Home
  By Author [ A  B  C  D  E  F  G  H  I  J  K  L  M  N  O  P  Q  R  S  T  U  V  W  X  Y  Z |  Other Symbols ]
  By Title [ A  B  C  D  E  F  G  H  I  J  K  L  M  N  O  P  Q  R  S  T  U  V  W  X  Y  Z |  Other Symbols ]
  By Language
all Classics books content using ISYS

Download this book: [ ASCII | HTML | PDF ]

Look for this book on Amazon


We have new books nearly every day.
If you would like a news letter once a week or once a month
fill out this form and we will give you a summary of the books for that week or month by email.

Title: Schetsen uit Napels en Omgeving - De Aarde en haar Volken, 1909
Author: Groot, G. J. de
Language: Dutch
As this book started as an ASCII text book there are no pictures available.


*** Start of this LibraryBlog Digital Book "Schetsen uit Napels en Omgeving - De Aarde en haar Volken, 1909" ***


SCHETSEN UIT NAPELS EN OMGEVING.

Door Dr. G. J. de Groot.


Het wordt den reiziger, die na een spoortreinrit van een uur of vijf
in den "treno direttissimo" uit het trotsche en rustige Rome komt,
vreemd te moede als hij het station te Napels is binnengereden. Nog
nauwelijks staat de trein stil of een leger van blauwkielen (facchini)
bestormt letterlijk de aankomende reizigers. Men vraagt u niet, of ge
van hun hulp gediend zijt; zonder veel praatjes te maken nemen zij u de
bagage uit de handen en brengen u naar den uitgang. Ge behoeft ook hier
niet lang naar een rijtuigje te zoeken, want van alle kanten schreeuwen
de koetsiers hun "Volete" (wilt gij?). Deze koetsiers, het zijn niet
de welgedane Hollandsche met hun glimmenden hoogen hoed. Kleine magere
mannetjes met een versleten deukhoed of met een panama op naar de
laatste mode, ge vindt ze in alle trappen van welstand. De rijtuigjes
zijn klein evenals de Napolitaansche paardjes. Ge zijt aanvankelijk
wel een beetje huiverig om in deze karretjes plaats te nemen, daar zij
er meestal zeer onzindelijk uitzien. Iedereen maakt er echter gebruik
van. Van de eenvoudige volksmenschen, de werklieden met gereedschappen
tot de jeunesse dorée, en het rijtuigje kan ternauwernood hun aantal
bevatten. Voor eenige soldi moet de koetsier soms 3 of 4 passagiers
rondrijden, bijeengepakt en op elkaars knie zittend. Het nemen van
een rijtuigje vereischt eenige studie, wil men niet afgezet worden,
althans niet meer betalen dan de Napolitaan. Ge roept een koetsier aan:
"Voor 6 soldi naar de Via Roma." Deze komt aanrijden en zegt met een
allerbeminnelijksten glimlach: "Goed, Excellentie." Nauwelijks zijt
ge gezeten, de koetsier heeft zijn "Avanti" laten hooren, of ge tikt
hem nog eens op den schouder. "Goed verstaan, koetsier, voor 6 soldi,
alles inbegrepen?" Het stereotype antwoord is, dat hij u voor 8 soldi
er zal brengen. "Houd dan maar stil!" roept ge en doet alsof ge het
rijtuig wilt verlaten. Maar eer het zoover is, vindt hij 6 soldi
reeds in orde. In den regel geeft ge hem bij het afrekenen er een
paar meer, als "maccaroni" of "buona mano." Kibbelpartijen als boven
hebben geregeld plaats. Het spreekwoord: "patto netto, lunga amicitia"
(duidelijke overeenkomst, lange vriendschap) is hier goed op zijn
plaats. Ook wat betreft de lange vriendschap, want maanden later zal
een koetsier, die u eens gereden heeft, u nog steeds groeten.

Een rijtuig kost bijna evenveel als een ritje met de electrische
tram. Het eerste is veel veiliger. De tramwagens schijnen uit
het oudste en meest versleten materiaal, dat ge u kunt denken,
opgebouwd. Toch vindt men er plaatsen 1e klasse, die zich van de 2e
klasse onderscheiden door vuile kussens van ruw doek. De bestuurder
voorop, in zijn witte pakje, heeft een grooten blauwen bril op tegen
het felle zonlicht. Ondanks het verbod van spreken, blijkt hij zeer
spraakzaam te zijn. Hij keert zich herhaaldelijk om, laat de rem los,
want hij heeft zijne handen noodig voor zijn gebarentaal; ondertusschen
sukkelt de tram met een kalm gangetje voort. Dikwijls gebeurt het dan,
dat hij ongemerkt een wagen genaderd is. Een plotseling remmen doet de
reizigers tegen hun overburen aanvliegen. Reken nooit op een bepaalden
tijd ergens met de tram te zullen komen. Het is iets zeer gewoons,
dat men een 10 minuten op één of anderen wissel moet wachten. De
bestuurder gaat zitten en valt in slaap. Op enkele wissels is dit
wachten zóó geregeld, dat een komiek met een hoogen hoed op er een
daggeldje verdient. Hij stapt de tram binnen en houdt het gezelschap
er aangenaam bezig met verzen opdreunen, die voortdurend op dezelfde
klanken eindigen. Ook wordt ge wel vergast op een duo met guitaar- en
mandolinebegeleiding, of er komen marskramers hun waren aanprijzen;
bedelkinderen wisschen het stof van uw schoenen. Eindelijk komt de
tram van de tegenovergestelde zijde aan, snel worden de koperstukken
ingezameld en voort gaat het weer voor zoolang het duurt.

Eigenaardig, zoo dikwijls men in de tram gecontroleerd wordt;
misschien is het noodig. De conducteur is tegenover den reiziger
wantrouwig. Geeft ge hem een geldstuk, hij zal het van alle
kanten bekijken en vindt hij er iets verdachts aan, ge ontvangt
het weer terug. Nergens moet men wel zóó naar zijn geld zien als in
Napels. Valsche 2-soldistukken, 20-centesimi, liren, 5-lire-biljetten
zijn er in massa in omloop. Wanneer men in een winkel een bankbiljetje
van 5 liren (dat iets grooter is dan een tramkaartje,) in betaling
geeft, dan wordt het betast en zelfs besnuffeld. Nimmer zijn zij
boos, als het valsch blijkt te zijn, althans als zij het er voor
houden; zij geven het u eenvoudigweg weer terug. Anders is het
aan rijksinstellingen. De kassier knipt het geld, hetzij papier of
zilver, te uwen koste in stukken. Telkens tracht de Napolitaan u met
zijn valsch geld gelukkig te maken. In een der musea moest ik geld
terugontvangen. De custos gaf mij een valsch lirestuk. Eenigszins
wrevelig stelde ik het hem weer ter hand met de opmerking, dat dit
bij ons in Holland nooit voorkwam. Listig wist hij het gesprek af te
leiden. "Holland! Wat een prachtige paarden komen daarvandaan. Toen
ik bij de cavalerie diende, had ik een Hollandsch paard, maar het
was het beste, dat ik ooit zag."

Nu ik het over geld heb, wil ik er nog een weinig op doorgaan. Een
Napolitaan stelt al zijn verwachtingen op de loterij. Het valt u op,
wanneer ge door de straten van Napels wandelt, hoevele colporteurs
er hunne zaken drijven. Een eenvoudige winkel, wij zouden het een
pakhuis noemen, draagt tot opschrift: "Banco lotto". Tusschen deze
2 woorden het Italiaansche wapen. Aan de deurstijlen hangen allerlei
nummers, die de colporteur u aanbeveelt. Zoo staat er bij voorbeeld:
"Gij zult rijk worden als ge de nummers 6, 49 zet." Want dit is het
bijzondere, men mag zijn nummers zelf kiezen van 1 tot 90. Ge hebt van
een bepaald getal gedroomd, (de Napolitaan droomt steeds van getallen,
houdt er zelfs een droomboek op na), zet hierop uw geld en het brengt u
geluk, want een hoogere macht heeft het u ingegeven. Aldus denken zij
erover. Woorden of namen zetten zij in getallen om, teneinde hiermee
hun geluk te beproeven. Tijdens mijn verblijf werd een kok door den
bliksem getroffen, toen hij 's morgens in een rijtuigje van zijn
werk terugkeerde. Denzelfden dag nog stonden aan vele banco-lotto's
als aanbevelenswaardige nummers aangeprezen de leeftijd van den
ongelukkige, het rijtuignummer, het huisnummer van zijn woning. Het
getal 6 was een tweetal jaren het geluksnummer voor Napels. Ieder
speelde hierop, daar het gedurende die jaren niet getrokken was en
noodzakelijk bij een volgende trekking moest uitkomen.

Het geduld van den lottospeler wordt niet lang op de proef
gesteld. Iederen Zaterdag is het trekking. Eenige malen woonde ik deze
bij. Wij begeven ons naar een der smalle steegjes van het oude Napels
bij de kerk Santa Chiara. Op een binnenplaatsje van een groot somber
huis staan voor een balkon een paar honderd menschen dicht opeen te
wachten. Tusschen het publiek loopen luidschreeuwende waterverkoopers
rond met hun poreuze kruiken en manden met citroenen. Op het balkon
staat een soort molen van ijzergaas naast een groene tafel. Precies
op den vastgestelden tijd komt een commissie van 5 heeren rondom de
tafel zitten. Een klein jongetje, in het wit gekleed, is bij hen en
schijnt een belangrijk persoontje, want het publiek roept het lieve
en smeekende woordjes toe.

Een beambte met uniformpet roept nº 1 af en laat het briefje met
het nummer zien; geeft het aan de commissieleden achter de groene
tafel. Het passeert hun handen, wordt in een metalen kogel gesloten
en in den molen geworpen. Een zelfde lot ondergaat het briefje met nº
2 en zoo vervolgens tot nº 90.

Na iedere 10 nummers wordt de molen een paar maal rondgedraaid,
totdat de voorzitter met een bel klingelt. Zijn alle 90 nummers
goed dooreengemengd dan wordt onder ademlooze stilte het jongetje
geblinddoekt. Nog eens draait de molen en daarna haalt de kleine
man er een bol uit. Het nummer wordt afgeroepen. Dit zelfde gebeurt
5-maal, waarna de trekking is afgeloopen. Na ieder nummer gaan er
tal van kreten uit het publiek op. De één juicht, een ander balt de
vuisten tegen het ventje in het wit. Maar dit is spoedig verdwenen,
om met zijn makkers te gaan spelen. Als een loopend vuurtje verspreidt
zich de uitslag der trekking door de stad. Bij uw terugkeer in de
hoofdstraten zijn reeds overal de nummers aangeplakt en het publiek
staat ze nieuwsgierig te bestudeeren. Sommigen hebben een 10-tal
loterijbriefjes in de hand om hunne nummers te vergelijken. Velen
staan weer geduldig voor de bank te wachten om nieuwe loten te koopen.

Men kan op verschillende wijzen spelen. Uit de vele combinaties wil
ik er één als voorbeeld nemen. Ge neemt een lot waarop ge b.v. uw
geluksnummers 6, 17, 19, 68, laat schrijven en betaalt al naar uw
beurs het toelaat, of (wat nog meer gebeurt) niet toelaat. Men
kan voor enkele soldi inzetten of voor hooger, 5, 10 lire, naar
ge wilt. Zijn nu onder de 5 getrokken nummers er 2, die met uw
geluksnummers overeenkomen, dan ontvangt ge 10-maal uw inzet;
zijn er 3 nummers goed geraden, dan 250-maal, en komen alle 4 uw
getallen onder de getrokken nummers voor, dan 30.000-maal. Wie een
paar keer in het lotto meegespeeld heeft, zal tot de ervaring komen,
dat slechts zelden 1 nummer overeenkomt, laat staan 2 of meer. Maar
de Napolitaan neemt iedere week een groot aantal briefjes, dikwijls
alle met verschillende nummers en besteedt daaraan een groot deel
van zijn wekelijksch inkomen.

Daartegenover staat, dat hij zelden of nooit sterken drank
gebruikt. Bij het middagmaal drinkt hij zijn lichten landwijn van 20
centesimi per liter. De kinderen worden soms buiten de stad gestuurd om
dezen daar te halen, omdat hij er goedkooper is. Bij de stads-douanen
gekomen nemen zij (de kinderen) een flinken slok, om de hoeveelheid
beneden de belastbare te brengen. Douanen ziet ge overal aan de kaden
langs de Golf; op iedere rotspunt bijna staan zij met hun karabijn,
speurend naar elk barkje dat nadert.

Ik ben met vervoermiddelen begonnen, ik wil er mee eindigen. Wat men
in Napels mist, dat zijn de fietsen, handkarren en kinderwagens. Dit
hangt voor al samen met den amphitheatersgewijzen bouw der stad. De
straatjes zijn er te steil voor. De kooplui dragen er hun waren
in groote manden op het hoofd. De melkverkoopers leiden hun koeien
en geiten bij kudden door de straten. De zuigeling wordt gedragen
door een min, die keurig uitgedost is met een vergulde kroon op het
hoofd, waaraan lange zijden linten, en het kind ten aanschouwe van
het wandelende publiek de borst geeft.



Feesten, vermakelijkheden.


De zomer te Napels staat in het teeken van de heiligendagen. Bijna
iedere week zijn er een paar feesten in een bepaald stadsgedeelte
ter eere van een heilige. De kerken zijn dan van buiten versierd met
prachtige vuurroode gordijnen, waaraan gouden franje bengelt. De
straatjes in den omtrek illumineeren. Veel geld hiervoor brengt
zelfs de arme bevolking bijeen. Die illuminatie wordt allerhandigst
opgesteld, in weinige uren. Zij bestaat uit een reeks van bogen achter
elkaar, met vetpotjes van verschillende kleur. De bogen zijn dikwijls
zeer smaakvol. Een model wordt met krijt op de straat geteekend en
het ijzerdraad wordt hier naar gebogen. Zoodoende hebben alle dezelfde
afmetingen en vorm. 's Avonds, wanneer de lichtjes aangestoken zijn,
is het effect tooverachtig in die smalle klimmende straatjes met
huizen van 5 en 6 verdiepingen. Het feest eindigt in den regel met
een reusachtig vuurwerk. De kostbaarste stukken worden afgestoken. Nu
wordt het 's zomers in Napels bijna zelden goed donker; maar wat
hindert het? De Napolitaan kan toch niet wachten tot den avond, en
daarom wordt het vuurwerk reeds afgestoken als de zon nog aan den
hemel staat. Het geknal brengt allen in verrukking. Bijna iederen
avond hoort men ergens in de stad de luide ontploffingen en het is
vreemd als het eens een avond rustig blijft.

Het publiek weet zich overigens zeer goed te vermaken. De schouwburgen
zijn haast altijd vol en het gebeurt niet zelden, dat men er een
vergeefsche reis heen maakt, daar alles uitverkocht is, vooral wanneer
er een drama van de camorra [1] wordt opgevoerd met vele moorden. Zelfs
de duurste plaatsen zijn bezet. Dit "duur" is wel betrekkelijk. In
de zijstraatjes van de Via Roma staan schouwburgen waar men voor 1
lire op de eerste rangen zit, een consumptie inbegrepen. Die vertering
bestaat uit granita (ijskoffie of ijslimonade). De schouwburgdirecties
zijn ondernemend. Zij geven 2 maal dezelfde voorstelling op één avond,
om half 8 en om 10 uur.

Wij gingen eens des avonds een voorstelling bijwonen in een
volkstheater en namen om 10 uur een biljet. Nog eenige menschen stonden
te wachten, daar de eerste voorstelling nog niet was afgeloopen. Toen
de toeloop een weinig grooter werd, gaf de eigenaar, die in galacostuum
aan de deur stond, eenvoudig last, de voorstelling te doen eindigen en
terstond zakte het scherm. Groot tumult en gefluit in de zaal. Geroep
van: "A basso l'impressario! Wij zijn bestolen! Zwijnen!" enz. Maar
bij schreeuwen bleef het en het wachtende publiek kon naar binnen gaan.

Komt ge voor het eerst in een volkstheater, dan wordt het u angstig
te moede. Iedereen meent, dat hij tot het tooneelgezelschap behoort
en acteert ijverig mee, schreeuwt tegen de tooneelspelers, als
zij iets niet naar hun zin doen, kortom--het is er steeds een
helsch lawaai. Een zangeres heeft b.v. tot aller tevredenheid
een lied gezongen (ik heb zelden zulke slechte stemmen gehoord
als te Napels) of zij moet een extra-nummer geven. Geschreeuw van:
"Cavalleria rusticana! No, la Mattiche! No, Tarantelluccia!" Er vormen
zich partijen in de verschillende loges en het geschreeuw wordt
oorverdoovend. De zangeres komt terug en de muziek laat de eerste
maten hooren van Tarantelluccia. Heftig protest van de Cavalleria-
en Mattiche-partij. Geschreeuw van: "Basta, basta!"

De zangeres houdt voet bij stuk en oogst na afloop het succes van
alle partijen in.

In de variëteitenschouwburgen zijn er 3 soorten van avonden. Allereerst
de gewone avonden, waar iedereen komt. Een paar malen in de maand
echter is er een serata bianca [2]. De artisten treden op in lange
witte kleeren. Dit is voor de kinderen. Ten slotte de serata nera
[3], welke alleen voor heeren toegankelijk is. Bij deze gelegenheid
is de schouwburg tot de nok gevuld.

De programma's worden veelal op waaiers gedrukt. Deze zijn 's
zomersavonds bijna noodzakelijk. Wel draaien aan de plafonds groote
vleugels rond, wel staan overal de vensters wijd open, zoodat de
vleermuizen u om de ooren en over het tooneel fladderen, maar het
blijft er warm en benauwd.

Wat muziek betreft, de typisch Italiaansche liederen worden graag
gehoord en meestal met gevoel gezongen, al hapert er dikwijls wat
aan de stem. De Napolitanen zingen overigens meer met de handen dan
met den mond. Alles gaat met hartstochtelijke gebaren gepaard. Ook al
wordt de zang bij de openbare concerten op de pleinen niet gehoord,
het publiek kijkt met aandacht naar de gebaren. Muziek van Duitsche
meesters wordt er over 't algemeen slecht gespeeld. Ik hoorde er een
Symphonie van Beethoven uitvoeren, maar ze was bijna niet te herkennen.

Een belangrijk vermaak voor het Napolitaansche publiek is wel het
baden. Het seizoen begint pas tegen het einde van Juni, als het een
30 à 35 °C. in de schaduw is. Maar zijn de houten badhuizen weer
opgeslagen, dan zijn ze van 's morgens vroeg tot 's avonds laat
overvol, en maken de menschen queue bij den ingang onder toezicht
van een politieagent. Heele gezinnen begeven zich naar de baden
van Santa Lucia; wie wat meer tijd en geld heeft neemt de tram naar
Bagnoli en Pozzuoli waar het water belangrijk zuiverder is. Het is
weer eigenaardig, dat de baden op Vrijdag, den ongeluksdag, veel
minder bezocht worden. Bij de tramhalten staan de badknechts met
goudgegalonneerde petten de badgasten op te wachten en dringen zich,
hunne installatie met klem aanprijzende, bij u op. Nu zijn de badhuizen
over het algemeen zeer primitief. Een eindje in zee aan een steiger
is een platform met een rij houten huisjes links en rechts. Zelden
sluit de deur der badkamertjes behoorlijk. Bij den ingang krijgt
ge behalve een badkostuum een groot laken, dat u als mantel zal
dienen. Die badmantel behoort er bij. De gasten blijven dikwijls een
paar uur in het bad. Van tijd tot tijd houden zij elkaar op het strand,
in hun mantel gewikkeld, gezelschap. Wanneer ge ze dan ziet staan,
hun witte toga omgeslagen (probeer het zelf eens zoo, als ge kunt)
dan denkt ge in den klassieken tijd teruggekeerd te zijn.

Ondertusschen speelt een pianist allerlei deuntjes, of een zanger
in een rood jasje laat zijn "canzone" hooren. Een buffet ontbreekt
er evenmin.

In 't algemeen geeft zoo'n warm zeebad geen verkoeling. Het water is
bovendien vol met kleine kwalletjes, die u op de geniepigste manier
de huid branden.

Langs de kaden van de Villa Nazionale baden de straatjongens
den geheelen dag. Zij zijn door de zon gebruind en hebben in den
regel niet veel meer aan, dan een amulet aan een kettinkje om den
hals. Zoodra ge nadert, roepen zij u toe: "Signore, un soldo al mare
[4]." Ik zou haast zeggen, voor de meeste kinderen behoort het bedelen
tot de vermakelijkheden. Het is hun een instinkt geworden. Als zij
den vreemdeling bespeuren, loopen zij op hem toe en geven hem door
gebaren te kennen wat zij wenschen, hetzij zij met opgestoken vinger
om een soldo vragen, hetzij ze met de vingers voor de lippen een
sigaret bedelen.

Het maken van pleiziertochtjes met groote zeebooten komt meer en meer
in zwang. Iederen Zondag wanneer het goed weer is, d. w. z. als de
kleffe, vochtigwarme Scirocco niet waait, kan men voor weinige liren
naar Capri, Ischia of Amalfi varen. Met grooten omhaal van woorden
wordt dit overal in de stad aangekondigd. "Schitterende tocht in
de Golf, allen naar Capri! al varende langs de heerlijke kust van
Sorrento, kunt ge de Fariglioni bewonderen! Een uitgelezen orkest zal
zich doen hooren!" En werkelijk is zoo'n tochtje schitterend. Jammer
dat al die Napolitanen aan boord het u steeds zoo lastig maken,
voortdurend schreeuwen, u twintigmaal voorbijloopen en u aanstooten
of op de voeten trappen. Want rustig op hun vouwstoeltje blijven
zitten--het is hun een onmogelijkheid.



Nola.

Het feest der leliën "La festa dei Gigli."


Eenige dagen vóór den 21sten Juni kondigden de aanplakbiljetten aan,
dat er dien Zondag extra treinen zouden loopen naar Nola, waar het
Leliënfeest zou gevierd worden. Een Napolitaansch vriend had mij
aangeraden dit vooral te gaan zien. 's Morgens vroeg begaf ik mij naar
het station van het locaalspoortje Napels-Nola-Baiano, op het Corso
Garibaldi. Aan het loket vroeg ik een biljet 2e klasse, maar ik kreeg
ten antwoord, dat er slechts 1e en 3e klassen waren. "Dan maar 1e
klasse." Ook die was er niet, zoodat na dit gesprek eindelijk bleek,
dat er alleen 3e klasse voorradig was. De trein bestond uit wagens,
die op veevervoer berekend schenen. Ingestapt kwam ik tegenover een
boerenvrouw met haar man te zitten; de laatste had een grooten waaier
bij zich, waarmede hij zich koelte toewuifde. Iets verder deelde
een vader aan zijn vijf kinderen risten van koekjes, aan een touwtje
geregen, rond. De meeste vrouwen op haar Zondags dragen groote gouden
ketenen, die u aan de zware ankerkettingen der schepen doen denken. Ik
vroeg aan mijn overbuurman in den trein, of de ketting zijner vrouw van
goud was. Zeer gevleid door die vraag, nam hij dien van haar hals en
gaf hem mij in handen: "Tutto oro, signore" [5]. Later vernam ik, dat
die halstooi het familiestuk is en een klein kapitaal vertegenwoordigt.

In den trein ontbraken weer niet de mandolinespelers. Zij maakten goede
zaken. Het is ook een aardig gehoor, die vroolijke muziek, terwijl de
trein u door de heerlijke dreven van het vruchtbare Campanië voert. Het
koren en de mais zijn bijna rijp. In de goudgele velden staan bovendien
nog allerlei vruchtboomen, met vijgen, citroenen of mispels beladen,
terwijl de wingerden in guirlanden met de jonge druiventrossen dicht
boven de aren hangen. Geen plekje is onbeplant, het veld geeft zijn
rijkdom in lagen boven elkaar. Een heerlijke stemming brengen die
velden over u. Ge denkt aan de oude bucolische zangen, ge verwacht
ieder oogenblik een satyr of een amortje tusschen de guirlanden te
zien springen.

Eer we het bemerken zijn wij Nola genaderd. In de verte ligt het
als een wit nest tegen de uitloopers van de Apennijnen. Dichterbij
gekomen zien wij hooge slanke torens boven de huizen uitsteken,
een vreemd verschijnsel in Zuid-Italië.

In het stadje aangekomen, begeven wij ons naar het marktpleintje. De
huizen zijn er vuil; op de vier hoeken staan oud-romeinsche beelden
zonder ooren of neus. Reeds een talrijke menigte is er bijeen. Hier
speelt het voornaamste bedrijf van het feest, dat gegeven wordt
ter eere van San Paolino, den uitvinder der torenklokken, bisschop
van Nola in de 8e eeuw ongeveer. Hij zou vele weldaden aan de stad
bewezen hebben, o. a. een aantal Nolanen, die door de Saracenen
gevankelijk waren weggevoerd, werden uit hun handen bevrijd door
zijn bemiddeling. Zelf bracht hij ze per schip naar hun woonplaats
terug en werd met groote vreugde ontvangen, terwijl het volk leliën
voor hem strooide. Ieder jaar wordt dit feest herdacht, niet op een
bepaalden datum, maar op een Zondag in de 2e helft van Juni. De leliën
veranderden echter in den loop der eeuwen in torenhooge bloemstukken
en ten slotte in kerktorens, die echter nog leliën genoemd worden.

In het geheel worden er 8 gebouwd, alle even hoog, een van 25 à 30
M. en, zooals ik reeds zeide, waren zij ver boven de huizen reeds
zichtbaar, toen wij de stad naderden. De torens zijn gebouwd uit
balken, die echter geheel aan het oog onttrokken zijn door stuc,
waarin prachtige en smaakvol beschilderde reliefs. Op de spits
staat een heiligenbeeld. Iedere toren behoort aan een corporatie
of gilde. Het attribuut hangt ter halver hoogte, hetzij een jas,
of een schoen, een brood, een kaas, een stuk vleesch enz. Op den
ondersten ommegang zit een orkest. Het geheel rust op een balken
onderstel van manshoogte. Behalve de 8 torens is er nog een groot
schip, door woeste, geschilderde golven opgezweept. Op de voorplecht
staat een beeldje van San Paolino en op den achtersteven een man met
roetzwart gezicht, als moor verkleed. Langzamerhand zijn de torens
uit de verschillende straten, die naar het marktplein voeren, aan
komen wandelen, als reuzenvoetgangers, ieder door een 60 paar beenen
gedragen. Want het balken onderstel rust op de schouders van de leden
van het gilde. De voorzitter loopt voorop, in de hand een lange staaf
met bloemen en linten omwonden. Hij dirigeert het orkest op den toren
en de beenen eronder bewegen zich alle op de maat. Zijn het schip en
de 8 torens bijeen, dan begint de dans der "leliën." De 8 orkesten
spelen ieder voor zich een marsch. Nu eens ziet ge de reuzentorens
op elkander toeschrijden, dan weer maken zij een sierlijke wending
en wandelen naar de tegenovergestelde zijden van het plein. Het is
u als een nachtmerrie, wanneer ge ze recht op u af ziet komen, en ge
spoedt u weg om ze te ontvluchten. Het veiligst zijn de bewoners op
hun balkons. In de meest opgewekte stemming slaan zij het schouwspel
gade. Het is alsof de muziek, of liever het lawaai hen bedwelmd en
in een roes gebracht heeft. Het schip beweegt zich als ten prooi aan
een golvende menschenmassa.

Tegen twaalf uur 's middags is het feest in vollen gang, de
torens beschrijven hun prachtigste figuren. Plotseling beginnen
de kerkklokken te luiden. De deuren van de hoofdkerk gaan open en
onder priestergezang komt een processie naar buiten. Tal van mannen
in lange staatsiekleederen dragen brandende kaarsen, hun bloote
hoofd door de felle zon beschenen. De rij wordt gesloten door een
zilveren heiligenbeeld van San Paolino. Het is een half mansbeeld
tot aan de dijen, het zilver is door de jaren zwart geworden. Nu
regent het eensklaps van alle balkons der huizen handenvol groene
erwten en suikerboontjes; als hagel klettert het neer op het zilveren
beeld. Het lawaai van de muziek en het gejuich van het volk zijn thans
oorverdoovend en er komt eerst eenige verademing als de processie
het plein verlaten heeft. De torens blijven op de markt achter. Deze
maken den volgenden dag een optocht door de stad. Ook de opgeschoten
jongens hebben torens gemaakt van een 5 M. hoogte en zelfs de orkestjes
ontbreken niet. Zij dragen niet weinig ertoe bij, het leven nog grooter
te maken. Overal in het stadje worden er prenten verkocht voor 1
soldo, waarop de geschiedenis van San Paolino in kleuren en geuren
is afgebeeld. De zee is er geel en dezelfde kleur zet zich over de
gezichten van bisschop en Mooren voort. In 't verschiet de Vesuvius met
vuurroode kleur en de lucht daarboven is donker violet getint,--maar
in het zuiden komt het er op een kleur meer of minder niet aan.



Amalfi, Ravello.


"Tutti ad Amalfi!" Allen naar Amalfi! stond het in de straten van
Napels aangeplakt. Voor slechts 2 lire (3 l. gereserveerd) zou de
"elegantissimo" stoomboot ons des Zondags naar Amalfi brengen. Deze
gelegenheid is niet te versmaden, daar het stadje van Napels uit
overigens zeer moeilijk te bereiken is. 's Morgens om 8 uur gingen wij
aan boord, na een plaats van 2 lire genomen te hebben. Een orkest was
er reeds bezig de instrumenten te stemmen. Op de gereserveerde plaatsen
zaten eenige Napolitaansche vrienden, die ons hartelijk uitlachten, dat
wij ons zoo angstvallig aan onze 2-lire-plaats hielden. Zij hadden ook
slechts een dergelijk biljet genomen en waren maar dadelijk doorgestapt
naar de 1e klasse. Zoo gaat het hier meer. Op sommige locaaltreintjes
(vooral in den drukken tijd) neemt de vreemdeling een biljet 1e
klasse, de Napolitaan stelt zich met een kaartje "derde" tevreden,
maar reist toch "eerste". De conducteur noodigt u soms uit, om maar
in de hoogste klasse te gaan zitten, en hij weet ook wel waarom.

Het schip lag gemeerd aan de "Immacolatella" bij een poort, waarop de
"Onbevlekte Ontvangenis" staat gebeeldhouwd, de maagd Maria met rozen
aan haar voeten. Aan de loopbrug, die tot het schip toegang geeft,
verdringen zich kooplieden met allerlei eetwaren, koekjes en gebakjes
aan stokjes geregen, met groene watermeloenen, rooskleurig van inhoud,
met flesschen wijn door sierlijk mandewerk omvlochten.

Terwijl het orkest een flinke marsch inzet, vaart het schip langzaam
en statig uit de haven. Ge kunt u geen schooner gezicht voorstellen,
dan dat langzaam terugwijkende Napels. Aanvankelijk ziet ge slechts de
huizen langs de kade, de gevels bont met waschgoed en gekleurde lappen
behangen. Niet lang daarna rijzen de achtergelegen huizen omhoog,
daarboven weer de groote paleizen tegen de hellingen, omzoomd door
smaragdgroene wijngaarden en het geheel gekroond door het kasteel San
Elmo en het klooster San Martino. De blauwe watervlakte wordt steeds
grooter tusschen het schip en de stad; de huizengroepen zijn nog
slechts als groote witte vlekken zichtbaar. Steeds wijder schijnt de
golf; het is alsof het land de armen uitbreidt. In het verschiet ligt
de noordelijke kaap van de Golf, de oude Capo Miseno, een uitgestorven
vulkaan, okergeel gekleurd met groene kruin. Vergilius bezingt deze als
het graf van den trompetter van Aeneas, Misenus genaamd, en van verre
gelijkt het ook wel een reusachtige tombe. In het verlengde van deze
kaap liggen de eilanden Procida en Ischia; het laatste rijst als een
reusachtige kegel met zijn Monte Epemeo (ook een vulkaan) uit zee op.

Terwijl wij het in een lichten nevel verdwijnende Napels bewonderen
verheft zich rechts van ons de Vesuvius. Hij is thans volkomen rustig,
geen rookwolkje stijgt er uit den krater op. De kegel heeft een rose
kleur, die naar beneden in een grijsbruine overgaat. Slechts aan den
voet is de vulkaan bewoond. In een breeden gordel van wijngaarden
en tuinen liggen de dichtbevolkte dorpen Resina, Torre del Greco,
Torre Annunziata, Bosco Trecase enz. Een klein eindje klimmen zij
tegen den berg op aan de kust, maar dan begint de woestenij van lava
en asch. De versche lavastroom van April 1906 hangt als een breed
zwart rouwfloers naar Bosco Trecase af. Geen plant is daar gespaard
gebleven. Enkele huizen komen slechts met het dak uit de gestolde
steenmassa te voorschijn.

Aan boord is het publiek in een vroolijke stemming gekomen. De
provisiemanden zijn geopend, alle mondwerktuigen zijn in beweging. Op
het dek ligt het afval van allerlei vruchten. Stel u gerust, weldra
is het ingedroogd en vormt een harde koek op het dek.

Nu viel er een zonderlinge gebeurtenis voor. Bij het verlaten
van de haven hadden twee roeiers ongemerkt hun boot aan den
achtersteven bevestigd, en languit in hun barca, zich aan een
dolce far niente overgevend, lieten zij zich voortsleepen in de
richting van Castellamare. Wij waren reeds halverwege gekomen, daar
bemerkt de kapitein het. Hij geeft een matroos last om de boot los
te doen maken. De matroos schreeuwt het den roeiers toe, maar met
een minachtend gebaar weigeren zij. Van het schip is de sleeptros
in de laagte niet te bereiken. Maar de kapitein weet raad. Een haak
aan een takel bevestigd wordt om de sleeptros geslagen en de laatste
met het stoomwindas omhoog geheschen. Heftig protest van de roeiers,
gebaren en bedreigingen van halsafsnijden. Geen der matrozen durfde
het touw lossnijden. De kapitein schuimbekt van woede, zweert bij
hoog en laag. Eindelijk snijdt hij zelf met een flinke jaap het
touw door. In weinige oogenblikken zijn de dreigende roeiers uit het
gezicht verdwenen. Het incident is blijkbaar spoedig door den kapitein
vergeten, want kort daarna zien wij hem in zijn goudgegalonneerde
uniform bezig op de commandobrug het publiek te vermaken met
voordrachten en potsen, waarvoor hij telkens met schaterend gelach
beloond wordt.

Langzamerhand zijn wij de zuidkust der Golf genaderd met haar bloeiende
dorpen hoog op de steile oevers gelegen. Beneden aan de smalle
stranden, die als het ware in nissen van de rotsen ingesloten zijn, in
donkere schaduw beschut tegen de voormiddagzon, is reeds iedereen aan
het baden in het diepblauwe water. Als zeehonden liggen de badgasten
op de rotsklippen en koesteren zich in de warme zon. Het laatste
dorp, dat wij in de Golf voorbij varen is Massa, vreedzaam en rustig
gelegen in een klein amphitheater van rotsen. Recht voor ons uit ligt
het eiland Capri met het majestueuse profiel van een slapende sfinx,
met de Faraglioni als twee wachten een eind in zee vooruitgeschoven.

Wij zwaaien nu om de zuidelijke kaap van de Golf van Napels heen, en
als door een tooverslag is het panorama veranderd als wij de Golf van
Salerno binnenvaren. Hooge, steile rotswanden rijzen uit zee op met
hoekig profiel. Als een wit lint slingert zich langs de rotsen de weg
van Sorrento naar Salerno. De dorpen zijn hier schaarscher. Terwijl
wij tusschen de twee platte rotsen varen, de Sireneneilanden (Galli)
naderen wij Positano. De huizen van het stadje liggen tegen de
steile wanden van een nauw dal aan weerszijden opgestapeld. Hier en
daar op een steile piek staan de ruïnen van een ouden Normandischen
wachttoren, opgericht tegen de Saracenen. Ondanks den hoogen ouderdom
zijn de bouwwerken nog goed bewaard gebleven, soms nog bewoond en
als seinstation voor de marine ingericht. In de verte duikt Amalfi
op, eertijds een haven, die Venetië en Genua naar de kroon stak,
thans een stil stadje van ± 7000 inwoners, die in de maccaroni-
en zeepfabricatie of in de papierindustrie hun bestaan vinden. Aan
de landingsplaats aangekomen werpt het schip het anker uit. Tal van
roeibooten omstuwen ons, want evenals bijna overal hier in den omtrek,
moet men debarkeeren, daar het schip niet aan een kade aanlegt.

Aan het strand (Marina) aangekomen, worden tal van handen uitgestoken,
om ons bij het uitstappen behulpzaam te zijn. De bewoners zijn
naar de Marina gestroomd, om het thans ongewone schouwspel van
het aanleggen van een groot stoomschip te zien. Alles ademt hier
eenzaamheid en rust. De huizen staan te droomen, met hun gesloten
zonneblinden en zware kleeden voor den ingang. Onregelmatig zijn zij
opeen gestapeld. Hier en daar een witte toren met blinkende gebakken
tegels bedekt. Het geheele stadsgezicht met zijn heldere tinten doet
u denken aan een kunststuk van porcelein.

Bijna recht boven Amalfi ligt heel in de hoogte het oude Sarraceensche
stadje Ravello, het eigenlijke doel van ons uitstapje. Spoedig
hadden wij met een koetsier geaccordeerd en snel werden wij door
zijn twee vlugge paardjes voortgetrokken. Eerst ging het langs de
steile kustoevers van Atrani, langs een sierlijken slanken toren
en na eenige scherpe bochten door een nauw dal naar boven. Welk
een natuurweelde hier! De lucht is doortrokken van den geur
van vruchten. Gezwollen vijgen hangen over den weg, reusachtige
citroenen, amandelen. Klaterende watervallen, die ge bij Napels
vergeefs zoekt. Achter ons de onmetelijke blauwe zee. Alles is hier
stil en rustig; nu en dan slechts het getjirp van een onzichtbare
cicade. Halverwege eenige papiermolens langs de beek, bijna geheel
in het groen verborgen. Nog een paar bochten in den weg--en wij
zijn boven op het verlaten pleintje van Ravello aangekomen. Voor een
osteria zit de waard te slapen. Een paar kinderen spelen met groote
steenen kogels. Terwijl wij den koetsier naar de osteria sturen, om
op onze gezondheid een glas wijn te drinken, verlaten wij het rijtuig
en gaan te voet eens rondkijken. Hier en daar gaat de straat onder
hooge Moorsche bogen door, overblijfsels van paleizen. Het stadje,
dat vroeger 30000 inwoners had, telt er thans slechts 1500. Weldra
staan wij voor de elfde-eeuwsche kathedraal met haar bronzen deuren,
die van 1179 dagteekenen. Alles is gesloten, doch na eenig kloppen
doet een werkman ons open. Eenige andere werklieden waren er aan den
arbeid (het was Zondag 2 uur nam.). Dadelijk bij het binnentreden
wordt ons oog geboeid door een prachtigen preekstoel, rustend op
6 zware mozaïekzuilen, die getorst worden door steenen leeuwen,
een voortreffelijk kunstgewrocht. Tegenover den kansel een mozaïek,
Jonas door een visch verslonden, uiterst naïef van voorstelling,
als door een schooljongen gemaakt.

Al onze indrukken worden echter overtroffen door het onvergetelijke
uur, doorgebracht in het Moorsche paleis Ruffalo uit de 12e
eeuw. Heerlijke palmen omgeven het oude bouwwerk, en rose oleanders,
wier groene bladeren onder de bloemenweelde begraven zijn. Langs
een zuilengalerij gaande, zien wij in de laagte een fantastisch
binnenplaatsje, waar de bloemen elkaar overstelpen. Het is een sprookje
uit de 1001 nacht. Waar blijft gij, Aladijn met uw wonderlamp? Hebt
ge hier uw schatten gevonden?

Nu komen wij op het terras; het panorama is hier overweldigend. Diep
beneden ons de onmetelijke zee, in den namiddag violet getint. Een
rand van blank schuim omzoomt de kust. De witte weg naar Salerno
slingert zich tusschen groene wijngaarden en verliest zich in de
verte. Rechts in het verschiet het eiland Capri als met goudpoeder
bestrooid, als een eiland der gelukzaligen. Het is haast bovenaardsch,
onstoffelijk. Achter ons weer hooger rotsen met zigzagprofiel,
kaal, door de heete zon geblakerd, blinkend als kopererts. Op dit
terras schreef Richard Wagner 26 Mei 1880: "Klingsor's toovertuin
is gevonden!" Maar wij moeten verder en met weemoed verlaten wij
dit aardsche paradijs. Na een half uurtje zijn wij weer beneden in
Amalfi. Wij laten de stoomboot echter zonder ons vertrekken; weldra
is hij uit het gezicht verdwenen met haar levendige en vroolijke
passagiers.

Wanneer de vliegmachines wat algemeener zijn, zal Napels een idealen
toestand bieden. De daken toch zijn plat en geven ver boven het
gekrioel (de Italiaan noemt dit "il formicolaio" naar de mieren) in
de nauwe steegjes een veilige landingsplaats. Het is reeds of vele
huiseigenaars er rekening mede hebben gehouden. Wanneer ge b.v. langs
het Corso Vittorio Emanuele wandelt, dan reiken aan uw ééne hand de
huizen 5 à 6 verdiepingen hoog, aan de andere hand hebt ge over de
daken heen een ruim uitzicht op de zee vol witte zeiltjes. De toegang
van de laaggelegen huizen is op het dak, hier is de portiersloge. Wie
er de eerste verdieping bewoont moet het meest trappen klimmen. Het
dak is een veelgezochte uitspanningsplaats en tegen den avond ziet gij
tal van Napolitanen hier de frissche avondlucht genieten in stille
bewondering voor de heerlijke stad aan hun voeten. Veel rust gunt
een Napolitaan zich overigens niet. Het klinkt als een paradox in het
land van "siesta" en "dolce far niente." Maar als er iemand hard werkt,
dan is het de Napolitaansche arbeider. De vreemdeling, die hier slechts
enkele dagen vertoeft, angstig om alles nauwkeurig op te nemen, zal in
den regel een verkeerden indruk krijgen van den ijver der bevolking,
wanneer hij de visschers in het heete middagzonnetje langs de kaden
in diepe rust ziet liggen. Vergeet echter niet, dat zij den geheelen
nacht op zee zwaar en moeilijk werk hebben verricht. Wie zich den
tijd gunt om door de nauwe straten der volksbuurten te wandelen 's
avonds om een uur of elf, vindt allen druk aan den arbeid bij het
licht van armoedige petroleumlampjes, aan kleine tafeltjes voor hun
deur. Het geheele gezin werkt dikwijls mee en zingt in koor de een
of andere volkswijs in mineur. Het is alsof een tooneelregisseur hen
gerangschikt heeft tot die schilderachtige groepjes.

Op alle uren van den dag kunt ge hier van het volksleven in al zijn
bontheid genieten. De deuren der huizen staan wijd open, zoodat gij
terstond in de donkere binnenkamers kijkt. Veel ruimte is hier niet
en zelfs bij dag is het er duister, slechts een klein hoekje van het
vertrek soms verlicht door een lampje onder een madonnabeeldje. Het
voornaamste meubel is een reusachtig bed, dat er bijzonder helder
uitziet in tegenstelling met de rest. Hierin slaapt ongeveer het
geheele gezin.

In den vroegen morgen wordt het toilet op straat gemaakt. De ééne
buurvrouw helpt de andere aan het opmaken van het haar. De ravenzwarte
vlechten worden om het hoofd gewonden en behoorlijk met vet glimmend
gemaakt. De heer des huizes heeft een spiegeltje buiten den deurpost
gehangen en draait zijn knevel in een fraaie krul, nog voordat hij
zijn bovenkleederen heeft aangetrokken. Maar niemand slaat er acht op,
of ergert er zich aan.

Vooral van de schoenen wordt veel werk gemaakt. Een paar sierlijk
gemodelleerde glimmende schoenen maken den trots van den Napolitaan
uit. Bijna op iederen hoek der straten staan schoenpoetsers en in
sommige restaurants loopen er rond met den naam van het café in gouden
letters op hun pet. Zoolang uw schoenen niet als spiegels blinken
trachten de schoenpoetsers uw aandacht te trekken door luid hameren
met hun borstels op hun bak, die met stukjes spiegelglas en koperen
spijkertjes zoo mooi mogelijk is gemaakt. De inhoud van hun bak gelijkt
een chemisch laboratorium. Ge vindt er flesschen met bruine was, in
twee of drie tinten, zwarte was, pijpaarde voor de witte schoenen en
tal van borstels en lappen in verschillende graden van zachtheid. De
bewerking die uw schoenen ondergaan kunt ge nauwelijks volgen; maar
wanneer de laatste glans met een fluweelen lap is aangebracht, wanneer
de strikken in de schoenveters nog eens verbeterd zijn, dan weet ge
dat alles afgeloopen is. Ge moet echter niet op enkele minuten zien.

Meestal komt er een giornaliere u zijn kranten aanbieden. De inhoud van
een Napolitaansche krant is wel een soldo waard. Zijt ge op sensaties,
op moordgeschiedenissen, liefdesdrama's belust, gij vindt ze er in
helle kleuren beschreven, iederen dag weer nieuwe.

Gij kunt er lezen, dat de "gentilissima marchesa X" het leven heeft
geschonken aan een "bellissimo bambino." Dat de "contessa Y" een
schitterende avondpartij heeft gegeven, en wie er alzoo kwamen en hoe
zij gekleed waren. Buitengewoon interessant zijn de "Corrispondenze
private." Minnende harten storten zich uit in advertenties van 2
tot 15 regels, à 10 centesimi het woord. Ik knip er een paar uit,
voor de vuist weg:

"Mijn bestaan. Gij hebt mij gelukkig gemaakt. Mijn angst is genezen,
alle twijfel opgeheven. Ik gevoel, dat ge mij werkelijk bemint. Vrees
niet, ik zal mij edelmoedig tevreden stellen en mij zoo noodig
opofferen. Ik druk je aan mijn hart en kus je als een bezetene."

"Overbuur. Je schoone oogen zeggen mij, dat wij elkaar begrepen
hebben; ik bezweer je, mij aan te duiden, hoe wij kunnen
correspondeeren. Alberto, br. fr. nummer van je woonhuis."

"Dievegge. Je hebt mijn hart gestolen, je laat mij aan de grootste
wanhoop ten prooi. Had-je mij dan vergeten, toen mijn amulet zoek
was? Bemin mij allerstandvastigst, trouw en onmetelijk. Zal ik Zondag
de sterren weerzien? Voorzeker. Bemin mij, denk aan mij. Ik kus je."

"23 April. Steeds treurig, bekommerd om je stilzwijgen, mijn eenig
goed. Vele hartstochtelijke liefkoozingen." enz.

De uitdrukkingen "ziek, stervend van liefde, neergesmakt van droefenis"
zijn er schering en inslag. Een enkele maal een paar regels van de
redactie aan een inzender, dat zijn advertentie te gepeperd was. Booze
tongen beweren, dat de redactie dikwijls zelf een aantal dergelijke
correspondenties erbij verzint ter opluistering van haar blad.

De schriftelijke behandeling van zaken onder het eenvoudige volk
geschiedt nog veel door de requesten- en briefschrijvers, waarvan er
een aantal achter hun tafeltje zitten onder de zuilengalerij van het
reusachtige Theater S. Carlo. Zij schijnen hierin een goed bestaan te
vinden, te oordeelen naar hun lang niet schamele kleeding. De klanten
zijn dikwijls jonge vrouwen; met haar ééne arm op het tafeltje geleund
fluisteren zij den requesten-schrijver de woorden toe, die hij met
groote krullen op het papier zet.

De grootere huizen, "palazzi", in het nieuwe stadsgedeelte op en aan
den voet van den Vomero geven toegang door een groote poort, die op
de binnenplaats van het huis uitkomt. Links en rechts gaan marmeren
trappen (scale nobili) naar de verschillende verdiepingen, door tal van
families bewoond. Achter deze trappen loopen nog ruwsteenen trapjes in
een afzonderlijke gang naar de minder nobele hoogste vertrekken. In de
poort zit de portier, zich van zijne waardigheid ten volle bewust. De
bewoners trachten hem te vrind te houden, want hij kan het hun
lastig genoeg maken. Zoo wordt de groote poort al naar de regelen
van het huis b.v. om 1 uur gesloten. Wie later komt, al is het maar
5 minuten, moet den portier 1/2 lire of meer betalen. Vandaar dat ge
de schouwburgbezoekers tegen 1 uur dikwijls ziet rennen om op tijd
binnen te zijn. Nu sluit de portier ook weleens om half één. Wanneer
ge dan om kwart voor 1 toegang vraagt en hem niet op doet merken,
dat het nog vóór den tijd is, dan komt hij den volgenden morgen
zijn belooning opeischen. Krijgt hij geen fooien genoeg, dan zal
hij den bewoners allerlei klachten overbrengen van hun buren; dat
het kind te hard geschreeuwd heeft, of dat de meid water van het
balcon heeft geworpen enz. Dergelijke geschiedenissen stellen het
gemoedelijke van de afzonderlijke Hollandsche woningen duidelijk in
het licht. Het spreekt vanzelf, dat die onaangenaamheden geen regel
zijn, maar toch....

De portier van een adellijk huis b.v. op de Pizzofalcone draagt een
livrei en houdt gedurende het bezoekuur een lange staaf in de hand
met zilveren bol, als een tamboer-majoor. Omtrent de talrijkheid van
adellijke bewoners krijgt men aanvankelijk een verkeerden indruk. Hier
toch zetten velen het predicaat "don" voor hun naam, b.v. don Carlo,
don Michele enz. Maar het is hier een titel van burgers, die men nog
niet ten volle "signore" kan noemen.

Stille buurten zooals de Pizzofalcone, die in het Castel del Ovo
uitloopt, zijn in Napels zeldzaam. Overal zweepgeknal, klokkengelui,
balken van ezels, bellengerinkel van geiten en koeien, hanengekraai,
schreeuwen van kooplieden. Ezels en muildieren zijn er zeer
veel. De vele wonden, waarmede zij soms bedekt zijn, geven u
terstond te kennen, dat de Napolitaan niet veel gevoel heeft voor
dieren. Onbarmhartig beukt hij ze en het is vergeefsche moeite hem
deze wreedheid onder oogen te brengen; door een grappig gezegde zal
hij den dierenbeschermer bij de omstanders belachelijk maken. Er komt
wel eenige verbetering. Sedert kort kan men bij slecht geplaveide of
sterk hellende straten een man zien in de uniform van een politieagent,
met een pet, waarop "protezione animali" (dierenbescherming). Hij
beoordeelt, of het aantal personen in een rijtuigje te groot is en
gelast de overtollige passagiers uit te stappen en een eindweegs
ernaast te wandelen.

Van dieren gesproken: de muggen (zanzare) kunnen de slaapkamers
nogal onveilig maken, wanneer ge bij brandende lamp de vensters
geopend houdt. Het vinnigst zijn de "papataci" (letterlijk: zwijgende
zuigers, _Phlebotomus papatasi_), aldus genoemd, daar zij onhoorbaar
aanvliegen en u ongemerkt eenige druppels bloed stelen. Zij zijn
uiterst klein en in nuchteren toestand geheel doorschijnend, zoodat
gij ze nauwelijks op het behangselpapier kunt vinden. Hebt ge ze
ontdekt, dan zijn ze zeer moeilijk te vangen of te dooden, daar
zij door onverwachte zijsprongen u herhaaldelijk ontsnappen. Bij
microscopisch onderzoek hebben hun steekwerktuigen het uiterlijk van
een verzameling chirurgische instrumenten, buitengewoon krachtig in
vergelijking met die der gewone steekmuggen. In een enkelen nacht
kunnen zij uw aangezicht en armen leelijk toetakelen.

Er is nog een andere mug, de malariamug (Anopheles) die niet zoozeer
de stad, als wel de omstreken teistert, vnl. de Phlegreische velden
achter den Posilippo. Dat de malaria een lang niet zeldzame ziekte
in Italië is, bemerkt ge reeds gedurende een spoortreinreis. Aan de
stations prijzen groote reclameborden met een reusachtige malariamug
erop in relief, een aantal middelen aan onder den naam van "Esamoeba"
(d.i. amoeben en hier malariaparasiet verdrijvend) "Esanofele"
(Anopheles werend).

In vlakke streken, de Romeinsche Campagna, de moerasvlakten bij
Paestum, zijn de vensters der eenzame huisjes afgesloten door fijn
gaas, om de muggen te weren, die door hun steek een aantal parasieten,
de oorzaak van de malaria, in het bloed van den mensch brengen. In
Napels ziet men groote reclameborden, waarop de ontleedkunde van de
mug sterk vergroot is voorgesteld met de ontwikkelingstoestanden van
de malariaparasiet naar platen uit het werk van Grassi, één der groote
malaria-onderzoekers. Op de sigarettenpakjes van de regie staat de
chinine als middel tegen de ziekte aanbevolen met de mededeeling,
waar het volk haar (de chinine) voor geringen prijs kan verkrijgen.

In het hoog gelegen Napels heeft men weinig kans, door de malaria-mug
geïnfecteerd te worden.

Wanneer een kind ziek is, wordt in enkele gevallen de dokter
geraadpleegd, maar er zijn afdoender maatregelen. De kleine krijgt een
miniatuur-pij aan van de Franciscaner-orde, want dan zal S. Franciscus
het beter opmerken onder de vele zieke kindertjes. Na de beterschap
wordt het kind soms aan zijn congregatie gewijd; het wandelt mee in
de processies en torst evenals de mannen een zware kaars, soms door
de kleine handjes verbrokkeld. Oplettend kijkt het naar zijn groote
metgezellen, en wordt met zacht geweld op zijn plaats gebracht,
als de speelschheid het verlokt, die te verlaten om zijn liefdevol
toekijkende familie handjes te geven.

Bij dergelijke processies kunt ge alles nauwkeurig opnemen, zonder
dat iemand uw blik te profaan zal vinden; integendeel, de deelnemers
zijn er ten hoogste mee vereerd.

Een mijner vrienden wilde een kiekje nemen van het heiligenbeeld
van St. Antonius v. Padua, dat in processie werd rondgedragen. Alle
pogingen, om dit ongemerkt te verrichten, mislukten--dra hadden de
dragers van het beeld hem met zijn camera bespeurd. Maar het hinderde
niets; blijde, dat hun beeld zóó door een vreemdeling op prijs werd
gesteld, hielden zij halt, maakten eenige ruimte en de opname kon
rustig geschieden. Daarna renden zij met hun schutspatroon verder,
om het voorste gedeelte van den optocht weer in te halen.

Het doen van geloften is hier bijzonder in zwang.

Wanneer een Napolitaansche vrouw ziek is, belooft zij aan haar
beschermheilige, _zichzelf_ een nieuwe japon te bestellen, zoodra
zij hersteld is. Moeilijk kan haar man haar dan later weigeren naar
de modiste te gaan, want het is toch nu haar heilige plicht. Is
de ziekte ernstig, dan doet soms de heele buurt mede, tal van
buurvrouwen gaan zich ook nieuwe japonnen beloven. Houdt gij van een
grasgroen wandelcostuum met gele linten, dan moet ge de gelofte doen
aan St. Anna. Wie verzot is op een witte japon, met zwarte omslagen
wende zich tot de Madonna del Carmine; voor een zwarte japon kieze
men zich de Madonna Addolorata als beschermheilige. De genezing
wordt ook wel verkregen door aan S. Ciro, den patroon van Portici
te beloven, op zijn eerstvolgenden naamdag daarheen een uitstapje
te maken. Manlief gaat dan ook maar mee, al is hij minder geloovig,
want het vuurwerk en de muziek zijn er zoo mooi... [6]

_Het Zoölogisch Station_. Juist in het midden der Villa Nazionale,
het heerlijke park langs den zeeoever in het westen van Napels staat
een groot wit gebouw, dat op de Golf uitziet met ruime loggia's in
Pompeiaansch rood. Het is bijna geheel verscholen tusschen palmen,
oleanders, eucalyptusboomen en steeneiken (lecci) met hun rotsachtige
schors. In Napels staat dit "paleis der dierkunde" bekend als Acquario,
een benaming die slechts voor een deel van het geheel geldt. In 1874
door dr. Anton Dohrn gesticht, was de instelling betrekkelijk klein
gehuisvest, maar met den reusachtigen groei der wetenschap breidde
ook het station zich uit, zoodat er thans links en rechts van het
oorspronkelijke gebouw twee uitgestrekte vleugels, onderling verbonden
door galerijen en loopbruggen, zijn bijgekomen.

Voor den niet-dierkundigen reiziger is slechts het eigenlijke aquarium
van belang. Wij gaan op de binnenplaats een donkere koele zaal binnen,
waar de muren grootendeels uit spiegelglas bestaan. Daarachter ziet ge
de dieren- en plantenwereld van de Golf in al haar verscheidenheid,
levend in het lichtgroene bijna phosphoresceerende water met
zilverwitte luchtbellen. Zeesterren in schitterende steenroode en
violette kleuren kruipen met hun duizenden voetjes traag langs het
glas, nu en dan een arm omkrullend, zeekomkommers liggen bewegingloos
op den rotsachtigen bodem. Verderop gaande ziet ge inktvisschen
in verschillende soorten, metaalachtig van huid waarover nu en
dan plotseling donkere vlekken heenstrijken als de schaduw van
een wolk over het weiland. Eén der grootere soorten, de Octopus of
Achtarmige Inktvisch gelijkt met zijn lange slangvormige armen op een
afzichtelijken Medusa-kop. De Napolitaan is er echter niet bang voor;
het vleesch is voor hem een lekkernij. Vooral in de volksbuurten
wordt de inktvisch onder den naam van Calamajo (= inktpot) gekookt
in stukken te koop aangeboden. De visschers in hun barca vangen hem
's avonds, door hem met fakkels te lokken; zoodra hij binnen hun
bereik is gekomen, pikken zij hem op. In waterkruiken, aan een lang
touw gebonden, en gedurende eenigen tijd in zee neergelaten, vestigt
de inktvisch soms zijn verblijf en moet dit met den dood bekoopen,
wanneer de kruiken later opgehaald worden.

Maar gaan wij verder. In een andere afdeeling zien wij de veelkleurige
visschen bont dooreen zwerven, happend naar nauwelijks zichtbare
schaaldiertjes of plukkend aan groote lappen zeewier. Reuzenkreeften
met lange sprieten en tal van pooten marcheeren met plotselinge rukjes
over den bodem of pluizen met hun vinnige scharen de een of andere
tritonslak uit elkaar.

Aan loenskijkende haaien geen gebrek. Het is een lust de vlugge en
sierlijke bewegingen van deze bij uitstek goede zwemmers te zien.

In een ander bekken heerscht een diepe rust, het is alsof wij een perk
van vreemdsoortige bloemen zien, lange buizen, waaruit veelkleurige
straalsgewijze armpjes ontluiken. Het zijn kokerwormen, die kalm de
voorbijzwevende prooi afwachten. Zoo ge een enkele beweging in het
water maakt, is het schouwspel als door een tooverslag veranderd. Weg
zijn de schitterende kleuren en ge ziet slechts een woestenij van
grauwwitte kalkbuizen, waarbinnen de bewoners zich teruggetrokken
hebben.

Wij zullen niet wachten tot de vangarmen zich weer uitgestoken
hebben, maar loopen door naar het bassin van de zoogenaamde
glasdieren, heerlijke kunstvormen der natuur, in doorschijnendheid
soms wedijverend met Venetiaansch kristal. Een Venusgordel zweeft
voorbij met parelmoerkleurige trilhaartjes, gevolgd door een keten
van Salpen, wier hart men door den lichaamswand ziet kloppen; een
opaalkleurige kwal sleept, zich rhythmisch samentrekkend, haar fijne
neteldraden zwierig achter zich aan. De uiterst teere bewoners van
deze afdeeling moeten helaas dikwijls door nieuwe vervangen worden,
daar zij spoedig beschadigd worden of sterven.

Thans hebben wij slechts een klein gedeelte gezien van het eigenlijke
zoölogisch station, want op de bovenverdiepingen zijn de talrijke
laboratoriën. In het midden is de bibliotheek, één der volledigste
op dierkundig gebied in de geheele wereld. De wanden zijn versierd
met schoone fresco's van Von Marees, Italiaansche landschappen en
zeegezichten met bronskleurige visschers in hun zwaar bedrijf.

Van alle landen komen de dierkundigen hier de rijke fauna van de
Golf bestudeeren, de zeedieren van het zuidelijke klimaat, van zand-
en rotsbodem, van diepzee en strand.

De Nederlandsche regeering beschikt hier over een werktafel, die
zij van tijd tot tijd met boven allen lof verheven mildheid aan een
dierkundige ter beschikking stelt.

Maar genoeg hierover. Wij kunnen echter nog geen afscheid van het
Aquarium nemen zonder een bezoek gebracht te hebben aan de osteria
van Vicenzo Bifulco in de Via del Molo, een der nauwe trapsteegjes
der Via Roma. Het is bijna een krot, waar tal van werklieden achter
een glas wijn de politiek zitten te bespreken. Het binnentreden van
vreemdelingen baart allerminst opzien; de oude Vicenzo weet wel dat
zijn zaak in Baedeker met een sterretje wordt vermeld. De wijn kost er
bijna niets en is er voortreffelijk. Maar het vreemdelingenboek trekt
het meest onze belangstelling, want de inhoud is zeer merkwaardig. Ge
leest er ontboezemingen en handteekeningen van groote dierkundigen
tusschen de zotste parodieën op de wetenschap, afbeeldingen van de
zonderlingste diervormen, die in gegist druivensap kunnen ontstaan,
maar nergens op onze planeet te vinden zijn. En al bladerend lezen
wij met instemming een variatie op de eerste regels der Divina Comedia:


	Midden op den weg onzes levens
	Bevond ik mij....... in een goede herberg.


_De Golf van Pozzuoli_. Dwars door den hoogen bergrug, die in den Capo
Posilippo uitloopt vormt een tunnel (de Grotta nuova) de verbinding
tusschen de beide Golven, die van Napels en Pozzuoli. Een breede
verkeersweg voor wagens tusschen het tramspoor en een voetpad wordt
schamel verlicht door enkele electrische booglampen. Het wagengeratel
weerklinkt zóó intens onder het gewelf, dat men elkaar nauwelijks kan
verstaan. Aan het uiteinde van den tunnel ligt het gehucht Fuorigrotta
("buiten de grot") in denzelfden stijl of liever even stijlloos
gebouwd als Napels. Het is alsof de huizen van de stad Napels tegen
den Posilippo opgedrongen, door de grot heen naar buiten zijn gepuild,
om een rustiger bestaan te leiden aan de Golf van Pozzuoli. Stil
is het hier nog niet; men struikelt er bijna over de kinderen, daar
de meeste gezinnen er een 6 à 8 tellen. Maar geen nood, zooals hun
ouders hen hier overal vertroetelen, hen op armen en schouders dragen,
hen voortdurend kussen, zelfs als ze ondeugend zijn, zoo ziet men
het weinig elders; en een schotel maccaroni is er nog wel voor ieder
kind. Zelfs vindt men te Napels in kinderrijke gezinnen nog dikwijls
aangenomen kinderen. En in de laatste rampvolle dagen van Calabrië en
Messina zijn weer voorbeelden te over, hoe zelfs arme soldaten zich
het lot van de ouderlooze kinderen aantrekken. Soms als een kind in een
Napolitaansch gezin sterft, wordt in het vondelingenhuis door de ouders
een plaatsvervanger gezocht, die onder den naam van figlio(a) della
Madonna zijn pleegouders, zooals zij gelooven, geluk zal aanbrengen.

's Morgens vroeg komen de oudere meisjes uit Fuorigrotta naar de
stad om in de fabrieken te werken. De Villa Nazionale biedt dan een
bijzonderen aanblik met al die vroolijke groepjes. Zie ze daar gaan
in druk gesprek, blootshoofds, een enkele bloem soms in de blouse
gestoken, in hagelwitte zindelijke japonnetjes, en coquet den waaier
bewegend. Vele dragen haar badcostuum in een matje gerold bij zich om,
vóór zij aan den arbeid gaan, eerst nog een poosje bij Santa Lucia
te zwemmen.

Van Fuorigrotta voert een lange stoffige weg door de Phlegreïsche
Velden naar Bagnoli en verder langs de klippen naar Pozzuoli, een
verkleinde uitgave van Napels. Maar hier staat alle arbeid, alle
handel stil. De armoede viert hier hoogtij. Alles, groot en klein,
dringt zich aan den vreemdeling op, om hem als gids te dienen. In
koor roepen zij u de bezienswaardigheden toe, zij houden u gezelschap
terwijl ge door de straten dwaalt, kortom ge geniet hier plotseling
een ongewenschte populariteit. Een opgeschoten jongen op bloote voeten
onder ons gevolg had het hoogste woord: "La Solfatara, l'Anfiteatro,
il Serapeo" hij zou ons er voor 2 lire heen geleiden. Maar ziende,
dat hij geen succes had, begon hij zelf af te dingen, 1 lire, 1/2
lire, ten slotte voor 2 soldi. Toen wij hem eindelijk vroegen, ons
voor dien prijs bij een guardia municipale [7] te brengen, was hij
als weggeblazen.

Er valt niets rustig te bekijken. Want al jaagt de custos uw gevolg
weg, het is slechts om zelf des te ongestoorder om "maccaroni"
te vragen.

Het Serapeum is de bouwval van een oude markthal, de custode
beschrijft het echter als een tempel van Serapis. Drie zuilen trekken
er terstond uw aandacht, en niet zonder reden. Zij staan met de
basis in het water en op manshoogte, bij allen op de zelfde plaats
boven de wateroppervlakte, vertoonen zij de bekende ronde gaten van
boorschelpen, m.a.w. er is een tijd geweest, dat dit gedeelte der
zuilen zich vroeger onder den zeespiegel bevond. De vulkanische
bodem rijst en daalt er nog steeds, al zijn de verschillen thans
slechts gering. Geregeld wordt dit van staatswege gemeten. Rondom
den bouwval zijn kleine huisjes ingericht tot kostelooze zwavelbaden
voor het volk. Wij bevinden ons hier midden in een streek, waar
het vulkanisme menschelijkerwijs gesproken in zijn laatste stadium
is. Vooral de Solfatara geeft daarvan getuigenis, een vulkaan in zijn
laatste stuiptrekkingen. Wie het heerlijke panorama van het klooster
Camaldoli gadeslaat, zal Pozzuoli omringd zien van een groote menigte
kraters, ronde gaten, waarvan de bodem en wanden thans met liefelijke
wijngaarden begroeid zijn. Zóó moet de Vesuvius er uitgezien hebben
vóór de uitbarsting die Pompeï verwoestte.

Onder al die kraters is de Solfatara de eenige, die er doodsch en
dor uitziet; de wanden zijn geel gekleurd door zwavel en asch. Van
Pozzuoli uit bereikt men haar na een half uurtje wandelens bergopwaarts
tusschen de wingerden. Na onze lire geofferd te hebben treden wij
binnen. Tal van "geautoriseerde" gidsen dringen zich weer aan ons
op. Zij beloven ons belangwekkende proeven te vertoonen en voorspellen
ons groote gevaren zonder hun geleide. Dit alles doet ons besluiten,
ons de medewerking van een gids te verzekeren, na eenig gekibbel over
den prijs.

De bodem van den krater, waarover wij loopen is klaarblijkelijk van
gestolde lava. Sommige gedeelten, waar nieuwe gaten zijn ontstaan,
worden omgeven door bosjes verdroogde planten en doen u, ondanks de
hitte, denken aan de wakken van onze Hollandsche ijsvlakten. De bodem
klinkt er hol, wanneer gij een grooten steen neerwerpt. Uit de gaten
(fumaroli) stijgen fluitend allerlei gassen op. Met een fakkel steekt
de gids deze in brand en tot op grooten afstand om u heen bollen
thans zware witte rookwolken omhoog; slechts zoolang de brandbare
voorraad gassen strekt. Aan den rand van de Solfatara is een opening,
de bocca grande [8] waar de gassen met zulk een kracht doorbreken, dat
de fijne asch een borrelend geluid maakt als van kokend water. Wanneer
de Vesuvius in werking is, houdt dit op, om weer te beginnen als de
Vesuvius tot kalmte is gekomen; wel een bewijs, dat beide vulkanen
onder den grond met elkaar in verbinding staan. De gids raapt tal
van veelkleurige steenen op en radbraakt een menigte scheikundige
benamingen, voor iedere kleur een andere. Ik geloof, als het radium
tot hem doorgedrongen was, dat hij het u hier zou aanwijzen. Als
aandenken wikkelt hij u een paar steenen in een stukje krantenpapier
met de verzekering dat het arsenicum is, een hoeveelheid groot genoeg
om geheel Napels te vergiftigen.

Hier wordt de van ouds beroemde Pozzolaansche aarde gewonnen, een
cement, dat de oude Romeinsche bouwwerken zoo goed voor ons bewaard
heeft. Ook thans nog wordt deze zwartgrijze bouwstof in Napels veel
gebruikt.

Het Amphitheater is voortreffelijk bewaard. Het gebouw heeft den vorm
van een ellips, wier langste as ruim 190 M. lang is en de kortste
as ± 144 M. Vooral treffen ons de groote onderaardsche ruimten, die
hun licht ontvangen door groote vierkante gaten in de Arena. In de
hallen onder de schuinoploopende zitplaatsen zijn groote stallen. Eén
dezer is in een kapel herschapen gewijd aan St. Januarius (S. Gennaro)
die hier den marteldood vond en wiens bloed nog ieder jaar te Napels
aan de kook raakt.

In de Arena hadden onder keizer Nero beroemde gladiatorengevechten
plaats, waarbij Nero zelf in het strijdperk trad. De grootste
attractie van het theater moeten wel de zeegevechten geweest zijn,
als de Arena door lange buizen met water gevuld werd. Maar steeds
weer nieuw en vol bekoring is het uitzicht, boven van de zitplaatsen,
over de golf van Baia en kaap Miseno. Dat men hier nog oog kon hebben
voor barbaarsche gevechten te midden van dit natuurschoon!

_Paestum_. Voor een bezoek naar Paestum, het Posidonia der Ouden,
nemen wij den trein die om 8 uur 's morgens uit Napels vertrekt. Dicht
langs den zeeoever, door diepe kloven van de lavastroomen aan den voet
van den Vesuvius, langs Pompeï, en dan door het nauwe groene dal van
Cava dei Tirreni naar Salerno. Al is het een treno direttissimo, toch
gaan wij niet snel. Het is merkwaardig, in hoeveel schakeeringen het
tempo van den trein is omschreven. Van treno direttissimo, neemt de
snelheid af tot treno diretto, dan accelerato (versneld) tot eindelijk
den treno omnibus, die als een slak voortkruipt, en in de meening
verkeert, dat ge aan ieder klein huisje langs den weg het middagmaal
gebruiken zult en iederen boom en hekje nauwkeurig wilt opnemen.

Bij Salerno heeft de trein juist het dal verlaten. Plotseling wordt nu
de kust vlak, het gebergte is ver op den achtergrond teruggeweken. Nu
gaat het gedurende 1 1/2 uur door een eenzame verlaten vlakte;
hier en daar een eucalyptusboom met hangende bladeren, een moeras,
een geel maisveld, vlakten met grijs-groene Affodillen (het voedsel
der afgestorvenen in de onderwereld [9]) en stekelige Acanthus,
wier bladeren het prachtig motief vormden voor de Corinthische
kapiteelen. In de eenzaamheid verschijnen soms plotseling groote
kudden van zwarte buffels met hoogen, bultigen rug. Slechts zelden
een armoedig huisje, de vensters afgesloten door dun muskietengaas;
boven de deur twee koehoorns ter afwering van het booze oog en--groote
goden!--van dieven.

Eindelijk zijn wij in Paestum; het station bestaat slechts uit een
klein huisje, ook weer door gaas aan alle kanten afgesloten. Eenige
honderden schreden, en wij treden door de Sirenenpoort den stadsmuur
binnen, die opgebouwd is uit vierkante steenblokken zonder kalk. Maar
wij vinden binnen deze muren geen levendig verkeer, geen wagengeratel,
geen kooplui die er hun waren aanprijzen. In de 6e eeuw v. Chr. was
hier een bloeiende stad. Maar langzaam kwam de moordende malaria
haar muren binnengeslopen. De bevolking trok zich meer en meer in het
verre gebergte terug en thans staat er nog een enkel arm boerderijtje,
welks bewoners ternauwernood aan de gevreesde koortsen ontkomen.

Van de vroegere grootheid zijn er nog enkele getuigen, drie statige
tempels; de grootste is de tempel van Neptunus (Poseidon), daarnaast
de Basilika en op eenigen afstand de Cerestempel. Over hen zijn 25
eeuwen heengegaan, de eeuwen van Romeinschen bloei, van ontstaan
van het Christendom, van den riddertijd, van de groote revoluties en
veldslagen. Gij gevoelt u hier in een gewijde sfeer en met eerbied
nadert ge den trotschen Neptunustempel, na het Parthenon te Athene
het schoonste Grieksche bouwwerk. Een goudgele soort kalksteen vormt
de grondstof. Uit reusachtige blokken zijn de zuilen opgebouwd, slank
van vorm, van onderen breed, van boven smal. Op de platte Dorische
kapiteelen rusten de daklijsten en vóór en achter een driehoekig
fries. Kijkt ge in den tempel naar boven, dan ziet ge als dak den
helderblauwen hemel. Van het geheel gaat een onbeschrijfelijke bekoring
en stemming uit. Bij onze nadering vliegt een zwerm raven, in hun rust
gestoord, onder luid gekras weg en is weldra verdwenen. Hier en daar
kronkelt zich een slangetje of hagedisje met ritselend geluid tusschen
de geschroeide planten om zich snel te verschuilen. Voor den tempel
ligt de basis van een altaar. Ge ziet in uw verbeelding het volk er
voor verzameld; de priesters in lange slepende gewaden brengen een
offerande en de zwarte rook kronkelt langs den tempelgevel omhoog
ter eere van Poseidon, den zeegod, die in de nabijheid is.

Maar thans niets meer van dat alles. Een paar boerenkindertjes zijn
genaderd, armoedig gekleed. Ge kunt de malarialijdertjes onder hen
aanwijzen, met hun blauw-witte gelaatstint en hun koude rillingen in
de gloeiende zon. "Wel kleine meid, waar is je vader?"--"In Amerika,
signore."--"En je moeder?"--"Moeder ligt langen tijd te bed met
koorts."--"En wie werkt er nu voor den kost?"--"Mijn broer van 15
jaar, maar hij heeft ook de koorts." Het kind zelf droeg polsmofjes
als voorbehoedmiddel tegen de ziekte. Maar vroolijk en opgeruimd
waren ze toch allen, die jongens en meisjes van 5 tot 13 jaar.

Nadat zij ons een weinig door den meegebrachten mondvoorraad hadden
heengeholpen steeg hun vroolijkheid tot uitgelatenheid. Ongevraagd
begon een kleine broekeman de tarentella te dansen, eerst een beetje
ingehouden, maar daarna zich met volle aandacht inspannend. De
golvende bewegingen van het lenige ventje, het knippen met de vingers
boven het hoofd, riepen voor mijn gedachten het bronzen beeldje van
den dansenden faun uit Pompeï; zou een zijner voorouders dit den
onbekenden kunstenaar geïnspireerd hebben? Heerlijk land, waar nog
steeds de modellen van kunstwerken uit de oudheid te vinden zijn,
een blinde bedelaar met den kop van een Homerus, een jonge vrouw met
het strenge profiel van Pallas Athene onder een helm van blonde haren,
een boer met den ruigen puntbaard en de grove trekken van een satyr,
een visschersjongen met de voeten van den Apollo van Belvedere,
een marskramer het evenbeeld van den Seneca uit het Nationaal-museum.

Wij moeten thans Paestum verlaten, want hoe betooverend het
schouwspel ook moge zijn, als de zon achter de stille tempels in
zee wegduikt,--dan is het er gevaarlijk in de schemering, wanneer de
malariamuggen op roof uitgaan en u dreigend om de ooren gonzen.

De reis gaat terug met een treno omnibus. In een klein stadje stapt
een escorte zwaar geboeide gevangenen in (het was Zondag) onder
geleide van eenige carabinieri. Ternauwernood kunnen de eerste bij hun
boeien nog den mondvoorraad dragen, bestaande uit een flesch wijn,
een stuk brood, een tros druiven en wat vijgen, alles in een doek
tot een bundeltje geknoopt.

Na 5 uur sporens komen wij te Napels terug, diep onder den indruk
van het geziene en onder een laag stof, die ons zwarte kringen om
neus en oogen teekent.



AANTEEKENINGEN


[1] Geheim misdadig genootschap.

[2] Witte avond.

[3] Zwarte avond.

[4] Mijnheer, gooi een stuiver in zee.

[5] Geheel goud, mijnheer.

[6] Grant, Stories of Naples and the Camorra.

[7] Politieagent.

[8] Groote mond.

[9] Homerus.





*** End of this LibraryBlog Digital Book "Schetsen uit Napels en Omgeving - De Aarde en haar Volken, 1909" ***

Copyright 2023 LibraryBlog. All rights reserved.



Home