Home
  By Author [ A  B  C  D  E  F  G  H  I  J  K  L  M  N  O  P  Q  R  S  T  U  V  W  X  Y  Z |  Other Symbols ]
  By Title [ A  B  C  D  E  F  G  H  I  J  K  L  M  N  O  P  Q  R  S  T  U  V  W  X  Y  Z |  Other Symbols ]
  By Language
all Classics books content using ISYS

Download this book: [ ASCII | PDF ]

Look for this book on Amazon


We have new books nearly every day.
If you would like a news letter once a week or once a month
fill out this form and we will give you a summary of the books for that week or month by email.

Title: Langs den Congo tot Brazzaville - De Aarde en haar Volken, 1906
Author: Kloos, A.
Language: Dutch
As this book started as an ASCII text book there are no pictures available.


*** Start of this LibraryBlog Digital Book "Langs den Congo tot Brazzaville - De Aarde en haar Volken, 1906" ***


Langs den Congo tot Brazzaville.

Door A. KLOOS.


Na een voorspoedige reis over een bijkans spiegelgladde zee had de
_Albertville_, een der stoomschepen der Messageries Maritimes du Congo,
het anker laten vallen in de ruime, slechts door een smalle landtong
van den Oceaan gescheiden baai, door den machtigen Congostroom aan
zijne uitmonding gevormd.

Al dadelijk bij het invaren maakt de rivier een grootschen
indruk. Verscheidene K.M. breed, stuwt zij hare wateren, waarvan de
gele kleur reeds den geheelen dag vóór onze aankomst den aanblik
der zee veranderde, met groote snelheid en in ongelooflijke massa
voort. Hare dichtbegroeide, vèrwijkende oevers verliezen zich in
de oneindige verte; tot aan den horizon kunnen we stroomopwaarts de
wateroppervlakte overzien,--slechts plekken eenige kleine eilanden,
hier en daar verspreid, tegen de donkere kleur van het water of tegen
den helderblauwen hemel af.

In al zijn rustige schoonheid vertoont zich de machtige stroom aan ons
oog; niets dan een enkele kleine kano door rechtop staande inboorlingen
voortbewogen, verraadt ons de nabijheid van menschen. Geen geluid
dringt over die uitgestrektheid tot ons door, stil en indrukwekkend
ligt de Congo, zich badende in het verblindend witte, tropische
zonlicht, voor ons.

Alleen als we over de baai naar de landtong, die we straks bij het
binnenkomen omstoomden, terugblikken, zien we dat onze aankomst
opgemerkt werd.

Eenige sloepen, waarin ambtenaren van den Congostaat of
vertegenwoordigers van hier gevestigde Europeesche handelshuizen
gezeten zijn, bewegen zich over het water, en 't duurt niet lang
of de inzittenden haasten zich aan boord, om bij het afdoen hunner
zaken weer eens iets anders te zien dan hunne dagelijksche omgeving,
die op 't stukje grond, tusschen rivier en oceaan gelegen, dat hun
tot verblijfplaats dient, niet zeer afwisselend is; vooral ook,
om het nieuws te vernemen, dat elke stoomer uit Europa medebrengt.

De voor ons liggende landtong, Banana geheeten, vertoont ons, op
eenigen afstand gezien, een liefelijk beeld van rust en koelte;
wuivende palmen overschaduwen met hunne sierlijke, waaiervormige
bladerkronen eenige lage, witte huizen, die met hunne helderwitte
daken scherp tegen het donkere groen afsteken. Nadere kennismaking
met Banana echter valt niet mede, althans niet wat natuurschoon
betreft. Als we ons aan land begeven hebben zien we, dat de bodem
niet veel anders is dan het zandige zeestrand, en hoewel er palmen
in overvloed op groeien, is er van anderen plantengroei bijna geen
spoor te ontdekken. Aan zijn gunstige ligging heeft Banana het dan ook
slechts te danken, dat zich hier verscheidene blanken gevestigd hebben.

Allereerst zien we de groote factorij van het belangrijkste handelshuis
dat op den Congo handel drijft, het overal in het binnenland gevestigde
Hollandsche Huis, eene te Rotterdam bestaande vennootschap, die hier
haar hoofdkantoor voor Afrika heeft. Hare groote magazijnen, woningen
voor geëmployeerden, kantoor, werkplaatsen etc. nemen een groot deel
der oppervlakte in beslag. Al deze gebouwen zijn uitstekend onderhouden
en het geheel maakt aanstonds den indruk van groote orde en netheid;
het doet ons goed, boven deze groote vestiging onze vaderlandsche
driekleur te zien waaien.

Nog eenige Belgische en Fransche maatschappijen hebben hier hunne
factorijen, en meer landwaarts in ontwaren we de gebouwen van het
Gouvernement van den onafhankelijken Congostaat, kantoren voor
posterijen, voor douanedienst en dergelijke. Alle huizen zijn hier
laag, van klei opgetrokken en met houten daken gedekt; over 't algemeen
maken zij met hunne witgekalkte daken, die aan alle zijden een eind
over de muren heensteken, een aangenamen indruk.

Behalve visch, die in overvloed gevangen wordt, levert de streek
niets op, wat tot onderhoud der hier wonende blanken en zwarten
dienen kan. Bananen, de heerlijke, gezonde vrucht, die we op den
naam afgaande, hier zoeken zouden, zijn hier evenmin te vinden als
andere vrachten. De naam Banana is afgeleid van het inlandsche woord,
dat steenachtig beteekent.

Zelfs zoet water vindt men hier niet; het voor de bewoners benoodigde
moet uren ver per kano gehaald worden. De landtong is bovendien
zoo smal, dat bij sterken wind de golven van den Oceaan somtijds
hun water tot over de halve breedte van de strook land voortstuwen,
zoodat er dan zeewater aan de binnenzijde in de baai afvloeit.

Zijn gewicht voor den handel op den Congo ontleent Banana dan
ook slechts aan het feit, dat het is de eerste aanlegplaats der
schepen van over zee en het punt van waaruit massa's produkten van
het Congobekken verscheept worden naar Europa. Doch ons stoomschip
laat ons niet veel tijd ons hier lang op te houden; het maakt zich,
na de mail afgegeven en verdere formaliteiten vervuld te hebben,
gereed zijn weg rivieropwaarts te vervolgen.

Het is een tocht, rijk aan natuurschoon, dien we nu maken. De vaart
van onze boot wordt hier aanmerkelijk getemperd door den sterken
stroom en we hebben ruimschoots gelegenheid te genieten van de
telkens afwisselende tafereelen, die rivier en oevers aanbieden. De
weelderige plantengroei geeft aan de eilanden en boorden der rivier
overal het voorkomen van ondoordringbare, uit het water oprijzende
groene wallen. Nergens is een plekje gronds onbegroeid; van uit het
water rijst het groen op, onafgebroken tot in de kruinen der boomen;
zelfs het oog vermag niet meer dan enkele meters in die bosschen door
te dringen. Een enkele maal passeeren we eenige bijeenstaande huizen en
hutten, een handelsfactorij, gebouwd op een open plekje aan de rivier,
dicht omringd door het onmetelijke woud, dat van alle zijden als ter
herovering van dit gebied schijnt op te dringen.

Meestal vertelt ons de vlag, dat het een Hollandsche vestiging is.

Deze factorijen, die hier vroeger talrijker werden aangetroffen dan
tegenwoordig, zijn de plaatsen, waar de inboorlingen hunne waren:
ivoor, gom-elastiek, grondnoten en palmolie, tegen allerlei zaken
van hunne gading komen inruilen. Vroeger was de handel hier aan
den benedenloop der rivier zeer levendig, doch deze verplaatste
zich allengs meer naar "boven" naarmate de blanken, voortdurend
zoekende elkander de loef af te steken, telkens dieper landwaarts
indrongen. Tegenwoordig zijn het hoofdzakelijk grondnoten en palmolie,
die hier worden ingeruild, hoewel uit de streken, eenige dagen
(karavaandagen) van de kust af gelegen, ook nog wel gom-elastiek en
ivoor komen.

De belangrijke ivoor- en gom-elastiekhandel evenwel heeft hier zijn
tijd gehad; de groote neger-karavanen, die deze producten zeer diep
uit de binnenlanden naar de kust aanbrachten, worden hier niet meer
gezien; de streken, van waar deze karavanen kwamen, worden rusteloos
opgespoord door de handelshuizen, die zich, sedert het laatste
tiental jaren vooral, overal in het binnenland gevestigd hebben, en
de ruilhandel om deze voortbrengselen verlegde zich dientengevolge
duizenden K.M. meer oostwaarts.

Door een loods gevoerd, volgt onze boot overal den stroomdraad. Nu eens
tusschen talrijke eilandjes door, dan langs den eenen oever, dan weer
langs den anderen varende, somtijds de rivier over bijna de geheele
breedte dwars overstekende, vermijden we de vele zandbanken en rotsen,
die, gevoegd bij den snellen stroom, de vaart hier zoo moeilijk en
gevaarlijk maken. Na eindelijk de gevaarlijke Montèba-bank--de rivier
is hier slechts 15-20 voet diep en de boot stoot er op verscheidene
plaatsen aan den grond--gepasseerd te zijn, bereiken we nog denzelfden
dag van ons vertrek van Banana de hoofdplaats van den Congo-Vrijstaat,
Boma.

Een groote, ver in de rivier uitloopende pier maakt het aanleggen en
ontschepen zeer gemakkelijk. Velen onzer medepassagiers zijn bestemd
voorloopig hier te blijven. Belgen en Italianen, meestal in dienst van
den Staat, de laatsten vooral als officieren, Portugeezen, Franschen en
Hollanders voor verschillende handelshuizen, Zweden en Noren dikwijls,
die als kapitein of stuurman gewild zijn, komen hier met elke boot
aan, ter vervanging van hen, die na volbrachten diensttijd--meestal
2 of 3 jaren--naar Europa terugkeeren.

Boma bezoekende, krijgt men niet den indruk te zijn in het
donkerste Afrika, in de nog voor weinige jaren zoo weinig bekende
Congo-streek. Ter lengte van ongeveer een K.M. loopt langs de rivier
een breede weg, waaraan, regelmatig gebouwd, verscheidene steenen
gebouwen liggen, voornamelijk winkels of toko's van Europeesche
firma's; ook vinden we hier het postkantoor. Evenals deze weg zijn
alle andere landwaarts inloopende wegen, dank zij 't toezicht dat de
Staat op 't bouwen uitoefent, breed en recht en alle worden uitstekend
onderhouden en regelmatig gereinigd. 't Ontbreken van plaveisel,
waardoor we hier van straten nog moeilijk spreken kunnen, wordt dan
ook niet al te zeer gevoeld.

Hoewel Boma nog niet het aanzien heeft eener stad, is het de grootste
nederzetting van blanken langs den Congo. Vroeger stonden hier
slechts enkele handels-factorijen, die een, sedert dien tijd bijna
geheel verloopen, drukken handel dreven voornamelijk in palmpitten,
waarvan vele scheepsladingen verzonden werden. Sedert de staat zich
hier vestigde en er zijn hoofd-administratie inrichtte, is het aantal
der blanken en bij hen in dienst zijnde zwarten gestadig gestegen.

De gouverneur-generaal, een groot aantal ambtenaren, werkzaam bij
de verschillende afdeelingen van bestuur en de rechterlijke macht,
verscheidene officieren en vele handelsmannen houden hier geregeld
verblijf; enkelen zelfs met hunne echtgenooten. Niet over 't hoofd
te zien is ook het groot getal zwarten, die, 't zij uit Engelsche of
Portugeesche bezittingen langs Afrika's Westkust, 't zij uit dieper
in 't binnenland gelegen streken afkomstig, zich een zekere mate van
ontwikkeling hebben eigen gemaakt en nu betrekkingen gevonden hebben
bij de post, de rechtbank, 't politiewezen of wel bij de verschillende
hier gevestigde handelshuizen.

Verscheidene zwarten ook houden een soort winkel, en over 't algemeen
gaat hun 't zaken doen goed af. Zij vestigden zich gewoonlijk wat
verder van de rivier af, waar we ook de vele woningen en hutten van
de zwarte bevolking van Boma aantreffen. In de magazijnen, die door
Belgische, Hollandsche of Fransche handelshuizen opgericht werden,
zijn de meeste voor 't gebruik der blanken benoodigde Europeesche
artikelen, hoewel duur, tamelijk goed te krijgen; voorts vinden we
er een bonte mengeling van allerlei waren, goedkoope, veelkleurige
manufacturen, odeurs, spiegeltjes, hoeden, panongs, ('t inlandsche
kleedingstuk voor vrouwen) kralen, bellen, messen, kortom bijna
alle denkbare zaken die de begeerte kunnen opwekken, 't zij van de
meer ontwikkelde hier verblijf houdende zwarten, 't zij van de in de
omstreken wonende nog zoo goed als geheel onbeschaafde inboorlingen.

De kleinere, meer achteraf gelegen winkels vertoonen dezelfde groote
verscheidenheid der meest uiteenloopende artikelen, meestal uitsluitend
op zwarte koopers berekend. Jammer genoeg nemen ook rhum en andere
alcoholische dranken onder de koopwaren een voorname plaats in en
deze worden gaarne door de inlanders gekocht. Zooals te begrijpen is,
maakte de oorspronkelijke ruilhandel sinds eenige jaren plaats voor
't koopen tegen geld door den Staat in omloop gebracht.

Verder landwaarts ingaande, bemerken we langs de zachtjes opgaande
helling eener heuvel die achter Boma oprijst, vele meer officieele
gebouwen, die tot bureaux van den Staat of woningen van ambtenaren
dienen, o.a. het gerechtshof, de citadel en de woning van den
gouverneur-generaal. Zelfs is men hier met den aanleg van een park
begonnen.

De wandeling door Boma heeft, zoowel in 't benedengedeelte als
hierboven, een eigenaardige bekoring door de velerlei afwisseling die
zij biedt en door de mengeling van blanken en zwarten uit alle oorden
en van allerlei ontwikkeling, die men overal ontmoet. Men ziet zwarten
geheel op Europeesche wijze, of in witte pakken gekleed, waarbij
helmhoed en dikwijls wandelstok en cigarette niet ontbreken, naast
inboorlingen, die zich aan den inlandschen heupdoek hielden. Terwijl
de eersten zich hunne meerdere ontwikkeling goed bewust zijn en
zooveel mogelijk de manieren der blanken trachten na te volgen, gaan
de laatsten, gewoonlijk eetwaren op 't hoofd dragende, stil huns weegs.

De vestiging van den Congo-Vrijstaat vooral heeft hier een grooten
omkeer teweeggebracht in de oude toestanden. Hoewel de genegenheid
bij de inlanders voor Boele Matadi (naam door de inboorlingen aan den
Staat gegeven, die steenbreker beteekent, naar 't laten springen van
rotsen voor scheepvaart en andere doeleinden) zeker niet onverdeeld
is, weten ze toch dat deze machtig is en niet met zich laat spotten;
maar aan den anderen kant is men zich vrijwel algemeen bewust, dat
onrecht, ook waar 't blanken geldt, door de overheid niet geduld wordt.

Met 't invoeren van een geregeld bestuur is de Staat ook reeds in
't binnenland begonnen, maar Boma valt de eer te beurt, 't eerst een
burgerlijken stand gehad te hebben ook voor negers; hunne hutten zijn
verder geheel op Europeesche wijze van nummers voorzien.

Klachten, twisten en dergelijke kunnen op regelmatige wijze voor
't gerecht gebracht worden, en dat de rechtbank niet schroomt ook
niet-inlanders te veroordeelen, bewijzen wel de vele gevallen,
dat aan blanken voor korter of langer tijd hunne vrijheid ontnomen
werd. De gevangenis te Boma herbergt zelfs enkelen, die voor zware
misdrijven, w.o. dikwijls mishandeling van negers, tot vele jaren
gevangenisstraf veroordeeld werden. Hoewel ook staats-ambtenaren zich,
in vroeger jaren vooral, zonder twijfel meermalen aan machtsmisbruik
schuldig gemaakt hebben, zij 't hier gezegd, dat de Staat ze, als
lichaam, al was het dan ook niet altijd even krachtig, voortdurend
heeft tegengegaan. Ondanks de campagne vooral in de Engelsche pers
telkens weer tegen den Congo-Vrijstaat gevoerd, is het een feit,
dat de gruwelijke misdrijven, die helaas in 't Congo-gebied meermalen
bedreven werden, moeten toegeschreven worden aan wreedaards, die òf
door hun misdadigen aanleg, òf door 't gemis eener beschaafde omgeving,
òf door 't feit dat hunne beenen de weelde van 't zich heerscher weten
in een groot, moeilijk te controleeren gebied niet dragen konden,
òf door welke oorzaken dan ook tot onmenschelijkheden vervielen. Door
den Staat als zoodanig werden zij niet bedreven.

Ofschoon we de vele overige maatregelen en instellingen door den Staat
hier ingevoerd stilzwijgend voorbijgaan, wenschen we, alvorens van Boma
afscheid te nemen, nog te wijzen op de mogelijkheid door "Boele Matadi"
geopend tot het sluiten van huwelijken tusschen negers, en dezen maken
hiervan dikwijls gebruik; of ze echter het juiste inzicht hebben in de
beteekenis van het burgerlijk huwelijk, mag betwijfeld worden, getuige
de vele echtscheidingsprocessen, die Boma zelfs reeds gehad heeft.

Van Boma gaat de reis verder naar Matadi, het verst gelegen punt aan
de rivier, dat door stoombooten bereikt kan worden. In tegenstelling
met het gedeelte beneden Boma is de stroom hier tamelijk smal; de
geweldige watermassa dringt met zeer groote snelheid tusschen de hooge,
steil oploopende oevers voort. De bergen, die met hunne steenachtige
hellingen dit gedeelte der rivier aan beide zijden omsluiten,
zeggen ons reeds, dat we het woeste, bergachtige terrein bereiken,
dat zich vanaf Matadi tot Stanley-Pool uitstrekt en waardoorheen
zich de Congo met onweerstaanbare  kracht en woest geweld een weg
gebroken  heeft; een weg echter, die een aaneenschakeling is van
stroomversnellingen, schietstroomen en cataracten. De steenachtige
bodem en de duizenden rotsblokken waarlangs of waaroverheen zich
het water, tallooze  draaikolken vormend, bruisend en schuimend,
dikwijls onder oorverdoovend geraas voortspoedt, maken de rivier
over ± 400 K.M. voor scheepvaart totaal ongeschikt. Het laatste
gedeelte der vaart naar Matadi gaat zelfs reeds bezwaarlijk en eischt
vooral bij den zoogenaamden Duivelshoek nauwkeurige kennis van den
stroom. Deze Duivelshoek is een zeer scherpe bocht in de rivier,
juist beneden Matadi, waar het water met geweldige vaart om den sterk
vooruitspringenden rotswand heenschiet. Onder het uitvoeren van den
bijna rechten hoek, dien ons vaartuig hier moet beschrijven, dringt
de stroom het met angstwekkende snelheid en onder sterk overhellen,
dwarsover de rivier, op den tegenoverliggenden oever aan; het
minste defect aan machine of stuurtoestel zou hier zeker noodlottig
worden. Een zucht van verlichting gaat meestal op bij hen die hier
bekend zijn, als men, na deze gevaarlijke plaats gepasseerd te zijn,
Matadi voor zich ziet.

Slechts enkele K.M. stroomopwaarts kan men de witte koppen zien der
Yellala-Falls, de laatste der reeks van cataracten boven Matadi.

Juist tegenover de aanlegplaats onzer boot bemerken we op den
rechteroever der rivier den ouden staatspost Vivi, oorspronkelijk
gesticht door Stanley, toen deze hier bij zijn terugkomst in Afrika,
eenige jaren na zijn beroemde reis dwars door het donkere werelddeel,
voet aan wal zette, om zijne goederen--w.o. geheele booten zelfs--onder
duizenden bezwaren over het bergachtige terrein verder te vervoeren
naar Stanley-Pool.

Het overgroote deel van alle handelsgoederen, materialen voor den
bouw van factorijen en booten, Europeesche levensmiddelen enz., die in
groote massa's voornamelijk door Engeland, Holland en Frankrijk naar
het Congo-gebied verscheept worden, is bestemd voor den Boven-Congo en
moet alzoo te Matadi gelost worden, waar de "Chemin de fer du Congo"
het transport overneemt. De grootere handelshuizen hebben hier meest
alle een factorij om dit transport te behartigen;  men vindt hier
verder verscheidene winkels en zelfs eenige hotels ten gerieve der
vele blanken, die op hunne thuisreis of op weg naar boven zijnde,
hier passeeren; de Staat heeft er een belangrijken post, waarvan
vooral de douane-dienst een voornaam onderdeel uitmaakt. Van alle
goederen, die hier gelost worden moet, 't zij hier te Matadi, 't zij
te Brazzaville als ze voor Fransch-Congo bestemd zijn, 6%, van enkele,
als zout, kruit en vuurwapenen 10% invoerrechten betaald worden. De
uitgaande rechten, die de Staat hier voorts heft van de producten,
waaronder vooral ivoor en gom-elastiek, die zijn gebied verlaten,
vormen een belangrijk deel van de inkomsten der regeering.

Wat van Matadi vooral een tweede groote nederzetting aan de rivier
maakt, is de zooeven genoemde Chemin de fer du Congo, de Congo-spoor,
die onder bijna onoverkomelijke moeilijkheden, ten koste van vele
millioenen en helaas ook van verscheidene menschenlevens--de hier
en daar langs den spoorweg staande eenzame kruisen vertellen het
ons--tusschen Matadi en Kinchassa, het eindpunt aan den Stanley-Pool,
werd aangelegd.

Groote magazijnen tot opslag van de duizenden tonnen handelswaren,
die hier altijd op transport wachten, werkplaatsen tot het herstel
van locomotieven en waggons, waarin verscheidene blanken en honderden
zwarten bezig zijn, opslagplaatsen voor steenkolen,  rangeerterreinen
etc. nemen al wat te Matadi aan eenigszins vlak terrein te vinden is
geheel in beslag.

De naam Matadi (steen) zou moeilijk door een meer juisten vervangen
kunnen worden. De plaats werd gebouwd op het onderste gedeelte
der helling eener kale rots; de huizen staan gedeeltelijk op dezen
steenklomp en werden er gedeeltelijk in uitgehakt.

Van wegen is hier geen sprake; ieder bouwde zijn huis, waar hij een
plaats vond, die hem eenigszins geschikt leek; de verbindingen er
tusschen worden gevormd door ongelijke paden, hier stijgend, daar
dalend, op vele plaatsen ook al in den rotswand uitgehouwen.

Na zonsondergang is het gaan, zelfs voor hen die hier bekend zijn,
en al laat men zich ook vergezellen van een zwarten lantaarndrager,
wat trouwens bepaald noodzakelijk is, nog tamelijk gevaarlijk; maar ook
over dag waagt bijna niemand zich aan een uitstapje. Van plantengroei
is op dezen bodem geen sprake, en wanneer de zon op de naakte steenen
brandt is de hitte er haast ondragelijk; men doet hier zijne zaken
en blijft overigens zooveel mogelijk onder de beschuttende schaduw
zijner veranda.

De meeste te Matadi aankomende passagiers weten waarheen zich te
wenden om huisvesting te vinden; zoo de ambtenaren van den Staat en
agenten van hier gevestigde handelshuizen; verder zij, die in 't bezit
zijn van introductie-brieven aan hier wonende Europeanen. Wegens de
primitieve toestanden,  die men hier verwachten kan, voorzien velen
zich van dergelijke aanbevelingsbrieven,  en gastvrijheid wordt in
den Congostaat gaarne verleend.

Wie niet zoo gelukkig is, neemt zijn toevlucht tot een der hotels. Deze
zijn, een enkele betere inrichting niet te na gesproken, nu juist
niet naar de laatste eischen ingericht, hoewel de prijzen, die men
er in rekening brengt, met die van hotels van den allereersten rang
in de beschaafde wereld kunnen wedijveren. Niet zelden moet men
zich vergenoegen met een rustplaats op den vloer, terwijl men zich
tot de bevoorrechten rekenen kan, als men 's morgens het benoodigde
waschwater na niet al te veel moeite bekomen kan. Doch aan den Congo
stapt men over dergelijke kleinigheden zonder veel bedenken heen.

Het is te begrijpen, dat de spoor een grooten omkeer te weeg bracht in
het transport van reizigers en goederen, 't welk vroeger uitsluitend
per karavaan plaats had. Toch moet men ook hier zijne eischen niet
te hoog stellen.

Op den morgen dat we Matadi verlaten, begeven we ons vroegtijdig
naar het station. Het vertrek is bepaald op 7 uur en het is geen
zaak zijn trein te missen, daar er, behalve de treinen voor het
vervoer van goederen,  slechts drie in de week loopen voor passagiers
bestemd. Het ligt voor de hand dat de dienst op dezen spoorweg nog
niet te vergelijken is bij dien op de spoorwegen in Europa. Het
reizigersverkeer is zeer beperkt; verreweg de grootste bron van
inkomsten bestaat in het vervoeren van handelsgoederen naar "boven"
of van producten--ivoor en gom-elastiek--naar beneden. Het terrein,
waarover de lijn moest worden aangelegd, leverde voorts bij nagenoeg
elken K.M. nieuwe bezwaren op en, hoewel de spoorweg-directie
voortdurend alles aanwendt om den weg te verbeteren, is men er nog
lang niet in geslaagd alle moeilijkheden--scherpe bochten, steile
hellingen en dergelijke--overal te overwinnen.

De lange lijn, die hier en daar tientallen van K.M. achtereen door
woeste, nagenoeg onbewoonde streken voortloopt, is bovendien moeilijk
te controleeren. Natuurlijk ontbreekt het niet aan geregeld toezicht
en wordt elken dag de afstand tusschen de blokhuizen door zwarte,
daartoe aangewezen beambten, afgeloopen, maar de blokhuizen liggen
ver van elkander en gebreken kunnen toch zoo gemakkelijk onverwachts
veroorzaakt worden door de geweldige tropische regens of door het
nederstorten van steenblokken, waarmede vele berghellingen langs den
spoorweg zoover het oog reikt bedekt zijn.

Het kleinste gebrek aan den weg kan, door de groote afstanden,
urenlang vertraging geven. Men heeft dan ook geen reden tot klagen,
als de 200 K.M., die Matadi van Thysville scheiden, voor zonsondergang
zijn afgelegd, al reed men dan hier en daar eens wat langzamer dan men
het verwachtte of al werd het geduld door oponthoud onderweg al eens
op de proef gesteld. De gedachte, dat deze afstand in Europa in enkele
uren kan worden afgelegd en 't dan niet noodig zou zijn tien uren en
meer in den warmen waggon te vertoeven, komt wel eens in ons op, doch
't zou onverstandig zijn er reden tot klagen uit te putten. Hen, die
met Congo-toestanden bekend zijn hoort men dit dan ook trouwens niet
doen; 't is ook voldoende zich de manier te herinneren, waarop tot voor
weinige jaren de reis van Matadi naar Kinshassa gemaakt moest worden,
toen het geen zeldzaamheid was dat men, met de karavaan van dorp tot
dorp reizende, 3 tot 4 weken onderweg was, om niet al te veeleischend
gestemd te zijn. Men komt nu dan toch, tamelijk gemakkelijk gezeten,
in twee dagen aan het einde der reis.

De gereedstaande trein, in tegenstelling met de goederentreinen bekend
als de expres, zou in Europa hoogstens op den naam tram aanspraak
kunnen maken. Behalve de machine zijn er slechts drie rijtuigen,
een waggon 1e klasse, een dito 2e en een bagagewagen. De gesteldheid
van den weg maakt het niet wel mogelijk de treinen langer te maken;
bij veel aanvraag om plaatsen, wat wel eens voorkomt na aankomst eener
mail uit Europa, laat men liever twee treinen achter elkander loopen;
ook gebeurt het niet zelden dat in dit geval een deel der passagiers
zich een paar dagen wachten moet getroosten.

Van de zenuwachtige drukte, die dikwijls het vertrek der treinen in de
beschaafde wereld voorafgaat, bemerken we hier geen spoor. De negers,
belast met het inladen der bagage, hebben blijkbaar geen haast en
evenmin hebben dit de tien of twaalf passagiers, die de reis gaan
ondernemen. Men zoekt een plaats of wandelt, nu het nog aangenaam
koel is, wat langs het treintje op en neer in afwachting van het
sein tot vertrek, dat zich meer of minder lang wachten laat, naarmate
er wat meer of minder bagage te laden is. Er wordt trouwens op geen
vijf minuten gekeken; we hebben den geheelen dag tijd om Thysville,
dat ongeveer halfweg ligt, te bereiken en 't maakt niet veel uit,
of we er een uur vroeger of later aankomen.

Is eindelijk alles in orde en hebben blanken en zwarten in hunne
respectieve waggons--het gebeurt zelden dat een der eerstgenoemden 2e
of een der laatsten 1e klasse reist--plaats genomen, dan verkondigen
een paar stooten op de fluit, dat de reis een aanvang neemt en spoedig
hebben we Matadi achter ons.

't Gezelschap waarmede we de reis maken bestaat, met uitzondering van
enkele ouderen, d.w.z. zij die na reeds eenige jaren in den Congo
doorgebracht te hebben weder naar hun werkkring terugkeeren, voor
't grootste gedeelte uit nieuw-aangekomenen, die zich vol verwachting
naar hunne bestemming begeven.

De draaibare rieten fauteuils, waarvan er aan elke lange zijde van
het rijtuig zes geplaatst zijn, en het tafeltje, dat zich tusschen
elke twee zetels bevindt, maken het mogelijk zich tamelijk goed voor
de lange reis in te richten. Overigens laat de inrichting der wagens
wel iets te wenschen over. Van ramen is geen sprake; wind en regen
kunnen ongehinderd door de geheel open zijkanten naar binnen komen en
maken den rit er dikwijls niet aangenamer op. Het grootste ongerief
echter vormen de massa's stof, hoofdzakelijk fijne aschdeeltjes
uit de locomotief afkomstig, die onophoudelijk naar binnen waaien;
er is meestal geen uur na het vertrek verloopen of aangezicht en
handen zijn er dermate door verontreinigd, dat men met verlangen
naar wat water uitziet. De enkelen die hierop gerekend hebben, door
in een paar flesschen waschwater mede te voeren, worden benijd door
hen, die, minder bekend met de eigenaardigheden dezer spoorreis,
dit verzuimden en wien nu niets overblijft dan gebruik te maken van
de gelegenheid tot verfrissching, die zich enkele malen voordoet,
wanneer n.l. de trein eenige minuten stopt om uit een aan den weg
op een hooge stelling geplaatsten bak zijn watervoorraad, voor den
stoomketel benoodigd, aan te vullen.

De helderwitte kleeding, waarin velen onvoorzichtig genoeg de reis
aanvingen, heeft het zwaar te verantwoorden en nog voordat we aan
het eerste eenigszins groote station gekomen zijn, deelt ook deze
reeds in de algemeene vergrijzing. Het hardst te verduren evenwel
hebben het de oogen; bijna niemand komt aan het einde der reis,
zonder dat de pijnlijke oogleden hem op onaangename wijze aan dit
ongerief herinneren.

Dranken of eetwaren zijn onderweg niet te krijgen; hoogstens koopt
men van inlanders, die men hier en daar, terwijl de trein oponthoud
heeft, somtijds ontmoet, eenige eieren of bananen; het benoodigde,
behalve brood en conserven ook glazen, vorken, messen, servetten,
etc. voert ieder dan ook zelf mede.

Het is voorzeker geen luxe-trein waarin we plaats namen, en men is
gewoonlijk verheugd te Kinshassa aan te komen; doch heeft de reis
ook hare lichtzijde.

Het uitzicht is bijna overal belangwekkend genoeg om wat ongerief
over het hoofd te zien; vooral het bergachtige land, de Palla-Balla
geheeten, dat we al aanstonds na het vertrek van Matadi doorrijden,
biedt een grootschen aanblik. De ruwe bergmassa's stapelen zich boven
en achter elkander op; ten deele kaal, ten deele met ondoordringbare
bosschen bedekt, strekken zich de hellingen in eindelooze
verscheidenheid uit; hier steil oprijzend tot ontzagwekkende hoogte,
daar nederdalend in nauwe dalen en ravijnen, die den aanschouwer
doen duizelen. In duizenden bochten wringt zich onze trein door deze
bergklompen heen. De weg gaat ten deele door de diepe ravijnen,
tusschen steile, hooge muren, die ons met vernietiging schijnen
te dreigen en die veelal ternauwernood ruimte genoeg overlaten om
onzen trein te laten passeeren;  die ontzaglijke bergklompen geven
ons een gevoel van onmacht als we, uit de diepte er naar opziende,
slechts zeer, zeer hoog een stuk van den blauwen hemel kunnen
bespeuren. Straks weer kruipen we tegen een steile helling op, hoog
boven alle omringende lagere toppen uit, om een oogenblik later in
razende vaart bergafwaarts te snellen. We rijden over steenvlakten,
waar de zonnestralen, door den gloeienden rooden of witten bodem
teruggekaatst, ons oog verblinden, en door bosschen, waarin nauwelijks
een straal der zon den grond bereikt en waar we in de verkwikkende
koelte verademing vinden. Langs hellingen gaat het, waar de noodige
ruimte in de steenmassa moest worden uitgehouwen. Aan de eene zijde
staat hier de loodrechte, afgehakte bergwand nog op geen meter afstand;
aan de andere zijde zien we bijkans loodrecht neer op bosschen, diep
onder ons in het dal gelegen. Zóo smal is hier de weg, dat we naast
de lijn zelfs geen grond meer bespeuren en we, ons vooroverbuigende,
langs de steile helling loodrecht naar beneden blikken.

Op enkele plaatsen wordt de rotswand beneden ons door den Congostroom
bespoeld. We bespeuren de helling niet die ons draagt, en schijnen
te zweven boven het water, dat diep beneden ons zijn weg naar de
zee vervolgt.

Eenige K.M. volgen we den onstuimigen loop van de Lufu, die zich
onder 't vormen van een reeks watervalletjes en stroomversnellingen
naar den Congo voortspoedt; behalve den Lufu passeeren we de niet
minder snel stroomende Quillo-rivier, beide linker-zijrivieren van
den Congo. Vervolgens de Inkissi, waarover te midden eener grootsche
wildernis een brug geslagen werd onder bezwaren, die moeielijk te
overschatten zijn. Er komt geen eind aan de bochten en draaien in den
weg; altijd door gaat het bergop-, bergafwaarts; onophoudelijk gilt
de stoomfluit seinen toe aan de negerjongens, die op iederen wagen
als remmer dienst doen, om, als het naar beneden gaat den loop te
kunnen temperen. Er zijn punten, van waaruit wij de spoorbaan op vijf
of zes plaatsen tegelijk in verschillende richtingen kunnen zien,
een gevolg van de steile hellingen, plotselinge hoogten of laagten
en dergelijke hinderpalen, waardoor de ingenieurs, met den aanleg
belast, verplicht waren den weg dikwijls in cirkel- of slangvormige
lijn tegen bergen op, of naar omlaag te leiden.

Na den nacht in Thysville doorgebracht te hebben, gaat het den
volgenden dag verder, nu wat meer geregeld in dezelfde richting.

Tusschen Tumba en Kinshassa is het terrein minder woest en vertoont
vooral over het laatste gedeelte een min of meer afloopende,
onafzienbare vlakte, met hier en daar eenige heuvels. Behalve de
schaarsche boomgroepen bemerken we, als eenige plantengroei, dor gras,
waartusschen de witte zandgrond overal te voorschijn komt. Uren lang
rijden we door deze dorre, eenzame streek voort, tot we eindelijk heel
in de verte, vóór ons uit, het water van Stanley-Pool in de zon zien
blinken en de plek bespeuren, waar Kinshassa ligt. Spoedig komen we
voorbij n'Dolo, een der eindstations aan den Pool gelegen en bereiken
vervolgens Kinshassa, het doel onzer spoorreis. Een onaanzienlijk
houten gebouwtje, zonder eenige andere gebouwen in den omtrek,
eenzaam te midden der vlakte gelegen, doet hier dienst als station.

Een groot gedeelte der reizigers, bestemd voor Fransch-Congo,
verlaat den trein, om van hieruit de rivier naar Brazzaville over
te steken; een ander gedeelte vervolgt de reis tot het eenige
K.M. verder gelegen Leopoldville, na Boma de belangrijkste plaats
in den Congo-Vrijstaat. Het eigenlijke eindpunt van den spoorweg is
n'Dolo; hier en te Kinshassa worden de meeste handelsgoederen, van
Matadi aangevoerd, gelost, om in stoombooten overgeladen en verder de
rivier op verzonden te worden. Langs dit gedeelte van den Congo liggen
dan ook de verschillende factorijen, vertegenwoordigende de Belgische,
Hollandsche of Engelsche firma's, die langs den bovenloop der rivier
hunne vestigingen bouwden. Geen wonder dat n'Dolo en Kinshassa, van
waar de rivier opwaarts weder over duizenden K.M. bevaarbaar wordt,
evenals Matadi, voor den handel belangrijke punten werden. De Staat
zag het gewicht van deze plek in en bouwde er zijn hoofdvestiging voor
den geheelen Boven-Congo, Leopoldville. Toch was men in de keuze der
plaats voor deze nederzetting niet gelukkig. Leopoldville ligt eenige
K.M. lager aan de rivier dan Kinshassa en n'Dolo, juist beneden den
Stanley-Pool en op het punt, waar de bergketens, die bij den Pool een
verbazend wijde kom vormen, van weerszijden naar elkander toekomen. De
breedte der rivier, voor Kinshassa ± 4 K.M. bedragende, wordt hierdoor
plotseling tot op 1/3 teruggebracht, wat natuurlijk een ongemeen
sterken stroom tengevolge heeft. Bovendien hebben de booten--bijna
100 in aantal--die de verbinding van Leopoldville met alle hooger
gelegen staatsposten in stand houden, nog de gevaarlijke, onder water
liggende rotsen te passeeren, welke juist in deze vernauwing der
rivier veelvuldig voorkomen en die ongetwijfeld altijd een ernstigen
hinderpaal voor de scheepvaart blijven zullen.

Juist voor Leopoldville bemerken we, midden in de rivier, de eerste
der talrijke cataracten, die zich tot Matadi in een bijna onafgebroken
reeks uitstrekken. 't Is dan ook niet vreemd, dat velen zich met
verwondering afvragen hoe de staat zijn tweeden belangrijken zetel
kon vestigen op een plaats, zóó gevaarlijk en zóó moeilijk te bereiken
voor schepen.

Zeker is Leopoldville de moeite van een bezoek wel waard, al hebben we
dan ook vanaf Kinshassa een weg van bijna 2 uren gaans af te leggen. De
grootsche werken, die men er heeft aangelegd, zijn een bewijs te meer
voor de energie, waarmede de Congo-Staat zich in Afrika vestigde en
er een geregeld bestuur tracht in te voeren.

Wij vinden er de op Europeesche wijze gebouwde woning van den
"Commissaire de district" benevens de huizen voor de tientallen van
ambtenaren, op de regeeringsbureaux werkzaam en voor het niet minder
talrijke personeel, bij den aanleg van verschillende kunstwerken, voor
den bouw van magazijnen, stoombooten enz., benoodigd. Ten koste van
schatten gelds legde de Staat een reusachtige kade langs de rivier aan
ten behoeve der vele stoombooten, die onophoudelijk te Leopoldville uit
alle hooger gelegen streken van den Congo-staat aankomen; men maakte er
een sleephelling, waardoor de grootste booten zonder veel moeite op het
droge gehaald kunnen worden om de noodige reparatiën te ondergaan. Een
machinesmederij is er ingericht benevens een flinke werf, van waar
reeds ongeveer 100 booten, die de Staat voor zijn dienst noodig heeft,
te water werden gelaten en men bezoekt Leopoldville nooit, zonder dat
men er getuige van zijn kan, dat er voortdurend nieuwe vaartuigen,
grooter en beter ingericht dan de vorige, op stapel staan. De
honderden blanken, die te Leopoldville geregeld verblijf houden,
gewoonlijk vermeerderd met tientallen officieren en hoogere of lagere
ambtenaren, die voortdurend per boot van "boven" of per spoor van
"beneden" aankomen, maken van Leopoldville een bedrijvige plaats. In
alles treedt de regeering hier op den voorgrond; op een enkel
handelshuis na is alles hier "Staat". Politie-post, justitie-gebouwen,
hospitaal, een groot gebouw ingericht tot eetzaal, waar alle blanken in
staatsdienst gezamenlijk den maaltijd gebruiken, postkantoor, kazerne
voor de talrijke inlandsche bezetting van Leopoldville, tot zelfs een
chemisch laboratorium, werden hier door het bestuur opgericht. Hier,
waar alles met de grootste regelmaat toegaat, gevoelt men te zijn in
het middenpunt eener machtige organisatie, eener krachtsontwikkeling,
die zich tot op duizenden mijlen in het rond gevoelen laat.

In de nog geen 20 jaren, die sedert de oprichting van den
onafhankelijken Congo-Staat verloopen zijn, is het dezen gelukt, tot
aan de uiterste grenzen van zijn gebied zijn invloed te doen gelden.

Tot uitoefening van het bestuur is het rijk verdeeld in districten,
elk met een districtschef aan het hoofd, die onder de onmiddellijke
bevelen van de hoogste ambtenaren, de "inspecteurs d'État", den
vice-gouverneur en den gouverneur staan. Elk der districten, die
in uitgestrektheid de meeste der Europeesche rijken overtreffen,
is onderverdeeld in zônes, met een "chef de zône" aan het hoofd;
onder dezen eindelijk staan een groot aantal "chefs de poste", elk
belast met het bestuur van een staatspost, die door het gansche rijk,
op alle punten, die eenigszins van belang zijn, werden opgericht. Aan
de "chefs de poste" is het directe bestuur over de bevolking in hun
gebied toevertrouwd; zij zijn belast met de rechtspraak en hebben
voor de naleving der wetten en besluiten te zorgen.

Door het geheele reusachtige Rijk heen werden wegen aangelegd,
zoodat het centrale bestuur te Boma en te Leopoldville in geregelde
en tamelijk goede verbinding is zelfs met de uiterste posten, die aan
de oostgrens tot in het gebied van den Boven-Nijl, aan de zuidgrens
tot aan de bronnen van de Zambesi gevonden worden. Met regelmatige
tusschenpoozen van ± 2 weken varen goed ingerichte stoomschepen naar
Stanley-ville--dat 2000 K.M. hoogerop aan de rivier ligt--en bovendien
zijn vele langs den Congo gelegen posten telephonisch met Leopoldville
en Boma verbonden. Ten behoeve van den telephoon, die zich welhaast
tot Stanley-ville toe uitstrekt, werd door bosschen en over bergen
langs de rivier een weg aangelegd,  verscheidene meters breed, in
lengte den beroemden postweg op Java verre overtreffende. Over deze
geheele lengte wonen, op elke 10 K.M. afstand, zwarte beambten die
met het onderhoud belast zijn.

Van Stanley-ville opwaarts tot het Lado, het uiterste punt in het N.O.,
en in Z.O. richting tot voorbij het Tanganyika-meer, zorgen reeksen van
posten, langs zijrivieren of aan groote wegen gelegen, voor geregelde
cano- of karavaantransporten ten behoeve der reizende staats-ambtenaren
en voor den postdienst en het goederenvervoer. De reis, dwars door
Afrika, die vroeger met zoo ontzaglijk veel bezwaren gepaard ging, is
nu in enkele maanden te maken, nagenoeg zonder ontbering of gevaar en
zelfs zonder dat het noodig is, in wildernissen of onbewoonde oorden
te overnachten. Van dag tot dag liggen langs de geheele karavaan- of
kano-route, van de groote meren tot Stanley-Falls, de staatsposten
of de door de regeering opgerichte blokhuizen, die gelegenheid tot
logeeren bieden. Van uit Stanley-ville bereikt men in enkele weken
Leopoldville met de goed ingerichte staatsbooten, waarvan sommige
meer dan 20 hutten tellen.

Naar alle richtingen is het verkeer op dezelfde wijze geregeld. Brieven
worden per post overal heen verzonden en niemand is zoo ver verwijderd
of brieven uit Europa, via Leopold-ville of Stanley-ville verzonden,
kunnen hem bereiken. In twee maanden is een brief, van uit Europa naar
Stanley-ville, het hart van Afrika, verzonden, op zijn bestemming en in
2 à 3 maanden meer, na cano- en karavaanreizen, komen de poststukken
aan op de punten aan de uiterste grenzen gelegen. Naar Europeesche
begrippen is dit wel een verbazend lange tijd, maar men vergete niet,
dat het hier betreft het gedeelte der wereld dat voor enkele tientallen
van jaren nog zoo goed als onbekend was; waar doorheen te reizen als
de moeilijkst uit te voeren en meest gevaarvolle onderneming gold en
waar reizen, met de grootste nauwgezetheid en zonder kosten te ontzien,
voorbereid, altijd jaren in beslag namen. Als bewijs voor de geregelde
verbindingen, die heden ten dage bestaan, diene het volgende:

Een gewone brief, uit Europa verzonden aan iemand, wonend te Kinshassa,
ging bij vergissing per Oost-Afrikaansche lijn. De brief kwam aan te
Mozambique, aan de oostkust gelegen. Van hieruit reisde hij, dwars
door Portugeesch Oost-Afrika, langs het Nyassa-meer en bereikte
aan het Tanganyika-meer de eerste staatspost. Van post op post,
eerst per karavaan, vervolgens per cano verzonden, kwam hij aan te
Stanley-ville en enkele weken later ontving de geadresseerde hem,
een weinig gekreukt en bezoedeld wel is waar, doch in ongeschonden
toestand. De poststempels, waarmede de enveloppe bedekt was, maakten
het mogelijk de route nauwkeurig na te gaan en bewezen, dat voor een
brief nauwelijks 6 maanden voldoende waren om geheel alleen van uit
Europa de reis dwars door het donkere werelddeel te volbrengen.

Hoe meer we de hedendaagsche toestanden bezien en vergelijken met die
van 20 jaren geleden, des te meer staan we verbaasd over en gevoelen
we bewondering voor wat in dit betrekkelijk korte tijdsverloop
werd tot stand gebracht. Maar--des te meer ook betreuren we het,
dat een grootsch werk, goed en flink begonnen en aanvankelijk tot
een goed einde gebracht, de inrichting van een geordend bestuur over
een streek, waar de meest barbaarsche gewoonten onder de bewoners
bestonden, een werk aldus dat tot zegen van millioenen ondernomen
werd, bezoedeld is geworden door misdadige handelingen van sommigen,
die er aan hadden mede te arbeiden. Dubbel jammer ook dat de staat,
hoewel als zoodanig niet in gebreke gebleven om machtsmisbruik, waar
dit mogelijk was, te straffen, toch zelf niet geheel vrij te pleiten
is van de beschuldiging, niet altijd met de noodige kalmte en zachtheid
te zijn opgetreden bij de vestiging en uitoefening van zijn bestuur.

Zijn machtigen arm te doen eerbiedigen, er desnoods met geweld
ontzag voor af te dwingen, en eerst daarna te redeneeren, is, het
moet helaas gezegd, dikwijls de stelregel geweest, waarnaar te werk
gegaan werd bij de vestiging in nieuwe streken. We kennen verscheidene
volksstammen voldoende, om de meening te kunnen uitspreken dat veel
geweld achterwege had kunnen blijven, als men van het begin af het
vertrouwen der negers door rechtvaardigheid, welwillendheid en het
uitroeien alleen van verkeerde gewoonten had trachten te winnen. Zoo
men, langzaam voortgaande, met bezadigdheid overal opgetreden was,
inplaats van altijd voorop te stellen dat de negerchefs van inmenging
van den Staat in hunne gebruiken niets wilden weten, had er zeker meer
wederzijdsch vertrouwen blijven bestaan dan thans, nu men eenvoudig
zijn wil heeft kenbaar gemaakt en desnoods heeft doen eerbiedigen. Zoo
goed als het den eersten reizigers in het Congo-gebied is kunnen
gelukken, contracten met negerhoofden af te sluiten, waarbij dezen
het recht van vestiging der blanken erkenden, zoo goed had de Staat
zich in zeer veel gevallen op minzame wijze kunnen verstaan met de
groote prinsen, die een machtigen invloed op de meeste stammen hebben,
als men niet steeds zijn macht vooropgesteld had. Krachtig ingrijpen
zou, voornamelijk bij hoofden die belang hadden bij den slavenhandel,
zeker niet te vermijden geweest zijn, doch dit was dan zelfs nog een
daad van humaniteit geweest, waar het gold een einde te maken aan de
vele gruwzame gebruiken, die onder de bevolking bestonden. Later,
toen de Staat zich eenmaal had doen kennen als de macht die, zoo
mogelijk goedschiks, anders met geweld, maar toch in elk geval,
zonder omwegen bezit kwam nemen van het land, is gewapend optreden
tegen hoofden, die Boele Matadi ongaarne hun gebied zagen naderen,
dikwijls noodig geworden.

Dezelfde opmerkingen gelden op het gebied van belasting-inning.

Natuurlijk heeft de regeering inkomsten noodig om hare vele uitgaven
te bestrijden; voor een groot deel verkrijgt zij deze uit de opbrengst
der producten, ivoor en gom-elastiek, die de verschillende dorpen,
elk tot een zeker bedrag, moeten leveren. Het moet erkend worden dat
men niet altijd behoorlijke middelen te baat genomen heeft, om deze
voortbrengselen te verkrijgen.

In plaats van de dorpen, vooral in het begin, niet te hoog te belasten
en de negers, door te wijzen op de betere toestanden die geschapen
werden, wat met deze belastingen te verzoenen, is dikwijls bijna
het onmogelijke gevergd en zijn er voorbeelden van, dat vrouwen
en kinderen opgepakt en weggevoerd, en chefs tot jarenlangen
dwangarbeid veroordeeld werden. Met behulp eener uit de inlanders
zelf gerecruteerde politie- en troepenmacht dwong men de bewoners
van vele streken tot aanmaak van gom-elastiek tot elken prijs; in
ontoegankelijke wildernissen, waar de moerassige ondergrond, slangen
en viervoetige roofdieren het werken levensgevaarlijk maken, werden en
worden helaas duizenden gedwongen, de gomgevende lianen op te zoeken.

Behalve de belastingen en deze verplichte arbeid werkt nog een andere
factor mede om de bevolking van groote streken het juk van den Staat
te doen haten, en wel, de gedwongen levering van levensmiddelen. De
regeering n.l. legt verschillenden hoofden de verplichting op, eene
bepaalde hoeveelheid kippen, eieren, manioc (het hoofdvoedsel van
vele stammen) etc. op daartoe aangewezen markten te leveren.

Meermalen geen rekening houdende met de draagkracht der streek, en
dikwijls evenmin met de woonplaats van hen die deze levensmiddelen
moeten aanbrengen, dwingt men zoodoende de bewoners van vele dorpen,
ongelooflijke afstanden af te leggen, teneinde ze te verkrijgen,
of ter markt te brengen.

Ook werkt men, door de dorpshoofden voor de levering aansprakelijk
te stellen, ze desnoods gewapenderhand bij te staan of te dwingen,
machtsmisbruik in de hand. Niet zelden veroorzaakt de te hooge druk
wanhopige uitbarstingen, altijd weer gevolgd door onderdrukkingen,
die door hun ruw geweld wel wrok, maar zeker geen toenadering tot
stand brengen.

Zeer te betreuren is het ook, dat de Staat in zijn rechtspleging
de lichamelijke straf opnam en zijnen zelfstandigen ambtenaren, als
chefs de poste en kapiteins der rivierbooten b.v., het recht geeft
deze straffen uit te spreken.

De barbaarsche chicot, een soort zweep van ineengedraaide reepen
nijlpaardenhuid vervaardigd, waarmede men de arme slachtoffers,
dikwijls na enkele slagen op den blooten rug, bloedend verwondt, werd
en wordt helaas nog al te veel gebruikt. Er zijn blanken, die er een
soort van genoegen in scheppen, met dat verfoeilijke, niet genoeg te
veroordeelen werktuig voortdurend spelenderwijs in de hand te loopen,
als teeken misschien hunner macht, of waardigheid wellicht? Wel
is het toedienen van lichamelijke straffen, niet uitgesproken door
vertegenwoordigers der regeering, strafbaar en worden de bedrijvers,
bij een aanklacht ook vervolgd, maar ook de Staat zelf moest ze
niet toepassen, doch liever trachten het gruwzaam misdrijf, dat in
Afrika een soort burgerrecht verkreeg, met krachtige hand overal uit
te roeien. De bewering, dat dergelijke straffen noodig zijn, en men
er in vele gevallen niet buiten zou kunnen, wordt in Afrika dikwijls
geuit. Zij echter, die van deze meening zijn, missen òf het geduld, òf
het rechtvaardigheidsgevoel om te beproeven of men met negers ook op
andere wijze kan omgaan; of wel, zij wordt uitgesproken door lieden,
die zich nooit de moeite gaven, de zwarten ook maar eenigszins van
nabij te leeren kennen. Velen toch veronderstellen maar eenvoudig,
dat het wel zoo zijn zal.

Gelukkig dat er anderen gevonden worden, die door hunne manier
van optreden deze opinie logenstraffen. Er zijn voorbeelden van
maandenlange karavaanreizen, soms door één enkelen blanke, vergezeld
van talrijke dragers ondernomen, gedurende welke het niet eenmaal
voorkwam, dat het gedrag der zwarten tot eenige ontevredenheid
aanleiding gaf. Een weinig tact doet hier wonderen, waarover zij,
die zoo spoedig de hand tot slaan opheffen, verbaasd zouden staan.

Gelukkig ook dat de overheid, zoowel in den onafhankelijken Congo-staat
als in Fransch Congo, den inboorlingen het vertrouwen gegeven heeft,
dat klachten over lichamelijke kastijding met gerustheid voor het
gerecht gebracht kunnen worden; de vrees voor straf houdt velen
tenminste nu van hunne ruwe manier van optreden terug. Aan den
Beneden-Congo, in de omgeving van Boma en Leopoldville en in het
Fransche gebied te Brazzaville en omstreken behoort de chicot tamelijk
wel tot het verleden. Ten zeerste te hopen is het, dat de regeering
ook in de hooger gelegen streken spoedig op afdoende wijze tegen dit
ergerlijke misbruik zal kunnen optreden.



Per stoomboot of per kano, het typische inlandsche vervoermiddel te
water, verlaten we te Kinshassa het gebied van den Congo-Staat om,
na den wijden Stanley-Pool overgestoken te zijn, te Brazzaville de
Fransche Colonie te betreden.

Wie voor eenige jaren Brazzaville bezocht, zou door den aanblik der
hier en daar verspreid liggende onaanzienlijke gebouwen zeker niet op
de gedachte gekomen zijn, dat hij zich bevond in de tweede hoofdplaats
der groote Fransche kolonie aan den Congo.

Vooral na een bezoek aan den Congo-Vrijstaat, waar overal de Staat
zoo in alle opzichten op den voorgrond treedt, moest het den bezoeker
van Brazzaville opvallen, hoe èn het gouvernement èn de handel zich
hier met een veel bescheidener plaats vergenoegden, dan dit aan den
overkant der rivier het geval was.

Zeker moet bij deze beoordeeling niet uit het oog verloren worden, dat
Brazzaville, wat betreft de verbinding met de kust en het verkrijgen
van de hulpmiddelen voor den bouw van huizen etc. en voor het onderhoud
der blanken benoodigd, in ongunstiger omstandigheden verkeerde, dan
het reeds beschouwde gedeelte van den Vrijstaat. In den tijd toen de
spoorweg tusschen Matadi en Kinshassa nog niet bestond, was Loango,
een plaatsje aan de kust van den Oceaan gelegen, de stapelplaats,
waar de meeste goederen, uit Europa aangevoerd, werden opgeslagen
en van waaruit ze per karavaan, langs een langen en moeilijken weg,
naar Brazzaville vervoerd moesten worden. Wèl waren groote en vele
bezwaren aan dit transport verbonden. De reis het binnenland in, nam
20 à 30 dagen in beslag en vooral in den regentijd (van November tot
einde Mei ongeveer) waren de moeilijkheden niet licht te achten. Zware
regens en niet minder de tornado's, de van hevige stormen en geweldige
slagregens vergezeld gaande onweersbuien, van welker hevigheid men
zich in gematigder luchtstreken moeilijk een voorstelling maken kan,
belemmerden zeer het geregeld verkeer. De vochtigheid van den bodem,
waarop men dikwijls overnachten moest, was bovendien zeer nadeelig
voor den gezondheidstoestand der dragers. De eindelooze vlakten zijn
in dien tijd des jaars bedekt met welig opschietend gras, dat 3-5
M. hoog wordt; dit harde, scherpe gras, neergeslagen door den wind
en den regen, bedekt het smalle voetpad, waarover de dragers achter
elkander voortgaan, met een verward kluwen, dat niettemin altijd nog
enkele meters hoog is. Men gaat er niet alleen tusschen- maar ook
onderdoor; het beneemt aan alle zijden, ook naar boven, het uitzicht;
met moeite vindt men hierin zijn weg, en als de zon er op schijnt
is de drukkende hitte er bijna ondraaglijk. Op vele plaatsen treft
men deze grasvlakten aan. Ook het trekken door de bosschen, waaronder
vooral het Mayumba-bosch berucht is, was in dat gedeelte van het jaar
eene lastige onderneming. Over berghellingen en door diepe valleien
strekt dit bosch zich uit. De hellingen zijn dikwijls zóó steil, dat
men er met behulp van lianen, wortels en stronken tegen opklimt of er
langs afdaalt; in de diepten is de bodem doorweekt en op vele plaatsen
herschapen in een moeras. Het doorwaden der menigvuldige stroompjes, op
enkele gedeelten is 10 per dag geen zeldzaamheid, is altijd tijdroovend
en lastig, soms gevaarlijk; in den regentijd in dubbele mate.

Zoo voorttrekkende, brachten de negers de 30-35 K.G. zware
lasten naar hunne bestemming. Landwaarts ingaande bestonden deze
natuurlijk uit alle soorten van handelsgoederen, levensmiddelen en
factorij-benoodigdheden; teruggaande bracht de karavaan ivoor en
gom-elastiek naar de kust over. Wel was er een kortere weg, n.l. per
boot naar Matadi en vandaar over Manyanga langs eene karavaan-route
van ± 15 dagen naar Brazzaville, doch door de dikwijls voorkomende
twisten tusschen de stammen onderling, vooral in die streken, was
deze weg meestal gesloten.

Dat de ontwikkeling van Brazzaville in dien tijd geen hooge vlucht
nam, en er integendeel van ontwikkeling nog bijna geen sprake was,
kan veilig voor een deel aan de lastige verbinding met de kust
toegeschreven worden. Doch slechts voor een deel; een der groote
oorzaken was zeker de weinige energie en vooral ook het gebrek aan
tact van de regeering.

In den tijd toch toen het gouvernement te Brazzaville slechts een paar
armelijke gebouwen had, waarin de enkele ambtenaren nagenoeg zonder
meubelen of ander comfort gehuisvest waren, stonden te Leopoldville,
waar men toch bijna even groote verkeersmoeilijkheden te overwinnen
had, reeds flinke huizen voor de talrijke geëmployeerden van den
Staat; had deze er een werf, waarop hij zijne stoombooten bouwde;
een inrichting waar verscheidene blanken aan de machinerieën, hiervoor
benoodigd, bezig waren e.d.

De karavaan-dienst van af de kust was in den Congo-Vrijstaat ook veel
beter geregeld dan in het Fransche gebied. Bijna overal had hier
de regeering, toen geen spoorweg nog het verkeer vergemakkelijkte,
wegen aangelegd, die behoorlijk van plantengroei gezuiverd en goed
onderhouden werden. Over de meeste stroompjes waren bruggen geslagen en
over de geheele lengte vond men, op elke 4 of 5 uren afstand, huizen,
die tot pleisterplaats voor doortrekkende reizigers dienden. In
nagenoeg al deze posten hield een neger in staatsdienst verblijf
om te zorgen voor water, hout om vuren aan te leggen, en dergelijke
benoodigdheden. De Staat zag verder nauwkeurig toe op de capita's,
d.z. geleiders der karavanen, die aansprakelijk waren voor het aantal
dragers waartoe zij zich verbonden hadden en voor de goede overkomst
van het transport.

Waar de regeering van de Fransche kolonie zelfs niet bij machte
scheen, in den onmiddellijken omtrek van Brazzaville de wegen ook
maar eenigszins te doen onderhouden, ligt het voor de hand, dat van
toezicht op den langen karavaanweg naar de kust, aan deze zijde der
rivier bijna in 't geheel geen sprake was.

De weg bestond eenvoudig uit het smalle negerpad, dat de dorpen
onderling verbond; van bruggen etc. was geen spoor te ontdekken. Ook
het toezicht op de karavanen zelf en de contrôle over de goede
aankomst liet veel te wenschen over. Wel had ook hier iedere capita
een vergunning van het gouvernement noodig en was hij verplicht deze
bij vertrek en aankomst op de Fransche posten te vertoonen, waardoor
er ook op het aantal dragers eenig toezicht uitgeoefend werd, doch
de gelden, die de regeering hierdoor van de handelshuizen, welke
deze vergunningen moesten koopen, ontving, werden niet besteed voor
verbetering van en toezicht op den weg, die de eenige verbinding met
de kust vormde. Het ontbrak niet aan voorschriften en besluiten, doch
de Franschen misten gewoonlijk de middelen en dikwijls den ernstigen
wil, deze te doen nakomen. Meermalen kwam het b.v. voor, dat sommige
lasten, waaronder dan dikwijls onderdeelen van booten en machinerieën,
die met ongeduld verwacht werden, niet aankwamen. Bij onderzoek bleek
dan meestal dat dergelijke stukken eenvoudig langs den weg weggeworpen
waren en de dragers zich naar hunne dorpen begeven hadden, vooral als
deze zich eenigszins in de nabijheid der route bevonden. Dikwijls ook
vond men balen manufacturen, kisten kralen e.d., die reeds jarenlang
vermist waren, toevallig in verschillende dorpen terug en, wat wel
eigenaardig is, gewoonlijk waren ze ongeschonden bewaard en ontbrak
er niets aan den inhoud.

Vooral de ontwikkeling van den handel in het Fransche gebied kon en
kan op verre na niet op één lijn gesteld worden met wat de Staat in
dit opzicht bereikte. 't Is waar, er is heel wat aan te merken op
de manier van handeldrijven in den Vrijstaat èn door de particuliere
maatschappijen èn door de regeering zelf, en 't ware zeker te wenschen,
dat vooral de gom-elastiek-productie zich wat minder ontwikkeld had
en de belangen der negers wat meer in 't oog gehouden waren; doch
hoewel de Franschen zich niet onbetuigd lieten om de wonde plekken
hierin te helpen aanwijzen, er is in dit opzicht, waar het Fransch
Congo geldt, niet alleen veel maar zelfs weinig minder te zeggen dan
waar het betreft den Congo-Vrijstaat.

Eén inrichting te Brazzaville echter--en dit is een bewijs te meer dat
de langzame ontwikkeling van de Fransche kolonie niet alleen aan de
boven omschreven moeilijkheden geweten kan worden--kon de vergelijking
met de beste Europeesche nederzettingen in den Congo-Vrijstaat
doorstaan niet alleen, maar zocht er tevergeefs haars gelijke,--de
factorij n.l. die hier gebouwd werd door de Nieuwe Afrikaansche
Handels-Vennootschap. Deze groote Hollandsche Vennootschap, die haren
handel op den Congo dreef reeds vóór de vestiging van den Vrijstaat
of de Fransche kolonie, stichtte al jaren geleden hare factorijen
langs de rivier; eerst langs het benedengedeelte, doch al spoedig na
de reis van Stanley, al dieper en dieper het land ingaande tot aan
den Stanley-Pool. Van uit Kinshassa ondernamen de Hollanders reeds
hunne tochten naar het binnenland, tot aan Stanley-Falls zelfs, in
de allereerste jaren der vestiging van den Vrijstaat, toen er van
Franschen invloed aan de overzijde nog nagenoeg niets te bespeuren
viel.

In den invloed, dien dit groote handelshuis in den Boven-Congo,
vooral door de zeldzame energie van zijn begaafden vertegenwoordiger
ter plaatse, steeds meer ontwikkelde, zag de Staat een gevaarlijken
factor bij de vestiging van zijn gezag, zoodat na een eindelooze reeks
van moeilijkheden de Vennootschap haren hoofdzetel voor het binnenland
verplaatste naar de overzijde van den Stanley-Pool, naar Brazzaville.

De factorij van het "Maison hollandaise", zooals het huis bij de
blanken, of van "m'fumu n'tangu" (m'fumu = heer, prins, n'tangu =
zon, m'tumu n'tangu = prins als de zon, zonneprins, zooals het wijd
en zijd van Stanley-Falls tot aan de kust bij de negers bekend is),
werd al spoedig een modelinrichting in deze streken. Zoowel wat de
uitgestrektheid als wat den aanleg van het terrein en de inrichting
der magazijnen en woonhuizen betreft, liet deze factorij alles,
wat Brazzaville verder te aanschouwen gaf, in de schaduw. Toen
de verbinding van de enkele Fransche handelsinrichtingen met de
"Post"--het terrein waar het gouvernement zich gevestigd had--niets
was dan een smal pad, dat zelfs nog niet altijd van gras gezuiverd
werd, had men op deze factorij wegen aangelegd, honderden M. lang
en verscheidene M. breed, aan weerszijden beplant met palmboomen,
die men uit den omtrek bijeengebracht had. Men vond er o.a. een
keurig aangelegde laan van mango's, bijna 1 K.M. lang, die, met de
velerlei vruchtboomen en de bamboe- en koffieaanplantingen, van de
factorij bijna een park vormden en de bewondering wekten van allen,
die Brazzaville bezochten. Geen der hier verblijvende blanken, 't zij
vertegenwoordigers der Fransche handelshuizen, 't zij ambtenaren van
het gouvernement, verzuimde dan ook het Hollandsche Huis te bezoeken,
en allen maakten gaarne gebruik van de gulle gastvrijheid die er hun
steeds geboden werd. Terwijl zelfs de hoogste ambtenaren der regeering
zich vergenoegen moesten met een woning van grauwe klei gebouwd
en met riet gedekt, waarin de noodigste meubels zelfs ontbraken,
waren de Hollanders gehuisvest in goed ingerichte huizen, tamelijk
wel gemeubeld, voorzien van houten, witgekalkte daken en tegen de
zonnestralen, ook ter zijde, door veranda's beschut. De factorij
had verder een veestapel;  men vond er bloemperken, groentetuinen,
manioc-aanplantingen voor de negers, die er verblijf hielden en
een "oranje-park", dat sinaasappelen, manderijnen  en citroenen
leverde. Ondanks de groote bedrijvigheid waarvan men er altijd getuige
kon zijn, was de factorij steeds, in tegenstelling met de meeste
Fransche nederzettingen, een voorbeeld van de grootste netheid en orde.

Ook de aanwezigheid der hutten van de honderden zwarten, die er
altijd in dienst waren, liet in dit opzicht niets te wenschen. Op
verschillende punten der factorij woonden deze zwarte werklieden,
eenigszins van de hoofdwegen af, in afzonderlijke dorpen als 't ware,
bijeen. Men vond daar de tamelijk goed gebouwde hutten der Sierra
Leona's en Accra's, inboorlingen uit de Engelsche bezittingen aan de
kust, die zich hier verhuurden als timmerlieden en metselaars. Ze
zijn, over 't algemeen, vooral eerstgenoemden, flinke werklui;
spreken goed Engelsch, kunnen meerendeels lezen en schrijven,
ontvangen zelfs de in hun vaderland verschijnende couranten per
post en zijn bijna zonder uitzondering trotsch op het feit, dat zij
bewoners zijn van een Engelsche kolonie en deel uitmaken van het, in
hunne schatting, nagenoeg alles omvattende Engelsche rijk. Ook van de
kust afkomstig zijn de Whyboys, die reeds in hunne armelijke hutten
hunne mindere ontwikkeling toonen. Onder gezag van een headman komen
zij, in gezelschappen van 30-60, uit Liberia. Zij zijn zeer gehecht
aan hun vaderland en hun blijdschap kent geen grenzen, wanneer zij,
na volbrachten diensttijd zich weer naar hun geboorteplaats mogen
inschepen. Zij spreken wat gebroken Engelsch en worden in dienst
genomen voor allerlei werk aan bootenbouw en in magazijnen, waarvoor
zij door hunne groote lichaamskracht, gewoonlijk bijzonder geschikt
zijn.

Van een geheel ander type zijn de Loango's en Cabinda's, bewoners van
de Portugeesche bezittingen aan de kust. De meesten hunner spreken
Portugeesch doch hebben van den omgang met blanken meestal niet veel
goeds overgenomen. Zij zijn gelukkig, als zij dezen in zijne kleeding
kunnen nadoen; loopen, zoodra zij als koks, waschlui of tafeljongens
iets verdiend hebben, met hoed en wandelstok, maar zijn dikwijls bekend
om hun drankzucht, hun weinige eerlijkheid en hun onbetrouwbaarheid.

Ook uit den omtrek trekt de factorij hare werklieden. Begeerig
naar de eenige meters goedkoope katoenen stof, die er maandelijks
te verdienen vallen, komen de jongens uit de omliggende Balali- en
Bacongo-dorpen dikwijls dagreizen ver loopen om hunne diensten aan
te bieden. Na 12 maanden (zij tellen de manen) werk, dat gewoonlijk
bestaat in terreinonderhoud, vee hoeden, op eenden en kippen passen,
waterdragen etc., keeren zij dan, rijk met hunnen voorraad n'toie
naar hunne dorpen terug, om zich meestal na verloop van eenigen tijd
opnieuw te komen aanbieden, totdat zij genoeg verdiend hebben om
zich in het dorp, als bezitters van een hut, eenige geiten en kippen,
naar hun genoegen te kunnen nederzetten.

Bovendien trof men, buiten deze geregelde bevolking der factorij nog
een aantal negers aan, van allerlei stammen diep uit de binnenlanden
afkomstig, die als houthakkers dienst deden op de booten en hier
tijdelijk hunne hutten opsloegen. En voor al deze handen was er altijd
werk; nooit stond het bedrijvige leven stil en dikwijls zelfs kwam
men arbeidskrachten te kort.

Evenzeer als de regeering had ook dit handelshuis natuurlijk te kampen
met de moeilijkheden van het transport. Niettemin dreef men reeds een
geregelden handel met de hooger gelegen streken; voortdurend brachten
dragers goederen van de kust aan; niet alleen handelsgoederen en
levensmiddelen, maar geheele stoombooten. Deze laatste werden in dien
tijd, zooveel mogelijk in lasten van 30 K.G. uit elkander genomen,
per karavaan aangebracht, waarna ze dan aan den oever der rivier in
elkander werden gezet.

Overal in den omtrek was "m'fumu n'tangu" bij de inboorlingen bekend,
en zonder twijfel zagen de meeste negerstammen in dit handelshuis
machtiger lichaam dan in de administratie der kolonie.

Tot het aanzien, dat het Hollandsche Huis in deze uitgestrekte
landstreken genoot, droeg niet weinig bij--'t dient ter eere van
zijn chefs en employés gezegd--dat hier steeds streng gewaakt werd
tegen machtsmisbruik. Men had natuurlijk geen soldaten of gewapende
lieden in zijn dienst om de negers tot levering van de verschillende
voortbrengselen te dwingen; men beproefde ook geen dwang, doch zocht
slechts overal den vrijen ruilhandel te ontwikkelen, en--het huis
bevond er zich goed bij.

Van zeer groot belang was begrijpelijkerwijs het bestaan van dit
machtige handelshuis voor de Franschen bij de vestiging van hun gezag
aan den Boven-Congo. Ontelbare malen stond het de regeering bij met
zijne--voor dien tijd en die streken--rijke hulpmiddelen. Dikwijls
voorzagen zijn magazijnen de Fransche posten aan de kust, bij Manyanga,
of te Brazzaville, van de noodige handelsgoederen of levensbehoeften,
en verscheidene malen bood het te Brazzaville zijn booten aan de
regeering aan voor het vervoer naar boven van expedities en goederen;
aanbiedingen, die steeds gaarne en dankbaar aanvaard werden. Meerdere
beroemd geworden Fransche missies vertrokken zoo op Hollandsche
stoombooten, met behulp van Hollandsch personeel naar de plaatsen
hunner bestemming.

Meer en meer echter, naarmate de invloed der Franschen in den Congo
grooter werd, naarmate de regeering meer ambtenaren en grooter
hulpmiddelen kreeg, begon men met leede oogen de groote ontwikkeling
van den Hollandschen handel gade te slaan; het duurde niet lang of
de Vennootschap ondervond hiervan de gevolgen. Het "La France et ses
Colonies pour les Français", zoo dikwijls door regeeringspersonen en
handelaars geuit, vond misschien nergens zoo sterk zijn toepassing
als hier. Hoewel men het huis zijn reeds verkregen factorijen niet
ontnemen kon, maakte men het den handel op een andere wijze ongeveer
onmogelijk. Zonder rekening te houden met reeds verkregen rechten,
werden uitgestrekte gedeelten der kolonie in concessie uitgegeven
aan uitsluitend Fransche maatschappijen, die enkele jaren geleden,
tengevolge van kunstmatig opgewekte belangstelling en overdreven
voorstellingen, in grooten getale werden opgericht.

Binnen korten tijd was het recht van handeldrijven met de inboorlingen
in bijna het gansche Fransche gebied tot de maatschappijen, die
eigenaars werden dezer concessies, beperkt, waardoor nagenoeg de
geheele kolonie voor den vrijen handel gesloten was. Vertoogen mochten
niet baten. Men beriep zich op de tractaten waarbij de vestiging van
Europeesche natiën in de Congo-streken geregeld werd--doch zonder
resultaat.

't Gevolg was, dat voor de Hollandsche vennootschap het bezit harer met
moeite verworven factorijen langs de bovenrivieren bijkans waardeloos
werd; van handeldrijven toch was geen sprake meer, nu ongeveer al deze
factorijen lagen in de concessie van de een of andere in Frankrijk
opgerichte maatschappij.

Wel heeft men het Hollandsche element niet kunnen verdrijven en hield
het Huis zich, ondanks alle moeilijkheden en tegenwerking, staande
door transportdiensten en 't zoeken van nieuwe handelsverbindingen,
doch de vrije ontwikkeling van zijnen handel werd voor goed gefnuikt.

Het resultaat dezer verdeeling in concessies is evenwel nòch voor
de regeering, nòch voor den handel gunstig geweest. En geen wonder
ook. Door de onbekendheid met de toestanden aan den Congo, onderschatte
men al te zeer de moeilijkheden die te overwinnen waren; men stelde
zich gouden bergen voor van de opbrengst der uitgestrekte concessies,
waar men het recht van alleenhandel hebben zou en dus over de geheele
gom-elastiek-productie te beschikken had. De teleurstelling bleef
dan ook niet uit. De nieuw opgerichte maatschappijen ondervonden al
spoedig dat oude toestanden, vooral in een land als Midden-Afrika,
maar niet met éen slag te wijzigen zijn. De vestiging in Brazzaville
zonder eerst vasten voet aan de kust te hebben, bracht onvoorziene
hindernissen en ongedachte kosten mede. Bovendien, de reis van deze
plaats naar de meeste der concessies was op zichzelf reeds bezwaarlijk
genoeg; hoeveel te moeilijker en kostbaarder werd het niet, alle
benoodigdheden en handelsartikelen naar die verafgelegen streken op
te voeren! En dan de handel zelf. Het verkennen der uitgestrekte
terreinen, waarvan zelfs geen kaarten bestonden; het uitzoeken
der goede punten voor factorijen-bouw; het bekend worden met de
eigenaardigheden der bevolking, die dikwijls nog nooit in aanraking
geweest was met Europeanen; het juist beoordeelen der artikelen,
waaraan door de negers waarde gehecht zou worden, en waarvoor ze hunne
producten, zoo deze tenminste in de concessie gevonden werden, wat ook
nog niet altijd het geval was, zouden willen inruilen,--het waren even
zoovele moeilijkheden, waarop nagenoeg in 't geheel niet gerekend was.

Vreemd is het dan ook niet, dat de plotseling opgewekte belangstelling
voor den Congo-handel in Frankrijk spoedig aanmerkelijk bekoelde. Tal
van maatschappijen bereikten nooit eenig resultaat; vele brachten
het niet verder dan het opzoeken hunner concessies, doch konden tot
den eigenlijken handel maar nooit goed geraken. Andere leidden een
kwijnend bestaan en zagen de opbrengst van de met moeite verworven
voortbrengselen uit hun gebied, verzwolgen door de verbazend
hooge kosten, die de vestiging in deze streken medebrengt; zelfs
waren er maatschappijen, die nooit vasten voet kregen in hunne
concessie. Enkelen slechts is het gelukt, den handel in hun gebied
tot ontwikkeling te brengen.

Het gevolg der geringe ontwikkeling van den handel gevoelde de
regeering der kolonie in een voortdurend gebrek aan de noodige
geldmiddelen om haar gezag ook maar eenigszins voldoende te
kunnen vestigen. Eerst in den laatsten tijd, nu Brazzaville tot
zetel der regeering gemaakt is, heeft het gouvernement hier eenige
behoorlijke gebouwen; tot voor kort was deze voornaamste vestiging
der Franschen aan den Boven-Congo nog niet te vergelijken met vele
der posten, die de État Indépendant langs de bijrivieren diep in
het binnenland opgericht had. Nog zijn er geheele streken, waar
geen regeeringsambtenaar te vinden is; zelfs heeft men toegelaten,
dat sommige concessies jarenlang in exploitatie gebracht waren,
zonder dat er ook maar eenige regeeringspost bestond in geheel de
wijde uitgestrektheid. En zelfs waar men de posten vond, hadden ze
zeer dikwijls gebrek aan het noodigste personeel. Van toezicht op
de handelingen van hen, wier belang toch medebracht zooveel en zoo
goedkoop mogelijk producten te verzamelen, was in sommige streken dan
ook geen sprake; van bescherming der inboorlingen tegen willekeurige
handelingen, in vele gevallen evenmin.

Het gelukkige voorschrift, waarbij in den Franschen Congo met alle
lichamelijke straffen gebroken werd, heeft helaas niet kunnen beletten,
dat ook hier vele ergerlijke daden van machtsmisbruik voorgekomen zijn,
waaraan in enkele gevallen zelfs regeeringsambtenaren schuldig waren.

Zeer gezien is ook in de Fransche kolonie de regeering bij de
inboorlingen niet; ook hier is een der hoofdoorzaken het innen van
belasting in gom-elastiek. Tengevolge der veelvuldige botsingen
hierdoor ontstaan, de dorpen die er voor vernield en de hoofden, die
er voor gestraft werden, zijn de oevers der Sangha b.v. langzamerhand
ontvolkt en trokken de eertijds in deze uitgestrekte streken wonende
stammen al dieper en dieper het land in. In de weinig toegankelijke
gebieden vooralsnog tamelijk veilig, leven zij hier voort in
voortdurende oneenigheid met het gouvernement; veel inspanning en tijd
zal het ongetwijfeld nog kosten, deze en vele andere stammen, die
liefst zoo weinig mogelijk met de regeering te doen willen hebben,
met den Europeeschen invloed te verzoenen en in de uitgestrekte
kolonie een goed geordend bestuur te vestigen, dat aan machtsmisbruik,
onderdrukking en verkeerde en wreede gewoonten bij de inlanders zelf,
voorgoed een einde maakt.

Een struikelblok voor de regeeringen en ook voor de particuliere
ondernemingen in het geheele Congo-gebied is het feit, dat geen blanke
zich hier thuis gevoelt en de hieruit voortvloeiende voortdurende
wisseling van dezen.

Zoowel zij, die er jarenlang vertoefden als de velen die eerst
sedert korteren tijd de beschaafde wereld vaarwel zegden om het
eigenaardige, primitieve Congo-leven met zijne vele ontberingen en
vermoeienissen voor een tijd mede te maken, zij allen houden het oog
gericht, ook onder de toewijding waarmede hier zoowel als elders de
taak dikwijls opgevat wordt, op het tijdstip, waarop zij zich zullen
inschepen aan boord van het stoomschip, dat hen terugvoeren zal naar
de achtergelaten betrekkingen en naar de samenleving, waarvan zij
zoolang waren uitgesloten.

En hiervoor bestaat reden. In geen land misschien, op geen hoekje
wellicht van den aardbodem gevoelt men zich zoo van de maatschappij
uitgesloten als in deze streken. Ongetwijfeld zijn er maar weinige
door blanken bewoonde oorden, waar Europeesche invloeden een zoo
weinig beteekenende factor zijn als hier.

Hoewel vooral in den Vrijstaat de toestanden reeds zeer veel
verschillen met die van een 20-tal jaren geleden, hoewel de
spoorweg een groote verbetering bracht in het verkeer met de kust,
en brieven zelfs de meest verwijderde streken bereiken, missen de
bewoners van alle eenigszins van de kust verwijderde plaatsen bijna
allen comfort--de eenvoudigste dingen, waaraan men in Europa zóó
gewend is dat men er hun bezit ternauwernood opmerkt, doch welker
gemis men in Afrika zoo sterk gevoelt. Lectuur, een onderhoudend
gesprek, een eenigszins gezellig verblijf en zoovele andere zaken,
vroeger nauwelijks geteld, maar waaraan men, ter ontspanning na de
afmattende warme dagen op reis of op de factorijen doorgebracht, hier
juist dubbel behoefte gevoelt, ze worden hier gewoonlijk slechts ten
deele, dikwijls totaal niet aangetroffen. Wanneer tegen den avond na
de verzengende hitte van den dag alles wat verademt en de aangename
koelte naar buiten lokt, maakt de zoo spoedig intredende duisternis en
bijna overal 't gebrek aan goede wegen zelfs een wandeling onmogelijk.

Verfrisschende dranken blijven overal in 't binnenland buiten
het bereik der factorij-bewoners, en zelfs te Leopoldville en te
Brazzaville kan men er zich door de verbazend hooge prijzen--spuitwater
en bier b.v. kosten zooveel als de beste wijnen in Europa--bijna
niet van voorzien. Brood en aardappelen,  de meest gewone en daardoor
moeilijkst te ontberen spijzen--alle blanken, die niet in de nabijheid
der kust wonen, moeten ze zich ontzeggen; het brood toch, dat op de
factorijen gebakken wordt, verdient meestal nauwelijks dien naam en
aardappelen kunnen moeilijk hooger dan tot Leopoldville en Brazzaville
opgevoerd worden.

Mag men zich in Europa al eens af vragen: "Vanwaar toch die langzame
ontwikkeling, die bestendiging van oorspronkelijke toestanden in
een land dat toch reeds meer dan 25 jaren door blanken bezocht en
bewoond wordt",--men behoeft niet lang aan den Congo te vertoeven om
het antwoord op deze vragen te vinden. De groote hinderpaal n.l.,
die een goede ontwikkeling van Midden-Afrika in alle opzichten in
den weg staat, is het ongezonde klimaat dezer streken. De koortsen,
opgewekt door de uitwasemingen der vele moerassen of overgebracht
door de muskieten, de stoornissen in de spijsverteringsorganen en de
aandoeningen van lever en milt, waaraan de blanke hier blootstaat,
zijn de hoofdoorzaken, die den Congo, en niet ten onrechte, om zijn
klimaat berucht maken. Hoewel er ook in dit opzicht veel overdreven
wordt, blijft het een uitgemaakte zaak, dat de vele ziektegevallen
dikwijls met doodelijken afloop, die onder de blanke bevolking
voorkomen, kolonisatie, of ook maar een eenigszins geregelde, meer
duurzame vestiging beletten. Het ongunstige klimaat, veel meer dan
de groote hitte--hoewel deze ook niet voorbij te zien is, waar reeds
te 7 uur in den morgen, een uur na zonsopgang dus, de thermometer
80° aanwijst--maakt, dat de blanke het land, al heeft dit ook zeker
zijn bekoring, blijft beschouwen als een tijdelijke verblijfplaats,
die hij, zoodra de omstandigheden hem dit veroorloven, gaarne tegen
de vroeger bewoonde oorden verwisselt.

Wanneer men, op de terugreis, per spoor Matadi nadert, kan men er
getuige van zijn, hoe ieder met vreugde naar de te dezer plaatse
gereedliggende stoomboot heenblikt, zoodra zij zich bij een der
laatste bochten van den weg, eensklaps aan het oog vertoont.

Terugreizende na een verblijf van eenige jaren in het binnenland,
kregen ook wij op dit gezicht het gevoel van rust, dat iemand
ondervindt die, na een lange poos van ingespannen, afmattend werken,
zijn doel bereikt en het werk achter den rug weet. Toen we het stevige
houten dek der groote boot betraden en de ontelbare dingen terugzagen,
waarmede we vroeger zoo vertrouwd waren, doch waaraan we in Afrika
ontwenden, gevoelden we ons terug in de maatschappij en deelden we
onwillekeurig in de algemeene opgewektheid, waarmede de tehuisreis
door alle passagiers ondernomen wordt.





*** End of this LibraryBlog Digital Book "Langs den Congo tot Brazzaville - De Aarde en haar Volken, 1906" ***

Copyright 2023 LibraryBlog. All rights reserved.



Home