Home
  By Author [ A  B  C  D  E  F  G  H  I  J  K  L  M  N  O  P  Q  R  S  T  U  V  W  X  Y  Z |  Other Symbols ]
  By Title [ A  B  C  D  E  F  G  H  I  J  K  L  M  N  O  P  Q  R  S  T  U  V  W  X  Y  Z |  Other Symbols ]
  By Language
all Classics books content using ISYS

Download this book: [ ASCII | HTML | PDF ]

Look for this book on Amazon


We have new books nearly every day.
If you would like a news letter once a week or once a month
fill out this form and we will give you a summary of the books for that week or month by email.

Title: Reis naar de Fidsji-eilanden - De Aarde en haar Volken, 1892
Author: Verschuur, G.
Language: Dutch
As this book started as an ASCII text book there are no pictures available.


*** Start of this LibraryBlog Digital Book "Reis naar de Fidsji-eilanden - De Aarde en haar Volken, 1892" ***


Reis naar de Fidsji-eilanden

Door _G. Verschuur_.


De reiziger, die aan wal stapt op de Fidsji-eilanden wordt, zoo
niet van bewondering, dan toch van verbazing vervuld, als hij,
van de stoomboot komende, mannen op zich ziet toetreden met een
overvloedigen haardos en van een type, dat veel verschilt van dat,
't welk hij heeft kunnen bestudeeren op de andere eilandengroepen,
waar óf het toeval óf het programma voor zijne omzwervingen hem
voerde. Hier geen min of meer zwarte tint zooals bij de Kanaken, of
een bronskleur zooals bij de bewoners van andere tropische eilanden,
maar een zeer eigenaardige gelaatstint, en de schilder, die het portret
van een Fidsji-eilander moest maken, zou rood en geel en grijs op zijn
palet moeten dooreenmengen, om die bijzondere kleur weer te geven,
die de inboorlingen van andere stammen onderscheidt.

Over het algemeen is het een sterk en goed ontwikkeld ras; gemiddeld
zijn ze grooter dan de Kanaken en andere eilandbewoners uit de
buurt. Op het voorbeeld van wat men op de Salomons-eilanden ziet
gebeuren, hebben ook zij de gewoonte, hunne haren, die oorspronkelijk
zwart zijn, met een dikke laag kalk te bestrijken. Die kalk brengt
eene geheele verandering in de kleur teweeg en maakt de haren hard en
kroezig. Met angstvallige zorg geborsteld, gelijkt de rijke haardos,
waarop zij zeer trotsch zijn, op eene groote spons, die ze op hun hoofd
dragen en de Fidsji-eilander, toegetakeld met deze hoofdversiering,
die hem voor een zonnesteek beveiligt, loopt met een stok in de
hand als een eerste fat over de wandelwegen in zijne steden en
dorpen. Soms behelpt hij zich, bij gebrek aan een wandelstok, met
een ouden parapluiestok, als hij eenig gevoel heeft voor elegantie
en _chic\_ is hij daarentegen conservatief gezind, dan vervangt de
voorvaderlijke knods den wandelstok.

Ongelukkig maakt, vooral als ge een groepje aantreft, zijne
tegenwoordigheid een alleronaangenaamsten indruk op uwe reukorganen,
of ge moest een liefhebber zijn van den geur van kokosolie, waarmee
hij zich buitensporig mild het geheele lichaam inwrijft. Zeker is
dit niet het eenige volk, dat eene besliste voorliefde voor dien geur
aan den dag legt, die door een gril van de mode nooit tot onze zeden
zal doordringen; maar bij hen wordt, in vergelijking met de broeders
in Indië en op de Soenda-eilanden, de maat overschreden, zoodat zij
hunne omgeving en elk voorwerp, dat ze aanraken, er mee verpesten.

Vóór de engelsche bezetting waren de Fidsji-eilanders kannibalen in
den echten zin des woords; op het oogenblik zijn ze een zachtzinnig,
volgzaam ras. De zendingsposten, die zich sedert het begin dezer eeuw
in den archipel hebben gevestigd, hebben hunne woeste en barbaarsche
zeden verzacht en de stevige arm der regeering heeft het overige
gedaan.

Hoewel het kannibalisme er nu geheel is afgeschaft, behoeft men
slechts een twaalftal jaren terug te gaan, om van het woeste instinct
der bewoners sporen aan te treffen. Op dat tijdstip werden de laatste
blanken er gedood en opgegeten en de liefhebbers van curiositeiten,
die na deze daad van barbaarschheid de eilanden hebben bezocht, zijn
in de gelegenheid geweest, zich de houten vorken te verschaffen,
die trouwens altijd nieuw worden gemaakt, waarmee de ongelukkige
slachtoffers zijn genuttigd.

Het is een dergelijke historie als die van den spijker in de hut te
Waterloo, waaraan Napoleon I zijn hoed heeft opgehangen!

De Fidsji-eilanden vormen eene kroonkolonie, 't geen beteekent, dat
ze rechtstreeks geregeerd worden door het Koloniaal Bureau te Londen,
volgens een stelsel, dat veel overeenkomst heeft met het door Frankrijk
bij zijne overzeesche bezittingen gevolgde. Dit is echter slechts een
voorloopige toestand; zoodra de kolonie in belangrijkheid zal zijn
toegenomen, wordt ze tot onafhankelijke kolonie verklaard, zooals met
Tasmanië, Nieuw-Zeeland en alle australische koloniën van Nieuw-Holland
gebeurd is, behalve met West-Australië, dat kroonkolonie gebleven is,
omdat het nog te weinig ontwikkeld is. De zoogenaamde onafhankelijke
koloniën regeeren zich zelve naar goedvinden. Zij ontvangen in het
geheel geen subsidie van Engeland en behoeven dientengevolge ook
geene enkele belasting op te brengen. Ze hebben op hun eigen budget
het tractement staan van den gouverneur die door de koningin wordt
benoemd; zij vaardigen wetten uit en volgen hun eigen politiek, in de
eene kolonie soms zeer verschillend van die in de andere, en de dag
is misschien niet ver meer verwijderd, waarop die koloniën, het juk
van den meester, hoe weinig drukkend het moge zijn, zullen afwerpen en
zich tot geheel onafhankelijke landen zullen verklaren. In de koloniën
Victoria en Nieuw Zuid-Wales dringt deze geest meer en meer door;
algemeen openbaart zich verzet en tegenstand tegen het moederland,
en vooral de jonge lieden laten nooit na, u te doen opmerken, dat zij
Australiërs en geen Engelschen zijn, wat ge misschien geneigd zoudt
zijn te veronderstellen.

Hier en daar gaat die geest tot een werkelijk vijandig gevoel over
en het voorbeeld van de Vereenigde Staten van Noord-Amerika vervult
de geesten zoozeer, dat de volgende eeuw zeer goed het tooneel zou
kunnen aanschouwen van de wording eener groote australische republiek,
de Vereenigde Staten van Australië.

De Fidsji-groep bestaat uit 255 eilanden en eilandjes, waarvan ruim
een derde bewoond zijn.

Men kan zich nauwelijks eene voorstelling maken van het aantal
bewoonbare eilanden, in die onmetelijke uitgestrektheid van den Grooten
Oceaan verspreid, waarover in de laatste tijden vele landen van Europa
hun overcomplete bevolking hebben uitgestort onder den drang van die
behoefte aan kolonisatie, die een kenmerk van dezen tijd is. Ongelukkig
komen honderden van de in de reusachtige zee verloren eilanden niet
tot ontwikkeling; hun vruchtbare grond wordt bijna niet bebouwd en
de bodem, die in dit heerlijke klimaat duizenden ongelukkigen kon
voeden, nu steeds tegen ellende kampend in onze groote europeesche
steden, blijft wat hij eeuwen aaneen is geweest, een groote streek,
die slechts aan meer of minder woeste volksstammen eene schuilplaats
biedt en verloren is voor de beschaafde wereld.

In 1859 bood de laatste koning der Fidsji-eilanden, Cakobau,
(of Thakombau volgens de uitspraak van het land) die eenige jaren
geleden gestorven is, de souvereiniteit over de eilanden onder
zekere voorwaarden aan de koningin van Engeland aan. Het aanbod
werd niet aanvaard, maar door een formeelen afstand werd Engeland
in 1874 meester van de eilandengroep. Sir Arthur Gordon werd er als
gouverneur heen gezonden in den loop van het volgend jaar; in 1880
werd hij vervangen door sir W. de Voeux, en sinds een jaar of vijf
is het bestuur er in handen van sir John Thurston, een der bekwaamste
en meest ervaren gouverneurs, die het Vereenigd Koninkrijk tot zijne
vertegenwoordigers mag rekenen.

Sedert het begin der engelsche heerschappij bewoont hij reeds de
Fidsji-eilanden, waar hij door zijn ijver en zijne bekwaamheid
uit eene ondergeschikte betrekking opklom tot de hooge plaats van
koloniaal gouverneur. Hij kent het volk en de taal, is een onvermoeid
reiziger en heeft buiten zijn gouverneurschap nog de waardigheid
van consul-generaal van de Stille Zuidzee. Daarbij is sir John
Thurston omringd door verdienstelijke ambtenaren, die, als hij,
tal van jaren op de eilanden wonen, de taal der inboorlingen even
gemakkelijk spreken als hunne eigene en zoo goed als hun chef de
algemeene achting genieten.

Er bestaan onder de inboorlingen in 't geheel geene overleveringen,
die licht kunnen werpen op hunne afkomst. Door dit feit moet men
wel tot het besluit komen, dat zij al sinds oude tijden het land
bewonen. Het volksgeloof bevestigt die meening. In tegenstelling met
wat op andere eilanden geschiedt, bij voorbeeld op Nieuw-Zeeland,
waar alle Maori-overleveringen op denzelfden oorsprong wijzen, n.l. op
immigratie van een naburigen archipel, hebben de Fidsji-eilanders het
vaste geloof, dat hunne voorvaderen alle op denzelfden grond hebben
gewoond van de schepping der wereld af.

Reeds bij de eerste morgenschemering zette de stoomboot, die mij naar
den archipel had gevoerd, en op eenigen afstand van Suva geankerd lag,
hare reis voort en lag weldra aan de kade. Dat is een voorrecht, dat
ik opmerk bij de meeste aan Engelschen toebehoorende havens! In plaats
van in een bootje te moeten landen, 't geen zoo dikwijls voorkomt,
waar het bouwen van een havenhoofd van jaar tot jaar wordt uitgesteld
uit het oogpunt van zuinigheid, springt ge hier met éénen sprong
aan land en ge ontsnapt aan de begeerigheid van de menigte bootslui,
die u willen overbrengen.

Toen ik mij bij zonsopgang op het dek bevond, kon ik reeds terstond
waarnemen, dat ik in een land kwam, bedekt met dien schoonen
plantengroei der tropen, die men nooit moede wordt te bewonderen. Op
de zachte hellingen der heuvels vertoont zich voor mijne oogen een
weelderige massa groen, en het stadje Suva, door de eerste stralen
der morgenzon verlicht, is vriendelijk gelegen langs den oever. De
houten huizen hebben een of twee verdiepingen. Een trottoir,
eveneens van hout, maakt de passage op regendagen mogelijk. Er
zijn twee jaargetijden op de Fidsji-eilanden, nl. het warme en het
gematigde seizoen. Het eerste duurt van October tot Mei en is tevens
de regentijd, terwijl het tweede, van Mei tot October, de tijd van
droogte is.

Het klimaat is over het algemeen gezond en aangenaam; de warmte is,
dank zij de zeewinden niet zoo drukkend als in andere streken van de
tropische gewesten.

Ik had bij een reisgezel van de boot inlichtingen gevraagd, om te
weten, of Suva een nog al vrij goed hotel bezat en ik was verbaasd
geweest, toen ik vernam, dat er drie waren. Ik koos dat, hetwelk
mijn medereiziger mij als het beste had aangewezen en werkelijk had
ik mij over mijn keus niet te beklagen. Vele dergelijke inrichtingen
in andere koloniën kunnen in de verste verte niet wedijveren met het
hôtel van mevrouw Mac Donald en hare dochters. Wel laat de keuken
er, zooals in alle engelsche koloniën, te wenschen over, maar ik was
reeds sedert maanden gewend geraakt aan een menu, dat onveranderlijk
uit dezelfde gerechten bestond, nl. uit in water gekookte groenten,
sausen van aangemengd meel en visch, die zonder zout was klaar
gemaakt. Gelukkig heb ik brieven voor enkele der aanzienlijkste
inwoners, onder anderen voor den dokter, die, in Frankrijk opgevoed,
de keuken weet te waardeeren en, _last not least_, voor den gouverneur,
wiens tafel mij de verschrikkelijke maaltijden op de laatste bootreis
doet vergeten.

De gemeenschap tusschen de verschillende eilanden der Fidsji-groep is
niet zeer levendig; alleen de maandelijksche stoomboot van Auckland,
waarmee ik ben aangekomen, gaat door naar Levuka, na twee dagen
oponthoud in de haven van Suva. Ik maak dus van die gelegenheid
gebruik, en bij het vallen van den avond vertrekkend, ben ik den
volgenden morgen vroeg in de stad Levuka.

Toen onze boot de haven binnenvoer kwam de handelsman, voor wien ik
een aanbevelingsbrief had, aan boord, om een praatje met den kapitein
te maken. Hij was een zeer beminnelijk man, die mij op zijn kantoor
bracht en zich geheel te mijner beschikking stelde.

Het is nog slechts half zeven en toch is de geheele bevolking in dit
vroege morgenuur reeds bij de hand.

Het is de tijd, waarop men in de bergen gaat baden, zegt mijn vriend
tot mij, en noodigt mij uit, hem daarheen te vergezellen. Ik laat
eenige verwondering blijken bij de invitatie, omdat de bergen mij
minder geschikt schijnen voor die wijze van verkoeling, die ik eerder
aan het strand zou hebben verwacht; maar weldra wordt mij de zaak
duidelijk. De zee krioelt van haaien en kan daarom niet voor het baden
in aanmerking komen. Daarentegen heeft men een helderen waterstroom,
die van de bergen vloeit, op kosten der aanwezige Europeanen,
gebruikt om een meertje te vormen, dat men na een korte wandeling
bergop bereikt. Een opeenhooping van rotsen en planten houdt het water
tegen, en men heeft een kleine ruimte opengelaten, waardoor de stroom
zijnen weg bergaf kan vervolgen, terwijl het van boven komende frissche
water het vijvertje op de gewenschte hoogte houdt en er voortdurend
den inhoud van vernieuwt. Al die heeren, die in hunne hemdsmouwen
zich naar die nieuwerwetsche zwemplaats begeven, met hunne handdoeken
over den arm, vormen een heelen stoet. De vermoeienis van het stijgen
wordt ruimschoots vergoed, eensdeels door de frischheid van het heldere
meertje, anderdeels door den heerlijken aanblik, dien men van de hoogte
af geniet. Een kring van groene heuvels omringt ons aan alle kanten,
bananen en kokospalmen sieren de vruchtbare dalen en tot op den top
der bergen kan men den heerlijken plantengroei der tropen bewonderen.

Ze zijn gelukkig, die indolente inboorlingen der Fidsji-eilanden,
die zich buiten alle woelingen onzer beschaafde wereld kunnen houden;
de wateren zijn er vischrijk; de vruchtbare bodem brengt in overvloed
groenten en vruchten voort; zij oogsten zonder inspanning. Alles
schijnt mee te werken, om aan de bevolking dezer begunstigde streken
een vreedzaam leven te verzekeren; een heerlijk klimaat heerscht
er; ze kennen geen ontbering en geene begeerlijkheid en zonder zorg
voor den komenden dag slijten zij hun rustig bestaan. En toch hebben
verwonderlijker wijze juist op de tallooze eilanden van dezen Grooten
Oceaan vreeselijke drama's plaats gehad, en zonder de tusschenkomst
der europeesche staten zou de barbaarschheid met al hare gruwelen en
martelingen er nog heerschen. De tooneelen van kannibalisme, die op
de Fidsji-eilanden zijn afgespeeld, overtreffen in wreedaardigheid
al wat de eilanden in den omtrek te zien hebben gegeven, en indien
de pogingen der zendelingen betrekkelijk goede resultaten hebben
opgeleverd, toch hebben vooral de engelsche geweren de zeden dezer
inboorlingen verzacht. Vrees voor straf heeft eene groote rol gespeeld
bij de verdwijning van de wreedheden uit vroeger dagen.

Wat den arbeid der zendelingen aangaat, hoe prijzenswaardig hij ook
zij, hij leidt dikwijls tot vreemde verschijnselen. De wilde van
gisteren, wien men de bijbelsche geschiedenis en de beginselen van
het Evangelie bijbrengt, wordt een soort van dweper.

Eens, toen ik bij een familie te Suva dineerde, maakte de vrouw des
huizes verontschuldigingen op het punt van den maaltijd en vertelde
mij, dat goede bedienden bijna niet meer te krijgen waren. Ze had,
na haar geduld tot het uiterste te hebben ingespannen, drie bedienden
moeten wegzenden, die ze sinds jaren in dienst had en die haar nooit
eenige reden tot klagen hadden gegeven. Nadat ze christenen waren
geworden, verborgen zij zich met den bijbel in de hand in alle hoeken
van den tuin en zongen liederen; hij, die voor de keuken zorgde,
weigerde hardnekkig op zondag koksdiensten te verrichten. Behalve die
overdreven uitingen, had het trio ook onderling twist gekregen, daar
de kok door een protestantschen engelschen geestelijke gedoopt was
en de beide anderen door de op de eilanden wonende fransche broeders.

Ik bleef drie dagen te Levuka en in de omstreken. Een enkel inwoner
bezit er een rijtuig, maar hij kan er niet veel gebruik van maken, want
er zijn geen wegen buiten de toegangswegen aan beide zijden der stad.

Vliegen en muskieten zijn er van fabelachtige afmetingen. Gelukkig
heeft de Voorzienigheid naast die onverdragelijke insecten een geoefend
jager aangesteld, die ijverig jacht op hen maakt. Dat is eene spin,
zoo groot als een kleine kikvorsch, die niet gedood wordt, omdat ze
zooveel vliegen verslindt. Hagedissen zijn er een onnoemelijk aantal,
in rijke verscheidenheid van soorten. De mooiste is een groene hagedis,
die zoo groot is als een cameleon en daar veel op gelijkt. Zooals
in vele streken van Indië de witte mier het hout aantast, zoo is de
mier van de Fidsji-eilanden de schrik van den boekenliefhebber. Een
nieuw boek wordt in korten tijd een oud boek, en ziet er uit, of het
van een onzer stalletjes op een kleine markt komt. De mier ontziet
zelfs den band niet en waagt zich ook wel aan uwe schoenen of andere
lederen voorwerpen.

Mijn stoomboot heeft een duizendtal bossen bananen ingenomen en moet
zich op de reede van Navoa op Viti Levu nog van eene zekere hoeveelheid
suiker voorzien. Wij vertrekken des avonds en ankeren den volgenden
morgen bij een laag land, dat ons eene menigte muskieten toezendt. Er
is daar niet veel te zien, alleen een suikerfabriek en wat kokospalmen
staan er in eene overigens onbebouwde streek. De werkzaamheden zijn
in een paar uren afgeloopen en wij keeren naar Suva terug.

De vriendelijke gouverneur stelt mij een aardig uitstapje voor. Twee
ambtenaren moeten zich naar het binnenland van het eiland begeven,
om met een opperhoofd enkele zaken te regelen en eene inspectiereis te
doen. Als ik er lust in heb, zal hij mij aan die heeren voorstellen en
dan kan ik met hen gaan. Zeker heb ik er lust in; de gelegenheid, om op
die wijze het leven gade te slaan van een pas uit de barbaarschheid
opgeheven volk, lacht mij toe, te meer, daar mijne reisgezellen
vloeiend de taal der eilanders spreken en mij inlichtingen zullen
kunnen geven over al, wat ik wensch te weten.

De heeren Cox en Lanford komen mij den volgenden morgen afhalen. De
boot van den gouverneur wacht ons aan 't eind der pier; zes kloeke
roeiers zijn gereed en de kisten aan den achtersteven bevatten een
rijke verscheidenheid van proviand, want de spijs en drank, die men ons
in de dorpen, die wij zullen bezoeken, zou kunnen aanbieden, zouden
niet best overeen zijn te brengen met de behoeften van europeesche
magen. De matrassen, de vliegennetten en dekens zijn ingepakt; een zeil
op beweegbare palen zal ons tegen de zonnestralen beschutten en het
zal ons naar de engelsche beginselen van comfort aan niets ontbreken.

Zoodra we met flinke riemslagen de haven achter ons hebben gelaten,
worden de zeilen geheschen en onze boot glijdt over de gladde zee
vlug voort. We gaan de rivier de Rewa in, die over eene lengte van
45 mijlen bevaarbaar is en tot op twintig mijlen van hare monding
eene breedte heeft van 200 M. De oevers zijn laag en met een dicht
plantenkleed bedekt; bananen en kokospalmen groeien er in overvloed.

Des namiddags varen we een kreek binnen, waar de boot wordt
vastgelegd aan een boomstam. Wij klauteren aan land en worden door
het opperhoofd en de aanzienlijken uit den omtrek ontvangen, die
allen zijn toegestroomd, om de straks te houden plechtige vergadering
bij te wonen. Er moet rekening en verantwoording worden gedaan. De
belastingen, die de inboorlingen schuldig zijn, worden betaald in
voortbrengselen, vooral bananen. Daar de geheele oogst naar Suva
is overgebracht, moet ieder der belastingschuldigen nog eenig geld
terugontvangen en in handen van het opperhoofd en de aanzienlijken
wordt nu de schuld der regeering door den heer Cox afgedragen.

Eenige zakken met geld worden neergelegd op de mat, die bij geene
officiëele bijeenkomst ontbreekt en het geheele gezelschap plaatst
zich gehurkt rondom den vertegenwoordiger van den gouverneur. Geen
enkele stoel bestaat in het geheele dorp; men buigt, zoo goed het
gaat, op de hurken neer of strekt zich uit op de matten, die hier en
daar zijn neergelegd. Ik maak ernstig inbreuk op de etiquette, door
plaats te nemen op de plank, bij den ingang, ten einde wat frissche
buitenlucht in te ademen, in plaats van de onaangename geuren binnen
in de woning. De heer Cox maakt eene opmerking over de fout, die ik
bega, en ik moet wel tusschen twee bijna naakte grijsaards gaan zitten.

De vergadering wordt geopend, maar in plaats van met eene toespraak
begint ze met eenen maaltijd. Een jonge inboorling zet voor het
opperhoofd een grooten schotel neer, uit pisangbladeren gemaakt,
waarop broodvruchten liggen, terwijl een onzer roeiers een kist
ontpakt en flesschen wijn opentrekt. Een andere schotel, die binnen
komt, bevat een landsgerecht, nl. garnalen als paté klaargemaakt en
gewikkeld in een blad, dat mee is gekookt.

Ik houd wel van broodvruchten, die naar onzen aardappel smaken,
maar iets droger zijn en de garnalen smaken zeer goed. Wij bieden het
opperhoofd sardines aan en aan een der aanzienlijken presenteeren wij
kaas; maar beiden trekken een leelijk gezicht en verklaren, niet te
kunnen begrijpen, hoe wij dergelijk voedsel kunnen eten. Een stukje
kip vindt echter een beter onthaal.

Met de regeling der geldzaken zullen ten minste twee uren gemoeid
zijn. Ik maak van de gelegenheid gebruik, om een onderzoekingstocht
in het dorp te ondernemen. Het bestaat uit een veertigtal hutten,
uit riet, stroo en droge bladeren gemaakt, en tusschen het geboomte
verspreid. Enkele zijn moeilijk binnen te komen, daar ze niet
op den grond staan, maar op palen rasten, die wel een meter hoog
zijn. Kinderen, varkens, kippen en honden krioelen op den leemen grond
door elkaar; enorme banaanbladeren beschutten hen tegen de zon. De
vrouwen, wier kleeding zich bepaalt tot een gordel van gekleurde stof
dicht om de lenden gesloten, vluchten in de hutten, maar ik trotseer
de convenance en dring binnen door den nauwen ingang der woningen. Ik
houd namelijk het doel voor oogen, dat ik op mijne omzwervingen door
den archipel mij heb gesteld, om nl. curiositeiten en oude inlandsche
wapenen te verzamelen. Ik vind niet veel bijzonders, maar toch wordt
mijne collectie vermeerderd met twee oude knodsen, die ik ontvang in
ruil voor een paar aan de dames voorgehouden shillings.

Wij moeten dien avond in het dorp blijven en krijgen de beschikking
over de hut, waar we zijn ontvangen; het is het paleis van het dorp
en een paal, die er bovenop staat, versierd met witte schelpen, toont
genoegzaam aan, dat het de hut van het opperhoofd is. Vóór we ons in
Morpheus' armen kunnen werpen, wacht ons nog een muzikale soiree,
de _meke-meke_ van de Fidsji-eilanders, noodzakelijk slot van elk
feest en elke receptie.

De notabelen van 's morgens, naakt tot het middel toe en glimmend van
kokosolie, komen binnen en nemen op de matten plaats. Daar mij die
houding niet bevalt, ga ik op een onzer kisten zitten en de heer Cox
beweert, dat mij, als vreemdeling, die afwijking van de heerschende
gewoonte vrijstaat. Een oude, tandelooze man voert met schreierige
stem een solo uit en de geheele menigte stemt mee in op een tragische,
ver van schoone manier. Langzamerhand zetten de stemmen zich uit,
en eindelijk wordt het een oorverdoovend geweld; ze draaien met
de oogen en een luid in de handen klappen vermeerdert het lawaai,
't Was of we ons midden in een kannibalenfeest bevonden en werkelijk
had die avond ons iets echt origineels laten bijwonen.

De groote warmte maakte, dat ik op nieuw tegen de convenances
zondigde. De toerist, die naar de Fidsji-eilanden gaat, mag zich
wel een wellevendheidsgids aanschaffen en die ernstig bestudeeren,
vóór hij zich in de wereld daar begeeft. De zoon van het opperhoofd
had mij een waaier cadeau gegeven en daar ik dien in een hoekje van
het vertrek had neergelegd, gaf ik een onzer roeiers een teeken,
om mij dien even aan te reiken. Hij schudt het hoofd en maakt eene
beweging van verbazing, die ik niet begrijp. De heer Lanford legt
mij uit, dat een inboorling het recht niet heeft, iets aan te raken,
dat van zulk een hooggeplaatst persoon afkomstig is, of die laatste
moet er hem vergunning voor geven.

De zoon van het opperhoofd, die Engelsen verstaat, komt ten mijnen
gunste tusschenbeide. Hij heeft op een school te Sydney zijne
opleiding ontvangen, maar ondanks het goede onderwijs heeft hij zich
niet kunnen voegen naar de zeden en gebruiken van het blanke ras, en
in zijn dorp teruggekeerd, heeft hij de gewoonten zijner vaderen op
nieuw aangenomen en in een hoek zijner hut de europeesche kleederen
weggeborgen, die hem per slot van rekening toch te lastig waren.

Den volgenden morgen namen we in de rivier een heerlijk, verkwikkend
bad. Het loopt gelukkig af, want wij hooren kort daarna, dat de rivier
dikwijls door haaien wordt bezocht, die even vroolijk tieren in zoet
water als in het zoute water der zee. Acht dagen te voren was eene
vrouw door een dezer monsters aangegrepen op veertig mijlen afstands
van den mond der rivier en den vorigen dag was een man hetzelfde
gebeurd.

Wij maken ons voor het vertrek gereed. Het is Zondag; de klok van den
katholieken zendingspost roept in de verte de geloovigen op, en toen
wij het dorp verlieten, klonk juist de gong van den wesleyaanschen
herder op den tegenoverliggenden oever.

Dat deel van het eiland, waar we nu zijn, is het tooneel geweest van
afschuwelijke moorden, door het kannibalisme bedreven, nog zelfs tot
1876 toe. De zendeling Baker en eenige andere Europeanen werden toen
gedood en opgegeten; _kiki_, zooals het in de taal der inboorlingen
heet.

Om een voorbeeld te stellen, liet de gouverneur twee dozijn van de
barbaren fusilleeren of ophangen, om hun den lust te benemen, zich
voortaan te vergasten aan _bukalo_, of menschelijk vleesch. Nu nog
kunnen vele inwoners zich niet verbeelden, dat het denkbeeld, zijne
vijanden op te eten, eenen blanke afschuw inboezemt; ze zijn nu wel
gedwongen, de uitgevaardigde wetten na te leven, maar ze zien er de
verstandigheid niet van in. In het tweede dorp, dat wij bezochten,
deelde een grijsaard den heer Lanford mede, dat menschenvleesch
veel sappiger en lekkerder is dan rundvleesch. Een onlangs gestorven
opperhoofd, Raki Raki, had de gewoonte, een steen neer te leggen ter
herinnering aan elken vijand, op zijn bevel gedood en opgegeten. In
1849 had de hoop der steenen een bedrag van 872 stuks bereikt!

De geschiedenis van het kannibalisme biedt veel eigenaardigs. Die
eilandbewoners, wier godsdienst het bestaan leerde van verscheiden
goden, waren van meening, dat het gestorte bloed hunnen goden
welgevallig was. Zij, die nooit een hunner medemenschen hadden gedood,
werden tot straf den haaien voorgeworpen. Men bewees een vijand eer,
als men hem at, nadat men hem had vermoord.

Cakobau wees, als hij lust had in menschenvleesch, met den vinger
den persoon aan, dien hij voor zijnen maaltijd wilde nuttigen.

Wij zetten onze reis voort en bezochten twee ambtenaren en een planter,
wier leven in volledige afzondering voorbijging. Nauwelijks hebben
wij plaats genomen, of de flesch whisky wordt op tafel gezet; zoo wil
't het gebruik in de warme streken en is daardoor de oorzaak van de
vele leverziekten, die er voorkomen.

De natuurtooneelen zijn steeds zeer schoon en de warmte is niet
drukkend. Een zuidoostewind vergunt ons de zeilen te gebruiken en
snel vooruit te komen. Van tijd tot tijd stooten we eens op ondiepten,
maar onze roeiers, die in het water gaan, heffen met hunne gespierde
armen de boot op, duwen haar weer naar dieper water en komen alle
moeielijkheden te boven.

We brengen den nacht door in een eenvoudig, maar zindelijk hôtel,
tegenover eene groote suikerfabriek, die we den volgenden dag
zullen bezoeken. Het is volle maan en van ons balcon hebben we een
prachtig gezicht op de suikerrietvelden en het weelderige groen op
den tegenoverliggenden oever der rivier, welker water met een zilveren
schijnsel overgoten is.

Er zijn in den archipel een twaalftal suikerfabrieken en hun product
kan zeer goed de vergelijking doorstaan met de suiker van de Antillen
en de andere koloniën. De fabriek hier voor ons is de grootste van de
geheele wereld, zegt men mij; de afmetingen overtreffen die van de
groote fabriek op Mauritius. Werkelijk heb ik nooit zulke kolossale
fabrieksgebouwen gezien en de onder-directeur, die ons vergezelt,
vertoont ons met ingenomenheid de reusachtige machines, die voor de
fabricatie dienen.

De woning van den directeur ligt op een heuvel. Het is een fraai
gemeubelde villa in een prachtigen tuin. Accacia's, oranjeboomen,
citroenboomen en cactussen vormen een _ensemble_ van kleuren, dat
het oog aangenaam aandoet.

Tegen het vallen van den avond schoot de heer Lanford, die een
hartstochtelijk jager was, op de rivier eenige vleermuizen. Een
dezer dieren, die dicht bij onze boot in het water viel, wordt door
een van onze roeiers opgehaald, 't Is een grooter exemplaar dan onze
vleermuizen en het heeft ook een anderen vorm van kop, gelijkend op
dien van een kleinen fox-terrier. Niet als zoöloog heeft onze man
zich er meester van gemaakt; hij beweert, dat het dier, gekookt,
een heerlijke lekkernij is en dat hij zich er dien avond nog op
zal vergasten.

Waar wij ook komen, overal groeien bananen. De vrucht vormt een gewild
uitvoerartikel naar de havens Sydney en Auckland. Elke boot neemt 15
à 20.000 bossen mee, die regelmatig met een shilling het aan boord
geleverde bos worden betaald. De vracht bedraagt even veel, zoodat
een bos van 60 à 100 bananen tegen f 1.20 (holl.) in de haven van
bestemming aankomt.

Toen wij den volgenden dag de terugreis aanvaardden en bij de monding
der Kewa aankwamen, zagen we een felbewogen zee voor ons. Met
ons zeil schieten we met de snelheid van een stoomboot vooruit,
maar er is aan die vaart weinig aanlokkelijks verbonden. Het schuim
verblindt ons en we krijgen zeeën in, die ons in gevaar brengen, te
verongelukken. Daarbij komt een stortregen; onze mannen moeten maar
steeds scheppen, om de boot niet te vol water te krijgen. Gelukkig dat
de snelheid der vaart ons Suva al spoedig doet naderen. Met vreugde
begroeten wij de lichten van het stadje.

De wetten, waar de Fidsji-eilanders onder leven, zijn in menig opzicht
streng, maar volmaakt in harmonie met die, welke vóór de britsche
bezetting er golden. De engelsche regeering heeft het karakter van
een vergrijp laten rusten op menige fout of zwakheid, die elders
onopgemerkt zou blijven. Ze heeft terecht niet gewild, dat iets,
't geen de oorspronkelijke bewoners als misdrijf beschouwden, door
de blanken zou worden geduld. Zoo worden echtbreuk en prostitutie
met vrij lange gevangenisstraf bedreigd.

Het verkoopen van whisky of eenigen anderen alcoholischen drank door
een Europeaan aan een inboorling wordt streng gestraft.

De Fidsji-eilander troost zich gemakkelijk over deze bepaling, want hij
heeft de kava, zijn inlandschen drank, die in zijne oogen door niets
wordt overtroffen. Wat hij veel minder gaarne zou missen, is de tabak,
want hij is een verwoed rooker. Op het voorbeeld van den klerk op een
bureau, die zijn pen achter het oor steekt, stapt de inlander rond met
de sigaret, al of niet brandend, op dezelfde plaats gestoken. Zijn
huid en zijn haardos, beide vol olie, zullen stellig aan de sigaret
een vettigen smaak geven, die den geur niet aangenamer maakt, maar dat
is een kleinigheid, waar hij zich niet om bekommert. De vrouwen, die
even sterk rooken als de mannen, steken de sigaret, of het blaadje,
waarin de tabak wordt gewikkeld, door de gaten in hare ooren, die
groot genoeg zijn om het begeerde voorwerp in te bergen.

Zooals op bijna alle eilandengroepen van den Stillen Oceaan neemt de
inlandsche bevolking in aantal af volgens de natuurwet, die leert,
dat de zwarten langzamerhand verdwijnen, naarmate de beschaving
tot hen doordringt en de blanken onder hen in aantal toenemen. Op
de Fidsji-eilanden treedt die achteruitgang van het ras duidelijker
aan het licht dan ergens anders; naar de laatste schatting wonen er
op alle eilanden te zamen niet meer dan 120 000 menschen. In 1859
werd die bevolking op 200 000 geschat en in 1874 nog op 140 000. Een
oorzaak, die de vermindering sterk in de hand werkt, is de numerieke
minderheid der vrouwen. Wat de Europeanen betreft, hun aantal is nog
slechts beperkt en wisselde sedert 1880 af van 2000 tot 3000.

De openbare instellingen zijn wel een bezoek van den toerist
waard. Een frisch, goed geventileerd hospitaal, dat door een kundig
geneesheer bestuurd wordt, ligt op een heuvel en kan ruim de zieken
uit het dorp en uit de omstreken bergen. Nadat ik het had bekeken,
zette ik mijne wandeling over de heuvels voort en de dokter, die mij
vergezelde, toonde mij de plaats, waar men wil beginnen, dicht bij
Suva, amphitheatersgewijze een botanischen tuin aan te leggen. Die
tuin, die nu nog in embryonalen staat verkeert, belooft eens zeer
belangrijk te worden. Ongelukkig is er nog niet genoeg geld voor
bijeen, wat des te meer jammer is, omdat de gouverneur en een der
voornaamste ambtenaren hartstochtelijke botanisten zijn. Dank zij hun
initiatief kan ik reeds een mooie verzameling planten en boomen zien
uit alle deelen der tropische wereld.

In de gevangenis waren, toen ik die bezocht, een twintigtal
inboorlingen en twee Europeanen, een Engelschman en een Duitscher. Die
laatsten moeten overdag werken met de gekleurde misdadigers, maar des
avonds worden ze in cellen gebracht, terwijl de inboorlingen algemeene
slaapzalen hebben. Er heerscht eene strenge tucht, zooals in elke
engelsche gevangenis, en de arbeid der veroordeelden komt der kolonie
in vele opzichten ten goede. Enkele van hen moeten eenen weg aanleggen
naar de monding der Rewa; andere moeten aan de haven arbeid verrichten.

Een der laatste avonden van mijn verblijf op het eiland breng ik door
bij lieden van de Samoa-eilanden, en zoo kon ik het verschil waarnemen
tusschen deze eilanders en die van de groep, waar we zijn. De vrouwen
der Samoa-eilanden zijn over 't geheel mooi, ofschoon haar embonpoint
de schoonheid niet verhoogt. Ze zijn behaagziek en tooien zich met
kleederen, waarin rood, wit en groen de hoofdtinten vormen. Bij elk
bezoek wordt gedanst en gezongen, waarbij het lichaam zich in dezelfde
bochten wringt als bij de dansen in Indië.

Als men te Suva of te Levuka des avonds uitgaat, moet men eene lantaarn
meenemen. De meeste huizen liggen tusschen de heuvels verspreid en het
is niet gemakkelijk, om zonder licht de smalle voetpaden te herkennen,
die langs allerlei zigzaglijnen de stad doorkruisen. Op den avond vóór
mijn vertrek kwam ik van een diner bij den gouverneur, gewapend met
mijne lantaarn, die tegelijk mijn avondtoilet en de struiken langs
den weg bescheen, toen een witte slang met zwarte ringen sissend voor
mijn voeten langs schoot. Indien ik in een ander land ware geweest,
zou ik zeker meer verschrikt zijn geworden, maar ik wist, dat op
de Fidsji-eilanden dit kruipend gedierte onschadelijk is. Daar het
dier bijna twee meter lang was, kon ik een onwillekeurig gevoel van
afkeer niet onderdrukken bij 't zien van het kruipende dier, dat den
mensch ten val heeft gebracht, lang voor het werk der madreporen den
schoonen Fidsji-archipel uit de zee had opgebouwd.

Den volgenden morgen zag ik een rookzuil aan den horizon; 't is de
_Rockton_, de koerier van Sydney, die mij, hoop ik, nieuws uit Europa
zal brengen.

Met diezelfde boot zal ik mij naar een naburigen archipel begeven en
het doet mij genoegen, dat ze veel beter is dan de stoomboot, welke
mij op het eiland heeft aan wal gezet. Ik verlaat de Fidsji-eilanden
met de aangenaamste herinneringen en met een gevoel van oprechte
dankbaarheid jegens de gastvrije bewoners.





*** End of this LibraryBlog Digital Book "Reis naar de Fidsji-eilanden - De Aarde en haar Volken, 1892" ***

Copyright 2023 LibraryBlog. All rights reserved.



Home