Home
  By Author [ A  B  C  D  E  F  G  H  I  J  K  L  M  N  O  P  Q  R  S  T  U  V  W  X  Y  Z |  Other Symbols ]
  By Title [ A  B  C  D  E  F  G  H  I  J  K  L  M  N  O  P  Q  R  S  T  U  V  W  X  Y  Z |  Other Symbols ]
  By Language
all Classics books content using ISYS

Download this book: [ ASCII | HTML | PDF ]

Look for this book on Amazon


We have new books nearly every day.
If you would like a news letter once a week or once a month
fill out this form and we will give you a summary of the books for that week or month by email.

Title: De vrouw en de vredesbeweging in verband met het vrouwenkiesrecht
Author: Jacobs, Aletta H. (Aletta Henriette), 1854-1929
Language: Dutch
As this book started as an ASCII text book there are no pictures available.


*** Start of this LibraryBlog Digital Book "De vrouw en de vredesbeweging in verband met het vrouwenkiesrecht" ***


                                                         Prijs f 0.10



               DE VROUW EN DE VREDESBEWEGING IN VERBAND
                       MET HET VROUWENKIESRECHT

                                 door

                          Dr. ALETTA JACOBS


Overdruk uit het Verslag van het Nationaal Congres van het
Nederlandsch Comité van Vrouwen voor Duurzamen Vrede. (Den Haag 28-29
April 1917)

                            *  *  *  *  *


  6e uitgave van het Nederl. Comité van Vrouwen voor Duurzamen Vrede
                           September 1917.


                            *  *  *  *  *



_Dagelijksch Bestuur van het Internationaal Comité
van Vrouwen voor Duurzamen Vrede:_

Jane Addams,
  _Chairman_.

Dr. Aletta Jacobs,
  _First Vice Chairman_.

Chrystal Macmillian,
  _Secretary_.

Rosa Manus,
  _Assistant Secretary and treasurer pro tem_.

Centraal Bureau,
  Heerengracht 627, Amsterdam.

Orgaan "Internationaal".


_Dagelijksch Bestuur van het Nederlandsch Comité van
Vrouwen voor Duurzamen Vrede:_


C. Ramondt-Hirschmann,
  _Presidente_.

Dr. Aletta Jacobs,
  _Vice-presidente_.

H. van Biema-Hijmans,
  _2e Vice-presidente_.

Annie L. Oppenheim,
  _Secretaresse_.
  Parkstraat 2, Den Haag.

L. Eschauzier-Pabst,
  _Penningmeesteresse_.

Rosa Manus.

W. van Itallie-van Embden.



             De Vrouw en de Vredesbeweging in verband met
                        het Vrouwenkiesrecht,

                                 DOOR

                        Mw. Dr. ALETTA JACOBS.

                 _(Overdruk uit het Congresverslag)._



Ik kan niet verhelen dat het geen gemakkelijke taak is, die ik heb
op mij genomen, om het nauw verband aan te toonen, dat bijna alle
strijdsters voor de politieke ontvoogding der vrouw voelen dat bestaat
tusschen "_duurzame vrede en vrouwenkiesrecht_".

Toen twee jaren geleden vrouwen uit zoovele verschillende landen hier
samen kwamen, met het doel een Internationaal protest te doen hooren
tegen dezen, elke beschrijving te boven gaanden gruwelijken oorlog,
en -- om als vrouwen middelen te beramen eene herhaling ervan te
voorkomen, -- toen was het opmerkelijk hoe al die vrouwen éénparig als
krachtigste en hechtste wapen in den strijd tegen den oorlog, _den
directen invloed der vrouwen op het staatsbestuur noemden_.

Daaraan is het dan ook te danken dat de eisch: "_invoering van
vrouwenkiesrecht in alle beschaafde landen_", naast die van
"_oplossing van internationale geschillen langs vreedzamen weg_", de
basis vormden van onze verdere besluiten op dat Congres.

Meer nog trof mij, bij ons, na afloop van dat Congres gebracht bezoek
aan regeeringspersonen van vele der oorlogvoerende en neutrale landen,
hoe ook vele van die regeeringspersonen diezelfde gedachte uitspraken,
dat ook zij in de toekomst der volken, met betrekking tot oorlog en
vrede, alléén heil verwachten van den zich uitbreidenden invloed der
vrouw op de regeeringsdaden.

Waarop berusten die verwachtingen, nu nog slechts enkele daden schijn
van bewijzen leveren?

Ik zal trachten hierop een antwoord te geven.

                            *  *  *  *  *

Die verwachtingen moeten haar oorsprong vinden in het verschil van
aard, van neigingen, van man en vrouw. Dit verschil openbaart zich
vooral in vraagstukken als die van Oorlog en Vrede.

Tengevolge van het verschil in functie bij het voortplantingsproces
zijn bij vrouw en man instinctmatig andere neigingen ontstaan,
neigingen, die zich bij den man vooral openbaren in strijdlust --
lust tot veroveren; -- bij de vrouw in zucht tot opbouwen, tot
conserveeren, tot behouden wat bestaat.

Wel is waar heeft in den loop der tijden, door den beschavingsinvloed,
dit verschil in instinctieve neigingen aan omvang en kracht verloren,
zoodat men nu in vele landen mannen vindt met in dit opzicht
vrouwelijke neigingen, maar dit verschil is nog niet genivelleerd en
wordt nog overal duidelijk waargenomen, wanneer wij ons, ter opsporing
ervan in beschaafde landen, wenden tot het kind, dat nog onberedeneerd
zijne neigingen vertoont.

Leerrijk is in dit opzicht het boek, door drie Duitsche geleerden
samengesteld, uit een reeks van gegevens, in 1915 bijeengegaard, uit
opstellen, teekeningen, brieven, gedichten enz., van een zeer groot
aantal scholieren, jongens en meisjes, van Duitsche scholen.

In dit boek, "_Jugendliches Seelenleben und Krieg_" wordt aangetoond,
welken invloed de oorlog op het kinderlijk gemoed uitoefent, welke
neigingen daardoor het sterkst naar buiten treden, hoe kinderen
op dezen sterk emotioneerenden invloed reageeren. En nu is het
opmerkelijk hoe in bijna alle gevallen het karakter van het werk, dat
door het kind geleverd werd, zijn geslacht verraadt. De strijdlustige
aard der jongens en de conserveerende, behoudende neigingen der
meisjes, uitten zich in bijna elk stuk arbeid. Dooden, verminken,
vernielen, verwoesten, waren de oorlogsidealen der jongens; verzorgen,
verplegen, opkweeken, de berustende uitingen der meisjes.

Niet uit gebrek aan vaderlandsliefde, nog minder uit lafhartigheid,
is de vrouw, sterker dan de man, gekant tegen den oorlog, -- maar uit
haar instinctieve eigenschappen welt bij haar het verzet tegen het ruw
geweld, dat roekeloos vernietigt, wat door haar, als draagster van het
ras, zoo moeizaam en pijnlijk werd voortgebracht. Haar levenstaak,
haar werk, wordt door oorlog meedoogenloos vernietigd. Haar verhouding
tot oorlog is dan ook een veel persoonlijker, dieper-ingrijpend,
inniger dan die van den man.

Naast den opbouw van het ras heeft de vrouw ten allen tijde de
verantwoordelijkheid gedragen voor de vorming van het gezinsleven en
de verzorging der familie, -- en het is juist deze drievoudige taak,
die door den oorlog het meest bedreigd wordt.

De oorlog rukt het gezin uiteen, brengt geestelijke en stoffelijke
ellende in het familieleven en verminkt en vernietigt het ras. Daarom
zal elke vrouw, die hare levenstaak begrijpt, in den oorlog haar
grootsten vijand zien. Wat wij vrouwen willen opbouwen, wil de oorlog
vernietigen.

Mannen hebben, vanaf de vroegste tijden, den oorlog vereerd en
verheerlijkt. Leest de geschiedenis door mannen geschreven. Veldslagen
en zeeslagen, overwinningen door geweld te land en ter zee, schenen
alleen waard aan de vergetelheid te worden ontrukt. In onze jeugd
leerden wij alleen helden vereeren op oorlogsgebied.

En hoe kon het ook anders? De wereld, waarin tot nu toe de man de
alléén-heerschappij voert, is in haar geheelen opzet op oorlog
gebaseerd. Elk land houdt er een leger en vloot op na. Elke regeering
verspilt elk jaar opnieuw een zeer groot deel van de opbrengsten
van het land aan _oorlogsuitgaven_. In elk parlement wordt elk jaar
opnieuw een lange periode van den nationalen tijd verbruikt om
_oorlogsmaatregelen_ te bespreken. En in elk land worden jaarlijks een
groot aantal jonge, krachtige mannen aan landbouw, nijverheid, studie
enz. onttrokken, (aan vreedzame en opbouwende werkzaamheden), om zich
te bekwamen in de vakken, die vernietiging, vermoorden, verwoesten,
ten doel hebben.

Is er een dwazer regeling van de maatschappelijke huishouding
denkbaar? Waar dat op uitloopt, waar zulk een wereldorde op
moest uitloopen, heeft deze zedelooze oorlog ons aanschouwelijk
gemaakt. _Deze oorlog is het resultaat van eene Staatkunde, die op
"mannen-inzicht-alléén" is gebaseerd._

Het was eene vrouw, _Bertha von Suttner_, die het eerst de volken
heeft toegeroepen "de Wapens Neder", beslecht Uwe geschillen door de
Rede, laat het Recht, niet de Macht zegevieren. En deze vrouw, die
haar geheele leven wijdde aan de verbreiding van hare _Vredesidealen_,
was er innig van overtuigd, dat deze idealen eerst in vervulling
zullen komen, wanneer de vrouw, naast den man en met hem, de macht
tot regeeren gegeven zal zijn. In haar strijd tegen den oorlog vergat
zij den strijd voor de politieke ontvoogding der vrouw niet. Toen zij
in September 1913, tijdens de Vredesconferenties in ons land, in eene
vergadering van de Vereeniging voor Vrouwenkiesrecht te Amsterdam,
sprak, zeide zij o. m.:


"Gij, strijdsters voor vrouwenkiesrecht, gij zijt met Uwen strijd
reeds zooveel verder gevorderd dan ik en mijne geestverwanten, maar
ik benijd U daarom niet. Veeleer verheug ik mij daarover, omdat ik
weet, dat de vervulling mijner wenschen zal moeten wachten, tot Gij
de Uwe bereikt hebt".


Er bestaat een veel nauwer verband dan velen beseffen, tusschen "het
voeren van oorlogen" en "het houden der vrouwen in een onderworpen
toestand". Beide zijn een gevolg van oude begrippen omtrent _Macht en
Recht_. Wie de _Macht_ heeft een ander aan zich ondergeschikt te
maken, zou daartoe ook het _Recht_ hebben, dit is het begrip, dat
ten grondslag ligt aan oorlog, doch ook aan het in ondergeschikten
toestand houden der vrouw.

Waar de menschheid de intellectueele hoogte bereikt heeft om te kunnen
inzien, dat mannen en vrouwen beide, en in gelijke mate, het recht
hebben aan den opbouw der wereldorde mede te werken, en dat inzicht
in toepassing brengen, daar toonen de mannen _Recht_ boven _Macht_ te
kunnen stellen, daar zijn zij rijp om vruchtbaar mede te werken tot
behoud van een duurzamen vrede. Waar dit hooger menschelijk standpunt
door de mannen nog niet bereikt is, waar zij nog meenen aan hun Macht
het Recht te mogen ontleenen, de vrouw aan den man ondergeschikt te
houden, daar kan men ook aan hunne vredesuitingen geen waarde hechten.

Dat vrouwen tegenover oorlogen anders staan dan mannen, wordt
opvallend aangetoond in de geschriften over dit onderwerp. Heel
algemeen uitgedrukt zou men kunnen zeggen, de mannen beschouwen den
oorlog voornamelijk uit een economisch oogpunt, bij de vrouwen treden
hoofdzakelijk de rasbelangen op den voorgrond. De mannen berekenen de
vóór- en nadeelen van den oorlog vooral naar de finantieele gevolgen.
De materieele oorlogskosten, het verlies of de winst voor den
nationalen handel de vóór- of achteruitgang der industrie, en
dergelijke zaken komen het eerst in aanmerking. Leest men zoo nu en
dan nog eens beschouwingen over oorlogen uit de laatste jaren, dan
is het treffend, hoe goed men heeft uitgerekend hoeveel deze of gene
oorlog heeft gekost aan geld, en hoe men heeft uitgerekend of de
winsten wel hebben beantwoord aan de kosten.

Maar het menschenwee dat zij hebben veroorzaakt, het aantal levens dat
er door verloren ging, hoevele mannen voor hun verder leven verminkt
waren, hoevele met geschokte zenuwen en ondermijnde gezondheid verder
moesten leven, vindt men niet vermeld. Ook wordt nergens melding
gemaakt van de tallooze moeders, die gedurende en kort na den oorlog
kinderen ter wereld brachten, die geen levensvatbaarheid bezaten,
of zwaar erfelijk belast ter wereld kwamen, en nog tallooze andere
schadeposten aan het ras toegebracht.

Want in den oorlog geldt niet de natuurwet, waarbij in den strijd
om het bestaan de zwakken ondergaan; integendeel, de lichamelijk
sterke, jonge, gezonde man wordt vernietigd en het geslacht moet jaren
achtereen in hoofdzaak door de lichamelijk zwakken en geestelijk
minderwaardigen worden voortgeplant.

Dit -- en alles wat hiermede samenhangt -- treedt bij de beoordeeling
van den oorlog bij vrouwen op den voorgrond.

Dat dit geen "graue theorie" maar werkelijkheid is, dat hebben de
vrouwen in Australië het vorige jaar bewezen. Toen daar de "Algemeene
Dienstplicht" aan een referendum werd onderworpen, om het Moederland
met een groot leger Australische jonge mannen te hulp te komen,
toen hebben de vrouwen van haar kiesrecht gebruik gemaakt om dien
dienstplicht af te stemmen. De Australische vrouwen hebben bij die
gelegenheid verklaard,


"dat zij evengoed als de mannen de belangen van het land hebben
overwogen, dat zij even vaderlandslievend zijn als de mannen, en dat
zij ook even gaarne bereid zijn elk offer te brengen, dat noodig is
in het waarachtig belang van het land".


Maar bij de kwestie van den dienstplicht hebben zij zich de vraag
gesteld:


"is het in het belang van een land een oorlog te winnen door
overmacht van een groot leger en eene goede strategie, wanneer
zelfs het overwinnend land na afloop van den oorlog achteruit gaat,
tengevolge van het groote verlies aan jonge, krachtige menschen,
door ziekte en ontaarding der terugkeerende militairen, waardoor de
geheele bevolking wordt geïnfecteerd en door het verloren gegane
begrip van recht en eerlijkheid?"


Deze vraag hebben zij ontkennend beantwoord, beinvloed als zij waren
door den treurigen lichamelijken en geestelijken toestand waarin een
groot deel der uit Egypte teruggekeerde militairen verkeerden, die
daar aan den oorlog hadden deelgenomen. En dáárom hebben zij _tegen_
dienstplicht gestemd.

Hoe belangrijk ook de economische zijde van het oorlogsvraagstuk is,
de rasbelangen daarbij betrokken, doen in geen geval voor het
economisch belang onder. En waar de vrouwen vooral de rasbelangen ter
harte gaan, deze ook beter kennen en begrijpen dan de mannen, daar
is het ontegenzeggelijk in het belang der geheele wereld, dat bij
zulke allergewichtigste vraagstukken, als die van oorlog en vrede, het
inzicht van man èn vrouw beide tot uiting komt en aan beider stem een
evengroote waarde wordt toegekend in de regeeringslichamen.

Zonder vrouwenkiesrecht hebben de vrouwen niets in te brengen, wanneer
in een land over oorlog en vrede beslist wordt en toch zijn zij het,
die in de eerste plaats de kosten en de lasten van den oorlog hebben
te dragen en die de eerste en voornaamste oorlogsbenoodigdheden hebben
te leveren, benoodigdheden zonder welke geen oorlog mogelijk is.

Toen de groote teekenaar van dezen tijd, de sedert den oorlog
wereldberoemd geworden heer _Raemaekers_ in beeld wilde brengen,
"_wie de rekening van den oorlog betalen_", toen schetste hij in drie
teekeningen:

             "_de Moeders, de Weduwen, en de Kinderen_".

Het waren vrouwen, oud en jong, vrouwen uit alle rangen en standen der
maatschappij, die hij ons voor oogen bracht. Op haar drukken inderdaad
de lasten van den oorlog in de eerste plaats.

Alles wat de mannen bijdragen aan oorlogsbenoodigdheden kan vervangen
worden door andere middelen en is ook in den loop der tijden
herhaaldelijk gewijzigd, maar wat de vrouwen aan den oorlog hebben te
leveren, dat deel is in den loop der tijden alleen grooter geworden,
is in aantal toegenomen, maar is nooit gewijzigd. Zij, de vrouwen,
moeten de mannen leveren, zonder welke geen oorlog mogelijk is.

Al de kostbare menschenlevens, die in den oorlog zoo roekeloos worden
opgeofferd, moeten door de vrouwen opnieuw worden voortgebracht.
Nog gedurende dezen oorlog, worden in alle oorlogvoerende landen de
vrouwen reeds aangespoord veel nieuw menschenmateriaal te leveren,
opdat toch het land bij een volgenden oorlog niet in krachten bij
andere landen zal achterstaan. De vrouw, die nu de meeste kinderen
voortbrengt, wordt als de meest vaderlandslievende voorgesteld.

En nu wil ik hier een bladzijde aanhalen uit het boek van _Olive
Schreiner_ "_De Vrouw en de Oorlog_", omdat zij daarin beter dan ik
het zou kunnen, uiteenzet, waarom een vrouw, uit hoofde van haar
vrouw-zijn, er nooit toe zal overgaan voor een oorlog te stemmen, als
zij er niet onontkoombaar toe gedwongen wordt.


  "Het gebeurt wel eens dat in eene belegerde stad de manschappen
  standbeelden en marmeren beeldhouwwerk van openbare gebouwen en
  musea wegpakken en meeslepen om de gaten te stoppen, die door den
  vijand in hunne omwallingen gemaakt zijn, zonder daarbij na te
  denken; zij nemen die stukken omdat zij het meest voor de hand
  liggen, en zij er niet meer waarde aan hechten dan aan
  straatsteenen. Maar één man zal daaraan zeker nooit meedoen -- de
  beeldhouwer. Hij die, ofschoon er misschien geen werk van zijne
  handen bij is, nochtans weet wat elk van deze kunstwerken heeft
  gekost, die bij ondervinding kent de lange jaren van arbeid en
  studie en oneindige worsteling voor de vorming van soms slechts
  één arm of been, voor het snijden van de eene of andere gelukte
  buitenlijn, _hij_ zal zeker nimmer zijne handen uitsteken, om zulke
  kunstwerken zóó gedachteloos en zorgeloos te misbruiken. Hij zal
  instinctmatig huishoudgoed, zelfs goud en zilver, en al het andere
  wat de stad bevat, naar de omwallingen slepen, eer dan dat hij zijne
  handen naar zulke kunstwerken uitsteekt.

  Menschenlichamen zijn de kunstwerken van ons vrouwen. Hebben wij
  bestuursmacht verkregen, dan zullen wij ze niet zorgeloos laten
  vernietigen om de gaten te vullen in menschelijke verhoudingen, die
  door internationalen naijver en begeerigheid zijn ontstaan.
  Nooit zal de gedachte bij eene vrouw opkomen: "Stop het gat met
  menschenlichamen en beslis zoo de kwestie!"

  De vrouw, de moeder, die weet hoeveel angst en lijden en doodsgevaar
  elk nieuw menschenleven kost, zij zal, zonder onverbiddelijken
  noodzaak geen menschenleven opofferen, om menschelijke oneenigheden
  te regelen. Zij _zal_ niet, zij _kan_ niet medewerken om roekeloos
  levens te verwoesten, om daarmede geschillen tot oplossing te
  brengen. De vrouw _weet_ wat leven kost, en dat het gemakkelijker is
  het te vernietigen dan te scheppen. De vrouw kent de geschiedenis
  van het menschelijk lichaam, zij _kent_ de waarde ervan, de man
  niet.

  De dag, waarop de vrouw zal plaats nemen naast den man bij het
  vaststellen en regelen der buitenlandsche belangen van haar volk,
  zal ook de dag zijn waarop het doodvonnis zal worden uitgesproken
  over den oorlog, als middel om menschelijke geschillen te regelen.


Dit laatste gevoelen velen der strijdsters voor vrouwenkiesrecht
als eene zekerheid en het is daarom dat zij, wanneer straks na den
oorlog door de Mogendheden wordt beraadslaagd over middelen om tot een
duurzamen vrede te komen, zij er met kracht op zullen aandringen, dat
internationaal wordt vastgesteld "_invoering van vrouwenkiesrecht in
alle beschaafde landen_".

                            *  *  *  *  *

Maar ook nog op andere, dan de genoemde wijze, drukken de lasten van
den oorlog het zwaarst op de vrouwen van het land en zijn zij het, die
aan den oorlog de grootste offers moeten brengen.

Meen niet, dat ik er een oogenblik aan denk, het groote offer te
onderschatten, dat diegene onder de mannen brengen, die, hetzij uit
vrijen wil, hetzij omdat zij door dienstplicht er toe gedwongen
worden, huis en haard, en allen die hun lief en dierbaar zijn,
verlaten en naar de grenzen gaan, om daar, dikwijls met opoffering van
hun jong leven, en bijna altijd met inboeting van hunne gezondheid,
het land als militair te dienen. Het ontzaglijk lijden van de gewonden
op het slagveld, de groote ontberingen gedurende den strijd, de
vreeselijke gemoedstoestand van zoovele fijner bewerktuigde geesten,
die in vredestijd geen vlieg zouden kwaad doen, doch die dan gedreven
worden het zwaard te steken in de borst van iemand, die hun nooit
eenig leed deed, en wiens trouwhartige oogen hen eerder met medegevoel
dan met haat bezielen; -- al deze verschrikkelijkheden, die de jonge
mannen in den oorlog ondervinden -- ik weeg ze, geloof mij, zwaar
genoeg.

Maar met het lijden en de offers, die de vrouwen en moeders in zulke
tijden brengen, kunnen zij niet in vergelijking komen.

Voor de vrouwen geen afwisseling in de eentonige sleur van het
dagelijksche leven, waarin zij haar doodelijken angst voor haar
strijdende geliefden moeten onderdrukken; voor de vrouwen geen
vreugde na eene overwinning; geen bevordering in rang; geen eere- of
ordeteekens na een moedig gedrag; geen muziek, geen heldenvereering,
geen geestvervoering; voor haar slechts leed en lijden.

Stel U een oogenblik de radelooze angst voor den geest, waarin de
vrouwen verkeeren dag-in, dag-uit, in de slapelooze nachten elk uur,
elke minuut, om man, zoon of verloofde; probeer eens U te verplaatsen
in den gemoedstoestand dier vrouwen, als zij 's avonds in de koude
lijst van namen der gedooden, gewonden of vermisten, den naam vinden
van hem, die haar zoo dierbaar was. Dan is voor den gesneuvelde het
lijden uit, voor de arme vrouwen vangt het dan eerst recht aan.

Weg is dan de knappe, sterke jonge man, die de moeder met zooveel
liefde groot bracht, die haar trots was, of haar steun in het leven;
al haar moeite, al hare zorgen, al hare offers voor zijn leven, voor
zijn toekomst, -- zoo gaarne gebracht, -- zij hebben slechts gestrekt
om het slagveld één offer meer te brengen.

Op de weduwe drukt dan verder, in haar zonloos voortbestaan, het volle
gewicht van voor hare kinderen Vader en Moeder beide te moeten zijn.
Naast haar taak als huishoudster en moeder, wacht haar voortaan ook de
taak van kostwinster. En dat voor duizende en duizende weduwen, die
voor zulk een drievoudige taak niet waren opgevoed.

En denk ook eens aan die tallooze schare jonge, bloeiende meisjes,
bestemd en geschikt om gelukkige moeders te worden, en die nu moeten
voortleven, zonder ooit het geluk van het huwelijk en de vreugde van
het moederschap te hebben gekend, omdat de jonge mannen, met wie ze
zich hadden moeten verbinden, door den oorlog zijn weggerukt.

Zwaar is het lijden van de mannen in den oorlog, maar zwaarder,
heviger en van oneindig langeren duur is het lijden der vrouwen in de
oorlogvoerende landen. Is het dan te verwonderen dat de vrouw, sterker
dan de man, instinctief weerstand zal bieden aan elke poging om een
land in oorlog te brengen?

Zeg niet, als gij mij wilt tegenspreken, dat in oorlogvoerende landen
de vrouwen dikwijls nog oorlogszuchtiger zijn dan de mannen; dat zij
haatdragender, wilder, woester soms tegen den vijand optreden, ja, dat
zij hare zonen met liefde offeren ten behoeve van het land.

Vergeet toch niet, zoodra in een land een oorlog is uitgebroken, dat
er dan andere invloeden werken. Geen land zou het volk bereid vinden
voor een oorlog te stemmen, als het openlijk offensief ten oorlog
ging. Elk oorlogvoerend land moet zijn volk in den waan brengen dat
het ter zelfverdediging, of ter verdediging van een of ander grootsch
beginsel het zwaard moet trekken. Als het volk de naakte waarheid
omtrent den oorlog zou kennen, het zou moeilijk tot den oorlog te
bewegen zijn. "Aan elken oorlog ligt een leugen ten grondslag," zei
de groote Noor _Björnstjerne Björnson_. Geen enkele regeering vertelt
eerlijk en oprecht, waarom het een oorlog begon. Met leugens
blinddoekt men de massa.

Zoowel in Duitschland als in Frankrijk, in Oostenrijk als in Italië,
of in welk oorlogvoerend land ook, gelooven de menschen dat het land
ter zelfverdediging den strijd voert. En zij zijn daarvan zoo
heilig overtuigd, zoowel aan de eene als aan de andere zijde der
strijdvoerenden, dat die overtuiging door geen redeneering aan het
wankelen kan worden gebracht. Na den oorlog zullen de feiten misschien
licht brengen.

Maar bij een volk dat eenmaal in den oorlog is, openbaart zich de
moedernatuur op andere wijze. Dan ziet de vrouw in de zonen der
moeders aan gene zijde harer landsgrenzen, de vijanden van háár
kroost, die háár kinderen zullen dooden, als _zij_ niet gedood worden.
Om háár jong te beschermen, wil zij dan den vermeenden aanvaller tot
elken prijs vernietigen.

Zien wij dit niet duidelijk in de dierenwereld? Sla eens een beest met
jongen gade, wanneer er in de nabijheid van het nest gevaar dreigt.
Het zachtzinnigste dier wordt op zoo'n oogenblik een gevaarlijke
vijand, die brute eigenschappen vertoont, die het te voren niet bezat.

Zoo is het ook met de vrouw als haar land zich in oorlog bevindt. Uit
de wilde, woeste uitingen, die dan van velen harer vernomen worden,
uit haar hulpvaardigheid om oorlogsmaterialen te willen helpen maken,
spreekt haar angst voor haar kroost. Daaruit tot haar strijdlust, haar
moordlust te concludeeren, bewijst dat men den oorsprong ervan niet
heeft nagegaan.

Zéér goed wordt dit in de oorlogvoerende landen ingezien. Om de
vrouwen, b. v. in Engeland, aan te sporen in de munitiefabrieken te
komen werken, had men op vele der aanplakbiljetten, waarbij krachten
voor dit werk werden opgeroepen, in meer of minder bloemrijke taal,
gezet: "Elke bom méér beteekent een vijand gedood en een Engelschman
gered."

Zoo tracht men in oorlogvoerende landen de vrouwen te winnen om werk
te verrichten, waartegen anders haar gansche natuur in opstand zou
komen.

Hoewel het economisch vraagstuk, in verband met den oorlog en de
vrouw, morgen door eenige andere spreeksters behandeld zal worden, wil
ik er toch even op wijzen, dat ook de economische gevolgen van den
oorlog zeer zwaar op de schouders der vrouwen drukken. Een groot deel
van het productieve werk door mannen in vredestijd verricht, moet door
de vrouwen worden voortgezet, zoodra de mannen worden opgeroepen om
naar de grenzen te gaan.

Door haren productieven arbeid moeten, tijdens den duur van den
oorlog, de gezinnen en het geheele leger in leven worden gehouden.
Met de vrouwen als producenten, kunnen de landen zich in oorlogstijd
staande houden; zonder dit werk der vrouwen kan geen land langen tijd
oorlogvoeren. In oorlogstijd doen de vrouwen, wat sedert onheuglijke
tijden door de vrouwen steeds werd gedaan, in oorlogstijd nemen zij,
naast hare moedertaak, ook het opbouwende, productieve werk voor het
ras weder op zich. Ook in dit opzicht voert de oorlog ons tot de
oertijden terug.

Zeer duidelijk werd de invloed van de werkzaamheden der vrouwen
aangetoond in den oorlog tusschen Engeland en Zuid-Afrika. Toen Mrs.
_Chapman Cat_ en ik bij ons bezoek aan Zuid-Afrika, President _Steyn_
opzochten, werd ons door hem medegedeeld dat de vrouwen van
Zuid-Afrika in één jaar zooveel hadden geproduceerd dat niet alleen
de gezinnen, maar ook het geheele leger daar wel drie jaren op teren
konden. En dit niet alleen wat voedselvoorraad betrof, maar ook
kleeding en schoeisel, oorlogsbenoodigdheden, kortom alles wat het
leger noodig had.

Doch toen de Engelschen de voorraadschuren vernietigd hadden en de
vrouwen in concentratiekampen hadden ondergebracht, begrepen de boeren
dat langer volhouden van den oorlog onnoodig was, want dat nu hun
economische hulpbronnen waren uitgedroogd.

President _Steyn_ verklaarde dan ook dat het verlies van den oorlog
door Zuid-Afrika eenvoudig het gevolg is geweest van een oorlogstruc
van de zijde van Engeland. Het is niet geweest een militaire
overwinning van het volk, maar men heeft gewonnen door de vrouwen
het verder arbeiden voor de economische en militaire behoeften te
beletten. Nooit is dit misschien zoo duidelijk in het licht gekomen
dan toen in Zuid-Afrika, omdat alle strijdbare mannen aan den oorlog
deelnamen en alle vrouwen aan den productieven arbeid. Daarom is dit
verschijnsel dan misschien veel duidelijker aan te toonen dan in de
tegenwoordig oorlogvoerende landen.

Dat de vrouwen om al deze en nog vele ongenoemde redenen, niet alleen
het _recht_, maar ook de _plicht_ hebben, thans van alle
regeeringen te eischen, dat men haar medezeggingschap geeft in alle
regeeringszaken, lijkt mij aan geen twijfel meer onderhevig. Wij
moeten het in het vervolg in onze macht hebben, zulke catastrophen,
als wij nu beleven, te kunnen voorkomen.

Wij mogen niet langer gedoogen, dat men ons onder den druk der
politieke onmondigheid houdt, niet voor ons-zelf, niet voor de
veiligheid en het levensgeluk der kinderen, niet voor de belangen der
menschheid.

Door dezen oorlog zijn vele hardnekkige tegenstanders van
vrouwenkiesrecht tot voorstanders ervan bekeerd. En dat niet alleen
door het werk in de oorlogvoerende landen door vrouwen verricht,
maar meer nog doordat zij hebben leeren inzien, waartoe éénzijdig
mannen-inzicht in de regeeringslichamen leidt, ontegenzeggelijk leiden
móét.

Met _Israël Zangwill_, de bekende Engelsche schrijver en humorist,
roepen nu velen: "Ontwaakt, Parlementen, geef den vrouwen
medezeggenschap in het bestuur van het land. Een wereldorde,
opgebouwd op de grondslagen van mannen-inzicht-alléén, heeft ons in
dezen hel gebracht. Door den verzachtenden invloed der vrouwen zal
het mogelijk beter gaan; in slechter banen dan het wereldbestuur nu
is geleid, kan het niet".

Hoevele duizende vrouwen hebben in de bange dagen, die wij thans
doorleven, niet uitgeroepen: _Nooit, nooit meer zoo'n oorlog! Deze
oorlog moet de laatste zijn!_

Op al die vrouwen rust thans de plicht, voorzoover zij dat nog niet
hebben gedaan, zich te scharen in de rijen der strijdsters voor
vrouwenkiesrecht.

Als een krachtig aaneengesloten schare dienen de vrouwen van heel
de wereld thans haar deel op te eischen in het Wereldbestuur, opdat
straks, als de oorlogsfakkel is uitgedoofd, en getracht zal worden
Europa op nieuw op te bouwen, deze opbouw op een hechte vredesbasis
zal rusten.



         Uittreksel uit de Resoluties van het Internationaal
                         Congres van Vrouwen.

                 (Den Haag 28 April tot 1 Mei 1915).


Doel van het Internationaal Vrouwen-Comité voor Duurzamen Vrede.

 I. Te zorgen dat een Internationaal Congres van Vrouwen gehouden
wordt ter zelfder plaats en tegelijkertijd met de officieele
Conferentie, die de voorwaarden van het Vredesverdrag na den oorlog
zal vaststellen, met het doel aan deze Conferentie practische
voorstellen voor te leggen.

II. Organisaties te scheppen ter ondersteuning van de resoluties
aangenomen door het Internationaal Congres van Vrouwen in Den Haag in
1915.


Voorgestelde Nationale Comité's of Afdeelingen.

Het is wenschelijk, dat in ieder land een werkwijze wordt aangenomen
ter bevordering van het doel, dat het "Internationale Vrouwen-comité
voor een duurzamen Vrede" beoogt.

 I. Het zal waarschijnlijk noodig zijn een speciaal Comité te
vormen met het doel afgevaardigden te zenden naar het voorgenomen
Vrouwen-Congres, dat gehouden zal worden ter zelfder plaats en
tegelijkertijd met de officieele Conferentie, die de voorwaarden voor
het Vredesverdrag na den oorlog zal vaststellen.

II. Met het oog op de propaganda zal het wenschelijk zijn dat zich in
ieder land een Nationale Vereeniging constitueert waarvan leden kunnen
zijn, degenen die instemmen met:

a. de uitstrekking van het kiesrecht tot de vrouwen;
b. de oplossing van internationale geschillen langs vreedzamen weg;

en die over het algemeen instemmen met de door het Internationaal
Congres van Vrouwen aangenomen resoluties.

_Minimum-bijdrage voor het lidmaatschap van het Nederlandsch Comité f
0.50. Opgave bij de Secretares Mej. A. L. OPPENHEIM Parkstraat 2, Den
Haag._



Uitgaven van het Nederlandsch Comité van Vrouwen voor Duurzamen Vrede:



  I. _Voor en na den vrede_, door Dr. J. van den Bergh van
     Eysinga-Elias. Prijs f O.10.

 II. _In samenwerking ligt onze kracht_. Prijs f 0.05.

III. _De huidige oorlog in het licht der geschiedenis_, door
     Dr. J. van den Bergh van Eysinga-Elias. Prijs f 0.20.

 IV. _Na twee jaar_, door Mevr. H. van Biema-Hijmans. Prijs
     f 0.05.

  V. _Verslag van het nationaal congres van het nederlandsch
     comité van vrouwen voor duurzamen vrede_. Den Haag 28 en 29
     April 1917. Prijs f 1.50. Fr. p. post f 1.65.

 VI. _De vrouw en de vredesbeweging in verband met het
     vrouwenkiesrecht_, door Dr. Aletta Jacobs. (Overdruk
     uit het Congresverslag). Prijs f 0.10.

VII. _De vrouw en de vredesbeweging in verband met de
     ontwikkeling de wereldbeschouwing_, door Mr. Clara
     Wichmann. (Overdruk uit het Congresverslag). Prijs f 0.10.


Eveneens verkrijgbaar bij de Secretaresse, Mejuffrouw A. L.
Oppenheim, Parkstraat 2, 's-Gravenhage:


     _Aangenomen resoluties van het internationaal congres
     van vrouwen_. (Den Haag 28 April-1 Mei 1915).
     Prijs f 0.10.

     _Rapport internationaal congres van vrouwen_. (Den
     Haag, 28 April-1 Mei 1915). Prijs f 1.50. Fr. per post f 1.65.





*** End of this LibraryBlog Digital Book "De vrouw en de vredesbeweging in verband met het vrouwenkiesrecht" ***

Copyright 2023 LibraryBlog. All rights reserved.



Home