het was twee uren ongeveer, toen Robur weer op het dek verscheen. Hij
was thans vergezeld van Tom Turner, zijn eerste officier. Tot dezen
sprak hij slechts drie woorden. Tom Turner bracht die bij de beide
stuurlieden over, welke bij de voor- en achterroeren post gevat
hadden. Op een enkelen wenk wijzigde de roerganger den koers van
de _Albatros_ in dier voege, dat het luchtschip twee graden meer
naar het zuidwesten afviel. Uncle Prudent en Phil Evans konden
tegelijkertijd ontwaren, dat de voortstuwingsschroeven eene grootere
kracht ontwikkelden en dus aan het luchtschip eene grootere snelheid
verleenden.

De snelheid had evenwel verdubbeld kunnen worden, waardoor zij
alle werktuigen van voortbeweging, op den vasten bodem gebruikt,
hoe volmaakt ook, in de schaduw zou gesteld hebben.

Dat de lezer er over oordeele! De torpilleurs of torpedobooten
kunnen vijf en twintig knoopen of veertig kilometers in het uur
afleggen. De treinen op de Engelsche en Fransche spoorwegen bereiken
honderd kilometers. De ijsschuiten of beter gezegd de schuiten op
schaatsen, leggen op de bevrozen rivieren van de Vereenigde Staten
van Noord-Amerika honderd vijftien kilometers af. Een locomotief met
eene uiterst krachtige machine van kamraderen, in de werkplaatsen
van Patterson te New-York vervaardigd, volbrengt honderd dertig
kilometers in het uur op de spoorweglijn van het Erie-meer, en eene
andere locomotief legde eens tusschen Trenton en Jersey honderd
zeven-en-dertig af.

Nu kon de _Albatros_, wanneer zij hare voortstuwingsschroeven met volle
kracht liet werken eene snelheid bereiken van tweehonderd kilometers
in het uur, hetgeen ongeveer vijftig meters in de seconde maakt.

Welnu, dat is de snelheid van een orkaan, die boomen ontwortelt en
huizen van hunne daken berooft. Bij een windstoot gedurende een onweder
werd te Cahors in Frankrijk op den 21sten September 1881 eene snelheid
van honderd vier en negentig kilometers gemeten. Dat is de gemiddelde
snelheid van een reisduif, welker vlucht slechts voorbijgestreefd
wordt door die van de gewone zwaluw, welke zeven en zestig meters,
en door die van de gierzwaluw, welke negen en tachtig meters in de
seconde bedraagt.

In één woord, de _Albatros_ zou, zooals Robur beweerd had, wanneer
zij hare schroeven met volle kracht liet werken, de reis rondom de
wereld in tweehonderd uren, dat wil zeggen: in minder dan acht dagen
kunnen volvoeren!

Dat de aardbol op dat tijdstip ook al vierhonderd vijftig duizend
strekkende kilometers aan spoorwegen bezat,--hetgeen tusschen twee
haakjes gezegd, gelijk staat met elf malen den omtrek der aarde, bij
den Evenaar gemeten,--kon natuurlijk bij de vliegende machine niet
in aanmerking komen. Had zij niet het geheele luchtruim tot steunpunt!

Hebben wij thans nog noodig er bij te voegen, dat het dit luchtgevaarte
was, hetwelk de belangstelling der menigte van de twee halfronden der
aarde in de hoogste mate had beziggehouden? Ja, het was het luchtschip
van den ingenieur Robur, dat gezien was; en het was de trompet van
Tom Turner, die hare schetterende fanfare had laten hooren. Die vlag,
welke op de voornaamste gedenkteeken van Europa, Azië en Amerika
geplant was geworden, was de banier van Robur de Veroveraar, die hij
zoo fier op de _Albatros_ ontplooide.

Het is waar, tot nu toe had de ingenieur eenige voorzorgen genomen,
om niet herkend te worden en had hij bij voorkeur des nachts gereisd,
waarbij hij zijn luchtschip dan electrisch verlicht had; terwijl hij
overdag gewoonlijk achter eene wolkenbank schuil gegaan was. Maar dat
tijdperk was thans voorbij. Hij scheen nu zijne uitvinding niet meer
in een geheimzinnig waas te willen verbergen.

Hij was nu te Philadelphia gekomen en in de zittingzaal van
Weldon-Institute binnengedrongen, uitsluitend en alleen om van zijne
uitvinding mededeeling te doen en om _ipso facto_ de meest-ongeloovigen
te bekeeren en te overtuigen.

Men weet hoe hij door het bestuur en de leden ontvangen was geworden
en men zal zien welke weerwraak hij op den voorzitter en den secretaris
van die club wenschte te nemen.

Robur was intusschen zijn beide gevangenen genaderd. Deze namen het
voorkomen aan, alsof zij zich volstrekt niet verwonderden over hetgeen
zij zagen en over hetgeen zij ondervonden. Onder het schedelgewelf
van die twee Anglo-Saksische dikkoppen bestond klaarblijkelijk eene
stijfhoofdigheid, die moeielijk te ontwortelen zoude zijn.

Van zijn kant wilde Robur zelfs niet laten blijken, dat hij dit
bemerkte. Hij hernam dan ook, alsof hij een gewoon gesprek voortzette,
hetwelk toch gedurende meer dan twee uren afgebroken was geweest:

"Gij doet u zeker de vraag, heeren," zeide hij, "of dit toestel,
hetwelk zoo uitnemend geschikt voor de luchtvaart is, eene grootere
snelheid dan thans deelachtig kan zijn?"

Geen der beide aangesprokenen bewoog ook maar de lippen. Zij waren
stom als een visch.

"Mijn luchtschip zou niet waardig zijn de ruimte te beheerschen,"
ging Robur voort, "wanneer het niet in staat was, om als het ware
die ruimte te verslinden. Ik heb gewild, dat de lucht voor mij een
degelijk en vertrouwbaar steunpunt zoude zijn en, ziet, zij is het! Ik
heb begrepen, dat om den strijd tegen den wind te kunnen voeren, ik
eenvoudig sterker dan hij moest zijn, en ziet, ik ben sterker dan de
wind. Ik heb geen zeilen noodig om mij heen te voeren; ik heb geen
roeiriemen of raderen noodig om mij voort te bewegen, ook geen rails
om mij een meer gemakkelijken weg te bereiden. Ik heb slechts lucht
noodig, dat is alles. Slechts de lucht, die mij omringt, zooals het
water het onderzeesche schip omgeeft, slechts de lucht, waarin ik
mij met mijne voortstuwingsbladen inschroef als de schroeven van
een stoomschip."

De beide Philadelphiërs zwegen steeds.

"Ziedaar," ging Robur voort, "hoe ik het vraagstuk der vliegkunst
opgelost heb. Ziedaar, wat een ballon evenmin als ieder ander toestel,
lichter dan de lucht, nimmer zal kunnen volvoeren."

Bij deze laatste woorden keek de ingenieur zijn gevangenen uitdagend
aan. Maar dezen volhardden in hun stilzwijgen, hetgeen den spreker
niet van zijn stuk bracht. Hij vergenoegde zich even te glimlachen
en ging toen op vragenden toon aldus voort:

"Wellicht vraagt gij u nog af, of de _Albatros_ aan de kracht om zich
horizontaal voort te kunnen bewegen, ook een gelijke kracht paart om
zich in loodrechte richting te verplaatsen; met andere woorden: of mijn
luchtschip, wanneer het de bovenluchtlagen wenscht op te zoeken, met
een luchtballon zal kunnen wedijveren? Welnu, ik zou u niet aanraden
om de _Go ahead_ in het strijdperk met de Albatros te laten treden."

De beide clubgenooten hadden eenvoudig de schouders minachtend
opgetrokken. Maar dat was het juist, wat de ingenieur verwachtte.

Hij gaf een teeken. De voortstuwingsschroeven stonden oogenblikkelijk
stil. Vervolgens bleef de Albatros, na nog over eene uitgestrektheid
van eene mijl door zijne vaart voortgedreven te zijn, onbeweeglijk
zweven.

Op een tweede gebaar van Robur bewogen de opstuwingsschroeven zich
met zulk eene snelheid, dat men haar met die der sirenen, in de
gehoorkundige proeven gebezigd, zoude hebben kunnen vergelijken. Hun
frrrgeluid steeg ongeveer eene octaaf in de toonladder, hoewel de
omvang van het geluid verminderde door de toenemende ijlheid der
lucht. Het toestel steeg toen loodrecht naar boven, evenals een
leewerik, die zijn welluidend gezang door de ruimte laat weerklinken.

"Baas!.... Meester!...." riep Frycollin ten toppunt van angst uit. "Als
de boel maar niet breekt!"

Een minachtende glimlach was het eenige antwoord van Robur.

Binnen weinige minuten had de _Albatros_ een hoogte van twee duizend
zeven honderd meters bereikt, hetgeen den gezichtskring op een omtrek
van zeventig mijlen uitbreidde. Daarop steeg het luchtschip tot vier
duizend meters, hetgeen door den barometer aangewezen werd, die op
vier honderd tachtig millimeters viel.

Toen die proef genomen was, daalde de _Albatros_ weer. De vermindering
van luchtdruk in de bovenste atmospherische lagen heeft eene
vermindering van zuurstof in de lucht en bijgevolg ook in het bloed
ten gevolge. Daarin bestaat de oorzaak der ernstige ongevallen,
die sommigen luchtvaarders getroffen hebben. Robur vermeende, dat
het onnoodig was, zich aan dat gevaar bloot te stellen.

De _Albatros_ daalde dus tot op de hoogte, die zij bij voorkeur scheen
te willen houden. Toen hare voortstuwingsschroeven in beweging gesteld
waren, hernam zij hare snelle vaart in zuidwestelijke richting.

"Welnu, heeren," sprak Robur met ietwat spotachtigs in zijne stem,
"als gij u die vraag inderdaad gesteld hebt, dan zult gij haar nu
wel kunnen beantwoorden."

Daarop boog hij voorover, leunde met het bovenlijf op de verschansing
en verdiepte zich in de beschouwing van het verrukkelijke schouwspel,
hetwelk de aarde onder zijne voeten ontrolde.

Toen hij een poos later het hoofd weer ophief, stonden de voorzitter
en de secretaris van Weldon-Institute vlak voor hem.

"Ingenieur Robur," sprak Uncle Prudent, die te vergeefs trachtte
zijne zelfbeheersching te bewaren, "ingenieur Robur, wij hebben ons
geene zoodanige vragen gesteld, als gij schijnt te gelooven. Maar wij
wenschen u een vraag te doen, en wij rekenen er op, dat gij haar zult
willen beantwoorden."

"Spreek!"

"Krachtens welk recht hebt gij ons in Fairmont Park te Philadelphia
aangevallen? Krachtens welk recht hebt gij ons hier in eene cel
opgesloten? Krachtens welk recht vervoert gij ons tegen onzen
wil,--versta mij goed: tegen onzen wil--aan boord van dit vliegende
werktuig?"

"En krachtens welk recht, heeren ballonisten," vroeg Robur op zijne
beurt, "hebt gij mij in uwe Club beleedigd, uitgejouwd, bedreigd,
en wel zoodanig, dat het mij verwondert, dat ik levend buiten uwe
vergaderzaal geraakt ben?"

"Ondervragen is niet antwoorden," hernam Phil Evans gebelgd.

"Dat is eene onbetwistbare waarheid; maar...."

"Kom, kom, geen praatjes!" viel de driftige secretaris in. "Gij
hebt slechts te antwoorden op de vraag: krachtens welk recht hebt
gij gehandeld?"

"Wilt gij dat weten?"

"Als je blieft."

"Welnu, krachtens het recht van den sterkste."

"Dat is hondsch!"

"Toegegeven; maar het is zoo!"

"En hoelang, burger ingenieur," vroeg Uncle Prudent, die ten lange
laatste losbarstte, "en hoelang zult gij de vermetelheid hebben,
om dat recht van den sterkste uit te oefenen?"

"Maar, mijne heeren," antwoordde Robur ironisch, "hoe kunt gij mij
toch zulke vraag doen, wanneer gij slechts uwen blik naar beneden te
wenden hebt, om een schouwspel te genieten, dat zijns gelijken op de
geheele wereld niet heeft?"

"Gij spot, mijnheer!" kreet de voorzitter van Weldon-Institute verwoed.

"Volstrekt niet. Kijk slechts!"

De _Albatros_ spiegelde zich toen in de onmetelijke oppervlakte
van het meer Ontario. Zij was over de streken gezweefd, die door
Fenimore Cooper zoo dichterlijk beschreven zijn. Daarna volgde het
luchtschip den zuidelijken oever van dat uitgestrekte zoetwaterbekken
en richtte zijn koers naar de beroemde rivier, die hem het water van
het Erie-meer toevoert en die ter halve wege tusschen de beide meren,
den prachtigsten waterval der geheele wereld vormt.

Gedurende een oogenblik steeg een plechtig geluid, een gegrom als van
een verwijderd onweder naar het luchtschip op. De atmospheer koelde
zeer merkbaar af. Het was alsof een kille vochtige neveldamp zich in
de lucht uitspreidde.

Onder de _Albatros_ stortten zich vloeibare massa's in den vorm van een
hoefijzer naar beneden in de diepte. Men zou gemeend hebben een stroom
van gesmolten kristal te zien, te midden van duizenden regenbogen,
die door de weerkaatsing, welke de zonnestralen ontleedden, gevormd
werden. Dat was inderdaad een verheven schouwspel.

Voor den waterval verbond een loopbruggetje, dat, van uit de hoogte
gezien, zich als een gespannen draad voordeed, den eenen oever
met den anderen. Een weinig verder op een afstand van drie mijlen
benedenstrooms, was eene hangbrug gespannen, waarop toen juist een
spoortrein voort scheen te kruipen, die van den Canadaschen oever
naar den Amerikaanschen stoomde.

"De Niagara-waterval!" riep de secretaris Phil Evans bewonderend uit.

Die kreet ontsnapte hem, terwijl de voorzitter Uncle Prudent hem met
een verwijtend oog aankeek en voor zich zelven alle moeite deed om
niets van die wonderen te bewonderen.

De _Albatros_ had eene minuut later de rivier overschreden, die de
grensscheiding uitmaakt tusschen de Vereenigde Staten van Noord-Amerika
en de Britsche kolonie Canada, en zweefde thans boven het uitgebreide
grondgebied van de onmetelijke Republiek.



VIII.

WAARIN BESPEURD ZAL WORDEN, DAT ROBUR EINDELIJK BESLUIT, ANTWOORD TE
VERLEENEN OP DE GEWICHTIGE VRAAG, DIE HEM GESTELD IS.


In een van de hutten van de achterroef hadden Uncle Prudent en zijn
secretaris Phil Evans twee heerlijke kooien of couchetten aangetroffen,
alsmede linnengoed en verdere kleedingstukken in voldoenden voorraad,
zoo ook mantels en de noodige reisdekens. Een Transatlantische stoomer
zou hun niet meer gemakken hebben kunnen aanbieden. Als zij niet goed
sliepen, dan had dit tot reden: òf minder goede wil van hun kant,
òf werkelijke onrust, die hun nachtrust kwam storen.

In welk avontuur waren zij toch in Godsnaam verward geraakt?

Van welke reeks van proefnemingen waren zij genoodzaakt deel uit te
maken, als deze woordspeling geoorloofd is?

Wat zou het einde van dat avontuur zijn, en wat wilde de ingenieur
Robur eigenlijk toch?

Al die vragen gaven inderdaad aanleiding tot veel hoofdbreken.

Wat Frycollin betreft, die logeerde vooruit in eene hut, welke aan
die van den kok van de _Albatros_ grensde. Die nabuurschap was hem
niet onaangenaam. Hij hield er van, om met de machtigen der aarde
om te gaan. En in zijn oog was hij, die over de keuken heerschte,
een zeer machtig persoon. Toch moet erkend worden, dat wanneer hij
insliep, hij slechts droomde van vallen, van voortgeslingerd te
worden, en dit veroorzaakte voortdurend bij den armen drommel eene
afschuwelijke nachtmerrie.

En toch was er niets kalmers uit te denken, dan die reis te midden
van een atmosfeer, welker stroomingen bij het vallen van den avond
als het ware ingesluimerd waren. Buiten het frr frr en gedruisch
der schroefbladen, was geen enkel gerucht in deze bovenluchtlagen
waarneembaar. Soms werd een schel gefluit van eene locomotief, welke
zich langs een of andere spoorbaan voortbewoog, vernomen, soms ook het
gehuil van huisdieren, zooals honden en katten. Zonderling instinct
bij die dieren! Zij voelden als het ware de vliegende machine over
zich heen zweven en schreeuwden van angst bij haren overgang.

Den volgenden morgen--14den Juni--wandelden de voorzitter Uncle Prudent
en Phil Evans om vijf uur reeds op het platform of beter gezegd op het
dek van het luchtschip. Niets was sedert den vorigen dag veranderd:
vooruit stond een man op uitkijk, achteruit stond de roerganger.

Waarom toch een man op uitkijk?

Was er dan eene botsing met een toestel van dezelfde soort te vreezen?

Klaarblijkelijk neen; want Robur had nog geen navolgers gevonden.

En wat de aanvaring met een luchtballon betreft, die in de ruimte
zou zweven, de kans daartoe was zoo gering, dat die gerust buiten
rekening mocht blijven.

In ieder geval zou dat des te erger voor den ballon zijn--de strijd van
den ijzeren met den aarden pot. De _Albatros_ zou van zulke aanvaring
niets te duchten hebben.

Maar zou een ander gevaar kunnen voorkomen?

Ja, het was niet onmogelijk, dat de _Albatros_ strandde als een gewoon
schip, wanneer een berg, dien zij niet had kunnen omtrekken of daarvoor
had kunnen uitwijken, haar den weg afsloot. Dat waren de luchtklippen,
die ontweken moesten worden, zooals het schip de zeeklippen ontwijkt.

De ingenieur had, wel is waar, den koers opgegeven, zooals een
gezagvoerder doet, en had daarbij rekening gehouden met de noodige
hoogte, om de uitstekende toppen van de landstreek te kunnen
vermijden. Maar daar het luchtschip nu weldra boven een bergachtig
land zoude zweven, was uitkijken toch de boodschap, vooral voor het
geval, dat het luchtschip eenigszins van den weg afdwaalde.

Toen zij de landstreek beschouwden, die onder hen als het ware
voorbijdreef, ontwaarden Uncle Prudent en zijn secretaris Phil
Evans een uitgestrekt meer, waarvan de _Albatros_ de uiterste punt,
naar het zuiden gekeerd, ging bereiken. Zij maakten daaruit op, dat
zij gedurende den nacht over het geheele Erie-meer in zijne volle
lengte gezweefd hadden. Dus, daar het luchtschip nu meer rechtstreeks
westwaarts aanhield, zou men weldra het uiteinde van het meer Michigan
bereiken.

"Er is geen twijfel meer mogelijk, Uncle Prudent!" riep Phil Evans
eensklaps uit.

"Waaromtrent is geen twijfel mogelijk, Master Phil Evans?" vroeg de
voorzitter van Weldon-Institute steeds nurksch.

"Wel die verzameling van daken, dat is...."

"Welnu, dat is?"

"Chicago!"

"Och, kom! Waar dan toch?"

"Daar! daar! In westelijke richting!"

En, inderdaad, de secretaris Phil Evans vergiste zich niet. Dat was
daar wel de stad, waarheen zeventien spoorwegen voeren, als zoovele
stralen naar een centrum. Ja, dat was de koningin van het Westen, de
groote vergaarbak van de landbouw- en nijverheidsvoortbrengselen van
de Staten Indiana, Ohio, Wisconsin, Missouri en van al de gewesten,
die het westelijk gedeelte van de Vereenigde Staten van Noord-Amerika
uitmaken.

Uncle Prudent, voorzien van een uitnemenden scheepskijker, dien hij
in zijne hut aangetroffen had, herkende gemakkelijk de voornaamste
gebouwen en monumenten der stad. Zijn lotgenoot was in staat hem de
kerken, de openbare gebouwen aan te duiden, als ook de voornaamste der
talrijke "elevators" of beter gezegd mechanische graanzolders. Hij
toonde hem het onmetelijk hôtel Sherman, hetwelk zich eigenaardig
genoeg als een grooten dobbelsteen voordeed, waarop de vensters
honderden oogen op ieder der zichtbare vlakken vormden.

"Welnu, daar het dan toch Chicago zijn moet," zei Uncle Prudent,
"zoo ligt daarin het bewijs, dat wij te veel westwaarts heengevoerd
zijn, om...."

"Om wat?" vroeg de secretaris.

"Wel, om tot ons uitgangspunt terug te komen. Gij blijft toch steeds
onbevattelijk, Phil Evans."

Deze keek boos; maar zweeg tegen zijne gewoonte in. Waarschijnlijk
rekende hij, dat een gekibbel tusschen voorzitter en secretaris thans
minder passend zoude zijn.

De opmerking van Uncle Prudent, hoewel barsch geuit, was toch volkomen
juist. De _Albatros_ verwijderde zich in rechte lijn van de hoofdstad
van Pensylvanië.

Wanneer het evenwel Uncle Prudent's voornemen was geweest, van den
ingenieur Robur te vergen, dat hij zijne gevangenen naar Philadelphia,
dus in oostelijke richting, terug zou voeren, dan zou hem daartoe
de gelegenheid ontnomen zijn, althans voor het oogenblik. Want de
gezagvoerder van de _Albatros_ scheen dien morgen volstrekt niet
gehaast te zijn, om zijn kajuit te verlaten; hetzij dat hij zich
met eenige werkzaamheden bezighield, hetzij dat hij nog sliep. De
beide leden van Weldon-Institute waren derhalve genoodzaakt te gaan
ontbijten, zonder hem gezien te hebben.

De snelheid van beweging was sedert den vorigen dag niet gewijzigd. Bij
de doorstaande richting van den wind, die uit het oosten blies, was
die snelheid geenszins hinderlijk, en daar de thermometer slechts één
graad per honderd zeventig meters stijging daalt, was de temperatuur
volkomen dragelijk. Onze voorzitter Uncle Prudent en onze secretaris
Phil Evans wandelden dan ook, nadenkende en koutende, alsof zij
straks niet verstoord op elkander geweest waren, en in afwachting
dat de ingenieur Robur zoude verschijnen, het dek op en neer onder
hetgeen men de schaduw zou kunnen noemen der schroefbladen, die
toen in eene zoodanige draaiende beweging gebracht waren, dat hunne
rondzwiepende uitstraling in een beeld versmolt, hetwelk den vorm
eener half doorzichtige schijf aannam.

De Staat Illinois werd zoo langs zijne noordelijke grens in minder
dan twee en een half uur voorbijgestevend of beter overzweefd. Men
overschreed den Vader der Wateren, de Mississippi, waarop de
stoombooten met hare twee verdiepingen, van uit die hoogte gezien,
zich niet grooter voordeden dan als eenvoudige sloepen.

Daarna kwam de _Albatros_ boven den Staat Jowa te zweven, en kreeg
tegen elf uur in den morgen Jowa-City in het gezicht.

Eenige heuvel-ketens, in die streken "bluffs" genoemd, slingerden door
het grondgebied van den Staat, zich in hoofdzaak van het zuid-oosten
naar het noord-westen uitstrekkende en door de aardrijkskundigen
als Prairiën-Plateau aangeduid. De mindere hoogte van die heuvels
maakte geene stijging voor het luchtschip noodzakelijk. Die bluffs
daarenboven zouden weldra verdwijnen, om plaats te maken voor de
onmetelijke vlakten van Jowa, die zich over het geheele westelijke
gedeelte van dat grondgebied en over den Staat Nebraska tot aan den
voet van het Rotsgebergte in de Staten Wyoming en Colorado uitstrekken.

Hier en daar werden rio's ontwaard, toevoerrivieren van de Missouri,
die zelf eene nevenrivier van de Mississippi is en daarin bij Sint
Louis uitmondt. Langs de oevers van die nevenrivieren ontwaarden de
passagiers der _Albatros_ steden en dorpen, die evenwel al zeldzamer
en zeldzamer werden, naarmate het luchtschip het Far West naderde.

Niets bijzonders deed zich dien dag voor. Uncle Prudent
en zijn secretaris Phil Evans bleven geheel aan zich zelven
overgelaten. Ternauwernood zagen zij Frycollin, op het voorschip,
lui uitgestrekt, die daarbij nog de oogen sloot om maar niets te
zien. En toch moet erkend worden, dat de neger volstrekt niet aan
duizeligheid onderhevig was, zooals men soms mocht meenen. Daarenboven,
die duizeligheid zou zich door gebrek aan gezichtssteunpunten niet
hebben kunnen openbaren, zooals dat op den top van een hoog gebouw,
bij voorbeeld een toren geschiedt. De afgrond trekt niet aan, wanneer
men hem van uit een schuitje van een ballon of van het dek van een
luchtschip beheerscht. Of beter uitgedrukt, het is geen afgrond,
die zich onder den luchtreiziger uitholt, het is integendeel de
gezichteinder, die stijgt en hem van alle kanten omgeeft.

Tegen twee uur stevende de _Albatros_ boven Omaha op de grenzen van
Jowa en Nebraska. Omaha-City kan als middelpunt gelden van den Stille
Zuidzee-Spoorweg, die eene lange aaneengeschakelde baan van rails van
vijftien honderd uren gaans vormt, getraceerd tusschen New-York aan
den Atlantischen Oceaan en San-Francisco aan de Groote Stille Zuidzee.

Men kon voor een oogenblik de gele wateren van de Missouri-rivier
ontwaren; daarna kreeg men de stad in het gezicht met hare houten
geraamten met baksteenen aangevuld. Zij verscheen in dat rijke
bekken als eene gesp aan den ijzeren gordel, die Noord-Amerika om
het midden omsluit.

Terwijl de passagiers van de _Albatros_ al die bijzonderheden
opmerkten, moesten de bewoners van Omaha-City buiten allen twijfel ook
het luchtschip, dat vreemdsoortige gevaarte opmerken, en voorzeker
waren zij niet meer verbaasd bij dien aanblik dan de voorzitter en
de secretaris van Weldon-Institute verwonderd waren over hunne eigene
tegenwoordigheid aan boord.

In ieder geval zweefde daar eene onbetwistbare daadwerkelijkheid,
die ongetwijfeld door de dagbladen van de geheele Vereenigde Staten
besproken en gecommenteerd zoude worden.

Men zou thans de opheldering krijgen van het tot nu toe onverklaarbare,
waarmede de geheele wereld zich bezig hield en waarin zij ten zeerste
belang stelde.

De _Albatros_ had een uur later Omaha-City overschreden.

Het bleek toen evenwel overtuigend, dat het vaartuig meer oostwaarts
aanhield en zich daarbij van de Platte-rivier verwijderde, door
welker dal de Pacific-Railway in de Prairie kronkelt. Zoo iets was
niet geschikt, om den voorzitter Uncle Prudent en zijn secretaris
Phil Evans genoegen te doen.

"Het schijnt dus ernstig te zijn," zei de een.

"Wat?" vroeg de andere.

"Dat plan om ons naar het land der tegenvoeters te voeren!"

"En dat tegen onzen wil!"

"Juist, tegen onzen wil!"

"O! dat die Robur oppasse!...."

"Ja, dat hij oppasse!"

"Want ik ben de man er niet naar," zei Uncle Prudent ziedend van toorn,
"om hem zoo maar zijn gang te laten gaan. Neen, waarachtig niet!"

"En ik ook niet!" zei de secretaris. "Maar geloof mij, Uncle
Prudent...."

"Wat moet ik gelooven, Phil Evans?"

"Tracht u te bedwingen."

"Mij te bedwingen!.... Duivels!...."

"Bewaar uwen toorn, tot het oogenblik, dat hij nuttig zal te voorschijn
kunnen treden, dan zal zijne losbarsting effect sorteeren."

Tegen vijf uur zweefde de _Albatros_, na het Zwarte Gebergte,
hetwelk met dennen en met ceders getooid is, overschreden te hebben,
boven dat grondgebied, hetwelk men zoo terecht de Slechte Gronden
van den Staat Nebraska genoemd heeft. Die Slechte Gronden bestaan
uit een mengelmoes, een ware chaos van heuvels, die eene okerkleur
vertoonen, van brokstukken van bergen, die men van boven zou hebben
laten vallen en die zich bij hunnen val verbrijzeld zouden hebben. Van
verre gezien, namen die blokken de grilligste vormen aan. Hier en
daar, ontwaarde men nu eens alsof het een overgroot bikkelspel was,
dan weer of het bouwvallen van groote steden uit de middeleeuwen
waren, met kasteeltorens, met burchten voorzien van machicoulis en
peperbusvormige bastions. Maar in werkelijkheid zijn die Slechte
Gronden slechts een groot kerkhof, een onmetelijk knekelveld, waar
de overblijfselen van dikhuidigen, van dieren, die tot de familie der
zeeschildpadden behooren en, zooals beweerd wordt, zelfs van fossilen
of voorwereldlijke menschengeslachten, die daar door de een of andere
natuurkracht der eerste tijden verzameld werden, liggen te bleeken.

Toen de avond viel, was dat geheele bekken van de Platte-rivier
overschreden. Nu spreidde zich de vlakte tot aan de uiterste
grenzen van den gezichteinder uit. En die grenzen lagen ver, zeer
ver verwijderd, nu de _Albatros_ langzamerhand in hoogere luchtlagen
gestegen was.

Gedurende den nacht werd geen scherp gegil der locomotieven of geen
dieper geraas der stoomfluiten van de stoomvaartuigen vernomen, om
de stilte en de kalmte van het firmament, waarin myriaden sterren
flonkerden, te storen. Soms steeg een langgerekt geloei tot bij het
luchtschip op. Dat werd veroorzaakt door geheele kudden bisons,
die de prairiën doorkruisten om beken en weilanden op te sporen,
ten einde hunnen dorst te lesschen en hunnen honger te stillen. En
wanneer dat geloei zweeg, dan toch kon het geritsel der grasstengels
onder hunne pooten vernomen worden, dat een dof geluid veroorzaakte,
niet ongelijk aan het sombere gerol eener overstrooming, en zeer
verschillend van het onophoudelijk frrr frrr der schroeven.

Ook werd van tijd tot tijd het gehuil van een wolf, van een vos,
van een wilde kat, of van eene cojote vernomen. Deze laatstgenoemde
is de _canis latrans_ der geleerden en verdient zijn naam door zijn
schel geblaf ten volle.

En ook de doordringende geuren der kruizemunt, der pepermunt, der
absinth-planten, der saliestruiken, vermengd met de nog krachtiger
geuren der nagelboomen, stegen door de zuivere nachtelijke luchtlagen
op.

Eindelijk werd ook nog tusschen al die aardsche kreten soms een akelig
geluid vernomen, dat ditmaal niet door cojoten veroorzaakt werd. Dat
was de gil van den Roodhuid, waardoor een pionier niet misleid zou
worden en derhalve ook niet door dezen voor het geschreeuw van wilde
beesten genomen zoude zijn.

Den volgenden morgen, den 15den Juni, verliet Phil Evans tegen vijf
uren in den morgen zijne hut. Misschien zou hij dien dag den ingenieur
Robur ontmoeten.

In ieder geval dreef hem zijne nieuwsgierigheid er toe om zich tot
den eersten officier Tom Turner te wenden, ten einde te weten, waarom
Robur den vorigen dag niet verschenen was.

Tom Turner, een Engelschman van geboorte, was ongeveer vijf en veertig
jaren oud. Hij had een breede borstkas en stevige ledematen, die
als door een ijzeren geraamte gestut werden. Daarenboven had hij een
zeer groot en karakteristiek hoofd, à la Hogarth, zooals die schilder
van alle mogelijke leelijke Angel-Saksische gelaatstrekken met zijn
penseel bij dozijnen vermenigvuldigd heeft. Wanneer men de vierde
plaat van zijn Harlots Progress wil inzien, dan zal men het hoofd van
Tom Turner op den romp van den gevangenbewaarder aantreffen, en dan
zal men moeten erkennen, dat diens gelaatstrekken niets vriendelijks
en niets aanmoedigends konden aanbieden.

"Zullen wij heden den ingenieur Robur te zien krijgen?" vroeg Phil
Evans.

"Dat weet ik niet," antwoordde Tom Turner.

"Ik vraag u niet, of hij uitgegaan is."

"Dat zou toch wel kunnen zijn."

"Wanneer zal hij terugkomen?"

"Klaarblijkelijk, wanneer hij zijne boodschappen verricht zal hebben."

Na dat antwoord stapte Tom Turner zijne roef binnen.

Phil Evans moest zich met dat loopje, hetwelk met hem genomen werd,
tevreden stellen. Het antwoord was te minder geruststellend, daar
een blik op het kompas aangaf, dat de _Albatros_ in noordwestelijke
richting afhield.

Welk contrast kon toen waargenomen worden, tusschen de onvruchtbare
streek der Slechte Gronden, die men in den loop van den vorigen nacht
verliet, met het landschap, dat zich nu op de oppervlakte der aarde
uitspreidde.

Het luchtschip bevond zich thans, na ongeveer duizend kilometers
van Omaha af afgelegd te hebben, boven eene streek, die Phil Evans
onmogelijk kon herkennen, om de eenvoudige reden, dat hij haar nimmer
bezocht had. Eenige forten, die tot bestemming hadden om de Indianen in
bedwang te houden, bekroonden met hunne geometrische lijnen en hoeken,
die meer door palissaden of paalwerk dan door muren gevormd werden,
de bluffs. Weinig dorpen werden ontwaard, en weinig inwoners. Hierin
verschilde dit land veel met het goudhoudend grondgebied van Colorado,
hetwelk eenige graden meer zuidwaarts gelegen was.

Heel ver, bij den horizon, begon men, evenwel nog zeer onduidelijk,
eene opeenvolging van bergtoppen te ontwaren, die door de opkomende
zon als met een vurig boord omzoomd werden.

Dat was het Rotsgebergte.

Al dadelijk ondervonden Uncle Prudent en Phil Evans dien ochtend een
scherpe koude. Deze temperatuursverlaging kon niet toegeschreven worden
aan eene wijziging van het weder, want de zon scheen met volle pracht.

"Dat wordt veroorzaakt, doordat de _Albatros_ hooger in de lucht
gestegen is," zei Phil Evans.

Inderdaad de barometer, die buiten de deur der middenroef geplaatst
was, werd bevonden op vijfhonderd veertig millimeter gevallen te
zijn,--hetgeen op een hoogte van drieduizend meters ongeveer wees. Het
luchtschip bleef zich dus op eene vrij aanzienlijke hoogte bewegen en
werd daartoe door de afwisselingen van het terrein genoodzaakt. Een
uur vroeger toch, had het de hoogte van vierduizend meters moeten
overschrijden, want achter het gevaarte verrezen bergen, die door
eeuwigdurende sneeuw bedekt waren.

Uncle Prudent noch zijn lotgenoot konden zich herinneren welk land het
was, waarboven zij zweefden. De _Albatros_ had gedurende den nacht
afwijkingen van den koers met eene buitengewone snelheid naar noord
of zuid kunnen maken, en dat was voldoende om hen het spoor bijster
te maken.

Nadat zij evenwel de verschillende minder of meer aanneembare
vooronderstellingen bepleit hadden, kwamen zij daarin overeen:
dat deze streek, omlijst door een kring van bergen, de plek was,
die door eene congres-acte in Maart 1872 tot nationaal park van de
Vereenigde Staten verklaard was.

Dat was inderdaad een zonderlinge en belangwekkende streek. Zij
verdiende werkelijk den naam van park--een park met bergen in de
plaats van heuvelen, met meren in de plaats van vijvers, met rivieren
in de plaats van beken, met uitgestrekte bosschen tot wandelplaatsen
en labyrinthen, en eindelijk met geyzers van eene bewonderenswaardige
kracht, in de plaats van fonteinen en waterwerken.

Weinige minuten later gleed de _Albatros_ hoog bovenover de
Yellowstone-River, liet den Stevenson-berg ter rechterzijde en kwam
boven het groote meer te zweven, dat den naam van dien waterstroom
voert. Welke afwisseling in den oeverrand van dit waterbekken,
waarvan de strandvlakten met obsediaan-brokken bezaaid waren en
met kleine kristallen, welker duizenden facetten de zonnestralen
weerkaatsten! Welke grilligheid in het daarstellen der eilanden,
die aan de wateroppervlakte verschenen! Welke azuren weerschijn toch
door dien onmetelijken spiegel veroorzaakt! En rondom dat meer, een
der hoogst gelegenen van den aardbol, welke zwermen, welke wolken
van gevogelte, van pelikanen, van zwanen, van meeuwen, van ganzen,
van duikeleendjes! Sommige gedeelten der oevers, die zeer steil
uit het water oprezen, waren bedekt met groene boomen als dennen,
pijnboomen en lorkeboomen, en aan den voet van die steile hoogten
rookten ontelbare witte fumarolen. De waterdamp ontsnapte uit dien
bodem als uit een onmetelijken vergaarbak, waarin het water door
onderaardsche vuren steeds ziedend gehouden werd.

Hier ware voor den kok en hofmeester uitmuntende gelegenheid geweest,
om een grooten voorraad forellen op te doen, de eenige vischsoort, die
in ontelbare menigte in het Yellowstone-meer aangetroffen wordt. Maar
de _Albatros_ bleef steeds op zulke hoogte, dat er niet aan eene
vischvangst te denken viel, die anders wel tot de wonderbaarlijke
zoude behoord hebben.

Daarenboven het meer werd in minder dan drie kwartieruurs overschreden
en een weinig verder de streek der geyzers bereikt, die met de fraaiste
van IJsland kunnen wedijveren. Uncle Prudent en Phil Evans lagen over
het verschansingsboord gebogen en beschouwden de vloeibare kolommen,
die opstegen, alsof zij aan het luchtschip een nieuw element wilden
verschaffen. Daar was eerst "de Waaier", die zijne uitstralende
waterstralen uitspoot; "het Sterke Kasteel", dat zich als met geschut
scheen te verdedigen; "de Oude Getrouwe", met zijne waterzuilen,
die zich met regenbogen kroonden; "de Reus", die met zoo'n kracht
een loodrechten waterstraal, welke een omvang heeft van twintig voet,
loodrecht opwerpt, dat hij eene hoogte van tweehonderd voeten bereikt.

Robur kende voorzeker dat onvergelijkelijk schouwspel, hetwelk eenig
op de wereld bestaat; want hij verscheen niet op het dek. Had hij
dus alleen voor het genoegen zijner gasten het luchtschip boven
dat nationale domein gebracht? Hoe het ook zij, hij onthield zich
een bedankje te komen vragen. Hij verscheen zelfs niet bij den
stoutmoedigen overtocht van het Rotsgebergte, die tegen zeven uur in
den ochtend aanvaard werd.

Men weet, dat deze orographische schikking zich als een onmetelijke
ruggegraat uitstrekt van de lendenen af tot aan den hals van
Noord-Amerika om zich in de Mexicaansche Andes voort te zetten. Dat is
eene ontwikkeling van drie duizend vijfhonderd kilometer, waarboven
de James-piek uitsteekt, welker top eene hoogte van bijna twaalf
duizend voeten bereikt.

Voorzeker zou de _Albatros_, wanneer zij hare vleugelslagen verdubbeld
had, evenals een vogel met breeden wiekslag, de hoogste toppen
van die bergketen hebben kunnen overschrijden, om dan als het ware
met één sprong in den Staat Oregon of Utah neer te dalen. Maar die
stijging was zelfs niet noodig. Er bestaan bergpassen, die gedogen de
keten te overschrijden, zonder den kam te bestijgen. Er worden zelfs
verscheidene van die "canons", zooals die smalle bergspleten genoemd
worden, aangetroffen, waardoor de _Albatros_ glijden kon. Door de
eene, de Bridger genaamd, is de Pacific Railway aangelegd, om op het
grondgebied der Mormonen te geraken. De anderen openen zich meer noord-
of zuidwaarts.

Het was door een van deze canons, dat de _Albatros_ den doortocht
volvoerde. Zij matigde evenwel daarbij hare snelheid, om niet tegen de
rotswanden van de bergengte te stooten. De roerganger manoeuvreerde
met behendige hand het luchtschip, dat uiterst gevoelig aan het roer
gehoorzaamde, zooals hij zou gedaan hebben met een vaartuig eerste
klas bij een wedstrijd van de Royal Thames Club. Dat was werkelijk
merkwaardig. En hoeveel spijt de beide vijanden van het "zwaarder dan
de lucht" ook gevoelden, zoo stonden, zij toch verrukt van bewondering
over de volmaaktheid, waarmede dit vaartuig zich door de lucht bewoog.

Binnen den tijd van twee en een half uur was de doortocht door de
groote bergketen volbracht en hernam de _Albatros_ hare snelheid van
honderd kilometers in het uur. Het vaartuig legde toen zuidwest voor,
zoodanig dat het, terwijl het langzaam naar de aardoppervlakte daalde,
het grondgebied van den Staat Utah in schuine richting doorsneed. Het
was eindelijk zelfs zoodanig gedaald, dat het zich nog slechts op
eene hoogte van ongeveer tweehonderd meters bevond, toen eenige
fluitstooten de aandacht van Uncle Prudent en van Phil Evans trokken.

Het was een trein van den Pacific Railway, die zich naar de Groote
Zoutmeerstad richtte.

In dit oogenblik daalde de _Albatros_, die aan een geheim bevel
scheen te gehoorzamen, nog lager en wel zoo, dat zij den trein,
die met volle kracht voortstoomde, volgde. Het luchtschip werd
dadelijk opgemerkt. Vele hoofden vertoonden zich aan de ramen van de
rijtuigen. Daarop verdrong zich eene menigte reizigers op de balcons,
waarvan de Amerikaansche spoorwegrijtuigen voorzien zijn. Eenigen
hunner aarzelden niet om op de kap der rijtuigen te klimmen, ten
einde die vliegende machine des te beter te kunnen zien. Hip, hip,
hoerah! werd er oorverdoovend geschreeuwd; maar dat miste toch de
uitwerking, om Robur te voorschijn te doen treden.

De _Albatros_ remde nog meer de werking van hare opstijgingsschroeven,
waardoor zij nog meer daalde, en matigde daarbij hare vaart, om den
trein niet achter te laten. Zij zweefde daarboven als een onmetelijke
tor van het geslacht der schalebijters, die ook wel een reusachtige
roofvogel kon zijn. Het luchtschip hield nu eens rechts of links af,
schoot dan vooruit, keerde terug, alsof het den kruipenden trein
goedertieren wilde inwachten. Fier wapperde daarbij zijn zwarte vlag,
met gouden zon in het veld, in den wind, waarop de hoofdconducteur van
den trein met den standaard van de Noord-Amerikaansche Vereenigde
Staten met zijn zeven en dertig sterren bij wijze van saluut
antwoordde.

Tevergeefs wilden de gevangenen van de gelegenheid gebruik maken,
om te doen weten, wat van hen geworden was. Tevergeefs brulde de
voorzitter van Weldon-Institute, met vervaarlijke stem:

"Ik ben Uncle Prudent van Philadelphia!"

En gilde zijn secretaris Phil Evans, met akelig fausset:

"Ik ben Phil Evans, zijn collega!"

Hun geschreeuw ging te midden van de duizenden hoerahs, waarmede de
reizigers hunnen voorbijtocht begroetten, verloren.

Intusschen waren drie of vier der opvarenden van het luchtschip op het
dek verschenen. Een hunner greep een eind touw, en stak dat, zooals de
zeelieden plagenderwijs doen, wanneer zij een schip voorbijstevenen,
dat minder snel vaart dan het hunne, achteruit, alsof hij den trein
op sleeptouw wilde nemen.

De _Albatros_ hernam daarop hare vaart, en een half uur later had
zij dien sneltrein zoover achter zich gelaten, dat zijn stoompluim
ternauwernood nog te ontwaren was en die ook weldra verdween.

Tegen een uur in den namiddag verscheen eene overgroote schijf, die
de zonnestralen weerkaatste, zooals een weerscherm van spiegelglas
zoude gedaan hebben.

"Dat moet Salt-Lake-City, de hoofdstad der Mormonen zijn," zei Uncle
Prudent.

Het was inderdaad de Groote Zoutmeerstad, en die schijf, welke
daarginds schitterde, was het ronde dak van het Tabernakel, waarin
tienduizend Heiligen gemakkelijk plaats kunnen nemen. Dat dak spreidde
evenals een bolgeslepen spiegel de zonnestralen naar alle kanten uit.

Daar was de groote stad gelegen aan den voet van het Wasatch-gebergte,
hetwelk ter halver hoogte van de hellingen met ceder- en denneboomen
begroeid was. De stad strekte zich langs den Jordaan uit, zooals de
rivier genoemd wordt, waarlangs zich de wateren van het Utahmeer in
het Groote Zoutmeer uitstorten.

Onder het luchtschip ontwikkelde zich de stad evenals een dambord
en was in regelmatigen aanleg aan de meeste Amerikaansche steden
gelijk. Maar wat haar van hare zustersteden onderscheidt, is het
groote aantal vrouwen, die er verblijf houden. Dit vindt zijne reden
in de veelwijverij, die bij de Mormonen geoorloofd is.

Rondom de stad is de landstreek goed bebouwd en overdekt met een
rijkdom van vezelplanten. Overigens waren er ook vele weilanden,
waarin de kudden schapen bij duizenden konden geteld worden.

Maar ook Great-Salt-Lake-City verdween langzamerhand in den nevel
en stevende de _Albatros_ met grootere snelheid in zuidwestelijke
richting voort. Die vermeerderde snelheid was zeer merkbaar, daar
zij grooter was dan die van den heerschenden wind.

"Waarachtig," zei Phil Evans, "ik geloof...."

"Welnu, ga voort," vroeg Uncle Prudent. "Waarom aarzelt gij? Wat
gelooft gij?"

"Wel, dat wij San Francisco nog vóór het invallen van den nacht
zullen zien!"

"Welnu, wat zou dat?" antwoordde de voorzitter van Weldon-Institute
onverschillig.

Het was ongeveer zes uur des avonds, toen de Sierra Nevada, door den
bergpas Truckie, waardoor ook de spoorbaan aangelegd is, overschreden
werd. Er bleven toen nog maar driehonderd kilometer af te leggen om,
zoo niet San Francisco, dan toch Sacramento, de hoofdplaats van den
Staat Californië, te bereiken.

De snelheid, die de _Albatros_ toen ontwikkelde, was zoo groot,
dat het koepeldak van het Kapitool vóór acht uur bij den westelijken
gezichteinder verscheen, om niet lang daarna aan den oostelijken weer
te verdwijnen.

In dit oogenblik verscheen Robur op het dek. De beide leden van
Weldon-Institute traden op hem toe.

"Ingenieur Robur," sprak Uncle Prudent, "wij zijn nu bij de uiterste
grenzen van West-Amerika aangekomen. Ik hoop, dat dit gekscheren nu
een einde zal nemen."

"Ik gekscheer nimmer, heeren," antwoordde Robur.

Hij gaf een teeken. De _Albatros_ stevende in allerijl naar den grond;
maar terzelfder tijd ontwikkelde zij zulk eene snelheid, dat het op
het dek niet was om uit te houden en iedereen eene toevlucht in de
roeven moest nemen.

Nauwelijks was de deur achter de beide gevangenen gesloten:

"Als het nog wat geduurd had, zou ik hem geworgd hebben," zei Uncle
Prudent.

"Dat zou niet voorzichtig handelen zijn."

"Toch had ik het gedaan."

"Wij moeten trachten te vluchten," zei Phil Evans.

"Ja, vluchten!.... Het koste, wat het wil!"

Een diep geluid drong toen tot hen door.

Het was de zee, die op de rotsen van de kuststrook brak.

Dat was de Groote Stille Zuidzee! De koers was toen Noordwest.



IX.

WAARIN DE ALBATROS ONGEVEER TIENDUIZEND KILOMETER AFLEGT EN DEN TOCHT
MET EEN WONDERBAARLIJKEN SPRONG EINDIGT.


Uncle Prudent en zijn secretaris Phil Evans waren dus vast besloten
om te vluchten.

Wanneer er geen gevaar bestaan had, met de acht zeer stevige kerels,
die de bemanning van het luchtschip uitmaakten, te doen te krijgen,
dan zouden zij voorzeker hun toevlucht tot geweld genomen hebben. Een
moedig doortasten zou hen dan voor een oogenblik meester van het
luchtschip gemaakt hebben; zij konden dan op het een of andere punt
der Vereenigde Staten nederdalen. Maar.... met hun tweeën,--want
Frycollin zou in zoo'n geval slechts als eene te veronachtzamen waarde
te rekenen zijn--kon aan zoo'n ondernemen niet gedacht worden. Daar
dus geweld niet gebezigd kon worden, zou list wellicht kunnen baten,
namelijk wanneer de _Albatros_ naar de aardoppervlakte afsteeg en ten
anker kwam. Phil Evans poogde dit aan zijn kitteloorigen lotgenoot
te doen begrijpen, van wien hij steeds vreesde, dat hij het een of
ander zou ten uitvoer brengen, dat den toestand verergeren kon.

In allen geval was thans het oogenblik van handelen niet gekomen.

Het luchtschip stevende thans met volle snelheid boven den Noordelijken
Stillen Oceaan. Den volgenden ochtend--16en Juni--ontwaarde men niets
meer van de kust. En daar de Amerikaansche kuststrook inbuigt van
het eiland Van Couver af tot aan de groep der Aleutische eilanden,
of beter tot aan de landstreek, die vroeger tot Amerikaansch Rusland
behoorde, maar in 1867 door dat rijk aan de Vereenigde Staten werd
afgestaan, zou de _Albatros_, wanneer haar koers niet gewijzigd werd,
die kuststrook waarschijnlijk bij hare uiterste ombuiging snijden.

Wat schenen de nachten lang te zijn voor de beide gevangenen. Zij
haastten zich dan ook steeds, om hunne hut te verlaten. Toen zij dien
morgen op het dek kwamen, was evenwel de dageraad reeds sedert eenige
uren aan de oosterkim verschenen. Men naderde den zomerzonnestilstand,
den langsten dag in het noordelijk halfrond, en onder den zestigsten
breedtegraad, waaronder de _Albatros_ zich bevond, werd het bijna
geen nacht.

De ingenieur Robur haastte zich niet, volgens gewoonte, of wel met
een zeker doel, om zijne hut te verlaten. Toen hij dien dag evenwel
op dek kwam, vergenoegde hij zich zijne beide gasten te groeten,
terwijl hij hen op het achterschip voorbijstapte.

Frycollin, met roode oogen veroorzaakt door de slapelooze nachten,
welke hij doorgebracht had, met dommen blik en wankelenden gang,
was er toe overgegaan, om zich buiten zijne hut te wagen. Hij liep
als een man, die voelde dat het terrein onder zijne voeten niet
stevig was. Zijn eerste blik was gericht op het opstuwingstoestel,
dat met eene regelmatigheid werkte, welke gerustheid inboezemde,
vooral omdat de vliegwielen niet te snel ronddraaiden.

Daarna ging de neger steeds met wankelenden tred naar de verschansing,
greep het boord daarvan, om zijn evenwicht te herstellen. Blijkbaar
wenschte hij een kijkje te werpen op de streek, waarboven de _Albatros_
ter hoogte van ternauwernood tweehonderd meter zweefde.

Frycollin had veel moed moeten ontwikkelen om zoo'n poging te
durven ondernemen. Ja, van hem werd daartoe eene zekere mate van
stoutmoedigheid gevorderd. Eerst had de neger, bij de verschansing
aangekomen, zijn lichaam achterover gebogen, daarna schudde hij
haar, om hare stevigheid te beproeven. Toen richtte hij zich op,
boog het lichaam voorover en bracht het hoofd buiten boord. Het zal
wel onnoodig zijn daarbij te vertellen, dat hij bij al die bewegingen
de oogen gesloten hield. Eindelijk opende hij ze.

Welk een gil stiet hij uit! En hoe stoof hij achteruit! En hoe trok
hij het hoofd tusschen de schouders terug!

Daar onder, op den bodem van den afgrond, had hij den onmetelijken
Oceaan bespeurd. Wanneer zijn haren niet gekroesd geweest waren,
dan zouden zij rechtop op zijn hoofd verrezen zijn.

"De zee!... De zee!..." riep hij uit.

En Frycollin zou op het dek neergestort zijn, wanneer de kok hem niet
in zijne armen had opgevangen.

Die kok was een Franschman, misschien wel een Gasconjer, hoewel hij
François Tapage heette, hetwelk in goed Hollandsch door Franciscus
de Levenmaker kan vertaald worden. Maar al was hij geen Gasconjer,
zoo had hij toch in zijne jeugd de briesjes, die over de Garonne
waaien, moeten inademen. Hoe kwam die François Tapage in dienst van
den ingenieur Robur? Door welke opeenvolging van toevallen was hij
onder de equipage van de _Albatros_ geraakt? Dat wist niemand. In
ieder geval sprak die oolijkerd de Engelsche taal als een Yankee.

"Nou, rechtop! zeg ik je!" riep hij, terwijl hij den neger met zijn
knie een duw in de lendenen gaf.

"Master Tapage!...." riep de arme drommel, terwijl hij wanhopige
blikken op de schroeven wierp.

"Wat is er, Frycollin?"

"Gaat dat wel eens kapot?"

"Neen, maar het zal toch eindigen moeten, met kapot te gaan."

"Waarom?...."

"Omdat alles op dit ondermaansche vroeg of laat kapot moet gaan."

"En de zee, die daar onder ons is!...."

"Welnu, als het kapot gaat, dan is het beter in zee te vallen."

"Ja, maar daar verdrinkt men in!...."

"Dat is zoo, maar . be . ter . te . ver . drin . ken, dan . te . plet
. ter . te . val. len," antwoordde François, die iedere lettergreep
afzonderlijk uitsprak, alsof hij een hexameter scandeerde.

Een oogenblik later was Frycollin, kruipende als een slang, in zijn
hut teruggekomen.

Den dag van den 16den Juni had het luchtschip slechts eene matige
snelheid ontwikkeld. Het scheen over de oppervlakte van die zoo
kalme zee, die als met zonlicht doortrokken was, en waarboven het
zich nauwelijks honderd voeten verhief, te scheren.

Uncle Prudent en zijn lotgenoot waren op hunne beurt in hunne roef
gebleven, om Robur niet te ontmoeten, die, hetzij alleen, hetzij
in gezelschap van zijn eersten officier Tom Turner, met een sigaar
in den mond, het dek op en neer wandelde. Slechts de helft der
opstuwingsschroeven was in beweging en die waren voldoende om het
luchtgevaarte in de lagere luchtlagen zwevende te houden.

Onder die omstandigheden zouden de opvarenden van de _Albatros_ zich
aan het vermaak der vischvangst hebben kunnen overgeven, waardoor zij
eenige afwisseling in hun gewonen scheepskost hadden kunnen brengen,
wanneer de wateren van den Stillen Oceaan namelijk vischrijk geweest
waren. Maar aan zijne oppervlakte werden slechts eenige walvisschen
bespeurd, van die soort met gelen buik, welke eene lengte van vijf en
twintig meters bereiken. Dat zijn de vreeselijkste cetaceën, die in
de Noordelijke zeeën aangetroffen worden. De ervaren walvischvaarders
wachten zich wel die soort aan te vallen, want zij weten dat hunne
kracht buitengewoon groot is. Evenwel zou zulk eene vischvangst, hetzij
met den gewonen harpoen, hetzij met den Fichter-vuurpijl, hetzij met
den speerboom, van welke vischtuigen men een voorraad aan boord van
de _Albatros_ had, zonder gevaar kunnen geschieden. Waarschijnlijk om
aan de beide leden van Weldon-Institute te doen zien, waartoe zijn
luchtschip in staat was, besloot Robur op een dier monsterachtige
walvisschen jacht te maken.

Toen de kreet: "een walvisch!" weerklonk, kwamen Uncle Prudent en
Phil Evans hunne hut uit. Wellicht was een walvischvaarder in het
gezicht.... In dat geval waren zij in staat, om aan hunnen vliegenden
kerker te ontsnappen, zich in zee te storten, waarbij zij op de kans
rekenden, door eene sloep opgevischt te worden. Het geheele personeel
der _Albatros_ stond reeds op het dek gereed en wachtte.

"Wij gaan er dus op los, master Robur?" vroeg Tom Turner.

"Ja, Tom," antwoordde de ingenieur.

In de machinekamer stonden de machinist en zijne beide helpers op
hun post, gereed om de bewegingen uit te voeren, die hen met gebaren
zouden gegeven worden. Er was geen enkel schip in het gezicht,--daarvan
konden de gevangenen zich overtuigen,--ook geen land, waarheen zij
zouden kunnen zwemmen, altijd in de veronderstelling, dat Robur geene
pogingen zou aanwenden om hen weer op te vatten.

De nabijheid van verschillende walvisschen werd aangekondigd door de
waterstralen, die zij door hunne kieuwgaten hoog opspoten, wanneer
zij aan de wateroppervlakte kwamen, om adem te halen.

Tom Turner, bijgestaan door een man van de equipage, had bij den
voorsteven post gevat. Onder zijn bereik lag een speerboom, van
Californisch maaksel, die met een vuurroer voortgeworpen werd. Hij
bestond uit een metalen cylinder, aan welks einde een cilindervormige
bom vast zat, die met een scherpe van weerhaken voorziene punt
gewapend was.

Van de brug, waarop hij gestegen was, bestuurde Robur het gevaarte. Met
de rechterhand gaf hij teekens aan de machinisten, met de linker aan
den roerganger. Zij begrepen zijne wenken volkomen. Zoo was hij in
staat het luchtschip iedere vereischte wending, zoowel horizontale
als verticale, te laten volvoeren. Het was ongeloofelijk met welke
snelheid en met welke nauwkeurigheid het gevaarte zijne bevelen
gehoorzaamde. Men zou het hebben kunnen aanzien voor een bewerktuigd
wezen, waarvan de ingenieur Robur de ziel was.

"Een walvisch!... Een walvisch!..." riep Tom Turner andermaal.

Inderdaad, de rug van zoo'n monster stak op vier kabellengten van den
boeg van de _Albatros_ boven het water uit. Het luchtschip stuurde er
heen en, toen het op een afstand van ongeveer zestig voeten genaderd
was, hield het stil. Tom Turner had zijn vuurroer, dat op een vork, in
de verschansing vastgemaakt, steunde, tegen den schouder gebracht. Het
schot ging af, en het projectiel, waaraan een lang touw vastzat, dat
zich ontrolde en welks uiteinde aan het dek vastzat, trof het lichaam
van den walvisch. De bom, die met eene ontplofbare stof gevuld was,
sprong en dreef daarbij een kleinen tweearmigen harpoen voort, die
diep in het dikke vleesch van het dier drong.

"Opgepast!" riep Torn Turner.

Hoe kwaad gemutst Uncle Prudent en Phil Evans ook waren, zoo stelden
zij toch belang in dit tafereel.

De zwaar gewonde walvisch gaf met zijn staart zoo'n slag op het
zeeoppervlak, dat het water tot op het voorschip van de _Albatros_
spatte. Daarna dook het dier op eene onmetelijke diepte, terwijl men
het touw liet vieren, dat opgeschoten lag in eene balie of tobbe,
welke met water gevuld was, opdat zij door de hevige wrijving geen
vuur zou vatten. Toen de walvisch aan de oppervlakte weerkeerde,
vluchtte hij met de meest mogelijke snelheid in noordelijke richting.

Men kan zich verbeelden, met welke snelheid de _Albatros_ door het
monster gesleept werd. De voortstuwingsschroeven stonden stil en men
liet het dier zijn eigen gang gaan. Men zorgde alleen met den boeg in
zijne richting te blijven. Tom Turner stond met eene bijl gereed om
het touw door te kappen, wanneer de walvisch, door opnieuw te duiken,
het luchtschip in gevaar kon brengen.

Gedurende een half uur, waarin ongeveer zes mijlen werden afgelegd,
werd de _Albatros_ zoo voortgesleept. Men gevoelde evenwel dat het
dier vermoeid geraakte.

Toen lieten de machinisten, op een wenk van Robur, de schroeven
achteruit slaan. De propellors begonnen eenigen tegenstand te stellen
aan de vlucht van den walvisch, die het luchtschip langzamerhand
nabij kwam. Weldra zweefde de _Albatros_ op vijf en twintig voet
boven het ondier. Met zijn staart zweepte het 't water met groot
geweld. Door zich van den buik op den rug te wentelen, veroorzaakte
het gevaarlijke kolken.

Plotseling dook het onder en wel met zulke snelheid, dat Tom Turner
bijna geen tijd had om het ingepalmde touw te laten vieren. Het
luchtschip werd met een ruk tot op de oppervlakte van het water
gesleept. Een onmetelijke draaikolk had zich gevormd op de plek waar
het dier verdwenen was. Eene zee sloeg aan boord, zooals wel eens
gebeurt, wanneer een schip scherp bij den wind tegen den golfslag
inloopt.

Gelukkig kapte Tom Turner met een slag het touw door, waardoor
de _Albatros_, van dien sleeptros bevrijd, onder den krachtigen
aandrang van hare opstuwingsschroeven, op tweehonderd meters boven
de oppervlakte der zee steeg. Wat Robur betrof, die had het gevaarte
bestuurd, zonder dat zijne koelbloedigheid hem ook maar ééne seconde
begeven had. De walvisch kwam weinige minuten later boven, maar was
dood. Van alle kanten schoten zeevogels toe, om zich op dien buit te
werpen en stieten daarbij kreten uit om een geheel congres doof te
doen worden.

Daar men niets wist aan te vangen met dat kreng, werd het
aan de roofvogels overgelaten en hervatte de _Albatros_ haren
noord-westelijken koers.

Den volgenden morgen--17 Juni--doemde tegen zes uur eene kust aan
den horizon op. Dat was het schiereiland Alaska en de lange rij van
rotsblokken van verbrijzeld land, die de Aleutische eilanden vormden.

De _Albatros_ wipte over die zeeafsluiting, waarachter de pelszeehonden
verwijlen, waarop de bewoners der Aleutische eilanden voor rekening
eener Russisch-Amerikaansche maatschappij vlijtig jacht maken. Die
maatschappij doet daarbij goede zaken want die tweeslachtige dieren
zijn zes of zeven voet lang, vertoonen eene fraaie bruine roestkleur
en wegen van driehonderd tot vijfhonderd pond. Onafzienbare rijen van
die robben worden daar aangetroffen, die zich daarbij in een breed
front uitspreiden en soms meerdere duizenden tellen. Dat zij zich
niet verontrustten bij den overgang van de _Albatros_, was geheel aan
hunne kalme geaardheid toe te schrijven. Anders was het gesteld met
de duikereenden, de kuifmeeuwen, de zilvermeeuwen, de eiderganzen, die
hieven een schril geschreeuw aan, alsof zij in doodsgevaar verkeerden,
en verdwenen ten spoedigste onder de wateroppervlakte, verschrikt als
zij waren, door de verschijning van dat boven hen zwevende gevaarte.

De tweeduizend kilometers van de Behring-zee, gerekend van de eerste
Aleutische eilanden af tot aan de uiterste punt van Kamschatka,
werden in vier-en-twintig uren afgelegd. Voor Uncle Prudent en Phil
Evans bood zich waarachtig geene te beste gelegenheid aan om te
ontvluchten. Noch op de eenzame kusten van dien uithoek van Azië,
noch in de omstreken van de zee van Ochotsk kon eene ontvluchting
kans van slagen aanbieden. Klaarblijkelijk naderde de _Albatros_
de Japansche en Chineesche streken. Daar zouden de beide collega's
misschien, hoewel het niet voorzichtig zoude zijn zich aan de genade of
ongenade der Chineezen of Japanners over te geven, gelegenheid vinden
en waren zij vast besloten die te benutten, wanneer het luchtschip
op het een of ander punt van die beide rijken nederdaalde.

Maar zou de _Albatros_ daar neerdalen en gemeenschap met de
aardoppervlakte hebben? Het was met haar niet gesteld als met den
vogel, die eindigt met vermoeid te geraken, of als met een ballon,
die bij gebrek aan gas genoodzaakt is te dalen. Het luchtschip had
nog voorraad voor vele weken en zijne organen waren zoo stevig,
dat zij van geen zwakheid of van geen vermoeidheid last hadden.

Toen wipte de _Albatros_ over het schiereiland Kamschatka, waarvan de
nederzetting Petropaulowsk en de vulkaan Koutschew gedurende den dag
van den 18den Juni ter nauwernood ontwaard werden. Toen een oversteek
over de zee van Ochotsk ter hoogte van de Kurillische eilanden,
die als eene afdamming vormen, die door eene menigte kleine kanalen
doorsneden zoude zijn, en zoo bereikte het luchtschip in den morgen
van den 19den Juni de zeeëngte La Perouse, die besloten is tusschen de
noordelijke punt van Japan en het eiland Saghalien. In die zeestraat,
die eenigszins met de Hoofden te vergelijken is, stort zich de Amoer,
een der groote Siberische rivieren, uit.

Toen kwam er een dikke mist op, dien het luchtschip beneden zich moest
laten. Niet dat het door die neveldampen belet werd koers te zetten. Op
die hoogte en die breedte, waarop het zich bevond, was geen hinderpaal
te vreezen, geen hooge monumenten, waartegen het kon stooten, geen
bergen, waartegen het gevaar liep zich te verbrijzelen. Het land
was slechts weinig heuvelachtig. Maar toch waren die nevelen zeer
onaangenaam, want alles was kletsnat aan boord. Er bleef niets anders
over dan te stijgen tot boven die nevelbank, welker dikte van drie-
tot vierhonderd meters bedroeg. De schroeven werden tot snellere
omwenteling aangezet en weldra bevond de _Albatros_ zich weer in eene
heldere atmosfeer, waar de zon met helderen glans boven het luchtschip
scheen, terwijl daaronder zich eene wolkenbank uitstrekte, die voor
het oog ondoordringbaar was.

Uncle Prudent en Phil Evans zouden onder die omstandigheden hunne
plannen tot ontsnapping moeielijk hebben kunnen ten uitvoer leggen,
altijd in de veronderstelling, dat zij er in geslaagd zouden zijn,
het luchtschip te verlaten.

Dien dag bleef Robur, toen hij hen bij zijne wandeling op het dek
passeerde, een oogenblik staan en, zonder den schijn aan te nemen er
bijzonder belang in te stellen, zeide hij:

"Mijne heeren, wanneer een zeil- of stoomschip allerwege door nevelen
omgeven is, dan is het in zijne bewegingen zeer belemmerd en verkeert
in nauwe zeeëngten met een druk scheepsverkeer in groot gevaar. Het
kan niet voorbijstevenen dan met behulp van de stoomfluit of van
den misthoorn. Het moet zijne vaart breidelen, en toch behoort,
in weerwil van al die voorzorgsmaatregelen, eene aanvaring tot de
mogelijkheden en is derhalve zeer te duchten. De _Albatros_ heeft
zoo iets niet te vreezen. Wat deert haar de mist? In een oogwenk is
zij er uit. De ruimte, de geheele ruimte is haar domein!"

Na die woorden vervolgde Robur bedaard zijne wandeling, zonder een
antwoord af te wachten, dat hij daarenboven niet wenschte uit te
lokken en blies onverstoorbaar de tabakswolken zijner pijp uit,
die zich in het azuur des hemels verloren.

"Uncle Prudent," zei Phil Evans, "het schijnt dat die
bewonderenswaardige _Albatros_ nimmer iets te vreezen heeft."

"Dat staat nog te bezien!" antwoordde de voorzitter van
Weldon-Institute.

Die mist bleef gedurende drie dagen, den 19den, 20sten en 21sten Juni,
met eene betreurenswaardige hardnekkigheid heerschen. Men had moeten
stijgen om de Japansche bergen van Fouzi Zama te vermijden. Maar toen
die nevelgordijn scheurde, ontwaarde men eene onmetelijke stad met hare
paleizen, villas, chalets, tuinen en parken. Zelfs zonder haar te zien,
zou Robur haar herkend hebben aan het geblaf van hare duizenden honden,
aan het geschreeuw harer roofvogels, maar vooral aan de lijkenlucht,
die door de lichamen der gevonnisden in den dampkring verspreid wordt.

De beide collega's waren op het dek, toen de ingenieur dat
verkenningspunt waarnam en op zijn bestek uitzette, voor het geval
hij genoodzaakt zoude zijn bij dergelijken mist zijn weg te vervolgen.

"Ik heb geen enkele reden, heeren," zeide hij, "om voor u verborgen
te houden, dat die stad, welke gij daar ziet, Jedo, de hoofdplaats
van Japan is."

Uncle Prudent antwoordde niet. Wanneer hij zich in de nabijheid van
den ingenieur bevond, dan was het alsof hij stikte, alsof de lucht
aan zijne longen ontbrak.

"Dat gezicht op Jedo," hernam Robur, "is inderdaad belangwekkend."

"Hoe belangwekkend ook...." begon Phil Evans.

"Haalt het niets bij dat van Peking," viel hem de ingenieur in de
rede. "Waarlijk, dat is ook mijn oordeel en gij zult er weldra over
kunnen oordeelen."

Het was onmogelijk om zich meer wellevend te toonen.

De _Albatros_, die zuid-oost voorlag, veranderde toen vier streken
hare richting en stevende zuiver oost op. De mist trok gedurende
den nacht geheel op. Er deden zich kenteekenen voor dat een
typhon op handen was. De barometer daalde snel, de dampkring werd
merkwaardig doorzichtig, groote ellipsoïdale wolken vormden zich op een
koperachtigen achtergrond, terwijl zich aan de tegenovergestelde zijde
van het hemelgewelf lange karmijnstreepen vertoonden, die als op een
leikleurigen achtergrond getrokken schenen. In het noorden vertoonde
zich een breede sektor van het uitspansel helder en onberispelijk
zuiver, daaronder de zee effen en kalm, hoewel hare wateren bij het
ondergaan der zon eene sombere scharlaken, schier bloedkleur aannamen.

Gelukkig ontketende die typhon zich meer zuidelijk en had geen ander
gevolg dan de dampen en nevelen, die sedert drie dagen de atmosfeer
bezwangerd hadden, weg te vagen.

In een uur tijd had men de tweehonderd kilometers van de zeeëngte
van Corea overschreden, waarna het oversteken van de uiterste punt
van het schiereiland eene kleinigheid was. Terwijl de typhon boven
de zuid-oostelijke kusten van China woedde, stevende de _Albatros_
boven de Gele Zee en gedurende den 22sten en 23sten boven de Golf van
Petchely. Den 24sten stevende het luchtschip de vallei van de Pei-Ho
op en zweefde eindelijk boven de hoofdplaats van het Hemelsche Rijk.

Over de verschansing van het luchtschip gebogen, konden de beide
gevangenen, zooals de ingenieur hun aangekondigd had, zeer duidelijk
die onmetelijke stad bespeuren. Zij ontwaarden den muur, die haar in
twee deelen splitst--de Mandchourysche en de Chineesche stad. Zij
telden de twaalf voorsteden, die haar omgeven; zij zagen de breede
boulevards, die als stralen zich naar een middenpunt richtten; zij
bewonderden de tempels, welker gele en groene daken als met zonlicht
gedrenkt waren; zij peilden de parken, die de woningen der mandarynen
omgaven. Vervolgens verschenen te midden der Mandchourysche stad de
zes honderd acht en zestig hectaren oppervlakte van de Gele stad,
met hare pagoden, hare keizerlijke tuinen, hare kunstmatige meren,
haren berg van houtskool, die de geheele hoofdplaats beheerscht. En
eindelijk ontwaarden de luchtreizigers in het centrum van de Gele stad
als een vierkant van Chineesche notenkrakers, besloten in een ander,
de Roode stad, d. w. z. het Keizerlijk paleis met al de grilligheid
van zijne onmogelijke of beter van zijne onwaarschijnlijke bouworde.

Onder de _Albatros_ weerklonk in dit oogenblik een zonderling
geluid. Men zou gemeend hebben, een concert van Eolische harpen te
hooren. In de lucht zweefden honderden vliegers van verschillenden
vorm, vervaardigd van palmbladeren, van pandanus-bladeren, die aan hun
bovenste gedeelte voorzien waren van een soort boog van licht hout,
die onderspannen was door een dunnen reep bamboe. Onder den adem des
winds weerklonken al die reepen in een verschillenden toon als die
van een harmonica, en lieten een welluidend gemurmel vernemen van een
inderdaad weemoedig effect. Het was alsof men in dit midden muzikale
zuurstof inademde.

Robur gaf toen gevolg aan een gril, namelijk om dat luchtorkest te
willen naderen, en langzamerhand dompelde de _Albatros_ als het ware
in de harmonische luchtgolvingen, welke door de Chineesche vliegers
opgewekt werden.

Maar dadelijk veroorzaakte die nadering een buitengewoon effect
op de ontelbare bevolking van die streken. Er werd vreeselijk op
de tam-tams, op de gongs en op andere muziekinstrumenten van het
Chineesche orkest geslagen. Duizenden geweerschoten werden gelost,
honderden bommen werden geworpen, in één woord: alles werd in het
werk gesteld om het luchtschip te noodzaken zich te verwijderen. Al
hadden de Chineesche sterrenkundigen ook al eene verklaring voor de
verschijning van het luchtgevaarte op hun eigen hand, zoo geloofde de
groote menigte toch aan het optreden van een apocalyptisch monster,
dat van uit den Boudha-hemel verschenen was.

Aan boord van de _Albatros_ nam men weinig notitie van dat
spectakel. Men gevoelde zich volkomen veilig. Maar de touwen der
vliegers werden doorgesneden of haastig ingepalmd, en die lichte
speeltuigen verdwenen uit de lucht, alsof zij weggetooverd waren,
terwijl zij als een stervende vogel nog een laatsten kreet lieten
weerklinken.

Toen stiet de trompet van Tom Turner eene machtige fanfare uit, die
zich over de Chineesche hoofdstad uitstortte en de laatste harmonische
tonen der vliegers deed verstommen. Maar daarom werd het schieten niet
gestaakt. Daarmede gingen de Chineezen volijverig voort. Eindelijk
sprong eene bom op een twintig voeten boven het dek van de _Albatros_,
zoodat Robur het toch raadzaam begon te achten, hoogere luchtlagen,
waar hij onbereikbaar zoude zijn, te gaan opzoeken.

Wat viel er gedurende de weinige dagen, die nu volgden, voor? Geen
enkele gebeurtenis deed zich voor, waarvan de gevangenen gebruik
hadden kunnen maken om te ontsnappen. Welke richting volgde het
luchtschip? Steeds stevende het om de zuidwest, hetgeen op het
voornemen duidde, Hindostan te willen naderen. Het was zichtbaar
daarenboven, dat de bodem, die voortdurend rees, de _Albatros_
noodzaakte evenwijdig die oneffenheden te volgen. Ongeveer tien uren
nadat men Peking verlaten had, hadden Uncle Prudent en Phil Evans
een kijkje gehad op een gedeelte van den Grooten Muur op de grenzen
van Chew-Si. Daarna passeerde het luchtschip, na het Loung-gebergte
vermeden te hebben, de vallei Wang-Ho en verliet het Chineesche rijk,
om boven Thibet te stevenen.

Thibet vormt eene hoogvlakte zonder plantenbedekking. Hier en daar
verheffen zich met sneeuw overdekte toppen, elders worden woeste
uitgedroogde ravijnen ontwaard, terwijl er wilde bergstroomen worden
aangetroffen, die door de gletschers en ijsvelden gevoed worden. In
de laaglanden bevinden zich uitgestrekte vlakten, met een laag zout
overdekt, en meeren, die in groene wouden als in eene lijst gevat
schijnen. Maar over dat alles heerscht veelal een ijzige wind.

De barometer, die tot 450 millimeters teruggegaan was, duidde aan dat
de _Albatros_ zich op eene hoogte van vierduizend meters boven de
oppervlakte der zee bevond. Op die hoogte rees de kwikthermometer,
hoewel men in de warmste maanden van het noordelijk halfrond was,
niet boven nul. Die afkoeling, gepaard aan de snelle vaart van de
_Albatros_, bracht er niet toe bij om den toestand dragelijk te
maken. Hoewel de beide gevangenen ruimschoots van warme reisdekens
voorzien waren, verkozen zij toch binnen hun roef beschutting op
te zoeken.

Het zal wel niet behoeven gezegd te worden, dat aan de opstijgende
drijfwielen eene buitengewone snelheid verleend was, om het vaartuig
in de reeds zoo ijle luchtlagen zwevende te houden. Maar die schroeven
werkten volmaakt eendrachtig, en het was dan ook, alsof men door de
trilling harer vleugelen gewiegd werd.

Dien dag zou men te Garlok, eene stad in westelijk Thibet gelegen
en hoofdplaats van de provincie Guari-Khorsow, de _Albatros_ hebben
kunnen zien voortzweven, terwijl het vaartuig zich niet grooter
vertoonde dan eene reisduif.

Den 27sten Juni bespeurden Uncle Prudent en Phil Evans als een
onmetelijken slagboom, die door eenige toppen beheerscht werd,
welke met eeuwigdurende sneeuw overdekt waren. Die slagboom sloot
den gezichteinder als het ware af.

De beide gevangenen stonden stevig geleund tegen de roef, om weerstand
te kunnen bieden aan den luchtstroom, veroorzaakt door de snelheid
der verplaatsing, en bekeken die kolossale massa's, die het luchtschip
schenen tegemoet te ijlen.

"Dat is voorzeker het Himalaya-gebergte," zei Phil Evans, "en
waarschijnlijk zal Robur het noordelijk grondvlak daarvan langs
stevenen, zonder te beproeven in Engelsch-Indië te dringen."

"Dat zou des te erger zijn," antwoordde Uncle Prudent; "want op dat
onmetelijk grondgebied zouden wij...."

"Tenzij hij de keten omstevent door Birmanië ten oosten, of door de
Nepaul-landen ten westen."

"In ieder geval, ik wed dat hij er niet over heen durft!"

"Zoo, waarlijk!" sprak eene stem.

Den volgenden dag, den 28sten Juni bevond de _Albatros_ zich in de
provincie Zzang, vlak tegenover de reusachtige bergmassa. Aan den
anderen kant van het Himalaya-gebergte lagen de Nepaulstreken.

Drie bergketenen sluiten inderdaad den weg naar Indië af, althans
wanneer men van het noorden komt. De twee eersten, waartusschen de
_Albatros_ als een vaartuig tusschen onmetelijke klippen gegleden was,
zijn als het ware de eerste trappen van den slagboom van Centraal
Azië. De eerste die Kowen-Lown heet en de tweede Karakoroum, vormen
het lengte- en paralleldal van het Himalaya-gebergte. Dit dal vormt
in zijn bovengedeelte de grens van de waterbekkens van den Indus in
het westen en van de Brahmapoetra in het oosten.

Welk prachtig bergstelsel! Meer dan tweehonderd toppen van die
bergmassa zijn reeds gemeten en zeventien daarvan rijzen hooger dan
vijf-en-twintigduizend voeten! Vlak vóór de _Albatros_ verhief zich
de Everest-berg op achtduizend-achthonderd meters. Rechts lag de
Dwalaghiri, ter hoogte van achtduizend-tweehonderd meters. Links de
Kinchanjunga, ter hoogte van achtduizend-vijfhonderd-twee-en-negentig
meters. Deze laatste is naar den tweeden rang verdrongen, sedert de
laatste metingen van den Everest.

Klaarblijkelijk scheen Robur weinig genegen, met den top dier reuzen
in aanraking te komen; maar ongetwijfeld was hij bekend met de
verschillende bergengten van de Himalaya, onder anderen met die van
Ibi-Gamin, welke de gebroeders Slagintweit in 1856 op eene hoogte
van zesduizend-achthonderd meter doorworsteld hebben. Hij stevende
er stoutmoedig in.

Er werden daar ettelijke moeielijke, ja pijnlijke uren
doorgebracht. Toch, hoewel het buitengewoon koud was, werd de
lucht niet zoo ijl, dat men zijne toevlucht moest nemen tot de
daarvoor bestemde toestellen om de zuurstof in de roeven en hutten
te vernieuwen.

Robur stond op de voorplecht en had zijn mannelijk gelaat bedekt met
de kap van zijn mantel. Vandaar gaf hij zijne bevelen tot besturing
van het luchtschip. Tom Turner had het stuurrad ter hand genomen. De
machinist wijdde zijne volle aandacht aan zijne batterijen, wier zuren
gelukkig niets van bevriezen te duchten hadden. De schroeven, waaraan
de grootst mogelijke snelheid van omwenteling verleend was, trilden
met scherpe geluiden, wier intensiteit, in weerwil van de mindere
dichtheid der lucht, buitengewoon groot was. De barometer daalde tot
290 millimeters, hetgeen eene hoogte van zevenduizend meters aanduidde.

Die chaos van bergen leverde een prachtig uitzicht op. Overal
vertoonden zich sneeuwwitte toppen. Geene meren werden ontwaard,
maar wel ijsvelden, die tot op tienduizend voeten van het grondvlak
afdaalden. Geen grassprietje was te bespeuren, maar wel ettelijke
zeldzame phanegoramen, die nog op de grenzen van het plantenleven
voorkwamen. Geen van die bewonderenswaardige pijnboomen of ceders,
die zich in prachtige bosschen op de benedenhellingen van de meeste
bergstelsels groepeeren. Geen van die reusachtige heideplanten,
geen van die eindelooze slingerplanten, echte parasieten, die van den
eenen stam tot den anderen gespannen zijn, zooals in de bosschen van
het laagland. Geen enkel dier; noch wilde paarden, noch yaks, noch
Thibetsche runderen. Een enkelen keer verscheen er een verdwaalde
gazel op die hoogten. Geen enkele vogel, tenzij eenige paren kouwen,
die er niet tegen opzien tot bij de laatste inadembare luchtlagen op
te stijgen.

Toen die bergengte eindelijk doorgestevend was, begon de _Albatros_
weer te dalen. Bij het uitkomen van den bergpas buiten den woudgordel,
zagen de reizigers slechts een onmetelijke vlakte, die zich over een
overgrooten sector uitstrekte.

Robur trad toen op zijne gedwongen gasten toe, en zei met eene
vriendelijke stem:

"Indië, heeren!"



X.

WAARIN MEN ZIEN ZAL, HOE EN WAAROM DE KNECHT FRYCOLLIN OP SLEEPTOUW
GENOMEN WORDT.


De ingenieur Robur had geen plan om zijn luchtschip over die
wonderlijke streken van Hindostan rond te voeren. Hij was over het
Himalaya-gebergte gestevend om te toonen, welk bewonderenswaardig
toestel, tot reizen geschikt, hij bezat. Hij verlangde hen te bekeeren,
die niet bekeerd wilden zijn. Iets anders beoogde hij ongetwijfeld
niet.

Volgt daar nu uit, dat de _Albatros_ volmaakt zoude zijn? De
volmaaktheid is toch niet van deze wereld.

Wij zullen later wel zien.

In ieder geval, al waren Uncle Prudent en zijn medegevangene
genoodzaakt de macht en de bestuurbaarheid van dat toestel
tot luchtvaart te bewonderen, zoo lieten zij daarvan toch niets
blijken. Zij zagen slechts uit naar eene gelegenheid om te kunnen
ontvluchten. Zij bewonderden zelfs het prachtige schouwspel niet,
hetwelk zich voor hun oog uitspreidde, terwijl de _Albatros_ langs
de grenzen van Pendjaub stevende.

Aan den voet van het Himalaya-gebergte bestaat een breede strook
moerasgrond, waaruit ongezonde dampen opstijgen. In die streken
bestaat de moeraskoorts in endemischen toestand. Maar zoo iets was
niet in staat om de bewegingen van de _Albatros_ te verlammen, of om
den gezondheidstoestand van haar personeel in gevaar te brengen.

Het luchtschip steeg en verwijderde zich, zonder haast te maken,
in de richting van den hoek, dien Hindostan met hare aanraking met
Turkestan en China maakt. Den 29sten Juni opende zich bij het krieken
van den dag voor de opvarenden van de _Albatros_ het onvergelijkelijke
dal van Cachemir.

Ja, die vallei mag onvergelijkelijk heeten. Zij ligt tusschen het
groot en klein Himalaya-gebergte, wordt doorsneden door honderden
voorgebergten, welke de middenketen tot in het waterbekken van
den Hydaspes uitzendt, en die daar als het ware in de vlakte
uitsterven. Die vallei wordt toch besproeid door de grillige
kronkelingen van den stroom, die het samentreffen van de legers van
Porus aanschouwde, dat wil zeggen van de legers van Indië en van
Griekenland, die te midden van Centraal-Azië handgemeen raakten.

Die Hydaspes is nog altijd daar; maar de beide steden, door den
Macedoniër ter herinnering aan zijne overwinningen gesticht, zijn
zoodanig verdwenen, dat de plaats, waar zij gestaan hebben, niet meer
aan te wijzen is.

De _Albatros_ stevende dien ochtend boven Szinagar, meer bekend onder
den naam van Cachemir. Uncle Prudent en zijn makker zagen eene trotsche
stad welke zich langs de beide oevers der rivier uitstrekte en waarbij
hare houten bruggen, die den stroom overspanden, zich als spinrag
vertoonden. Zij ontwaarden hare chalets, met balcons van houtsnijwerk
versierd, hare wandelplaats door hooge populieren belommerd, hare met
zoden bedekte daken, die wel eenigermate het uiterlijk van molshoopen
hadden, hare veelvuldige kanalen, waarop de schuitjes als notendoppen
en de voerders als mieren schenen, hare paleizen, hare tempels,
hare kiosken, hare moskeeën, hare bungalows bij het binnenkomen der
voorsteden. En dat alles spiegelde in het water en vertoonde alzoo een
dubbel beeld. Daarna verscheen hare oude Citadel van Hari Parvata,
op den nok van een heuvel gelegen, alsof zij even belangrijk ware
als de Mont-Valerien, het belangrijkste der forten rondom Parijs.

"Dat zou Venetië kunnen zijn," zei Phil Evans, "wanneer wij in
Europa waren!"

"Wanneer wij in Europa waren," antwoordde Uncle Prudent, "dan zouden
wij den weg naar Noord-Amerika wel weten te vinden!"

De _Albatros_ vertraagde hare vaart niet boven het meer, waardoor de
rivier stroomt; maar hernam haren tocht door het dal der Hydaspes.

Gedurende een half uur ternauwernood bleef het vaartuig, slechts op een
afstand van tien meters van de oppervlakte der rivier, onbeweeglijk
stil. Daarvan maakte Tom Turner gebruik, om door middel van eene
getah-pertjah buis, die naar beneden gelaten werd, de watervaten van
het vaartuig te vullen. De vloeistof werd opgezogen door eene pomp,
die door den stroom der accumulatoren in beweging gebracht werd.

Uncle Prudent en Phil Evans hadden een blik met elkander gewisseld. Een
zelfde gedachte was hun door het brein gevaren. Zij waren slechts
op weinig meters boven de oppervlakte van den Hydaspes verwijderd,
en de oevers waren binnen hun bereik. Want beiden waren goede
zwemmers. Een kopje-onder kon hen de vrijheid hergeven, en hoe zou
Robur hen weer vatten, wanneer zij onder water verdwenen waren. Was
hij niet verplicht, ten einde zijne voortstuwingswieken alle vrijheid
van omwenteling te kunnen geven, om zich op minstens twee meter boven
de wateroppervlakte te houden?

In een ondeelbaar oogenblik had zich het voor en tegen in hun geest
ontwikkeld en hadden zij het overwogen. Eindelijk wilden zij over de
verschansing springen, toen verscheidene handenparen hen grepen.

Men hield hen in het oog. Zij werden in de onmogelijkheid gesteld om
te kunnen ontvluchten.

Maar ditmaal gaven zij zich niet zonder tegenstand te bieden over. Zij
wilden hen, die hen vasthielden, terugstooten. Maar het waren stevige
kerels, die mannen van de _Albatros_!

"Heeren," vergenoegde de ingenieur zich tot hen te zeggen, "wanneer men
het pleizier smaakt te reizen in gezelschap van Robur den Veroveraar,
zooals gij hem terecht genoemd hebt, en dat nog wel aan boord van zijne
bewonderenswaardige _Albatros_, dan verlaat men hem zoo niet.... met
de Noorderzon! Ik voeg er zelfs bij, dat men hem dan in het geheel
niet meer verlaat!"

De secretaris Phil Evans voerde zijn verbolgen lotgenoot heen, die
op het punt stond zich aan betreurenswaardige daden van geweld over
te geven.

Toen beiden in de roef teruggekeerd waren, vormden zij het onwrikbare
besluit om te vluchten, om het even waar, om het even of de poging
hun het leven zou kosten.

De _Albatros_ had haren tocht in westwaartsche richting hervat.

Gedurende dien dag had zij het grondgebied van Kaboulistan, waarvan
men gedurende een oogenblik de hoofdstad had kunnen ontwaren, bij
matige snelheid overgestevend. Daarna werd de grens van het koninkrijk
Herat, op een afstand van elfhonderd kilometer van Cachemir gelegen,
overschreden.

In die streken, welke nog steeds zoo betwist worden, als de open
toegangsweg voor de Russen tot de Engelsche bezittingen in Indië,
werd men eene groote opeengepakte menigte van volk gewaar. Men zag
er kolonnes, convooien, in één woord alles, wat het personeel en
het materieel van een leger op marsch te zamenstelt. Men hoorde ook
kanonschoten en het geknetter van geweervuur.

Maar de ingenieur Robur mengde zich nooit in de zaken van anderen,
vooral wanneer de gerezen kwestiën zich voor hem niet als vraagstukken,
de eer en humaniteit rakende, voordeden.

Hij stevende voort.

Al was Herat ook al de sleutel tot centraal Azië, zooals men beweert,
dan kon hem dat bitter weinig schelen, of die sleutel in handen der
Britten of der Moscovieten was.

De aardsche belangen konden den stoutmoedige, die van het luchtruim
zijn domein gemaakt had, niet meer bekoren. En zoo iets was wel
begrijpelijk.

Daarenboven, de streek zou weldra verdwijnen in een orkaan van zand,
zooals er in die gewesten zoo vaak ontstaan. Zoo'n orkaan wordt
"tebbad" genoemd. Deze vervoert de koortskiemen tegelijkertijd met
de onvoelbare en de onweegbare stofwolken, die hij op zijn doortocht
allerwege doet opstuiven.

En hoeveel karavanen komen niet in die zandstormen om, en vinden
daarin niet een rampzalig uiteinde!

De _Albatros_ steeg, om aan die stofwolken te ontkomen, die de
fijnheid van bewerking zijner kamraderen en zijner cilindervormige
drijfassen hadden kunnen bederven, tot ongeveer tweeduizend meters,
om een zuiverder dampkring op te zoeken.

Daarna verdwenen de grenzen van Perzië met zijne uitgestrekte vlakten,
die voor onze reizigers onzichtbaar bleven. De vaart was zeer gematigd,
hoewel geen enkele klip, geen enkel gevaar te vreezen was.

En inderdaad, geeft de topographische kaart des lands ook al eenige
terreinverheffing aan, dan bedraagt die niet veel en blijft zij geheel
en al binnen de grenzen der middelmatigheid.

Maar toen men de hoofdstad naderde, moest men er op bedacht zijn,
het Damavend-gebergte te mijden, welks top, met sneeuw en ijs bedekt,
zich op zesduizend-zeshonderd meters verheft. Daarna diende men de
Elbrous-bergketen te mijden, aan welker voet Teheran gebouwd is.

Bij het aanbreken van den dag op den 2den Juli, kwam eindelijk dat
Damavend-gebergte in het gezicht, dat als uit een orkaan van zand te
voorschijn trad.

De _Albatros_ regelde haren koers zoodanig, dat zij over de stad,
die door den heerschenden wind in een wolk van fijn stof gehuld werd,
heenstevende.

Evenwel omstreeks tien uur in den voormiddag, begon men de breede
grachten te ontwaren, die den omheiningswal omgeven. En te midden
daarvan bespeurde men het paleis van den Shah, welks muren met tegels
van gebakken aardewerk bekleed waren. Men kreeg de badplaatsen te
zien, die zich voordeden, alsof zij in onmetelijke groote turkooizen
van een schitterend blauwe kleur uitgehold waren.

Dat was slechts als een droomgezicht. Als een zeer schoon droomgezicht,
wel is waar.

Van dat verkenningspunt wijzigde de _Albatros_ haren koers en
stevende toen bijna zuiver noord. Eenige uren later bevond zij zich
boven eene kleine stad, in een der noordelijk uitspringende hoeken
van de Perzische grens aangelegd, op de boorden van eene groote
wateruitgestrektheid, waarvan men noch in het noorden, noch in het
oosten de oevers vermocht te bepalen.

Die stad was de havenplaats Ashourada, het meest vooruitgeschoven
Russische station in zuidelijke richting.

Die wateruitgestrektheid was eene zee. Het was de Kaspische zee.

Toen werden geene stofwolken meer waargenomen. Men had nu een
gezicht op een samenraapsel van huizen, volgens den Europeeschen
stijl gebouwd, welke langs een laag voorgebergte geschaard stonden
en door een klokketoren beheerscht werden.

De _Albatros_ daalde tot bijna rakelings op de oppervlakte dier zee
neder, welker waterpas op driehonderd voeten beneden dat van de Zwarte-
en van de Middellandsche zee gelegen is.

Het luchtschip stevende tegen het vallen van den avond langs die kust,
welke vroeger tot Turkestan behoorde, maar thans Russisch is en zich
naar de Balkangolf ombuigt.

Daags daarna--den 3den Juli--zweefde het op honderd meters ongeveer
boven den spiegel der Kaspische zee.

Geen wal was in het gezicht, noch aan den kant van Azië, noch aan
dien van Europa. Op de oppervlakte der zee werden eenige witte
zeilen ontwaard, die door de bries bevallig gezwollen waren. Dat
waren inlandsche vaartuigen, die gemakkelijk aan hunnen vorm te
herkennen waren, zooals "keseby's" met twee masten, "kaijuks",
oude zeerooversvaartuigen met een mast, of "teimils", eenvoudige
visscherssloepen. Hier en daar stegen rookwolken op, die de _Albatros_
bereikten. Zij werden uitgebraakt door de schoorsteenpijpen van de
stoombooten van Ashourada, welke door Rusland, ter uitoefening van de
politie in de Turkomansche wateren, op de Kaspische zee onderhouden
werden.

Dien ochtend stond de eerste officier van de _Albatros_, Tom Turner,
met François Tapage, den kok van boord, te praten en antwoordde op
eene vraag van dezen het navolgende:

"Ja, zeker; wij zullen gedurende ongeveer acht en veertig uren boven
de Kaspische zee blijven stevenen."

"Dat is overheerlijk," antwoordde de kok, zich vergenoegd in de
handen wrijvende.

"Mag ik u vragen, wat overheerlijk is, master Tapage?" vroeg Tom
Turner deftig.

"Wel, dat wij zoolang boven die zee blijven."

"En waarom is dat overheerlijk? Ik begrijp niet...."

"Wel, dan zal ons wel verlof gegeven worden om te visschen," zei de
kok. "Zou het niet, master Turner?"

Deze knikte bevestigend.

"Daar zegt ge zoo iets," hernam hij. "Ik zal alles in gereedheid
doen brengen."

En inderdaad, daar men ongeveer veertig uren noodig had, om
de uitgestrektheid van zes honderd vijf en twintig mijlen af te
leggen, welke deze zee, die twee honderd mijlen breed is, over hare
lengte-as meet, mochten daarbij nog wel eenige uren gevoegd worden
ter vischvangst, gedurende welke de snelheid van vaart der _Albatros_
zeer gematigd, ja zelfs nul zou kunnen genoemd worden.

Het antwoord van Tom Turner was door den secretaris van
Weldon-Institute, die zich in dit oogenblik vooruit bevond, gehoord
geworden. Dat gaf hem eene welkome afleiding.

Hij werd toch in dit oogenblik door den knecht Frycollin bestormd
met eindelooze klaagliederen over zijn verblijf aan boord en met
hartverscheurende smeekbeden, om toch zijn tusschenkomst te verleenen
bij Uncle Prudent, opdat deze mocht toestaan, dat zijn neger ergens
"aan wal" gezet werd.

Zonder op dat zotte gekakel van den zwartkop te antwoorden, greep
Phil Evans de gelegenheid aan en spoedde zich naar het achterschip,
om den voorzitter van Weldon-Institute op te zoeken. Daar maakte hij,
na alle voorzorgsmaatregelen genomen te hebben, ten einde niet gehoord
te worden, dezen bekend met de woordenwisseling tusschen den eersten
officier Tom Turner en den kok François Tapage.

"En wat denkt gij er van?" vroeg hij ten slotte aan Uncle Prudent.

"Wat ik er van denk?..." antwoordde deze. "Wel, dat wij ons geene
droombeelden te scheppen hebben omtrent de gedragslijn van dien
ellendeling ten onzen opzichte!"

"Neen, waarlijk niet," hernam Phil Evans. "Hij zal ons eerst wanneer
hem dat zal behagen de vrijheid weergeven.... als hij ze ons ooit
weergeeft!"

"Dus in ieder geval moeten wij alles beproeven, om de _Albatros_
te ontvluchten!"

"Het is toch een bewonderenswaardig toestel...."

"Wat?.... Wat is bewonderenswaardig?" vroeg Uncle Prudent onstuimig
en verwoed.

"Die _Albatros_.... Ja, zij is bewonderenswaardig, dat moet erkend
worden, niet waar?"

"Dat is mogelijk!" riep Uncle Prudent grimmig uit. "Maar die _Albatros_
is het eigendom van een schavuit, die ons wederrechtelijk gevangen
houdt. En van die zijde beschouwd, levert dit luchtvaartuig een
voortdurend gevaar op voor ons en onze vrienden. En als wij er niet
in slagen om het te vernietigen...."

"Laten wij beginnen met te vluchten!...." antwoordde de secretaris
Phil Evans. "Later kunnen wij zien...."

"Ja.... het zij zoo!" hernam Uncle Prudent, "....en laten wij iedere
gelegenheid benutten, die zich zal voordoen."

"Goed, dat zullen wij."

"De _Albatros_" ging de voorzitter van Weldon-Institute voort,
"zal blijkbaar de Kaspische zee overstevenen, en daarna boven Europa,
hetzij in het noorden boven Rusland, hetzij in het westen boven mildere
landstreken zweven. Welnu, waar wij ook voet aan wal zullen zetten,
zullen wij wel terechtkomen en onzen weg wel weten te vinden. Wij
moeten dus ieder oogenblik van den dag of den nacht gereed zijn."

"Maar...." wilde Phil Evans vragen.

"Maar, wat?"

"Hoe zullen wij vluchten?"

"Luister," zei Uncle Prudent, met den meest mogelijken ernst en
deftigheid.

"Ik ben geheel gehoor," antwoordde zijn secretaris.

"Het gebeurt vaak, dat de _Albatros_ gedurende den nacht slechts op
weinige honderd voeten boven den grond zweeft. Nu bevinden zich aan
boord kabeltouwen genoeg van die lengte...."

"Jawel, maar...."

"Shutt!.... Met een weinig stoutmoedigheid zou men zich misschien
naar beneden kunnen laten glijden...."

"Ja," hernam Phil Evans. "Als het geval zich zou voordoen, zou ik
geenszins aarzelen...."

"Ik ook niet," betuigde Uncle Prudent. "Maar, luister verder..."

"Tot uw dienst, master Prudent."

"Ik knoop aan die mededeeling vast, dat des nachts, behalve de
roerganger, die op het achterschip staat, niemand de wacht houdt. En
toevallig ligt juist een der door mij bedoelde kabels vooruit. Mij
dunkt, dat het niet onmogelijk zal zijn om dien, zonder gezien of
gehoord te worden, buiten boord te brengen."

"Opperbest!" zeide Phil Evans. "Ik zie met genoegen, Uncle Prudent,
dat gij kalmer zijt. Dat is noodig, om te kunnen handelen. Maar op dit
oogenblik zweven wij boven de Kaspische zee. Talrijke vaartuigen zijn
in het gezicht. De _Albatros_ gaat dalen om te visschen.... Wellicht
zouden wij van de gelegenheid kunnen gebruik maken om...."

"Maar, men bewaakt ons, zelfs wanneer wij meenen niet bespied te
worden," antwoordde Uncle Prudent.

"Meent gij?"

"Dat hebt gij wel bespeurd, toen wij in de Hydaspes wilden springen,
niet waar?"

"Ja, dat is waar," antwoordde Phil Evans. "En wie verzekert ons,
dat wij ook niet des nachts bewaakt worden?"

"Om het even! Wij moeten er een eind aan maken!" riep Uncle Prudent
uit. "En als het kan: een eind aan de _Albatros_! Maar vooral een
eind aan haren gezagvoerder!"

Zooals men ziet, waren de beide gevangenen--vooral Uncle Prudent--in
eene gemoedsstemming, die hen in staat zou kunnen stellen, om de meest
roekelooze daden te verrichten, daden, die hunne eigene veiligheid
zeer in gevaar zouden kunnen brengen.

Het gevoel hunner onmacht, de versmadende kleinachting, die
op bespotting geleek, waarmede Robur hen behandelde, de brutale
antwoorden, welke hij hun gaf, dat alles bracht het zijne bij om den
toestand, die reeds gespannen was, met den dag ondragelijker te maken.

Dienzelfden dag zou een nieuw voorval het gevaar voor een zeer
betreurenswaardigen twist tusschen Robur en zijne twee gevangenen nog
vermeerderen. De arme Frycollin was er verre van om te gissen dat hij
er de aanleidende oorzaak, de uittarter als het ware, van zoude wezen.

Toen deze zich boven de zee zonder grenzen zag, begon hij weer, als
een echte lafaard, angst te gevoelen. Evenals een kind begon hij te
grijnen, te janken, te protesteeren, te huilen, te schreeuwen en zich
in duizend bochten te wringen, terwijl hij daarbij de afschuwelijkste
gezichten trok.

"Ik wil weg!..." gilde hij. "Ik wil heengaan!... Ik ben geen
vogel!... Ik ben niet gemaakt om te vliegen!... Ik wil dat men mij
aan wal brenge!... En dat wel dadelijk!..."

Wij behoeven er niet bij te vertellen, dat Uncle Prudent hoegenaamd
geene pogingen aanwendde, om den schreeuwer tot bedaren te
brengen. Integendeel. Dat gehuil begon evenwel Robur zeer te vervelen.

Alvorens Tom Turner zich met zijne varensgezellen onledig zoude
houden met de visscherij-benoodigdheden in gereedheid te brengen,
gaf hij order, ten einde zich van Frycollin te ontdoen, dat deze in
zijne roef zoude opgesloten worden. Maar daar ging de neger als een
uitgelatene te werk; hij schopte en klopte tegen en op de omwandingen,
en schreeuwde en gilde daarbij nog erger dan te voren.

Het was ongeveer middag.

De _Albatros_ zweefde toen op een afstand van ongeveer vijf of zes
meters boven de oppervlakte der zee. Eenige der daarop stevenende
vaartuigen hadden verschrikt de vlucht genomen. Weldra was dit gedeelte
van de Kaspische zee geheel verlaten.

Zooals men wel denken kan, waren de beide gevangenen in die
omstandigheden, waarin zij slechts over boord hadden te springen om te
kunnen vluchten, het voorwerp van een bijzonder toezicht. Al nam men
zelfs aan, dat zij er in geslaagd zouden zijn kopje-onder te spelen,
dan nog zouden zij door de sloep van de _Albatros_ spoedig opgevischt
zijn. Die sloep, van caoutchouc vervaardigd, was licht als een veer
en vloog over het water.

Dus gedurende die vischvangst kon aan geene ontvluchting gedacht
worden. Toch wenschte Phil Evans haar bij te wonen, terwijl Uncle
Prudent, in een voortdurenden toestand van woede en razernij, zich
in zijne hut terugtrok.

Men weet, dat het bekken der Kaspische zee eene vulkanische depressie
is van den bodem. In dat bekken wateren groote stroomen en rivieren
uit, zooals: de Wolga, de Oeral, de Kour, de Roema, de Jemba en
tal van anderen. Zonder de dagelijksche verdamping, die als het
ware het te veel verslindt, zou die zee, welke eene oppervlakte van
zeventienduizend vierkante mijlen heeft, bij eene gemiddelde diepte
van tweehonderd-zeven-en-negentig voeten, de noordelijke en oostelijke
oeverstreken, die laag en moerassig zijn, overstroomen. Hoewel dat
bekken geene gemeenschap heeft met de Zwarte zee of met het meer
Aral, welks waterpas verre boven dat der Kaspische zee verheven
ligt, bezit deze laatste toch een grooten rijkdom aan visschen--van
die soorten evenwel die gewoon zijn aan de bitterheid harer wateren,
eene eigenschap, welke aan de naphta toegeschreven wordt, die haar uit
verscheidene bronnen, in haar zuidelijk gedeelte gelegen, toevloeit.

Bij de gedachte aan de afwisseling, welke die vischvangst in het
dagelijksch menu zoude brengen, kon de bemanning van het luchtschip
haar genoegen niet bemantelen.

"Opgepast!" riep Tom Turner, die met vaste hand een grooten visch
geharpoend had, die veel op een haai geleek.

Het was een prachtige steur van zeven voet lengte, van die soort,
door de Russen Belonga genaamd, welks kuiteieren met zout, azijn en
witten wijn gemengd, de kaviaar vormen. Misschien smaken de steuren,
die in de rivieren gevangen worden, beter dan de zeesteuren; maar
deze soort was toch zeer welkom aan boord van de _Albatros_.

Wat evenwel die vischvangst tot eene zeer overvloedige maakte, was
een driehoekig zakvormig net, hetwelk door het luchtschip gesleept
werd en waarin door elkander krioelden karpers, brasems, zalmen,
zoutwatersnoeken, en vooral eene groote menigte sterletten van
matige lengte, die de vermogende lekkerbekken levend van Astrakan
naar Moskou en naar Sint Petersburg laten overbrengen. Deze, welke
men thans gevangen had, zouden onmiddellijk van uit hun natuurlijk
element zonder onkosten van vervoer in de ketels der kombuis van het
luchtschip overgaan.

De bemanning der _Albatros_ haalde met vreugde de netten in, nadat
het luchtschip ze over de uitgestrektheid van eenige mijlen gesleept
had. De Casconjer, François Tapage, brulde als het ware van plezier
en deed zijn naam wel eer aan. Die vischvangst, welke slechts een uur
geduurd had, was voldoende om de wannen van het luchtschip behoorlijk
te vullen. Daarna werd koers naar het noorden gezet.

Frycollin was gedurende dat oponthoud steeds voortgegaan met schreeuwen
en met op de wanden zijner hut te kloppen en te trappen, in één woord:
een onverdragelijk spektakel te maken.

"Zal die vervloekte neger dan niet zwijgen!" zei Robur, wien het
geduld begon te ontbreken.

"Mij dunkt, mijnheer de ingenieur," meende Phil Evans, "dat hij
recht heeft...."

"Welk recht heeft hij hier aan boord?" vroeg Robur driftig.

"Het recht om zich te beklagen."

"Ja, zooals ik het recht heb, om mijn ooren die marteling te besparen."

"Ingenieur Robur!..." zei Uncle Prudent, die op dit oogenblik op het
dek verscheen.

"President van Weldon-Institute!"

Beiden traden op elkander toe. Beiden keken elkander vlak in de oogen.

Daarna zei Robur, terwijl hij de schouders optrok:

"Geef hem een eindje, Tom."

Torn Turner begreep die weinige woorden. Frycollin werd uit zijn
hut gehaald.

Of de neger ook al schreeuwde, alsof hij geslacht werd, daaraan
stoorde zich niemand. De manschappen van Tom Turner grepen hem en
bonden hem in eene balie, eene soort tobbe, die zij aan het uiteinde
van een kabel vastmaakten.

Dat was juist een dier kabels, waarvan de president Uncle Prudent,
zooals men weet, gebruik had willen maken.

De neger dacht eerst, dat men hem wilde hangen, namelijk om den
hals. Dat was minder juist. Wel werd hij gehangen, maar op eene
andere wijze.

En inderdaad, de kabel werd ontrold en naar buiten over eene lengte van
ongeveer honderd voeten gevierd, zoodat Frycollin in de ruimte zweefde.

Thans kon hij naar hartelust en zonder hinderlijk te zijn, schreeuwen
zooveel hij wilde. Maar de angst schroefde hem de keel dicht en hij
bleef stom als een visch.

Uncle Prudent en Phil Evans hadden zich tegen die handeling, of volgens
hen mishandeling verzet, maar zij werden krachtdadig teruggedrongen.

"Dat is infaam!" zei Phil Evans.

"Dat is lafhartig!" gilde Uncle Prudent, die buiten zichzelven van
woede was.

"Waarlijk?" vroeg Robur hoonend.

"Dat is misbruik van macht maken en daartegen zal ik op andere wijze
protesteeren dan enkel met woorden."

"Protesteert! Wat kan mij dat schelen!"

"Ik zal mij wreken, ingenieur Robur!"

"Welnu, wreekt u, president van Weldon Institute!"

"Ik zal mij wreken op u en op al de uwen!"

De mannen van het personeel van de _Albatros_ waren nader getreden
en legden geene al te teerhartige neigingen aan den dag. Robur gebood
hen evenwel met een gebaar, om zich te verwijderen.

"Ja, ik zal mij wreken!"

"Zooals gij wilt!"

"Op u en op al de uwen!" schreeuwde Uncle Prudent, dien zijn makker
tevergeefs poogde te kalmeeren.

"Wanneer het u believen zal!" antwoordde de ingenieur.

"En met alle mogelijke middelen!"

"Zoo, zoo!"

"Ja, met alle mogelijke middelen."

"Genoeg!" zei Robur toen op dreigenden toon. "Genoeg! Er zijn nog
andere kabels aan boord. Zwijgt nu, of de baas ondergaat dezelfde
straf als de knecht!"

Uncle Prudent zweeg, niet uit vrees, maar hij stikte bijna van woede,
en wel zoodanig, dat Phil Evans hem naar zijne hut moest geleiden.

Intusschen was sedert een uur het weder aanmerkelijk gewijzigd
geworden. Er deden zich voorteekenen voor, waaromtrent zich niet te
vergissen viel. Een onweder was op til. De electrische oververzadiging
van den dampkring was tot zulk eene hoogte gestegen, dat Robur tegen
twee uur getuige was van een natuurverschijnsel zooals hij vroeger
nimmer waargenomen had.

In het noorden, van welken kant het onweder aankwam, stegen
dampkrullen omhoog, die als het ware lichtgevend waren, hetgeen
voorzeker veroorzaakt werd door het uiteenloopende van de
electriciteits-spanning, die tusschen de verschillende wolkenlagen
bestond.

De weerschijn van die lichtgevende wolkjes, deed op de zee
duizenden en honderdduizenden schitterende vonkjes verschijnen,
welker uitstralend vermogen des te scherper waargenomen kon worden,
naarmate het uitspansel al donkerder en donkerder werd.

Het zou niet lang duren, of de _Albatros_ zou het natuurverschijnsel
ontmoeten, en dat des te spoediger, daar zij elkander te gemoet kwamen.

En wat gebeurde er intusschen met den neger Frycollin?

Welnu, Frycollin werd steeds door de _Albatros_ op sleeptouw gehouden.

Ja, op sleeptouw gehouden, dat is het ware woord. Want de sleeptros of
de kabel vormde door de snelheid van honderd kilometers, waarmede het
luchtgevaarte zich toen bewoog, en waardoor de balie, waarin de neger
zich bevond, achteraan kwam, een vrij stompen hoek met het gangboord
der verschansing, waaraan de kabel vastgemaakt was.

Men kan over den angst en de ontzetting van den neger oordeelen,
wanneer men verneemt dat de bliksemstralen rondom hem de luchtruimte
doorkliefden en de donderslagen ratelden, alsof zij de onmetelijkheid
der hemelen hadden willen doen splijten.

Het geheele personeel aan boord sloeg in de gegeven omstandigheden
de handen aan het werk, hetzij om boven het onweder te stijgen,
hetzij om het door dolsnelle vaart te midden der beneden-luchtlagen
te ontvluchten.

De _Albatros_ bevond zich toen op hare gemiddelde hoogte--zoo omstreeks
op duizend meters boven de oppervlakte der zee, toen plotseling
een bliksemstraal met verschrikkelijk geweld knetterde. De rafelbui
verdubbelde in woede, en binnen weinige seconden stortten zich vurige
wolken over het luchtschip uit.

Phil Evans kwam toen bij den ingenieur Robur, om een goed woord voor
Frycollin te doen en droeg het verzoek voor, dat de arme drommel
binnen boord gehaald zoude worden.

Maar Robur had die tusschenkomst niet afgewacht. Hij had zijne bevelen
reeds gegeven en men was begonnen met het inpalmen van den tros,
waaraan de neger bengelde, toen zich plotseling eene onverklaarbare
vertraging in de omwentelingen der schijven van de opstijgende
schroeven deed gevoelen.

Wat zou dat zijn?

Robur ijlde, ja vloog naar de centrale schroef.

"Volle kracht!.... Volle kracht!...." riep hij den machinist
toe. "Volle kracht!.... Wij moeten zoo spoedig mogelijk boven de
onweerswolk stijgen!"

"Onmogelijk, master!" zeide deze.

"Wat onmogelijk?"

"Ja, onmogelijk!"

"Wat is er dan?"

"De stroomingen zijn verstoord!...."

"Mijn God!"

"En er doen zich daarin tusschenpoozen voor!"

En inderdaad, de _Albatros_ daalde merkbaar.

Zooals het wel eens gedurende onweders met den stroom door de
telegraafdraden gebeurt, zoo geschiedde het ook thans op het
luchtschip, namelijk de electrische stroom der accumulatoren werkte
slechts zeer onvolkomen. Maar, wat slechts eene wederwaardigheid kan
genoemd worden, wanneer het telegrammen of berichten geldt, was hier
een schrikkelijk gevaar. Dat stond hier gelijk met een neerploffen in
de zee, zonder dat er iets te doen was, om het gevaar te kunnen keeren.

"Laat naar beneden gaan!" riep Robur. "Laat naar beneden gaan, om
buiten de werking der electrische zone te geraken! Kom, jongens,
de handen uit de mouwen en koelbloedigheid!"

De ingenieur was op de gezagvoerders-brug gestegen.

De manschappen stonden op hunne posten, gereed om zijne bevelen uit
te voeren.

Hoewel de _Albatros_ reeds ettelijke honderd voeten gedaald was,
zoo was zij toch nog door de onweêrswolk omgeven. Zij bevond zich
te midden der bliksemstralen, die zich rondom haar kruisten als de
schitterende vonken van een prachtig vuurwerk. Het was een verheven
gezicht; toch wekte het een angstig gevoel op, want het gevaar was
groot, om door den bliksem getroffen te worden.

Helaas, de schroeven vertraagden hare omwentelingen nog meer, en wat
tot nu toe slechts op eene ietwat snelle nederdaling geleken had,
dreigde thans een val te worden.

Om kort te gaan, het stond bij een ieder vast, dat het vaartuig
binnen eene minuut de oppervlakte der zee zoude bereikt hebben. En
eenmaal daarin neergeplompt, zou geene macht in staat zijn, het uit
dien afgrond te voorschijn te halen.

Eensklaps verscheen de electrische wolk boven het gevaarte.

De _Albatros_ was toen nog slechts op zestig voeten van den kam der
golven verwijderd. Binnen een paar seconden zou zij ondergedompeld
zijn.

Maar Robur, gebruik makende van het gunstige oogenblik, stormde
naar de centraalroef, greep de hefboomen, die het werk in beweging
moesten stellen, en gaf den vollen stroom, die niet meer door de
electrische spanning van den omringenden dampkring geneutraliseerd
werd, gelegenheid zich te ontwikkelen.... De schroeven hadden dadelijk
hunne normale snelheid van omwenteling herkregen.... de _Albatros_
hield op met vallen en was weldra, door hare voortstuwingsschroeven
voortgezweept, en terwijl zij op geringe hoogte zwevende bleef,
verre verwijderd van het onweder, dat zij voorbij gestevend was.

Het zal wel onnoodig zijn te verhalen, dat Frycollin gedurende
die bedrijven een onvrijwillig bad--al was het ook maar gedurende
weinige seconden--genomen had. Toen hij aan boord opgeheschen was,
was hij kletsnat en wel dermate, alsof hij tot op den bodem der zee
ondergedompeld was.

Het zal niet ongeloofelijk voorkomen, wanneer hier verhaald wordt,
dat hij voortaan niet meer schreeuwde.

Daags daarna, den 4den Juli, had de _Albatros_ de noordelijke grens
van de Kaspische zee overschreden.



XI.

WAARIN DE TOORN VAN UNCLE PRUDENT, VOORZITTER VAN WELDON-INSTITUTE,
AANGROEIT ALS DE VIERKANTEN VAN SNELHEID VAN DE ALBATROS.


Als ooit de voorzitter Uncle Prudent en zijn secretaris Phil Evans
de hoop voelden tanen, om te kunnen ontvluchten, dan geschiedde
dat zeker gedurende de eerste vijftig uren, die nu volgden. Duchtte
Robur, dat de bewaking zijner gevangenen veel minder gemakkelijk zoude
zijn gedurende dien overtocht over Europa? Dat is mogelijk. Hij wist
evenwel en was er innig van overtuigd, dat zij vastbesloten waren,
alles te ondernemen, alles te wagen om te ontvluchten.

Maar, hoe het ook zij, iedere poging zou thans met zelfmoord gelijk
staan. Men kan uit een sneltrein, ja zelfs uit den Vliegenden
Hollander [1], of uit een bliksemtrein, die met eene snelheid van
honderd kilometers in het uur voortijlt, springen, dat is alles
wel beschouwd slechts het leven op het spel zetten; maar uit een
vervoermiddel springen, dat tweehonderd kilometers in het uur aflegt,
dat is de dood willen.

Nu was het die snelheid,--de grootste die zij kon erlangen,--welke aan
de _Albatros_ medegedeeld was. Zij overtrof de vlucht van de zwaluw,
die honderd tachtig kilometers in het uur bedraagt.

Aan boord van het luchtschip had men moeten opmerken en ook
inderdaad opgemerkt, dat de noordoosten wind bestendig was blijven
doorstaan. Dat was voor den koers zeer gunstig geweest, daar deze
steeds in dezelfde richting, namelijk westwaarts, was geweest. Maar
die wind begon te vallen en weldra werd het onmogelijk om op het
dek van het luchtvaartuig te verwijlen, omdat de snelheid van vaart
de ademhaling belette, ja, als het ware afsneed. De beide gevangenen
zouden zelfs op een gegeven oogenblik over boord zijn geworpen, wanneer
zij niet door de luchtdrukking tegen hunne roef geplakt waren geworden.

Gelukkig bespeurde de roerganger door de traliën van zijn hok, in welk
gevaar zij verkeerden. Hij drukte op een knop, die eene electrische
schel in het logies der manschappen deed weerklinken.

Vier hunner slopen of beter gleden toen al kruipende over het dek
naar het achterschip.

Dat zij, die zich gedurende een storm op een zeeschip bevonden hebben,
hetwelk met den wind op den kop bijgedraaid lag, hun geheugen eens
raadplegen, dan zullen zij eerst begrijpen het geweldige van zoo'n
drukking. Hier echter was het niet de storm, maar de _Albatros_ zelve,
die haar door hare onvergelijkelijke snelheid deed ontstaan.

Om kort te gaan, de vaart moest verminderd worden, hetgeen aan Uncle
Prudent en aan zijn secretaris Phil Evans veroorloofde om hunne hutten
te gaan opzoeken.

De _Albatros_ vervoerde in het innerlijke harer roeven, zooals de
ingenieur Robur terecht verzekerd had, eene in allen deele bruikbare
lucht.

Maar welke stevigheid bezat toch dat toestel, dat het aan de drukking
bij eene dusdanige plaatsverandering weerstand kon bieden? Die was
buitengewoon!

Wat de voortstuwingsschroeven aan het voor- en het achterschip betreft,
die bezaten eene zoodanige snelheid van omwenteling, dat men ze zelfs
niet meer kon zien draaien. Met eene onmetelijke kracht van indringing
schroefden zij zich als het ware in de luchtlaag.

De laatste stad, die men van boord waargenomen had, was Astrakan
geweest, welke op een korten afstand van den noordelijken oever der
Kaspische zee gelegen is.

De Ster der Woestijn--zooals haar een Russisch dichter genoemd
heeft--is van den eersten rang, dien zij weleer innam, tot den vijfden
of zesden afgedaald. Die eenvoudige hoofdplaats eener provincie had
een oogenblik hare oude walmuren, bekroond met nuttelooze schietgaten,
hare vervallen torens, te midden der stad gelegen, hare moskeeën, die
aan meer moderne kerken grensden, hare kathedraal met vijf koepeldaken,
die verguld en met blauwe sterren bezaaid waren, alsof zij uit een
stuk van het firmament geknipt waren, in de verte vertoond; en dat
alles was voorgekomen, alsof het in dezelfde waterpas gelegen was van
de monding der Wolga, die daar ter plaatse eene breedte van ruim twee
kilometers bedraagt.

Daarna, van dit punt af was de vlucht der _Albatros_ als het ware
niets anders dan een overijlden rit door de hoogere luchtlagen van
den dampkring, alsof zij bespannen ware geweest met die fabelachtige
hippogriffen of gevleugelde paarden, die met een enkelen wiekslag
een uur gaans aflegden.

Het was tien uur des voormiddags van den 4den Juli, toen de _Albatros_
noordwestwaarts opstevende en nagenoeg het dal der Wolga volgde.

Aan beide zijden konden de steppen der Don en der Ural, die
voorbijschoven, ontwaard worden.

Wanneer het mogelijk geweest ware een blik te werpen op dat
uitgestrekte grondgebied, dan zou men ternauwernood tijd gehad hebben,
om de steden en de dorpen te kunnen tellen.

Toen eindelijk de avond gekomen was, passeerde het luchtschip Moskou,
zonder evenwel de vlag, die op het Kremlin woei, te salueeren. In
tien uren tijds had de _Albatros_ de tweeduizend kilometers afgelegd,
die Astrakan van de oude hoofdplaats van het groote Russische rijk
scheiden.

De spoorbaan van Moskou naar Petersburg wordt gerekend twaalfhonderd
kilometers lang te zijn. Dat was dus een reisje van een halven dag. De
_Albatros_, nauwgezet als een sneltrein, bereikte dan ook Petersburg
en de boorden der Newa tegen twee uur in den morgen. De helderheid
van den nacht onder deze hooge breedte, waar de Juni-zon zoo vroeg
opkomt en zoo laat ondergaat, veroorloofde gedurende een oogenblik
van den aanblik dier hoofdstad te genieten.

Daarna volgden de Finlandsche Golf, de Abo-eilandengroep, de
Oostzee, Zweden ter breedte van Stockholm, Noorwegen, ter breedte
van Christiania.

Tien uren slechts voor deze twee duizend kilometers!

Waarlijk, men zou kunnen gelooven, dat voortaan geen menschelijke
macht in staat ware om der snelheid van de _Albatros_ paal en perk
te stellen. Het was alsof zij ten gevolge der resultante van hare
voortstuwingskracht met de aantrekkingskracht der aarde in eene
onveranderlijke baan rondom den aardbol bevestigd was. Het luchtschip
hield evenwel halt juist boven den beroemden waterval, de Rjukanfoss
in Noorwegen. De Gousta-berg, welks top de bekoorlijke streken van
het Telemarksche beheerscht, stond daar als een grenspaal, die niet
overschreden zoude worden.

De _Albatros_ koerste dan ook van dit punt af zuiver zuidwaarts,
zonder evenwel hare snelheid te matigen.

En wat voerde Frycollin gedurende dien merkwaardigen tocht uit?

Frycollin bleef in zijne kajuit en hield zich stil als een muis. Hij
trachtte den geheelen dag te slapen en maakte daarop slechts op de
tijdstippen der maaltijden eene loffelijke uitzondering.

Dan hield hem François Tapage, onze bekende kok aan boord, gezelschap
en maakte gaarne van de gelegenheid gebruik, om met zijne angsten
den spot te drijven.

"Waarlijk, mijn jongen," zei hij, "je schreeuwt dus niet meer?"

De neger bromde iets tusschen de tanden.

"Je moet je anders niet geneeren. Je weet, met een paar uren in
die balie aan een lang touw, ben je er af!... Kan je dat niet
bekoren?.... Niet?"

Frycollin zette een gezicht, alsof hij kiespijn had.

"Met de snelheid, die wij bezitten, moet zoo'n luchtbad een uitstekend
middel voor de rheumatiek wezen! Lijd je aan rheumatiek?"

Frycollin knikte neen.

"Hoe jammer, niet waar? Je zoudt dadelijk genezen worden."

"Mij dunkt, dat bij die snelheid alles uit zijne voegen gerukt wordt,"
jammerde Frycollin.

"Dat is best mogelijk, mijn goede Fry. Maar weet je wat nogal
geruststellend is?"

"Wat dan, master Tapage?"

"Dat is, dat wij zoo snel vliegen, dat, al ging de boel uit elkaar,
wij toch niet vallen kunnen."

"Meent gij?"

"Op mijn woord van Gasconjer!"

Dat was het stopwoord van den luidruchtigen Franschman en daartegen
was niets in te brengen.

Om evenwel de waarheid te zeggen en zonder in de overdrijving van
François Tapage te vervallen, dient toch vermeld te worden, dat,
dank zij die overgroote snelheid, de arbeid der opstuwende schroeven
veel gemakkelijker was. De _Albatros_ gleed over de luchtlaag, die
haar droeg, als ware zij een Congrevische vuurpijl.

"En zal dat lang duren?" vroeg Frycollin.

"Alles hangt af van hetgeen gij door lang verstaat."

"Lang, wat men lang duren noemt!"

"Och neen," antwoordde de snaaksche kok. "Eenvoudig gedurende het
geheele leven!"

"O wee!...." riep de neger uit, die met zijne jammerklachten weer
begon.

"Pas op, Fry, pas op!" zei Tapage, terwijl hij den vinger waarschuwend
ophief.

De neger keek hem aan zonder met jammeren op te houden.

"Ja, pas op," vervolgde François Tapage; "want de baas zou, zooals men
in mijn land zegt, je wel weer eens op dien schommel kunnen zetten!"

Daarop slikte Frycollin met de dubbele portie vleesch, die hij in
den mond stak, zijne zuchten in.

Intusschen hadden de voorzitter Uncle Prudent en zijn secretaris
Phil Evans, dat waarachtig geen mannen waren, om zich bij nuttelooze
jammerklachten te bepalen, eene beslissing genomen.

Het was buiten kijf, dat eene ontvluchting tot de onmogelijkheden
behoorde. Maar.... was het niet doenlijk om den voet op den aardbol
te kunnen zetten, zoo rees de vraag: of men aan zijne bewoners de
wederwaardigheden kon laten weten, die den voorzitter en den secretaris
van Weldon-Institute getroffen hadden sedert hunne verdwijning, zoo
ook wie hen ontvoerd had en aan boord van welke vliegende machine
zij gevangen gehouden werden, om daardoor wellicht eene stoutmoedige
poging hunner vrienden uit te lokken, ten einde hen uit de handen
van dien Robur te bevrijden? Maar, groote God! op welke wijze moest
die poging ten uitvoer gelegd worden?

Gemeenschap aanknoopen? Maar hoe en door welk middel?

Zou het voldoende zijn de in nood verkeerende zeelieden na te volgen,
die een brief, waarin de plek der schipbreuk bekend gesteld is,
in eene flesch sluiten en die in zee werpen?

Maar hier was de atmospheer de zee. Daarop zou die flesch
niet drijven. Slagen was hier niet denkbaar, tenzij de flesch
op een voorbijganger viel, op gevaar af hem de hersenpan te
verbrijzelen. Neen, zoo'n flesch zou waarschijnlijk niet gevonden
worden.

En toch hadden de beide gevangenen slechts dit middel ter hunner
beschikking, en zij waren op het punt daartoe eene flesch uit
den scheepsvoorraad te bezigen, toen Uncle Prudent een anderen
inval had. Hij snuifde, zooals men weet. En hoewel dat geene fraaie
gewoonte is, zoo kan hem die toch als Amerikaan, die zich aan erger
kon schuldig maken, vergeven worden. In zijne hoedanigheid van snuiver
bezat hij natuurlijk eene snuifdoos,--die op dit oogenblik ledig
was. Die snuifdoos was van aluminium vervaardigd. Wanneer die naar
beneden geworpen was en zij werd door een eerlijk man gevonden, dan
zou hij haar oprapen en haar naar een politie-bureau brengen. Daar zou
men van den daarin besloten brief kennis nemen, die bestemd was om den
toestand der beide slachtoffers van Robur den Veroveraar te onthullen.

Dat werd ten uitvoer gebracht.

De brief was kort, maar deelde toch alles mede, en gaf het adres van
Weldon-Institute op, met het verzoek om hem daarheen te zenden.

Toen de voorzitter Uncle Prudent dat schrijven in de snuifdoos besloten
had, omwikkelde hij deze met een stevigen linnen lap, zoowel om haar
te beletten gedurende den val open te gaan, als om te voorkomen,
dat zij door den schok verbrijzeld zoude worden.

Er bleef thans niets meer over, dan op eene gunstige gelegenheid
te wachten.

En inderdaad, het moeielijkste van de onderneming was, om gedurende
die dolle vlucht over Europa, uit de roef te komen, over het dek te
kruipen, op gevaar af door den snijdenden luchtstroom medegevoerd te
worden. En dat alles moest in het geheim geschieden.

Van eene andere zijde moest gezorgd worden, dat die snuifdoos
niet in eenige zee, meer of ander water viel. In dat geval zou zij
onherroepelijk verloren gaan.

Toch bestond de mogelijkheid voor de twee gevangenen, om door dit
middel gemeenschap met de bewoonde wereld te verkrijgen. Dus het
moest beproefd worden.

Maar het was thans dag. Het was beter den nacht af te wachten, om
dan, hetzij eene vermindering van snelheid, hetzij eene kortstondige
halt te benuttigen, ten einde buiten de roef te kunnen komen. Dan
zou wellicht de verschansing ongemerkt bereikt kunnen worden, om de
kostbare snuifdoos boven eene stad--niet anders dan boven eene stad
te laten vallen.

Maar al waren alle die omstandigheden aanwezig geweest, dan nog zou
het voornemen, althans dien dag--niet uitvoerbaar geweest zijn.

Toen de _Albatros_ toch ter hoogte van den Gousta-berg het Noorweegsche
vasteland den rug of beter den achtersteven toegekeerd had, had
zij nagenoeg zuid gekoerst. Even buiten de kust gekomen, had zij
den lengtegraad van Parijs gevolgd. Het luchtvaartuig stevende dus
over de Noordzee langs hare geheele lengte-as, en veroorzaakte de
grootste verbazing aan boord van de duizenden vaartuigen, die de
kustvaart tusschen Engeland, Schotland, Noorwegen, Zweden, Rusland,
Duitschland, Denemarken, Nederland, België en Frankrijk uitoefenden.

Wanneer de snuifdoos niet op het dek zelf van een van die vaartuigen
viel, dan zou zij ongetwijfeld zinken.

Uncle Prudent en Phil Evans waren dus verplicht een gunstiger oogenblik
af te wachten. Daarenboven zou zich weldra eene voortreffelijke
gelegenheid voordoen.

Het was ongeveer tien uur in den avond, toen de Albatros de kusten
van Frankrijk ter hoogte van Duinkerken bereikte. De avond was vrij
somber. Gedurende een oogenblik kon men de electrische stralen van
den vuurtoren op Griz-nez zich zien kruisen met die van den vuurtoren
van Dover, welker beide lichttoestellen de geheele breedte van het
Pas-de-Calais verlichten.

Daarna stevende de _Albatros_ boven het Fransche grondgebied, terwijl
zij zich op eene hoogte van duizend meters boven de oppervlakte van
den grond hield.

Hare vaart was niet getemperd geworden. Het luchtschip snorde als een
bom boven de zoo talrijke steden, dorpen en gehuchten in die rijke
departementen van noordelijk Frankrijk. Steeds langs den meridiaan
van Parijs voortijlende, waren het nu Duinkerken, Doulens, Amiens,
Creil, Saint Denis, die als het ware daaronder voorbijschoten. Niets
deed de _Albatros_ van hare lijnrechte vaart afwijken. Het was
ongeveer middernacht toen zij boven de Licht-Stad kwam, een naam,
dien Parijs ten volle verdient, zelfs wanneer hare bewoners te bed
zijn of zijn moesten.

Welke gril bracht den ingenieur Robur er toe om boven die wereldstad
stil te houden? Wie zal dat ooit kunnen ontraadselen? Zooveel is
zeker, dat de _Albatros_ daalde, totdat zij de stad slechts op weinige
honderden voeten naderde.

Robur trad toen buiten zijne kajuit en de geheele bemanning kwam
toen op het dek en rondom de verschansing, zoowel om het heerlijke
panorama te genieten, als om weer eens kalme lucht in te ademen.

Uncle Prudent en Phil Evans wachtten zich wel om de gelegenheid, die
zich aanbood, te laten ontsnappen, zonder haar te benutten. Beiden
zochten, na hunne roef verlaten te hebben, een eenzaam plekje op,
om het meest gunstige oogenblik af te wachten. Vooral moesten zij
vermijden, dat zij gezien werden.

De _Albatros_, aan eene reusachtige tor gelijk, gleed zacht over
de groote stad. Zij doorliep de lijn der boulevards, welke toen zoo
prachtig verlicht waren met de electrische toestellen van Edison. Het
geraas der rijtuigen, die nog in de straten rondreden, steeg tot
bij het luchtschip op, alsook het gerol en geratel der treinen op de
talrijke spoorwegen, die zich als stralen naar Parijs richten.

Daarna kwam het gevaarte ter hoogte van de hoogste monumenten zweven,
alsof het tegen den kogel, die het Pantheon bekroont, of tegen het
kruis der Invaliden had willen stooten. Daarna fladderde het van
de twee minarets van het Trocadero tot aan den metalen toren op het
Champ de Mars, welks overgroote reflector de geheele hoofdstad met
electrisch licht overstroomde.

Die luchtwandeling, dat nachtelijk flaneeren duurde ongeveer een
uur. Het was als een rustpunt in den dampkring, alvorens de eindelooze
reis te hervatten.

En waarachtig, de ingenieur Robur wilde waarschijnlijk aan de
Parijzenaars het schouwspel van een hemellichaam verschaffen, dat niet
door hunne sterrenkundigen voorspeld was. De verlichtingstoestellen
der _Albatros_ werden in werking gebracht en twee schitterende
stralenbundels stortten zich uit over de pleinen, de squares,
de tuinen, de paleizen, over de zestigduizend huizen der stad en
verlichtten den gezichteinder van de eene kim tot de andere.

En de _Albatros_ was ditmaal gezien geworden,--maar niet alleen gezien,
ook gehoord; want Tom Turner had zijne trompet aan de lippen gebracht
en overstelpte de stad met eene schetterende fanfare.

Uncle Prudent boog zich in dat oogenblik over het boord der
verschansing heen, opende de hand en liet de snuifdoos vallen.

Bijna gelijktijdig steeg de _Albatros_ in het luchtruim op.

Maar haar vergezelde in dien Parijschen hemel een oorverdoovend hoerah
der menigte, die nog talrijk was op de boulevards.--Het was een hoerah
van verbazing, hetwelk den grilligen meteoor gold.

Plotseling werden de verlichtingstoestellen van de _Albatros_ buiten
werking gesteld. Het duister heerschte wederom rondom het luchtschip
evenals de vorige doodsche stilte. Toen werd weer vooruit gestevend
met eene snelheid van tweehonderd kilometers in het uur.

Dat was alles wat men van Frankrijks hoofdstad te zien kreeg. Inderdaad
niet veel.

Tegen vier uur in den ochtend had de _Albatros_ het geheele Fransche
grondgebied in schuine lijn overgestoken. Daarbij had zij, om geen
tijd te verliezen met het overstijgen der Pyreneeën of der Alpen,
koers over de Provence gezet tot bij de uiterste punt van Kaap Antibes.

Tegen negen uur stonden de San Pietrini verzameld op het terras van
de Sint-Pieterskerk te Rome en waren onthutst, toen zij het luchtschip
over de Eeuwige Stad zagen heenstevenen.

Twee uren later wiegelde het een oogenblik, terwijl het de baai
van Napels beheerschte, te midden der krullen van de rookwolken van
den Vesuvius.

Eindelijk na de Middellandsche zee in schuinen koers overgestevend
te zijn, werd de _Albatros_ door de kustwachters van de Goulet op de
Tunische kust geseind.

Na Amerika had het luchtschip Azië bezocht. Na Azië, Europa. Dat waren
meer dan dertigduizend kilometers, die door het bewonderenswaardige
luchtgevaarte in minder dan drie-en-twintig dagen afgelegd waren.

En nu, nu was het op het punt om de reis boven de bekende en onbekende
streken van het Afrikaansche vasteland te ondernemen.

Misschien verlangt de lezer te weten, wat er van de beruchte snuifdoos
geworden is, nadat ze door Uncle Prudent buiten boord geworpen was?

Die snuifdoos was in de Rivoli-straat vlak voor het huis, dat nummer
210 voert, neergekomen. Die straat was toen geheel verlaten. Den
volgenden morgen werd die doos door eene eerlijke straatveegster
opgeraapt, die haar naar de Prefektuur van Politie bracht.

Daar werd zij aanvankelijk als eene kleine helsche machine beschouwd,
met ontplofbare stoffen gevuld. Zij werd eerst uiterst voorzichtig
uit den linnen lap, die haar omwikkelde, ontrold, en toen met nog
meer voorzichtigheid geopend.

Ja, eene soort uitbarsting had plaats.... De Chef der algemeene
veiligheid, met die opening belast, had een vreeselijk niezen niet
kunnen weerhouden.

Maar, daarna werd de brief uit de snuifdoos te voorschijn gehaald en
tot algemeene verbazing las men het navolgende:


    "Uncle Prudent en Phil Evans, de voorzitter en de secretaris
    van Weldon-Institute te Philadelphia zijn geschaakt en ontvoerd
    door het luchtschip van den ingenieur Robur.

    Doet daarvan mededeeling aan de vrienden en bekenden!

    (w.g.) _Uncle Prudent_ en _Phil Evans_."


Thans was het onverklaarbaar luchtverschijnsel eindelijk aan de
bewoners der Beide Halfronden verklaard. Daardoor werd de rust en
de kalmte aan de geleerden der talrijke Sterrenwachten, die over de
geheele aarde verspreid zijn, weergegeven.



XII.

WAARIN DE INGENIEUR ROBUR TE WERK GAAT, ALSOF HIJ WIL MEDEDINGEN NAAR
DEN MONTHYON-PRIJS.


Op dit punt van de rondvliegreis der _Albatros_ gekomen, zal het
zeker wel geoorloofd zijn de navolgende vraagpunten te stellen:

Wie was die Robur toch, wiens naam alleen men tot nog toe vernam?

Bracht hij zijn leven in de boven luchtlagen door? Rustte zijn
luchtvaartuig nooit?

Bezat hij geen toevluchtsplaats in den een of anderen ontoegankelijken
Staat, alwaar hij aanleggen kon, al was het dan niet om uit te rusten,
dan toch om zijn mondvoorraad en andere benoodigdheden voor zijn
luchtschip te vernieuwen?

Het zou vreemd genoemd moeten worden, wanneer het niet zoo was. De
vliegende dieren, met den krachtigsten wiekslag bedeeld, hebben toch
ergens eene schuilplaats, hebben toch ergens een nest.

Maar, wat dacht de ingenieur Robur met zijne twee gevangenen te
doen, die wel is waar hinderlijk, maar toch voor hem slechts bijzaak
waren? Was hij van plan ze in zijne macht te houden en hen zoo tot
eene eeuwigdurende vliegreis te doemen?

Of wel zou hij hen, na ze over centraal-Afrika, over Zuid-Amerika,
over Australië, over den Indischen Oceaan, over den Atlantischen
Oceaan, over de Groote Stille Zuidzee rondgevoerd te hebben, om
hen ondanks hen zelven te overtuigen omtrent de mogelijkheid van
uitvoering der luchtvaart, de vrijheid weergeven en zich vergenoegen
met hen te zeggen:

"En nu, heeren, hoop ik, dat gij in de toekomst wat minder ongeloof
zult toonen met betrekking tot het 'zwaarder dan de lucht.' Gaat nu
in vrede en zondigt voortaan niet meer door eenvoudige ontkenning."

Het is ons vooralsnog onmogelijk op die vragen te antwoorden. Dat is
het geheim der toekomst. Wellicht zal dat eenmaal ontsluierd worden.

In ieder geval, al bestond dat nest, dat toevluchtsoord, die
ververschingsplaats, zoo beijverde Robur zich niet die op de noordkust
van Afrika te zoeken. Hij vergenoegde zich met het einde van dien dag
te besteden aan het overstevenen van het Regentschap Tunis, van Kaap
Bon of Raz Addar af tot Kaap Karthago, nu eens grillig fladderende,
dan weer nauwelijks zwevende. Een weinig later werd zuidwaarts gestuurd
en volgde de _Albatros_ het bewonderenswaardige dal der Medjerda,
waarbij zij het geelachtig water van die rivier, hetwelk te midden
van cactus- en laurierroos-struiken kronkelde, in het oog hield.

Overal deed zij honderden parkieten opvliegen, die op de
telegraafdraden rustten en daar de berichten schenen af te wachten,
om ze onder hare vleugelen mede te nemen.

Toen de nacht inviel, zweefde de _Albatros_ boven de grenzen van
Kroumerijë, en bevond zich toen nog een enkele Kroumir buiten,
dan bleef die voorzeker niet in gebreke om ter aarde te vallen, het
aangezicht in het stof te verbergen en Allah om bijstand te bidden
bij het verschijnen van dien reusachtigen adelaar.

Den volgenden morgen ontwaarde men Bone en de bevallige heuvels in de
omstreken van die stad gelegen. Daarna verscheen Philippeville, thans
reeds Klein Algiers genoemd, met hare nieuwe boogvormige kaden, hare
bewonderenswaardige wijngaarden, welker groene twijgen het geheele
landschap overdekken, hetwelk daardoor het uiterlijk verkrijgt,
alsof het uit de Bordeaux- of Bourgogne-streken geknipt ware.

Die tocht van vijfhonderd kilometers over Groot en Klein Kabylië
bereikte tegen het middaguur zijn eindpunt ter hoogte van de Kasbah
van Algiers.

Welk schouwspel toen voor de passagiers van het zwevende luchtvaartuig!

Die reede, welke zich tusschen Kaap Matifou en Pescadospunt opende;
die kuststrook, welke bezaaid was met paleizen, met marabouts en met
villa's; die grillige dalen, welke met wijnstokken als met mantels
bekleed waren; die Middellandsche zee, zoo blauw van water, waarop
de paketbooten stevenden en waarvan de grootsten, de Transatlantische
niet veel grooter dan eenvoudige stoombarkassen schenen!

Zoo bereikte men Oran, de schilderachtige, welker bewoners, die zich
in hunne tuinen verlaat mochten hebben, de _Albatros_ te midden van
een schitterenden sterrenhemel konden ontwaren.

Uncle Prudent en Phil Evans vroegen zich af, aan welke gril
de ingenieur Robur gehoorzaamde, toen hij hunne zwevende of
beter vliegende gevangenis zoo liet zweven boven het Algerijnsche
grondgebied, dat als eene voortzetting van Frankrijk aan de overzijde
van die zee, welke terecht den naam van Fransch meer draagt, kan
beschouwd worden. Wanneer het een gril was, dan was die gril twee
uren na zonsondergang waarschijnlijk bevredigd. Want toen richtte de
roerganger met eene enkele beweging van het stuurrad de _Albatros_
zuidwestwaarts, en den volgenden ochtend, toen het luchtschip het
Tell-gebergte overschreden had, zagen de passagiers de zon boven de
Sahara, die uitgestrekte zandwoestijn, opgaan.

Ziehier, welke koers den dag van den 8sten Juli genomen werd.

Vooreerst kreeg men uitzicht op Geryville, een klein gehucht,
hetwelk evenals Laghouat op de grenzen der woestijn gesticht werd,
tot vergemakkelijking der gemeenschap bij de latere verovering van
Kabylië. Daarna trok men den bergpas van Stillen door. Dit ging met
eenige moeielijkheid gepaard, daar de wind, die hevig doorstond,
tegen was. Vervolgens stevende men over de woestijn, nu eens langzaam
zwevende over de groene oasen of ksarren, dan weer voortijlende met
een stoute vaart, die de gypaëten in hunne vlucht voorbij-ijlde. Men
moest zelfs verscheidene malen vuur geven op die vreeselijke vogels,
die er niet voor terugdeinsden zich bij troepen van twaalf tot
vijftien stuks op het luchtschip te werpen, tot grooten schrik van
den armen Frycollin.

Maar, konden de gypaëten slechts met vervaarlijke kreten die
geweerschoten beantwoorden of met hunne scherpe bekken en gierenklauwen
dreigen, de menschelijke inboorlingen van het land, niet minder woest
dan het gedierte, grepen hunne geweren en spaarden hunne kogels niet,
vooral toen het luchtschip den Zoutberg voorbijkwam, welks groen en
violetachtig geraamte door zijn witten sneeuwmantel heenscheen.

Men beheerschte toen de Groote Sahara.

Daar kon men nog de overblijfselen van de bivouacs van Abd-el-Kader
bespeuren.

Daar is de streek steeds gevaarlijk voor den Europeeschen reiziger,
vooral wanneer hij verzeild raakt op het grondgebied van het
bondgenootschap der Beni-Mzal.

De _Albatros_ moest toen in hooger luchtlagen stijgen, om aan
een doorkomen van den simoun, dien gevaarlijken woestijnwind, te
ontsnappen. De stormvlaag joeg toch golven van roodachtig zand over
den bodem voort, zooals de vloed bij het doorstaan het schuim van
den Oceaan bij het naderen van ondiepe stranden opjaagt.

Later verschenen de treurige hoogvlakten van Chebka, alwaar zich
geheele velden van een zwartachtigen lavatrachiet tot aan het groene
en schoone dal van Ain-Massin uitstrekten.

Men kan zich moeielijk de verscheidenheid voorstellen dier streken,
die door den blik in haar geheel omvat werden.

Op de heuvelrijen, met groen geboomte en struiken bedekt, volgden
lange grijsachtige terreinplooien, die zich als een arabische burnou
uitstrekten en welker prachtige plooiwrongen den bodem tot een zeer
geaccidenteerd terrein maakten.

In de verte werden "oueds", die bergstroomen met hare woelige wateren
ontwaard, daarbij palmboombosschen, groepen hutten, geschaard op eene
heuvelverheffing, die zich daar, bij den horizon rondom hunne moskeeën
geschaard, voordeden als gebakjes, op den bodem rondom een tulband
uitgespreid. Zoo kreeg men gezicht op Metlifi, waar een godsdienstig
opperhoofd, de groote Marabout Sidi Chiek verblijf houdt.

Verscheiden honderd kilometers werden, voordat de nacht inviel, boven
een uitgestrekt grondgebied, hetwelk door groote duinen doorsneden
was, afgelegd.

Wanneer de _Albatros_ had willen aanleggen, dan had zij voorzeker het
anker geworpen in de laagvlakte der oase van Ouargla, welke in een
onmetelijk woud van palmboomen verscholen ligt. De stad vertoonde
zich zeer duidelijk met hare drie afzonderlijke kwartieren, met
het paleis van den Sultan, eene soort van versterkte Kasbah, met
hare huizen, opgetrokken in bouwsteenen, welke in de zonnewarmte
gebakken waren, en met hare artesische bronnen, die in den dalbodem
geboord waren, en waaruit het luchtschip zijn voorraad water had
kunnen vernieuwen. Maar de afgelegde reis was met zulk eene snelheid
volvoerd, dat het Hydaspes-water, in de vallei van Cachemir opgepompt,
nog zoo overvloedig in de waterketels van de _Albatros_ aanwezig was,
dat aan geen water-innemen daar te midden van de woestijnen van Afrika
gedacht werd.

Werd de _Albatros_ door de Arabieren, door de Mozabiten, door
de Touaregs, door de negers, die de oase van Ouargla bewonen,
bespeurd? Voorzeker, daar zij met honderden geweerschoten begroet werd,
welker kogels machteloos naar beneden vielen, zonder het gevaarte te
hebben kunnen bereiken.

Daarna viel de nacht in, die stille nacht in de woestijn, welks
geheimen door Felicien David zoo dichterlijk in welluidende klanken
als muziek vertolkt zijn.

Gedurende de volgende uren werd zuidwestwaarts gestuurd en sneed men
den weg naar El Golea, die in 1859 door den onverschrokken Franschman
Duveyrier verkend was.

De duisternis was zwart en dik. Men kon nog niets ontwaren van de
Transsaharasche spoorbaan, die volgens het project Duponchel ontworpen
is. Dat zal een lange ijzeren band zijn, die Algiers langs Laghouat
en Gardaia met Tombouctou in verbinding moet brengen en bestemd is,
om later aan de Bocht van Guinea aan te sluiten.

De _Albatros_ kwam nu in de equatoriaalstreken aan en overschreed
den Kreeftskeerkring.

Op een afstand van duizend kilometers van de noordelijke Saharagrens
bereikte zij den weg, alwaar de majoor Laing in 1846 den dood
gevonden heeft.

Zij sneed het pad, hetwelk door de karavanen van Marokko naar Soudan
gevolgd wordt, en zweefde over dat gedeelte der woestijn, hetwelk
door de Touaregs afgeschuimd wordt. De passagiers van het luchtschip
hoorden het "zandgezang", een soort van zacht en klagend gemurmel,
hetwelk aan den bodem schijnt te ontsnappen.

Een enkel voorval deed zich voor. Eene wolk van sprinkhanen steeg
uit de vlakte in de ruimte op, en er viel eene zoodanige menigte van
aan boord van het luchtvaartuig, dat het gevaar liep om "te gronde
te gaan". Maar men haastte zich, dat overwicht over boord te werpen,
behalve een paar honderdtallen, die door François Tapage uitgezocht en
verzameld werden. Hij bereidde ze op zoo smakelijke wijze, dat toen
Frycollin ze proefde, deze zijne gewone angsten voor een oogenblik
vergat.

"Drommels, die zijn even lekker als garnalen," zei de neger.

Men bevond zich toen op een afstand van achttien kilometers van de
oase Ovaryla, en naderde de noordergrens van het onmetelijke rijk,
dat Soudan genoemd wordt.

Tegen twee uur in den namiddag verscheen dan ook eene stad, die aan
de bocht, welke door een grooten stroom gevormd wordt, gelegen is.

Die stroom was de Niger.

Die stad was Tombouctou.

Tot heden was dat Afrikaansche Mekka slechts door reizigers,
afkomstig van het Oude Wereldrond, bezocht geworden. Daaronder telde
men mannen als: Bazouta, Khazan, Imbert, Mungo Park, Adam, Laing,
Caillé, Barth, Lenz, enz. enz. Maar dien dag voerde het grootste
toeval twee Amerikanen derwaarts, die alsnu bij hun terugkeer in hun
vaderland,--wanneer zij daar ooit wederkeerden,--over die stad _de
visu_, _de auditu_ en zelfs _de olfactu_ zouden kunnen getuigen.

_De visu_:--omdat hun blik kon waren over al de punten van den
driehoek, metende vijf of zes kilometers oppervlakte, die de stad
vormt.

_De auditu_:--omdat het dien dag groote marktdag was en er een
verschrikkelijk groot spektakel gemaakt werd.

_De olfactu_:--omdat de reukzenuw meer dan onaangenaam aangedaan
werd door de geuren, die opstegen van het plein Youboe-Kamo, alwaar
de vleeschhal zich dicht bij het paleis der oude koningen So-Maïs
verhief, en er van hygiënisch staatstoezicht geen sprake was.

Maar, al getuigde ook het meerendeel der zintuigen voor het aanwezen
der Afrikaansche hoofdstad, zoo meende toch de ingenieur Robur,
dat het zijn plicht was, om den voorzitter en den secretaris van
Weldon-Institute in kennis te stellen, dat zij het buitengewone
voorrecht genoten de Koningin van Soudan, die thans in de macht der
Touaregs van Taganet is, te aanschouwen.

"Tombouctou, heeren!" zei hij hen op denzelfden toon, als hij twaalf
dagen vroeger: "Indië, heeren", aangekondigd had.

Daarna vervolgde hij:

"Tombouctou ligt op den 18den graad noorderbreedte en op 5°56'
westerlengte van den meridiaan van Parijs. De stad wordt gerekend zich
op tweehonderd vijf en veertig meters boven den gemiddelden stand der
zeeoppervlakte te verheffen. Zij is niet zonder belangrijkheid, want
zij telt twaalf of dertien duizend inwoners en was vroeger beroemd
door de kunsten en wetenschappen, die er beoefend werden.--Misschien
gevoelt gij aanvechting om er te ontschepen en er eenige dagen door
te brengen?"

Een zoodanig voorstel kon niet anders dan spottenderwijze door den
ingenieur Robur gedaan zijn. En dat was ook zoo; want dadelijk daarop
hernam hij dan ook:

"Maar, volgens mij, zou het voor vreemdelingen uiterst gevaarlijk zijn,
te midden van die Negers, die Berberen, die Foullanen, die Touaregs,
enz. enz. die de landstreek bewonen, te verschijnen. En ik voeg er
bij, dat het des te gevaarlijker zou zijn, nu wij met een luchtschip
in hunne oase zouden nederdalen. Dat zou hun wantrouwen voorzeker in
groote mate opwekken."

"Mijnheer Robur," antwoordde de secretaris Phil Evans op bitsen toon,
"om het genoegen te smaken u te kunnen verlaten, zouden wij het er wel
op willen wagen, door die inboorlingen minder welwillend te worden
onthaald. Wanneer wij tusschen twee gevangenissen te kiezen hadden,
dan zou onze keuze gauw uitgesproken zijn: Liever Tombouctou dan
de _Albatros_!"

"Dat hangt van den smaak af," hernam de ingenieur. "Ik zal in ieder
geval mij wel wachten de proef te nemen, want ik ben verantwoordelijk
voor de veiligheid der gasten, die mij de eer aandoen met mij te
reizen..."

"Dus, ingenieur Robur," zei de voorzitter Uncle Prudent, die van
verontwaardiging trilde en zich niet meer bedwingen kon, "dus gij
vergenoegt u niet met de rol van gevangenbewaarder, die gij zoo
waardig vervult. Bij de misdaad, op onze personen gepleegd, voegt
gij ook nog het beleedigen uwer slachtoffers?..."

"O, mijnheer Prudent, beleedigen!... Welk een woord!... hoogstens
ietwat bespotten."

"Bij den hemel, mijnheer! Pas op!"

"Ik antwoord u zoo kalm mogelijk."

"Zijn er dan geen wapens aan boord?"

"O, wat dat betreft, een geheel arsenaal. De _Albatros_ is goed
voorzien."

"Twee revolvers zouden voldoende zijn!"

"Twee revolvers?... Voldoende... voor wat?"

"Als ik de eene in de hand had en gij de andere, dan..."

"Oh, oh! een duel!" riep Robur uit.

"Ja, zeker, een duel!" krijschte Uncle Prudent meer dan hij sprak.

"Een duel, dat een van ons beiden het leven zou kunnen kosten?"...

"Neen, niet zou kunnen, maar zeer zeker zou kosten!" bulderde Uncle
Prudent in den hoogsten graad van verwoedheid.

"Welnu, geachte voorzitter van Weldon-Institute, dat weiger ik."

"Gij weigert?..."

"Ja, ik weiger!"

"Gij weigert te duelleeren?..."

"Zeker, ik geef er natuurlijk de voorkeur aan, om u levend bij mij
te houden!"

"En zelf geen gevaar te loopen, niet waar? Dat is voorzichtig en
uiterst verstandig!"

"Of ik verstandig of niet handel, zijn uwe zaken niet. Hier aan
boord handel ik, zooals ik dat goedvind. Het staat aan u om er over
te denken zooals gij verkiest..."

"Ja, dat geeft ons wat?"

"En, als u dat niet bevalt, dient dan uwe klachten in..."

"Onze klachten?"

"Ja, als gij kunt!"

"Als wij kunnen?... Wel, dat is reeds geschied."

"Waarlijk?"

"Ja, waarlijk. Was het dan toch zoo moeielijk, een brief te laten
vallen, terwijl wij boven het bewoonde gedeelte van Europa stevenden?"

"Hebt gij dat gedaan?" riep Robur, die zich door een onweerstaanbare
opwelling van toorn liet vervoeren.

"En als wij dat gedaan hadden?"

"Als gij dat gedaan hadt, dan zoudt gij verdienen..."

"Wat dan, heer ingenieur?"

"Dat gij uwen brief over boord nagezonden wordt!"

"Welnu, werp ons dan over boord; want..."

"Want?..."

"Want wij hebben het gedaan!" riep Uncle Prudent uit.

Robur trad met gebalde vuisten op de beide Amerikanen toe.

Op een enkel zijner gebaren was Tom Turner aan het hoofd van eenigen
der bemanning toegeschoten. Waarachtig, de ingenieur voelde eene
machtige aanvechting bij zich opkomen om zijne bedreiging ten uitvoer
te leggen, en... ongetwijfeld was hij bevreesd om aan die opwelling
gehoor te geven; want... hij keerde zich eensklaps om en verdween
met rassche schreden in zijne roef.

"Mooi!" zei Phil Evans kortaf.

"Ja, hij is bang," antwoordde de voorzitter Uncle Prudent; "maar bij
den hemel! wat hij niet heeft gedurfd, zal ik durven. Ja! waarachtig,
ik zal het doen!"

De bevolking van Tombouctou verzamelde zich in dat oogenblik
op de pleinen, in de straten, op de terrassen der woningen, die
amphitheatersgewijs gebouwd waren. In de voornaamste en rijkste
kwartieren van Sankore en Sarahama, zoowel als in de conisch-vormige
hutten van het kwartier Raguidi, gilden de priesters van boven
de omgangen der minarets hunne heftigste vervloekingen uit jegens
dat luchtmonster, hetwelk daar aan de hemeltransen verscheen. Die
vervloekingen waren trouwens onschuldig genoeg en minder gevaarlijk
dan geweerkogels.

Tot in de havenplaats Kahara, welke in eene kromming van den
Niger gelegen is, was alles in rep en roer. Waarachtig, als hier
de _Albatros_ geland ware, dan zou zij uit elkander gescheurd,
dan zou zij vernietigd zijn geworden. Maar het luchtschip stevende
voort, en gedurende ettelijke kilometers begeleidden haar geheele
troepen ooievaars, francolynen en ibissen, allen steltvogels, die
met het vaartuig in spoed poogden te wedijveren. Maar de snelheid
van de _Albatros_ was zoo groot, dat zij de luchtbewoners spoedig op
aanmerkelijken afstand achtergelaten had.

Tegen het vallen van den avond steeg een machtig geloei op van
geheele kudden olifanten en buffels, die in deze landstreek, welker
vruchtbaarheid bewonderenswaardig is, tehuis zijn.

Gedurende de volgende vier en twintig uren ontrolde zich voor den blik
van de opvarenden van de _Albatros_, die geheele landstreek, welke
tusschen den Parijzer meridiaan en den tweeden graad westerlengte ligt,
in de bocht, welke de Niger daar vormt.

Waarlijk, wanneer de een of andere aardrijkskundige zoo'n
luchtvaartuig ter zijner beschikking had, met welk gemak zou hij
de topografische opname van dat land niet kunnen verrichten! Met
welk eene nauwkeurigheid zou hij de terreinverheffingen kunnen in
kaart brengen, den loop der stroomen en van hunne schatplichtige
nevenrivieren kunnen aangeven, de juiste ligging der steden en dorpen
kunnen vaststellen! Dan zou men niet meer van die ledige plekken op
de kaarten van midden-Afrika aantreffen; dan zou men niet meer van
die plekken met bleeke kleuren of door gestippelde lijnen aangegeven
ontwaren; niet meer van die onzekere aanduidingen, welke den kartograaf
wanhopig maken!

De _Albatros_ passeerde in den ochtend van den 11den de bergen van
Noordelijk Guinea. Deze landstreek is gelegen tusschen Soudan en de
golf, die naar haar de Bocht van Guinea genoemd wordt.

Bij den gezichteinder bemerkte men de scherpe omtrekken van het
Kong-gebergte, die in het Koninkrijk Dahomey gelegen zijn.

Uncle Prudent en Phil Evans hadden zich kunnen overtuigen, dat de
richting van de _Albatros_ sedert het vertrek van Tombouctou zuiver
zuid geweest was. Daaruit hadden zij de gevolgtrekking gemaakt,
dat, wanneer de koers niet gewijzigd werd, zij zes graden verder,
de Evenachtslijn zouden bereiken.

Waar zou de _Albatros_ thans weer het vasteland gaan verlaten,
om nu niet eene Behringstraat, eene Kaspische zee, eene Noordzee,
of eene Middellandsche zee over te steken, maar om zich ditmaal over
den Atlantischen Oceaan, een der groote wereldzeeën te gaan wagen?

Dat vooruitzicht was niet bemoedigend voor de beide gevangenen;
want de kansen om te ontvluchten zouden dan hopeloos, ja geheel en
al nul worden.

De _Albatros_ stevende zeer langzaam vooruit. Het was, alsof het
vaartuig aarzelde het Afrikaansche werelddeel te verlaten.

Zou de ingenieur Robur er aan denken, om op zijne schreden terug
te keeren?

Neen, dat niet! Maar zijn geheele aandacht was op het land gevestigd,
hetwelk hij op dit oogenblik overzweefde.

De lezer weet,--en onze Robur wist het ook,--dat het koninkrijk Dahomey
een der machtigste staten is op de Westkust van Afrika. Hoewel het
machtig genoeg was om met zijn buurman het koninkrijk der Ashantis te
kunnen beoorlogen, zijn zijne grenzen toch vrij beperkt, daar zijne
uitgestrektheid van Noord naar Zuid slechts honderd twintig uren gaans
bedraagt en zijne breedte van Oost naar West slechts zestig. Maar zijne
bevolking wordt op achtmaal honderdduizend zielen berekend, sedert
de onafhankelijke Staten van Ardrah en Wijdah er bij ingelijfd werden.

Maar, al is het koninkrijk Dahomey niet groot, toch heeft het dikwijls
van zich doen spreken.

Het is berucht door de verschrikkelijke wreedheden, welke zijne
jaarlijksche festiviteiten kenmerken, door zijne menschenoffers,
door zijne vreeselijke hekatomben, die bestemd zijn om ter eere van
den beheerscher, die op den troon komt, te vallen.

Het is zelfs een beleefdheidsvorm van den koning van Dahomey, dat
wanneer hij bezoek van eenig hoog personage of van een vreemden
ambassadeur ontvangt, dezen met de verrassing van een geschenk
van een dozijn menschenhoofden, ter zijner eere versch afgehouwen,
te verwelkomen.

En die eer geldt voor des te grooter, wanneer het de Minister van
Justitie, de "mingham" zelf is, die de onthoofding verricht heeft,
en die bij dat baantje van beul dan ook zeer handig te werk gaat.

Toen nu de _Albatros_ op het punt stond de grenzen van het koninkrijk
Dahomey te overzweven, was de souverein Bahadon juist gestorven en de
geheele bevolking was bij elkander gekomen, om tot de verkiezing van
een opvolger over te gaan. Vandaar dat er eene zeer groote beweging
in het land waar te nemen was, eene beweging, die Robur niet ontgaan
kon en hem ook niet ontgaan was.

Inderdaad, geheele gelederen van Dahomeysche landlieden richtten hunne
schreden naar Abomey, de hoofdplaats des lands. Goed onderhouden wegen,
die tusschen uitgestrekte vlakten, met reuzengras overdekt, tusschen
onmetelijke maniokvelden, prachtvolle bosschen van palmboomen, van
kokosboomen, van betelboomen, van mimosa's, van oranjeboomen, van
mangaboomen, enz. enz. kronkelden; ziedaar het land, dat zich voor
den opgetogen blik van de opvarenden van het luchtschip ontwikkelde,
en waaruit de welriekende geuren der keerkringsgewassen tot bij die
bewonderaars opstegen, terwijl zij parkieten en kardinaalvogeltjes
in zwermen van duizenden, in het dichte loof van die wouden konden
zien rondvliegen en ronddartelen.

De ingenieur Robur lag over de verschansing gebogen en scheen in zijne
overpeinzingen verzonken te zijn. Hij wisselde slechts van tijd tot
tijd eenige woorden met zijn eersten officier, zijne rechterhand,
Tom Turner.

Het scheen daarenboven niet dat de _Albatros_ de eer genoot de
aandacht van die saamgepakte menigte op te wekken. Dat was daaraan
toe te schrijven, eensdeels dat die inboorlingen soms geheel onder
het ondoordringbaar loofdak verscholen waren, anderdeels omdat het
luchtschip op eene vrij aanzienlijke hoogte zweefde, waar het zich
te midden van een licht wolkendak bewoog.

Maar tegen elf uur in den voormiddag, verscheen de hoofdplaats met
haren gordel van walmuren, die door een aaneengeschakeld stelsel van
voorgelegen grachten, welke een omtrek van twaalf mijlen omgaven,
verdedigd werden. De waarnemers konden breede straten opmerken, die
regelmatig aangelegd waren, waartoe zich de effen grond uitstekend
geleend had. Aan de noordzij der stad was het paleis des konings
gelegen.

Het uitgestrekte geheel van dat paleis met zijne bijgebouwen wordt
beheerscht door een terras, in welks nabijheid de hut der offeranden
gelegen is.

Van de hoogte van dit terras worden gedurende de dagen der
festiviteiten gevangenen, die in teenen manden gebonden zijn, aan
het volk toegeworpen. Moeielijk is het, zich een begrip te maken van
de wreedheid en de verwoedheid, waarmede deze rampzaligen in stukken
gescheurd worden.

Op een gedeelte der pleinen, die de onderdeelen van het paleis des
souvereins van elkander afscheiden, zijn vierduizend strijdhaftige
vrouwen gehuisvest, die een der afdeelingen en waarlijk niet de minst
moedige van het koninklijk leger uitmaken.

Al kan ook betwist worden, dat er Amazonen langs de rivier van
dien naam in Zuid-Amerika aangetroffen worden, in Dahomey bestaat
daaromtrent niet de minste twijfel. De eenen dragen een blauw hemd met
een blauwen of rooden sjerp, eene witte met blauw gestreepte pantalon,
met eene patroontasch aan den buikgordel vastgehecht; de anderen als
olifant-jageressen, zijn gewapend met een dolkmes met korte kling,
en hebben het voorhoofd versierd met twee antilopen-hoorns, die
met een ijzeren band om het hoofd vastgemaakt zijn. Weer anderen,
die als artilleristen dienst doen, zijn gekleed met een wapenrok,
die half blauw en halfrood is, en hebben tot verdedigingswapen
een tromblongeweer, welks trechtervormige loop van gegoten ijzer
vervaardigd is. Eindelijk nog het bataillon der maagden, met hare
blauwe wapenrokken en hare witte pantalons; dit zijn ware vestalen,
kuisch en rein als Diana, en evenals deze godin gewapend met boog
en pijlen.

Wanneer nu de lezer in gedachte bij deze afdeeling Amazonen eene
andere afdeeling van vijf of zes duizend mannen in korte pantalons,
met hemden van katoen en eene soort sjerp om het middel gebonden, zal
gerekend hebben, dan zal hij zich een denkbeeld van het Dahomeysche
leger kunnen vormen.

De stad Abomey was dien dag geheel en al verlaten.

De souverein, het koninklijk gezin en bedienden-personeel, het
vrouwelijk en mannelijk leger, daarenboven de geheele bevolking hadden
de woonplaats verlaten, om zich naar eene opene plek te begeven, die
op eenige mijlen afstand te midden van prachtige bosschen gelegen was.

Op die vlakte moest de erkenning en de huldiging van den nieuwen
koning geschieden.

Daar zouden ettelijke duizenden krijgsgevangenen, bij de laatste
strooptochten buit gemaakt, ter eere van dien jongen vorst opgeofferd
worden.

Het was ongeveer twee uur in den namiddag, toen de _Albatros_ boven
die vlakte aankwam en te midden van eenige dampen, die haar voor het
oog der Dahomeyers verborg, begon te dalen.

Minstens waren daar zestigduizend menschelijke wezens bij elkander,
die van alle kanten van het rijk, van Widah, van Kerapaij, van Adrah,
van Tombory en zelfs van de verst verwijderde dorpen gekomen waren.

De nieuwe koning--een stevige kerel, Bon Nadi genaamd, en vijf en
twintig jaren oud,--was gezeten op eene hoogte, die door wijdvertakte
boomen overvloedig beschaduwd was. Vóór hem was zijne nieuwe
hofhouding verzameld, alsook zijn mannelijk leger, zijne amazonen en
het geheele volk.

Aan den voet van de hoogte speelden een vijftigtal muzikanten op
hunne barbaarsche instrumenten. Dat waren uitgeholde olifantstanden,
die een vreemden en ruwen toon bezaten; dat waren trommen vervaardigd
van uitgeholde boomstammen, van botervaatjes, van kalebassen, die
met bokkenvellen overspannen waren; dat waren guitaren van holle
houtblokken, die van een paar snaren voorzien waren; dat waren klokjes,
die met een ijzeren tongstuk bespeeld werden; dat waren bamboe fluiten,
welker scherpe toon boven alles uitklonk. En daartusschen werden ieder
oogenblik geweer- en donderbusschoten vernomen, ook losbrandingen van
kanonnen, die hunne gebrekkige affuiten deden opspringen, waardoor voor
het vrouwelijke bedienings-personeel van die artillerie veel gevaar
geboren werd om verpletterd te worden. Dat alles veroorzaakte zulk
een spektakel, dat het voorzeker den hevigsten donder had overstemd
en in het niet doen zinken.

In een hoek van de vlakte lagen de gevangenen, bewaakt door eene sterke
gewapende wacht soldaten. Dat waren de rampzaligen, wier lot het was
den overleden koning in het leven hiernamaals te vergezellen. Die vorst
mocht toch na den dood geen zijner koninklijke prerogatieven missen.

Bij de begrafenisplechtigheden van Ghozo, vader van Bahadon, had deze
hem als goede zoon eene lijfwacht van drieduizend man medegegeven. Bon
Nadi kon niet minder voor zijn voorganger doen.

Waren er niet talrijke boodschaploopers noodig om niet alleen de
Geesten, maar al de bewoners van het hemelrijk uit te noodigen,
ten einde aan den stoet van den vergoodden monarch deel te nemen?

Een vol uur werd er besteed om redevoeringen, toespraken en palabers
te houden, die afgewisseld werden door dansen, ten uitvoer gebracht
niet alleen door in het vak doorkneedde bayadèren, maar ook door
de amazonen, die daarbij eene zeer oorlogszuchtige bevalligheid ten
toon spreidden.

Maar het oogenblik der hekatombe naderde eindelijk.

Robur, die de bloedige gebruiken van Dahomey kende, verloor de
rampzalige gevangenen, die uit mannen, vrouwen en kinderen bestonden,
en tot die slachting bestemd waren, niet uit het oog.

De "mingham" stond aan den voet van de hoogte gereed. Hij zwaaide met
zijn sabel, een waar beulswapen met kromme kling, voorzien van een
metalen bol aan de punt, in den vorm van een vogel, waardoor eene soort
van topzwaarte verkregen werd, die den slag onfeilbaar moest maken.

Maar de mingham was ditmaal niet alleen. Hij zou het werk onmogelijk
afkunnen.

Bij hem stonden dan ook een honderdtal helpers, die als beulsknechten
eene zekere mate van behendigheid in het afslaan van hoofden in één
slag verkregen hadden.

De _Albatros_ naderde intusschen in schuine richting en langzamerhand,
door de omwentelingen zijner opstuwende en voortstuwende schroeven
te matigen. Weldra trad het luchtgevaarte uit de wolkenlaag, die het
tot op honderd meters afstand van de aard-oppervlakte omsluierde,
te voorschijn, en verscheen plotseling voor het eerst.

In tegenstelling van hetgeen bij zoo'n gelegenheid gewoonlijk gebeurde,
verbeeldden die wreedaardige inboorlingen zich een hemelsch wezen te
zien nederdalen met het bijzondere doel, om hulde aan hunnen overleden
koning Bahadon te komen bewijzen.

Toen barstte er eene onbeschrijfelijke geestdrift los. Het vaartuig
werd onophoudelijk aangeroepen, en gebeden werden gericht tot dat
bovennatuurlijke luchtpaard, een waar hippogrief, hetwelk voorzeker
het lijk van den overleden souverein kwam opnemen, om het naar boven
in den Dahomeyschen hemel over te brengen.

In dit oogenblik flikkerde het zwaard van den mingham en vloog het
eerste hoofd van een armen gevangene van den romp. Toen werden andere
krijgsgevangenen bij honderdtallen tot hunne afgrijselijke beulen
voorgebracht.

Plotseling knalde een geweerschot van de _Albatros_.

De minister van justitie viel dood en met het aangezicht ter aarde
neer.

"Goed gemikt, Tom!" zei Robur goedkeurend.

"Ba!.... zoo in den dichten hoop! Dan is raken geen kunst," zei de
eerste officier.

De overige bemanning stond ook met geweren gewapend, gereed om op
het eerste sein van den ingenieur vuur te geven.

Maar in de meening van die verzamelde menigte was eene wijziging
gekomen. Zij had het thans beter begrepen. Dat gevleugeld monster
was geen goedgunstige Geest, maar dat was een geest met vijandige
bedoelingen jegens dat goede volk van Dahomey bezield. Toen de mingham
dan ook dood ter aarde viel, steeg een vreeselijk wraakgeschreeuw
allerwege op, en een hevig geweervuur knetterde weldra over de vlakte.

Die bedreigingen en dat schieten verhinderden de _Albatros_ niet,
om stoutmoedig tot op honderd vijftig voeten van den grond te naderen.

De voorzitter Uncle Prudent en zijn secretaris konden in weerwil van
hunne vijandelijke gezindheid jegens Robur, niet anders doen dan den
ingenieur bij zijn menschlievend streven ter zijde staan.

"Ja, laten wij de gevangenen bevrijden!" riep Uncle Prudent uit.

"Juist, laten wij de gevangenen bevrijden!" juichte Phil Evans.

"Dat is mijn plan!" antwoordde de ingenieur.

En de repeteergeweren van de _Albatros_, aan de beide Amerikanen
in handen gegeven, knetterden even lustig als die der overige
bemanning. Het was een ratelend geweervuur, dat iemand hooren en
zien zou kunnen doen vergaan. Geen enkele kogel ging in die dicht
opeengepakte menschenmassa verloren.

En zelfs het kleine kanonstuk aan boord werd onder een zeer scherpen
hoek gericht en zond ter gewilder tijd eenige kartetsbussen in die
dichte groep, die wonderen verrichtten.

De krijgsgevangenen, zonder evenwel eenig begrip te hebben van die
hulp welke van boven kwam, verbraken dadelijk hunne banden, terwijl
de soldaten, die hen bewaakten, geweerschoten met de bemanning van
het luchtschip wisselden.

De schade, die aan boord teweeggebracht werd, was uiterst gering. Een
der wieken van de voorschroef werd door een schot doorboord; andere
kogels troffen den romp.

Zelfs Frycollin, die zich bij het eerste schot in zijne hut verstopt
had, werd bijna getroffen door een projectiel, dat de omwanding der
roef doorboord had.

"O, zij willen er van proeven," riep Tom Turner uit. "Welnu, zij
zullen er van lusten!"

En meteen liet hij zich naar beneden, naar de kruitkamer glijden en
kwam weldra terug met een dozijn dynamietpatronen, die hij aan de
manschappen aan boord uitdeelde. Op een teeken van Robur werden deze
patronen boven den heuvel naar beneden geworpen, alwaar zij door den
schok op den grond ontploften.

Toen vlood alles, ten prooi aan den hevigsten schrik en de grootste
ontsteltenis. Koning, hofhouding, leger, amazonen, volk, alles, alles
stoof heen, alsof hen de duivel op de hielen zat. Maar, eerlijk bekend,
zoo'n bovennatuurlijke tusschenkomst gaf er wel reden toe!

Allen hadden eene toevlucht onder de boomen gezocht, terwijl de
krijgsgevangenen de vlucht namen, zonder dat iemand er aan dacht,
hen te vervolgen.

Zoo werden de festiviteiten gestoord, die ter eere van den nieuwen
koning van Dahomey hadden moeten plaats hebben. Het was een ruwe
stoornis, die evenwel hare goede zijde had.

Uncle Prudent en Phil Evans moesten erkennen, dat het luchtschip,
waarop zij zich bevonden, een machtig toestel was en dat het in staat
was belangrijke diensten aan de menschheid te bewijzen.

Eindelijk steeg de _Albatros_ weer tot hare gewone hoogte op, stevende
in volle vaart over Wydah heen en had weldra die woeste kust, welke
door de zuidwesten winden met eene ontoegankelijke branding omgeven
wordt, uit het oog verloren.

Het luchtschip zweefde boven den Atlantischen Oceaan.



XIII.

WAARIN UNCLE PRUDENT EN PHIL EVANS EEN GEHEELEN OCEAAN OVERSTEKEN,
ZONDER ZEEZIEK TE WORDEN.


Ja, de Atlantische Oceaan!

De vrees van de beide Amerikaansche gevangenen was bewaarheid.

Het scheen evenwel, dat Robur niet de minste ongerustheid koesterde
om zich boven dien uitgestrekten oceaan te wagen. Zoo iets kon zijn
geest en ook dien van zijne manschappen niet verontrusten; zij moesten
immers aan dergelijke tochten gewoon zijn. Allen waren reeds bij het
intreden van den nacht naar hunne hutten gegaan. Geen nachtmerrie
zou hunnen slaap verstoren.

Waar stevende de _Albatros_ heen?

Zou zij, zooals de ingenieur Robur gezegd had, meer dan de reis rondom
de wereld afleggen?

In ieder geval zou die reis toch ergens moeten eindigen. Het was
bepaald onaanneembaar, dat Robur zijn leven in de lucht aan boord van
zijn luchtschip zou doorbrengen en dat hij nimmer aan wal zou komen.

Hoe zou hij zijn voorraad levensmiddelen aanvullen? En zijne
munitie? Zonder nog te spreken van de noodige grondstoffen tot
het inwerkingbrengen van de machines? Hij moet toch ergens een
toevluchtsoord, eene havenplaats als men wil, in een onbekend en
onbezocht oord van den aardbol hebben, waar de _Albatros_ zich van
het noodige kon voorzien.

Dat de ingenieur Robur iedere gemeenschap met de bewoners der aarde
afgebroken had, was mogelijk; maar dat hij geene gemeenschap met de
oppervlakte der aarde hield, was onmogelijk!

Wanneer echter die redeneering juist was, waar lag dan dat punt? Hoe
was de ingenieur er toe gekomen om het te kiezen? Werd hij daar door
eene kleine kolonie, welker opperhoofd hij was, verwacht?

Kon hij daar een nieuw personeel voor zijn luchtschip aanwerven?

En vooreerst, waarom hadden die lieden, welke van zoo verschillenden
landaard waren, hunne toekomst aan zijn gesternte toevertrouwd?

Dan, eene andere gedachte: over welke middelen beschikte de ingenieur,
om een zoo kostbaar gevaarte, waarvan de samenstelling zoo geheim was
gehouden, te hebben kunnen vervaardigen? Het is waar, het onderhoud
scheen niet duur te zijn. Men leefde aan boord in een soort van
gezellige gemeenzaamheid, een waar familieleven. Die lieden waren
blijkbaar gelukkig en staken dat niet onder stoelen of banken.

Maar, wie was dan toch eindelijk die Robur? Vanwaar kwam hij? Hoe
was het met zijn verleden gesteld? Dat waren allemaal raadselen, die
onmogelijk op te lossen waren; wanneer namelijk de betrokken persoon,
die er het voorwerp van was, niet goedvond een tipje van het geheim
op te tillen en zoo aanleiding tot ontdekking te geven. Maar zou hij
dat doen? Voor onze gevangenen was dat zeer twijfelachtig.

Niemand zal zich dus verwonderen, dat in de gegeven omstandigheden,
die van onoplosbare vraagstukken aan elkander hingen, onze beide
gedwongen reizigers in zeer opgewonden toestand verkeerden. Zoo in
het onbekende voortgevoerd te worden, geen blik in de uitkomst van
zulk een avontuur te kunnen werpen, er zelfs aan te moeten twijfelen
of het ooit een einde zoude nemen, veroordeeld te zijn tot eene
eeuwigdurende vliegvaart, waren dat allen te zamen geen redenen te
over om den voorzitter en den secretaris van Weldon-Institute tot
een verschrikkelijk uiterste te drijven?

De _Albatros_ stevende intusschen sedert dien avond van den 11den
Juli boven den Atlantischen Oceaan.

Toen de zon den volgenden morgen opging, steeg zij boven die
cirkelvormige lijn, welke op zee, daar waar het uitspansel en
de watervlakte elkander schijnen te raken, eene onberispelijke
kim vormt. Geen spoor van land was te bespeuren, en toch was
de gezichtskring, die zich rondom het luchtvaartuig uitspreidde,
onmetelijk groot. De Afrikaansche kusten waren aan den noordelijken
gezichteinder verdwenen.

Toen de neger Frycollin zich buiten zijne hut waagde en hij dien
onmetelijken oceaan onder zich zag, greep hem de angst weer bliksemsnel
aan. _Onder zich_, is niet de juiste uitdrukking, beter is: _rondom
zich_; want voor een waarnemer, die zich in de hooge luchtlagen
bevindt, omringt hem de afgrond overal en schijnt de gezichteinder,
die tot zijn waterpas opgestegen is, achterwaarts te wijken, zonder
dat het mogelijk is de grenzen daarvan ooit te berekenen. Frycollin
kon zich natuurlijk dat verschijnsel niet op wetenschappelijke
gronden verklaren; maar het maakte een geweldigen indruk op hem,
en was voldoende om dat "_horror vacui_," dat afgrijzen van het
ledige, hetwelk zich bij sommige naturen en zelfs bij zeer moedigen
openbaart, bij hem op te wekken. Maar de neger achtte het uit een
soort voorzichtigheidsgevoel toch minder raadzaam jammerklachten te
laten vernemen. De tobbe, waarin hij boven de Kaspische zee gebengeld
had, was hem nog niet uit het geheugen. En, zoo iets moest hem eens
boven dien grooten oceaan overkomen! Het was om het te besterven! Met
gesloten oogen en met vooruitgestoken tastende handen sloop hij naar
zijne hut, waarin hij het vooruitzicht had, lang te kunnen verwijlen.

Inderdaad, van de driehonderd vier en zeventig millioen, zeven en
vijftig duizend negen honderd en twaalf vierkante kilometers, welke
door de zeeën ingenomen worden op den aardbol, neemt de Atlantische
Oceaan ruim een vierde gedeelte in [2]. En het bleek volstrekt niet,
dat Robur gehaast was. Integendeel, want hij had geene bevelen
verstrekt om het luchtschip met volle vaart te laten stevenen. Het
was boemelen in den volsten zin des woords, zoo als de reis vervolgd
werd. Daarenboven, de _Albatros_ zou dezelfde snelheid als die,
waarmede zij over Europa gevlogen was, namelijk van tweehonderd
kilometer in het uur, niet hebben kunnen verkrijgen. In deze streken,
waar de zuid-westenwinden heerschen, had zij den wind tegen, en hoewel
die wind nog zwak was, had hij toch vat op het groote vaartuig.

In die intertropische luchtstreek, hebben de jongste verrichtingen van
de weerkundigen, gesteund op een groot aantal waarnemingen, aangetoond,
dat de passaatwinden eene groote baan van afwijking vertoonen, hetzij
naar de Sahara, hetzij naar de golf van Mexiko. Rekent men de streek
der windstilten niet mede, of beter uitgedrukt: buiten het gebied der
windstilten, komen zij òf van het westen en waaien naar Afrika toe,
òf wel van het oosten en waaien naar Amerika,--ten minste gedurende
het warme seizoen.

De _Albatros_ wendde dus geene pogingen aan, om tegen den ongunstigen
wind te kampen. Zij had dat kunnen doen; maar dan had zij hare
voortstuwende werktuigen met volle kracht moeten laten werken. Robur
vergenoegde zich een gematigde vaart te onderhouden, die evenwel toch
nog die der snelste transatlantische stoomers verre overtrof.

Den 13den Juli sneed het luchtschip de evenachtslijn.

Die heugelijke gebeurtenis werd aan het geheele personeel medegedeeld.

Zoo vernamen de voorzitter Uncle Prudent en zijn secretaris Phil Evans,
dat zij van het noordelijk in het zuidelijk halfrond waren overgegaan.

Dat passeeren van de linie bracht geen der beproevingen, ceremoniën
en feestelijkheden mede, zooals aan boord van vele oorlogs- en
koopvaardijschepen gebruikelijk is.

Alleen François Tapage vergenoegde zich een pint water in den nek
van Frycollin te gieten; maar daar die doop onmiddellijk gevolgd
werd door de verstrekking van eenige oorlammen jenever, stelde de
neger zich bereid de linie te passeeren, zoo dikwijls men zoude
verkiezen. Maar zeker niet op den rug van een kunstmatigen vogel,
die hem volstrekt geen vertrouwen inboezemde. Neen, volstrekt niet!

In den ochtend van den 15den Juli stevende de _Albatros_ tusschen de
eilanden Ascencion en Sint Helena, maar bevond zich toch veel dichter
bij het laatstgenoemde, waarvan de hoogste toppen gedurende eenige
uren aan den zuidelijken gezichteinder konden bespeurd worden.

Wanneer ten tijde, toen Keizer Napoleon I zich in de macht der
Engelschen bevond, een luchtvaartuig bestaan had, zooals dat van den
ingenieur Robur, dan zou Hudson Lowe, de Britsche cipier, gevaar
hebben geloopen, in weerwil van zijne onkiesche en beleedigende
voorzorgsmaatregelen, den beroemden gevangene in de lucht te hebben
zien ontsnappen!

Gedurende de avonden van den 16den en 17den Juli werd een
zeer zonderling verschijnsel van avondschemerings-lichtstralen
ontwaard. Wanneer de _Albatros_ zich op hooge breedten bevonden had,
zou men aan het verschijnen van noorderlicht hebben kunnen gelooven. De
zon schoot bij haren ondergang veelkleurige stralen, waarvan sommige
levendig groen getint waren.

Was het eene wolk van kosmische stof, welke de aarde op hare baan toen
doortrok, en welke stofdeeltjes de laatste stralen der dagvorstin
weerkaatsten? Eenige waarnemers hebben gepoogd dien uitleg aan die
schitterende avondschemerings-stralen te verleenen. Maar die geleerden
zouden hunne beweringen niet gehandhaafd hebben, wanneer zij zich
aan boord van het luchtschip bevonden hadden.

Na nauwkeurig voortgezet onderzoek toch werd bevonden, dat in de
lucht heele kleine kristallen van augiet of pyroxeen, kleine glazen
bolletjes, en zeer fijne deeltjes van magnetisch ijzer in suspensie
rondzweefden. Die schier onvoelbare stof was niet ongelijk aan dat,
hetwelk door sommige vuurspuwende bergen uitgeworpen wordt. Geen
twijfel kon toen meer geopperd worden, of een vulcaan moest bij
zijne uitbarsting, die stofdeeltjes uitgestooten hebben, welker
kristalvormige lichaampjes het waargenomen natuurverschijnsel
veroorzaakten [3]. Men bevond zich toen in een wolk van vulkanische
stoffen, die, door de luchtstroomen vervoerd, boven den Atlantischen
oceaan zweefden.

Andere natuurverschijnselen werden bovendien gedurende dit gedeelte
van de reis nog waargenomen.

Het gebeurde bij voorbeeld vaak dat sommige wolken aan het geheele
uitspansel door een zekere grijze tint een zeer bijzonder uiterlijk
verleenden. Wanneer men dan die gordijn van dampen als het ware
voorbij gestevend was, dan verscheen hare oppervlakte als bezaaid,
als geheuveld door krulvormige wolkjes van eene schitterende witheid,
die als het ware met kleine gestolde loovertjes overdekt waren,
hetgeen onder andere breedten aan de vorming van hagel zou hebben
doen denken. Misschien was het dat wel.

In den nacht van den 17den op den 18den Juli verscheen een prachtige
maan-regenboog, die eene groen-geelachtige tint vertoonde. Dit
luchtverschijnsel werd veroorzaakt door den stand, welken het
luchtschip innam tusschen de volle maan en eene dichte gordijn van
zeer fijne regendroppels, die vervluchtigden en verdampten, alvorens
zij de zee bereikt hadden.

Moest uit al die verschillende natuurverschijnselen de gevolgtrekking
gemaakt worden, dat er weersverandering op til was? Wie weet? Het
was wel mogelijk.

Wat er ook van aan mocht zijn, zooveel is zeker dat de wind, die,
sedert het luchtschip Afrika's kust verlaten had, uit het zuidwesten
geblazen had, bij het naderen van de evenachtslijn zeer afgenomen
was. Het was dan ook zeer warm in die keerkringsstreken, reden waarom
Robur besloot in hoogere luchtlagen frischheid en levenslust te
gaan opzoeken. Toch moest men een beschutting tegen de zon zoeken,
welker stralen, rechtstreeks neervallende, onverdragelijk konden
genoemd worden.

Die wijziging in de luchtstroomingen konden niet anders dan op
veranderde klimatorische invloeden duiden, die zich aan de andere zijde
der equinoxiaal-streken zouden doen gevoelen. Wij dienen daarbij de
opmerking te maken, dat de maand Juli van het zuidelijk halfrond de
maand Januari van het noordelijk halfrond vertegenwoordigt, dat wil
dus zeggen: het hartje van den winter. Wanneer de _Albatros_ nog meer
om de zuid zoude koersen, zou zij dat spoedig genoeg ondervinden.

Op den 18den Juli, toen de steenbokskeerkring overschreden werd,
deed zich een ander natuurverschijnsel voor, dat aan boord hevigen
schrik en ontsteltenis veroorzaakte.

Eene vreemdsoortige opeenvolging van lichtgevende golvingen werd op de
oppervlakte van den oceaan waargenomen. Die golvingen plantten zich met
eene zoodanige snelheid voort, dat men haar op minstens veertig mijlen
in het uur kon schatten. Zij volgden elkander ongeveer op tachtig
meter afstand op en veroorzaakten lange lichtgevende strepen. Daar
de nacht begon in te vallen, werd een sterke weerschijn van dat licht
tot op de _Albatros_ waargenomen.

Ditmaal had het luchtschip voor de een of andere gloeiende bolide of
luchtsteen kunnen gehouden worden. Nimmer nog had Robur de gelegenheid
gehad om boven eene zee van vuur te zweven,--vuur zonder hitte, ja
zonder warmte, hetwelk hem niet noodzaakte in hoogere luchtlagen een
toevlucht te zoeken.

De electriciteit moest de oorzaak van dat natuurverschijnsel zijn,
want hier, te midden van den oceaan, was dat lichten niet aan de
aanwezigheid van eene bank van vischkuit toe te schrijven of aan eene
overgroote menigte van die mikroscopische diertjes, welker samenpakking
het phosphoresceeren veroorzaakt.

Het was dus te veronderstellen, dat de electrische spanning van
de atmosfeer uiterst aanzienlijk moest zijn. En dat was dan ook
inderdaad zoo.

Want in den morgen van den 19den Juli zou een gewoon vaartuig, hetzij
stoom-, hetzij zeilschip in zeer groot gevaar verkeerd hebben op die
zee. Zeer waarschijnlijk zou het met man en muis vergaan zijn. Maar
de _Albatros_, aan den machtigen vogel gelijk, welks naam zij droeg,
spotte met wind en golven. Had zij geen lust om evenals de petrellen
en de Kaapsche duiven langs de watervlakte te scheren, dan kon zij
als de adelaar hooger stijgen en daarboven in de hoogere luchtlagen
kalmte en zonlicht gaan zoeken.

In dit etmaal werd de zeven-en-veertigste zuiderbreedte-graad
gepasseerd.

De dag duurde slechts zeven of acht uren. Hij zou al meer en meer
korten, naarmate men de zuider poolstreken naderde.

Tegen één uur in den namiddag was de _Albatros_ merkbaar gedaald,
om een gunstiger luchtstroom op te zoeken. Zij stevende op minder
dan honderd voeten boven de oppervlakte van den oceaan.

Het weder was kalm. In sommige gedeelten van het uitspansel vertoonden
zich zwartachtige wolken, die zich aan hun bovengedeelte heuvelachtig
vertoonden; maar aan hun benedengedeelte door eene scherpe lijn,
die zuiver horizontaal liep, als het ware afgesneden werden. Uit die
wolken ontsnapten langwerpige vooruitstekende gedeelten, welker punt
het water der zee aantrok, dat daaronder hevig scheen op te koken,
en niet ongelijk aan een struikgewas van vocht opwerkte.

Plotseling schoot dat water omhoog en nam den vorm van een
onmetelijken, omgekeerden trechter aan.

In een ondeelbaar oogenblik werd de _Albatros_ in de dwarlkolk
opgenomen van eene onmetelijke luchthoos die, door een twintigtal
anderen, zwart als inkt, werd vergezeld.

Gelukkig had de wentelende beweging dier hoos plaats naar den
tegenovergestelden kant van die der opstuwende schroeven van het
luchtschip; anders zouden dezen geen werking meer hebben kunnen
uitoefenen en het gevaarte zou in zee gestort zijn.

Nu evenwel draaide het met eene verschrikkelijke snelheid op zich
zelven rond.

Het gevaar was intusschen ontzaglijk groot, en wat het ergste was,
er was niets tegen te doen, daar de ingenieur Robur er niet in
slaagde zich van die hoos te bevrijden, welker opzuigingskracht
het vaartuig, in weerwil van zijne voortstuwingsschroeven, in hare
omarmingen terughield.

De manschappen werden door de middelpuntvliedende kracht naar de beide
uiteinden van het dek geslingerd en moesten zich aan de reeling,
aan de roeven, aan de potdeksels en aan andere uitstekende deelen
vastklemmen, om niet over boord geslingerd te worden.

Robur vermaande zijne omgeving slechts tot koelbloedigheid.

Ja, die was inderdaad noodig; maar die niet alleen. Er moest ook
geduld geoefend worden.

De voorzitter Uncle Prudent en zijn secretaris Phil Evans, die hunne
hut verlaten hadden, werden als balen katoen over het dek geslingerd
en liepen groot gevaar buiten boord te geraken. Gelukkig, dat zij
zich grijpen konden. Want onder zulke omstandigheden wilden zij de
_Albatros_ niet verlaten.

Maar, terwijl de _Albatros_ zoo om zich zelve wentelde, volgde zij
tevens de verplaatsings-beweging van die hoozen, welke met eene
snelheid ronddraaiden, waarop de schroeven jaloersch hadden kunnen
zijn.

Wanneer het vaartuig aan de eene draaikolk ontsnapte, dan verviel zij
weer in de aantrekkingskracht van een andere, en liep het zoodoende
groot gevaar uit het verband gerukt of in stukken gesleurd te worden.

"Een kanonschot!..." riep de ingenieur uit.

Dat bevel gold Tom Turner.

De eerste officier had zich reeds vastgeklemd aan het kleine stuk
geschut, hetwelk op het midden van het dek in batterij stond,
alwaar de uitwerkselen van de middelpuntvliedende kracht zich het
minst lieten gevoelen. De wakkere kerel begreep de gedachte van den
gezagvoerder. In een ondeelbaar oogenblik had hij het sluitstuk van
het kanon geopend, in welks kamer hij eene kardoes liet glijden,
die hij uit een munitiekist, aan de affuit bevestigd, te voorschijn
gehaald had. Het schot ging af en eensklaps stortten de hoozen in
elkander en met haar viel het wolkendak, dat zij schenen te torsen.

Het dreunen van de lucht was voldoende geweest, om dat
natuurverschijnsel te vernietigen. De wolkenmassa loste zich in een
plas regen op, die het uitspansel met loodrechte streepen teekende,
welke zich als een onmetelijk netwerk van water van den hemel tot de
zee uitbreidde.

De _Albatros_, eindelijk vrij geworden, steeg zoo spoedig mogelijk
eenige honderden meters.

"Goddank!" was de verzuchting, die uit veler borst opwelde. "Goddank!"

"Is er niets gebroken of beschadigd aan boord?" vroeg de ingenieur
Robur.

"Neen," antwoordde Tom Turner, "maar wij hebben daar rondgedraaid
als een drijftol. Het zal geraden zijn, aan dat spelletje niet meer
mee te doen."

Inderdaad, gedurende tien minuten ongeveer had de _Albatros_
in het grootste gevaar verkeerd van te vergaan. Ware zij niet zoo
buitengewoon sterk gebouwd, dan ware zij voorzeker in de kolken dier
hoozen verbrijzeld geworden.

Hoe lang viel toch de tijd gedurende dien overtocht over den
Atlantischen Oceaan, vooral wanneer geene natuurverschijnselen de
eentonigheid daarvan kwamen verbreken! Daarenboven de dagen kortten
al meer en meer en de koude deed zich vinnig gevoelen.

Uncle Prudent en Phil Evans zagen thans den ingenieur Robur zeer
weinig. Deze bleef in zijn hut opgesloten en hield zich onledig
met zijn bestek op te maken, met den afgelegden weg en de gevolgde
richting op zijne kaarten met puntlijnen aan te geven, met de hoogte
op te nemen, zoo dikwijls zulks mogelijk was, om zoodoende steeds te
weten waar hij zich bevond, met de aanwijzingen zijner barometers,
thermometers, hygrometers, en chronometers op te teekenen en eindelijk
met het invullen van zijn dagboek, waarin hij alle voorvallen, de
reis betreffende, neerschreef.

Wat zijn beide gevangenen betrof, die brachten het grootste gedeelte
van hunnen tijd op het dek door, alwaar zij, behoorlijk door dikke
kapmantels tegen de koude beschut, ijverig uitkeken om in zuidelijke
richting eenig land te bespeuren.

Frycollin van zijn kant trachtte, op nadrukkelijk aandringen van zijn
baas Uncle Prudent, den kok François Tapage met betrekking tot den
ingenieur Robur te polsen. Maar, hoe kon aan het gekakel en gezwets
van dien Gasconjer eenig gewicht gehecht worden? Hoe kon het iemand
in het hoofd komen, daarop staat te maken? Nu eens vertelde hij,
dat Robur een gewezen Minister was van de Argentijnsche Republiek,
dan weer dat hij een der hoofden van de Engelsche Admiraliteit was,
later dat hij een gepensionneerde President der Vereenigde Staten
van Noord-Amerika was, een Spaansch Generaal op non-activiteit,
een Gouverneur-Generaal van Nederlandsch-Insulinde, een Onderkoning
van Britsch-Indië, die eene nog hoogere positie in de luchtlagen was
gaan zoeken.

Nu eens bezat hij millioenen, die hij door middel van strooptochten
met zijn luchtschip verkregen had, en stond daarom aan gerechtelijke
vervolging bloot.

Een anderen keer luidde het verhaal, dat Robur zijn geheele vermogen
verslonden had met den bouw van zijn luchtschip en dat hij genoodzaakt
zou zijn om in de groote steden openbare opstijgingen te gaan doen,
om zoo te trachten zijn geld terug te krijgen.

Op de vraag van Frycollin of Robur ergens halt hield, ergens ten anker
kwam, had François Tapage een beslist "neen" geantwoord; maar daarbij
medegedeeld, dat de ingenieur van plan was naar de maan te gaan,
niet in figuurlijken, maar in daadwerkelijken zin, en dat wanneer
hij daar eene plek vond, die hem beviel, hij zich daar wilde vestigen.

"Wel, Fry.... ouwe jongen!.... dat zou je genoegen doen, niet
waar?" had de kok gevraagd.

"Wat?"

"Eens te gaan kijken, wat daar al zoo boven omgaat!"

"Neen, waarachtig niet!"

"Wat, niet?"

"Ik zal niet gaan.... Ik weiger bepaald!..." antwoordde de domkop,
die al die dwaasheden voor goede munt opnam en niet begreep, dat de
oolijke Gasconjer hem voor den gek hield.

"Waarom, Fry, wil je niet gaan?"

"Wel, omdat ik niet wil!"

"We zouden je daar met een lief mooi meisje uithuwelijken, met een
jeugdige bewoonster van de maan... en je zoudt daar stamvader worden
van een troep elegante negertjes en negerinnetjes!"

"Loop naar den drommel!" riep Frycollin getergd uit.

"Zeg liever naar de maan, Fry lief, dan ga je meê."

"Juist naar de maan! Loop naar de maan, maar alleen, hoor je!"

En als dan Frycollin al die praatjes aan zijn baas Uncle Prudent
overbracht, dan bemerkte deze laatste wel, dat hij omtrent Robur niets
vernemen zou. Hij kwam er dan ook toe, om op niets anders bedacht te
zijn dan zich te wreken.

"Phil," sprak hij op zekeren ochtend geheimzinnig tot zijn secretaris.

"Wat is er, Uncle Prudent?"

"Ik geloof dat het thans vaststaat, dat de vlucht onmogelijk is."

"Ja, onmogelijk."

"Het zij zoo," hernam de voorzitter van Weldon-Institute met een zucht,
"maar een man moet zich zelven steeds toebehooren. En als het moet,
dan moet hij zijn leven weten te offeren..."

"Nu, als dat offer gevergd wordt, dat het dan snel geschiede, ja
zoo spoedig mogelijk!" antwoordde Phil Evans, die wel is waar een
koelbloediger geaardheid bezat; maar toch in de gegeven omstandigheden
ook tot de uiterste grenzen der gelatenheid genaderd was. "Ja, het
is tijd, dat er een einde aan komt!"...

"Dat is het, Phil."

"Want, waar stevent de _Albatros_ heen? Thans steekt zij den
Atlantischen Oceaan in schuine richting over, en blijft zij dien
koers volgen, dan zal zij de kusten van Patagonië bereiken, daarna
het grondgebied van Vuurland... En daarna? Zeg, Uncle Prudent, daarna?"

"Ja, wie kan daarop antwoorden, Phil Evans?" hernam de voorzitter.

"Zal het luchtschip zich boven de Stille Zuidzee begeven? Of zal het
naar de onbekende continenten van de Zuidpool stevenen?"

"Dat ware verschrikkelijk, Phil!"

"Alles is met dien Robur mogelijk!"

"Ja, alles!"

"Wij zouden ons dan als verloren moeten rekenen... Hier bestaat dus een
geval van wettigen tegenweer... en als wij dan toch moeten omkomen..."

"Laat het dan niet zijn, zonder ons gewroken te hebben!" riep Uncle
Prudent uit, "niet zonder ons gewroken te hebben, niet zonder dit
gevaarte vernietigd te hebben en allen, die zich aan boord bevinden!"

De beide gevangenen waren ten gevolge van onmachtige woede, van
opgekropten toorn en razernij zoover gekomen, dat zulke plannen in
hun brein opkwamen. Ja, daar het moest, zouden zij zich opofferen om
den uitvinder tegelijkertijd met zijn geheim te verdelgen.

Dat bewonderenswaardige luchtschip, welks voortreffelijkheid als
luchtvaartmiddel zij genoodzaakt waren te erkennen, zou dus nog
slechts weinige maanden mogen bestaan.

Nu was dat fatale plan zoodanig in hun brein gedrongen, dat zij
waarlijk aan niets anders meer dachten, dan het ten uitvoer te leggen,
maar hoe? Wel, door te trachten in het bezit te geraken van een dier
ontplofbare dynamietpatronen, die in de kruitkamer van het luchtschip
opgeborgen waren en waarmede zij den geheelen boel uit elkander wilden
doen springen. Maar, om die te bemachtigen, zouden zij eerst toegang
tot de kruitkamer moeten kunnen verkrijgen.

Gelukkig giste Frycollin hoegenaamd niets van die plannen. Alleen
de gedachte dat de _Albatros_ te midden van de lucht in de lucht
zou kunnen vliegen, zou hem er toe gebracht hebben, zijn meester
te verklikken!

Op den 23sten Juli kreeg men eindelijk in het zuidwesten weer land in
het gezicht. Dat was zoo om en nabij de Maagdenkaap, aan den ingang van
de Straat van Magelhaen. Daar op den vier-en-vijftigsten breedtegraad,
duurde de nacht gedurende dit gedeelte van het jaar reeds bij de
achttien uren en daalde het kwik van den Celsius-thermometer tot op
zes graden onder nul, dus beneden het vriespunt.

De _Albatros_ begon eerst, alvorens meer zuidwaarts te stevenen, de
kronkelingen van die zeeëngte te volgen, alsof zij naar den Grooten
Stillen Oceaan wilde stevenen. Na over de baai van Lomas gezweefd te
zijn en den Gregory-top en het Breeknocks-gebergte in het westen ter
zijde gelaten te hebben, werd Punta Arena, een klein Chilisch dorpje
verkend, op het oogenblik dat de klok op den kerktoren uit alle macht
geluid werd.

Daarna werd eenige uren later de oude nederzetting, de
Uithongerings-haven genaamd, ontwaard.

De opvarenden van het luchtschip konden geen oordeel vellen over de
bewering, dat de Patagoniërs, welker hutten in het gezicht waren,
eene lengte van gestalte boven het gemiddelde zouden hebben, daar deze
zich als dwergen voordeden voor den blik van hen, die daar boven in
de wolken zweefden.

Maar, al waren de dagen zeer kort, gedurende de uren dat het oog
waarnemen kon, spreidde zich een indrukwekkend tafereel voor de
luchtreizigers uit. Steile bergwanden, toppen met eeuwigdurende sneeuw
bedekt, hellingen met dichte wouden getooid, binnenzeeën en baaien,
gevormd tusschen de schiereilanden en de eilanden van dien archipel,
die uit een mengelmoes van streken bestaat als: Clarence-Land,
Dawson-Land, Desolation-eiland met eene schier ontelbare menigte van
zeeëngten, kanalen en doorgangen, met hare vele kapen en voorgebergten,
met dat geheele onuitwarbaar kluwen van land en zee, waarvan het ijs
reeds eene vaste aaneengeschakelde massa gevormd had van Kaap Forward
af, alwaar het Amerikaansche vasteland eindigt, tot aan Kaap Hoorn,
de uiterste landspits van de Nieuwe Wereld.

Toen men de Hongersnood-haven voorbij gestevend was, werd het duidelijk
dat de _Albatros_ haren koers naar het zuiden ging voortzetten. Zij
gleed tusschen den berg Tarn, op het schiereiland Brunswijk gelegen,
en den Gravenberg door, en koerste recht op den Sarmientoberg aan,
welks overgroote top, geheel met ijs bedekt, de Straat van Magelhaen
beheerscht en eene hoogte van tweeduizend meters boven de oppervlakte
der zee bereikt.

Dat was het vaderland der Pecheraizen of der Vuurlanders, de
inboorlingen, welke daar dien uitersten uithoek bevolken. Hoe
bekoorlijk fraai zou dat land niet geweest zijn zes maanden vroeger of
later, wanneer het volle zomer zou zijn, wanneer het daglicht vijftien
of zestien uren lang zoude duren. Hoe vruchtbaar zou die streek zich
dan niet aan den blik onzer reizigers voorgedaan hebben, vooral in
haar zuidelijk gedeelte! Dan zou men overal valleien en weilanden
ontwaard hebben, welke duizenden runderen en schapen zouden kunnen
voeden; maagdelijke bosschen met reusachtige boomen, berken, beuken,
esschen, cypressen, stamvarens; vlakten, weelderig met gras overdekt,
waarin quarakken of Braziliaansche kalkoenen, Peruaansche schapen en
struisvogels in geheele zwermen en kudden dan zouden dartelen. En
in weerwil van de koude, was er toch nog heel veel wild aanwezig,
zooals: pengouinen of vetganzen en ander gevogelte. Toen dan ook de
_Albatros_ hare electrische verlichtingstoestellen in werking bracht,
vlogen eenden, ganzen en duikerhoenders, verblind door dat scherpe
licht, in zulk eene menigte aan boord, dat er gelegenheid was om de
provisie-hutten van François Tapage meer dan overvloedig aan te vullen.

Daardoor bekwam onze kok, die dat wild zoodanig wist toe te bereiden,
dat de zoo walgelijke traansmaak niet meer te bespeuren was, een
zoodanige vermeerdering van werk, dat Frycollin hem helpen moest om
al dat gevogelte, dat bij vele dozijnen gevangen was, te plukken. En
de neger deed dat gaarne, want als François Tapage in een goede luim
was, dan was er steeds een oorlam in 't uitzicht, en Frycollin hield
veel van een oorlam.

Dien dag bespeurde men, op het oogenblik dat de zon onder zou gaan,
dat wil zeggen tegen drie uren in den namiddag, een uitgestrekt
meer, hetwelk door een zoom van prachtige bosschen op de meest
schilderachtige wijze omlijst was. Dat meer was geheel en al bevroren,
en eenige inboorlingen vermaakten zich er op met glijden, waartoe
zij eene soort van lange raketten onder de voeten gebonden hadden.

Toen die Vuurlanders het luchtschip in het oog kregen, sloeg hen de
schrik om het hart en vloden zij in alle richtingen heen. En zij,
die niet vluchten konden, verborgen zich, kropen in aardholen of
drukten zich tegen den grond aan evenals de dieren.

Intusschen stevende de _Albatros_ steeds zuidwaarts, zweefde
over het Beagle-kanaal, dat niet ver gelegen is van het eiland
Navarino, welks Grieksche naam wel ietwat vreemd klinkt te midden
van de meer ruwe namen van die verafgelegen streken. Eindelijk werd
Wollaston overschreden, het uiterste eiland van den Grooten Stillen
Oceaan. Eindelijk, na zevenduizend vijfhonderd kilometers sedert het
vertrek van de kusten van Dahomey afgelegd te hebben, passeerde het
luchtschip de laatste eilandjes van den Magelhaen-Archipel en ten
slotte het meest vooruitspringende van die groep naar het zuiden,
welks punt door eene eeuwigdurende branding geteisterd wordt, namelijk
de schrikkelijke kaap Hoorn.



XIV.

WAARIN DE ALBATROS VERRICHT, WAT WELLICHT WEL NIMMER UITVOERBAAR
ZAL ZIJN.


Den volgenden dag was het de 24ste Juli. Nu komt de 24ste Juli van
het zuidelijk halfrond met den 24sten Januari van het noordelijk
halfrond overeen. De zes en vijftigste graad zuiderbreedte was door
het luchtschip achter zich gelaten. De daarmede overeenkomstige
breedtegraad in het noorden van Europa snijdt Schotland ongeveer ter
hoogte van Edinburg.

De thermometer stond dan ook voortdurend gemiddeld beneden nul. Men
was derhalve verplicht geweest eene kunstmatige warmte aan de
daarvoor bestemde toestellen te ontleenen, om het verblijf binnen de
roeven mogelijk te maken. Wel zal niet behoeven vermeld te worden,
dat al lengden de dagen ook, sedert de zon op den 21sten Juni den
winterzonnestilstand voor het zuidelijk halfrond verlaten had, de
invloed dier verlenging al minder en minder ondervonden werd, naarmate
de _Albatros_ meer en meer naar de zuidelijke poolstreken stevende.

Bijgevolg kon men betrekkelijk zeer weinig genieten van het daglicht
op dit gedeelte van de Groote Stille Zuidzee, die aan den zuidelijken
poolcirkel grenst. Dus weinig uitzicht en daarbij, vooral des nachts,
eene zeer vinnige koude. Om daaraan weerstand te kunnen bieden, was
men verplicht zich te kleeden, zooals de Eskimo's of de Vuurlanders
dat doen. En daar die kleedingstukken aan boord van de _Albatros_
niet ontbraken, konden de beide lotgenooten, behoorlijk ingewikkeld,
op het dek vertoeven, aan hunne plannen tot ontvluchting denken en
naar de gelegenheid uitzien om ze ten uitvoer te leggen. Overigens
zagen zij Robur zelden, en sedert de bedreigingen, die ter hoogte van
Tombouctoe tusschen hen voorgevallen waren, spraken de ingenieur en
de beide Amerikanen elkander niet meer.

Wat Frycollin betreft, die kwam niet buiten de keuken, waarin François
Tapage hem op de edelmoedigste wijze gastvrijheid verleende, evenwel
op voorwaarde: dat hij het baantje van bijkok zou waarnemen. Dewijl
daaraan verscheidene voordeelen verbonden waren, had de neger geen
oogenblik geaarzeld om toe te slaan, natuurlijk na verlof van zijn
baas bekomen te hebben. Daarenboven nu hij zich zoo opgesloten bevond,
zag hij niets meer van hetgeen daarbuiten gebeurde en kon hij dus
in de meening verkeeren, buiten gevaar te zijn. Hij had veel van
den struisvogel, zoowel door zijn uiterlijk als door zijn maag,
maar vooral door zijne ongeëvenaarde flauwhartigheid.

Naar welk punt van den aardbol zou de _Albatros_ thans stevenen? Was
het aanneembaar, dat zij zich in het midden van den winter boven
de Zuidelijke IJszee zou durven wagen of boven het vasteland van
de pool? Zou in dien ijzigen dampkring, aangenomen ook al, dat de
scheikundige vochten, voor de electrische batterijen benoodigd,
bij zoo eene strenge temperatuur niet zouden bevriezen, het geheele
personeel aan boord den dood niet vinden, den schrikkelijken dood
door de koude? Dat Robur pogen zoude de pool in het warme seizoen te
bereiken, dat was aan te nemen; maar te midden van dien voortdurenden
nacht, dat zou het werk van een krankzinnige zijn.

Zoo redekavelden de voorzitter en de secretaris van Weldon-Institute,
toen zij zich thans aan het uiteinde van het vasteland der Nieuwe
Wereld vervoerd zagen. Dat was nog altijd Amerika, evenwel de
Vereenigde Staten niet meer!

Ja, wat zou die onhandelbare Robur thans uitrichten?

En was het oogenblik niet daar om, door het vernietigen van het
vaartuig, paal en perk aan de reis te stellen?

Wat opgemerkt werd, dat was, dat de ingenieur Robur dikwerf gesprekken
met zijn eersten officier had. Herhaaldelijk raadpleegden die beiden
den barometer,--thans niet meer om de bereikte hoogte waar te nemen,
maar om zijne aanduidingen met betrekking tot het weder te kunnen
waarnemen. Voorzeker deden zich aanwijzingen voor, waarmede rekening
gehouden moest worden.

Uncle Prudent meende ook op te merken, dat Robur naging al wat nog
aan boord voorradig was, zoowel de benoodigdheden tot onderhoud der
opstuwende en voortdrijvende machines van het luchtschip, als die
tot onderhoud der menschelijke werktuigen, welker arbeid aan boord
ook verzekerd moest wezen.

Dat alles scheen te duiden op plannen om terug te keeren, meende
de voorzitter.

"Om terug te keeren?...." vroeg Phil Evans. "Maar waarheen?"

"Daar, waar Robur zijn voorraad kan aanvullen," antwoordde Uncle
Prudent.

"Dat moet dan zijn.... een eiland...."

"Nu, ga voort!.... Een eiland?"

"Een verloren eiland in de Groote Stille Zuidzee, bewoond door eene
kolonie van schurken, die hun opperhoofd waardig zijn!"

"Dat is mijne meening ook, Phil Evans."

"Nog al gelukkig, Uncle Prudent."

"Ik geloof," ging de voorzitter van Weldon-Institute voort, "dat hij
westwaarts zal afhouden en met de snelheid, waarover hij beschikken
kan, zal hij zijn doel spoedig bereiken."

"Maar, als hij daar aankomt, zullen wij onze plannen niet meer ten
uitvoer kunnen leggen."

"Hij zal er niet aankomen, Phil Evans!"

De beide lotgenooten hadden klaarblijkelijk de voornemens van den
ingenieur gedeeltelijk geraden. Gedurende dien dag werd iedere
twijfel opgeheven; want de _Albatros_, na eerst de grenzen der
Zuidelijke IJszee genaderd te zijn, keerde bepaald om. Toen de vorst
zich dermate in die streken van Kaap Hoorn deed gevoelen, overdekte
zich het geheele benedengedeelte van de Groote Stille Zuidzee met
ijsvelden en met ijsbergen.

Het pakijs had dus een ondoordringbaren slagboom voor de stevigste
schepen en voor de stoutmoedigste zeelieden daargesteld.

Het is waar, de _Albatros_ zou met sneller wiekslag die ijsbergen,
welke den oceaan bezaaiden, en de steenbergen welke op het land werden
aangetroffen, namelijk wanneer daar bij de pool een kalotje van land op
die zuiderpool aanwezig is, hebben kunnen overstevenen. Maar, zich te
midden van den poolnacht, in een dampkring wagen, die tot zestig graden
onder nul kan afkoelen, zou hij dit durven ondernemen? Ongetwijfeld
neen!

Na dan ook een honderd kilometers in zuidelijke richting gestevend
te zijn, hield de _Albatros_ westwaarts af, klaarblijkelijk met het
doel, om koers te zetten naar een of ander onbekend eiland van een
der groepen in den Grooten Stillen Oceaan.

Onder het schip strekte de vloeibare vlakte zich uit, die zoowel
het Amerikaansche als het Aziatische vasteland bespoelt. In dit
oogenblik had het water die zonderlinge kleur aangenomen, welke
daaraan den naam van melkzee verleende. In de nevelachtige schaduw,
welke de zwakke zonnestralen niet vermochten te verdrijven, scheen
de geheele oppervlakte van den Grooten Stillen Oceaan melkachtig
wit te zijn. Men zou gewaand hebben een onmetelijk groot sneeuwveld
voor zich te zien, waarvan de golvingen, van die hoogte gezien, niet
merkbaar waren. Wanneer dat gedeelte der zee door de koude bevroren
was en zoo in een onmetelijk ijsveld veranderd ware, dan zou zij geen
ander uitzicht gehad hebben.

Men weet thans dat het myriaden van lichtende diertjes zijn,
kleine phosphoresceerende lichaampjes, die dat natuurverschijnsel te
voorschijn roepen. Wat verwondering kon opwekken, was dat die lichtende
massa, welke nergens anders dan in den Indischen Oceaan ontmoet wordt,
thans hier waargenomen werd.

Plotseling viel de barometer, na gedurende de eerste uren van den
dag vrij hoog gestaan te hebben, opmerkelijk snel. Er deden zich
klaarblijkelijk aanduidingen voor, waarmede een zeeschip voorzeker
rekening had moeten houden, maar die door het luchtschip over het hoofd
gezien of verwaarloosd konden worden. Men kon evenwel veronderstellen,
dat een zwaar onweder kort geleden de wateren van den Grooten Stillen
Oceaan beroerd had.

Het was één uur des namiddags, toen de eerste officier Tom Turner
den ingenieur naderde en hem zeide:

"Master Robur..."

"Wat is er?"

"Zie eens naar dat zwarte punt bij den gezichteinder!"

"Waar, Tom?"

"Daar in het noorden... daar... nu ziet gij het duidelijk... Dat kan
toch geen rots zijn?"

"Neen, Tom, aan dien kant is geen wal of geen ondiepte."

"Dan moet het een schip, of minstens eene sloep zijn."

"Wij zullen zien."

Uncle Prudent en Phil Evans waren ook naar het voorschip gekomen en
keken opmerkzaam naar het door Tom Turner aangeduide punt.

Robur riep om zijn marinekijker en nam het aangeduide voorwerp
nauwkeurig op.

"Het is eene sloep!" riep hij eensklaps uit.

"Is het mogelijk, hier?" vroeg Tom Turner.

"En ik zou kunnen bevestigen, dat er menschen in zitten," vervolgde
Robur.

"Schipbreukelingen?" vroeg Tom.

"Ja, schipbreukelingen, die genoodzaakt zullen geweest zijn, om
hun vaartuig te verlaten," hernam de ingenieur. "Rampzaligen, die
niet meer weten, waar den wal ligt, die waarschijnlijk door honger,
dorst en koude omkomen? Welnu, er zal niet kunnen gezegd worden,
dat de _Albatros_ niet alle pogingen zal aangewend hebben om hen te
hulp te komen!"

Bevelen werden aan den machinist en aan zijne beide helpers
gegeven. Het luchtschip begon langzamerhand te dalen. Op honderd meters
boven de oppervlakte der zee gekomen, hield het halt; terwijl zijne
voortstuwingsschroeven het met snelheid in noordelijke richting dreven.

Ja, het was inderdaad eene sloep. Haar zeil klepperde tegen den
mast. Er was geen wind en derhalve kon niet gestuurd worden. En
waarschijnlijk had niemand aan boord nog kracht genoeg om een roeiriem
te kunnen hanteeren.

Op den bodem van het vaartuigje lagen vijf mannen uitgestrekt,
hetzij zij ingeslapen, hetzij zij bewegingloos door vermoeidheid,
hetzij zij dood waren.

Toen de _Albatros_ vlak boven hen gekomen was, daalde zij langzaam.

Men kon toen op den achtersteven van die sloep den naam lezen van het
schip, waartoe zij behoorde. Dat was de _Jeannette_ van Nantes, een
Fransch vaartuig, hetwelk door zijne equipage was verlaten geworden.

"Aoh!" riep Tom Turner.

"Aoh!" herhaalde de bemanning der _Albatros_ met een eenstemmig gebrul.

Dat moest gehoord worden; want de sloep dobberde slechts op ongeveer
tachtig voet onder het luchtschip.

Toch kwam er geen antwoord.

"Los een geweerschot!" gelastte Robur.

Dat bevel werd uitgevoerd en de knal rolde lang over de oppervlakte
van het water.

Men zag toen een der schipbreukelingen zich pijnlijk oprichten,
met wildstaande oogen en de gelaatstrekken van een doode.

Toen hij de _Albatros_ daar boven zich ontdekte, kon hij een gebaar
van schrik en angst niet onderdrukken.

"Vrees niets!" riep Robur in het Fransch. "Wij komen u helpen!... Wie
zijt gij?"

"Matrozen van de _Jeannette_, een driemastschip, waarop ik eerste
stuurman was," antwoordde de man. "Veertien dagen geleden... hebben
wij dien bodem verlaten... toen hij op het punt was... in de diepte weg
te zinken!... Wij hebben geen water en geen levensmiddelen meer!..."

De vier overige schipbreukelingen hadden zich ook langzamerhand
opgericht. Zij zagen er bleek, haveloos en uitgeput uit. Zij waren
verschrikkelijk mager en hieven de handen smeekend naar het luchtschip
op.

"Opgepast!" riep Robur.

Een touw werd van het dek ontrold, waarmede een emmer met drinkwater
in de sloep neergelaten werd. De ongelukkigen wierpen er zich op en
dronken met eene gretigheid, die zeer deed om te zien.

"Brood!... Brood!..." schreeuwden zij. "Geef ons brood!"

Dadelijk werd een mand naar beneden gevierd, waarin levensmiddelen,
eene flesch brandy, eenige pinten koffie. De eerste stuurman had
veel moeite om hen bij het stillen van den honger tot bedaardheid
aan te manen.

Daarna vroegen de schipbreukelingen:

"Waar bevinden wij ons?"

"Op vijftig mijlen afstand van de kust van Chili en van den archipel
der Chorus-eilanden," antwoordde Robur.

"Maar, als wij windstilte houden, en?..."

"Wij zullen u op sleeptouw nemen!"

"Maar, in Godsnaam, wie zijt gij toch?"

"Wij zijn lieden, die zich gelukkig gevoelen u te kunnen helpen,"
antwoordde Robur op eenvoudigen toon.

De eerste stuurman begreep, dat de gezagvoerder zijn naam niet
wenschte mede te deelen. Hij eerbiedigde dat verlangen. Maar zou die
vliegmachine kracht genoeg hebben om te kunnen sleepen?

Ja, waarlijk, en de sloep, die aan het einde van eene kabel van ruim
honderd voeten lang was vastgemaakt, werd door het machtige toestel
in oostelijke richting voortgetrokken.

Tegen tien uur was het land in het gezicht, of beter gezegd: men
zag de vuren schitteren, die de ligging daarvan aanduidden. Die hulp
des hemels was inderdaad ter goeder tijd voor de schipbreukelingen
der _Jeannette_ verschenen, en waarlijk, zij waren wel in hun recht,
toen zij beweerden, dat hunne redding een wonder was!

Toen de _Albatros_ hen tot vlak bij den ingang van het toegangswater
der Chonas-eilanden gesleept had, riep Robur hen toe den sleeptros
los te gooien. Dat deden de schipbreukelingen, terwijl zij hunne
redders zegenden en dankzeiden. Het luchtschip stevende daarop
dadelijk zeewaarts.

Waarachtig, in dat luchtvaartuig, hetwelk zoo schipbreukelingen
in volle zee in nood te hulp kon komen, zat toch iets goeds! Welke
luchtballon, hoe volmaakt overigens ook, zou geschikt geweest zijn,
om zoodanige diensten te bewijzen? Ziet, dat moesten Uncle Prudent
en Phil Evans toch erkennen, wanneer zij bij elkander zaten. Toch
verkeerden zij nog altijd in een geestestoestand, die hen er toe
brengen kon, om zelfs het klaarblijkelijkste te loochenen.

De zee werd intusschen al woester en woester. De kenteekenen van
weersverandering waren onrustbarend. De barometer, die al laag
stond, viel nog eenige millimeters. Schrikkelijke windstooten
deden zich voor, terwijl de wind overigens hevig woei en in de
helicopterische werktuigen van de _Albatros_ als het ware huilde,
maar ook oogenblikken had, dat er plotseling voor weinige seconden
windstilte intrad. Onder zulke omstandigheden zou een zeilvaartuig
onder gereefde marszeilen en gereefd fokzeil gestevend hebben. Alles
duidde er op, dat de wind naar het noordwesten krimpen zou. Het vocht
in de buis van het "stormglas" begon zeer troebel te worden. Dat
alles was verre van geruststellend. Tegen een uur in den morgen begon
de wind met buitengewone hevigheid te waaien. Evenwel, hoewel het
luchtschip er vlak tegen in stevende, kon het, voortbewogen door
zijne voortstuwingsschroeven, nog op hem winnen en legde nog vier
of vijf kilometers per uur af. Maar meer mocht en kon er niet van
gevergd worden.

Klaarblijkelijk vormde zich een cycloon, hetgeen op deze breedte
zeer zeldzaam voorkomt. Of men hem al Hurricane op den Atlantischen
Oceaan noemt, of Typhon in de Chineesche zee, of Tornado op Afrika's
westkust of Simoun in de Sahara, het is en blijft een wervelwind,
een ronddwarrelende storm, die zeer te vreezen is. Ja, te vreezen
voor ieder vaartuig, dat in de wentelende beweging geraakt, welke van
den buitenomtrek naar het centrum in kracht toeneemt, en slechts een
enkele plek kalm laat, namelijk het midden van dien lucht-maalstroom.

Robur wist dat. Hij wist ook, dat het voorzichtig was een cycloon te
ontvluchten, door zich, al stijgende tot in de hoogere luchtlagen,
buiten de aantrekkingszone te begeven. Tot heden was hem dat altijd
gelukt, maar er was geen uur, wellicht geen minuut meer te verliezen.

Inderdaad de wind nam merkbaar in hevigheid toe. De golven, met schuim
gekuifd, veroorzaakten onder de onweerstaanbare windvlagen als een
wit poeder op de oppervlakte der zee. Het was klaarblijkelijk, dat de
cycloon bij zijne verplaatsing, zich met eene vervaarlijke snelheid
naar de poolstreken zoude spoeden.

"Naar boven!" kommandeerde Robur.

"Naar boven!" herhaalde Tom Turner.

Toen werd eene buitengewone opstijgende kracht aan het luchtschip
verleend en verhief zich het gevaarte in schuine richting, alsof
het een scherp hellend vlak gevolgd had, hetwelk naar het zuidwesten
gekeerd was.

De barometer daalde in dit oogenblik nog,--geen daling, maar inderdaad
een val van acht, daarna van twaalf millimeter, door de kwikkolom
uitgevoerd.

Eensklaps staakte de _Albatros_ hare stijgende beweging.

Waaraan was die staking toe te schrijven? Klaarblijkelijk aan een
windstoot, aan een geduchten luchtstroom, die zich van boven naar
beneden bewoog en zoo den weerstand van het steunpunt van het
luchtschip verminderde.

Wanneer een stoomschip eene rivier opstevent, dan verricht de
schroef een des te minder nuttigen arbeid, naarmate de stroom door
zijne snelheid onder de schroefbladen door tracht te vlieten. Het
deinzen of de teruggang is dan soms aanmerkelijk en kan zelfs gelijk
aan de stroomsnelheid worden. In datzelfde geval verkeerde thans
de _Albatros_.

Maar Robur gaf den strijd niet op. Zijne vier en zeventig schroeven,
die allen met eene volkomen gelijkmatigheid arbeidden, werden tot
de grootst mogelijke snelheid van omwenteling aangezet. Maar het
luchtschip, door den cycloon onweerstaanbaar aangetrokken, kon niet
ontsnappen. Gedurende de korte oogenblikken, dat er eenige kalmte
intrad, hernam het zijne opstijgende beweging; maar de zware winddruk
hernam weldra weder zijne heerschappij en voerde het gevaarte heen,
dat wel iets van een bodem had, die op het punt is van te zinken. En
wel mocht het zinken genoemd worden, want de _Albatros_ zonk inderdaad
in de luchtzee, en hare seinlichten, hoe krachtig ook de electrische
stroom aangezet werd, konden slechts een zeer bescheiden sector
verlichten.

Het was helder als de dag, dat, wanneer de cycloon nog meer in
hevigheid toenam, de _Albatros_ niet veel meer zou zijn dan een niet
te besturen stroohalm, heengevoerd door een van die wervelwinden,
die boomen ontwortelen, die daken der huizen afrukken en muurvakken
omversmijten.

Robur en Tom Turner spraken slechts door middel van gebaren met
elkander.

Uncle Prudent en Phil Evans klemden zich krampachtig aan de
verschansing vast en vroegen zich af: of de cycloon niet in hunne
kaart speelde, door het schip en met het schip den uitvinder en met
den uitvinder het geheim zijner uitvinding te vernietigen?

Maar, dewijl het scheen, dat de _Albatros_ er niet in slaagde, om
door opstijging uit den wervelstroom te geraken, waarom volbracht zij
niet de eenige beweging, die te doen overbleef, namelijk naar het
centrum te stevenen, waar het betrekkelijk kalm zoude zijn en waar
het schip weer meester van zijn manoeuvreeren zoude wezen? Ja, dat
is goed en wel geredeneerd; maar om dat centrum te bereiken, moesten
die rondijlende stroomingen, die het vaartuig in zijn buitenwervel
geketend hielden, doorbroken worden. Zouden de werktuigen daartoe
genoegzame kracht kunnen ontwikkelen?

Eensklaps barstte het bovenste gedeelte der cycloonwolk. De dampen
verdichtten zich en stortten als plasregen neder.

Het was toen twee uur in den morgen, de barometer was toen na vele
slingeringen, die afwijkingen van twaalf milimeter aanduidden, tot
op 709 gevallen, een stand waarvan afgetrokken moest worden of beter
bijgevoegd, de daling veroorzaakt door de bereikte hoogte van het
luchtschip boven de oppervlakte der zee.

Wat een zeer zeldzaam natuurverschijnsel genoemd kon worden, was,
dat de cycloon ontstaan was buiten de gewesten, waar hij gewoonlijk
voorkomt, dat wil zeggen tusschen den dertigsten graad noorder-
en den zes en twintigsten zuiderbreedte. Misschien ligt daarin de
verklaring, dat die wervel-orkaan plotseling in een rechtlijnigen
storm veranderde. Maar welke winddruk ontstond toen! De stormvlaag,
die op den 22sten Maart 1882 den Staat Connecticut teisterde, kon
eenigermate als punt van vergelijking dienen. Toen was de snelheid
honderd zestien meter in de seconde, hetgeen meer dan honderd uren
gaans in het uur maakt.

Het kwam er dus op aan, om voor den wind te lenzen, zoo als een schip
bij storm zoude doen. Of beter de _Albatros_ was genoodzaakt zich
door die strooming, waartegen niet op te werken en waar niet uit te
geraken was, mede te laten voeren. Maar intusschen, ten gevolge van dat
medegevoerd worden, vlood het luchtschip in zuidelijke richting, dat
wil zeggen, naar die poolstreken, die Robur had willen mijden. Helaas,
hij was niet meer meester over zijnen koers, en moest gaan werwaarts
de storm hem voeren wilde!

Torn Turner had het stuurrad ter hand genomen en hij had al zijne
behendigheid noodig om het luchtschip voor kapzijzen te behoeden.

Bij het eerste lichten van den dageraad,--als men zoo die flauwe tint
mag noemen, die aan den gezichteinder ontwaard werd,--had de _Albatros_
vijftien breedtegraden, dat wil zeggen meer dan vier honderd uren
gaans afgelegd van Kaap Hoorn af en overschreed toen den poolcirkel.

Daar duurt de nacht in de maand Juli nog negentien en een half uur. De
zonneschijf verschijnt slechts boven den horizon om even spoedig weer
te verdwijnen.

Bij de pool duurt de nacht gedurende honderd negen en zeventig
etmalen. Alles duidde aan, dat de _Albatros_ zich in dien nacht als
ware het in eene afgrond zoude storten.

Wanneer eene waarneming mogelijk geweest ware, dan zoude zij aangetoond
hebben, dat men zich op 66° 40' zuiderbreedte bevond. Het luchtschip
was dus nog slechts op veertien honderd mijlen van de zuidpool
verwijderd.

Het luchtschip, onweerstaanbaar naar dat ongenaakbaar punt van den
aardbol gevoerd, "verslond", om het zoo uit te drukken, door zijne
snelheid zijne zwaarte; hoewel deze ten gevolge van de afplatting
der aarde bij de pool een weinig meer was dan elders. Het was, alsof
het zijne opstuwingsschroeven niet meer noodig had. En weldra nam de
storm zoodanig in hevigheid toe, dat Robur het raadzaam oordeelde om
de snelheid der voortstuwingsschroeven tot een minimum van omwenteling
te brengen, ten einde ernstige averij te voorkomen, en bij die geringe
eigene snelheid toch stuur in het gevaarte te houden.

De ingenieur Robur deelde te midden van die gevaren zijne bevelen
met koelbloedigheid uit, en zijne bemanning gehoorzaamde hem, alsof
zij door hem bezield werd.

Uncle Prudent en Phil Evans hadden geen enkel oogenblik het dek van het
luchtvaartuig verlaten. Men kon er bovendien zonder bezwaar blijven.

De lucht veroorzaakte geen of slechts weinig tegenstand. Het luchtschip
verkeerde in die oogenblikken in den toestand van een luchtballon,
die met de middenstof, waarin hij zich gedompeld gevoelt, medegevoerd
wordt.

Het domein der zuidpool strekt zich uit, zooals beweerd wordt,
over eene oppervlakte van vijfmaal honderdduizend vierkante
meters. Bevindt zich daar een vastland? Of is het een archipel? Is
het eene onmetelijke ijszee, die nimmer, zelfs niet gedurende den
langsten zomer, ontdooit? Niemand weet dat.

Maar, wat men wel weet, dat is, dat de zuidpool veel kouder is dan
de noordpool, hetgeen daaraan moet toegeschreven worden, dat er in
het zuidelijk-halfrond veel minder land aangetroffen wordt dan in
het noordelijk, ook aan den stand der aarde op hare omwentelingsbaan
gedurende de zuidpool-winters.

Niets duidde intusschen aan, dat de storm gedurende dien dag zou
afnemen. Het was bij den vijf-en-veertigsten westermeridiaan, dat
de _Albatros_ den poolcirkel binnen trad. Waar zou zij dien weer
verlaten,--bij de veronderstelling altijd, dat zij dien zou kunnen
verlaten?

In ieder geval, naarmate het vaartuig allengs naar het zuiden afzakte,
kortte de dag al meer en meer. Het zou niet lang meer duren, of het
zou in dien langdurigen nacht gedompeld zijn, die slechts door de
maan verlicht wordt of door het bleeke schijnsel van het zuiderlicht.

Maar het was toen nieuwe maan, en waarachtig de reisgenooten van
Robur liepen gevaar niets of niet bijster veel te zien van die
streken, welker geheim nog aan de menschelijke nieuwsgierigheid of
weetgierigheid ontsnapt is.

Zeer waarschijnlijk stevende de _Albatros_ over eenige reeds herkende
punten, b.v. in het westen het land van Graham, hetwelk in de nabijheid
van den poolcirkel gelegen is, en in 1832 door Biscoë ontdekt werd,
en Lodewijk Philipsland, hetwelk in 1838 door Dumont d'Urville ontdekt
werd, de bekende bereikte grenzen op dit onbekende vastland.

Men leed aan boord van de _Albatros_ niet veel van de koude. De
temperatuur was minder laag dan men wel kon vermoeden. Het scheen,
dat die storm een lucht-golfstroom was, die eene zekere hoeveelheid
warmte met zich voerde.

Het was inderdaad zeer betreurenswaardig, dat die geheele streek in
eene diepe duisternis gedompeld was. Hier dient evenwel opgemerkt
te worden, dat, al had ook de maan hare lichtstralen verleend, de
waarnemingen toch zeer weinig loonend zouden zijn uitgevallen. In
dit gedeelte van het jaar toch bedekt een lijklaken van sneeuw, een
harnas van ijs de geheele poolstreken. Men bespeurde er zelfs dien
"blink" van het pakijs niet, welke eene witachtige tint bezit en aan
die donkere gezichteinders ontbreekt.

Hoe onder zulke omstandigheden den vorm van het land, de
uitgestrektheid der zeeën, de ligging der eilanden waar te nemen
en op te nemen? Hoe het hydrografisch netwerk van het land te
onderscheiden? Hoe het bergstelsel te herkennen, nu de heuvelen en
de bergen niet van het pakijs en de ijsbergen te onderscheiden waren?

Iets vóór middernacht verlichtte een zuiderlicht de dikke
duisternis. Met zijne zilveren franjes, met zijne stralen, die door het
luchtruim schoten, vertoonde zich dat natuurverschijnsel in den vorm
van een onmetelijken waaier, die over de eene helft van het uitspansel
geopend zoude zijn. Zijne uiterste electrische uitstroomingen raakten
het Zuiderkruis, welker vier sterren in het zenith schitterden. Het
natuurverschijnsel was onvergelijkelijk schoon, en de helderheid,
daardoor verspreid, was voldoende om een blik te kunnen werpen op
die streek, welke in een wit lijkkleed gehuld scheen.

Het zal wel niet behoeven verhaald te worden, dat boven die streken,
zoo nabij de Zuidpool, de magneetnaald van het kompas, voortdurend
van streek, geene te betrouwen aanwijzingen weergaf met betrekking
tot den te volgen koers. Maar hare inclinatie was op een gegeven
oogenblik van zoodanigen aard, dat Robur voor zeker kon houden,
dat hij boven de magnetische pool passeerde, die ongeveer bij den
acht-en-zeventigsten zuiderbreedte-graad gelegen zoude zijn.

En later, toen hij tegen een uur in den morgen den hoek berekende,
welke die naald met de loodlijn maakte, riep hij uit:

"De Zuidpool is onder onze voeten!"

Een wit kalotje werd ontwaard, maar liet niets gissen van hetgeen
onder die dikke ijskorst verborgen was.

Het zuiderlicht verdween een weinig later en dat denkbeeldige punt,
waar alle meridianen van den aardbol te zamen komen, moet nog gevonden
worden.

Waarachtig, wanneer Uncle Prudent en Phil Evans het luchtschip en hen,
die zich aan boord bevonden, in de meest geheimzinnige eenzaamheid
wilden begraven, dan was de gelegenheid uiterst gunstig. En, als zij
het niet deden, dan werd dit veroorzaakt, doordat hen nog het daartoe
benoodigde middel ontbrak.

De storm schreed steeds met onverminderde kracht voort en met zulke
snelheid, dat, wanneer de _Albatros_ den een of anderen berg op hare
baan ontmoet had, zij daarop verbrijzeld ware geworden evenals een
schip, dat op eene rotsachtige kust zoude stranden.

En inderdaad, het luchtschip kon zich niet alleen niet meer in
horizontale richting dirigeeren, maar het was ook onmachtig om in de
hoogte te stijgen.

Daarbij kwam nog, dat eenige toppen op die zuidpoollanden aangetroffen
werden. Het gevaar was dus groot. Ieder oogenblik was eene botsing
te duchten, en die botsing zou de vernietiging van het luchtgevaarte
ten gevolge hebben.

Zoo'n ramp was te meer te vreezen, daar de wind, nadat de _Albatros_
den meridiaan zero gepasseerd had, naar het oosten neigde. Twee
lichtende punten werden toen op een afstand van ongeveer honderd
kilometers van het luchtvaartuig ontwaard.

Dat waren de twee vulkanen, de Erebus en de Terror, die tot het
uitgestrekte bergstelsel van Ross behooren.

Zou de _Albatros_, evenals een reusachtige vlinder, zich de vleugels
gaan verbranden aan die vulkanische vlammen?

Er werd een uur van pijnlijke spanning doorgebracht. Het was alsof
een dier vuurspuwende bergen, de Erebus, zich op het luchtschip kwam
storten, dat maar niet uit de zuiging van den storm kon geraken. De
vlammen-bundels werden voor het oog ieder oogenblik grooter. Een
slagboom van vuur sloot als het ware den weg af. Schitterende stralen
verlichtten thans de ruimte. Alle voorwerpen aan boord hadden toen een
rooden weerschijn aangenomen en gaven aan het vaartuig een waarlijk
helsch uitzicht.

Alle opvarenden zonder onderscheid stonden onbewegelijk, zonder eenig
geluid te maken, zonder eenig gebaar te wagen, en wachtten in spanning
de schrikkelijke minuut, gedurende welke die vreeselijke haard hen
met zijne vlammen zou omgeven.

Maar de storm, die de _Albatros_ medevoerde, redde haar van de
schrikkelijke ramp.

De vlammen van den Erebus werden door den stormwind ternedergedrukt
en leverden zoo een doortocht aan het luchtschip. Te midden van een
waren stortregen van vulkanische bestanddeelen, als lava-brokstukken,
vulkanische asch en zand, die gelukkig door de middenpuntvliedende
werking der opstuwingsschroeven afgewend werden, werd die in volle
uitbarsting verkeerende krater overzweefd.

Een uur later verdwenen die beide kolossale toortsen, welke
het uiteinde der bekende wereld gedurende de lange poolnachten
verlichten, voor den blik der opvarenden van de _Albatros_ achter
den gezichteinder.

Tegen twee uur in den morgen werd het eiland Ballery, op de uiterste
punt van de Ontdekkings-kust gelegen, gepasseerd, zonder dat men
het evenwel kon verkennen, daar het door een band van ijs aan de
poollanden vastgeklonken en daarvan niet te onderscheiden was.

Van den poolcirkel af, dien de _Albatros_ andermaal op den
honderd-vijf-en-zeventigsten lengtegraad bewesten Parijs sneed, werd
zij over het pakijs en over de ijsbergen heengevoerd, waartegen zij
honderdmaal gevaar liep zich te verbrijzelen. Het luchtschip was niet
meer in de hand van zijn stuurman, maar in de hand van God.... en
God is een betrouwbare loods!

De _Albatros_ volgde toen den meridiaan, die een hoek van honderd
en vijf graden maakt met die middagslijn, waarop zij het poolgebied
binnentrad.

Toen zij eindelijk den zestigsten graad zuiderbreedte bereikt had,
scheen de kracht van den storm te breken. Zijn geweld verminderde
merkbaar. De _Albatros_ begon weer meester over hare bewegingen te
worden. Eindelijk--en dat was een ware verademing--kwam zij weer
binnen de verlichte streken van den aardbol en verscheen de dag weer
tegen acht uur in den ochtend.

Robur en zijne tochtgenooten, na aan den cycloon van kaap Hoorn
ontsnapt te zijn, waren nu eindelijk van den storm bevrijd. Zij
waren naar de Groote Stille Zuidzee teruggevoerd geworden, nadat zij
zevenduizend kilometers in negentien uren afgelegd hadden. Dat was
iets meer dan een uur gaans per minuut--eene snelheid die het dubbele
was van die, welke de _Albatros_ onder gewone omstandigheden met hare
voortstuwingsmachines kon ontwikkelen.

Maar Robur wist niet meer waar hij was, ten gevolge van het onbruikbaar
worden der kompasnaald in de nabijheid van de magnetische pool. Hij
moest dus wachten tot de zon zich, onder gunstige omstandigheden tot
het doen eener waarneming, zoude vertoonen.

Ongelukkig was het uitspansel met dikke wolken bezwangerd en dien
dag verscheen de zon niet.

Dat was eene teleurstelling, die te eerder gevoeld werd, daar de
beide voortstuwingsschroeven gedurende den storm nog al averij
beloopen hadden.

Robur, die zich door dat voorval niets op zijn gemak gevoelde, kon
gedurende dien geheelen dag slechts met eene betrekkelijk matige
snelheid vooruitstevenen. Toen hij over de tegenvoeters van Parijs
heen toog, bedroeg zijn vaart slechts zes mijlen in het uur. Men moest
vooral oppassen de averijen niet te verergeren. Wanneer zijne twee
voortstuwingsschroeven buiten staat geraakten om te kunnen arbeiden,
dan zou de toestand van het luchtschip boven die uitgestrekte
wateroppervlakte van de Groote Stille Zuidzee zeer zorgwekkend worden.

De ingenieur vroeg zich dan ook af, of het niet noodzakelijk ware, de
herstellingen dadelijk en op de plaats zelve ten uitvoer te brengen,
althans in zooverre, dat de reis vervolgd zou kunnen worden.

Den volgenden morgen--27 Juli--werd tegen zeven uur in den ochtend
land in het oosten geseind.

Men herkende weldra dat het een eiland was. Een eiland! Ja, maar welk,
onder die duizenden, waarmede de Groote Stille Zuidzee bezaaid is?

Robur besloot toch daar stil te houden zonder te landen. Volgens
hem zou die dag voldoende zijn, om de geleden averij te herstellen,
zoodat hij des avonds de reis nog zou kunnen hervatten.

De wind was geheel en al gevallen, hetgeen eene gunstige omstandigheid
te noemen was voor de manoeuvres, welke uitgevoerd moesten worden. De
_Albatros_ zou, daar zij zwevende zoude blijven, niet heengevoerd
worden, de hemel weet waar!

Een lange kabel van honderd vijftig voet, met een anker aan het
uiteinde, werd over boord naar beneden gevierd. Toen het luchtschip
bij den oever van het eiland aankwam, krabde het anker over de eerste
rotsklippen en bleef tusschen twee overgroote steenklompen vast
zitten. De kabel liep toen onder den invloed der opstuwingsschroeven
strak en de _Albatros_ bleef onbeweeglijk als een vaartuig ten anker.

Dat was de eerste maal sedert het vertrek van Philadelphia, dat er
een materieel verbindingsmiddel tusschen het luchtschip en de aarde
bestond.



XV.

WAARIN ZAKEN GEBEUREN, DIE INDERDAAD WAARD ZIJN VERHAALD TE WORDEN.


Toen de _Albatros_ zich nog in hoogere luchtlagen bevond, had men
kunnen bespeuren, dat dit eiland slechts van bescheiden omvang
was. Neen, het was niet groot.

Maar op welken breedtegraad was het gelegen? En op welken lengtegraad?

Was het een eiland van de Groote Stille Zuidzee? Of behoorde het tot
Australazië? Of tot den Indischien Archipel?

Dat zou men eerst te weten komen, wanneer Robur zijn bestek opgemaakt
zou hebben.

Hoewel hij onmogelijk rekening had kunnen houden met de gebrekkige
aanwijzingen van het kompas, zoo meende hij toch reden te hebben om
te gelooven, dat hij zich boven de Groote Stille Zuidzee bevond.

Zoodra de zon te voorschijn zou treden, zouden de omstandigheden
voorzeker uitmuntend genoemd kunnen worden, om eene goede waarneming
te doen.

Van die hoogte gezien,--honderd vijftig voeten,--vertoonde zich
het eiland, hetwelk een omtrek meette van ongeveer vijftien mijlen,
als eene zeester met drie punten.

Bij de zuidoostelijke punt verrees een klein eiland, dat voorafgegaan
en omgeven werd door een doolhof van klippen. Op het strand en op die
klippen werd geen verschijnsel van hoog en laag water waargenomen. Dit
versterkte de meening van Robur omtrent de gegiste ligging, daar de
invloed van eb en vloed in de Groote Stille Zuidzee bijna onmerkbaar
is.

Op de noordwestelijke punt verhief zich een kegelvormige berg,
waarvan de hoogte gerust op twaalfhonderd voeten geschat kon worden.

Men ontwaarde geen enkelen inboorling; maar misschien was de
tegenovergestelde kust bewoond. In ieder geval, wanneer het luchtschip
door de bewoners bespeurd was geworden, zou de angst en de schrik
hen wel genoodzaakt hebben om te vluchten of zich te verbergen.

De _Albatros_ was bij de zuidoostelijke punt aangekomen en was daar
ten anker gegaan.

Niet ver er van daan stroomde een kleine rio tusschen de rotsen en
stortte zich in eene kleine kreek uit. Iets verder zag men eenige
bochtige valleien, waarin veel geboomte van verschillende soort, nog
al wild, als patrijzen en snippen, maar vooral trapganzen in groote
hoeveelheid aangetroffen werden.

Mocht het eiland niet bewoond zijn, dan was het voorzeker toch
bewoonbaar.

Ongetwijfeld zou Robur er op hebben kunnen landen, en dat hij daartoe
niet overgegaan was, had zijne oorzaak alleen daarin, dat de bodem,
die nog al afwisselend van gesteldheid was, hem geen geschikte
plaats scheen aan te bieden om met het luchtschip op den grond neer
te strijken.

In afwachting dat hij in de gelegenheid zoude komen om zijn bestek te
kunnen opmaken, deed de ingenieur een begin maken met de herstellingen,
die hij bij het vallen van den avond hoopte te beëindigen.

De opstuwingsschroeven waren in volmaakte orde. Deze hadden gedurende
het geweld van den cycloon en van den storm, die hun arbeid eenigermate
verlicht hadden, op bewonderenswaardige wijze gewerkt. Thans was de
helft hunner slechts in beweging gesteld, hetgeen voldoende was om
den kabel loodrecht op de kust gestrekt te houden.

Maar de twee voortstuwingsschroeven hadden geleden en veel meer
dan Robur zelf bevroed had. Hij deed de roeden der wieken, die
verbogen waren, recht buigen, en liet de kamraderen nazien, die de
omwentelingsbeweging moesten overbrengen.

Het personeel hield zich, onder de leiding van Robur als ingenieur
en van Tom Turner als eerste officier, het eerst onledig met de
voorschipsschroef. Het was meer doelmatig het werk met haar te
beginnen, voor het geval, dat de _Albatros_ om de een of andere
reden genoodzaakt mocht worden te vertrekken, voordat de geheele
herstelling beëindigd was. Met dien voortstuwer alleen kon men
gemakkelijk koers zetten.

Middelerwijl hadden Uncle Prudent en zijn lotgenoot Phil Evans,
na gedurende geruimen tijd het dek op en neer gewandeld te hebben,
op een paar vouwstoeltjes van het achterschip plaats genomen.

Wat den neger Frycollin betreft, deze was bijzonder in zijn nopjes. En
geen wonder, want het verschil was nog al groot. Vroeger zweefde hij
op duizend meters en thans bevond hij zich nog slechts op honderd
vijftig voeten boven den grond!

De arbeid werd slechts gestaakt, toen de zon genoegzaam boven den
horizon gestegen was, om een tijdhoek te nemen; later, wanneer de
zon haar hoogste punt zoude bereiken, om het middaguur der plaats,
waar men zich bevond, juist te bepalen.

Het resultaat der beide waarnemingen, die met de grootste
nauwkeurigheid verricht werden, was het navolgende:

Lengte: 176° 17' ten oosten van den middagcirkel van Parijs.

Breedte: 43° 37', natuurlijk ten zuiden.

Dit punt op de kaart opgezocht, kwam met de ligging van het eiland
Chatham en het daarbij gelegen eilandje Viff overeen, welke tot
een eilanden-groep behooren, die gewoonlijk onder den naam van
Broughton-eilanden bekend staan. Die groep bevindt zich op een afstand
van vijftien graden ten oosten van Tawaï Pomanou, het grootste en het
zuidelijkste eiland van Nieuw Zeeland, in het zuidelijk gedeelte van
de Groote Stille Zuidzee gelegen.

"Dat komt met mijne gissing overeen," zeide Robur tot Tom Turner.

"En dus zijn wij?...."

"Op een afstand van zes en veertig graden ten zuiden van het eiland X,
hetgeen overeenkomt met twee duizend acht honderd mijlen. Waarlijk,
nog een heele lap zee!"

"Een reden te meer om onze voortstuwers te repareeren," antwoordde
de eerste officier.

"Van die meening ben ik ook."

"Wij kunnen gedurende dien overtocht tegenwinden aantreffen."

"Dat zou noodlottig zijn, als wij geen vaart genoeg konden zetten."

"Zeker, want de voorraad levensmiddelen raakt op en het komt er op aan,
ons eiland X zoo spoedig mogelijk te bereiken."

"Ja, Tom, en ik hoop de reis gedurende dezen nacht te hervatten,
al moest het met ééne schroef zijn?"

"Met slechts ééne schroef?"

"De andere zouden wij onderweg kunnen herstellen, niet waar?"

"Voorzeker. Maar... master Robur... ik wilde u iets vragen..."

"Vraag op, Tom."

"En die twee heeren met hun knecht?" vroeg de eerste officier.

"Tom Turner," was de wedervraag des ingenieurs, "zouden zij te
beklagen zijn, wanneer zij ingezetenen, volkplanters van het eiland
X werden? Zeg, op uw geweten, zouden zij te beklagen zijn?"

"Neen..., maar...."

"Geen maren, Tom, laat de zaak dier onverbeterlijke en koppige Yankees
aan mij over."

Maar, wat was dat voor een eiland, het eiland X?

Een klein eiland, verloren in de onmetelijkheid van de Groote Stille
Zuidzee, tusschen de evenachtslijn en den kreeftskeerkring. Een eiland,
dat als geheel onbekend, op waardige wijze den algebraïschen naam
droeg, daaraan door Robur gegeven.

Het was gelegen in de zee der Markiezen-eilanden, buiten iederen
gewonen koers in dien grooten oceaan.

Daar had Robur eene kleine volkplanting opgericht; daar kwam de
_Albatros_ uitrusten, wanneer zij vermoeid van haar vlucht was; daar
vond zij ververschingen en benoodigdheden van allerlei aard voor hare
lange reizen.

Op dat eiland had Robur, die over groote geldmiddelen kon beschikken,
eene werf opgericht, om zijn luchtschip te bouwen. Hij kon het daar
repareeren, het zelfs verbouwen. Zijne magazijnen bevatten genoeg
materialen en verduurzaamde levensmiddelen daarvoor, behalve nog
het aanwezige tot onderhoud van een vijftigtal bewoners, de eenige
bevolking van het eiland.

Toen Robur eenige dagen te voren bij Kaap Hoorn aangekomen was,
had hij reeds plan gehad om naar het eiland X te stevenen, en
wilde te dien einde de Groote Stille Zuidzee in schuinsche richting
oversteken. Maar de cycloon had de _Albatros_ in hare wervelkringen
gegrepen. Na den cycloon, was de storm opgestoken en deze had het
luchtschip over de zuider poolstreken heengevoerd. Om kort te gaan,
Robur was nagenoeg op zijne oorspronkelijke koerslijn teruggekomen,
en zonder de averij aan de voortstuwingsschroeven, zou de vertraging
niet zeer belangrijk zijn geweest.

Men zou dus naar het eiland X stevenen. Maar, zooals de eerste officier
Tom Turner had gezegd: de afstand was lang. Zeer waarschijnlijk zou
men met ongunstige winden te kampen hebben. Het luchtschip zou dan
niet te veel hebben aan de volle kracht zijner machine, om binnen
den gewilden tijd op zijne bestemmingsplaats te komen.

Bij gewonen koers en zonder bijkomende ongevallen, zou die overtocht
in drie of vier dagen te volvoeren zijn.

Dat was de reden waarom Robur besloot op het eiland Chatham stil
te houden. Daar bevond hij zich onder de gunstigste omstandigheden,
om ten minste de schroef van het voorschip te herstellen.

Hij duchtte dan niet meer, wanneer eene tegenbries mocht aanwakkeren,
naar het zuiden medegevoerd te worden, wanneer hij noordwaarts
wilde stevenen. Als de nacht zoude invallen, zou hij met zijne
herstellingen gereed zijn. Hij zou dan manoeuvreeren om zijn anker
te bevrijden. Mocht dat te stevig in de rotsen vastgeklemd zijn,
welnu, dan zou hij eenvoudig den ankertros kappen en de reis naar
den equator aanvaarden. Er waren ankers en kabels genoeg aan boord.

Zooals men ziet, was die manier van handelen de eenvoudigste en
derhalve ook de beste. Zij werd stipt opgevolgd.

Het personeel van de _Albatros_, geheel bewust, dat er hoegenaamd
geen tijd te verliezen was, sloeg flink de hand aan het werk, waardoor
alles goed vorderde.

Maar, terwijl ieder zich haastte, hadden de voorzitter Uncle Prudent en
zijn secretaris Phil Evans een onderhoud, waarvan het gevolg bijzonder
gewichtig zoude zijn.

"Phil Evans...." begon de voorzitter.

"Wat is er, Uncle Prudent."

"Gij zijt evenals ik vast besloten, om het offer van uw leven te
brengen?"

"Zeker, evenals gij!"

"Voor de laatste maal, wij hebben niets meer van dien Robur te
verwachten, niet waar?"

"Niets."

Phil Evans onderscheidde zich in zijne gesprekken door eene
Lacedemonische beknoptheid.

"Welnu, Phil Evans, mijn voornemen staat vast!"

"Welk voornemen, Uncle Prudent?"

"Daar de _Albatros_ dezen avond nog moet vertrekken, zal de nacht
niet voorbijgaan, zonder dat wij ons voornemen zullen kunnen ten
uitvoer leggen. Wij zullen de vleugels van den vogel van den ingenieur
verbrijzelen...."

"Wat wilt gij doen?"

"Dezen nacht zal dit gevloekte luchtschip uit elkander springen!"

"Laat het springen!" zei Phil Evans.

Zooals men ziet, waren de beide lotgenooten het op alle punten eens,
zelfs op het punt om met onverschilligheid den verschrikkelijken dood,
die hen wachtte, onder de oogen te zien.

"Hebt ge al het benoodigde daartoe?...." vroeg Phil Evans na een poos.

"Ja!"

"Hoe zijt gij er aan gekomen?"

"Verleden nacht, terwijl Robur en zijne bemanning slechts bedacht
waren op de redding van het luchtschip, ben ik er in geslaagd in de
kruitkamer te sluipen en daar eene dynamiet-patroon machtig te worden."

"Is het mogelijk!"

"Ja, hier is zij!"

"Uncle Prudent, laten wij dadelijk aan den slag gaan."

"Neen, Phil Evans!"

"Niet, Uncle Prudent?"

"Nu althans niet, maar straks, als de avond gevallen zal zijn."

"Nog zoolang!" zuchtte Phil Evans, op den toon van iemand die de
koorts had.

"Wanneer het nacht zal zijn, zullen wij in onze roef wederkeeren."

"En dan?"

"Dan moet gij mij maar laten begaan. Gij zult alleen te waken hebben,
dat ik niet overvallen kan worden!"

De beide lotgenooten dineerden tegen zes uur als naar gewoonte. Twee
uren later hadden zij zich naar hunne hut begeven, als menschen, die
de schade van den vorigen slapeloos doorgebrachten nacht wenschten
in te halen.

Noch Robur, noch iemand der opvarenden kon gissen, welke
verschrikkelijke ramp de _Albatros_ bedreigde.

Ziehier, hoe Uncle Prudent dacht te werk te gaan.

Zooals hij verhaald had, was hij er in geslaagd in de kruitkamer, die
in een der afdeelingen van den romp van het luchtschip uitgespaard
was, te dringen. Daar had hij zich weten meester te maken van eene
zekere hoeveelheid buskruit en van eene patroon, in allen deele gelijk
aan die, welke de ingenieur in Dahomey gebezigd had. Teruggekeerd
in zijne hut, had hij die patroon zorgvuldig onder zijn beddegoed
verborgen en was hij vast besloten de _Albatros_ gedurende den nacht,
wanneer zij de reis hervat zoude hebben, te midden van den dampkring
uit elkander te laten springen.

Phil Evans onderzocht met groote nieuwsgierigheid de door zijn
lotgenoot ontvreemde patroon.

Het was eene huls, welker metalen cylinder met eene ontplofbare
zelfstandigheid ter zwaarte van een kilogram gevuld was, die voldoende
kon gerekend worden om het luchtschip in zijne gebinten te ontwrichten
en zijne werktuigen te ontredderen. Wanneer de ontploffing niet
voldoende was, om het luchtgevaarte met één slag te vernietigen,
dan zou de val daaraan wel den genadeslag toebrengen. Nu was niets
gemakkelijker dan die patroon in een hoek van de hut neer te leggen;
zij zou dan het dek vernielen en den romp met zijne inhouten uit
elkander doen vliegen.

Maar, om de uitbarsting teweeg te brengen, moest men het
aanvuringshoedje, met slagkwik gevuld, hetwelk aan de patroon
bevestigd was, doen ontploffen. Dat was het moeielijkste gedeelte van
de onderneming; want de ontbranding van dat slaghoedje mocht eerst
na een tijdsverloop, dat met de meeste nauwkeurigheid berekend moest
worden, plaats, hebben.

En inderdaad, Uncle Prudent had met zijne gewone scherpzinnigheid
dit bedacht:

Zoodra de voortstuwer van het voorschip hersteld zoude zijn, zou het
schip de reis in noordelijke richting hervatten. Maar, dan zouden
Robur en zijne helpers zeer waarschijnlijk naar het achterschip komen,
om met de herstelling van de achterschroef een begin te maken. Nu
zou de tegenwoordigheid van het geheele personeel in de nabijheid
van de hut, Uncle Prudent bij het nemen zijner maatregelen kunnen
belemmeren. Daarom was hij besloten om gebruik te maken van eene lont,
die door hare berekende lengte de ontploffing op het gewilde tijdstip
zou teweeg brengen.

Ziehier wat hij verder aan Phil Evans dienaangaande mededeelde:

"Met die patroon heb ik ook eenig buskruit bemachtigd. Daarvan zal ik
eene lont vervaardigen, welker lengte in verhouding tot den vereischten
tijd voor hare verbranding zal zijn. Die lont zal met het innerlijke
van het slaghoedje in verbinding staan."

"Goed zoo!" sprak Phil Evans.

"Mijn voornemen is, om die lont tegen middernacht te ontsteken,
zoodat de ontploffing tusschen drie en vier uren in den morgen zal
plaats hebben."

"Goed beraamd!" betuigde Phil Evans andermaal.

Zooals men ziet, waren de beide lotgenooten er toe gekomen om met de
meest mogelijke koelbloedigheid de verschrikkelijke vernietiging,
waarin ook zij moesten omkomen, te bespreken. En in hun hart was
zooveel haat tegen Robur en zijn makkers opgehoopt, dat hun het offer
van hun leven als het aangewezen middel voorkwam om, met de _Albatros_,
allen, die zich aan boord bevonden, te vernietigen.

Ja, die daad was verfoeielijk, was hatelijk; zij was die van
waanzinnigen, dat is zoo! Maar toorn en woede, gedurende die vijf
weken van opsluiting binnen de wanden van dat verwenschte luchtschip
opgekropt, had hen in een toestand van razernij gebracht, die zich
door alle middelen zocht te uiten.

"En Frycollin?".... vroeg Phil Evans.

"Wat is er met Frycollin?" knorde Uncle Prudent.

"Hebben wij het recht zoo over zijn leven te beschikken?"

"Wij offeren het onze wel op!"

Het is zeer te betwijfelen, of Frycollin die reden voldoende zoude
gevonden hebben.

Uncle Prudent zette zich onmiddellijk aan het werk, terwijl Phil
Evans in de nabijheid van de roef de wacht hield.

De bemanning was steeds volijverig op het voorschip bezig. Eene
verrassing van een hunner was dus niet te duchten.

Uncle Prudent wreef eerst eene kleine hoeveelheid buskruit fijn en
maakte er een zacht poeder van. Dit bevochtigde hij een weinig en
besloot het in een linnen darm, die den vorm eener lange maar dunne
worst verkreeg.

Hij ontstak die lont en kreeg de verzekering dat een lengte van vijf
centimeters in tien minuten verbrandde. Voor eene tijdruimte van drie
en een half uur was dus eene lengte van een meter noodig. Daaromtrent
voldoende op de hoogte gebracht, doofde de voorzitter van
Weldon-Institute de lont uit, besloot haar in eene stevige scheede
van gevlochten touw en bevestigde haar aan de dynamietpatroon.

Die arbeid was, zonder eenige achterdocht opgewekt te hebben, tegen
tien uur in den avond ten einde gebracht.

Phil Evans kwam zich toen bij zijn lotgenoot in de hut vervoegen.

De herstellingen van de voorschipsschroef waren dien dag vlijtig onder
handen genomen; maar men had de bladen, welker roeden verbogen waren,
naar binnen moeten halen, om hun den doelmatigen stand te hergeven.

Wat de batterijen, of de accumulatoren, in één woord de toestellen
betrof, die de levendmakende kracht aan de _Albatros_ verleenden,
deze hadden niets van het geweld van den storm geleden. Men had nog
scheikundige preparaten genoeg in voorraad, om hen gedurende vier of
vijf dagen aan den gang te houden.

De nacht was ingevallen, toen Robur met zijne manschappen hunnen
arbeid eindigden. De bladen van de voorschipsschroef waren nog niet
op hunne plaats gebracht. Er zou nog drie uren gearbeid moeten worden,
alvorens die voortstuwer in staat zoude wezen zijn werk te verrichten.

Na Tom Turner, zijn eersten officier, geraadpleegd te hebben,
besloot de ingenieur zijne bemanning, die zeer vermoeid was, eenige
rust te verleenen, en het verdere gedeelte van hetgeen er te doen
overbleef, tot den volgenden morgen uit te stellen. Het daglicht was
daarenboven bij dien uiterst fijnen arbeid van het nauwkeurig passen
der machinedeelen, waarbij de verlichtingstoestellen slechts eene
onvoldoende helderheid zouden verstrekt hebben, hoogst noodig.

Maar die omstandigheid bleef voor Uncle Prudent en Phil Evans
onbekend. Afgaande op hetgeen zij Robur hadden hooren beweren,
gingen zij van de meening uit, dat de voorschroef voor het invallen
van den nacht hersteld zoude zijn en dat de _Albatros_ onmiddellijk
hare reis naar het noorden vervolgd zoude hebben. Zij meenden dus,
dat zij reeds haar anker gelicht had, terwijl zij inderdaad nog aan
het eiland vastgeketend was.

Die omstandigheid zou de zaken anders doen verloopen, dan zij gerekend
hadden.

De nacht was somber en de maan was niet te bespeuren. Dikke wolken
waren oorzaak, dat de duisternis nog grooter was. Men voelde, dat een
lichte bries begon door te staan. Eenige zuchtjes uit het zuidwesten
streken over het dek van het luchtschip, dat evenwel niet van de
plaats kwam en voor anker bleef. De ankertros bleef loodrecht strak
staan en verbond de _Albatros_ met het eiland.

Uncle Prudent en zijn lotgenoot Phil Evans, bij elkander in hunne hut
opgesloten, wisselden slechts weinige woorden. Zij vernamen slechts
de trillingen van de opstuwingsschroeven, die alle overige geluiden
aan boord overheerschten. De beide mannen wachtten tot het oogenblik
van handelen zoude gekomen zijn.

Een weinig vóór middernacht sprak Uncle Prudent:

"Het is tijd!"

Onder de kooien der hut was eene lade. In een dier laden legde Uncle
Prudent de dynamietpatroon, welke aan haar ontstekingsmiddel bevestigd
was. In die lade kon de lont branden, zonder zich door hare lucht of
door haar knetteren te verraden. De voorzitter van Weldon-Institute
ontstak haar aan haar uiteinde en schoof toen de lade onder de
kooi dicht.

"Nu naar het achterschip," sprak hij; "en dan zullen wij wachten!"

Beiden traden naar buiten en waren zeer verwonderd, toen zij bemerkten,
dat de roerganger zijne gewone plaats niet innam.

Phil Evans boog zich over de verschansing en keek naar buiten.

"De _Albatros_ is nog steeds op dezelfde plaats," fluisterde hij.

"Inderdaad?"

"De werkzaamheden zullen niet beëindigd zijn.... zoodat zij niet
heeft kunnen vertrekken."

Uncle Prudent maakte een gebaar van teleurstelling.

"Wij zullen de lont moeten uitdooven," zeide hij.

"Neen!... wij moeten de vlucht nemen!"... antwoordde Phil Evans.

"De vlucht nemen?"

"Ja, langs den ankertros..."

"Kan dat?"

"Ja zeker, nu het nacht is!... En eene daling van honderdvijftig
voeten langs een gespannen touw is kinderwerk!"

"Dat is het inderdaad, Phil Evans! En wij zouden wel dwaas zijn de
aangeboden gelegenheid niet te benuttigen!"

"Zoo is mijne meening ook," zei de secretaris van Weldon-Institute.

Zij keerden evenwel eerst naar hunne hut terug en staken alles in hun
zakken of verbergden onder hun kleeding, wat zij meê konden nemen,
bij het vooruitzicht van korter of langer op het eiland Chatham te
zullen moeten verblijven.

Toen zij de deur zacht dichtgemaakt hadden, slopen zij zonder gerucht
te maken naar het voorschip.

Hun plan was om Frycollin te wekken en hem te noodzaken met hen
te ontvluchten.

De nacht was zwart. De wolken begonnen uit het zuidwesten op te
komen. De bries was opgestoken en het luchtschip zwaaide voor zijn
anker en deed den tros, die het aan den bodem vasthechtte, eenigermate
van de loodlijn afwijken. Dat was evenwel niets; de afdaling zou
slechts iets moeielijker zijn. Maar, wat was dat voor mannen, die
niet geaarzeld hadden hun leven ten offer te brengen?

Beiden slopen over het dek voort, hielden soms achter de beschotten
der roeven stil, om te hooren of zij ook eenig geluid vernamen. Maar,
overal heerschte de meest volkomen stilte. Geen enkel licht scheen
door de dekglazen. Allen aan boord van het luchtschip waren in een
diepen slaap gedompeld.

Middelerwijl naderden Uncle Prudent en zijn secretaris de hut van
Frycollin; toen bleef Phil Evans plotseling stilstaan en fluisterde:

"De nachtwacht."

Inderdaad, een man lag daar bij de roef uitgestrekt op den grond. Als
hij sliep, dan kon dat maar zeer licht zijn. De vlucht werd onmogelijk,
wanneer deze alarm maakte.

In zijne nabijheid lagen een hoop touwwerk, stukken zeildoek en vlokken
hennep, die gediend hadden bij de herstelling der voortstuwingsschroef.

In een ondeelbaar oogenblik was die man gebonden en den mond gestopt
met een flinken prop. Daarna werd hij zoodanig aan een der spijlen
van de verschansing vastgebonden, dat hij geen vin verroeren of geen
kreet slaken kon.

Dat alles was, zonder bijna gerucht te maken, uitgevoerd.

Uncle Prudent en Phil Evans spitsten toen scherp de ooren, maar niets
liet zich hooren. Diepe stilte bleef heerschen. Alles sliep aan boord.

De beide vluchtelingen--dien naam kan men hen reeds geven, niet
waar?--bereikten eindelijk de hut van Frycollin. François Tapage,
die in de nabijheid sliep, snurkte zoo geweldig, dat hij voorwaar
zijn naam eer aandeed.

Dat was nogal geruststellend.

Maar tot zijne groote verwondering behoefde Uncle Prudent slechts zacht
tegen de deur van Frycollin met de hand te drukken. Zij stond toch
op een kier. Hij trad binnen, maar kwam even snel weer naar buiten.

"Er is niemand!" sprak hij.

"Niemand?" vroeg Phil Evans.

"Neen, niemand!"

"Waar mag de neger zijn?" was de fluisterende vraag.

"Och, wat kan het ons, alles wel beschouwd, schelen?"

Beiden slopen toen naar het voorschip, denkende dat Frycollin daar
ergens in een hoek lag te slapen...

Zij zochten, maar vonden niets!

"Zou de kerel ons voorgekomen zijn?..." zei Uncle Prudent.

"Dat schijnt zoo."

"De drommel zal hem halen!"

"Maar, of hij al of niet de plaat gepoetst heeft, om het even; wij
kunnen niet langer wachten! Kom!"

En zonder te aarzelen, klommen de beide vluchtelingen over de
verschansing, grepen den kabel met beide handen, klemden er zich met
de voeten aan vast, en lieten zich daarna afglijden.

Zoo kwamen zij ongedeerd op den grond terecht.

Wat een genot voor hen, den vasten bodem, die hen sedert zoo lang
ontbroken had, weer onder de voeten te voelen! Wat een pret, om weer
op stevigen grond te kunnen wandelen, en niet meer de speelbal des
dampkrings te zijn!

Zij maakten zich gereed, om langs het riviertje het binnenste gedeelte
van het eiland te bereiken, toen een gedaante eensklaps voor hen
verrees.

Dat was Frycollin.

Ja, de neger had hetzelfde denkbeeld van zijn meester gehad en had
de stoutmoedigheid ontwikkeld, hem zonder voorafgaande waarschuwing
vóór te gaan.

Maar, het was thans het oogenblik niet, om zich daarover vertoornd
te toonen, en Uncle Prudent wilde eene schuilplaats in een verwijderd
gedeelte van het eiland gaan zoeken, toen Phil Evans hem weerhield.

"Uncle Prudent," sprak hij, "luister naar mij."

"Ik luister, Phil Evans."

"Wij zijn dien Robur ontkomen," ging de secretaris voort. "Hem en zijn
makkers is een schrikkelijk uiteinde bereid. Hij verdient het... dat
is zoo. Maar als hij op zijn eerewoord wilde verklaren geen pogingen
aan te wenden, om ons andermaal gevangen te nemen..."

"Het eerewoord van zoo'n kerel!..."

Uncle Prudent had den tijd niet om te eindigen. Een gerucht, eene
soort beweging werd aan boord van de _Albatros_ waargenomen.

Klaarblijkelijk werd alarm gemaakt en was de ontvluchting der beide
Amerikanen ontdekt.

"Hier!... Hier heen!..." werd geroepen.

Dat was de wachthebbende, die er eindelijk in geslaagd was, zijn
mond van den prop te ontdoen. Driftige stappen weerklonken op het dek
van het luchtschip. En bijna terzelfder tijd schoten de electrische
stralen der seintoestellen voort, om het eiland over een breeden
sector te verlichten.

"Daar zijn ze!.... Daar zijn ze!...." riep Tom Turner.

De vluchtelingen waren gezien geworden.

Op hetzelfde oogenblik werd, op bevel van Robur, dat met luider stem
gegeven was, de snelheid der omwentelingen van de opstuwingsschroeven
getemperd, en langs den ankertros, die aan boord ingepalmd werd,
naderde de _Albatros_ de oppervlakte van het eiland.

In dit oogenblik werd de stem van den secretaris Phil Evans duidelijk
vernomen:

"Ingenieur Robur," riep hij, "verbindt gij u op uw eerewoord, dat
gij ons in vrijheid wilt laten?...."

"In vrijheid?"

"Ja, op dit eiland in vrijheid?"

"Nooit!" schreeuwde Robur.

En dat antwoord werd gevolgd door een geweerschot, waarvan de kogel
den schouder van Phil Evans lichtelijk schampte.

"O, wee!" riep deze.

"O, die booswichten!" riep Uncle Prudent.

En met zijn mes in de hand, stormde hij naar de rotsblokken toe,
waartusschen de ankerlepel gevat had.

Het luchtschip was toen op hoogstens vijftig voeten van den grond
verwijderd.

De kabel was al heel spoedig doorgesneden, en de bries, die intusschen
merkbaar aangewakkerd was, greep de _Albatros_ dwars en voerde haar
in noordoostelijke richting.

Binnen weinige minuten bevond het luchtschip zich boven de Groote
Stille Zuidzee.



XVI.

WAARIN DE LEZER IN EENE ONZEKERHEID GELATEN WORDT, DIE HIJ
WAARSCHIJNLIJK BETREUREN ZAL.


Het was toen twintig minuten na middernacht.

Vijf of zes geweerschoten waren nog van het luchtschip gelost
geworden. Uncle Prudent en Frycollin hadden Phil Evans onder den
arm genomen en een beschermende toevlucht achter groote rotsblokken
gezocht.

Zij waren niet geraakt geworden en hadden voor het oogenblik niets
te duchten.

De _Albatros_ steeg, terwijl hij zich van het eiland verwijderde, al
dadelijk tot eene hoogte van negen honderd meters op. Men had eene
grootere opstijgingskracht moeten ontwikkelen, om te voorkomen dat
het luchtschip in zee viel.

Op het oogenblik, dat de wachthebbende man, van zijn mondprop bevrijd,
zijn eersten kreet slaakte, waren Robur en zijn eerste officier Tom
Turner naar hem toegeijld, hadden hem van het stuk zeildoek, dat
hem het hoofd bedekte, bevrijd en zijne banden losgemaakt. Daarna
hadden zij zich naar de hut van Uncle Prudent en Phil Evans gespoed,
maar deze leeg bevonden.

Van zijn kant had François Tapage Frycollins hut doorzocht. Ook daarin
was niemand te vinden.

Toen Robur vernam, dat zijne gevangenen ontsnapt waren, voelde hij
een geweldig gevoel van toorn opwellen.

Door de ontsnapping van Uncle Prudent en van Phil Evans zou toch
zijn geheim, zijne verpersoonlijking aan iedereen geopenbaard
worden. Had hij zich ook al niet erg bekommerd over het schrijven,
door Uncle Prudent, bij het overstevenen van Frankrijks hoofdstad,
naar buiten geworpen, dan vond dat zijne oorzaak in de gedachte,
dat dit papier zeer veel kans had geloopen bij den val verloren te
zijn geraakt.... Maar thans!....

Hij hernam zijne bedaardheid evenwel:

"Zij zijn ontvlucht...." zei hij .... "nu, mij wel!"

"Denkt gij er zoo over?" vroeg Tom Turner.

"Wel zeker. Zij zullen zoo gauw het eiland Chatham niet kunnen
verlaten"....

"Zij zullen er evenwel niet altijd blijven!"

"Over een paar dagen zal ik er terugkeeren!.... Ik zal ze
opsporen!.... Ik zal hen weer gevangen nemen!.... En dan"....

"Ja dan!...." herhaalde Tom Turner, terwijl hij de vuist balde naar
den kant van het eiland.

De redding der vluchtelingen was inderdaad al zeer weinig
verzekerd. Wanneer de _Albatros_ hare vrijheid van beweging en van
sturen zou herkregen hebben, zou zij toch dadelijk naar het eiland
Chatham, vanwaar de beide leden van Weldon-Institute zoo spoedig niet
zouden kunnen vertrekken, weerkeeren. Binnen een half etmaal zouden
zij weer in de macht van den ingenieur kunnen zijn.

Binnen een half etmaal?.... Maar, vóórdat twee uren voorbijgesneld
zouden zijn, zou de _Albatros_ vernietigd wezen. Was die
dynamietpatroon voor haar niet als eene torpedo, die aan hare flanken
gehecht was, en die het vernietigingswerk te midden van de lucht
zoude volbrengen?

Intusschen wakkerde de bries al meer en meer aan en werd het luchtschip
in noordoostelijke richting heengevoerd. Hoewel de snelheid van het
luchtschip zeer matig was, zou het toch bij zonsopgang het eiland
Chatham uit het gezicht verloren hebben.

Om tegen den wind in derwaarts terug te stevenen, was het een
vereischte, dat de voortstuwers, althans die van het voorschip,
in staat waren te werken.

"Tom!" riep de ingenieur.

"Master Robur?" antwoordde de eerste officier.

"Laat de verlichtingstoestellen met volle kracht werken, zoodat wij
goed kunnen zien."

"Opperbest, master Robur!"

"En iedereen aan den arbeid!"

"Allen?"

"Ja, allen."

"Nu, daar zal ik voor zorgen."

Er kon geen quaestie meer van zijn, om het werk tot den volgenden
morgen uit te stellen. Er mocht thans geen sprake meer zijn van
vermoeidheid. Alle mannen aan boord deelden de hartstochten van hun
opperhoofd. Geen enkele hunner was er, die niet tot alles in staat was,
om de vluchtelingen op te sporen.

Zoodra de voorschroef hersteld en op hare plaats gebracht zoude zijn,
zou men naar Chatham terugkeeren; men kon er weer ten anker gaan, men
zou jacht op de vluchtelingen maken. Daarna zou men de herstelling der
schroef van het achterschip beginnen en voltooien, en eindelijk zou het
luchtschip volkomen veilig de reis naar het eiland X kunnen ondernemen.

Het was evenwel van belang, dat de _Albatros_ niet te ver in
noordoostelijke richting heengevoerd werd. Daarom kon het aanwakkeren
der bries als eene betreurenswaardige omstandigheid beschouwd worden,
omdat met de defecte machines er niet tegen ingewerkt en ook niet
stil op de plaats gebleven kon worden.

Zonder zijne voortstuwingsschroeven was het luchtschip aan een
onbestuurbaren ballon gelijk.

De vluchtelingen, die op de kust op uitkijk stonden, hadden de
verzekering gekregen, dat de _Albatros_ in de duisternis verdwenen was,
voordat de uitbarsting had plaats gehad.

De bekende staat van zaken moest Robur met betrekking tot zijne
plannen voor de toekomst wel eenigermate verontrusten. Was het bij
voorbeeld wel zeker, dat hij zonder vertraging, zonder tijdverlies
te ondervinden, het eiland Chatham weer zou kunnen bereiken? Hij
besloot dan ook, terwijl de herstellingen met den meesten ijver werden
voortgezet, naar de beneden luchtlagen af te dalen, in de hoop daar
zwakkere windstroomingen aan te treffen. Wellicht was het mogelijk de
_Albatros_ in deze streken te handhaven, totdat zij krachtig genoeg
zoude zijn om tegen de bries in te stevenen.

Die manoeuvre werd onmiddellijk ten uitvoer gelegd. Wanneer de
bemanning van eenig zeeschip de bewegingen van dit gevaarte, hetwelk
in zijn schitterende electrische lichtstralen gehuld was, had kunnen
waarnemen, dan zouden voorzeker hun schrik en angst groot geweest zijn.

Toen de _Albatros_ tot op een paar honderd voeten afstand van de
oppervlakte der zee gedaald was, bleef zij zwevende.

Ongelukkig bespeurde men, dat de bries in die benedenstreken nog
sterker doorstond en dat derhalve het luchtschip zich met nog meer
snelheid van het eiland Chatham verwijderde. Het gevaar bestond dus,
zeer ver in noordoostelijke richting medegevoerd te worden, waardoor
de terugkeer naar dat eiland al meer en meer vertraagd moest worden.

Na die poging bleek het, dat het beter was in de bovenluchtlagen te
verwijlen, waar de dampkring meer in evenwicht was. Daarom steeg de
_Albatros_ tot eene hoogte van gemiddeld drie duizend meters op. Al
bleef zij daar niet stil op de plaats, dan was er het afdrijven toch
minder snel. De ingenieur kon dus de hoop koesteren, dat hij bij
het aanbreken van den dag van die hoogte, het eiland, waarvan hij
de ligging met de grootste nauwkeurigheid had opgenomen, nog in het
gezicht zoude hebben.

Wat de quaestie betrof, of de vluchtelingen een goed onthaal zouden
gevonden hebben bij de inboorlingen, in het geval dat het eiland
bewoond zoude zijn, daaromtrent bekreunde Robur zich in het geheel
niet. Ook niet, wanneer die inboorlingen hun hulp verleenden. Dat
kon hem niets schelen. Met de aanvals- en verdedigingsmiddelen van
de _Albatros_ zoude men hen wel spoedig schrik aanjagen en hen op de
vlucht drijven.

De mogelijkheid van het opvatten der gevangenen was dus aan geen
twijfel onderhevig, en eenmaal weer in zijne macht....

"Men ontsnapt niet van het eiland X," mompelde Robur.

Het was een uur na middernacht, toen de voortstuwer van het voorschip
hersteld was. Het kwam er nu nog maar op aan, om hem weer op zijne
plaats te brengen, hetgeen nog een uur werk zoude vereischen.

Daarna zou de _Albatros_ weer koers zuidwest stevenen en zou men
kunnen overgaan tot de herstelling van de schroef van het achterschip.

En die lont, die in de hut der vluchtelingen brandde?

Die lont, waarvan meer dan het derde gedeelte reeds door het vuur
verteerd was!....

En die noodlottige vonk, welke de dynamietpatroon al meer en meer
naderde!....

Voorzeker, wanneer de aandacht der bemanning niet zoo ingespannen
bezig was gehouden, zou een hunner het zwakke geknetter vernomen
hebben, dat in de roef gehoord werd.

Misschien zou de reukzenuw van een hunner de lucht van verbrand kruit
opgevangen en zou de man zich daarover verwonderd hebben. Hij zou
den ingenieur Robur of den eersten officier Tom Turner gewaarschuwd
hebben. Men zou dan nasporingen in het werk gesteld en in die kooilade
het gevaarlijke toestel gevonden hebben...

Het zou dan nog tijd geweest zijn, om die bewonderenswaardige _Albatros
_ en met haar het leven van al de opvarenden te redden.

Maar die mannen arbeidden thans op het voorschip, dat wil zeggen op
ruim twintig meters afstand van de roef van de vluchtelingen. Niets
gaf hen aanleiding, om naar dit gedeelte van het luchtschip te komen,
en ook niets kon hen afleiding van hun arbeid bezorgen, die daarenboven
hunne geheele aandacht vereischte.

Robur bevond zich trouwens ook daar en verrichtte als behendig
machinist, wat hij inderdaad was, in persoon handenarbeid. Hij
drong op spoed aan, zonder evenwel iets te laten verwaarloozen;
integendeel, hij zorgde dat alles met de meeste nauwgezetheid en zoo
volmaakt mogelijk werd volvoerd. Was het niet een eerste vereischte,
om zijn luchtschip weer volkomen in de hand te krijgen, dat alle
deelen behoorlijk hersteld werden?

Wanneer hij er niet in slaagde, om de vluchtelingen andermaal in zijne
macht te krijgen, dan zouden die toch eindelijk in hun geboorteland
wederkeeren.

Dan zou men nasporingen verrichten en het eiland X zou waarschijnlijk
daaraan niet ontsnappen. En dat zou het einde van dat bestaan
zijn,--een bovennatuurlijk, verheven bestaan!--hetwelk die mannen
van de _Albatros_ in het leven geroepen hadden.

Tegen ongeveer kwartier na een uur trad Tom Turner op Robur toe
en sprak:

"Master Robur, het komt mij voor dat de bries verflauwt en naar het
westen draait."

"En wat doet de barometer?" vroeg Robur, na een blik van onderzoek
op het uitspansel geworpen te hebben.

"Die daalt of rijst niet," antwoordde de eerste officier. "Maar,
mij dunkt...."

"Spreek op, waarom aarzelt ge?"

"Mij dunkt dat de wolken beneden het luchtschip zakken, master Robur."

"Inderdaad, Tom Turner, en in dat geval zou het niet onmogelijk zijn,
dat het op de oppervlakte der zee regende. Maar, om het even; als wij
maar boven de regenzone blijven. Wij zullen dan niet in onzen arbeid
gehinderd worden."

"Als het inderdaad regent, dan zal het slechts een fijne motregen
zijn."

"Dunkt u?"

"Ik maak dat uit den vorm der wolken op--en het is zeer waarschijnlijk,
dat de bries beneden geheel zal vallen."

"Dat denk ik ook, Tom," antwoordde Robur. "Toch geloof ik, dat het
verkieslijk is hier nog in de hoogere luchtlagen te blijven."

"Zooals gij wilt, master Robur."

"Laten wij de herstelling van onze averij beëindigen, dan kunnen wij
naar eisch, en werwaarts wij willen, koers stellen. Is dat ook niet
uw oordeel?"

"Voorzeker, master."

Omstreeks twee uur was het eerste gedeelte van den arbeid uitgevoerd.

De voorschroef was op haar plaats gebracht. De electrische batterijen
werden in werking gebracht, eerst matig, daarna sterker. Langzamerhand
nam de _Albatros_ in snelheid toe en na behoorlijk gewend te hebben,
stevende zij met vrij vlugge vaart in zuidwestelijke richting, om
het eiland Chatham op te zoeken.

"Tom," sprak Robur, "wij hebben gedurende twee en een half uur
ongeveer noord-oost afgehouden. De wind is, zooals ik mij zoo-even
bij het kompas overtuigd heb, niets of weinig veranderd. Ik denk dus
binnen een uur hoogstens het eiland weer opgespoord te hebben."

"Dat denk ik ook, master Robur," antwoordde de eerste officier,
"want wij leggen thans ongeveer twaalf meters in de seconde af. De
_Albatros_ zal dus tusschen drie en vier uur in den ochtend op haar
uitgangspunt terug kunnen zijn."

"Des te beter, Tom. Wij hebben er belang bij, om des nachts aan te
komen en te landen zonder gezien te worden...."

"Dat is waar."

"De vluchtelingen, die in de meening zullen verkeeren, dat wij ons ver,
zeer ver noordoostwaarts zullen bevinden, zullen minder waakzaamheid
betrachten. Wanneer de _Albatros_ bijna op de oppervlakte van den
bodem zal aangekomen zijn, zullen wij pogen haar achter eenige hooge
rotsen van het eiland te verbergen. Dat kan niet moeilijk zijn."

"Dat is ook mijne meening."

"Vervolgens, al moesten wij ook eenige dagen te Chatham verwijlen...."

"O, die zullen ook wel door te brengen zijn, master Robur, en zelfs
als wij genoodzaakt zullen zijn tegen een geheel leger van inboorlingen
te vechten...."

"Zullen we vechten, Tom, vechten voor onze _Albatros_!"

"Juist, master Robur."

De ingenieur keerde zich toen naar zijne manschappen, die op nieuwe
bevelen wachtten.

"Vrienden," sprak hij, "het oogenblik om rust te nemen, is nog niet
gekomen."

Allen knikten ten teeken van instemming met die uitspraak.

"Wij zullen moeten werken totdat de dag aanbreekt."

Allen waren bereid.

Het gold thans de achterschroef dezelfde herstellingen te laten
ondergaan als de voorschroef. Die had dezelfde averij bekomen, die
door dezelfde oorzaak teweeggebracht was, dat wil zeggen: door het
geweld van den storm gedurende den overtocht over het Zuider poolland.

Maar om die schroef binnen boord te kunnen halen, was het raadzaam de
vaart van het luchtschip te remmen, ja het gedurende eenige minuten
te laten deinzen.

Op bevel van Robur liet de machinist-leerling dan ook het werktuig
achteruitslaan door de omwenteling van de voorschroef in de
tegenovergestelde richting te laten volbrengen. Het luchtschip
begon dus langzamerhand voor den wind af te vallen, zooals de
zeemans-uitdrukking luidt.

Allen waren op het punt, om zich naar het achterschip te begeven,
toen Tom Turner een vreemde lucht in den neus kreeg.

Dat waren de gassen der lont, thans in de kooilade opgehoopt, die
langs de reten van de hut der vluchtelingen ontsnapten.

"He, wat ruik ik?" riep de eerste officier, terwijl hij die lucht
sterk opsnoof,

"Wat is er?" vroeg Robur.

"Ruikt ge niets, master?...."

"Inderdaad."

"Het is, alsof er buskruit verbrand is."

"Waarachtig, Tom, ge hebt gelijk."

"Maar.... van waar komt die lucht?"

"Ja, van waar?"

De beide mannen roken met den neus in de lucht rond.

"Van daar!".... zei Tom Turner, terwijl hij den vinger naar het
achterschip uitstrekte.

"Van waar?"

"Van de achterroef."

"Dat meen ik ook."

"Ja, van de hut der vluchtelingen."

"Zouden die ellendelingen gepoogd hebben brand te stichten?"

"O, als het maar brand was!...." riep Robur uit.

"Maar, wat dan in Gods naam?"

"Trap de deur open, Tom! Trap de deur open!"

Maar ternauwernood had de eerste officier een pas gedaan, om aan dat
bevel te gehoorzamen, toen eene vreeselijke uitbarsting de _Albatros_
tot in hare gebinten deed schudden. De roeven vlogen aan flarden
uit elkander. De verlichtingstoestellen werden uitgebluscht, want de
electrische stroom was verbroken, en een zwartdonkere nacht omgaf het
ontredderde luchtvaartuig. Maar, hoewel het meerendeel der opstuwende
schroeven verbogen en verbrijzeld waren, zoo bleven toch eenigen op
het voorschip voortwentelen.

Plotseling barstte de romp van het luchtschip een weinig achterwaarts
van de eerste roef. Het achtergedeelte verdween in de ruimte. De
accumulatoren van het voorschip deden de voortstuwende schroef van
het voorschip nog werken.

Maar bijna terzelfdertijd bleven de laatste opstuwende schroeven
stilstaan en werd de _Albatros_ in den afgrond gestort.

Dat was voor die acht mannen, die zich als schipbreukelingen aan dat
wrak vastklemden, een val van drie duizend meters!

Daarenboven zou die val nog sneller, nog schrikkelijker worden, daar
de voorstuwer van het voorschip, na zich loodrecht opgericht te hebben,
nog werkte.

Toen liet Robur zich met eene buitengewone koelbloedigheid tot bij
de ontredderde machineroef afglijden, greep den hefboom, die het
werktuig in beweging moest brengen, en veranderde de richting van de
omwentelingen der schroef, die toen van voortstuwend, opstuwend werd.

Hierdoor werd de val voorzeker vertraagd, hoewel niet veel. Maar het
wrak viel niet meer met die aangroeiende snelheid, door de zwaarte
en de aantrekkingskracht der aarde op vallende lichamen teweeggebracht.

Het was nog altijd de dood voor de bemanning der _Albatros_, daar zij
in zee gestort werd; maar het was de vreeselijke dood door verstikking
niet meer te midden van een dampkring, die door de snelheid van den
val, niet meer tot inademing geschikt zoude zijn.

Tachtig seconden na de uitbarsting was alles, wat van de _Albatros_
overbleef, in de golven van de Groote Stille Zuidzee verdwenen.



XVII.

WAARIN DE GESCHIEDENIS VAN HET GEBEURDE EEN SPRONG VAN TWEE MAANDEN
ACHTERUIT EN DAARNA EEN SPRONG VAN NEGEN MAANDEN VOORUIT MAAKT.


Eenige weken vroeger, den 13den Juni, dus daags na die zitting van
Weldon-Institute, die zoo stormachtig geweest was, heerschte er onder
alle klassen van de bevolking van Philadelphia, hetzij zij zwart of
blank waren, eene opgewondenheid, die gemakkelijker te constateeren
dan te beschrijven is.

Reeds bij het krieken van den dag, was het onverwachte en
schandelijke gebeurde van den vorigen dag schering en inslag van alle
gesprekken. Wat! een indringer, die beweerde werktuigkundige te zijn,
een werktuigkundige, die beweerde den onwaarschijnlijken naam van
Robur--van Robur den Veroveraar--te voeren, een persoon van onbekende
afkomst, van twijfelachtige nationaliteit, was eensklaps in de zaal
der zittingen van Weldon-Institute verschenen, had de ballonnisten
ergerlijk beleedigd, had de wonderen der toestellen "zwaarder dan de
lucht" hoog opgevijzeld, had, te midden van een schrikkelijk spektakel,
uitjouwingen verwekt, had bedreigingen uitgelokt, die hij in ruime
mate zijn tegenstanders naar het hoofd terug geslingerd had! Hij was
eindelijk, nadat hij het spreekgestoelte te midden van het grootste
tumult, te midden van het geknetter van revolverschoten, verlaten
had, verdwenen en, in weerwil van de meest nauwkeurige nasporingen,
was men er niet in geslaagd hem op het spoor te komen.

Men had niet meer over hem hooren gewagen.

Inderdaad, zoo iets was wel geschikt, om alle tongen in rep en roer
te brengen, om alle hoofden op te winden.

Dat geschiedde dan ook in ruime mate te Philadelphia, zoowel als in de
zes en dertig overige Staten van de groote Amerikaansche Republiek. En,
om der waarheid getrouw te blijven, moeten wij er bijvoegen, dat
hetzelfde ook in het oostelijk halfrond gebeurde.

Maar, hoe vermeerderde die opgewondenheid, die spanning nog, toen
het in den avond van den 13den Juni bleek, dat noch de voorzitter,
noch de secretaris van Weldon-Institute in hunne woningen wedergekeerd
waren. Zij stonden toch bekend als degelijke, verstandige en eervolle
lieden, die zich tot geen verkeerde sprongen zouden hebben laten
overhalen.

Den avond te voren hadden zij het zittingslokaal verlaten als rustige
burgers, die er slechts aan dachten, om stil en bedaard naar huis te
gaan, als ongehuwden, die bij hunne tehuiskomst geen zuur en betrokken
gezicht van de gade te duchten hadden.

Zouden zij door een toeval genoodzaakt kunnen zijn, om uithuizig
te zijn?

Neen, zeker niet. Althans geen woord was hen ontvallen, dat zoo
iets kon doen gissen. Zelfs was er afspraak gemaakt, dat zij den
volgenden dag weer in de club zouden verschijnen, de een om zijn
zetel als voorzitter, de ander om dien van secretaris in te nemen,
in het vooruitzicht, dat in de vergadering het voorgevallene van den
vorigen avond zou behandeld en heftig bediscussiëerd worden.

Maar, niet alleen waren die twee zoo belangrijke personen van den Staat
Pensylvanië spoorloos verdwenen, men was ook zonder berichten omtrent
den knecht Frycollin. Evenmin als zijn meester kon men hem op het spoor
komen. Neen, nimmer had een neger, sedert de geschiedkundige personen
van Toussaint-Louverture, Soulouque en Dessaline, zooveel van zich
doen spreken. Hij zou eene belangrijke plaats innemen, niet alleen
onder de vermaardsten zijner collega's van den dienstbaren stand,
maar ook onder de zonderlingen van iederen maatschappelijken stand
of huidkleur, die zich door de een of andere excentriciteit in het
zoo fraaie land van Amerika weten op den voorgrond te dringen.

Den volgenden dag alweer geen tijdingen!

Noch de beide clubgenooten, noch de neger Frycollin waren voor den
dag gekomen.

Toen werd men ongerust.... Toen werd men zenuwachtig.... En
eene dicht opeengepakte menigte vatte post in de nabijheid van de
Post-and-Telegraph-Offices, om het eerst bij de hand te zijn, wanneer
er tijdingen mochten aankomen.

Maar, niets, niets!

En toch had men ze beiden gezien, toen zij te zamen Weldon-Institute
verlieten.

Men had ze tot elkander met luider stem hooren praten. Men had hen
Frycollin hooren roepen. Daarna had men hen langs Walnutstreet zien
voortstappen, om zich naar den kant van Fairmont-Park te begeven.

Jem Cip, de fabrikant van verduurzaamde groenten, had den voorzitter
zelfs de hand gedrukt en hem gezegd:

"Tot morgen!"

En William T. Forbes, de fabrikant van suiker uit lompen, had een
hartelijken handdruk van den secretaris Phil Evans gekregen, die tot
twee malen tot hem gezegd had:

"Tot ziens!... Tot ziens!..."

Miss Doll en miss Mat Forbes, die door banden der reinste vriendschap
zoo innig aan Uncle Prudent verknocht waren, konden zich onmogelijk bij
die verdwijning neerleggen en beijverden zich, om toch maar tijdingen
van den afwezige te erlangen, nog meer te babbelen dan gewoonlijk.

Drie, vier, vijf, zes dagen gingen zoo in eene onbeschrijfelijke
spanning en angst voorbij. Daarna werd het eene week... twee
weken... en niets, niets!... Geen enkele aanwijzing, die op het spoor
der drie verdwenen personen kon brengen. Dat was inderdaad om tureluurs
te worden!

Men had de meest nauwkeurige nasporingen in het kwartier
verricht... maar, niets!

Ook in de straten, die naar de haven voerden;... maar, niets, niets!

In Fairmont-Park, onder de boomgroepen, in het dichtste gedeelte van
het struikgewas... Maar, niets! Steeds niets!

Op de groote open plek bevond men evenwel, dat het gras kort
geleden was platgetrapt, hetgeen vooral verdacht voorkwam, omdat het
onverklaarbaar was. Bij den rand van het bosch, hetwelk die open plek
omgaf, werden sporen ontdekt van eene worsteling.

Zou eene bende boosdoeners de beide club-leden op dit late nachtelijk
uur ontmoet en te midden van dat eenzame park aangevallen hebben?

Zoo iets was inderdaad mogelijk.

De politie nam dan ook de verdere taak op zich, om een geregeld
en met de wettelijke langzaamheid overeenkomend onderzoek in te
stellen. Men doorzocht de Schuijlkill-rivier, men dregde haar
bodemvlak, men reinigde hare oevers van de wildgroeiende biezen en
watergrassoorten. Was dat ook al nutteloos voor het beoogde doel,
zoo had die reiniging toch hare goede zijde; want, waarachtig, de
Schuijlkill had het wel noodig, dat zij eens terdege onder handen
genomen werd. Men ging er bij deze gelegenheid toe over, waardoor de
stedelijke bestuursleden van Philadelphia toonden uiterst practische
lieden te zijn.

Toen riep men de publiciteit der dagbladen te hulp.

Advertentiën en reclame-artikelen werden aan alle democratische en
republikeinsche bladen van de Unie zonder onderscheid van partij
of kleur gezonden. De _Daily negro_, het speciale orgaan voor het
zwarte ras, publiceerde een portret van Frycollin, naar het laatste
photographische beeld van den neger genomen.

Belooningen werden uitgeloofd, premiën aangeboden aan ieder, die
eenige tijding van de drie afwezigen zou leveren, en zelfs aan hen,
die eenige aanwijzingen konden doen, welke op hun spoor kon brengen.

"Vijf duizend dollars!... Vijf duizend dollars!... Voor ieder
ingezetene, die..."

Het mocht niets baten!

De thesaurier van Weldon-Institute kwam niet in de gelegenheid,
om die vijf duizend dollars uit te geven.

Onnaspoorlijk! Onnaspoorlijk!! Onnaspoorlijk!!!

Uncle Prudent en Phil Evans, beiden van Philadelphia, waren niet weer
te vinden!

Het zal wel niet behoeven verteld te worden, dat de club, door
die onverklaarbare verdwijning van haren voorzitter en van haren
secretaris, geheel in de war was. Al dadelijk werd een maatregel
getroffen, om de werkzaamheden met betrekking tot de constructie van
den ballon _Go a head_ te staken, hoe gevorderd die ook waren. En dat
terecht. Want, hoe zou men bij afwezigheid van hen, die tot dien bouw
aangezet, die daaraan een gedeelte van hun vermogen gewijd hadden,
hun vermogen zoowel in tijd als in geld, dien arbeid hebben kunnen
voortzetten? Hoe zou men hem kunnen beëindigen, nu zij er niet meer
waren, die de noodige inlichtingen moesten verstrekken? Neen, men
moest wachten, men zou wachten. En juist werd er weer gewag gemaakt
van het vreemdsoortige natuurverschijnsel, hetwelk weinige weken te
voren de gemoederen zoo opgewonden had.

Inderdaad, het geheimzinnige voorwerp was andermaal bij verschillende
gelegenheden in de hoogere luchtlagen gezien of beter vluchtig
ontwaard geworden. Intusschen kwam het bij niemand op, eenig verband
te zoeken tusschen die zoo zonderlinge wederverschijning en de
niet minder onverklaarbare verdwijning van den voorzitter en den
secretaris van Weldon-Institute. Hij, die in die twee feiten eenige
overeenstemming zocht, moest waarlijk met eene buitengewoon groote
dosis verbeeldingskracht begaafd zijn.

Hoe het ook zij, de asteroïde, de bolied, het luchtmonster, of hoe
men het ook zal gelieven te noemen, was weer gezien geworden en
wel onder omstandigheden, die veroorloofden om een beter oordeel te
verkrijgen omtrent zijne afmetingen en vorm. Eerst boven Canada, boven
dat grondgebied, hetwelk zich van Ottawa naar Québec uitstrekt, en dat
wel denzelfden ochtend na de verdwijning van de twee clubleden. Daarna
boven de vlakten van het Far-West, toen dat raadselachtig lichaam in
snelheid wedijverde met een trein van den grooten Pacific-Spoorweg.

Van dien dag af waren de meeningen der geleerden gevestigd.

Dat lichaam was geen voortbrengsel der natuur, het was een vliegend
toestel, vervaardigd met de practische toepassing van de wetten van
het "zwaarder dan de lucht". En als de schepper, de meester van dat
luchtschip voor zijn persoon nog onbekend wenschte te blijven, dan
scheen hij aan die onbekendheid voor zijne uitvinding niet meer te
hechten, daar hij haar op dat grondgebied van het Far-West van zoo
nabij had laten bespeuren.

Wat de werktuigkundige kracht aangaat, waarover hij beschikte, of de
natuur der toestellen, die de beweging moest overbrengen, daaromtrent
kon men zich natuurlijk nog geen begrip vormen.

Wat in ieder geval geen schaduw van twijfel overliet, was dat dit
luchtgevaarte met een buitengewoon gemakkelijk verplaatsings-vermogen
begaafd was. Inderdaad, weinige dagen later was het boven het
Chineesche rijk bespeurd geworden, daarna boven het noordelijk gedeelte
van Hindoestan, vervolgens boven de Kaspische zee en later boven de
onmetelijke steppen van Rusland.

Wie was toch die stoutmoedige mechanicus, die over een zoodanig
verplaatsings-vermogen beschikte, voor wien de Rijken geen grenzen,
de Oceanen geen uitgebreidheid hadden, die over den dampkring den
baas speelde, alsof die zijn eigendom, zijn domein ware?

Kon er aan gedacht worden, dat het diezelfde Robur was, die zijne
theorieën zoo tartend in de vergadering van Weldon-Institute had doen
klinken, die zoo openlijk en ruw die utopie der bestuurbare ballons
in bres gelegd had. Misschien kiemde die gedachte wel in een enkel
scherpzinnig brein. Maar,--en dat was toch wel zeer zonderling te
noemen,--bij niemand kwam de veronderstelling op, dat die Robur eenige
betrekking op de verdwijning van den voorzitter en den secretaris
van Weldon-Institute kon hebben.

Om kort te gaan, dat zou wellicht steeds verborgen gebleven zijn,
wanneer niet een telegraphisch bericht van Frankrijk, van Parijs,
langs den onderzeeschen kabel van New-York op den dag van 6 Juli te
elf uur en zeven-en-dertig minuten te Philadelphia ontvangen was.

Het was de overseining van het te Parijs in een snuifdoos gevonden
briefje, hetwelk licht verspreidde over het verdwijnen der twee
personen, waarover de Vereenigde Staten op het punt waren den rouw
aan te nemen.

Dus Robur was de bedrijver van die schaking! Robur, de ingenieur, die
met het bepaalde doel naar Philadelphia gekomen was, om de theorieën
der ballonnisten in het ei te smoren!

Hij was het, die op het luchtschip de _Albatros_ bevel voerde! Hij
was het, die bij wijze van weerwraak Uncle Prudent, Phil Evans,
en op den koop toe ook den neger Frycollin ontvoerd had!

En men moest dat drietal als onherroepelijk verloren achten, tenzij
hunne aardsche vrienden er in slagen mochten, door het een of andere
middel, door bijvoorbeeld een werktuig te vervaardigen, hetwelk met
het machtige luchtgevaarte zou kunnen wedijveren, hen aan hunnen
gevangenbewaarder te gaan ontrukken en op aarde terug te brengen.

Welke aandoening! Welke vernietigende schrik! Het Parijzer telegram
was aan het adres van Weldon-Institute gericht. Het werd onmiddellijk
aan alle clubleden medegedeeld. Tien minuten later was de tijding door
middel van het telephoonnet over geheel Philadelphia verspreid. In
minder dan een uur was geheel Amerika op de hoogte van het nieuws, dat
zich langs de ontelbare electrische draden over het nieuwe continent
voortgeplant had.

Men wilde er niet aan gelooven, en toch was niets meer zeker dan
dat! Het was eene mystificatie van een minder geestige grappenmaker,
beweerde de een; een ergerlijk boerenbedrog van het meest verdachte
allooi, zeide de ander. Hoe zou zulk eene schaking te Philadelphia
hebben kunnen volbracht worden en dat nog wel zoo geheimzinnig? Hoe
zou die _Albatros_ in Fairmont Park hebben kunnen landen, zonder dat
hare verschijning in den Staat Pensylvanië geseind was?

Dat alles klonk vrij goed, en die argumenten konden voor goede
munt opgenomen worden. De ongeloovigen hadden nog recht om te
twijfelen. Maar zeven dagen na de ontvangst van dat telegrafisch
bericht bezaten zij dat recht niet meer. Toen konden en mochten zij
niet meer twijfelen.

Den 15den Juli toch was de Fransche paketboot _Normandie_ in de
wateren van de Hudsonrivier ten anker gekomen en deze had de beruchte
snuifdoos medegebracht.

Per spoortrein werd zij van New-York naar Philadelphia gezonden.

Ja, dat was wel degelijk de snuifdoos van den voorzitter van
Weldon-Institute. Jem Cip zou voorwaar voorzichtig gehandeld hebben,
wanneer hij dien dag een meer krachtig en hartversterkend voedsel
verorberd had dan zijne groenten; want hij viel schier in onmacht,
toen hij die snuifdoos herkende. Hoe dikwijls had hij daaruit niet
een vriendschappelijk snuifje geput!

Ook miss Doll en miss Mat herkenden die snuifdoos, welke zij zoo
dikwijls met een blik van hoop en begeerte begluurd hadden, om ze
toch eens in haar bezit te krijgen, en er hare lange magere knokkelige
ouwe-juffrouwen-vingers in te kunnen steken!

Vervolgens kwam hun vader William T. Forbes en ook Truk Milnor,
Bat. T. Fyn en nog anderen van Weldon-Institute. En die allen herkenden
de snuifdoos als om strijd. Zij hadden haar honderd keeren tusschen
de vingers van hunnen geachten voorzitter zien open en dicht gaan.

Om kort te gaan, die snuifdoos werd herkend door al de vrienden,
die Uncle Prudent telde, en de goede stad Philadelphia, wier naam er
op duidt, zooals men weet, dat hare bewoners elkander als broeders
liefhebben, bezat er vele van die vrienden.

Er bleef dus geen schaduw van twijfel over.

Niet alleen de snuifdoos van den voorzitter, maar ook zijn handschrift,
voorkomende op het briefje, verbood aan de ongeloovigen om met het
hoofd op ontkennende wijs te schudden. Toen begonnen de jammerklachten,
toen werden wanhopige handen ten hemel geheven. Wat! Uncle Prudent en
zijn lotgenoot Phil Evans waren geschaakt door een vliegend toestel,
en er bestond in het minst geen hoop om hen te kunnen bevrijden!

De Maatschappij der Niagara Falls, waarvan Uncle Prudent de meest
invloedrijke aandeelhouder was, was op het punt om hare zaken en
daarmede ook den waterval te staken.

De _Walton Watch Company_ was er op bedacht, haar uurwerkfabriek te
liquideeren, nu zij haren directeur Phil Evans verloren had.

Ja, het was een algemeene rouw, en het bezigen van het woord rouw
is geen overdrijving; want eenige dolkoppen, zooals er ook in de
Vereenigde Staten van Noord-Amerika voorkomen, uitgezonderd, was er
niemand, die nog hoopte die beide eervolle burgers weer te zien.

Intusschen hoorde men niet meer van de _Albatros_ spreken, sedert
zij Parijs gepasseerd was. Eenige uren later kwam nog een bericht,
dat zij boven Rome gezien was; maar dat was alles.

Als men zich de snelheid herinnert, waarmede het luchtschip Europa
van het noorden naar het zuiden en de Middellandsche zee van het
westen naar het oosten overgestevend had, dan behoeft men zich
daarover niet te verwonderen. Tengevolge van die snelheid had geen
enkele verrekijker het luchtgevaarte op een enkel punt zijner baan
kunnen waarnemen, hoewel alle sterrenwachten haar personeel nacht
en dag op uitkijk gesteld hadden. De vliegende machine van Robur
den Veroveraar, was zoo ver gestevend, of zoo hoog gestevend volgens
sommigen, dat er aan gewanhoopt moest worden, of er wel ooit een spoor
van weergevonden zoude worden. Anderen beweerden dat het luchtschip
naar het denkbeeldige Ikarië, dus nog verder, gegaan was.

Wij achten ons verplicht mede te deelen dat, indien ook al de snelheid
van het luchtschip boven de kuststreek van Afrika meer gematigd was,
men het toch niet in de bovenluchtlagen van Algiers ging zoeken,
omdat het briefje van Uncle Prudent toen nog niet bekend was.

Het luchtschip werd wel is waar boven Tombouctoe bespeurd; maar de
sterrenwacht van die beroemde stad--als er namelijk eene is--had
den tijd nog niet gehad, om den uitslag harer waarnemingen naar
Europa te zenden. Wat den koning van Dahomey betreft, die zou eerder
twintigduizend zijner onderdanen, en daaronder al zijne ministers,
het hoofd hebben doen afslaan dan te bekennen, dat hij het onderspit
gedolven had in zijn gevecht met een luchtschip. Dat was geheel en
al eene quaestie van eigenliefde.

Na Afrika was Robur den Atlantischen Oceaan overgestevend. Daarna
had hij Vuurland bereikt en vervolgens Kaap Hoorn.

Van daar was hij naar de zuidelijke zeeën gestevend, en verder naar
het onmetelijke domein der Zuidpool, dat hij een weinig tegen wil en
dank passeerde.

Zooals wel begrepen zal worden, kon van die streken geen bericht
ingewonnen worden.

Juli liep ten einde, en geen enkel oog kon er zich op beroemen,
het luchtschip ontwaard te hebben.

Ook de laatste dagen van Augustus verliepen, zonder dat de onzekerheid
omtrent het lot der gevangenen van Robur ook maar voor een weinig
verdreven werd. Men vroeg zich angstig af, of de ingenieur het
voorbeeld van Icarus, den oudst bekenden werktuigkundige in de
geschiedenis, gevolgd had en als slachtoffer van zijne stoutmoedigheid
omgekomen was.

De zeven-en-twintig eerste dagen van September spoedden ook om,
zonder tijding hoegenaamd.

Zeker, men gewent langzamerhand aan alles in dit ondermaansche. Het
ligt in de menschelijke natuur, verhard, verstompt te worden door
geleden leed. Men vergeet, omdat vergeten in onze geaardheid ligt,
omdat vergeten noodzakelijk is. Maar hier dient toch ter eere van
het publiek gezegd te worden, dat het ditmaal niet vergat.

Neen, het werd niet onverschillig omtrent het lot dier beide blanken
en van dien zwarte, die evenals de profeet Elias ontvoerd waren; maar
welker terugkeer door het Heilige Boek niet beloofd of voorspeld was.

En die standvastigheid van gevoelens bij de menigte was te Philadelphia
meer merkbaar dan overal elders. Er kwamen daar nog personeele
angsten bij.

Robur had natuurlijk uit een gevoel van weerwraak den voorzitter
Uncle Prudent en zijn secretaris Phil Evans aan hunnen geboortegrond
ontvoerd. Hij had zich derhalve goed gewroken, hoewel die weerwraak
geheel en al als wederrechtelijk te beschouwen was. Maar, zou daardoor
zijn wraakzuchtig gemoed volkomen voldoening genoten hebben? Of zou hij
dat nog verder willen koelen op eenige collega's van den voorzitter en
van den secretaris van Weldon-Institute? En wie kon dan in 's hemels
naam verzekeren, dat hij voor de aanslagen van dien meester van de
lucht beveiligd was?

Inderdaad, zulke angsten waren wel geschikt, om het gebeurde in
levendige herinnering te houden.

Maar gelukkig, den 28sten September verbreidde zich bliksemsnel de
tijding door de geheele stad, dat Uncle Prudent en zijn lotgenoot
Phil Evans in den namiddag in de woning van den voorzitter van
Weldon-Institute teruggekeerd waren.

En wat het meest merkwaardige van dat bericht genoemd kon worden,
was dat het waar was; hoewel sommige verstandige lieden er niet aan
gelooven wilden.

Zij moesten evenwel aan de werkelijkheid toegeven. De beide verdwenenen
waren in vleesch en been terug. Het waren hunne geesten niet...! Zelfs
Frycollin, de neger Frycollin was terug!

De clubleden, daarna hunne vrienden, eindelijk de geheele volksmenigte
verdrongen zich voor de deur van Uncle Prudent. Men juichte de twee
martelaars toe en men gaf ze elkander te midden van oorverdoovende
"hip, hip, hoera's!" van hand tot hand over!

Jem Cip was daar; hij had in alle haast zijn ontbijt, bestaande uit
een gebraad van gekookte kropsalade, gebruikt; ook William T. Forbes
met zijne beide dochters, miss Doll en miss Mat. Dien dag zou Uncle
Prudent, als hij gewild had, en als hij Mormoon geweest ware, ze alle
twee hebben kunnen trouwen; maar dat was hij niet en hij gevoelde
volstrekt geene aanvechting, om het te worden. Truk Milnor en Bat
T. Fyn en al de andere clubleden waren er ook. Het blijft dan ook nog
tot heden een onopgelost vraagstuk, hoe de voorzitter Uncle Prudent en
de secretaris Phil Evans levend uit die armen, uit die handen, waar
zij langs de geheele uitgestrektheid der stad tusschen door moesten,
geraakt waren.

Dienzelfden avond hield Weldon-Institute hare wekelijksche vergadering
en men rekende er op, dat de voorzitter Uncle Prudent en de secretaris
Phil Evans tegenwoordig zouden zijn.

Daar zij tot nu toe nog niets van hunne avonturen verteld
hadden,--misschien had men hen den tijd niet gelaten om te
praten,--hoopte men, dat zij in die vergadering hunne reisindrukken
tot in de kleinste bijzonderheden zouden mededeelen.

En inderdaad, om de eene of andere reden hadden beiden een diep
stilzwijgen bewaard. Zoo had ook Frycollin gedaan, die door zijne
reisgenooten in hunne opgewonden blijdschap van het weerzien, bijna
in stukken gescheurd was.

Maar, wat de beide lotgenooten nog niet hadden verteld of niet hadden
willen mededeelen, was het volgende:

Er behoeft niet teruggekomen te worden op hetgeen men reeds van
het gebeurde in den nacht van den 27sten op den 28sten Juli weet,
namelijk op de stoutmoedige ontsnapping van den voorzitter en van den
secretaris van Weldon-Institute, noch op hunne levendige ontroering,
toen zij den eersten voet op de rotsen van het eiland Chatham zetten;
noch op het geweerschot, op den armen Phil Evans gelost; noch op het
doorsnijden van den ankertros, waardoor de ontredderde Albatros zonder
voortstuwingskracht door de zuidwesten bries naar volle zee gevoerd
werd, maar zich daarbij tot eene aanzienlijke hoogte verhief. Door
zijne electrische seinlantaarns hadden de beide vluchtelingen haar
gedurende geruimen tijd kunnen volgen. Maar daarna was het luchtschip
in de ruimte verdwenen.

Toen hadden de beide Amerikanen niets meer te duchten gehad; want
hoe zou Robur naar het eiland hebben kunnen terugkeeren, daar zijne
voortstuwingsschroeven gedurende ettelijke uren buiten staat waren
om te werken.

Maar, eer die tijdsruimte verstreken was, was de _Albatros_ voorzeker
uit elkander gesprongen en dreef toen als een misvormd wrak op de
oppervlakte der zee; terwijl de opvarenden met verscheurde ledematen
in de diepte van den oceaan, die de lijken niet weergeven zoude,
weggezonken waren.

De wraak was dus in al hare ijselijkheid volbracht geworden.

De voorzitter Uncle Prudent en de secretaris Phil Evans gingen van
het denkbeeld uit, dat zij tot wettelijke zelfverdediging gehandeld
hadden, en ondervonden derhalve hoegenaamd geene wroeging.

Phil Evans was slechts licht gekwetst geworden door den geweerkogel
van de _Albatros_. Niets verzette er zich dan ook tegen, dat zij zich
op weg begaven, in de hoop eenige inboorlingen te ontmoeten.

Die verwachting werd inderdaad niet bedrogen. Een vijftigtal
inboorlingen, die hoofdzakelijk van de vischvangst leefden, bewoonden
de westelijke kust van het eiland Chatham. Zij hadden het luchtschip op
hun grond zien nederdalen en zij onthaalden die drie mannen, welke in
hun oog bovennatuurlijke wezens waren, zoo goed mogelijk. Het scheelde
niet veel, of Uncle Prudent, die de deftigste en dus in hun oog de
voornaamste was, werd als een afgod aangebeden. Men huisvestte het
drietal in de beste hut van het eiland. Maar nimmer zou Frycollin
andermaal eene dergelijke gelegenheid zien geboren worden, om voor
den god der zwarten door te gaan.

Zooals zij voorzien hadden, zagen Uncle Prudent en Phil Evans het
luchtschip niet terugkeeren. Zij moesten daaruit besluiten, dat het in
de bovenluchtlagen uit elkander gesprongen was, en dat men nimmermeer
van Robur zou hooren gewagen, ook niet van het bewonderenswaardige
vaartuig, dat hij en zijne makkers bestegen hadden.

Thans waren de drie vluchtelingen verplicht, eene gelegenheid af
te wachten, om naar Amerika terug te keeren. Nu wordt het eiland
Chatham zeer weinig door zeevarenden bezocht. Zoo ging de maand
Augustus voorbij, en waarlijk de arme drommels begonnen zich de
vraag te stellen, of zij eenvoudig niet van gevangenis verwisseld
hadden. Een hunner evenwel was bovenmate tevreden, dat was Frycollin,
die de aardsche gevangenis verre boven de luchtgevangenis verkoos.

Eindelijk echter kwam er op den 3den September een schip bij de monding
van de kleine rivier van het eiland ten anker, om water in te nemen.

De lezer zal niet vergeten hebben, dat Uncle Prudent, toen hij te
Philadelphia ontvoerd werd, eenige duizenden dollars in papieren geld
bij zich had. Dat was meer dan voldoende, om zich naar Amerika te
begeven. Nadat zij hunne aanbidders bedankt hadden, die zich in de
meest eerbiedvolle betuigingen uitputten, scheepten Uncle Prudent,
Phil Evans en Frycollin zich naar Auckland in.

Zij verhaalden aan niemand iets van hun wedervaren, en kwamen twee
dagen later in de hoofdstad van Nieuw-Zeeland aan.

Daar gingen zij als passagiers op een der paketbooten van de Groote
Stille Zuidzee over, en na een zeer voorspoedigen overtocht, kwamen
zij op den 20sten September te San Francisco aan, alwaar zij dadelijk
ontscheepten. Zij hadden aan niemand gezegd, wie zij waren en vanwaar
zij kwamen; maar daar zij een goeden prijs voor hun overtocht betaald
hadden, vroeg niemand en wel het allerminst de scheepsgezagvoerder,
die een echte Amerikaan was, hen iets. Te San Francisco namen Uncle
Prudent en zijn lotgenoot Phil Evans en de knecht Frycollin plaats
in den eersten trein van den grooten Pacific-Spoorweg, en den 27sten
September kwamen zij te Philadelphia aan.

Ziedaar het beknopte verhaal van het gebeurde sedert de ontsnapping
van de vluchtelingen uit het luchtschip en sedert hun vertrek van
het eiland Chatham.

En ziedaar, hoe het mogelijk was, dat de voorzitter Uncle Prudent en
zijn secretaris Phil Evans dienzelfden avond zitting konden nemen
in de vergadering van Weldon-Institute, die toen eene buitengewoon
talrijke opkomst harer clubleden telde.

Intusschen, nimmer was noch de een noch de ander zoo kalm geweest. Naar
hun uiterlijk te oordeelen, scheen het niet, dat er iets abnormaals
met hen gebeurd was sedert de gedenkwaardige zitting op den 12den
Juni. Drie en een halve maand, die wezenlijk in hun bestaan niet
schenen te rekenen!

Na de eerste hoera's ontvangen te hebben, zonder dat hun gelaat de
minste ontroering verried, zette Uncle Prudent als waardig voorzitter
den hoed op en nam het woord na een flinken tik met den gezagshamer
op de tafel gegeven te hebben.

"Eervolle burgers", zei hij, "ik open deze zitting!"

Stormachtige toejuichingen barstten los, en waarlijk, die waren
verdiend! Want, was er ook al niets bijzonders in, dat deze zitting
plaats had, zoo was het toch merkwaardig, dat zij geopend werd door
Uncle Prudent, die daarbij door Phil Evans bijgestaan werd.

De voorzitter, kalm en waardig, liet den storm van toejuichingen en
handgeklap voorbijgaan en wegsterven, zonder dat hij ook maar een
enkel gebaar maakte, om hem te bezweren of te matigen.

Daarna hernam hij:

"In onze laatste zitting, heeren, was de discussie buitengewoon
levendig (_hoor_, _hoor_!) tusschen den voorstander van de schroef
voor en van de schroef achter, voor onzen luchtballon de Go a head
(_teekenen van verbazing_). Thans meenen wij het middel gevonden te
hebben om de beide partijen, die van de voorschroef en die van de
achterschroef, met elkander in overeenstemming te brengen; (_hoor_,
_hoor_!) en dat middel is namelijk: om twee schroeven te bezigen,
eene voor en eene achter. (_Volkomen stilte van verbazing_)."

En dat was alles.

Ja, inderdaad alles!

Geen woord werd gerept over de ontvoering van den voorzitter en van
den secretaris van Weldon-Institute. Geen enkel woord over de Albatros,
of over den werktuigkundige Robur!

Geen enkel woord over de reis of over de wijze, waarop de gevangenen
hadden kunnen ontsnappen!

Geen enkel woord eindelijk over hetgeen er van het luchtschip geworden
was, of het nog door de ruimte stevende, of dat men nieuwe weerwraak
jegens de clubleden te duchten had.

Het verlangen ontbrak waarlijk aan die ballonnisten niet, om den
voorzitter Uncle Prudent en Phil Evans te ondervragen; maar toen
men hen zoo ernstig, zoo gesloten daar zag zitten, begreep men dat
men hunne houding moest eerbiedigen. Men was toch overtuigd, dat
zij spreken zouden, wanneer zij den tijd daartoe gekomen achtten,
en dan zou men zich zeer vereerd gevoelen hen aan te hooren.

En, alles wel beschouwd, lag er in dat stilzwijgen wellicht een geheim
opgesloten, dat nog niet geopenbaard kon en mocht worden.

En toen hernam Uncle Prudent het woord, te midden van eene stilte,
die tot nu toe zoo ongewoon in de zittingen van Weldon-Institute
geweest was.

"Mijne heeren," zei hij, "er blijft ons niets anders over, dan den
luchtballon _Go a head_ af te werken...."

Uit aller boezem steeg een zucht van verlichting op.

"Ja, van den _Go a head_, die voorbeschikt is, om de verovering van
het luchtruim te volbrengen! Mijne heeren, de zitting is gesloten."



XVIII.

WAARIN DE WAARHEIDLIEVENDE GESCHIEDENIS DER ALBATROS AFGEBROKEN WORDT,
ZONDER HAAR TE EINDIGEN.


Den 29sten April van het volgende jaar, dus zeven maanden na den
onvoorzienen terugkeer van den voorzitter Uncle Prudent en den
secretaris Phil Evans, was geheel Philadelphia in rep en roer.

Er was toen hoegenaamd geene staatkunde in het spel. Er was geen
quaestie van meetings noch van verkiezingen.

Neen, er was iets anders, wat de menigte in beweging bracht. De
luchtballon _Go a head_ namelijk, die door de goede zorgen en
bemoeiingen van Weldon-Institute afgewerkt was, zou eindelijk bezit
nemen van de lucht, zijn natuurlijk element.

De beroemde Harry W. Tinden, wiens naam bij het begin van dit
verhaal vermeld werd, zou als welbekend luchtvaarder den luchtballon
besturen. Een helper zou hem evenwel terzijde staan.

De voorzitter en de secretaris van Weldon-Institute, onze
bekenden Uncle Prudent en Phil Evans, zouden als passagiers de
reis medemaken. Die eer verdienden zij ten volle. Aan hen was het,
om in persoon te komen protesteeren tegen ieder toestel, dat op het
grondbeginsel van "zwaarder dan de lucht" berustte. En zoo iets lieten
de beide mannen zich niet uit de handen nemen.

Intusschen, na die zeven maanden hadden zij nog niets van hunne
avonturen verhaald. Zelfs Frycollin had, hoeveel lust hij ook tot
praten gevoeld had, niets durven vertellen over Robur en zijne
bewonderenswaardige machine.

Zoolang niet bewezen was, dat de luchtballon, de _Go a head_, de
eerste plaats onder de toestellen tot luchtvaart innam, wilden onze
twee koppige Yankees niets aannemen of gelooven omtrent de uitvindingen
der voorstanders van de vliegkunst.

Zij geloofden nog en wilden nog steeds gelooven, dat de luchtballon
het ware dampkringsvervoermiddel was en dat hem alleen de toekomst
behoorde.

Daarenboven, hij, op wien zij zich zoo schrikkelijk gewroken
hadden--eene rechtvaardige wraak volgens hun oordeel,--bestond niet
meer. Niemand van hen, die hem vergezelden, had hem kunnen overleven.

Het geheim van het luchtschip de _Albatros_ was thans in de onmetelijke
diepte van de Groote Stille Zuidzee verzwolgen.

Dat de ingenieur Robur eene schuilplaats, een toevluchtsoord, een
vluchthaven, een eiland, hetwelk hij kon aandoen, gevonden had, dat
was slechts eene gissing, eene veronderstelling. Wat dat betreft,
hadden de beide clubleden met elkander afgesproken, dat zij later
beraadslagen zouden over de noodzakelijkheid, om dienaangaande eenige
nasporingen in het werk te stellen.

Men zou dus de groote proefneming, welke Weldon-Institute sedert
zoolang en met zoo groote zorgen en nauwkeurigheid voorbereid had,
wagen. De _Go a head_ was het meest volmaakte type van al hetgeen
tot op dat tijdstip op luchtvaarkundig gebied uitgevonden was. Zoo
iets onovertrefbaars, als een _Inflexible_ of een _Formidable_ in
het scheepsbouwkundig vak.

De Go a head bezat al de goede hoedanigheden, welke een goeden
luchtballon eigen moeten zijn. Zijn omvang veroorloofde hem tot de
uiterste grens van hoogte op te stijgen, die door een ballon te
bereiken was. Zijne ondoordringbaarheid veroorloofde hem om zich
onberekenbaar lang in de bovenste luchtlagen te handhaven. Zijne
stevigheid kon weerstand bieden aan iedere gasuitzetting, alsook
aan de invloeden van regen en wind. Door zijn inhoud bezat hij
eene opstijgende kracht, belangrijk genoeg om, behalve de overige
benoodigdheden, nog een electrisch werktuig te kunnen medevoeren,
dat aan zijne voortstuwingsraderen eene beweegkracht kon verleenen,
oneindig grooter dan de meest machtige tot heden daartoe gebezigd.

De _Go a head_ had een langwerpigen vorm, die zijne horizontale
beweging of verplaatsing zeer moest vergemakkelijken. Zijn schuitje,
een soort langwerpig platform, niet ongelijk aan dat, door de
kapiteins Krebs en Renard bij hun bestuurbaren ballon gebezigd,
bevatte de noodige gereedschappen voor de luchtvaarders, zooals
waarnemingsinstrumenten, kabels, trossen, ankers, kompas, enz.,
daarenboven ook electrische batterijen, die de beweegkracht moesten
verschaffen. Dat schuitje was aan zijn voorsteven voorzien van eene
schroef en aan zijn achtersteven van eene tweede schroef, daarenboven
nog van een roer.

Maar of de werktuigen van den _Go a head_ zoo krachtig waren als die
van de _Albatros_, mag met eenigen grond betwijfeld worden.

De _Go a head_ was, nadat hij gevuld was, overgebracht geworden
naar het open plein in het Fairmont-Park, op dezelfde plek, waar het
luchtschip eenige uren gerust had.

Het zal wel onnoodig zijn mede te deelen, dat zijne opstijgende
kracht ontleend was aan het lichtste van alle gassoorten. Het gewone
lichtgas bezit slechts eene opstijgende kracht van zevenhonderd grammen
ongeveer per kubieken meter, hetgeen een onvoldoend verbreken van het
evenwicht van den gewonen dampkring oplevert. Maar het hydrogenium of
waterstofgas bezit eene opstijgingskracht, die op elfhonderd grammen
per kubieken meter berekend kan worden. De kolossaal groote ballon werd
met zuiver waterstofgas gevuld, hetwelk volgens de bereidingswijze
en in de toestellen van den beroemden scheikundige Henri Giffard
gewonnen was.

Daar dus de inhoud van den _Go a head_ veertigduizend kubieke meters
meette, was de opstijgende kracht van het waterstofgas, hetwelk den
ballon vulde, veertigduizend vermenigvuldigd met elfhonderd, derhalve
van vier-en-veertigduizend kilogrammen.

Alles was in den morgen van dien hoogst gedenkwaardigen dag van den
29sten April gereed.

Het was elf uur in den ochtend, toen de kollossale ballon reeds op
een afstand van eenige voeten boven den grond zweefde en gereed was
om in de lucht op te stijgen.

Het weer was zeer fraai en als besteld voor die belangrijke
proefneming.

Alles wel beschouwd, ware het beter geweest, dat er een windje
geheerscht had, om de proefneming meer afdoende te doen zijn. Men
heeft toch nimmer in twijfel getrokken, dat een luchtballon bij
windstilte of bij zwakken wind bestuurbaar zou zijn. Maar te midden
van een dampkring, die in beweging is, verandert de quaestie geheel
en al. Dan is twijfel gerechtvaardigd, en om dien twijfel met vrucht
te bekampen, moeten de proefnemingen onder doelmatige omstandigheden,
dat wil zeggen bij flink doorstaanden wind, genomen worden.

Maar, er was geen wind en er bestond geen vooruitzicht, dat hij
doorkomen zou.

Inderdaad, dien dag weerhield Amerika zich, om een van die geduchte
stormen uit haren onuitputtelijken voorraad naar Europa over te zenden,
die zoo herhaaldelijk door de weerkundige waarnemers telegrafisch
aangekondigd worden.

Nimmer had een gunstiger dag kunnen gekozen worden,--niet om eene
afdoende proefneming te leveren, maar wel om op een welslagen van de
ondernomen luchtreis te kunnen pochen.

Behoeven wij te spreken over de onmetelijk dicht opeengepakte
menigte die Fairmont-Park, hoe uitgestrekt ook, vulde? Talrijke
treinen hadden een leger van nieuwsgierigen uit alle naburige Staten
in de hoofdplaats van Pensylvanië bijeengebracht. Iedere handels- of
nijverheids-beweging was als het ware verlamd en stond stil. Iedereen,
patroons, geëmploieerden, bedienden, werklieden, dienstmeisjes, mannen,
vrouwen, grijsaards, kinderen, Congresleden, vertegenwoordigers van
het leger, magistraten, reporters, redacteurs, drukkersgezellen,
blanke en witte inboorlingen wilden die opstijging bijwonen en waren
in dit uitgestrekte park met zijne groote opene grasvlakte opeengepakt.

Zullen wij de luidruchtige gemoedsbewegingen van die menigte moeten
beschrijven? Er hadden daar onverklaarbare stroomingen plaats,
plotseling opdringen en terugdringen, wat die massa zenuwachtig
trillend maakte en haar aan eene holstaande zee gelijk deed zijn.

Zullen wij eene opsomming leveren van al de hip! hip!! hoerahs!!! die
van alle kanten als knetterende ontploffingen bij een vuurwerk
losbarstten, toen de voorzitter Uncle Prudent en zijn secretaris
Phil Evans op het platform verschenen, vlak onder den luchtballon,
die luisterrijk met de vlag van de Vereenigde Staten van Noord-Amerika
prijkte?

Zullen wij moeten constateeren, dat het meerendeel van die
nieuwsgierigen niet samengestroomd was om den _Go a head_ te zien
opstijgen, maar om die beide merkwaardige mannen te zien, waaromtrent
het Oude Halfrond en Nieuwe Halfrond jaloersch was?

Waarom verschenen maar twee mannen op dat platform, en waarom geen
drie?

Waarom bevond zich Frycollin ook niet daar?

Dat is gauw genoeg verklaard.

Frycollin was van meening, dat de tocht met de _Albatros_ voldoende
was om zijn roem voor eeuwig te vestigen. Hij had het aanzoek om zijn
meester te vergezellen, zedig en bescheiden van de hand gewezen. Het
treurigste gevolg van die gedragslijn was, dat de waardige neger zijn
deel der doldriftige toejuichingen miste, die den voorzitter en den
secretaris van Weldon-Institute ten deel vielen.

Het is buiten kijf, dat geen enkele van al de leden der luisterrijke
club ontbrak op de gereserveerde plaatsen, die door middel van touwen
en piketpalen, te midden van de groote grasvlakte, eene afgezonderde
cirkelvormige ruimte gevormd werden. Daar waren Truk Milnor,
Bat. T. Fyn, William T. Forbes en zoovele anderen aanwezig. De
laatstgenoemde had zijne beide dochters, miss Doll en miss Mat,
aan den arm of beter aan de armen.

En die allen waren daar aanwezig, om door hunne tegenwoordigheid
te betuigen, dat zij ijverige aanhangers van het grondbeginsel
"lichter dan de lucht" waren, en dat hen niets daar in zoude kunnen
doen wankelen!

Tegen kwartier na elven, kondigde een kanonschot aan, dat alle
voorbereidingsmaatregelen getroffen waren.

De _Go a head_ wachtte slechts op het sein om te vertrekken.

Tien minuten later donderde een tweede kanonschot.

De _Go a head_, door de touwen van zijn netwerk in bedwang gehouden,
steeg een twintig meter boven de grasvlakte op. Toen beheerschte het
platform de zoo diepbewogen menigte.

Uncle Prudent en Phil Evans stonden op de voorplecht naast
elkander. Zij legden toen de vlak uitgestrekte linkerhand op hun hart,
hetgeen waarschijnlijk moest beteekenen, dat zij aan hunne landslieden
innig verknocht waren.

Daarna strekten zij de rechterhand hemelwaarts, naar het zenith,
ten teeken dat de grootste der bekende luchtballons eindelijk bezit
ging nemen van het bovenaardsche luchtruim.

Honderdduizend linkerhanden volgden het gegeven voorbeeld en
strekten zich op honderdduizend Yankee-harten uit, en honderdduizend
rechterhanden verhieven zich plechtig en wezen hemelwaarts.

Het was een aandoenlijk schouwspel, inderdaad wel geschikt om zelfs
den hardvochtigste een traan te ontlokken.

Toen het half twaalf was, donderde eindelijk het derde kanonschot.

"Alles los!" riep Uncle Prudent met donderende stem. "Alles los!"

Dat was het tooverwoord!

De _Go a head_ steeg statig omhoog;

Waarlijk, dat was een prachtig schouwspel! Het geleek als 't ware
een schip hetwelk op de scheepstimmerwerf van stapel liep.

En inderdaad, was het geen schip, hetwelk den luchtoceaan instevende?

De _Go a head_ steeg zuiver loodrecht omhoog, hetgeen een bewijs was,
dat er volkomen windstilte in den dampkring heerschte, en staakte
zijne opstijgende beweging op eene hoogte van tweeduizend vijf honderd
meters, alwaar hij zwevende bleef.

Daar begonnen de bewegingen van de werktuigen, die de horizontale
verplaatsing moesten veroorzaken.

De _Go a head_, voortgestuwd door zijne twee schroeven, ging met eene
vaart van ongeveer tien meters in de seconde de zon tegemoet. Dat is de
snelheid van den walvisch te midden van de wateren van den oceaan. Het
zal wel niet ongepast zijn, hopen wij, dien luchtballon met dien reus
der noordelijke en zuidelijke ijszeeën te vergelijken, vooral niet,
omdat hij nagenoeg de dikte en den vorm van die vischsoort had.

Eene machtige en oorverdoovende toejuiching steeg van de aarde naar
de wakkere luchtreizigers op.

Toen volvoerde de _Go a head_ met behulp van zijn roer, dat door
de hand van een behendigen stuurman beheerd werd, eene reeks van
evolutiën, om zijne volkomene bestuurbaarheid te bewijzen. Hij wendde
langs een cirkelomtrek van zeer beperkten straal; hij stevende voor-
en achteruit; hij week rechts en links uit. In één woord, hij voldeed
nu bij alle richtingen en wendingen; en het meest weerspannige gemoed
moest wel ten opzichte van zijn bestuurbaarheid--namelijk wanneer
dat gemoed er geweest was--tot de bekentenis van zijne dwaling komen.

Gelukkig bestond zoo'n weerspannige niet.

Gelukkig, zeggen wij; want de volksmenigte had hem in flarden
gescheurd.

Maar waarom ontbrak de wind bij die zoo fraaie proefneming? Ja,
dat was voorzeker betreurenswaardig!

Ongetwijfeld zou men dan den _Go a head_ zonder aarzeling hebben zien
manoeuvreeren, nu eens om, evenals een schip dat scherp bij den wind
zeilen moet, te laveeren, dan weer om, evenals een stoomvaartuig,
vlak tegen de strooming van den wind in te stevenen.

Plotseling steeg de luchtballon nog eenige honderd meters.

Iedereen begreep die beweging. Uncle Prudent en zijne makkers poogden
in de hoogere luchtlagen een windstroom op te zoeken, om dan hunne
proefnemingen te kunnen voltooien.

Dat stijgen ging gemakkelijk. Een stelsel van kleine ballons in het
innerlijke van den _Go a head_, die den dienst moesten verrichten van
de zwemblaas bij de visschen, en waarin men door middel van pompen
lucht kon brengen, veroorloofde het reuzengevaarte zich gemakkelijk
langs de loodlijn te bewegen.

Daartoe behoefde geen ballast uitgeworpen, om te stijgen, of gas
verloren te worden om te dalen. Hij was in staat onafhankelijk daarvan,
om omhoog of omlaag te gaan, zooals de stuurman wilde.

Hij was evenwel aan zijn bovenste halfrond van een veiligheidsklep of
beter van een uitstroomingsbuis voorzien, voor het geval, dat hij tot
eene bliksemsnelle daling genoodzaakt zoude zijn. Dat was trouwens de
toepassing van de bekende stelsels, maar die tot den hoogsten graad
van volmaking opgevoerd waren.

De _Go a head_ steeg dus volgens eene loodlijn omhoog.

Zijn kolossale omvang verminderde langzamerhand voor het oog, als
door een optische werking. Dat was niet het minst merkwaardige voor
de toeschouwers, die zich bij dat kijken naar de lucht de nekspieren
verwrongen.

De kolossale walvisch werd langzamerhand een potvisch, en verminderde
al meer en meer, totdat hij niet meer dan een nietige grondeling
vertoonde.

Daar de _Go a head_ bij zijne stijging volhardde, bereikte hij eene
hoogte van ruim vierduizend meter. Maar in die zuivere wolkenlooze
lucht, waarin geen zweem van damp te bespeuren was, bleef de
luchtballon steeds zichtbaar.

Hij bleef evenwel vlak boven de grasvlakte zweven, alsof hij daarboven
door uiteenloopende draden vastgehecht was. Wanneer hij onder eene
onmetelijke klok had gevangen gezeten, had hij niet onbewegelijker
kunnen stilstaan. Geen zuchtje wind deed zich daar in die hooge
luchtlagen noch elders gevoelen.

De luchtballon draaide om zijn as zonder evenwel eenigen weerstand in
de lucht te ontmoeten. Hij scheen door de groote verwijdering zeer
verkleind, alsof men hem door het kleine einde van een verrekijker
zoude bekeken hebben.

Daarboven evenwel zaten de beide clubgenooten hunne zegepraal te
genieten. Toch was dat heerlijke gevoel niet geheel onvermengd. In hun
binnenste zeide eene stem, dat, wat bestuurbaarheid en vlugheid van
bewegingen betrof, de _Go a head_ niet in de schaduw der _Albatros_
kon staan. Die gedachte pijnigde, en Uncle Prudent verzette er zich
met alle macht tegen. Toen dan ook zijn secretaris Phil Evans eene
lichte toespeling dienaangaande waagde, belette hij hem om voort te
gaan en bulderde als het ware:

"Weg met het 'zwaarder dan de lucht!' Aan den _Go a head_ behoort
de toekomst!"

Helaas, de val van den reusachtigen luchtballon was nabij.

Eensklaps toch steeg een doordringende kreet uit de menigte op,
een kreet, die onmiddellijk door honderdduizend anderen gevolgd
werd. Aller armen strekten zich naar één punt van den gezichteinder
uit. En dat punt lag in de richting van het noordwesten.

Daar was in het donkere azuur een bewegelijk lichaam verschenen,
dat merkbaar naderde en grooter werd.

Was het een vogel, die met forschen wiekslag de bovenlagen der ruimte
doorkliefde?

Of was het een bolied, wiens schuine baan den dampkring der aarde
doorsneed?

Zooveel was zeker, dat dit lichaam met eene groote snelheid bedeeld
was. Het kon niet lang meer duren, of het zou over de hoofden der
menigte voorbijstevenen.

Eene plotselinge gedachte, een argwaan, die zich als het ware met
electrische snelheid aan alle breinen mededeelde, vloog over de
geheele grasvlakte.

Maar het scheen, dat de _Go a head_ dat vreemde en zonderlinge
voorwerp ook gezien had. De luchtballon gevoelde voorzeker dat een
gevaar hem dreigde; want hij vermeerderde zijne snelheid en trachtte
in oostelijke richting te vluchten.

Ja! de menigte had het goed begrepen!

Een naam, door een der leden van Weldon-Institute uitgesproken,
werd door die honderdduizend monden herhaald:

"De _Albatros_!..."

"De _Albatros_!..."

Ja, het was inderdaad de _Albatros_!

Het was Robur, die weer te midden van de ruimten der hemelen
verscheen! Hij was het, die, aan een reusachtigen roofvogel gelijk,
zich op den _Go a head_ ging storten!

En toch, was dan niet negen maanden geleden het luchtschip door de
ontploffing ontredderd? Waren zijne schroeven niet gebroken, zijn
dek niet in tweeën gescheurd; was in één woord het geheele gevaarte
niet vernietigd?

Ja, zonder de buitengewone tegenwoordigheid van geest van den
ingenieur, die in een ondeelbaar oogenblik de omwentelingsrichting van
de voortstuwingsschroef van het voorschip wijzigde en haar daardoor
in eene opstuwingsschroef veranderde, zou het geheele personeel van de
_Albatros_ voorwaar door de snelheid zelve van den val verstikt zijn.

Maar al waren zij ook aan dien verschrikkelijken dood door verstikking
ontsnapt, hoe had het kunnen gebeuren, dat Robur en de zijnen niet
in de wateren van de Groote Stille Zuidzee verdronken waren?

Zie hier de verklaring van dat wonder.

De brokstukken van het dek, de wieken van de voortstuwingsschroeven,
de omwandingen van de roeven, in één woord, alles wat van de _Albatros_
overbleef, vormde een vrij belangrijk wrak. Maar, al was de gekwetste
vogel ook al in de golven gevallen, dan werd hij toch nog door zijne
vleugels op de deining drijvende gehouden.

Robur en zijne manschappen bleven gedurende de eerste uren op dat
wrak. Daarna zochten zij eene toevlucht in de sloep van caoutchouk,
die zij op den oceaan drijvende weervonden.

De Voorzienigheid, volgens hen die aan eene tusschenkomst der Godheid
in de menschelijke zaken gelooven, het toeval, volgens hen, die de
zwakheid van geest betoonen van niet aan de Voorzienigheid te hechten,
kwam de schipbreukelingen te hulp.

Een vaartuig bespeurde hen, eenige uren na zonsopgang. Dat vaartuig
zette eene sloep uit en nam niet alleen Robur en zijne makkers op,
maar ook de drijvende overblijfselen van het luchtschip.

De ingenieur wist er middel op, de verklaring voor goede munt te
doen opnemen, dat zijn schip bij eene aanvaring omgekomen was. Hoe
het ook zij, zijn geheim werd geëerbiedigd.

Dat vaartuig was een Engelsche driemaster, de _Two Friends_, te huis
behoorende te Liverpool. Het stevende naar Australië, naar Melbourne,
alwaar het slechts weinige dagen later aankwam.

De ingenieur Robur had uit de overblijfselen van de achterroef eene
niet onaanzienlijke som gelds kunnen redden. Hij was derhalve in staat,
om in al de benoodigdheden van zijne makkers te kunnen voorzien,
zonder te behoeven iemands hulp in te roepen.

Niet lang na zijne aankomst te Melbourne, kocht hij een klein vaartuig,
eene goelet, ongeveer honderd tonnen metende, en kwam zoo in de
gelegenheid naar het eiland X te kunnen vertrekken. Dat was geene
moeielijkheid voor Robur, daar hij een bekwaam zeeman was.

En van toen af had hij slechts ééne gedachte, die eene ware nachtmerrie
voor hem werd, namelijk de gedachte om zich te wreken!

Maar om zich te kunnen wreken, moest hij een andere _Albatros_
vervaardigen.

Dat was trouwens een gemakkelijk werk voor den maker van het eerste
luchtschip.

Men benuttigde alles, wat van het oude luchtgevaarte voor het nieuwe
kon dienen, zijne voortstuwingsschroeven bij voorbeeld, die met al
de andere overblijfselen van de verongelukte _Albatros_ aan boord
van de goelet ingescheept waren.

Men vervaardigde een nieuw werktuig, alsook nieuwe batterijen en
nieuwe accumulatoren.

Om kort te gaan, in minder dan acht maanden was die kolossale
arbeid volbracht en was een nieuwe _Albatros_, geheel gelijk aan het
luchtschip, hetwelk door de ontploffing der dynamietpatroon vernield
was, even machtig, even snelstevenend, gereed om de reis door de
lucht te aanvaarden.

Zal het wel noodig zijn te verhalen, dat dezelfde bemanning aan boord
ingescheept was? En zal het wel noodig zijn er bij te voegen, dat
die bemanning ten hoogste verbitterd was tegen Uncle Prudent en Phil
Evans in het bijzonder en tegen de geheele Weldon-Institute-club in
het algemeen? Dat zal iedere lezer wel beseffen, zonder dat daarbij
stilgestaan wordt.

De _Albatros_ verliet het eiland X in de eerste dagen van April.

Gedurende den overtocht wilde Robur niet, dat zijn luchtvaartuig
ergens op aarde gezien werd. Hij steeg daarom dan ook zeer hoog en
reisde slechts tusschen of achter de wolken.

Toen het gevaarte boven Noord-Amerika was aangekomen, landde het in een
woest en verlaten gedeelte van het Far-West. Daar ging de ingenieur aan
wal, zorgde er natuurlijk voor, volkomen onbekend te blijven en vernam
al spoedig een bericht, dat hem slechts genoegen kon doen, namelijk:
dat Weldon-Institute op het punt was zijne proefnemingen te beginnen
en dat de voorzitter Uncle Prudent en de secretaris Phil Evans met
den _Go a head_ den 29sten April van Philadelphia zouden vertrekken.

Welke kostelijke gelegenheid om aan dat gevoel van wraak te kunnen
bot vieren, hetwelk Robur en al zijne makkers bezielde!

Een schrikkelijke wraak, waaraan de _Go a head_ niet kon ontsnappen!

Wraak, wraak in het openbaar, die tevens het bewijs zoude leveren
van de voortreffelijkheid van het luchtschip boven den luchtballon
of boven welk ander toestel van dien aard.

En ziedaar de redenen, waarom dien dag het luchtschip zich boven
Fairmont-Park als een roofvogel, als een wolk zich vertoonde, die
van uit het hoogste gedeelte der lucht nederschiet.

Ja! het was de _Albatros_, die zeer gemakkelijk te herkennen was,
zelfs door hen, die hem nimmer gezien hadden!

De _Go a head_ vluchtte steeds. Helaas! het hielp hem niet veel. De
afstand tusschen de beide mededingers van het "lichter dan de lucht"
en van het "zwaarder dan de lucht" verminderde al meer en meer. De
luchtballon begreep al heel spoedig, dat het onmogelijk was in
horizontale richting te ontkomen. Toen zou hij zijn heil in verticale
vlucht zoeken, niet zooals men allicht denken zou, door naar de aarde
af te dalen; want het luchtschip zou dan den tijd hebben om hem den
weg af te snijden; maar door in de lucht op te stijgen, door in eene
onmetelijke hoogte, waar hij wellicht niet zou kunnen gevolgd worden,
redding te zoeken.

Dat was een zeer stoutmoedig bedrijf, hoewel het zeer logisch te
noemen was.

Het was de tactiek volgen van de weerlooze duif tegenover den
roofgierigen sperwer.

Maar ook de _Albatros_ was beginnen te stijgen. Daar zij veel kleiner
was, dan de reusachtige _Go a head_, geleek zij veel op een halfsnavel
[4] bij een vervolging van den walvisch, dien hij met zijn wapen
doorboort; op de beweegbare torpedo, die op een gepantserd schip
inloopt, om het in de lucht te doen vliegen.

De menigte keek dat schouwspel in de grootste spanning aan.

De luchtballon had binnen weinige oogenblikken eene hoogte van
vijfduizend meter bereikt.

De _Albatros_ was hem bij zijne stijgende beweging gevolgd. Zij wendde
en draaide langs zijne flanken heen. Zij omsloot hem als het ware
in kringen, welker straal bij elken rondgang rondom den _Go a head_
kleiner werden. Het luchtschip kon met een enkelen stoot zijn zoo
zwakke huid doorboren. En gebeurde dat, dan zouden Uncle Prudent,
Phil Evans en hunne tochtgenooten door een verschrikkelijken val
vernietigd worden.

Het publiek stond stom van ontzetting, met hijgenden adem dat tooneel
aan te kijken. Iedereen was door die soort van angst aangegrepen,
die de borst benauwt, de beenen hunne spierkracht ontneemt; iedereen
was bevangen door dat gevoel, hetwelk men ondervindt, wanneer men
iemand van eene groote hoogte naar beneden ziet tuimelen.

Het was duidelijk, dat een luchtgevecht voorbereid werd,--een gevecht,
hetwelk de reddingskansen van een zeegevecht niet aanbood. Dat
luchtgevecht zou het eerste van dien aard zijn, maar niet het laatste
ongetwijfeld, daar de vooruitgang een der wetten vormt, die de wereld
regeeren.

Natuurlijk voerde de _Go a head_ aan zijn equatoriaalcirkel de vlag van
de Vereenigde Staten van Noord-Amerika, terwijl de _Albatros_ hare vlag
liet wapperen, namelijk een blauwe baan met sterren bezaaid, te midden
waarvan eene rijzende zon in goud. De zon van Robur de Veroveraar!

Toen de _Go a head_ bespeurde, dat de _Albatros_ hem volgde, wilde
hij zijne vijanden op grooteren afstand houden, door nog hooger te
stijgen. Al de beschikbare ballast werd uitgeworpen. De luchtballon
verhief zich, als het ware met een sprong, nog duizend meters
hooger. De reusachtige ballon vertoonde zich toen als een nietig
zwart punt te midden van het azuurblauw der lucht. Van de _Albatros_
was niets meer te bespeuren, die was onzichtbaar.

Plotseling steeg een kreet van angst en ontzetting uit de menigte op.

De _Go a head_ vergrootte op onrustbarende wijze, terwijl het
luchtschip ook weer te zien was, dat den ballon steeds omgaf met zijne
kringen. Zij naderden bliksemsnel. Het was geen dalen, het was een val.

Wat was daar boven in die hooge luchtlagen geschied?

Het gas, te ver uitgezet, eendeels door de zonnestralen, welke de
wanden van den ballon bovenmatig verwarmden, anderdeels ten gevolge
van de meerdere ijlheid van de omringende lucht in die hoogere
dampkringslagen, had het omhulsel doen barsten. De ballon was
gedeeltelijk leeggestroomd en viel thans met steeds vermeerderende
snelheid.

Maar Robur wijzigde de omwentelingen van de opstuwingsschroeven van
zijn luchtvaartuig en daalde daardoor met dezelfde snelheid als de
_Go a head_.

Het luchtschip haalde den vallenden ballon in, toen deze nog slechts
op twaalfhonderd meters van de oppervlakte der aarde verwijderd was,
en liep hem op zijde.

Zou Robur het vernietigingswerk inderdaad willen voltooien?

Neen!.... dat niet!.... Hij wilde helpen!.... Hij wilde de bemanning
van den luchtballon redden!

En hij wist met zooveel behendigheid zijne _Albatros_ te bestieren,
dat de stuurman van den ballon met zijn helper op het dek van het
luchtschip konden overspringen.

Maar.... zouden de voorzitter Uncle Prudent en zijn secretaris Phil
Evans onwillig de hulp van Robur van de hand wijzen, zouden zij
weigeren door hem gered te worden?

Die koppige kerels waren daartoe wel in staat!

Zij hadden er evenwel niet veel genoegdoening van. De manschappen van
de _Albatros_ enterden de _Go a head_, sprongen op zijn dek over,
grepen de beide stijfhoofdigen en brachten hen met geweld op het
reddende luchtschip over.

Daarna liet de _Albatros_ de enterhaken los en bleef op eene hoogte
zwevende; terwijl de ballon, die zijn gas geheel en al verloren had,
op de boomen van Fairmont-Park neer kwam en als een reusachtig vod
op de takken bleef hangen.

De stilte, die onder de menigte van Philadelphia heerschte, was
drukkend en benauwend.

Het was, alsof het leven aan al die lichamen ontvloden was. Zeer vele
oogleden hadden zich krampachtig gesloten, om niets van het uiteinde
van de ramp te zien.

De voorzitter Uncle Prudent en zijn secretaris Phil Evans waren dus
weer de gevangenen van Robur.

Zou hij, nu hij hen weer in zijne macht had, hen andermaal in de ruimte
voortvoeren en wel daarheen, waar het onmogelijk was hen te volgen?

Dat was wel waarschijnlijk.

Intusschen volvoerde de _Albatros_ eene andere beweging, dan men
dacht dat zij doen zoude. Zij daalde zachtkens in stede van te stijgen.

Zou zij willen landen? Men hoopte het, en de menigte week uit elkander,
om plaats voor het luchtschip op de grasvlakte te maken.

De ontroering was bij die massa tot op haar hoogste punt gerezen.

De _Albatros_ hield op een afstand van twee meters van den grond
stil. Toen weerklonk, te midden van de diepe stilte welke heerschte,
de stem van den ingenieur Robur:

"Burgers der Vereenigde Staten van Noord-Amerika!" zei hij, "de
voorzitter en de secretaris van Weldon-Institute zijn andermaal in
mijne macht. Wanneer ik hen aan boord behield, dan voorzeker zou
ik slechts van mijn recht van wedervergelding gebruik maken. Maar
de hartstocht, die in hunne ziel door het slagen van de _Albatros_
is opgewekt, heeft mij doen inzien, dat de geest nog niet gereed,
nog niet rijp is, voor de belangrijke omwenteling, welke de verovering
der lucht zal teweegbrengen...."

Aller ooren hingen aan de lippen van den spreker. Allen waren ademloos
van gespannen verwachting. Aller gedachten was: wat zal hier het
einde van zijn?

"En onder die omstandigheden," ging Robur kalm en bedaard voort,
"zou het uitoefenen van dat recht van wedervergelding doelloos,
nutteloos wezen. Ik zie er dus van af ... Uncle Prudent, Phil Evans,
gij zijt vrij!"

De voorzitter en de secretaris van Weldon-Institute, zoo ook de
bestuurder van den luchtballon en zijn helper, behoefden slechts een
sprong te doen, om op vasten grond te zijn.

Dadelijk steeg de _Albatros_ een tiental meters.

Toen vervolgde Robur aldus:

"Burgers der Vereenigde Staten van Noord-Amerika! mijne proefneming
is volbracht. Mijne overtuiging is evenwel thans gevestigd en
die is namelijk: dat men niets, zelfs niet den vooruitgang, moet
vooruitloopen. De wetenschap mag de zeden niet vooruitspoeden; zij
moeten te zamen gelijken tred houden. Evolutiën, d.w.z. wendingen,
zwenkingen, meegaande bewegingen, mogen gemaakt worden, maar geene
revolutiën, geene omwentelingen! In één woord: alles, zelfs de
kostbaarste uitvindingen moeten op hun tijd komen. Thans zou ik met
mijne luchtvaart te vroeg komen, om ze in overeenstemming met de zoo
strijdige, uiteenloopende belangen van het meerendeel uwer te kunnen
brengen. De volkeren zijn nog niet rijp voor de eendracht!

"En eendracht, volmaakte eendracht is noodig, om de luchtvaart tot
weldaad der menschheid te kunnen doen strekken! Zonder haar zoude
zij slechts een ramp te meer veroorzaken!

"Ik vertrek dus en neem het geheim mijner uitvinding met mij mede. Zij
zal evenwel voor het menschdom niet verloren zijn. Zij zal eenmaal
den mensch toebehooren, wanneer hij onderwezen genoeg zal wezen,
om er voordeel uit te trekken, en wijs genoeg, om er geen misbruik
van te maken.

"Burgers van de Vereenigde Staten van Noord-Amerika, ik groet u!"

En op een teeken van hem werden de vier en zeventig schroeven in
beweging gesteld en verwijderde zich de _Albatros_ door hare beide
voortstuwingsschroeven, die met de grootste snelheid wentelden,
voortgezweept met een onvergelijkelijken spoed in oostelijke richting,
en verdween te midden van een onmetelijk koor van toejuichingen,
die niets dan onverholen bewondering uitdrukten.

De beide clubleden gevoelden zich, evenals het geheele
Weldon-Institute, zeer vernederd. Zij waren evenwel verstandig en
deden het eenige wat te doen was, namelijk: zij gingen naar huis,
terwijl de menigte,--die zoo wufte en zoo veranderlijke menigte,--die
als een handschoen omgekeerd was, hen bijtende spotternijen en scherpe
toespelingen niet bespaarde. Het ergste van dat alles was, dat èn
de voorzitter Uncle Prudent èn zijn secretaris Phil Evans innerlijk
gevoelden, hoewel zij er niets van lieten blijken, dat zij dat alles
ten volle verdiend hadden.

En thans blijft nog steeds de vraag over: Wie was toch die Robur?

Ja, wie? Zal men dat ooit weten?

Wel zeker, men weet het nu reeds! Robur, een woord, hetwelk kracht
beteekent, is de wetenschap der toekomst, misschien wel die van
morgen. In ieder geval behoort zij aan onze nakomelingen.

En wat de _Albatros_ betreft, op de vraag of zij nog door den dampkring
onzer aarde stevent, of dat zij zich nog ophoudt te midden van dat
uitgestrekte domein, hetwelk niemand haar ontrooven kan, antwoorden
wij met een bestemd: ja.

Robur de Veroveraar zal, zooals hij het aangekondigd heeft, den een
of anderen dag te voorschijn treden.

Ja, dan zal hij het geheim bekend maken zijner uitvinding, die de
maatschappelijke en staatkundige toestanden van de wereld geheel en
al zal wijzigen.

Wat de toekomst der luchtvaart betreft, die behoort aan het luchtschip,
niet aan den luchtballon.

Gevaarten als de _Albatros_ zullen de verovering van den dampkring
volvoeren!



_Einde_.



Inhoud.


[ERROR: unhandled comment start] Bladz. -->

I. Waarin de geleerden en ook de domkoppen met de handen in het haar
zitten 1

II. Waarin de leden van Weldon-Institute met elkander kibbelen,
zonder er in te slagen tot overeenstemming te geraken. 14

III. Waarin een nieuwe figuur ten tooneele verschijnt, die den lezer
niet behoeft voorgesteld te worden, om de eenvoudige reden dat hij
zich zelven voorstelt 29

IV. Waarin de schrijver, handelende over den knecht Frycollin, poogt
de maan in hare eer te herstellen 40

V. Waarin een schorsing van vijandelijkheden tusschen den voorzitter
en den secretaris van Weldon-Institute ingewilligd wordt. 50

VI. Dat de ingenieurs, de werktuigkundigen en andere geleerden
gevoegelijk zouden kunnen overslaan 62

VII. Waarin Uncle Prudent en Phil Evans nogmaals weigeren zich te
laten overtuigen 75

VIII. Waarin bespeurd zal worden, dat Robur eindelijk besluit,
antwoord te verleenen op de gewichtige vraag, die hem gesteld is. 87

IX. Waarin de Albatros ongeveer tienduizend kilometer aflegt en den
tocht met een wonderbaarlijken sprong eindigt 101

X. Waarin men zien zal, hoe en waarom de knecht Frycollin op sleeptouw
genomen wordt 115

XI. Waarin de toorn van Uncle Prudent, voorzitter van Weldon-Institute,
aangroeit als de vierkanten van snelheid van de Albatros 132

XII. Waarin de ingenieur Robur te werk gaat, alsof hij wil mededingen
naar den Monthyon-prijs 141

XIII. Waarin Uncle Prudent en Phil Evans een geheelen oceaan
oversteken, zonder zeeziek te worden 157

XIV. Waarin de Albatros verricht, wat wellicht wel nimmer uitvoerbaar
zal zijn 171

XV. Waarin zaken gebeuren, die inderdaad waard zijn verhaald te
worden 188

XVI. Waarin de lezer in eene onzekerheid gelaten wordt, die hij
waarschijnlijk betreuren zal 202

XVII. Waarin de geschiedenis van het gebeurde een sprong van twee
maanden achteruit en daarna een sprong van negen maanden vooruit
maakt 211

XVIII. Waarin de zeer waarheidlievende geschiedenis der Albatros
afgebroken wordt, zonder haar te eindigen 226



AANTEEKENINGEN


[1] De Vliegende Hollander, zoo wordt genoemd een sneltrein tusschen
Amsterdam en Rotterdam, vice-versa, die zonder eenige tusschenstations
aan te doen, den afstand tusschen de beide koopsteden in een uur en
tien minuten aflegt.

[2] De oppervlakte van het land bedraagt: 136.051.371 vierkante
kilometers.

[3] Zoo iets is werkelijk na de hevige uitbarsting van Krakataoe in
Nederland waargenomen.

[4] Een halfsnavel is eene kleine soort zwaardvisch, Hemiramphus
Brasilensis.



JULES VERNE'S GEÏLLUSTREERDE WONDERREIZEN.


Prijs per deel: 75 cts. ingen., f 1.- geb.


1 DE REIS OM DE WERELD IN 80 DAGEN.

2 DE REIS NAAR DE MAAN IN 28 DAGEN.

3 DE KINDEREN VAN KAPITEIN GRANT. Zuid-Amerika.

4 DE KINDEREN VAN KAPITEIN GRANT. Australië.

5 DE KINDEREN VAN KAPITEIN GRANT. Stille Zuidzee.

6 20.000 MIJLEN ONDER ZEE. Oostelijk Halfrond.

7 20.000 MIJLEN ONDER ZEE. Westelijk Halfrond.

8 VIJF WEKEN IN EEN LUCHTBALLON. Ontdekkingsreis in de Binnenlanden
van Afrika.

9 HET GEHEIMZINNIGE EILAND. De Luchtschipbreukelingen.

10 HET GEHEIMZINNIGE EILAND. De Verlatene.

11 NAAR HET MIDDELPUNT DER AARDE.

12 MICHAEL STROGOFF, DE KOERIER VAN DEN CZAAR.

13 HET ZWARTE GOUD.

14 HECTOR SERVADAC. De Vulkaanbewoners.

15 HECTOR SERVADAC. De Terugtocht naar de Aarde.

16 AVONTUREN VAN DRIE RUSSEN EN DRIE ENGELSCHEN. Gevolgd door "De
Blokkadebrekers."

17 EEN KAPITEIN VAN 15 JAAR. De Walvischjagers.

18 EEN KAPITEIN VAN 15 JAAR. In Slavernij.

19 DE SCHIPBREUK VAN DE CHANCELLOR.

20 WONDERLIJKE AVONTUREN VAN EEN CHINEES.

21 ELDORADO EN HET MONSTERKANON VAN STAALSTAD. Gevolgd door "Meester
Zacharias".

22 HET LAND DER BUITENSTE DUISTERNIS. De Pelterijhandel.

23 HET LAND DER BUITENSTE DUISTERNIS. Het drijvende Eiland.

24 HET STOOMHUIS. De IJzeren Reus.

25 HET STOOMHUIS. De Waanzinnige der Nerbudda.

26 REIZEN EN LOTGEVALLEN VAN KAPITEIN HATTERAS. De Engelschen aan
de Noordpool.

27 REIZEN EN LOTGEVALLEN VAN KAPITEIN HATTERAS. De IJswoestijn.

28 EENE VLOTREIS. 800 Mijlen op de Amazone.

29 EENE VLOTREIS. Het Raadselschrift.

30 EEN LEERSCHOOL VOOR ROBINSONS.

31 DE WONDERSTRAAL.

32 KERABAN DE STIJFHOOFDIGE. Een Hollander in de Klem.

33 KERABAN DE STIJFHOOFDIGE. Schipbreuk en Redding.

34 DE ZUIDSTER. Het Land der Diamanten.

35 DE ARCHIPEL IN VUUR EN VLAM.

36 DE VONDELING VAN HET FREGAT CYNTHIA.

37 MATHIAS SANDORF. Een verijdelde Samenzwering.

38 MATHIAS SANDORF. De Middellandsche Zee.

39 MATHIAS SANDORF. Een Model-Volkplanting.

40 HET LOTERIJBRIEFJE.

41 ROBUR DE VEROVERAAR.

42 DE STRIJD TUSSCHEN NOORD EN ZUID. Overrompeling eener Plantage.

43 DE STRIJD TUSSCHEN NOORD EN ZUID. De Zwarte kreek van Texas.

44 1792. OP WEG NAAR FRANKRIJK.

45 TWEE JAAR VACANTIE. De mislukte Pleiziertocht.

46 TWEE JAAR VACANTIE. Een Knapenkolonie.

47 DE FAMILIE ZONDER NAAM. Het Verraad van Simon Morgaz.

48 DE FAMILIE ZONDER NAAM. De Opstand van 1837.

49 EEN SCHOT IN DE LUCHT.

50 CESAR CASCABEL. De schoone Zwerfster.

51 CESAR CASCABEL. Over het IJs en door de Steppen.



Boek- en Kunstdrukkerij P. A. Geurts, Nijmegen.





*** End of this LibraryBlog Digital Book "Robur de Veroveraar" ***

Copyright 2023 LibraryBlog. All rights reserved.



Home