Home
  By Author [ A  B  C  D  E  F  G  H  I  J  K  L  M  N  O  P  Q  R  S  T  U  V  W  X  Y  Z |  Other Symbols ]
  By Title [ A  B  C  D  E  F  G  H  I  J  K  L  M  N  O  P  Q  R  S  T  U  V  W  X  Y  Z |  Other Symbols ]
  By Language
all Classics books content using ISYS

Download this book: [ ASCII | HTML | PDF ]

Look for this book on Amazon


We have new books nearly every day.
If you would like a news letter once a week or once a month
fill out this form and we will give you a summary of the books for that week or month by email.

Title: De waarheid over Esperanto en Ido = La vérité sur l'Esperanto et l'Ido
Author: Witteryck, Antoon Jozef, 1865-1934
Language: Dutch
As this book started as an ASCII text book there are no pictures available.


*** Start of this LibraryBlog Digital Book "De waarheid over Esperanto en Ido = La vérité sur l'Esperanto et l'Ido" ***


_Prijs: Tien centiemen._


De Waarheid over Esperanto en Ido.



I.


Eene der voornaamste redenen, die mij deden besluiten deze bladzijden
te schrijven is, dat ik persoonlijk betrokken ben geweest bij de
heftige besprekingen, welke het vraagstuk eener wederlandsche
hulptaal heeft opgeleverd. Met de meeste belangstelling heb ik alles
nagegaan, wat over dit belangrijk onderwerp is geschreven en de
ontwikkeling gevolgd van de gedachte eener wereldtaal. Ik was ten
prooi aan al de angsten van den twijfel en leefde in eene afwisseling
van hoop en moedeloosheid. Het is dus een ooggetuige, die voor u
zijne verklaring komt afleggen, en die daarbij even onpartijdig als
oprecht zal te werk gaan.

       *       *       *       *       *

Toen ik in 1890 voor het eerst van eene wederlandsche hulptaal hoorde
spreken, haastte ik mij te beantwoorden aan den tot mij gerichten
oproep en trachtte ik, voor zoover mijne middelen het toelieten, die
uitvinding te bevorderen.

Nochtans kon die wederlandsche hulptaal--het Volapük--mij niet geheel
voldoen, hoofdzakelijk wegens de moeilijkheid harer uitspraak.
Derhalve zette ik mij aan het werk, om zelf eene kunstmatige taal te
vervaardigen.

Deze onderneming, waarop ik al mijne hoop stelde, eischte van mij
oneindig veel opzoekingen en aanzienlijke uitgaven, doch vooral
eene lange en moeilijke studie. Ik getroostte mij dat alles echter
gemakkelijk, bij de gedachte, welke overgroote voordeelen het bestaan
eener eenvoudige, doch volledige wereldtaal aan het menschdom zou
verschaffen. Ook was ik eenvoudig genoeg om te meenen, dat die
voordeelen voor eenieder zoo duidelijk waren, dat alle beschaafde
volkeren in korten tijd eene dergelijke taal zouden aanleeren.

Doch opeens, te midden van mijnen arbeid, vernam ik, bij toeval,
het bestaan van het Esperanto. Door nieuwsgierigheid gedreven,
maakte ik er aanstonds kennis mee en bestudeerde de nieuwe taal.
Weldra kwam ik tot het besluit, dat het Esperanto inderdaad eene
wonderbare schepping mocht heeten. Ik staakte mijne opzoekingen,
daar mijn werk geene reden van bestaan meer had. En reeds zag ik in
mijne verbeelding de wonderen gewrocht door de nieuwe wederlandsche
hulptaal, zoo eenvoudig, zoo buigzaam, zoo welluidend. De volkeren
zouden zich de eer betwisten de eersten te zijn, om er het gebruik
van in te voeren; eindelijk toch had men het middel gevonden, om
schriftelijk en mondelings met alle natiën gedachten te wisselen en
allen zouden het over zijne betrekkelijke volmaaktheid eens zijn en
eens blijven.

De studie van het Esperanto voortzettende, stuitte ik nu en dan
wel op iets, dat ik misschien anders zou ingekleed hebben, doch,
aangenomen zelfs, dat mijne veranderingen ook werkelijk verbeteringen
waren geweest, waartoe zou het dienen wijzigingen aan te brengen
daar, waar het niet volstrekt noodzakelijk is? Zou men, om eene
kleinigheid zich in gevaar willen stellen, den vooruitgang tegen te
houden?

Ik geloofde in mijnen eenvoud, dat iedereen er zoo over zou denken,
doch helaas! al ras moest ik mij zelven bekennen, dat ik geene
rekening had gehouden met eene min edele neiging der menschelijke
natuur.

Ik heb inderdaad sedert dien verscheidene stelsels van wereldtalen in
't licht zien geven, doch het waren slechts namaaksels van Esperanto,
en deze ontdekking alleen mag beschouwd worden als een schitterend
bewijs van de onschatbare waarde van het grootsche werk van Zamenhof.

Vele dier talen bevatten de willekeurigste wijzigingen; men zou
waarlijk zeggen, dat de schrijvers ervan geene voldoende taalkennis
bezitten, of wel dat het baatzuchtigen zijn, die de hoop koesteren
zich beroemd te maken en de bewondering der menschen af te dwingen en
zoo hunnen naam onder de nakomelingschap te doen voortleven.

Vergeten we niet, dat het _betere_ vaak de vijand is van het _goede_.
Onder de voorgestelde wijzigingen zijn er die met veel toegevendheid
als verbeteringen zouden mogen aangemerkt worden, maar ze zijn op
verre na niet belangrijk genoeg, om oneenigheid te veroorzaken en de
esperantische beweging tegen te houden.

Ten andere betwisten de hervormers elkander de eer van het aanbrengen
van wijzigingen. Zoo zagen wij achtereenvolgens de volgende stelsels
verschijnen: Ido (alias Ilo) Reformido, Antido, Europal, Dilpok,
Auli, Romanal, Omnez, Pankel, Perfekt, enz. Ik ben geenszins van
plan mij met al die proeven bezig te houden; ik wil alleen eenige
woorden spreken over Ido, die in België een klein getal aanhangers
heeft gevonden--talrijk zijn ze niet, maar ze maken veel drukte
en lawaai... om iedereen een grooten dunk te doen krijgen van hun
belang.

In 1907 had ik de groote eer (?!) vier maatschappijen te
vertegenwoordigen bij de «_Delegatie_ voor de keus eener
wederlandsche hulptaal.» Dat was eene taak van het allergrootste
belang, waarvoor men ongetwijfeld buitengewone bekwaamheden moet
bezitten, eene taak die een zwaren en langdurigen arbeid eischt, zoo
zou men ten minste geneigd zijn te denken... Maar, och arme, dan
heeft men het ver mis!

Ik had niets te doen dan mijnen naam op te geven en mijne bijdragen
te betalen; mijnen naam om mij te verbinden, blindelings mijne
eigene meeningen op te offeren, mijn geld ter ondersteuning van de
bedrijvers van--eene onnoembare daad.

Hoe onwaarschijnlijk het moge schijnen, toch hebben vijf personen
(waaronder de bewerkers van Ido) het durven bestaan met veel drukte
te verklaren, dat de «Delegatie» Ido had aangenomen als wereldtaal.
(Tot de Delegatie behoorden de schrijver dezer regelen alsmede
vele anderen, die zij met zorg vermeden hebben over dat punt te
raadplegen).

Afschuwelijk!... Een der bewerkers van Ido had zorgvuldig zijn plan
voor de leiders van het Esperanto verborgen gehouden en terzelfder
tijd zooveel ijver aan den dag gelegd voor hunne zaak dat Dr
Zamenhof, de schepper van het Esperanto, hem aanstelde, om zijne taal
te verdedigen (men kan wel gissen, op welke wijze hij zich van die
taak kweet) vóór de vergadering der «Delegatie».

Is dat trouweloosheid, ja of neen?...

Ziedaar de handelingen van die beruchte «Delegatie»! Welk gewicht kan
men hechten aan hare beraadslagingen, welke achting is men schuldig
aan hen, die ze leidden?

Daar ik vóór alles bezield ben met het vurig verlangen de wereld met
eene wederlandsche hulptaal begiftigd te zien, zou ik niet aarzelen
mij bij de Idisten aan te sluiten en Esperanto te verlaten, zooals ik
vroeger Volapük verlaten heb, indien ik redenen vond even gewichtig
als die, welke mij deden besluiten van de laatste taal af te zien.
En daarom ook heb ik, niettegenstaande de treurige omstandigheden,
welke het ontstaan van Ido omringden, de ontwikkeling dezer taal van
nabij gevolgd. Welnu, nog steeds wacht ik te vergeefs op genoegzaam
gegronde redenen, die mij tot een nieuwen ommekeer kunnen doen
besluiten.

«Laat ons eenen zin kiezen en wij zullen u doen veroordeelen.»
Ziedaar de tactiek, welke in 't algemeen de voorstanders van Ido
volgen, wanneer zij Esperanto willen tegenwerken. Ze stellen heel
gebrekkige esperantische zinnen samen, meestal vol fouten,--we hebben
er te Antwerpen een staaltje van gezien--en daarop beroepen zij zich,
om eenen schijn van waarheid te geven aan hunne dwaze beweringen
en verkeerde oordeelvellingen. Daar zij meestal zelve de taal niet
kennen, welke zij beknibbelen, zijn ze maar weinig kieskeurig bij het
zoeken naar _bewijzen_, en zoo slagen zij er soms in, personen, die
niet voldoende op de hoogte zijn, tot hun inzicht over te halen.

Voor geene trouwelooze middelen terugschrikkende en alleen met
het doel het Esperanto te vernederen en in waarde te doen dalen,
verkondigen sommige Idisten met groot lawaai, dat er zijn, die de
propaganda voor Esperanto steunen, om er profijt uit te trekken, en
ze durven er zelfs bijvoegen, dat winstbejag de oorzaak is geweest
van eene zekere tweedracht tusschen voorname Esperantisten.

Aangenomen zelfs, dat die beweringen eenige waarheid zouden bevatten,
ware dit dan een bewijs, dat hunne taal beter is? Is dat niet zijne
toevlucht nemen tot kleingeestige middelen, die eenieders oogen
moeten openen voor de uiterste zwakheid van hunne _taalkundige_
bewijzen?

Dit alles belet echter niet, dat er wel Idisten kunnen zijn, die
geheel te goeder trouw handelen bij het verspreiden hunner taal,
doch hebben zij de bewijsstukken, welke men hun heeft voorgelegd
wel grondig onderzocht, en zijn ze niet misleid geworden door het
marktgeschreeuw van hen, die ze aanboden? Allen, die verlangen met
kennis van zaken een oordeel te kunnen vellen over Esperanto en Ido,
raden wij aan de volgende werken te doorbladeren, welke hen volkomen
op de hoogte der zaak zullen brengen:

_Autour de l'Esperanto_, par Camille Aymonier;--édit.: Office Central
Espérantiste, 51, rue de Clichy, Paris.--Fr. 0,50.

_Réponses à quelques objections_, par Rollet de l'Isle;--édit.: 51,
rue de Clichy, Paris.--Fr. 0,25.

_Le Problème de la Langue Internationale_, par Boirac;--édit.: 51,
rue de Clichy, Paris.--Fr. 0,25.

_Pourquoi je suis devenu espérantiste_, par Archdeacon;--édit.:
Arthème Fayard, Paris, 18 et 20, Rue du St. Gothard.--Fr. 2,00.

_La question de la Langue auxiliaire Internationale_, par
Gautherot;--édit.: Hachette, Boulevard St. Germain, 79, Paris.--Fr.
3,50.

_Faut-il réformer l'Espéranto?_ par Kolowrat;--édit.: Presa
Esperantista Societo, Paris, Rue Lacépède, 33.--Fr. 0,25.

_L'Esperanto--Réponse à des critiques_, par C. Aymonier;--édit.:
Editions de la Revue du mois, Paris, 2, Boulevard Arago.--Fr. 0.25.

_La Langue Internationale auxillaire Esperanto_, par le Général
Sebert, membre de l'Institut de France;--édit.: Paris, 51, rue de
Clichy.--Fr. 0,50.

_Une Langue auxiliaire scientifique_, par Carlo Bourlet, Professeur
au Conservatoire National des Arts et Métiers à Paris;--édit.:
Internacia Scienca Asocio Esperantista, 50, Rue Gauthier de
Chatillon, Lille.--Fr. 0,30.

Voor hen, wien de tijd ontbreekt, om de zaak van nabij te
onderzoeken, zullen we ons vergenoegen met hier het verschil tusschen
den meervoudsvorm in Esperanto en dien in Ido te doen uitkomen.
Wij kiezen dat punt, omdat de bewerkers van Ido het Esperanto
laken vooral om het gebruik der uitgangen oj, aj, uj, voorkomende
in den meervoudsvorm, en wijl ze het raadzaam gevonden hebben den
eenvoudigen meervoudsvorm van Esperanto teenemaal omver te werpen ten
einde die klanken te vermijden.

Esperanto.--_Meervoudsvorm._--_Eenige regel zonder
uitzondering_: Men vormt het meervoud der naamwoorden, bijvoeglijke
naamwoorden en voornaamwoorden door den half-klinker _j_ bij het
enkelvoud te voegen.

Voorbeelden: _Bela urbo_ (schoone stad); meerv., _Belaj urboj_, _Mia
fingro_; meerv., _miaj fingroj_.

Bemerking.--De letter j word _altijd_[1] uitgesproken als j
in _Jan_ en vormt in de meervoudige woorden ééne enkele lettergreep
met den voorafgaanden klinker. Deze letter _j_ doet dus niets anders
dan den slotklank van het woord verlengen zonder er den klemtoon van
te verplaatsen, die in het Esperanto _altijd_[2] op de voorlaatste
lettergreep valt.

De uitgangen oj, aj, uj, vormen, wat men ook moge beweren, eene
aangename verbinding met het woord, dat er op volgt, en geven aan de
taal eene welluidendheid gelijk aan die, welke in de Grieksche taal
zoo hoog geroemd wordt[3].

Ido.--_Meervoudsvorm._

1o Voor de naamwoorden wordt de uitgang _o_ vervangen door _i_
_homo_ (mensch); meerv., _homi_.

_Bemerking_: De naamwoorden, die op _io_ eindigen, veranderen _i_
in _y_, alvorens den meervoudsvorm aan te nemen; _studio_ (studie)
meerv., _studyi_.

2o Wanneer het bijvoegelijk naamwoord den meervoudsvorm aanneemt,
wat niet altijd het geval is (van daar eene nieuwe moeilijkheid),
voegt men de letter i toe aan het enkelvoud; _bona_ (goed), meerv.,
_bonai_.

3o De bezittelijke voornaamwoorden volgen den regel der naamwoorden;
_la nia_ (de onze) meerv., _la nii_.

Uitzondering.--De voornaamwoorden, die eindigen op u,
veranderen _u_ in _i_; _omnu_ (al, elk), meerv., _omni_.

Bemerking.--Men mag het bijvoegelijk naamwoord onveranderd
laten en den meervoudsvorm geven aan het lidwoord[4].

_La nia_ (de onze) meerv., _la nii_ of wel _le nia_.

Volgens het voorgaande zou men meenen, dat de woorden _boai_ en
_kakai_ meervoudsvormen zijn van bijvoegelijke naamw; toch is dat
zoo niet. Zie maar; _boao_ (boa), meerv., _boai_ (naamword); _kakao_
(cacao), meerv., kakai (naamwoord).

Men zal bekennen, dat dit er alles behalve eenvoudiger uitziet dan de
_eenige_ meervoudsvorm, zonder uitzonderingen, van het Esperanto.

Wat de zaak nog veel ingewikkelder maakt, is dat de leerling in de
gewone «_volledige_» (?) handboekjes van Ido, al die grilligheden
niet aantreft en met behulp van zulk een handboekje zou het hem
onmogelijk zijn het werkje «Historio de nia Linguo» van Dr Jespersen
te vertalen.

Doch het wordt tijd tot een besluit te komen. Niet alleen op grond
van eigen onderzoek maar ook om de overtuigende bewijzen van
talrijke geleerden heb ik de voorkeur gegeven aan Esperanto boven
Ido.--Ziedaar, waarom ik ook niet aarzel hier mijne meening neer te
schrijven:

Het Esperanto is eene eenvoudige en welluidende taal, die rijk
genoeg is om in alle vakken tot alle wederlandsche betrekkingen
gebruikt te worden, ook onder alle opzichten mag zij de volmaaktste
genoemd worden van al de tot heden bekende stelsels.


  A. J. WITTERYCK.
  Voorzitter van den Belgischen Esperantischen Bond.

  Januari 1913.



II.

De 10 Opwerpingen van Ido tegen het Esperanto weerlegd.


Wij geven hieronder de vertaling van een rondschrijven, door duitsche
esperantisten onlangs uitgegeven, in antwoord op de beweringen van
een ander rondschrijven, door de duitsche idisten verspreid.

       *       *       *       *       *

1. Alphabet.--«_Ido gebruikt het gewoon internationaal alphabet, en
heeft dus geene beteekende letters._»

In het Esperanto-alphabet zijn de regels der phonetiek, welke
anderszins door de theoretiekers van Ido vereischt worden, ten
strengste nageleefd. Alleen in Esperanto, niet in Ido, komt aan
iederen klank een teeken toe en beduidt elk teeken maar _éénen_
klank. Verder is het Esperanto-alphabet meer geschikt tot het
vertalen van eigennamen, en bijzonder van geographische namen.
Het is ook praktischer en korter, ŝ en ĉ te schrijven dan sh
en ch waarvan het laatste in de verschillende nationale talen op
verschillende wijze wordt uitgesproken. De Esperantische ŝ, ĉ,
enz., kunnen evenmin als een terugstap tegenover sh en ch aangezien
worden, als de Duitsche ö en ü tegenover oe en ue. Door de dubbele
rol, welke de idistische j vervult, ontstaan onnatuurlijke
woordvormen, zooals _jenante_, _injeniero_, _jeneroza_, enz. De
geringe nadeelen, welke de boventeekens voor het drukken kunnen
teweegbrengen, kunnen, zooals de Ido-Boekdrukkerij het wel
weet, vermeden worden en verdwijnen meer en meer door de steeds
aangroeiende uitbreiding van Esperanto.

2. Klemtoon.--«_Ido heeft eenen natuurlijken klemtoon (f_i_lio),
niet eenen stijven, onnatuurlijken zooals Esperanto (fil_i_o)_.»

Die zoogezegde natuurlijke klemtoon legt aan hem, die Ido leert,
een aantal regels en uitzonderingen over den nadruk en de
uitspraak op, terwijl _Esperanto éenen enkelen nadruksregel zonder
uitzonderingen_ heeft. De door Ido nagestreefde «natuurlijke»
betoningswijze is meestal niet voorhanden (vergelijkt het Duitsch
«Syst_e_m», het Engelsch «s_y_stem»; het Duitsch «Horiz_o_nt»,
het Engelsch «hor_i_zon»; het Duitsch «Kom_ö_die», het Fransch
«coméd_ie_») en wordt zoodra verworpen dat er, al ware het maar
éene vormingslettergreep aan het woord wordt toegevoegd. Een
nadruksregel welke zonder uitzonderingen kan toegepast worden is dus
het eenvoudigste en natuurlijkste vooral voor personen die maar eene
taal machtig zijn, en zich niet verstaan aan zulke spraakkundige
«fijnheden». De nadruk op de voorlaatste lettergreep van ieder woord
geeft aan Esperanto eenen gemakkelijken, natuurlijk vloeienden
rythmus welke aan Ido meestendeels ontbreekt.

3. Meervoud.--«_Ido heeft den Italiaanschen, schoonen
meervoudsvorm_ i, _niet de zware, onschoone vormen_ oj, aj,
uj.»

Doch Esperanto heeft de «schoone Italiaansche _i_» als uitgang der
werkwoorden. Overigens die kwestie van smaak is zeer betwistbaar. De
filologen der oude talen roemen algemeen de schoonheid der Grieksche
taal, juist om haren rijkdom aan de volle klanken _ai_ en _ei_. Van
groot belang zijn deze Esperanto uitgangen voor de goed afgeteekende
scheiding der woorden en voor het klare opvatten en onderscheiden
van den gesproken tekst. De dienstigheid eener hulptaal ook vooral
voor het mondeling gebruik schijnt voor de Idisten slechts bijzaak te
zijn.

4. Hoedanigheidswoord.--«_Ido heeft de onveranderlijke
hoedanigheid; Esperanto verandert het volgens het getal en den
naamval._»

Deze grootere eenvoudigheid is zoowel een nadeel als een voordeel.
Want het spreekt van zelf, dat het hoedanigheidswoord, dat in
getal en naamval met het hoofdwoord overeenkomt veel duidelijker
zijn logisch verband te kennen geeft dan het onveranderlijke
hoedanigheidswoord, en dat daardoor de inhoud van den zin
gemakkelijker en vlugger begrepen, en eene grootere vrijheid in
de volgorde der woorden verkregen wordt. Overigens in Ido is het
hoedanigheidswoord niet altijd onveranderlijk, zooals men het
beweert; in menig geval moet het de teekens van het meervoud en den
accusatief aan nemen.

5. Werkwoord.--«_Ido geeft den internationalen uitgang_ r in
_plaats van den willekeurigen vorm_ i _van Esperanto. Ido kan
daarbij de noemvormen in overeenstemming brengen met de tijdvormen._»

Deze zoogezegde internationale _r_ wordt slechts bij Spaansche
werkwoorden algemeen als uitgang uitgesproken, bij de meeste
Fransche werkwoorden is ze toonloos, en in 't Italiaansche zijn
de uitgangen der werkwoorden _are_, _ire_, _ere_; zij bevatten
dus wel is waar eene _r_, maar niet als uitgang. Is het nu hoogst
wetenschappelijk of hoogst belachelijk, zulken enkel vormenden
uitgang volgens het princiep der grootste internationaliteit te
willen kiezen? Of is het niet veel vernuftiger, zulken uitgang
volgens zuiver praktisch oogpunt te bepalen, zoodat hij gemakkelijk
uit te spreken, goed hoorbaar en van andere uitgangen wel
onderscheiden zij?

Onder dat opzicht is de invoering van den uitgang _ar_ in Ido eene
der grootste misgrepen geweest. Het voorwendsel, dat hij ook in
't Spaansch bestaat, houdt geen stand, want voor eene natuurlijke
taal komt het er veel minder op aan, of zulke uitgang duidelijk
onderscheidbaar is of niet, dan wel voor eene kunstmatige taal.
Weldra hebben dan de ontwerpers van Ido bemerkt, dat eene _r_ als
eindletter bij het spreken nauwelijks hoorbaar wordt, wanneer men ze
niet voortrolt. Zij verbraken daarom den betoningsregel en legden bij
werkwoorden den klemtoon op de laatste lettergreep. Het kwaad werd
daardoor niet hersteld, integendeel, andere nadeelen voegden zich
bij het eerste. Door het betonen der vormingslettergreep _ar_ wordt
de aandacht bij het hooren afgewend van de hoofdzaak, den stam des
woords, naar de nevenzaak, de vormingslettergreep. Men vergelijke:

  Ido:  traduk_ar_,        Esperanto: trad_u_ki.
   »    obedi_ar_,             »      ob_e_i.
   »    punis_ar_,             »      p_u_ni.
   »    rapec_ar_,             »      fl_i_ki.

Een ander onaangenaam gevolg is de storing in de zinsbetoning,
storing welke zich voordoet telkens dat na een infinitief een
tweelettergrepig woord komt. B. v.: Me _vo_las skri_bar_ _kar_to,
tegenover het vloeiende Esperanto: Mi _vo_las _skri_bi _kar_ton.

Laten wij daarom aan ido, zonder het te benijden, zijne
internationale _r_ en behouden wij onze «willekeurige _i_»!

Eene tweede fout onder opzicht van klank is de uitgang _ez_ voor de
gebiedende wijze. Ook deze eindmedeklinker wordt slechts hoorbaar,
wanneer men hem luid sist; _ez_ is licht te verwarren met _is_.
Men vergelijke daarmede den vollen krachtigen uitgang _u_ van het
Esperanto: _lernu_ tegenover _lernez_. De nationale talen hebben
de zachte, uitgesproken _s_ meest in het midden of in 't begin der
woorden, en zelden op 't einde. De opmerking, dat de gebiedende wijze
in 't Fransch ook op _ez_ eindigt, is dwaas, daar onze _z_ toonloos
is.

6. Verbuiging.--«_Ido heeft geenen verplichtenden accusatief,
maar gebruikt dien slechts in de noodzakelijkste gevallen bij de
woordomzetting._»

.... «Om hem dan ten slotte in de noodzakelijkste gevallen te
vergeten, zooals het voorbeeld toont van den «vere idana leono»
(zoo noemd «Idano» den heer Peus).[5] Want elk willekeurig gebruik
van eenen grammatischen vorm eischt weder eenen bijzonderen regel
om te bepalen wanneer, al of niet, die regel moet gebruikt worden.
En wat weegt nu bij Ido tegen dit «voordeel» op? In de plaats van
den verplichtenden accusatief heeft het de verplichtende woordorde,
waarbij elke zin moet gebouwd worden volgens het schema «Onderwerp,
gezegde, voorwerp». Men kan nu het eene of het andere verkiezen;
eenen gewissen dwang ontgaat men, om logische redenen, echter niet.
De verplichtende accusatief verschaft aan het Esperanto de grootste
vrijheid in de woordorde en eene grootere logische klaarheid.

7. Woordenlijst.--A. «_Ido gebruikt geene kunstmatige woorden
zooals Esperanto._»

Doch het gebruikt daarvoor woorden uit eene doode taal, het Latijn;
en men moet daarom in Ido 24 verschillende elementen leeren,
waar in Esperanto 14 voldoende zijn. Buitendien, de zoogenaamde
tabellenwoorden zijn in Esperanto niet geheel conventioneel: al de
woorden met eenen onbepaalden zin beginnen met _i_, wat men in het
Duitsch _irgend_ terugvindt; de aanwijzende woorden met _ti_, wat in
't Duitsch _d_, in 't Engelsch _th_ is; de ontkennende woorden hebben
de _n_, die aan alle talen gemeen is; de vragende woorden beginnen
met _k_ (Fransche _ki_, Duitsche altijd _w_, Engelsche _wh_).

B. «_De woordenstammen in Ido zijn niet willekeurig uitgezocht,
zooals in Esperanto; zij zijn gekozen volgens het princiep der
grootste internationaliteit.--B. v.: Uit het Duitsche_ Kavallerie,
_het Engelsch_ cavalry, _het Fransch_ cavallerie, _het Italiaansch_
cavallo, _het Spaansch_ caballo, _het Russisch_ kabaleria, _kiest
Ido voor het woord «paard» het eenige internationale woord_ kavalo;
_Esperanto heeft het misvormde Fransche woord_ ĉevalo.»

Inderdaad, Ido heeft het princiep der grootste internationaliteit,
dat overigens in Esperanto ook overweegt, met meer nauwkeurigheid,
maar ook met waanswijsheid doorgedreven. De Ido-geleerden hebben het
princiep te veel naar den vorm behandeld; zij aanzien het als eene
zuivere getalkwestie, en voor hen telt 1 Spanjaard of 1 Italiaan voor
evenveel als 1 Duitscher, 1 Hollander of 1 Skandinaviër. Anders
gezegd: men heeft den graad van ontwikkeling der verschillende
nationaliteiten niet in aanmerking genomen, en daardoor komt het
dat, ten gevolge van het Spaansch en Italiaansch, Ido een meer
romaansch uitzicht bekomt, en dat vele germaansche woordstammen die
in Esperanto voorkomen, zooals _tago_, _fremda_, _dika_, _veti_,
enz., uit Ido verbannen werden. Esperanto kent met recht aan het
germaansch element wat meer invloed in de woordenlijst toe. Wanneer
in bovenvermeld voorbeeld het Duitsche _kavallerie_ ten gunste van
_kavalo_ (paard) word aangehaald, zoo kan men ook het Duitsche
«_Chevauxlegers_» en «_chevaleresk_», en het Engelsch «_chivalrous_»,
ten voordeele van _ĉevalo_, inbrengen, welke vorm, zoo daaruit
blijkt, niet alleen aan de Franschen bekend is. En zoo _ĉevalo_,
een vervormd Fransch woord is, dan zijn de Ido woorden _tuchar_,
_chasar_, _chapelo_, _charniro_, _chanjar_, enz., eveneens verminkte
Fransche uitdrukkingen.

8. Woordafleiding.--_«Ido heeft eene klare, logische, regelmatige
woord afleiding; in Esperanto is ze dikwijls onklaar, onlogisch en
onregelmatig. Ido is daarom duidelijker, lichter verstaanbaar en
gemakkelijker te handhaven._»--Als voorbeeld volgt de vertaling van
den zin: _Een visscher kan visschen zonder visschen te vangen._
Esperanto: _Fiŝkaptisto povas fiŝkapti sen kapti fiŝojn_ (of beter):
_ne kaptante fiŝojn._ Ido: _Peskero povas peskar sen kaptar fishi._

Wat ontbreekt er aan de Esperanto vertaling? Het woordenspel
en de lichte ironie, die in 't Nederlandsch, of in 't Duitsch,
tusschen voor en nazin bestaat, wordt, door Esperanto, veel juister
weergegeven dan door Ido, waar zij verloren gaan door het bijzondere
woord _peskar_ voor visschen. Of verwijt men den vorm _fiŝkapti_
voor visschen? Dan beschouwe men eerst de Idowoorden _tronsidar_ (op
eenen troon zitten) voor tronen, en _seglirar_ (zegel gaan) voor
zegelen. (Men bemerkte ook weder, wanneer men den Ido zin leest, den
storenden zinrythmus: kap_tar_ fishi). Daarbij kan men in Esperanto
voor _fiŝkapti_ nog _fiŝreti_ of _fiŝhoki_ zeggen.

Komen wij nu tot de algemeenheden. De woordafleiding in Ido zou
moeten klaar, logisch en regelmatig zijn voor het princiep der
_reversibiliteit_ (weerkeerbaarheid), een princiep dat voor den
eenvoudigen mensch moeilijk te verstaan, en nog moeilijker om aan
te wenden is, vooral bij het haastig wandeling gebruik; ten gevolge
van dit princiep overlast Ido de omgangstaal met een te groot getal
vormingslettergrepen en bekomt daardoor toch geene logische eenheid.
De grondbeginsels der _noodwendigheid_ en der _toereikendheid_,
door de Saussure voor Esperanto vastgesteld, zijn dan minstens even
zoo logisch, en buitendien veel eenvoudiger, daar zij de noodige
vrijheid van aanwending laten, voor personen van verschillende
verstandsontwikkeling.

Als voorbeeld van het voorgewende onlogische van Esperanto volgen de
werkwoorden _kroni_, _plumi_, _brosi_, _remi_.

Zeggen wij vooreerst dat _plumi_ verkeerdelijk wordt aangehaald:
pluimen is niet _plumi_ in Esperanto, maar _senplumigi_.

Esperanto leidt de woorden _kroni_ en _brosi_ rechtstreeks van
het hoofdwoord af, zooals in alle nationale talen: Duitsch _krone
- krönen_, Fransch _couronne - couronner_, Italiaansch _corona
- coronare_, Spaansch _corona - coronar_, Engelsch _crown - to
crown_; eveneens _bürste - bürsten_, _brosse - brosser_, _spazzola -
spazzolare_, _cepilo - cepilar_, _brush - to brush_.

En met trots beroemt de opsteller zich verder over de
onvoorwaardelijke regelmatigheid der woordafleiding:

«Ido daarentegen onderscheidt met juistheid...._brosar per brosilo_,
_remar per remilo_.»

Indien men zich op die regelmatige woordafleiding van Ido vertrouwen
wilde, zou men spoedig zijn eigen voordeel met het Ido-woordenboek in
strijd zien komen. Zoo mag men niet zeggen:

  hameren met eenen hamer, door martelar per martelilo,
  vijlen met eene vijl,      »  limar per limilo,
  ziften met eene zift,      »  kriblar per kriblilo,
  remmen met eene rem,       »  frenar per frenilo,

maar men moet zeggen:

  martelagar per martelo,
  limagar per limo,
  frenagar per freno, enz.

En nochtans is het logisch verband tusschen al deze woordenparen
hetzelfde als tusschen (_riemen_ en _riem_) het Duitsch _rudern_ en
_ruder_; en het Fransch _ramer_ en _rame_. Dat toont ons de «klare,
logische en regelmatige woordafleiding» van Ido.

9. Ontwikkeling.--«_Ido kan zich regelmatig en op betrouwbare
wijze verder ontwikkelen, want de Ido Akademie, samengesteld uit
bevoegde personen van verschillende taalgebieden, heeft tot last
de taalkwesties te onderzoeken en volgens nauwkeurig bepaalde
grondbeginsels op te lossen; in Esperanto daarentegen kan ieder,
zelfs de meest onbekwame, volgens goeddunken nieuwe woorden invoeren
en de taal voor vreemden onverstaanbaar maken._»

Ido is zeker niet meer bestand dan Esperanto tegen de mogelijkheid
dat zijne aanhangers in hunne teksten verkeerde nieuwe woorden
gebruiken. Maar dat zulke woorden als officieele woorden aanzien
woorden, daarvoor is Esperanto zooveel als Ido gevrijwaard door zijne
taal-Akademie. En dat nu de Ido-Akademie in tegenstelling met de
Esperanto-Akademie uit «bevoegde» personen bestaat, dat zou nog eerst
grondig moeten bewezen worden. Het feit dat 2 taalkundigen er deel
van maken, is zeker nog geen bewijs; want de taalwetenschap heeft
tot op onze dagen de mogelijkheid eener kunstmatige taal doorgaans
bestreden, zelfs nog wanneer de tastbaarste bewijzen daarvoor
instonden. De wereldhulptaal is een gansch nieuw terrein voor de
algemeene philologie; en hierin is de niet-philoloog, die zich
jarenlang praktisch en theoretisch met de zaak heeft bezig gehouden,
veel meer bevoegd, vooral aangaande de vereischten van eenvoudigheid
en gemakkelijkheid, dan de taalgeleerde die met wetenschap en
omvattende taalkennis voorzien is.

Dat ook de Esperanto-Akademie nauwkeurige grondbeginsels heeft
vastgesteld, volgens dewelke de verdere ontwikkeling der taal zich
regelen moet, dat zou de opsteller van vermeld schrijven eigenlijk
moeten weten. Doch wat zou het baten? De «bevoegde personen» bevinden
zich volgens hem in de Ido-Akademie.

10. Standvastigheid en vooruitgang.--«_Ido is de ware
internationale taal, want Ido vereenigt in zich de praktische
standvastigheid en den wetenschappelijken vooruitgang, terwijl
Esperanto alle fouten en onvolmaaktheden behouden moet, daar op het
eerste kongres geheel onbevoegde, niet gevolmachtigde en toevallige
deelnemers een boek als een ontastbaar fondament verklaard hebben
dat tot in zijne klaarblijkelijkste fouten, ja zelfs drukfouten,
onveranderlijk blijven moet._»

Wanneer men in den eersten zin het woord «Ido» door «Esperanto»
vervangt, dan wint hij veel meer aan waarheid, want de _praktische
standvastigheid_ van Ido, die eerst in den loop van dit jaar werd
ingevoerd, duurt slechts zoolang dat de «bevoegde personen» der
Ido-Akademie die recht houden. (En het is bekend dat deze invoering
der standvastigheid in het Idistisch kamp zelf vele tegenstanders
gevonden heeft). Wanneer nu deze personen, zooals het reeds gebeurde,
hunne wetenschappelijke meening verder wijzigen, of wanneer nieuwe
arbeidslustige personen de Akademie binnentreden, dan kan die
standvastigheid der taal weer licht aan 't wankelen gaan. Want op
taalgebied kan men betrekkelijk licht bijna geheel tegenovergestelde
theoriën «wetenschappelijk» verdedigen.

Zeggen dat Esperanto alle fouten en onvolmaaktheden behouden moet,
is niets dan eene der onrechtzinnige beweringen, welke de Idisten
voortdurend aangaande Esperanto verspreiden, en welke door de
gansche ontwikkeling van Esperanto werden tegengesproken. Overigens
de beoordeelaar moet verder zelfs bekennen, dat zulke «heilige
onaantastbaarheid» van het Fondament niet bestaat, en dat de erkende
feilen er werden uitgeschrabt. Van de praktische noodwendigheid
eener vaste bazis, van de verdere ontwikkeling van Esperanto en het
samenstellen van wetenschappelijke woordenlijsten in Esperanto,
schijnt de opsteller weinig te weten of te willen weten.

En hij besluit zijne «10 voordeelen» met de woorden

«Het onaantastbare fondament van Ido is 1o de eenvoudigheid
der spraakleer, 2o de juistheid der woordafleiding, 3o de
internationaliteit der woordenstammen», en daarbij vergeet hij dat
deze drij begrippen, eenvoudigheid, juistheid en internationaliteit,
_betrekkelijke_ begrippen zijn en verschillen volgens het beroep,
de nationaliteit en de verstandsontwikkeling der personen die ze
te bewaren hebben. Ido heeft dus eene _wankelbare_, Esperanto eene
_vaste_ bazis.

       *       *       *       *       *

Tegenover deze 10 zoogezegde voordelen van Ido staat éen voordeel
van Esperanto, dat tegen die 10 grootelijks kan opwegen, namelijk de
toepassing van Esperanto op alle gebieden, in handel en nijverheid,
kunst en wetenschap, bij het reizen, zoowel voor het schriftelijk
als mondeling gebruik, en niet alleen in de betrekkingen tusschen
wetenschappelijk ontwikkelde personen, maar ook tusschen die
welke slechts een zeer eenvoudig onderricht genoten hebben. Eene
uitgebreide toepassing is dan ook de ware proefsteen, voor eene zoo
bij uitstek praktische zaak als eene hulptaal.


VOETNOTEN

[1] In Ido wordt de letter j nu eens als in het Fransch dan
weer als in het Engelsch uitgesproken; terwijl in Esperanto ééne
zelfde letter _altijd_ den zelfden klank heeft.

[2] Ido levert de moeilijkheid op den klemtoon nu eens
op de laatste dan eens op de voorlaatste en soms nog op eene
andere lettergreep te leggen. In dit geval en in nog menig ander
vernietige Ido den voornaamsten regel der wederlandsche taal; _geene
uitzonderingen_.

[3] Wanneer de Idisten het Esperanto belachelijk willen
maken, trachten ze zinnen te vormen, waarin overdreven veel van die
uitgangen voorkomen en dan drukken ze op onaangename wijze op die
laatste lettergrepen.

[4] In Esperanto is het lidwoord _la_, dat nooit eenige
verandering toelaat.

[5] Gautherot-Meier, _Esperanto kaj Ido._ blz. 10.



_Prix: Dix centimes._


La Vérité sur l'Esperanto et l'Ido.



I.


L'une des raisons dominantes qui m'ont amené à publier les quelques
réflexions que l'on va lire est que je me suis trouvé mêlé
personnellement aux discussions ardentes soulevées par le problème de
la langue internationale. J'ai suivi de près l'évolution des idées
sur ce sujet, j'ai connu les angoisses du doute, les alternatives
d'espoir et de découragement: c'est donc un témoin oculaire qui
vient faire sa déposition devant vous et il la fera avec un
désintéressement complet, une sincérité absolue.

       *       *       *       *       *

Lorsqu'en 1890, j'entendis parler pour la première fois de langue
auxiliaire internationale, je m'empressai de répondre à l'appel qui
me fut fait et dans la mesure de mes moyens je me fis pionnier de
cette heureuse innovation.

Cependant cette langue auxiliaire--c'était le Volapük--ne me donnait
pas entière satisfaction, surtout à cause des difficultés de sa
prononciation.

C'est pourquoi je me mis à l'ouvrage pour créer moi-même une langue
artificielle.

Cette entreprise, dans laquelle je mettais le plus grand espoir,
m'imposait des frais considérables, beaucoup de recherches et une
étude longue et difficile. Mais j'en prenais assez facilement mon
parti en songeant aux avantages énormes que l'adoption d'une langue
internationale simple mais complète aurait pu procurer à l'humanité
entière.

Je crus naïvement qu'à bref délai tous les peuples civilisés
jouiraient des avantages immenses qu'offrirait une telle langue.
Mais voilà qu'au beau milieu de mon labeur, j'appris, par hasard,
l'existence de l'Esperanto. Aussitôt, pris par la curiosité, je me
mis à l'étudier et je ne tardai pas à trouver que l'Esperanto est
une création vraiment merveilleuse; je ne poussai pas mes recherches
plus loin: mon ouvrage n'avait plus sa raison d'être. Et déjà je
voyais en imagination les miracles effectués par la nouvelle langue
internationale, si simple, si souple, si harmonieuse; les peuples
allaient se disputer l'honneur d'être les premiers à en adopter
l'usage; on avait découvert enfin un instrument d'intercompréhension,
sur la perfection relative duquel tout le monde serait d'accord.

En approfondissant l'étude de l'Esperanto j'y rencontrai des points
que, pour ma part, j'aurais présentés d'une autre façon; mais en
admettant même que mon interprétation fût justifiée, à quoi bon
tenter des modifications de détails, dont la nécessité ne paraît
point absolue? Fallait-il pour si peu risquer d'entraver la marche
vers un succès réel?--Je crus bénévolement que partout on tiendrait
le même raisonnement, mais hélas, c'était méconnaître la nature
humaine!

J'ai vu lancer, en effet, divers systèmes de langue internationale,
mais ce n'étaient plus que des plagiats de l'Esperanto et cette
constatation est peut-être la preuve la plus éclatante de la valeur
intangible de l'œuvre de Zamenhof.

Certaines de ces langues présentent les modifications les plus
arbitraires; on dirait vraiment que leurs auteurs sont des
incompétents, dépourvus des connaissances linguistiques suffisantes
ou des ambitieux que grise l'espoir de se créer des titres à
l'admiration des hommes et de voir leur nom passer à la postérité.

N'oublions jamais que le _mieux_ est souvent l'ennemi du _bien_.
Ceux d'entre les changements proposés qui pourraient à la rigueur
être considérés comme des améliorations, n'ont certes pas assez
d'importance pour semer la discorde et arrêter le mouvement
espérantiste.

D'ailleurs, les réformistes ne sont pas d'accord entre eux; c'est
ainsi que l'on a vu paraître successivement les systèmes suivants:
Ido (alias Ilo), Reformido, Antido, Europal, Dilpok, Auli, Romanal,
Omnez, Pankel, Perfekt, etc.

Je n'ai nullement l'intention de m'arrêter à tous ces essais, mais je
voudrais dire quelques mots à propos de l'Ido dont on rencontre des
partisans dans notre pays; ils ne sont pas nombreux, en vérité, mais
ils mènent grand tapage...! pour faire croire à leur importance.

En 1907, j'ai eu le grand honneur (?!) de représenter quatre
sociétés, auprès de la «Délégation pour le choix d'une langue
internationale». Fonction de la plus haute importance, pour laquelle
il faut des capacités toutes particulières, fonction qui impose un
travail rude et de longue durée, pourrait-on croire du moins!...
Eh bien! non! Que l'on se détrompe!

Il m'a suffi de donner mon nom et de payer mes cotisations; mon
nom, pour m'engager sans doute à faire le sacrifice de mes propres
opinions, et mon argent pour soutenir les auteurs d'un acte...
inqualifiable! Oui, le mot n'est pas trop fort!

Si invraisemblable que cela paraisse, cinq personnes (y compris
les auteurs de l'Ido) se sont mis en tête de proclamer que la
Délégation (dont l'auteur de ces lignes et bien d'autres encore,
qu'ils ont eu soin de ne pas consulter à ce sujet) adoptait l'Ido.

Chose ignoble: l'un des auteurs de l'Ido avait à la fois si bien
caché son projet aux chefs de l'Esperanto et fait preuve de tant de
zèle pour leur cause, que le Dr Zamenhof, auteur de l'Esperanto, le
choisit pour défendre (on peut juger comment!...) cette langue devant
l'aréopage.

Est-ce de la perfidie, oui ou non?

Voilà les manœuvres de cette fameuse délégation! Quelle importance
peut-on attacher à ses décisions? Quelle considération doit-on à ceux
qui les inspirèrent?

Animé avant tout du désir sincère de voir le monde doté d'une langue
auxiliaire internationale, je n'hésiterais pas, je le proclame
bien haut, à me rallier aux Idistes et à délaisser l'Esperanto,
comme autrefois j'ai abandonné le Volapük, si je rencontrais des
motifs analogues à ceux qui alors ont déterminé ma décision. C'est
pourquoi, malgré les tristes origines de cette langue Ido, je n'ai
pu m'empêcher de suivre ses évolutions. Eh bien, j'attends encore
d'avoir trouvé les raisons pressantes qui pourraient m'amener à cette
nouvelle volte-face.

«Laissez-nous choisir une phrase et nous vous ferons condamner»;
voilà le principe que suivent en général les propagateurs d'Ido,
lorsqu'ils veulent livrer bataille à leurs adversaires.

Ils fabriquent de triste façon un texte espérantiste, souvent rempli
d'erreurs (nous en avons eu la preuve à Anvers) et c'est là-dessus
qu'ils se basent pour avancer des choses inexactes.

Comme la plupart du temps ils ne connaissent pas eux-mêmes la
langue qu'ils critiquent, ils sont peu scrupuleux sur le choix des
arguments, et ils réussissent parfois par des arguments erronés à
convaincre les personnes peu averties.

Ajoutant la perfidie à la mauvaise foi et dans un but de déprécier
l'Esperanto, certains Idistes proclament à grand fracas, qu'il y
en a qui soutiennent la propagande espérantiste, dans un but de
lucre; ils ajoutent même que la concurrence a provoqué une certaine
animosité entre les chefs du mouvement.

En admettant même que ces assertions soient véridiques serait-ce une
preuve que leur langue est meilleure? N'est-ce pas là recourir à
des procédés mesquins qui devraient ouvrir les yeux de tous sur la
faiblesse de leurs arguments linguistiques?

Tout cela ne veut pas dire évidemment que parmi les champions de
l'Ido, il n'en est pas qui soient de très bonne foi. Mais ont-ils
vu clair eux-mêmes dans les arguments qu'on leur a fait valoir et
n'ont-ils pas été éblouis par la notoriété de ceux qui les leur
présentaient?

A ceux qui désirent pouvoir se décider en connaissance entre
l'Esperanto et l'Ido, je conseillerai de parcourir les ouvrages
suivants, qui les édifieront sur la question:

_Autour de l'Esperanto_, par Camille Aymonier;--édit.: Office Central
Espérantiste, 51, rue de Clichy, Paris.--Fr. 0,50.

_Réponses à quelques objections_, par Rollet de l'Isle;--édit.: 51,
rue de Clichy, Paris.--Fr. 0,25.

_Le Problème de la Langue Internationale_, par Boirac;--édit.: 51,
rue de Clichy, Paris.--Fr. 0,25.

_Pourquoi je suis devenu espérantiste_, par Archdeacon;--édit.:
Arthème Fayard, Paris, 18 et 20, Rue du St. Gothard.--Fr. 2,00.

_La question de la Langue auxiliaire Internationale_, par
Gautherot;--édit.: Hachette, Boulevard St. Germain, 79, Paris.--Fr.
3,50.

_Faut-il réformer l'Esperanto?_ par Kolowrat;--édit.: Presa
Esperantista Societo, Paris, Rue Lacépède, 33.--Fr. 0,25.

_L'Esperanto._--_Réponse à des critiques_, par C. Aymonier;--édit.:
Editions de la Revue du mois, Paris, 2, Boulevard Arago.--Fr. 0,25.

_La Langue Internationale auxiliaire Esperanto_, par le Général
Sebert, membre de l'Institut de France;--édit.: Paris, 51, rue de
Clichy.--Fr. 0,50.

_Une Langue auxiliaire scientifique_, par Carlo Bourlet, Professeur
au Conservatoire National des Arts et Métiers à Paris;--édit.:
Internacia Scienca Asocio Esperantista, 50, Rue Gauthier de
Chatillon, Lille.--Fr. 0,30.

Pour ceux qui n'ont pas le temps d'explorer la situation dans tous
ses détails nous nous contenterons de mettre ici en évidence la
formation du pluriel dans les deux langues.

Nous choisissons ce point, parce que les Idistes blâment surtout
l'Esperanto de faire usage des finales _oj_, _aj_, _uj_, provenant
de la formation du pluriel et qu'ils ont cru bon de remédier à ce
prétendu inconvénient.

Voyons donc ce qui vaut le mieux:

Esperanto.--_Formation du pluriel._--_Règle unique, sans
exceptions._--On forme le pluriel des substantifs, des adjectifs et
des pronoms en ajoutant la semi-voyelle _j_ à la forme du singulier.
_Bela urbo_ (belle ville); plur.: _Belaj urboj_.--_Mia fingro_ (mon
doigt); plur.: _Miaj fingroj_.

Remarque.--La lettre _j_ se prononce _toujours_[6] comme _y_ dans
_yeux_ et forme dans les mots pluriels une seule syllabe avec la
voyelle qui précède; elle ne fait donc que prolonger la finale du
mot sans en modifier le son et sans déplacer l'accent tonique qui, en
Esperanto, tombe _toujours_[7] sur l'avant-dernière syllabe.

Les terminaisons _oj_, _aj_, _uj_ forment, quoiqu'on en dise,
une agréable liaison avec le mot qui suit et donnent à la langue
un moelleux semblable à celui qu'on vante tant dans la langue
grecque[8].

Ido.--_Formation du pluriel._--I. Dans les substantifs _i_ se
substitue à la terminaison _o_: _homo_ (homme); plur.: _homi_.

Exception. Les noms se terminant en _io_ changent _i_ en _y_
avant de prendre la marque du pluriel: _studio_ (étude); plur.:
_studyi_.

2. Quand l'adjectif prend la marque du pluriel, ce qui n'est pas
toujours le cas (de là nouvelle difficulté), on ajoute la lettre _i_
à la forme du singulier: _bona_ (bon); plur.: _bonai_.

3. Les pronoms possessifs suivent le procédé des substantifs: _la
nia_ (le notre); plur.: _la nii_.

Exception.--Les pronoms en _u_ changent _u_ en _i_: _omnu_ (tout);
plur.: _omni_.

Observation.--On peut laisser l'adjectif invariable et donner
la marque du pluriel à l'article[9]: _la nia_ (le nôtre); plur.:
_la nii_ ou bien _le nia_.

D'après ce qui précède il faudrait croire que les mots _boai_ et
_kakai_ sont des pluriels d'adjectifs; cependant il n'en est pas
ainsi.

  Voyez:   _boao_ (boa);    plur.: _boai_ (substantif),
           _kakao_ (cacao);   »    _kakai_      »     .

Voilà, avouez-le, qui n'a pas du tout l'air plus simple que la forme
_unique_ de l'Esperanto!

Ce qui complique l'affaire, c'est que dans les manuels populaires, dits
cependant «complets», l'élève n'est pas initié à ces horreurs, et il
lui serait par conséquent impossible de traduire, guidé seulement par
un tel manuel, la brochure «Historio de nia linguo» du Dr Jespersen.

Mais il est temps de conclure.

Si mes préférences se sont portées vers l'Esperanto, il faut y voir
non seulement le résultat de mes propres recherches, mais aussi de la
conviction que m'ont donnée les études et les arguments de nombreux
savants. Voilà pourquoi je ne crains pas de proclamer hautement que
l'Esperanto est une langue simple, harmonieuse et suffisamment
riche pour servir dans tous les domaines à toutes les relations
internationales; à ces divers titres elle est bien supérieure à tous
les systèmes présentés jusqu'ici.


  A. J. WITTERYCK,
  Président de la Ligue Espérantiste Belge.

  Janvier 1913.



II.

Les 10 Objections de l'Ido contre l'Esperanto réfutées.


Nous donnons ci-après la traduction d'une circulaire, récemment
publiée par des espérantistes allemands, en réponse aux allégations
d'une circulaire répandue par les idistes allemands.

       *       *       *       *       *

I. Alphabet.--«_Ido emploie l'alphabet international ordinaire, et
n'a par conséquent pas de lettres accentuées._»

Par contre, dans l'alphabet Esperanto les règles de la phonétique,
exigées par les théoriciens de l'Ido, sont strictement observées. En
Esperanto seulement, et non en Ido, chaque son est représenté par
un signe et chaque signe correspond à un son. De plus, l'alphabet
Esperanto se prête mieux que l'alphabet Ido à la traduction des noms
propres et en particulier des noms géographiques. Il est aussi plus
pratique et plus court d'écrire ŝ et ĉ au lieu de sh et ch, ces
derniers étant d'ailleurs prononcés différemment dans les différentes
langues nationales. Le ŝ, ĉ, etc. de l'Esperanto ne peut pas plus
être considéré comme un recul par rapport à sh et ch, que l'ö et l'ü
allemand par rapport à oe et ue. Par suite du double rôle que joue
le j idiste, il se produit des formes non naturelles, telles que
_jenante_, _jeneroza_, etc. Les inconvénients peu graves qu'offrent
les accents pour l'impression, sont faciles à éviter, comme le sait
d'ailleurs l'imprimerie de l'Ido, et disparaissent de plus en plus
devant l'extension croissante de l'Esperanto.

2. Accent.--«_L'Ido a un accent naturel_ (_f_i_lio_), _et non un
accent rigide et conventionnel comme en Esperanto_ (_fil_i_o_).»
Ce soi-disant accent naturel impose à celui qui apprend l'Ido une
foule de règles et d'exceptions par rapport à l'accentuation et
la prononciation, tandis que l'Esperanto n'a qu'une seule règle
d'accentuation sans exception. L'accentuation «naturelle» prônée
par l'Ido fait le plus souvent défaut (comp. l'allemand «System»
et l'anglais «system»; l'all. «Horiz_o_nt» et l'angl. «hor_i_zon»;
l'all. «Kom_ö_die» et le français «coméd_i_e»), et on la néglige
aussitôt qu'une seule syllabe formelle vient s'ajouter au mot. Une
règle d'accentuation que l'on peut appliquer sans exception est
par conséquent plus simple et plus naturelle, surtout pour ceux
qui ne connaissent qu'une seule langue, et ne s'entendent à ses
«raffinements» linguistiques. L'accent sur l'avant-dernière syllabe
de chaque mot produit en Esperanto un rythme facile et harmonieux,
qui manque le plus souvent en Ido.

3. Pluriel.--«_L'Ido a la belle forme italienne du pluriel_ i,
_et non les formes lourdes en_ oj, aj _et_ uj.»

L'Esperanto a la «belle forme italienne _i_» comme terminaison des
verbes. D'ailleurs la question de goût est très discutable. Les
philologues des langues anciennes vantent en général la beauté de la
langue grecque, précisément à cause de l'abondance des formes sonores
_oï_ et _aï_. Ces finales de l'Esperanto sont fort bien choisies pour
marquer la séparation des mots, et permettent de comprendre et de
distinguer facilement le texte parlé. Les Idistes semblent considérer
comme une chose tout à fait accessoire qu'une langue auxiliaire
convienne avant tout pour l'usage oral.

4. Adjectif.--«_L'Ido a l'adjectif invariable, l'Esperanto le fait
varier suivant le nombre et suivant le cas._»

Cette simplicité est autant un désavantage qu'un avantage. Car, il
est évident que l'adjectif qui s'accorde en nombre et en cas avec le
substantif montre plus clairement son rapport logique que l'adjectif,
qui reste invariable, et que par conséquent la signification de la
phrase apparaît plus rapidement et qu'une plus grande liberté dans
l'ordre des mots devient possible. D'ailleurs, l'adjectif en Ido
n'est pas toujours invariable, comme on le prétend; dans plusieurs
cas il prend la marque du pluriel et de l'accusatif.

5. Verbe.--«_L'Ido a la terminaison internationale_ r, _au lieu
de l_'i _arbitraire de l'Esperanto. L'Ido peut en outre faire
concorder les formes de l'infinitif avec les formes du temps._»

Cet _r_ soi-disant international n'est, en règle générale, prononcé
comme finale que dans les verbes espagnols; dans la plupart des
verbes français il est muet, et en italien les finales verbales
sont _are_, _ire_, _ere_; elles renferment donc un _r_, mais non
comme finale. Est-il donc hautement savant ou hautement ridicule,
de vouloir choisir une telle finale purement formelle, selon le
principe de la plus grande internationalité? Ou n'est-il pas beaucoup
plus intelligent de définir cette terminaison d'après un point de
vue purement pratique, de manière qu'elle puisse être facilement
prononcée, clairement entendue et distinguée nettement des autres
finales?

Sous ce rapport l'introduction de la désinence _ar_ en Ido a été
une des plus grandes erreurs. Le prétexte qu'elle existe également
en espagnol est erroné, car pour une langue naturelle il importe
beaucoup moins qu'une finale puisse être distinguée clairement
que pour une langue artificielle. Aussi les créateurs de l'Ido
remarquèrent bientôt qu'un _r_ final non «roulé» se perçoit à peine à
la prononciation. Ils enfreignirent donc la règle de l'accentuation
et placèrent l'accent des verbes sur la dernière syllabe. Mais le
mal n'en fut pas réparé, bien au contraire d'autres désavantages
s'y joignirent: Par l'accentuation de la syllabe purement formelle
_ar_, l'attention, à l'ouie, fut détournée de l'idée principale,
c'est-à-dire la racine du mot, vers la chose secondaire, la syllabe
formelle. Que l'on veuille comparer:

      Ido: traduk_ar_,  Esperanto: trad_u_ki.
       »   obedi_ar_,       »      ob_e_i.
       »   punis_ar_,       »      p_u_ni.
       »   rapec_ar_,       »      fl_i_ki.

Autre conséquence désagréable: la cadence de la phrase est rompue
chaque fois que l'infinitif est suivi d'un mot disyllabique; par
exemple: Me _vo_las skri_bar_ _kar_to, en regard de l'Esperanto si
coulant: Mi _vo_las _skri_bi _kar_ton.

Laissons donc sans envie à l'Ido son «_r_ international» et
conservons notre «_i_ arbitraire»!

Une seconde erreur au point de vue du son est la terminaison _ez_ de
l'impératif. Cette consonne finale ne devient également perceptible à
l'ouie que lorsqu'on la siffle fortement; _ez_ se confond facilement
avec _is_. Que l'on compare avec cela la désinence sonore et muette
de l'Esperanto: _u_; _lernu_ au lieu de _lernez_. Les langues
nationales ont le plus souvent l'_s_ doux, qui se prononce dans le
corps ou au commencement des mots, et rarement à la fin. L'objection
que l'impératif français se termine également en _ez_, est évidemment
sans valeur, puisque ce _z_ est muet.

6. Déclinaison.--«_L'Ido n'a pas d'accusatif obligatoire, et
n'emploie celui-ci qu'en cas de nécessité, dans les inversions_,»

.... «pour, finalement, l'oublier précisément en cas de nécessité,
comme le montre l'exemple du «vere idana leono» (c'est ainsi que
«Idano» nomme M. Peus).[10] Car chaque usage facultatif d'une forme
grammaticale exige une règle qui détermine quand il faut ou non
l'appliquer. Et par quoi Ido rachète-t-il cet «avantage»? Au lieu
de l'accusatif obligatoire il a l'ordre des mots obligatoire et
doit construire chaque phrase selon le schéma «sujet, attribut,
complément». C'est une affaire de goût de préférer l'un ou l'autre;
on en arrive toujours, pour des raisons de logique, à une certaine
obligation. Dans tous les cas, l'accusatif obligatoire donne à
l'Esperanto une grande aisance dans la construction de la phrase et
une clarté plus grande et plus logique.

7. Vocabulaire.--A. «_L'Ido n'emploie pas de mots artificiels comme
l'Esperanto._»

Il emploie pourtant des mots empruntés à une langue morte, le latin;
et l'on doit en Ido apprendre _24_ éléments différents, là où
l'Esperanto n'en emploie que _14_. En outre, les formes composant le
«tableau des mots corrélatifs» ne sont pas purement conventionnelles
en Esperanto; tous les mots à sens indéfini commencent par _i_, ce
qui se retrouve dans l'allemand _irgend_; les mots démonstratifs
par _ti_, ce qui correspond à l'allemand _d_ et à l'anglais _th_;
les mots négatifs ont l'_n_ commun à toutes les langues; les mots
interrogatifs ont le _ki_ français (en all. toujours _w_, en angl. _wh_).

B. «_Les racines de l'Ido ne sont pas choisies arbitrairement, mais
bien d'après le principe de la plus grande internationalité._--_Exemple:
De l'allemand_ Kavallerie, _l'anglais_ cavalry, _le français_
cavallerie, _l'italien_ cavallo, _l'espagnol_ caballo, _le russe_
kabaleria, _l'Ido choisit pour «cheval» le seul mot international_
kavalo; _l'Esperanto prend la forme française déformée_ ĉevalo.»

Effectivement l'Ido a plus fidèlement que l'Esperanto observé
le principe de la plus grande internationalité, qui prédomine
d'ailleurs aussi en Esperanto, mais il l'a fait aussi d'une façon
plus pédante. Les savants de l'Ido ont trop formellement observé
ce principe; ils le considèrent comme une simple question de
nombres, et pour eux 1 Espagnol ou 1 Italien équivaut à 1 Allemand,
1 Hollandais, 1 Scandinave. En d'autres termes: ils n'ont pas
tenu compte du degré de culture des différentes nationalités,
ce qui fait que, grâce à l'espagnol et à l'Italien, l'Ido a une
apparence beaucoup plus romane, et bannit un grand nombre de racines
germaniques, qui se trouvent en Esperanto, telles que _tago_,
_fremda_, _dika_, _veti_, etc. L'Esperanto accorde à bon droit un
peu plus d'influence à l'élément germanique, dans la formation du
dictionnaire. Dans l'exemple indiqué ci-dessus, lorsqu'on cite
l'allemand _Kavallerie_ en faveur de _kavalo_ (cheval), on peut
nommer l'allemand _Chevauxlegers_ et _chevaleresk_, et l'anglais
_chivalrous_ en faveur de _ĉevalo_, qui par conséquent n'est pas une
forme seulement connue des Français. Et si _ĉevalo_ est du français
déformé, les mots de l'Ido _tuchar_, _chasar_, _chapelo_, _charniro_,
_chanjar_, etc., sont également des mots atrophiés.

8. Dérivation.--«_La dérivation en Ido est claire, logique
et régulière, tandis qu'en Esperanto elle est souvent confuse,
illogique et irrégulière. Ido est par conséquent plus clair, plus
compréhensible et plus facile à manier._»--Comme exemple suit la
traduction de la phrase allemande: _Ein Fischer kann fischen, ohne
Fische zu fangen_ (un pêcheur peut pêcher sans prendre du poisson).
Esperanto: _Fiŝkiptisto povas fiŝkapti sen kapti fiŝojn_ (ou mieux:
_ne kaptante fiŝojn_). Ido: _Peskero povas peskar sen kaptar fishi_.

Que manque-t-il à la traduction espérantiste? Le jeu de mots
et la légère ironie, qui existe en allemand entre les deux
propositions, est beaucoup mieux rendue en Esperanto qu'en Ido, où
ils disparaissent par suite du mot _peskar_ pour _fischen_. Ou s'en
prend-on à la forme _fiŝkapti_ pour pêcher? Que l'on considère alors
les formes de l'Ido: _tronsidar_ (= être assis sur un trône) pour
trôner et _seglirar_ (= sigeli) pour sceller. (On remarque encore une
fois, lorsqu'on lit la phrase à haute voix, le rythme difficile:
kapt_ar_ fishi). En outre on peut en Esperanto remplacer _fiŝkapti_
par _fiŝreti_ ou _fiŝhoki_.

Venons-en aux généralités. La dérivation en Ido prétend être claire,
logique et régulière, par suite du principe de _réversibilité_, un
principe qui, pour le commun des mortels, est difficile à comprendre
et encore plus difficile à appliquer, surtout pour l'usage oral de
la langue; en conséquence de ce principe, Ido surcharge la langue
usuelle d'un trop grand nombre de parties composantes et malgré cela
n'atteint pas d'uniformité logique. Les principes de _nécessité_ et
de _suffisance_, que de Saussure a fait ressortir pour l'Esperanto,
sont au moins tout aussi logiques et en outre beaucoup plus simples,
en ce qu'ils laissent aux personnes de culture différente la latitude
nécessaire dans l'application.

Suivent alors comme exemples du prétendu manque de logique de
l'Esperanto les verbes _kroni_, _plumi_, _brosi_, _remi_.

Disons d'abord que le verbe _plumi_, faussement cité, n'existe pas en
Esperanto: plumer n'est pas _plumi_, mais _senplumigi_.

L'Esperanto fait dériver directement les mots _kroni_ et _brosi_ du
mot racine, et suit en ceci l'usage de toutes les langues nationales:
allem. _Krone - krönen_, franç. _couronne - couronner_, ital.
_corona - coronare_, esp. _corona - coronar_, angl. _crown - to crown_;
de même: _Bürste - bürsten_, _brosse - brosser_, _spazzola -
spazzolare_, _cepilo - cepilar_, _brush - to brush_.

Et prétentieusement l'auteur continue à prôner la régularité absolue
de la dérivation: «Ido par contre distingue nettement.... _brosar per
brosilo_, _remar per remilo_....»

Si l'on voulait maintenant se fier à cette dérivation régulière de
l'Ido, on verrait bientôt entrer en conflit son propre raisonnement
et le vocabulaire Ido. Ainsi l'on ne peut pas traduire:

  Marteler avec un marteau,     par   martelar per martelilo,
  limer avec une lime,           »    limar per limilo,
  cribler avec un crible,        »    kriblar per kriblilo,
  freiner avec un frein,         »    frenar per frenilo.

Mais il faut dire:

  Martelagar per martelo,
  limagar per limo,
  kriblagar per kriblo,
  frenagar per freno, etc.

Et pourtant, entre toutes ces séries de mots, le rapport logique
est le même qu'entre les mots _ramer_ et _rame_. Voilà ce qu'est la
«dérivation claire, logique et régulière» de l'Ido!

9. Développement.--«_L'Ido se développe avec sûreté et régularité,
car l'Académie idiste, composée d'hommes compétents, appartenant aux
divers domaines linguistiques, est chargée d'examiner toutes les
questions linguistiques et de les résoudre d'après des principes
strictement établis; en Esperanto au contraire, chacun peut,
même s'il est entièrement incompétent, introduire comme bon lui
semble des mots nouveaux, et rendre ainsi la langue complètement
incompréhensible pour les étrangers._»

L'Ido n'est pas plus que l'Esperanto prémuni contre la possibilité
de voir ses adeptes employer dans leurs textes des mots nouveaux
erronés. Mais que ces mots deviennent officiels, l'Esperanto en est
aussi bien que l'Ido sauvegardé par son Académie linguistique. Et
que l'Académie idiste, au contraire de l'Académie esperantiste,
soit composée de «personnes compétentes», il faudrait d'abord le
prouver. Le fait, que deux linguistes en font partie, n'est certes
pas une preuve; car la science linguistique a combattu jusqu'à nos
jours la possibilité d'une langue artificielle, même lorsque les
preuves les plus convaincantes plaidaient en faveur de celle-ci. La
langue auxiliaire internationale est un nouveau champ d'action pour
la philologie générale; et même, le non-linguiste qui s'est pendant
plusieurs années pratiquement et théoriquement occupé de la question,
est ici beaucoup plus compétent, (et notamment pour ce qui est des
exigences de la simplicité et de la facilité), que le philologue
pourvu de science et d'une connaissance étendue des langues.

Que l'Académie espérantiste a également établi des principes
rigoureux selon lesquels la langue doit se développer, l'auteur des
lignes mentionnées plus haut ne peut pas l'ignorer. Mais à quoi bon
le lui rappeler, puisque, d'après lui, les «hommes compétents» ne se
rencontrent que dans l'Académie idiste?

10. Stabilité et progrès.--«_L'Ido est la vraie langue
internationale, car l'Ido réunit en soi la stabilité pratique et le
progrès scientifique, tandis que l'Esperanto doit conserver toutes
ses erreurs et imperfections, puisque, lors du premier congrès, des
participants occasionnels, tout à fait médiocres et non autorisés ont
reconnu comme chose intangible un livre qui doit rester invariable
jusque dans ses erreurs flagrantes et ses fautes d'impression._»

Lorsque dans la première phrase on remplace le mot Ido par celui
d'Esperanto, elle devient beaucoup plus conforme à la vérité. Car
la _stabilité pratique_ de l'Ido, qui fut seulement introduite
dans le courant de cette année, ne dure qu'autant que les «hommes
compétents» de son Académie la maintiennent. (Et dans le camp
idiste cette stabilité a même rencontré beaucoup d'adversaires).
Mais lorsque, comme il est déjà arrivé, ces hommes modifient
leur opinion scientifique, ou que d'autres hommes laborieux font
leur entrée à l'Académie, cette stabilité de la langue est très
menacée. Car au point de vue linguistique on peut aisément défendre
«scientifiquement» des théories parfois diamétralement opposées.

Prétendre que l'Esperanto doit conserver tous les défauts et
imperfections, n'est rien moins qu'une de ces assertions fallacieuses
que les Idistes ne cessent de répandre au sujet de l'Esperanto, et
qui se trouvent contredites par la manière dont l'Esperanto s'est
développé. D'ailleurs, l'auteur de ces critiques convient dans la
suite que cette «sainte intangibilité» du Fundamento n'existe pas,
et que les erreurs reconnues en furent éliminées. De la nécessité
pratique d'une base fixe, du développement de l'Esperanto, de
l'existence de dictionnaires scientifiques en Esperanto, l'auteur
semble tout ignorer ou vouloir ignorer.

Et il termine ces «10 avantages» en disant:

«Le fondement intangible de l'Ido est 1o la simplicité de la
grammaire, 2o la justesse de la dérivation, 3o l'internationalité
des racines», et il oublie en cela que ces trois conceptions,
simplicité, exactitude et internationalité, sont des conceptions
_relatives_, qui varient d'après la profession, la nationalité et
la culture de ceux qui en ont la garde. La base de l'Ido est donc
chancelante, celle de l'Esperanto est fixe.

       *       *       *       *       *

A ces 10 soi-disants avantages de l'Ido nous opposons un avantage
de l'Esperanto, qui fait plus que leur contre-poids, notamment la
mise en pratique de l'Esperanto dans tous les domaines, dans le
commerce et l'industrie, la science et l'art, dans les voyages, tant
pour l'usage écrit que parlé, et non seulement dans les rapports de
personnes scientifiquement instruites, mais aussi de celles dont la
culture est tout à fait élémentaire. Une application étendue est
la vraie pierre de touche pour une chose aussi éminemment pratique
qu'une langue auxiliaire internationale.


NOTES

[6] En Ido la lettre _j_ se prononce tantôt _j_, comme en français;
tantôt _dj_ comme en anglais; tandis qu'en l'Esperanto une même
lettre a toujours un même son.

[7] Ido présente la complication de mettre l'accent tonique tantôt
sur la dernière, tantôt sur l'avant-dernière, tantôt sur une autre
syllabe encore, et ruine ainsi à plaisir, comme dans bien d'autres
cas encore, la règle essentielle de la langue internationale: _pas
d'exceptions_.

[8] Quand les Idistes désirent rendre l'Esperanto désagréable, ils
tâchent de fabriquer ou de trouver des phrases qui renferment ces
terminaisons à l'excès, et ils les accentuent d'une manière exagérée.

[9] En Esperanto, l'article est toujours invariablement _la_.

[10] Gautherot-Meier, _Esperanto kaj Ido_, p. 10.





*** End of this LibraryBlog Digital Book "De waarheid over Esperanto en Ido = La vérité sur l'Esperanto et l'Ido" ***

Copyright 2023 LibraryBlog. All rights reserved.



Home