Home
  By Author [ A  B  C  D  E  F  G  H  I  J  K  L  M  N  O  P  Q  R  S  T  U  V  W  X  Y  Z |  Other Symbols ]
  By Title [ A  B  C  D  E  F  G  H  I  J  K  L  M  N  O  P  Q  R  S  T  U  V  W  X  Y  Z |  Other Symbols ]
  By Language
all Classics books content using ISYS

Download this book: [ ASCII | HTML | PDF ]

Look for this book on Amazon


We have new books nearly every day.
If you would like a news letter once a week or once a month
fill out this form and we will give you a summary of the books for that week or month by email.

Title: Eens Engelschman's eerste indrukken van New-York - De Aarde en haar Volken, 1917
Author: Martin, Stuart
Language: Dutch
As this book started as an ASCII text book there are no pictures available.


*** Start of this LibraryBlog Digital Book "Eens Engelschman's eerste indrukken van New-York - De Aarde en haar Volken, 1917" ***


Eens Engelschman's eerste indrukken van New-York.

Naar het Engelsch van Stuart Martin.


"You will see some city", zei mij de Amerikaan, die mij verteld had
van New-York, aan 't slot van zijn beschouwingen, na het diner, in den
salon van de boot die ons naar Amerika bracht. En "You will see some
city", herhaalde de jonge studente, die Europa was "rondgereisd"
en van dat uitstapje weer huiswaarts keerde. En terwijl ze die
woorden uitten, klopte New-York's boodschapper en afgezant reeds aan
onze deur. Hij kwam, die boodschapper, in den vorm van den loods,
aangeroeid van de kleine witte stoomboot, die ons zoo eigenwijs te
gemoet huppelde aan den ingang van Ambrose Channel. Wat deed het ertoe,
of zijn roeiers het hun toegeworpen touw lieten glippen? 't Bood ons
de gelegenheid, het kleine notendopje te zien dansen op de golven,
tot de geweldige schroeven hun beweging staakten, en stevige armen
onzen gids naderbrachten tot het doel. Hij schoot langs de ladder
omhoog als een zwart aapje, en boog voor 't verzamelde gezelschap aan
de reeling. "I guess you're late", zei hij, "but we're glad to see
you". Eerbiedig lieten we hem passeeren. Hier hadden we nu Oom Sam's
eigen afgezant, de man die ons begroette in naam van Amerika. 't Was
een spannend moment. Het Oosten had het Westen gevonden.

Geen half uur later verschenen andere afgezanten. Een half dozijn
kleine sleepbootjes kwamen van alle kanten aanschieten, en hechtten
zich als vliegen langs de zijden van ons hoog ijzeren gevaarte. Ze
deden mij denken aan een groep vroolijke kinderen, die een volwassen
gast bij zijn aankomst omringen, en hem bij de hand binnenleiden
in den sprookjestuin, geschapen door hun eigen frissche, ongerepte
verbeelding. Ik ging gaarne mede, nederig, haast een weinig bevreesd.

Van uit zee New-York te naderen is het naderen van een sprookjes-stad,
welker blinkende torens en tinnen hoog de lucht inboren, flikkerend
in de zon, als de betooverde steden uit onze kinder-prentenboeken. En
wanneer de boot de haven is binnengegleden en stil ligt aan een beschut
hoekje van de kade, dan begrijpen we dat zij, die New-York gebrek aan
schoonheid en bekoring verweten, der stad grievend onrecht hebben
gedaan. Ik betwijfel, of wel ééne stad ter wereld den vreemdeling
dieper en sterker treft bij haar eersten aanblik, dan die wonderbare
ontzaglijke belichaming van het doelmatige, die daar zoo snel is
verrezen op het eiland Manhattan.

Haar hooge torens staan te stralen, warm in de gloeiende zon, als de
minaretten eener oostersche citadel; haar vreemde geluiden gonzen in
uw ooren; haar eigenaardig silhouet verandert zienderoog van een vage
mengeling van glinsterende, hooge huizenbrokken in een geregelde,
imposante rij van winkel- en kantoorgebouwen, welker architecten
iets beters voortbrachten dan ze zelf hadden bedoeld. Laat harde
noodzakelijkheid, koele berekening, nuchter overleg, gesteund
en beheerscht door den almachtigen dollar, hebben geleid tot den
skyscraper-bouw van New-York, met den eersten dier huizentorens nam
New-York's heldenzang een aanvang. Elke steen is een letter, iedere
verdieping een regel in dat heldendicht. De bouwmeesters van het nieuwe
New-York wenschten vóór alles praktisch te zijn. Ze werden poëtisch,
zonder het te willen. Ze begonnen met elken artistieken regel te
verwerpen, en in doelmatigheid alleen hun leidsvrouw te zien. En zij
ontdekten, dat de kunst zich niet láát terzijde schuiven, de kunst,
die hun handen bestuurde, al zagen zij haar eischen voorbij.

Voor den vreemdeling is er geen eentonigheid in het afwisselend
panorama van hooge torens en glinsterende koepels, die zich trotsch ten
hemel verheffen. Hij vraagt zich af: "Als dit de poorten zijn der stad,
hoe mag dan wel de stad zijn, achter die poorten gelegen?" Mijn voet
betrad amerikaanschen bodem,--en ik voelde dat ik gietijzer onder mij
had. Daar stond ik dan nu, in het vreemde land. Een uur later zag ik
uit mijn hôtelkamer neer op New-York City. Onmiddellijk gevoelt men
het vloeiend, onduurzaam karakter van dit groote-stadsbeeld. Niets
dat hier zijn eigenaardige kenmerken behoudt, op geslachten zijn
onuitwischbaren stempel kan drukken. Een New-Yorksch geslacht duurt
niet langer dan tien jaar. Voor den New-Yorker zijn tien volle jaren
een menschenleeftijd. Onder elke phase van het stadsleven broeit
en woelt de rustelooze gespannen geest, die snel en onverzettelijk
voorwaarts dringt. Aan géén ding is hier vergund, bestendig te zijn,
en het is absoluut onwaar, te beweren dat New-York de climax van
amerikaansche organizatie vertegenwoordigt. Die climax is nooit
bereikt,--zal waarschijnlijk nimmer wòrden bereikt, want New-York is
niet anders dan de tijdelijke uitbeeldingsvorm van den geest harer
bewoners. Elke nieuwe stemming weerkaatst zich, wordt afgespiegeld
in het uiterlijk voorkomen der stad. De meeste steden van New-York's
leeftijd zouden bij voorbeeld de kwestie van hun watertoevoer reeds
lang geleden hebben beslist en afgedaan. New-York breekt haar straten
op, om die vraag, (tijdelijk dan altoos), thàns op te lossen.

Dáárin schuilt dan ook, naar 't mij voorkomt, de eigenlijke beteekenis
van het woord "hustle". Niet dat de New-Yorkers zóó ontzettend veel
haastiger en driftiger zich náár en vàn hun werk spoeden dan de
zakenlui van Londen, Berlijn, of zelfs Parijs.

Maar te New-York denken de commercieele voorgangers voortdurend nieuwe
methoden uit om hun zaken te leiden; altijd zijn zij ontevreden met
het bestaande; altijd zoekende naar middelen tot grondiger organizatie,
tot de uiterste volmaking van het geringste onderdeel. Dat najagen van
het vroeger onbereikbaar geachte, dat willen van den overtreffenden
trap, leidt hen tot wat somtijds verkwisting op reusachtige schaal
gelijkt. Biedt eenig gebouw geen ruimte genoeg, voldoet het niet
aan de allerhoogste eischen, het wordt onverbiddelijk neergehaald en
vervangen door een ander, nòg grooter, nòg moderner, nòg practischer
dan zijn voorganger. Geen voorname straat in de stad, waarin niet hoog
omheinde gapingen de plekken aanwijzen, waar weer nieuwe sky-scrapers
worden opgericht, de een alwéér hooger dan de ander. Van achter die
barrikaden barsten de slagen los van het dynamiet, en het geratel der
klinkmachines, die de kolossale ijzeren zuilen en balken saamvoegen,
welke het geraamte der wordende reuzen vormen. 't Is de groeikramp
van New-York, dat doffe knallen van het uiteenspringend gesteente en
het onderaardsche gedreun van de schroefboor; 't is het steunen van
het barend Manhattan, dat iederen dag een Newer-York het aanzijn
schenkt. Het is niet mogelijk New-York lief te hebben zooals men
Londen liefhebben kan. Om Londen's enge straten en pleintjes der
binnenstad spint de bekoring van het oude, overgeleverde haar
gulden waas; het onverwachte, geheimzinnige prikkelt en boeit den
vreemdeling bij iederen stap. Mijlen aaneen in een rechte lijn
voortwandelen is daar niet mogelijk. In New-York bestaat niet een
enkele straat met een bocht erin. 't Is een stad als een schaakbord,
langs de lineaal getrokken. Broadway loopt diagonaal van den eenen
naar den anderen hoek;--het Strand van New-York; maar een Strand dat
zijn prestige langzaam ziet verminderen ten koste van dat van Fifth
Avenue, Manhattan's Regent-street. En ook hier trekken zich de rijke
bewoners langzaam aan weer terug, om zich er enkel des Zondags meer
te vertoonen, sedert de oprichting der groote department stores in
de voorname buurt. In menig opzicht scheen 't mij toch, dat New-York
zich in londenschen geest poogde te vervormen. 't Verbaasde mij toen
ik het aantal New-Yorkers zag, dat in hoogen hoed en gekleede jas na
den ochtend-dienst door Fifth Avenue drentelde, op een Zondagmorgen,
niet anders dan de Londenaars doen in Rotten Row of Park Lane. Ik
had gehoord dat die "deftige" dracht in Amerika niet voorkwam
bijna. En toch stempelde ze ook hier den "gentleman", n.b. mèt den
wandelstok met gouden knop, die de onafscheidelijke metgezel is van den
londenschen "man-about-town", en dien de Amerikanen ook al mee hebben
overgenomen. Zulk een plagiaat zouden de dames van New-York niet licht
begaan. Dat achten zij beneden zich. Zij scheppen. In den regel zien
zij er bleeker uit dan haar engelsche zusters; minder geanimeerd ook;
ze spreken langzamer, haast ietwat afgemat. Haar kleederdracht wordt
ontworpen, "built", noemen ze dat, door amerikaansche artisten, die hun
ideeën ontleenen aan de modes van Londen en Parijs, welke ze wijzigen
naar believen, met het resultaat dat een amerikaansche zich kleedt,
zooals nooit eene engelsche het zou doen. Maar ze streven allen naar
één scherp-afgebakend ideaal. 't Is alsof ze alleen in de keuze harer
kleuren eenige vrijheid genieten.

Zelfs de winkeljuffrouwen zijn voorbeelden van goeden smaak en
vernuftige samenstelling van effectvolle détails. Wie den stroom van
vrouwelijke werksters zich van en naar haar bezigheden ziet spoeden,
bemerkt hoe ze met wat inspanning erin weten te slagen, zich van
haar acht à tien dollars per week te kleeden alsof ze arbeidden voor
haar genoegen en niet uit noodzaak. Hoe ze het doen, weet ik niet;
maar dàt ze 't doen, is zeker. Ze maken wel wat te rijkelijk gebruik
van poeder, en wèl zag ik onder de talrijke scharen die des morgens
van Brooklyn kwamen oversteken in den "elevated" menig lief gezicht,
dat in de vroege rimpeltjes om oogen en mond de sporen vertoonde van
die aanhoudende inspanning om vóór alles den schijn op te houden. Mijn
hoofdindruk bleef ten slotte deze, dat ik in de straten van New-York
geen enkele slordige of slecht gekleede vrouw heb ontmoet, en dat is
voor een stad een groot compliment.

Een ding trof en griefde mij als een teleurstelling in dit oord
der practische doelmatigheid. En dat was, dat ik 's morgens aan
mijn slaapkamerdeur mijn schoenen niet keurig glimmend gepoetst vond
gereedstaan. 't Was letterlijk een slag, te hooren, dat ik de straat op
moest, of den "stand" van 't hotel had op te zoeken, om dat zaakje in
orde te krijgen. Laat in den avond van den dag mijner aankomst werden
mij op dit punt de oogen geopend, toen ik argeloos mijn schoeisel op
den corridor wilde neerzetten, zooals ik dat in Engeland in elk hotel
of boarding house zou doen. "Ik zou ze daar niet laten slingeren,
als je ze hoopt terug te zien", zei een welmeenend vriend. "Zóó zijn
onze manieren niet, hier te lande".

Mijn ergernis over die vreemde gewoonte verminderde er niet op, toen ik
's morgens verplicht was mijn stoffige, onfrissche voetbekleeding weer
aan te trekken zooals ze was afgelegd. In Engeland is de schoenpoetser
een bijkomstigheid, een nederig, onbeduidend individu, hurkend op een
straathoek. Amerika heeft zijn bedrijf verheven tot de waardigheid
eener nationale instelling. De zonderlinge soort van troonzetels op de
hoeken der New-Yorksche straten, waarin mannen en vrouwen geschaard
zitten, om op hun gemak de noodige bewerking van hun schoeisel te
laten geschieden, bleven mij steeds een vreemd verschijnsel. De altijd
haastende Amerikaan zoekt hier rust en gemak; de flaneerende Londenaar
getroost zich tijdelijk een positie waarbij hij nauwelijks op de been
kan blijven. Meerdere van die kleine afwijkingen en bijzonderheden
in gewoonten en leefwijze troffen mij gedurende mijn verblijf. Geen
kellner in hotel of restauratie zal ooit een gast naar zijn wenschen
vragen, eer hij hem van een glas frisch koud water heeft voorzien. 't
Is volstrekt geen kwade gewoonte; maar ik kon niet nalaten mij af te
vragen, of die dagelijksche waterverspilling op groote schaal misschien
ook had kunnen vermeden worden. En waarom steken de standpijpen,
waaraan de brandweer de slangen heeft te bevestigen, toch een halven
voet boven 't plaveisel uit, zoodat iedere voorbijganger er zijn
schenen tegen stoot? Mij waren die alomtegenwoordige steenen des
aanstoots een voortdurende ergernis. Een ander eigenaardig verschijnsel
vond ik de kalmte, waarmee zoogenaamde "streng verboden" dingen werden
gedaan, en "streng gèboden" maatregelen werden verzuimd of ontweken. Op
den elevated railway,--dat barbaarsch bouwsel, dat mooie straten
en pleinen als Greeley Square en Sixth Avenue bederft,--is het den
passagiers "positively" verboden, naast den conducteur te staan op het
platform; maar ze staan er tòch. Aan de achterdeuren van magazijnen
en goederenbureaux prijkt de verzekering, dat hier na een bepaald
uur van den dag "positively" geen goederen meer worden in ontvangst
genomen; maar afgeleverd worden ze tòch. Op kantoren wordt de bezoeker
afgescheept met de bewering, dat mijnheer "positively" niemand kan
spreken op 't moment;--ontvangen wordt hij ten slotte tòch. Ik hoorde
zelf een conducteur van de electrische tram met nadruk verzekeren,
dat er nu "positively" binnen in geen plaats meer was; maar bij de
volgende halte werkte zich een ondernemend en vastberaden troepje
handig door de versperde opening, en de conducteur liet ze begaan,
met een vermoeiden blik, die zeide: "Hun zin krijgen ze tòch". Dat
voorbijzien van regel en orde verbaast ons in een stad als New-York;
misschien is 't een der uitingen van den geest van "hustle" die nu
eenmaal den kortsten weg zoekt en vindt, en van geen beletsel op zijn
pad notitie neemt.

Amerikanen zijn nooit tevreden met het verkregene. Wat zij "efficiency"
noemen, is wedijver; en wedijver beteekent bij hen een roekeloos
overvleugelen, een stelsel van "buigen of breken", dat systematisch
van al het bezielde en onbezielde méér vergt, dan het naar aanleg
en vermogen leveren kàn. Ik heb trams zien passeeren met een vaart
van 20 mijlen per uur, letterlijk behangen met trossen zwevende
passagiers. Wie geen houvast had aan 't voertuig zelf, klemde zich
vertwijfeld aan de kleeren van zijn machteloozen buurman. Brooklyn
Bridge, bestemd om 400.000 passagiers te vervoeren per dag, draagt
er geregeld ruim een millioen. Evenzoo gaat het bij de elegante fijne
Manhattan Bridge, die haar luchtig kantwerk spant van de Bowery naar
Flatbush Avenue, Brooklyn. En zoo als Brooklyn Bridge de tot het
uiterste gespannen draagkracht vertegenwoordigt, die te dulden weet,
zoo zien we in het bekende Flatiron Building de hoop en het streven
belichaamd, die de bezielende kracht vormen van Amerika. Als de boeg
van een reuzenschip rijst het ontzaglijk gevaarte op den hoek van
Broadway en Fifth Avenue omhoog, de elementen trotseerend.

Naar den top omhoogklimmend, beseft men ten volle de gerechtigdheid
der bedenkingen en tegenwerpingen dier critici, die het oorspronkelijk
plan onuitvoerbaar achtten; heeft men het hooggelegen doel bereikt, dan
eerst gevoelt men de verrukking na der bouwmeesters, die dit wonder,
alle bedenkingen ten spijt, hebben tot stand gebracht. Staande in den
toren van het Woolworth Building, hoog in de wolken, van waar ge de
stad en haar omstreken zich verweg ziet uitstrekken en verliezen in den
wijden horizon, voelt ge het gevaarte zachtjes meedeinen op den wind,
die tegen zijn vlakke zijden blaast. Neerziend op de kleine zwarte
puntjes, die zich daar beneden bewegen tusschen de spleten der huizen
wanden, ervaart ge een vreemd en nieuw gevoel, alsof ge van de aarde
zijt losgemaakt. Daar in de diepte lag Madison Square, het hart van
New-York, als een opgezette doos met kinderspeelgoed. Overdag jaagt
door dat hart de bruisende stroom van het rusteloos werkzaam leven;
des avonds klopt het niet minder onstuimig in de bevrediging zijner
matelooze hunkering naar genot.

En in de lange nachten zoeken hier de zwervers rust, die, als wrakhout
in den stroom medegesleurd, geen vasten grond vonden voor hun voet,
in den wervelenden maalstroom.

En hoe nu den echten New-Yorker te kenschetsen, den man, die deze
wonderen schiep, en die nog steeds voortgaat, zijn scheppingen
onmeedoogend te vernielen, om ze door grootschere te vervangen? Voor
het eerst aarzel ik. Eerlijk gezegd, ik geloof niet, dat de typische
New-Yorker de typische Amerikaan is. New-York is een wereld op zich
zelf, en moet op zich zelf beschouwd worden, afgescheiden van het
werelddeel, waarvan het de toegangspoort vormt. Wandel door Seventh
Avenue den eersten besten werkdag tusschen twaalf en een; zoek Central
Park op, op een mooien Zondag; of Broadway, zoo ge wilt, op welk uur
ook van den dag of den avond, en geef uw ooren en oogen den kost. Wat
hoort ge, terwijl ge u een weg baant door het dichte gedrang?

Jiddisch, Fransch, Italiaansch, Duitsch,--méér dan Engelsch. Wat ziet
ge? Weinig amerikaansche gezichten; al die meerendeels jonge mannen
en vrouwen, die u omringen, vertoonen het type van Midden-Europa. Dat
zijn de burgers, die dag aan dag in nieuwe drommen komen aanstroomen
om in den krioelenden mierenhoop hun aandeel te veroveren aan arbeid
en belooning; die binnen een jaar nadat ze den eersten voet aan wal
zetten, reeds New-Yorkers zijn geworden; zoodat de vloed, die daar
door Broadway golft, en die alle bekende naties vertegenwoordigt, één
saamgesmolten, gesloten geheel vormt, verscheiden in zijn elementen,
één in zijn volheid en levenskracht. Merkwaardige dingen ziet men
hier. Een bezoek aan een der groote lunchrooms op het drukke middaguur
schijnt u op het eerste gezicht de belichaming van den chaos, het
is dat niet. In zulk een restauratie wordt meer voedsel verbruikt,
in korteren tijd, dan op eenige plek ter wereld bij mogelijkheid kàn
geschieden. En hier bestaan gelegenheden waar de klanten zichzelf
bedienen en zelf de waarde van het door hen gebruikte opgeven. Iets
dergelijks kan ik mij in Londen niet voorstellen. Daartoe zijn wij
Engelschen nog niet opgevoed; en ik blijf dat altijd beschouwen als
een der eervolste onderscheidingen van New-York. Het succes van die
restauraties heeft het bewijs geleverd dat New-Yorks stoere werkers
een fijn eergevoel bezitten.

Mijn blijvende, vastomgrensde indruk van de stad? Vraagt ge
een man naar indrukken, die pas een razenden storm op zee heeft
doorstaan? New-York is de stad van het onverwachte, het grillige, het
uiterst verbazingwekkende. Ik leerde een volk kennen, dat weelde tot
noodzaak maakt, en gewoonten vormt uit toevallige omstandigheden. Een
volk dat tabak pruimen onbehoorlijk vindt, maar "spittoons" plaatst
in alle kantoren, banken en openbare gebouwen. Een volk dat spot
met "evening dress"; maar zich daar zonder niet meer verkiest te
vertoonen. Een krachtig, jeugdig, energiek volk, dat een stad bouwt
naar zijn eigen welbehagen, en met de luimigheid, der jeugd eigen,
nu en dan zijn eigen maaksel aan stukken smijt, om van voren af aan
te beginnen. En wellicht vinden wij het raadsel van New-York's wezen
eerst opgelost bij een nadere beschouwing van den New-Yorker in zijn
huiselijke omgeving en zijn vermaken.

Als ik een bewoner der Vereenigde Staten was, en hoopte op een vlugge
manier mijn schaapjes op het droge te krijgen, dan zette ik een zaakje
op in "pea nuts" en "cracker jack". Zelf heb ik die delicatessen niet
geproefd; maar ik heb ze zien consumeeren, bij de ton, durf ik wel
zeggen, door amerikaansche burgers, voor wie het leven geen leven
meer zou zijn, zonder dat onophoudelijk gekauw en geknabbel. Toen ik
naar Amerika ging, had ik van peanuts en cracker jack zelfs nooit
gehoord. Thans kan ik mij geen plaats van openbare vermakelijkheid
meer voor den geest roepen, in New-York niet alleen; maar in heel
Amerika, of de herinnering aan dat goedje dringt zich met geweld aan
mij op. Wáár de New-Yorker ook gaat, die heerlijkheden gaan mee. In de
parken, op de booten, op straat, in den trein, zijn duizenden paren
kaken aan 't knabbelen op den zoeten inhoud van doozen en zakken,
die geledigd achterblijven, en als klein Duimpje's broodbrokjes,
het spoor aanwijzen van geheele families, op een van hun feestelijke
uitstapjes dwars over 't eiland Manhattan, van de Bronx naar Battery
Park, of van Brooklyn naar Jersey.

Ik herinner mij een Zondagmiddag in Central Park, waarop ik gepoogd
heb, het aantal personen te tellen, dat bezig was peanuts en cracker
jack te kauwen. Joden, Duitschers, russische Polen, Zweden, Italianen,
alle naties, waren hier vertegenwoordigd, en allen waren in dat ééne
opzicht amerikaanscher dan de amerikanen zelf, ja dan de onvervalschte
Yankee politie-agent, die in de brandende hitte, met zijn rug tegen
een hek geleund, onverstoorbaar te--kauwen stond. Toen ik met mijn
telling een goed eind op weg was naar de duizend, gaf ik het op;
ik werd trouwens in de war gebracht door een kauwende negerfamilie,
waarvan de zwarte paterfamilias mij zijn leege cracker jack-doos voor
de voeten smeet. Central Park is voor den New-Yorker, wat Regent's
Park is voor den Londenaar. En toch is er een groot verschil tusschen
die beide "speeltuinen" en hun respectieve "Zoo's". De londensche
dierentuin is een particuliere onderneming, en het kijklustig londensch
publiek betaalt er voor de pret. In New-York heeft het publiek vrijen
toegang, zoowel tot de Zoo, als op het meer, waar de pleizierbootjes
varen. Mij beviel die inrichting heel wat beter; maar jammer vond ik
het, dat de menschen niet mochten wandelen of zitten op het gras,
zooals dat overal in de londensche parken gewoonte is. 't Was niet
om aan te zien, dat gedrentel in de brandende zon van menschen met
kinderen, terwijl alle banken natuurlijk steeds waren bezet. Van het
groote geplaveide terras rondom de fontein was 't een mooi gezicht op
het meer met de vlugge bootjes, en daarachter het golvend terrein van
het dicht belommerde park, waar de kale rots zich vertoont tusschen
met gras begroeide hoogten, alsof er gaten waren gesleten in een
wollig tapijt. Een echte long van New-York is dat Central-Park, met
zijn frissche, opwekkende lucht, die het brein verheldert en nieuwe
levenskracht schenkt.

Die New-Yorkers! Even fel en intens in hun pleizier als in hun werk,
bij hun uitspanning als bij hun inspanning. 't Kon hen niets schelen,
wie er naar hen keek. Ze hingen over de zijden van de wit geschilderde
motor-bootjes, en plasten in 't water en gooiden elkaar kletsnat,
ze aten hun lunch daar in 't publiek en stoorden zich aan geen
sterveling. De vlag die er fladderde aan den achtersteven van de
boot en op het torentje aan de landingsplaats was de vrijheidsvlag,
en vrij wàren ze, vrij om te doen wat hun beliefde. Dàt antwoord,
schoon onuitgesproken, leest hier de verwonderd vragende blik van
den vreemdeling in het oog van elken burger, iedere burgeres.

Ik woonde er ook een baseball-match bij. Dat ik de finesses van 't
spel begreep, kan ik niet zeggen; 't leek mij een veredelde vorm van
een onschuldig spelletje, dat wij op school "rounders" noemden. Maar
de dichte menschenmassa's die zich verdringen voor de bulletins aan
de kantoren der nieuwsbladen, bewezen 't mij wel, als ik het nog niet
wist, dat het den Amerikanen ook met dit spel ernst is, zooals met
al wat ze doen.

Meer nog dan dat verschil tusschen amerikaansche en engelsche sport
trof mij 't opvallend onderscheid tusschen het "home" van den Amerikaan
en dat van den gemiddelden Engelschman. New-York is geen stad van
"homes". 't Is een stad van flats en "roomers". 't Duurde lang, eer
ik een equivalent had ontdekt van wat wij onder een gezellig interieur
verstaan, en dat was ten slotte nòg het ware niet. De echte genoeglijke
behagelijkheid schuilt op plekjes den kant van Jersey uit, of aan de
Hudson, of verstopt zich in afgelegen hoekjes aan den buitenkant van
Brooklyn. Talrijk zijn die plekjes niet, in elk geval. De New-Yorker
heeft er geen tijd voor, zich op zijn gemak in te richten. De jonge
man, die er is aangekomen uit "the old country" met zijn solide kist
of koffer, die voor hem den grondslag van alle bezit vertegenwoordigt,
verkoopt dat aartsvaderlijke ding al gauw, en schaft zich een reistasch
aan. Hij weet het al; men vestigt zich hier niet, men glijdt mee met
den stroom. Zelfs de rijke lieden koopen hier geen huizen; ze huren
ze alleen. Toen Roosevelt van zijn reis door Z. Amerika terugkwam,
beweerde hij een paar dagen rust te willen nemen "om zijn familie te
leeren kennen" eer hij weer aan 't werk ging. Niemand vond daar iets
bijzonders in. Aanhoudend in beweging zijn is de normale toestand
van den Amerikaan. Waar hij zich voldoende veilig en op zijn gemak
heeft geacht, om een permanent verblijf in te richten, levert ook
dat verblijf voor den Engelschman steeds nieuwe verrassingen op. De
centrale verwarming biedt ontegenzeggelijk voordeelen, die ons gloeiend
haardvuur mist, meubelen zijn hier vóór alles practisch en bruikbaar;
met ruimte wordt gewoekerd. 't Algemeen verspreide gebruik van de
ijskast levert in den zomer een onwaardeerbaar gemak. Dat is anders
dan in Londen, waar we 't ijs in brokjes halen bij den vischwinkel
om den hoek.

Een groot verschil ook, de zuivere, koude flesschen melk van New-York
bij het bestoven karretje met de bengelende bussen van den londenschen
melkventer. Wat het eigenlijk huiselijk leven, het dagelijksch verkeer
met zijn gezin betreft, hierin schiet de doorsnee-Amerikaan ontzaglijk
veel te kort. Hij vliegt van huis 's morgens vroeg, slooft den lieven
langen dag zonder zich den tijd te gunnen behoorlijk te eten bijna,
en komt 's avonds doodmoe terug. De onuitgesproken overeenkomst bij 't
sluiten van een huwelijk schijnt wel deze: de man verdient het geld;
de vrouw geeft het uit. Heel veel komt het voor, dat de schoonmoeder
bij de jonggehuwden haar intrek neemt. Ik heb nooit gehoord van vaders,
die bij hun zoons of schoonzoons kwamen inwonen.

Men moet wel haast aannemen dat alle vaders vroeg bezwijken in hun
felle jacht naar fortuin. Maar dat geregeld samenwonen van schoonmama's
met haar kinderen bewijst althans dat de hartelijkheid tusschen ouders
en kroost zooveel niet te wenschen overlaat.

't Is waar dat amerikaansche kinderen verbazend vroegrijp zijn en
blijk geven van merkwaardig zelfvertrouwen. Ik heb hooren beweren
dat de jeugd van het moderne Amerika zelfzuchtig is en buitensporig
in haar eischen. 't Is de algemeene, haast afgezaagde klacht van
ieder ouderpaar. Als ze waarheid bevat, dan is dat het rechtstreeksch
gevolg van de omstandigheid, dat amerikaansche ouders zelden in hun
kinderen een toekomstigen steun zien, of er op rekenen, dat ze althans
zullen meeverdienen. Ik leerde zulke vaders kennen, die zich volkomen
gelukkig en tevreden achtten in hun inspannend kantoor- en zakenleven,
en het denkbeeld niet zouden kunnen verdragen, dat hun dochters
zich ook maar haar zakgeld zouden verschaffen door eigen arbeid,
of dat hun zoons iets van hun verdienste zouden afstaan ten bate van
't gezin. Een goed of afkeurend oordeel in dezen veroorloof ik mij
niet. 't Is waar, dat amerikaansche kinderen oneindig meer vrijheid
genieten dan de jeugd in Engeland. Hun genegenheid voor hun ouders
lijdt er in elk geval niet onder; eer het tegendeel. Ze hebben dan
ook waarlijk véél aan die hardwerkende "dads" te danken. Als men wil
weten hoe de New-Yorksche beursmannen zich te weer stellen, moet men
maar eens naar Broad-street gaan, om de daar werkzame "Kerb brokers"
bezig te zien. Dat schouwspel vergeet een vreemdeling nooit. Hun
manier van zaken doen vertegenwoordigt wel het toppunt van de tot
het uiterste gespannen energie en de algeheele overgave, waarmede
de New-Yorker zich wijdt aan het geldverdienen. Dat juist zij niet
tot de rijkste en allermeest geziene effectenmakelaars behooren,
doet er zooveel niet toe; hun methode is éénig in elk geval. Hun
pantomimische doofstommen-conversatie met klerken en lastgevers op de
verschillende hooger gelegen verdiepingen is van een ongelooflijke
vlugheid en vaardigheid, die u letterlijk verstomd doet staan. Ik
hoorde, dat ze daar in die smalle straat staan van 's morgens tien tot
's middags drie, onophoudelijk aan 't koopen en verkoopen, dikwijls
zonder een potlood op 't papier te brengen, of hun naam te teekenen
ter bevestiging van het gegeven woord.

Op drukke dagen heerscht hier een onbeschrijflijke opwinding, en 't
lawaai dat die schreeuwende menigte maakt bij 't wilde handgezwaai
en gewuif van hun seinen aan de telefoneerende klerken is letterlijk
verbijsterend. "Drie kwart van onze zaken die hier worden afgehandeld",
zeide mij een der deelnemers aan dezen wedstrijd in money-making, "gaat
bij mondelinge overeenkomst. Dat noemen we 'gentleman's contract'. Als
zoo'n curb-broker (trottoir-makelaar) zegt dat hij koopt, dan koopt
hij, al gaat de koers naar beneden. Hij zou er niet aan denken, terug
te krabbelen, al heeft hij geen letter zwart op wit gezet". Dat vond
ik weer een mooi en opmerkelijk verschijnsel in New-York. Men kan
niet nalaten lieden te bewonderen met een zoo sterk ontwikkeld eer-
en rechtsgevoel. Een makelaar, dien men mij bij name heeft genoemd,
zag zich ten gevolge zulk eener mondelinge overeenkomst aan den rand
van den financieelen ondergang. Hij hield zijn woord; vertelde aan zijn
vrouw wat hun stond te wachten, verkocht zijn automobiel den volgenden
dag, nam een hypotheek op zijn huis en ontzegde zich voorloopig alle
genoegens der weelde, waaraan hij gewend was. Daarna keerde hij naar
Broad-street terug, en begon den strijd opnieuw. In zes maanden had
hij zich er weer boven opgewerkt. En die smalle Broad-street is niet
eens bij vele New-Yorkers bekend. 't Is een soort van romantische oase
in een stad, waar het romantische over 't algemeen ver is te zoeken,
in elk geval een avontuurlijke plek; waar in den kortst mogelijken
tijd zich drama's afspelen met ver reikende gevolgen. Ik denk maar
't liefst aan dat plekje, waar een soort ridderlijke eerlijkheid en
betrouwbaarheid wordt in acht genomen, wanneer ik weer eens lees
hoe het amerikaansche publiek in een paar jaar tijds een honderd
millioen dollars is kwijtgeraakt aan gewetenlooze speculanten, met hun
"get-rich-quick" methoden.

Eigenaardig is het, op te merken, hoe de Amerikaan, die zijn vrouw en
dochters pleegt te verafgoden en haar zoekt te besparen wat maar de
geringste zorg of moeite zou kunnen veroorzaken, over 't geheel aan
vrouwen een mate van vrijheid van beweging vergunt, die haar in staat
stelt tot een veel ruimer ontplooiing van haar individueele vermogens,
dan in Engeland zou gedoogd worden. Het is bijvoorbeeld volstrekt geen
zeldzaamheid in de straten van New-York keurige kleine auto's te zien
rijden, die door de eigenaressen zelf worden bestuurd. In Engeland
werd, althans vóór den oorlog, de vrouwelijke chauffeur nog met den
vinger nagewezen. Ik denk dat de gemiddelde amerikaansche echtgenoot
en vader in sommige opzichten wat òver-voorzichtig, en in andere om
de waarheid te zeggen, wat àl te toegevend is. Ik weet wel dat ik
menigmaal de zekerheid en handigheid van die vrouwen ten zeerste
heb bewonderd, als ik ze zoo kalm en beheerscht aan het stuurwiel
zag zitten, midden in de drukte van Fifth Avenue op het wandel- en
winkel-uur. Hier kan men de élite van New-York vergaderd zien; want
Fifth Avenue is nog steeds het domein van de New-Yorksche upper-ten;
en al is ook hier de handel in sommige zijner vormen doorgedrongen,
de straat blijft de breede, imposante verkeersweg, met hooge deftige
huizenrijen, en de kleine winkels die wat levendigheid brengen en
de gezelligheid verhoogen, hebben iets eigenaardig "aparts" en een
zekere waardigheid, die men mist bij de reuzenmagazijnen en stores
van Broadway. Langs het trottoir staan rijen prachtige lantarens,
die des avonds een zacht en toch helder licht verspreiden; anders
dan de schelle verlichting der winkelstraten. Van Madison Square
tot Central park scharen ze zich aaneen, een onafgebroken rij van
stomme wachters, alles ziend, en--zwijgend. Beroof Fifth Avenue van
die lampenrij en de straat telt een bekoring minder.

Nog onder den indruk van Fifth Avenue's intieme, en volstrekt niet
kille of terugstootende voornaamheid, begaf ik mij op zekeren dag naar
het beroemde Coney Island, in de hoop er mijn blik te kunnen laten
weiden over een behoorlijk aantal van de tien millioen bezoekers,
die jaarlijks zich aldaar heeten te komen vermaken. Ik moet eerlijk
bekennen, ik voelde mij teleurgesteld. Coney Island is al te zeer
geprezen, al te uitbundig geadverteerd. Als uitspanningsterrein is
het niet, wat de vreemdeling met recht had mogen verwachten. 't Is een
soort voorstad van Brooklyn en de fatsoenlijke Brooklyner haalt er de
schouders voor op. New-Yorkers gaan er des zomers heen uit gewoonte, en
op Zondagen zoeken er de winkelbedienden met hun dames hun heil. Maar
die komen er niet om de zee. Die gaan naar Coney Island omdat er een
reuzenkermis wordt gevierd. Ik verbeeld mij, dat Coney Island zijn
beste dagen achter zich heeft. Zijn klatergoud en bonte verf begint
af te schilferen en de vervelooze vuile plekken, die zij overlaten,
zullen ieder in het oog vallen, die aan een verfijnder en smaakvoller
omgeving gewend is en de voorkeur geeft.





*** End of this LibraryBlog Digital Book "Eens Engelschman's eerste indrukken van New-York - De Aarde en haar Volken, 1917" ***

Copyright 2023 LibraryBlog. All rights reserved.



Home