Home
  By Author [ A  B  C  D  E  F  G  H  I  J  K  L  M  N  O  P  Q  R  S  T  U  V  W  X  Y  Z |  Other Symbols ]
  By Title [ A  B  C  D  E  F  G  H  I  J  K  L  M  N  O  P  Q  R  S  T  U  V  W  X  Y  Z |  Other Symbols ]
  By Language
all Classics books content using ISYS

Download this book: [ ASCII | HTML | PDF ]

Look for this book on Amazon


We have new books nearly every day.
If you would like a news letter once a week or once a month
fill out this form and we will give you a summary of the books for that week or month by email.

Title: Joris Komijn op de Tentoonstelling - Humoristische schets van Justus van Maurik
Author: Maurik, Justus van, 1846-1904
Language: Dutch
As this book started as an ASCII text book there are no pictures available.


*** Start of this LibraryBlog Digital Book "Joris Komijn op de Tentoonstelling - Humoristische schets van Justus van Maurik" ***


Prijs 20 cents.

_Joris Komijn op de Tentoonstelling_

_Humoristische Schets_

_van_

_JUSTUS VAN MAURIK_

_(Warendorfs Novellen-Bibliotheek No. 210-211)._


[Illustration]

_Amsterdam--Van Holkema & Warendorf._



       *       *       *       *       *



Hoofden van Gezinnen!


1 FEBRUARI 1909 treedt de Wet op het A R B E I D S C O N T R A C T in
werking.

Hierdoor wordt U de verplichting opgelegd tot behoorlijke verpleging en
geneeskundige behandeling van inwonende Dienstboden, zoowel bij

ONGEVALLEN als bij ZIEKTEN.


*Tegen dit risico kunt
U zich verzekeren ..*


De OCEAN keert uit bij ongeschiktheid zoowel door *ziekte als door ongeval,
in en buiten beroep, en onverschillig of verpleging door verplegers op
verpleegsters of opname in een Ziekenhuis noodzakelijk is of niet.*

_De premie is uiterst gering en de formaliteiten zijn tot een minimum
teruggebracht._

*Geneeskundig Onderzoek is niet noodig*.

Volledig Prospectus gratis en franco op aanvrage aan de

*= OCEAN =*

*Grootste Maatschappij*

*van verzekering tegen*

*ONGELUKKEN, ZIEKTEN EN WETTELIJKE AANSPRAKELIJKHEID.*

Nederlandsche Succursale:

AMSTERDAM ... ROKIN 162{bis}

Directeur: EDWARD HEYMAN.

Telefoon 8050. ... Telegram-Adres: *OVERBANK, Amsterdam.*


Garantiën                     f 24.000.000
Jaarl. Premie inkomen: ruim   f 17.000.000


IN NEDERLAND GEVESTIGD SEDERT 20 JAAR.

*Uitbetaald aan Nederlandsche Verzekerden*

*MEER DAN 15000 UITKEERINGEN*

*tot een gezamenlijk bedrag van RUIM _f_ 750.000.*

_Hooge Jaarlijksche gelijkblijvende provisie voor Actieve Agenten_.



       *       *       *       *       *



*Joris Komijn op de Tentoonstelling*



       *       *       *       *       *



*NED:LLOYD*

*KAPITAAL f 4.000.000.*

*INBRAAK*
*VERZEKERING*

DIRECTEUR J ter MEULEN Jr.
Heerengracht 248, Amsterdam



       *       *       *       *       *



Joris Komijn

op de

Tentoonstelling



Humoristische Schets

van

Justus van Maurik Jr



AMSTERDAM
VAN HOLKEMA & WARENDORF



       *       *       *       *       *



100%

Onderlinge Levensverzekering van Eigen Hulp

Hoofdkantoor

s' Gravenhage, Kortenaerkade 3

Bijkantoren: Amsterdam, Rokin 99; Rotterdam, Wijnhaven 33;
Groningen, Heerestraat 1a; Arnhem, Rijnkade 41;
Batavia, Koningsplein, hoek
Parapattan; Brussel, 114 Rue de l'Enseignement.

Directeuren:

J.C. VAN GOENS en Mr. E.A. SMIDT


Adjunct-Directeur:   Secretaris:
MR. C.J. SNIJDERS    A.H.J. DE GOEY


Commissarissen: Jhr. Mr. G. de Bosch Kemper, Prof. Mr. W.L.P.A.
Molengraaff, R.N.L. Mirandolle, E. Voûte, Jhr. Mr. S. Laman Trip, L.D.J.L.
de Ram en P.J. van Ommeren.

Hoofdinspecteur: J.C. Rolandus Hagedoorn, te 's Gravenhage.

Verzekerd kapitaal *f 24.500.000.* Verzekerde rente *f 830.000.*
Zekerheidsfonds *f 750.000.* Premie-reserve bijna *f 11.000.000.*

De geheele winst wordt uitgekeerd aan de verzekerden, wier contracten tot
de vorming daarvan hebben bijgedragen.

Door het onderling systeem, gepaard aan zuinig beheer, kan, bij behoud der
noodige soliditeit, niet goedkooper worden verzekerd dan bij de

*Onderlinge Levensverzekering van Eigen Hulp*.



       *       *       *       *       *



Joris Komijn op de tentoonstelling.



AMSTERDAM, Mei 1883.

_Geliefde vrouw, kinderen en bloetverwanten!_

Ik heeft heden avond daar de tentoonstelling 's avonds geslooten is
genoegzaam de tijd om Uw volgens belofte een uitvoerig schrijven
medetedeelen over mijn bezoek aan Amsterdam en deszelfs tentoonstelling,
dewelke ik heden heb bezogt, met genoegen en nut door de leerrijkheid der
zaken die ik gezien heb.

Nademaal, ik beter schrijven als vertellen, kan en vooral Uw geliefde,
vrouw, door U toeneemende doofhijd niet zou kunnen beschreeuwen met goed
gevolg en duidelijkheid van voorstelling, daar ik Uw ook niet konden
medenemen van wegens de zaken en kostbaarheid der onderneming, daar ik
nooit in amsterdam geweest zijnde meerdere dagen noodig heb, om de stad en
de tentoonstelling te bezien, heeft ik beslooten alles wat ik zie des
avonds te boekstaven als een reisdagboek.

De kranten geven wel duidelijk een verslag van den tentoonstelling, maar ik
als U vader en bloetverwant ben meer betrouwbaar en derhalve beschrijf ik
alles wat ik gezien en ondervonden heeft tot een Eeuwige gedachtenis aan
mijn bezoek voor U en de anderen. Zullende het later bij de boekverkooper
laten drukken. Alzoo ik begin:

_Reis-dagboek van Joris Komijn, Winkelier in Komenij's waaren te
_Medemblik, oud 54 jaar -- PG_.


       *       *       *       *       *



Eerste Dag.

Alzoo reeds lang den wensch in mij was om Amsterdam te bezichtigen, waar ik
nooit tijd voor had van wegens den winkel entn 't snijden der ham--en daar
ik nu, doordien een neef van mijn vrouwskant, die een dergelijke komenij's
affaire heeft, mijn zaak kon waarnemen, ben ik voor eenige dagen naar
Amsterdam gereisd, alwaar mijn geliefde Zoon Klaas, die laatst over de
Beurs geschreven heeft met zijn vriend Nadaniël mij afwachte om mij rond te
leiden, waarvoor ik hen dankbaar ben, behalve Nadaniël, die mij niet
bevallen is, bij nadere kennismaking. Doch daarover later.

De reis van hier naar Enkhuizen kent gij allen, daar is niets bijzonders
aan, maar verder per boot over de Zee des te meer.

Ik zag de Zee, waarvan in de Heilige Schrift geschreven staat, "Zij is wijd
en breed en peilloos diep" ik voor mij heb er genoeg van, door de
benauwdheid, 't akelige gevoel in de maagstreek en de koude handen en
voeten. De kapitein zei dat 't stil weer was, maar voor mij, geliefde
Bloetverwanten! was 't woelig genoeg--en ik verlang naar geen storm, want
hoe zou ik dien uithouden, meer als binnenst buiten gekeerd worden kan een
mensch toch niet.

Onderweg besloot ik reeds mijn gewaarwordingen op te schrijven wat ik
hiermede begin en geloof vrij goed, doordien ik den laatsten tijd, meer dan
vroeger op de letterkunde ben gevallen, door de misdruk, die ik gebruik
voor de Komijne kaas, de Sijceblong en over de Boter.

Vroeger gebruikte ik wit papier van f 3.37-1/2  de riem, maar aangezien ik
misdruk van een ongebonden verkooping voor f 2.25 kan koopen te kust en te
keur, heb ik mij op dezelve bepaald. Bovendien heeft de klant het voordeel
bij zijn worst of boter iets ter lezing te krijgen, dat den geest beschaaft
en velen hebben mij gezegd dat, ze mij dankbaar waren doordien ik, casuweel
een partij losse bladen van een zedekundig werk van Theeologie tusschen het
misdruk had gevonden en met oordeel verdeeld had, over de verschillende
artikelen.

Dit tusschen twee haakjes, nu vervolg ik mijn verhaal.

Toen ik vlak bij den steiger was, zag ik mijn geliefde zoon Klaas staan met
een klein zwart mannetje naast zich, die bij nader onderzoek Nadaniël bleek
te zijn.

Klaas wenkte met zijn zakdoek aangezien hij mijn perreplu herkende, die ik
omhoogstak met mijn reiszak er aan, om zijn aandacht te verwekken.

Daar ik in de andere hand een pak zoete amandelmoppen voor Klaas hield als
"welkom", had ik geen gelegenheid mijn hoed te grijpen, die eensklaps
afwoei--en toen ik toch een poging deed om mijn hoed die mij van af mijn
trouwen bedekt heeft te vatten, schoot het pak moppen los en strooide ik
dezelve onwetend in het IJ--maar ik troostte mij met:

    Een ongeval komt nooit alleenig
    Het ong'luk maakt de ziele lenig.

uit: "Wijsheid en deugd in klein octavo"--een mooi werk dat ik onder 't
misdruk heb aangetroffen.

Ik knoopte mijn roode zakdoek om het hoofd en begroete mijn zoon met
vaderlijk gevoel. Nadaniël deed niets dan lachen, 't geen mij van hem niet
beviel want _"die een goed hart heeft, lacht niet om het ongeluk van
anderen"--(Wijsheid en deugd in klein octavo._

Mijn zoon zag er goed uit, en was hartelijk, zoo als 't betaamd, hij nam
mijn reiszak en perreplu en liep zoo hard hij kon naar een viegelant--. die
ze in Amsterdam, "een aap" noemen--

"Ga er gauw in vader" zei Klaas; de goede jongen was zeker bang dat ik kou
zou vatten, door de afwezigheid van mijn hoed en den oostenwind maar ik kon
er niet dadelijk toe besluiten, omdat de koetsier mij zoo wonderlijk
aankeek. Ik heb wel eens gelezen van akelige gevallen, waarbij vreemden
door misdadige koetsiers, naar plaatsen zijn gevoerd, waar ze uitgeplunderd
en om hals werden gebracht--vooral bij tentoonstellingen als anderszins.
Nadaniël riep echter "er in oude heer" en duwde mij een omstandigheit, die
ik onfatsoenlijk vond.

Klaas was bedaarder en zei dat er geen kwaad bij was maar ik was toch niet
op mijn gemak, want er kwamen veel menschen om den viegelant staan, en
keken brutaal naar binnen. Een jongen zei: "er zit een turk in" maar ik zag
niets, ook reden we weg; Klaas bracht mij eerst naar zijn kamer waar ik
slapen zal want in de Hotels is alles vol zeggen de kranten en derhalve
wilde ik mij liever behelpen met een eenslaperige bedstede voor twee
personen.

Klaas moest naar het kantoor en daarom ging Nadaniël met mij mede, als
uitlegger, de aap had gewacht. Hij bracht ons om geen tijd te verliezen met
spoed naar het terrein.

O! Geliefde wederhelft, kinderen en bloedverwanten, hoe stond ik verbaasd
toen ik met de aap door de stad reed. Wat een stad! wat een stad! Medemblik
is er niets bij; door de Kalverstraat reden we als op fluweel en
Koomenijswinkels, zoo als ik ze nog nooit heb gezien maar voor Medemblik is
de onze niet onverwerpelijk als zijnde pas nieuw geverfd en goed
onderhouden.

Ik keek mijn oogen uit, wegens de afwisseling der gezichten en dieverse
winkels die ik U later zal beschrijven mondeling sweer tehuis zijnde.
Eindelijk hielden wij stil voor een groot gebouw met variabele torens. Ik
dacht dat het een klooster of een groote kerk was, maar Nadaniël zei: 'tis
het nieuwe Museum en ik geloofde het.

Vóór de ronde poort staan twee brandspuithuisjes die gebruikt worden om de
menschen in en uit te laten. Een ander klein huisje "Kiosk" noemen ze het,
is er dicht bij gezet tot gemak van de bezoekers om kaartjes te nemen. Ik
betaalde 50 cents, goedkoop hé! en mocht naar binnengaan. Nadaniël haalde
zijn portret uit den zak zei "Pers" betaalde niemendal en ging ook naar
binnen. Waarom hij "Pers" zei begreep ik niet, evenwel nu ben ik er achter.

Eerst zag ik een groote steenen gang een verwulft zoo als wij in de kelder
hebben, maar veel mooier en grooter. O! waarde bloedverwanten welk een
frische lucht kun je daar opdoen, ik ben er drie of vier maal heen en weêr
geloopen alleen wegens de frisschigheid. Een paar dames en heeren hoorde ik
zeggen, "'t tocht hier verschrikkelijk", maar dat waren zeker menschen met
rumatiek of verkoudheid, aan de rechterzijde zag ik door een deur een
binnenplaats vol wonderlijke dingen, gedrochten als tante Jet, haar neef en
nicht, medegebracht uit de Oost.

Vazen met draken er op en allerlei rare dingen. Voor de deur zat een man
aan een draaiding. Nadaniël liet zijn portret zien zei "Pers" en ging op de
binnenplaats; ik moest 25 cent betalen omdat ik er in wou. Ik dacht 't
wordt duurder want ik had pas een halve gulden betaald en nu al weer 1/4;
maar ik wou de tentoonstelling nu eenmaal zien en keek op geen geld. Om u
al die vreemde dingen te beschrijven is een zaak van onmogelijkheid, alleen
zeg ik u, nademaal 't voor u belangrijk is, dat de Prins van Weels ze
betaald heeft, een zaak die gelukkig is voor Amsterdam, want de Prins van
Weels heeft ruim zooveel geld als deze gemeente, zegt Nadaniël.

Wanneer gij nu denkt geliefde kinderen en waarde vrouw dat dit de
Tentoonstelling is zijt gij verkeerd ingelicht, het eigentlijke komt nu
eerst. Ik moest een oogenblik stilstaan om tot mij zelven te komen, ik
dacht gerust dat ik een groot paardenspel zag, maar 't was het hoofdgebouw.

Voordat ik verder boekstaaf, wil ik u mededeelen dat ik uit vaderlandsch
gevoel en liefde tot den vorst de half afgebroken tribune heb beklommen,
waar bij de opening onzen geeerbiedigden Koning heeft gestaan. Nadaniël
zei: "Meneer Komijn, nu moet je iets zeggen." Wat een gekke jongen hè!
Waarom moet _ik_ iets zeggen? dat zou ongepast zijn geweest vindt gij ook
niet dierbare kinderen en wederhelft, dat kwam alléén den Koning toe. Alzoo
zweeg ik en drukte eerbiediglijk de voetstappen van den vorst die op deze
plek gestaan heeft.

Dit was een onvergetelijk oogenblik voor uw man en vader--, daarna
beschouwde ik met aandachtigheid het gebouw dat ik nu voor u uitleg.

Verbeeldt u, twee prachtige groote torens met van onderen niets dan
olifanten, heerlijk om te zien, leeuwen, koppen van serpenten en dames van
boven, benevens allerlei figuren zooals ze bij ons van witte suiker op de
koek maken. In 't midden hangt een keurige sjaal, rood met franje, en
palmen, prachtig! nog rijkelijk zoo mooi als die van Moeder, waarin zij
getrouwd is; lange palen met halve paarden er aan met vergulde
hoofdstellen, in 't midden, dan geschilderde paarden op de wanden van 't
gebouw, groote witte paarden met heele en halve ruiters er op en er voor,
en weer andere paarden er boven.

Ziet gij beste bloedverwanten daardoor dacht ik dat 't een paardenspel was.
Maar aangezien alles nog niet af is, oordeel ik nog maar gedeeltelijk.

Nadaniël heeft mij later in de Vijzelstraat bij een koekenbakker het model
van suiker gewezen, waarnaar het hoofdgebouw is gemaakt. Die koekenbakker
is een kunstenaar! Nu zal ik u eens iets mededeelen, waarop nog niemand
gelet heeft, 't Is te hopen, dat de koerantiers 't niet merken want dan
komt er weer gehaspel.

Tusschen de pooten van de olifanten staat "de Clercq" dat is een
hatelijkheid beweert Nadaniël, omdat hij 't kanaal niet gegeven heeft, en
van de Copello--(zeker Kappeyne) die niet weer minister wil worden, en nog
een heele boel andere namen die ik niet lezen kon.

Vindt ge dat niet flauw beste wederhelft en kinderen om een ministerie
tusschen olifantspooten te zetten, vooral als 't een hatelijkheid is zooals
Nadaniël beweert, ik begrijp 't zelf niet goed waarom, maar 't zal toch wel
waar zijn, want ik hoorde iemand zeggen, ze hebben er geen beter plaats
voor kunnen vinden.

Ik had ondertusschen mijn hand al in den zak, want ik zag weer zoo'n paar
mannen met Tentoonstellingspetten op en ik zocht naar een kwartje, maar 't
hoefde niet, 't Hoofdgebouw kost niets extra--

_N.B._ hier zag ik van Nadaniël iets wat mij niet beviel; denkt eens aan
kinderen en wederhelft, vóór den ingang staat een blikken bak vol eindjes
sigaar, zeker om aan arme jongens en bedelaars te geven want eindjes
zoeken, zoo als aan de Beurs doen ze op de tentoonstelling niet, _Ik heb
met eigen oogen gezien dat Nadaniël er zijn hand in stak; of hij er één of
meer genomen heeft weet ik evenwel niet!_ maar ik vond het vies--en als hij
mij gevraagd had had hij immers een sigaar kunnen krijgen, met liefde.

Wij gingen niet naar binnen maar eerst op het buitenterrein, om een
oppervlakkig gezicht te hebben.

Juist willen wij, naar de Diamanten tentoonstelling gaan, toen een heer
Nadaniël aansprak ik, geloof 't was een franschman: hij zei iets van "pres
of pers". En Nadaniël zei ook pers "en pavieljon.--En toen schudden ze
allebei 't hoofd. "Gepaste weetgierigheid strekt iedereen tot eer."
_(Wijsheid en deugd in klein octavo)_ daarom vroeg ik, wat wou die heer en
Nadaniël antwoordde: "hij vroeg naar 't Pavieljon delapers.--'t ik weet
niet of'k 't goed spel.)

"Wat is dat?" vroeg ik--en hij vertelde me:

Dat is een gebouw voor de heeren die in de Hollandsche en Buitenlandsche
kranten verslag geven van de tentoonstelling en voor de gezelligheid in dat
gebouw zullen zamen komen, als het nog klaar komt vóór dat alles is
afgeloopen.

De diamanten tentoonstelling kan ik niet teruggeven op schriftelijke wijs,
want, beste vrouw! enz: Uw stel is er niets bij en al zoude ik, Uw
betrouwbare vader en bloedverwant u zeggen hoeveel duizenden aan waarde en
schoonheid daar verborgen liggen tentoongesteld, gij zoudt mij niet
gelooven zonder te zien, alhoewel gelooven eigentlijk is, zonder gezien te
hebben.

Het schijnt wel als of Pavieljoenen in de mode zijn, want behalve het
Koningspavieljoen, dat als Z.M. de Koning niet weer op de Tentoonstelling
komt een huis zonder eigenaar is, ziet men nog het Pavieljoen van de stad
Amsterdam.

Gij kunt u niet begrijpen hoe mooi dit gebouw van buiten is. Een prachtig
schilderij is boven de deur zichtbaar uitgestald, ik wou dat ik het had,
als herinnering aan mijn aankomst te dezer stede.

Binnenin zag ik een school en nog een school en wat mij 't meeste beviel
was een groote kaart met al de maten en gewichten er op, Liters en halve
liters, zoo mooi natuurlijk als of ik ze in mijn winkel zag staan gepoetst
met blauwsteen door U dierbare wederhelft als 't niet te duur is zal ik dat
schilderij zien te koopen.

Overigens beschouwde ik de bruggen die afgeteekend zijn maar nog niet
klaar, het slachthuis dat komen zal en al het andere met belangstelling,
maar over de eentoonigheid, niet sprekend.

Met waarheid verwonder ik mij dat een vreemdeling dit Pavieljoen bezoekend
zal denken, dat Amsterdam enkel maar een school is, en als koopstad niet
aanwezig of van nijverheid ontbloot, maar ik heb de wijsheid niet en daarom
hierover niet verder.

Nadaniël bleef nog een heele tijd om naar de schoolbanken enz, te kijken,
maar ik vermeenend genoeg ontwikkeling te bezitten als volslagen man,
wandelde er om heen en in het rond--Of het kwam door dien ik nieuwe laarzen
aan had of door de hobbeligheid van den grond, die nog niet af is evenals
al het andere--weet ik niet maar ik voelde vermoeienis en dorst, daarom nam
ik een glas bier in het groote vat van de Brouwerij de Haan en de Sleutels-
lekker! lekker!- Nadaniël kwam juist uit het Pavieljoen toen ik uit het vat
kwam, een omstandigheid waardoor ik hem niet trakteeren kon, want twee maal
bier drinken aan een stuk is iets wat mij niet invalt en matigheid is een
eerste vereischte om gezond te leven. _(Wijsheid en deugd, in klein
octavo)_ Een eind verder stond ik verbazend voor een prachtig gebouw. Ik
dacht dat het een turksche Moskee was, zooals ik laatst afgebeeld zag op
de kermis in het kijkspul; alles rood en pilaren met goud.

Nadaniël zei me dat het de Sigarentempel van Boelen was. O! beminde vrouw,
kinderen en aanverwanten, welk een pracht, vooráán bij de deur staan,
alweer twee olifanten, aan de eene kant een sigarenmaker, die zooals
Nadaniël beweert ongezond is geworden door zijn vak, hij ziet er dan ook
erg bleek en galachtig uit, geheel het contrarie van het gezonde jongetje
aan de andere kant dat voor 't eerst een sigaartje opsteekt. Een
Engelschman rookt met een vies gezicht een sigaret die hij bij een ander
gehaald heeft, hij draait zijn rug toe aan het gebouw zeker om niet te
laten zien, dat hij bij een concurent heeft gekocht.

Ik tracteerde Nadaniël op een sigaar van een stuiver (op geld zie ik niet
als ik uit ben) en wandelde met hem verder.

Een juffrouw die ik niet goed verstaan kon wenkte mij en spoot me O de
Kolonje in mijn gezicht, 't mensch Was zoo vriendelijk dat ik er verlegen
mee werd en stopte mij een klein fleschje vol in mijn zak, waar ik bij
nader onderzoek 10 stuivers vóór moest geven--weshalve ik het haar teruggaf
en heenging met afneming van mijn hoed.

Als volgens verder gaande bemerkte ik, dat wanneer een burgermensch, niet
gewend zijnde aan slempartijen of drinkgelagen van alles proeven wil wat
drinkbaar wordt aangeboden, dat wil zeggen voor contant geld, veel kans
heeft om boven zijn bier te komen. Nadaniël verleidde mij evenwel nog tot
Meiwijn die overheerlijk was, hoewel ik voor hem betalend f 1.-- voor 2
glazen kwijt werd. Waarom zei hij nu ook niet "pers" dan had ik 50 centen
in den zak gehouden?

Hier en daar ziet men in den omtrek verschillende inzendingen, die nog in
aanbouw zijnde, niemand tevreden stellen. Het zou te veel papier en
penverbruik zijn om voor u waarde nabestaanden alles tot in het kleinste te
beschrijven, daarom behandel ik alleen het voornaamste zoowel
wetenschappelijk, als betrekking uitoefenende op eten en drinken; wat ook
een voorname zaak is in het menschelijk leven.

't Is alsof een mensch op de tentoonstelling, zoo te zeggen, en met verlof
gesproken een gat in den maag heeft, want al weder kon ik de verleiding
niet ontgaan van een glas bier te verwerven aan de tent van P. Schorr. (de
naam heb ik dadelijk opgeschreven omdat ik de heerlijke smaak van het bier
wilde onthouden) Waarde vrouwen kinderen, bij ons schenkt in den
buitentuin, een oude mottige knecht met een pruik het bier; en hier lieve
mooie meisjes, met tirolerhoedjes een verschil dat in het gevoel der jeugd
merkbaar is en ik ben het met Nadaniël eens, die zegt dat Schorr niet half
zooveel zou te doen hebben, als hij een mottige knecht in het buffet zette.

Aperpo die Nadaniël is geloof ik een loszinnig jong mensch, want hij kent
al die jonge dames, ook de O de kolonje juffrouw en hij is er famieljaar
mee want tegen de eene zeit hij Fruile en tegen een ander Marie of
Sofie--hij kent ze bij naam en toenaam, en als ik mij niet bedrieg zag ik
dat hij stiekum, een biermeisje een zoen gaf. Klaas moet de omgang met hem
maar afbreken, zoolang ik er ben is er geen gevaar bij door 't vaderlijk
gezag maar bij afwezigheid daarvan des te meer omdat--_Jeugd vergeet zoo
vaak de deugd, Dan komt lijden na de vreugd_ (Wijsheid en deugd in klein
octavo)--

Wanneer men eenige uren staandevoets is geweest of loopend op het terrein
verlangt men naar rust, deze zelfde eigenschap bevond ik ook bij Nadaniël
die mij liet kiezen of ik in het Hollandsche, Fransche, Duitsche of
Engelsche koffiehuis wilde plaats nemen, tot verpoozing.

Aangezien het mij hetzelfde was, koos ik het Fransche. Geliefde wederhelft
en kinderen, uw vader is erg ongelukkig geweest in de keuze, want een halve
biefstuk en een flesch bier zijn daar vol doende om een burgermensch ten
gronde te richten, eerstens door de weinige beteekenis van de porsie,
tweedens door de groote overtolligheid der betaling.

Waarschijnlijk is dit ook wel de reden, dat er een groote afwezigheid van
publiek heerscht en de bezoekers grootendeels uit "Jannen" bestaan die met
slaperigheid rondzien.

Hier ziet ge alweder uit, dat men zijn Vaderlandsch gevoel niet moet
verloochenen, want in de Hollandsche Restoraatsie is het ruim zoo goed, en
goedkoop. Evenwel ik beklaag mij zelven niet, want behalve dat ik uitrustte
hoorde ik de muziek, die buitengewoon goed is en mij, zoowel als Nadaniël
verheugde, ook door de netheid der muziekanten allen van hooge hoeden
voorzien.

De muziektempel staat in het midden van al de restoraatsie's op een open
ruimte. Om dezelve zijn stoelen, keurig mooie nieuwe stoelen, die met
ordelijkheid zijn geplaatst.

Dieverse mannen met Petten, waar 't woord "Stoelen" op staat, loopen heen
en weer om te zorgen dat er niemand op gaat zitten; en zij zijn betrouwbare
personen die hun plicht vervullen, want er zat ook niemand op--alléén op
een plekje werden zij verschalkt door een paar boeren en boerinnen, maar
die gedroegen zich fatsoenlijk want zonder ruzie of woordenwisseling
stonden zij op, vernemende dat degene die op een der stoelen gaat plaats
nemen, een dubbeltje boete betalen moet. Zij kwamen naast ons zitten en ik
hoorde den boer zeggen: "Een dubbeltje neen! dan leg ik er nog een
dubbeltje bij, dan hoor ik de muziek evengoed en heb een glaasje
"vergunning" op den koop toe."

De Duitsche restoraatsie heb ik niet bezocht, derhalve daarover geen
oordeel.

De Engelsche baar, ziet er uit als een lange toonbank met glazen en
flesschen en jongejuffrouwen, waaronder een verkleede jongeheer, daar
zullen ze mij niet mee beet hebben, ik zag dadelijk aan 't haar, dat die
jongejuffrouw een manspersoon of jongeling was--Die dames vroegen mij iets
wat ik niet verstond en daarom zei ik "Jes", want ik wou aan Nadaniël eens
laten hooren dat ik toch wel iets Engelsch kon. Daar stonden op eens twee
glazen portwijn voor ons. Nadaniël nam er een, zei: "Dank U voor uw
vriendelijkheid en dronk het uit op mijn gezondheid." Alhoewel dit niet in
mijn bedoeling was, kon ik beleefdheidshalve niets anders doen dan het
andere uitdrinken en voor de twee, zestig cents betalen; Deze omstandigheid
leerde mij dat de portwijn in de Baar smakelijk en niet zoo duur is als bij
de Franschen en dat men nooit "Jes" moet zeggen als men niet weet wat een
jongejuffrouw vraagt.--

Ofschoon ik vast besloten had, om niets meer te gebruiken voor ik naar huis
ging, kon ik niet nalaten een glas Nectar te ledigen aan het tentje alwaar
dezelve wordt verkocht.

Ik deed dit niet uit dorst of snoepzucht, maar in 't belang van Klaas,
aangezien dezelve nog geen goud horloge heeft, want al degene die voor 10
cents een glas Nectar drinken, krijgen uit een naaikistje van den eigenaar
een bon voor een goud horlogie, namentlijk als het nommer van den bon
overeenkomt met dat no. waarop bij de tentoonstellingsverloting de hoogste
prijs valt.

Ik offerde dus 10 cents in 't belang van Klaas en daarboven mij zelf op
want die Nectar is een vloeistof, die naar niets smaakt, maar oplossend en
op de gezondheid werkt. Nadaniël heeft mij verzekerd dat het Gemak en
wasch-huisje er naast en de Nectar tent van één onderneming afstammen of
companjons zijn die elkaar den bal toegooien. Ik heb er gelukkig weinig
last van gehad, door de portwijn die verwarmend gewerkt heeft en mij voor
pijn behoedde.

't Werd reeds laat, en wij moesten ons haasten om voor wij naar huis gingen
nog het gebouw der Indische stammen en deszelfs inhoud te kunnen zien.

Daar moest ik weer 25 cent betalen, maar Nadaniël riep "pers" toonde zijn
portret en betaalde niets, (ik geloof dat ik morgen ook mijn portret laat
maken en 't zelfde zeg, dan komt 't mij, al neem ik een dozijn toch nog
goedkooper uit).

O! dierbare wederhelft en bloedverwanten! wat ik daar gezien heb gaat alles
te boven--aan de deur stond een pik zwart negerknaapje die goed Hollandsch
sprekend mij voor 10 cent een boekje wilde verkoopen, dat ik niet nam. Ik
voelde in zijn haar omdat het zoo erg wollig en zwart was en ik weten wou
of het ook afgaf. De jongen zei "blijf van mijn kop, als jij geen tien
centen geven, mag jij niet aankomen"--een voordeelig ventje dunkt U niet?--

Op natuurlijke wijze nagebootst vindt men daar hutten van een soort stroo
of bladeren mij onbekend--en daarbij boschnegers die behalve hun
bovenkleederen, met verlof gezegd ook hun ondergoed en hun hemd hebben
uitgetrokken, de eene heeft een spiksplinternieuwe stroohoed op, maar de
andere is met een veel ouderen hoed bekleed. Ze zitten bij elkaar en
warmen hun handen aan een kacheltje. Nadaniël vertelde mij in 't geheim
dat, ze liever weer te huis in hun bosch zouden zijn en dat ze 't land
hebben omdat zij, die hen naar Holland lieten komen, beloofd hadden dat ze
Z.M. den Koning waarvan ze onderdanen zijn, zouden zien en dat zij het
spreekwoord "veel beloven enz. enz." niet kennen.

De Negerinnen die ik gezien heb zijn precies pijpen Cassano-drop in witte
papieren. Behalve Neger-Engelsch spreken ze Hollandsen en weten heel goed
wat een rijksdaalder of wat een gulden is. Ze hebben negotiegeest ook, zegt
Nadaniël, want ze verkoopen allerlei zaken voor wat ze krijgen kunnen.

't Mulatten kindje ziet er uit als een gepiepte kastanje maar ruikt anders.
Over het algemeen heerscht er in het gebouw een variabele lucht, maar niet
frisch.

De roodhuiden mijn waarde aanverwanten, kan ik niet beoordeelen daar ik
door de jassen, vesten, en broeken waarmede zij overtogen zijn niet veel
van hun huid zag, en ik alleen door de veêren op hun hoofd en hun
gelaatstrekken gelooven moet dat 't roodhuiden zijn. Evenwel meen ik de een
reeds vroeger te hebben gezien als vuureter, die levendige duiven gebruikte
in een tentje van 10 cent bij ons op de Kermis, doch dit kan ook een abuis
van mijnerzijds zijn, daar wil ik afwezen.

Met leedwezen bemerkte ik dat, nademaal het bijna zes uur was, ik voor
heden met de bezichtiging afbreken moest, en daarom gingen wij naar den
uitgang aan de van Baarlestraat om te. vertrekken.

Voor dat ik van het terrein ging zag ik nog iets dat mij onaangenaam, en
ongepast voorkwam; namellijk een tentje met Bijbels en tractaatjes.

Gij weet mijn waarde wederhelft, kinderen en bloedverwanten, dat ik kerksch
en hoewel niet stijl otterdoksch toch behoudend en godvreezend ben en niet
velen kan dat een uwer of anderen spotten met God en zijn gebod en daarom
keur ik het af, dat men aanleiding geeft om met die zaken gekheid of
spotternij te drijven.

Denkt eens aan die man die in het tentje staat geeft aan iedereen
tractaatjes of geschriftjes uit, waarop spreuken en teksten staan.

De meesten zeggen niet eens dankje, lachen om 't geen er op staat, of maken
er aardigheden op. Dit is begrijpelijk omdat men niet in de stemming is,
stichting te ontvangen. Alles op zijn tijd, zeg ik, de Bijbel en de
tractaatjes in de kerk en te huis, maar op de tentoonstelling hoort zoo'n
tentje niet, al was 't maar alleen om de aanleiding die 't geeft tot
spotternij. Zijt gij dit niet met mij eens geliefde familieleden?

Naast den Bijbeltent is men bezig een café-chantant te bouwen. Overwegende
dat ik niet wist wat een café-chantant was en Nadaniël mij een oogenblik
verlaten had tot bezichtiging van de Turksche bazaar, hoewel ik vermoed hij
meer de mooie witte tanden van de dame die er verkoopt bekeek, dan wel de
uitgestalde goederen, zoo wende ik mij tot een heer die bij de Bijbeltent
scheen te hooren om uitlegging wat of ze er naast aanbouwden.

O, geliefde vrouw en kinderen, volgens hem moet het een plaats der zonde
zijn, alwaar lichtvaardige liederen worden gezongen en bij snarenspel en
fluiten verderfelijke dansen worden uitgevoerd, door dames en
balletdanseressen die voor jongelingen hunne verstrikkingen uitspannen. Ik
ga er dus in geen geval heen, al mocht de salon gereed zijn voor mijn
vertrek.

Ik kon niet nalaten op te merken, dat hier alweder de wereldverordening
zichtbaar is, dat zonde en braafheid steeds naast elkander gevonden worden.
Bovendien trof mij de aanwezigheid van het Mohamedaansche geloof, (Tunis)
aan den anderen kant. Dit toeval is treffend. De zonde en de
lichtvaardigheid tusschen Christus en Mahomet. Ook de bakkerij van de
"Voorzorg" is daartusschen bemerkbaar. Daar heb ik mij verlustigd,
namentlijk zoowel in het overheerlijke krentenbrood, dat men er geniet, als
door het ouderwetsche huisje, dat zoo natuurlijk gemaakt is alsof het
leefde. Bij ons en in Enkhuizen ziet men er verscheidene zoo, diensvolgens
alle eer en lof aan den bouwmeester, maar de bakkerij is ook niet
versmadelijk om te zien, door de vlugheid der bewerking en de zuiverheid,
benevens de netheid der bakkers.

Wij reden dus met de tram naar huis, waar Klaas mij opwachtte met
hartelijkheid en osselappen met aardappelen en spinazie die mij na de
vermoeienis goed deden.--Morgen ga ik vroegtijdig weer naar de
Tentoonstelling. Als Klaas vrij af krijgt gaat hij mee en ook Nadaniël.

Vaarwel, ik verblijf uw waarde echtgenoot, vader en bloedverwant.

JORIS KOMIJN.

P.S. Denk er om 's avonds het geld uit de lade te nemen en keer de kazen in
den kelder.



       *       *       *       *       *



Tweede Dag.


AMSTERDAM, Mei 1883.

_Geliefde wederhelft kinderen en bloedverwanten!_

Heden had onze Klaas een vrijen dag, aangezien zijn patroon, mij als vader
willende vereeren, hem verlof gaf mij te vergezellen, ook Nadaniël heeft
zich tot ons gevoegd.

Om te beginnen meld ik u, dat wij te voet naar de tentoonstelling
wandelden, waardoor ik gelegenheid had eenige der schoonste gedeelten der
stad met bewondering te zien, zooals de bogt van de Heerengracht, de
Vijzelstraat, de Reguliersdwarsstraat, de groote Broodfabriek, het Wale
Weeshuis en meer andere straten.

't Eerste wat mij opviel toen ik het terrein wilde betreden was dat ik nu
een gulden moest betalen voor intrée, zoowel voor Klaas als voor mij
zelven; te samen twee. Nademaal ik den vorigen dag maar 50 cents had
betaald, maakte ik aanmerking tegen de kioskjuffrouw die zich evenwel niet
wilde laten afdingen, zeggende dat er geen kwaad geld bij was. Ik betaalde
dus met een zuchtend gemoed.

N.B. Zend mij cito een bankje van f 25, maar aan geteekend. Adres den heer
J. Komijn, Singel over de Appelenmarkt boven de kruier, 't geld raakt hier
veel gauwer op dan in Medemblik; maar dat is minder, 't is Goddank
aanwezig.

Ik vervolg mijn dagreisboek.

Met aandachtige eerbiedigheid beschouwde ik op het buitenterrein het
standbeeld voor de gevallenen in Atjeh, met bescheidenheid opmerkende dat
dit beeld heel mooi is en overdenkend welk beeld wel passelijk zou zijn als
de oorlog met de Atjineezen voor goed uit is, 't mag dan nog wel eens zoo
mooi en groot zijn. 't Zou zwaar verguld moeten worden ook zegt Nadaniël,
om te herinneren aan de batige saldo's die de Atjehkrijgen gaf.

De Heer Jan Pieterszoon Koen, ook figuurlijk voorgesteld door gips, staat
voor de Koloniale afdeeling en wijst met zijn rechterhand naar den grond,
alsof hij zeggen wil: "Hier is het, de tentoonstelling." Jan Pietersz. Koen
zal u nog wel bekend zijn, als de uitvinder van Batavia uit het stuk van
Van Lennep, dat de rederijkers te Medemblik in den verloopen winter zoo
mooi hebben opgevoerd.

Voor dat ik in de Koloniale afdeeling binnentrad, heb ik met mijn
gezelschap nog verder het buitenterrein bezocht, namentlijk die contrijen
waar ik gisteren niet aan toe kwam. Eerstens de Indische huisjes waarbij
stallen met karbouwen, Oost-Indische paardjes wagentjes enz. enz. enz.
Aangezien de huisjes met matten dicht waren gemaakt, en ik niet
onbescheiden wilde zijn heb ik er niet ingekeken, maar Nadaniël, luisterde
niet naar mijn vermaning en ging er toch in, hij zegt de "pers" is nooit
onbescheiden en 't is haar roeping overal den neus in te steken. Ik
vermeende het anders en hield Klaas terug, hem medenemend naar een groen
geschilderd huisje voor de bloemen enz., hetwelk wij dadelijk weer
verwisselden voor het pavieljoen der stad Parijs dat evenzeer door sluiting
uitmunt en ons deed streven naar de machinegalerij die nog niet gereed is,
maar gedeeltelijk als geraamte zichtbaar, waarover ik mij troosten moet,
want bijaldien ik de machines en de galerij in werking zou willen
aanschouwen moest ik hier minstens nog een maand blijven, iets wat
onmogelijk is, eerstens door de zaken, tweedens door het vele geld dat ik
zou moeten verkwisten wat mij bij mijn beperkte vermogens niet past.

We zijn derhalve de machines die er nog niet zijn voorbij geloopen en
hebben een koffiehuis ontdekt dat de Bomarsjee heet, een naam die
"goedkoop" beteekend. Door de wandeling was ik al weder dorstig en daarom
hebben Klaas Nadaniël en ik aldaar een glaasje bier genoten, dat niet duur
was en overheerlijk.

Het terrein in dien omtrek is vervaardigd van zand. Men heeft mij
ingelicht, dat dit zand eene eksposietsie van de woestijn Sahara is, in
verbindtenis met een pakkisten fabriek en een stroomagazijn, en daaraan is
het waarschijnlijk te danken, dat men zoo moede wordt van het loopen en zoo
droog in de keel; derhalve is de Bomarsjee een publieke weldaad.

Terwijl wij daar eendrachtiglijk zaten vermeende ik weder thuis te zijn in
de achterkamer, want ik hoorde duidelijk onzen buurman Salie
zoethoutstampen. Ik vroeg dus aan Klaas "Is hier een drogist in de buurt?"
waarop hij mij met verwondering antwoordde "Neen vader, maar ik hoor het
stampen ook en zelfs duidelijk hoe de stamper eerst dof op 't zoethout
stoot en dan tusschenbeiden tegen de rand van den vijzel klinkt. Nademaal
er echter geen drogist of apteker in die contrije te bekennen was bemerkten
wij dat het geluid, waarop ons oor viel, van de Gamalang kwam. Daar ik nu
evenmin als gij, dierbare aanverwanten, wist wat de Gamalang is, wendde ik
mij tot Nadaniël die mij uitlegde, dat het een Indisch orkest is dat
speelde. Overmits dit merkwaardig genoeg ter bezichtiging en beluistering
is, gingen wij derwaarts en geef ik u als volgt de duidelijke beschrijving
van deze muziek. Bruine Javanen en Maleiers zitten op hun hurken en spelen
op allerlei wonderlijke dingen. Twee vergulde canapees met vertinde
braadpannen worden met stokken door hen beslagen; een paar groote tinnen
soepketels hangen in de perspektief aan een mooi geschilderde en versierde
galg en aan een dito dito hangen huisschellen. Nu en dan beukt een
chocolaadkleurige man met een onverschillig gezicht daarop, terwijl anderen
met hamers op voetenbankjes slaan, waarop stukken hout en ijzer liggen, die
muziekgeluid voortbrengen. Een maleier met een zwart gezicht, verhelderd
door een grijze snor, piept op een fluitje van riet en een ander strijkt
over een soortement basviool met twee snaren, dewelke een geluid afgeven
zooals onze poes maakt als zij op 't dak zit.

Dan is er nog een trommel, waarop een Javaan nu eens hard dan weer zachtjes
slaat met de vlakke hand en somtijds een geluid verschaft evenals de hond
van Arie Bakker als hij met zijn stompjestaart op den houten vloer
kwispelt. Nog meer instrumenten zijn er die ik niet beschrijven kan. Alles
is buitengewoon met kleuren beschilderd en met goud
verheerlijkt,--prachtig! zoodat ik voor mij alleen overwegende zeggen moest
dat het nog ruim zoo mooi is om te zien dan wel om te hooren.

Ik heb een knoop in mijn zakdoek gelegd om het geluid goed te onthouden,
daardoor ben ik nu in staat om u het genoegen te verschaffen met de
kinderen te huis den Gamalang te hooren, zonder de onkosten van 25 cents
entreé, als men geen pers is.

Waarde wederhelft en kinderen, luistert nu goed naar 't geen ik schrijf:

Neemt het Theeblad van de bovenkamer, zet er behalve het gewone theegoed
een stuk of wat bier- en wijnglazen op haalt uit de keuken een vertinde pan
en een talhout benevens de blikken theestoof. Vervolgens een leeg
botervaatje uit den winkel en de koperen kettingen van de weegschalen,
verder nog uit de keuken, de vijzel en de koffiemolen.

Let nu goed op. Een van u lieve kinderen! moet het theeblad zachtjes heen
en weerschudden, zoodat alles rammelt en rinkelt, nu eens hard dan weer
zacht. Laat moeder met de eene hand op den bodem van het botervaatje slaan
en met de andere, met 't talhout op de vertinde pan, dan kan zij van tijd
tot tijd de blikken theestoof met den voet omschoppen, terwijl de
loopjongen, aan de voordeur, de winkelschel zachtjes laat bellen.

Wanneer Jantje dan op zijn blikken fluitje blaast zoo: "tuut, tuut,
tuurelureluut, tuuteruteruut, tuluut! en Pietje zijn muziektol aftrekt en
daarna de koffiemolen draait, kan de meid, in den vijzel, wat beschuit
stampen en de koperen kettingen laten rammelen--tot afwisseling.

Wanneer ge nu niet te gelijk begint en ongelijk weer uitscheidt, hebt ge
als twee druppelen water de muziek van den Gamalang.

Behalve de mannelijke spelers vindt men ook in de Gamalang nog vrouwelijke
dansmeisjes, die Tandakmeiden heeten. Alhoewel ik vroeger vermeende dat
dansen met de beenen geschiedde, ben ik nu overtuigend verzekerd, dat het
in de Oost met de handen gebeurt, want de Tandakmeiden bewegen alleenlijk
de handen en armen, die zij met vreemdheid verdraaien.

Het mooiste aan haar is het hoofdstel, dat ik op een goede honderd vijftig
gulden aan oud zilver en goud stel, terwijl hare bekleedselen zijn, zooals
de schrift zegt--"vol gestikt met rood goud en de kostelijkste sieradieën,"
maar desniettemin zet de eene een zuur gezicht en kijkt de andere
mankoliek, eene omstandigheid die ik aan het klimaat van de lucht, als
onpasselijk voor haar, toeschrijf.

Klaas vond het nochtans mooi en een heer die naast ons zat, zei dat er
minstens evenveel melodie in de Gamalang was als in de Wagenaarsche muziek,
dat wij alleen maar niet begrepen wáár de melodie zat, en dat men eigenlijk
zoo'n Gamalang in Indië moet hooren op een verren afstand met warm weer en
dan slapend.

Ik voor mij waarde wederhelft en verdere aanverwanten! hoor even lief een
draaiorgel als 't met gevoel wordt bespeeld, of de voorzanger van de groote
kerk wanneer hij niet verkouden is.

Daar we nu toch eenmaal aan het muzikaal genot bezig waren hebben wij ook
het Theelefoon huis bezocht, al waar men door middel van de elektriek van
de lucht een concert dat aan het Tolhuis wordt gegeven op de
tentoonstelling kan verstaan en waarnemen.

Beste vrouw en kinderen, dit is een wonder der natuur waarbij ik verbazend
stil stond. Weet gij wat de Theelefoon eigentlijk is. Neen niet waar!
daarom heb ik mij er omtrent doen inlichten, dat het een toestel is, dat de
spraak der menschen door den electriek overbrengt op onbepaalde afstanden,
onmiddelijk antwoord gevende per zelfde gelegenheid. Nadaniël had mij reeds
verteld, dat wanneer men met verlof gezegd in de Theelefoon "niest" men
onmiddelijk uit Azië, Amerika, Hoorn, Engeland Buiksloot en alle andere
werelddeelen hoort zeggen "wel bekome 't u," ik meende dat Nadaniël
overdreef maar nu ik de Theelefoon heb gehoord kan 't wel waar zijn. O!
dierbare bloedverwanten 't is bepaald eenigszins tooverachtig. Denk eens
aan, men komt in de _Auditions Telefoniques_ (NB) de directeur heeft den
naam voor mij opgeschreven, 't Is er keurig netjes en doodstil; men neemt
twee groote ijzeren oorlepels houdt die aan de ooren en men geraakt op eens
in verrukking door de vroolijke Tolhuis-muziek.

Ik heb mij alles natuurkundig door den vriendelijken heer, die directeur
over het huis is, laten uitleggen en ik deel ter uwer ontwikkeling
hetzelfde mede, luistert dus:

Het instrument bestaat uit een electrieken magneet in een mahoniehouten
kast, en een dito dito in twee groote oorlepels één aan het Tolhuis en één
_te_ Amsterdam. Wanneer nu aan het Tolhuis het orkest bespeeld wordt, trekt
de magneet het muziek aan; de electriek brengt het over de gespannen draden
naar Amsterdam en als gij dan den magneet aan uw oor houdt, trekt uw
gehoorvlies de muziek weer uit den magneet in uw hersens waardoor het u
duidelijk wordt wat men speelt. Mij dunkt nu zult ge goed kunnen begrijpen
wat de Theelefoon is en bewonderend stilstaan voor dit wonder der
schepping, waaruit wij al weder de macht der Natuur en de ondoorgrondelijke
wijsheid der Voorzienigheid vernemen, dankbaar dat ons deze wonderen worden
geopenbaard door de dochter van Madam Angot, die men aan 't Tolhuis liet
spelen, raakte ik in vroolijke stemming.

De muziek was overheerlijk, maar ik vroeg of een stichtelijk lied ook over
de draden ging en de vriendelijke heer theelephoonde naar de muziekanten,
die "Uren, maanden, dagen, jaren" aanhieven, 't welk ik tot mijn
verwondering eveneens met de grootste natuurlijkheid hoorde wederklinken en
daarom met hoedafneming eerbiediglijk meezong. NB. Als men de Theelephoon
niet aan de ooren houdt, is het geluid niemendal, een omstandigheid die
nuttig is als men zaken wil zeggen die geheim zijn voor anderen.

Ook de wassenbeelden muziek uit het Panopticum zal men in de Theelefoon
kunnen hooren en al zoude het ook mijn laatste kwartje kosten, dit
kunstgenot moet ik nog eens smaken, want ook de ziel stemt daardoor tot
nadenken en eerbied voor de kwartgulden, dat heel goedkoop is heeft men wel
drie gulden genot.

Klaas heeft gehoord, dat er ook een verbinding zal gemaakt worden met het
Café-chantant, dit is jammer. Bij natuurwonderen behooren geen
lichtvaardige liederen en ik zou mij schamen als ik de onwelvoegelijke
dansen in mijn hersens trok door den electrieken magneet. Nadaniël beweert,
dat het Café-chantant niets onzedelijk is en dat ik er heen moet gaan,
omdat niemand het verzuimt. Waarde bloedverwanten, als ik het goed overdenk
_moet_ ik er toch wel naar toe, om Klaas er desnoods voor te kunnen
waarschuwen als 't al te erg is. Morgenmiddag wordt het geopend en ik ga er
heen, niet om mijnentwille maar om Klaas; hij is nog zoo jong en onervaren.
Nadaniël is reeds door de wol geverwd en wil mede. Hierover nader. Voordat
we het terrein verlieten zijn we nog in de Indische Kampong geweest, waar
allerlei soorten van loofhutten staan, zooals bij ons, Simon de slager voor
zijn huis zet, als 't loofhuttenfeest is. Evenwel de Indische loofhutten
zijn veel grooter, mooier en hooger op de pooten, ook bemerkt men onder
dezelve een Indiaansche brug van bamboes, zeer mooi gebouwd en eigenaardig
om te zien.

Als alles daar beplant is en er menscheneters, koppensnellers en ander
dergelijk gedierte in hun natuurstaat vertegenwoordigd is, zal de
belangrijkheid toenemen, vooral als er zooals Klaas beweert gelegenheid
komt om de Indi-sche Rijsttafel te gebruiken ineen der gebouwen, dat
zooveel als een restoraatsie wordt.

Al wandelende viel ons oog op het Maastrichtsche bier hetwelk wij met een
bezoek vereerden en dat ik, nademaal Klaas en Nadaniël beiden verzekerden
dat, dit Bier een volksdrank moet worden met oplettendheid heb onderzocht.

Het Maastrichtsche bier is uitmuntend voor den dorst en vindt veel aftrek
voor de liefhebbers, ik geloof dat het ook erg gezond is. Voor mij
partiklier beste vrouw beviel het niet. Nadaniël zei mij dat het 't oudste
bier van Nederland is en dat 't daarom zoo zuur smaakt, min of meer naar
zure appelen, waarvan het ook de werking op de ingewanden heeft.

Hoe verschillend de smaken zijn in het menschelijk leven ziet men hier
alweder ten duidelijkste want er worden groote hoeveelheden van gedronken.

Met suiker er in, moet een goed voorbehoedmiddel voor de cholera zijn zegt
Nadaniël, die liever Pilsener drinkt al is het duurder. Hij zegt het
Pilsener van Fisslthaler is het lekkerste bier van de heele tentoonstelling
en de bediening in zijn biertent laat niets te wenschen over.

Behalve het gebouw van 't Maastrichts vindt men daaromtrent nog het huisje
van den Volksbond tegen drankmisbruik, dat heeft men met wijsheid ver van
de restoraatsie die "Vergunning" hebben en heel ver van 't likeurenhuis van
de erven Lucas Bols gezet om geen ruzie te maken.

Aperpo van Lucas Bols; morgen ga ik er naar toe. Ik heb een uitnoodiging
gekregen om de likeuren te komen proeven en zal u waarde echtgenoote, omdat
ge zooveel van aniesette en kurassou houdt, de smaak der likeuren duidelijk
beschrijven, dan hebt ge er toch personeel ook iets aan dat ik hier ben;
daarover dus nader.--

Voor dat ik besloot om het binnengedeelte der tentoonstelling te gaan zien,
heb ik nog een oppervlakkige wandeling gemaakt over het terrein om alles
wat ik nog niet had gezien, goed in mijn geheugen te prenten. Ik merkte de
tent op waar allerlei artiekelen worden verkocht ten voordeele van de
_Weezenverpleging in het huisgezin_. Veel menschen loopen er voorbij omdat
zij gelooven dat alles er schreeuwend duur is. Waarde echtgenoot en
kinderen! ik ben overtuigd geworden van het contrarie; ik kocht er voor de
kleintjes een verrassing en was zeer tevreden over de billijkheid der
prijsberekening. Dit is een natuurlijk gevolg van de welwillendheid der
menschen die de artikelen meestal kado gaven, zoodat ze goedkoop kunnen
worden verkocht. Zeg dit aan Kees Vrieman die met zijn vrouw naar de
tentoonstelling wil, dan kan hij ook iets koopen goedkoop en voor een goed
doel.

Zoo vindt men ook nog een tent voor verminkten, dat wil zeggen een kiosk,
waar men iets geven kan voor menschen die door een of ander ongeval een
lichaamsdeel hebben verloren. Men vindt er kunstarmen en beenen; ik heb 't
adres opgeschreven van den maker, men kan nooit weten waar 't goed voor is,
als men een groot huishouden heeft,--ook met het oog op u waarde vrouw! die
dikwijls zoo'n geweldige rimmathiek in den rechterarm heeft, waarvan het
eind en de gevolgen nog niet te overzien zijn.

Bij de melk-inrichting heb ik langen tijd staan kijken, om eens te zien of
ze daar ook met de melk knoeiden, maar 't verheugd mij u te kunnen
mededeelen dat alles zuiver in zijn werk gaat en dat we in Medemblik zelfs
geen betere waar hebben.

Om u al de kraampjes en winkeltjes beschrijvend te doen verstaan is niet
gemakkelijk, nademaal er te veel zijn en men, wanneer men overal iets zou
willen koopen, wel een zak rijksdaalders mag medenemen--ten minste wanneer
men geen vodden of kleinigheden wil verwerven. Ik heb bijna een turksche
schaal voor u gekocht, waarde wederhelft! en ik had het voornemen u
daarmede te verrassen, maar aangezien dezelve bij nader onderzoek te duur
was, bepaalde ik mijn zin voor u, op een naaldenkoker van been,
voorstellende met natuurlijkheid een perreplu en in deszelfs knop een
potografie der Tentoonstelling in het verkleind. Dit laatste is de
verrassing!

Hoeveel tentjes met koopwaar er wel zijn is onnoemelijk om te zeggen, want
een ieder viguleert thans op de bezoekers, hopende zijn kramerijen en
andere artikelen kwijt te raken tot civiele of onciviele prijs alnaarmate
voor hem verkrijgbaar is.

Nademaal ik nu het buitenterrein voor 't gedeelte betreffend, dat gereed
is, genoegzaam had bekeken en er nog tijd overschietend was vóór de
sluiting en ik bovendien de uitnoodiging van Lucas Bols tot beproeving van
deszelfs likeuren in den zak had besloot ik nog heden dit werk te
ondernemen want

    Al wat gij heden kunt bezorgen?
    Stel dit nimmer uit tot morgen.

    (_Wijsheid en deugd in klein octavo_).

Ik vulde op de fraaie, ouderwetsch gedrukte uitnoodiging, onze drie namen
in en begaf mij wandelend naar het likeuren huis dat "'t Lootsie" heet,
maar dat niets van een loods heeft, integendeel een erg mooi ouderwetsch
huis is.

O dierbare wederhelft kinderen en nabestaanden! wat is het daar gezellig,
altijd is er Gezelschap aanwezig na den middag, vóór den middag niet zoo
dikwijls want dan borrelen de bezoekers minder.

Ik liet mij een prijscourant geven en trok mijn jas uit om goed te kunnen
proeven, in hemdsmouwen ben ik altijd meer op mijn gemak, maar aangezien
Klaas, mij beleefd verzocht niet alzoo te doen, heb ik met mijn jas aan,
evenzeer genoten van de liekeur.

Wanneer gij dit leest beste vrouw zult gij watertanden, de Aniesette is
overheerlijk, de Kurassou niet te zoet en met een echte Kurassou smaak,
heel wat anders als 't bogt dat gij gewoonlijk drinkt, NB. als gij dit
gelezen hebt lust gij niets meer uit "de Vergulde druif" waar gij altijd
laat halen.

Klaas bepaalde zijn beproeving op, Kakkoulikeur een sterke drank uit
sjokolaad gestookt en Nadaniël nam Krem de Mokka--ook een liekeur, evenwel
vervaardigd uit koffie met room.

Nadat ik mijn volle bekomst had van Aniesette en Kurassou verlustigde ik
mij aan diverse andere zoete dranken als "Hoe langer hoe liever,--Roosjes
zonder doorn,--Odematante,--Vergeet mij niet,--Drie maal drie,--Kwartier
voorvijven; bovendien probeerde ik een likeur waarvan ik den naam niet durf
schrijven als bijgeval Jansje van onzen buurman, die altijd zoo rood wordt
als de een of ander een onfatsoenlijkheid zegt, in de kamer is.

Als zij er is, waarde wederhelft! laat zij dan even naar den winkel gaan
want de likeur heet--"Hempje ligt op". Ik zal de prijskoerant van Lucas
Bols voor u mede brengen dan kunt gij in gedachten ook alles eens proeven.
Klaas en Nadaniël waren geducht aan de beproeving geweest en zagen zoo rood
als wortelen en ik voor mijzelf voelde mij zoo vroolijk en pleizierig als
ik in lang niet was weshalve ik Wien Neerlandsch bloed zong, waarin
Nadaniël de tweede stem vervulde, een omstandigheid waardoor Klaas
mankoliek werd en gevoelig begon te huilen. Aan ons gezang vermeidden zich
intusschen de andere bezoekers, die echter niet zingend instemden.

Hoewel ik de menigte die wij gedronken hadden op geen gering getal schat,
voelden wij geen zwaarte in het hoofd of in de beenen en erkenden dus de
deugdzaamheid der liekeuren en ook de goedkoopte, want 't proeven op
uitnoodiging kostte niets, weshalve wij meer genoten hadden dan betalender
wijs zou geschied zijn.

Aangezien er nog geen Elektriesieteit genoeg door de ondernemers wordt
geleverd en nog geen gasverlichting aanstekelijk is op 't terrein kunnen de
koffiehuizen enz. s'avonds, niemand ontvangen en moet het publiek een goed
heenkomen zoeken. Diensvervolgens gingen wij naar huis waar ik nu dezen zit
te schrijven terwijl de jongelui mij herinneren wat ik vergeet.

Vaartwel! morgen verder. Ook de schilderijen tentoonstelling hoop ik ter
bezichtiging te bezoeken waardoor mijn verblijf alhier wel een dag langer
zal duren. Schrijf me cito terug of alles goed gaat in de koomenij en weest
gegroet van uw waarde vader en bloedverwant. JORIS KOMIJN.


       *       *       *       *       *



Derde Dag.

AMSTERDAM, Mei 1883.
_Waarde wederhelft, kinderen en nabestaanden!_


Ditmaal sta ik om zoo te zeggen met mijn mond vol tanden overwegende ik
weet niet waar te beginnen om u beschrijvend mede te deelen wat ik heden
mocht aanschouwen. Bijaldien gij gelooft dat ik overdrijf zult gij later
Klaas kunnen vragen en Nadaniel die mij heden redelijk wel voldaan heeft
aangezien hij beleefder is geweest dan vroeger en mij getrouwelijk heeft
uitgelegd wat ik niet wist; heb ik denzelven daarom een pond zoete
amandelmoppen beloofd welke gij mij zenden kunt, wordende dezelve hier te
Amsterdam niet vervaardigd in dezelfde kwaliteit als bij ons.

Heden bezocht ik het hoofdgebouw en stond onthutst over de groote variatie
van artikelen en uitstallingen die ik onmogelijk beschrijven kan, als
vorderend te veel tijd en te groote inspanning mijwaarts. Ik stip derhalve
met oordeel aan wat mij het meeste trof en beviel.

O! dierbare bloedverwanten van deze tentoonstelling is het eind weg, door
de veelheid der menigte zaken wordt een mensch duizelig en verward. Waar
zal ik u 't eerst over schrijven? Ik weet het inderdaad niet.

Alle hemelstreken zijn er vertegenwoordigd; Ik zag het eerst de afdeeling
Nederland en moet zeggen veronderstellenderwijs als vreemdeling denkend,
dat in ons vaderland de drankwet eigentlijk een gek ding is, want liekeuren
en sterke dranken zijn scheering en inslag. Ik heb nog nooit zooveel
fleschen en kruiken bij elkaar gezien en moet de hoeveelheid der gestookte
vochten onnoemelijk zijn in ons vaderland, wat voor een vreemdeling wel het
denkbeeld kan doen oprijzen alsof Nederland en liekeur een
onafscheidelijkheid zijn; ook ingelegde blikjes groenten en overheerlijke
worst, socijsen en schildpadsoep en andere varkensvleeschen zag ik met
rijkdom vertegenwoordigd, desalniettemin wil ik aan de fraaie meubelen en
andere nuttige instellingen niet te kort doen, benevens de sigaren, die ook
geen klein gedeelte van ons vaderland innemen. Daar ik niemand wil te kort
doen, of beleedigend overslaan, meld ik u dat op de tentoonstelling alles
te vinden is wat ons dierbaar land oplevert en door onze landgenooten wordt
gemaakt of verkocht. Hiermede nu, moet gij tevreden zijn.

Al wandelend door de hoofdzaal is mij een zonderling geval overkomen, dat
wel der moeite waard is om te worden geboekstaafd, tot leering en nut van
hen, die na mij, tentoonstellingen willen bezoeken; ook met het oog op de
ongerechtigheid der zaak.

Weet dan geliefde wederhelft en kinderen, uw vader is daar voor 50 cents
afgezet door menschen die fatsoenlijkerwijs gekleed zijn en met
beleefdheid mij er in lieten loopen. Ik zal u verklaren wat het was,
luistert!

Op een paar stoelen in de hoofdgalerij zitten twee heeren met een tafeltje
voor zich waarop mijn oog viel, op een groot boek net zoo dik als u lieve
vrouw eenmaal van uwe ouders present kreeg ik meen dat 't Vader Cats is--'t
ligt onder 't penantkastje in de achterkamer.

Toen ik naderbij kwam riep een kleine jongen met een schelle stem,
_"liverdor mesjeu siegné sievoeplê."_ Niet vermoedende welk een adder onder
dit gras schuilde naderde ik en vroeg met beleefde hoedoplichting: "Wat is
dit, jongeheer?"

Hij antwoordde, "dit is het gedenkboek der Tentoonstelling, dat iedereen
teekenen kan, als herinnering aan zijn bezoek, en middelerwijl gaf hij mij
de pen in de hand, nogmaals verzekerende dat ik aan de geheele stad er een
plezier mede deed door te teekenen, daar later het "liverdor" aan den
burgemeester zou worden ter hand gesteld, of aan de stad aangeboden voor 't
argief tot eeuwige nagedachtenis van alle degenen die bezoekend in de zalen
waren.

Waarde wederhelft! ditmaal heeft mijn eigenliefde mij gefopt, want ik dacht
er vereerd door te zijn dat mijn naam later onder de oogen van zooveel
groote heeren zou komen, een wonderlijk gevoel stroomde door mij heen, toen
ik de pen nam en met mijn klein middelsoort in het boek zette:

*"Joris Komijn van Medemblik."*

Nadat ik mijn pen fatsoenlijkerwijze had schoon gelikt en aan mijn jaspand
afgeveegd, overhandigde de eene heer van het tafeltje mij een rolletje
papier met een elastiekje er om en zei: "Asjeblieft, hier is het bewijs dat
u geteekend heeft." Eerst vond ik het beleefd en ook sicuur dat men zulk
een bewijs afgaf, kennende anders een iegelijk en een elk beweren, te
hebben geteekend, maar ik veranderde iets van meening toen ik twee kwartjes
moest betalen voor dit papier dat op zich zelve geen twee centen waard
is--want de stempels die er op staan en den onnoozelen mensch in de waan
brengen dat de commissie van uitvoering der tentoonstelling die
certificaten heeft gestempeld tot bewijs van echtheid
zijn--fopperijstempels.

Er staat met blauw op: "De commissie van uitvoering" maar dat beduidt de
commissie die de geschiedenis van het boek uitvoert.

Nadanaël zeide mij ook niet te kunnen gelooven dat de wezentlijke Commissie
van uitvoering haar stempel zou laten misbruiken om argelooze menschen de
somma van 50 centen uit den zak te kloppen want:

    Nooit is de argeloosheid
    Bestand voor slim- of boosheid.

    _(Wijsheid en deugd in klein octavo)_

Ik veroorloofde mij aan den heer van 't tafeltje beleefdelijk op te merken
dat ik zijn certifikaat geen cent waard vond, maar hij antwoordde niets
anders dan "je behoeft 't immers niet te nemen als je niet wilt!" Evenwel
zei hij dit zonder teruggeving der 50 centen.

Nu werd ik boos, noemde hem een afzetter, waarop hij niets antwoordde, maar
lachtte, Nadanaël zei later dat hij meende dat de heer zeide dat hij mij
voor een kaffer hield; dit evenwel heeft Nadanaël zeker verkeerd verstaan.

Tot mijn spijt zag ik hoe verschillende buiten menschen, argeloozen en
onnoozelen evenals ik, er in liepen en twee kwartjes betaalden; derhalve
zei ik aan Klaas dat hij op de beurs aan iedereen mijn ongeval moest
vertellen, opdat men zich zoo veel mogelijk voor schade wachten kan. Ik zeg
ook u geliefde bloedverwanten, bijaldien er Medeblikkers, die gij kent,
naar de Tentoonstelling gaan, waarschuwt hen voor "'t liverdor." Voor 2
kwartjes is een herinnering aan de Tentoonstelling te krijgen, die veel
aardiger is; 't is de zakdoek van Adriaan Schakel, die grappig is en nuttig
in éénen adem.

Wanneer het maar meer en meer bekend wordt dat het "liverdor" een
bankroetje na zich sleept, zal men zich niet meer laten beet nemen--en
teekenen, zonder certifikaat. Ik geloof beste wederhelft! dat de
ondernemers er dan spoedig mede zullen ophouden, want ik heb een zwaar
vermoeden dat zij veel meer om de twee kwartjes geven, dan wel om de
naamteekeningen.

Ik heb Klaas ook laten teekenen, met het bevel, om als men hem een
certifikaat wilde geven, beleefdelijk te zeggen "dank u wel, houdt uwe 't
maar." Nadaniël zegt, dat als iedereen dit doet de mannen van 't tafeltje
er zeker iets van krijgen dat zij niet overleven. Aangezien ik nu de dood
van een achtingswaardig mensch niet veroorzaken wil of op mijn geweten
nemen, heb ik Klaas bevolen, om het niet verder te vertellen--en over dit
schandaal te zwijgen.

Nademaal het veel te omslachtig zoude zijn, om u waarde bloedverwanten, de
geheele tentoonstelling van A tot Z te beschrijven en gij ook wellicht in
slaperigheid zoudt vervallen door de herhaling, want er is van alle soorten
artikelen een veelheid van 't zelfde, zoo bepaal ik mij liever tot het
medebrengen van den wegwijzer en de adreskaartjes die ik overal nam, ter
herinnering en geef u alleenlijk beschrijvend de avonturen die ik ondervond
en beleefde. Ik besef dat u dit meer zal bevallen en deel u dus mede dat ik
hedenavond het Café-chantant heb bezocht met Nadaniël--Klaas had ik
voorshands tehuis gelaten tot nader orde.

O, geliefde wederhelft en kinderen! ik sta beschaamd en aangedaan tevens
over hetgeen ik nu denken moet. Alweder heb ik te haastelijk geoordeeld en
daardoor onwetend eene inrichting met den naam van onzedelijkheid besmet
die dit in geenen deele verdient.

Nadaniël had gelijk er is niets onfatsoenlijks in, zelfs een klein gedans,
dat ze hier *kan-kan* noemen vond ik zoo grappig dat ik over de
rarigheid die er aan kleeft heenstapte. Na de somma van f 1,- te hebben
betaald, Nadaniël zei weer "Pers" en betaalde niets kwam ik in het Café des
Ambassadeurs binnen en zag in de verte een tooneel, wel drie maal zoo
groot, als dat van de liefhebberij komedie bij ons--met Electriek verlicht!
Schoon dierbare vrouw! overschoon!--ik ging zitten en Nadaniël naast mij.

Het allereerst speelde de muziek een vroolijke deun, die mij wel beviel,
zoodat ik opgewekt wierd en met mijn hoofd onwillig de maat sloeg, terwijl
ik mijn rechtervoet bewegelijk heen en weer liet gaan. Een heer die achter
mij zat, was onaardig, want hij bedierf mijn pleizier door er aanmerking op
te maken en te zeggen dat hij wêe wierd van dat gewiegel; laf hé! voor een
groot volwassen mensch,--afijn de man had misschien zwakte van zenuwen.

Toen de muziek uit was kwam een heer, fijn gekleed in een zwarte rok en
witte das. Hij zong een prachtig lied. Nadaniël zei dat 't Fransch was,
maar ik geloof 't niet want telkens zong hij met een hooge noot in de keel,
duidelijk:

    Danse! danse! danse! met je moer.
    Danse! danse! danse dan toesjoer.--

Tusschen beide kreeg ik er kippenvel van, als hij zoo uithaalde en ik
dacht, omdat hij zoo rood werd, bij dat "je moer" (moeder klinkt toch
fatsoenlijker vindt gij ook niet?) als de man er maar niets van krijgt.
Gelukkig liep 't goed af. Wij applaudisseerden zoo hard we konden en toen
gaf die heer, Nadaniël zegt, hij heet teenoor, nog een stukje toe; ik vind
het netjes dat ze niet op een toegevertje zien. Toen kwam een
jongejuffrouw, O! beste vrouw, wat een hondje van een meisje, zij had een
japon, waarvan de bovenste helft de kleinste was. Gij hebt een goed gevulde
hals, waarde wederhelft, maar dat is door de dikheid der jaren, deze dame
evenwel had de gevuldheid door de jeugd, iets dat nog wel zoo schoon is; om
jaloersch op te worden voor u waarde wederhelft, maar desniettemin bemin ik
u met hartelijke huwelijksliefde daar dus niet van.

De jongejuffrouw zong dat ze zoo "bleu was, ze riep voortdurend uit van
"patiet bleu" eigentlijk verstond ik 't niet maar ik lachte toch mee toen
de anderen het deden; ik dacht anders meenen ze dat ik niet weet hoe 't
hoort. Evenwel heb ik opgemerkt dat zij in 't geheel niet "bleu" was. want
ze maakte zoenhandjes tegen Nadaniël en mij toen wij, vooral ik, zoo hard
in de handen klapten dat een paar menschen achter ons zeiden: "die twee
hebben handen als hamers"

Na deze zangeres kwam een heer, nog al dikker met een mankeliek gezicht en
witte handschoenen aan. Wat had die man een stem! Hij had 't erg over een
"maleur" dat hij ondervonden had en was erg naar, net of hij verdriet had
en als hij dan zoo heel diep in de tweede of derde stem zong, wees hij met
zijn eene hand naar den grond net als of hij zeggen wou, 'k ga gauw in 't
graf zoo'n gezicht zette hij ook. Nadaniël zei dat 't de bas was en dat de
bassen, namentlijk als 't goede zijn, altijd mankoliek zien of van moord en
doodslag zingen.

Nadat hij mij bijna tot tranen toe geroerd had over zijn ongeluk, kwam er
weer een jonge dame met een rood zijden japonnetje aan. 't Was bepaald een
geleend rokje, want 't was veel te kort.

Ik dacht waarlijk eerst dat zij, met verlof gezegd bloote beenen droeg,
maar goed bekijkend, bespeurde ik dat zij vleeschkleurige kousen aan had.

O! waarde aanverwanten wat was dat een grappenmaakster, ze sprong als een
kakkerlak en danste zoo komiek, dat ik van mijn stoel opstond om goed te
kunnen zien. Zij ging heelemaal over eene kant schuin staan en schudde met
haar eene been en arm net alsof ze met geweld die twee lichaamsgedeelten
wilde uitschudden en ondertusschen hield zij de andere hand tegen haar
achterhoofd, terwijl zij aldoor knipoogjes maakte. Ik hield mijn buik vast
van 't lachen en riep hardop "Bravo" dat hoorde zoo, zei Nadaniël, maar een
heer achter mij riep: zitten!" en toen riepen wel tien tegelijk zitten!
derhalve was ik genoodzaakt weer plaats te nemen, hoewel ik de
*"Kan-Kan"* zoo heet die dans, gaarne verder staande had genoten. Als ik
te huis kom zal ik u deze dans eens wijzen en voordoen, waarde wederhelft
en kinderen! want het is om je ziek te lachen.

Terwijl wij daar zoo zaten had ik reeds opgemerkt dat buiten de tent, "ge
moet weten lieve nabestaanden het Café des Ambassadeurs is open en bloot
aan de zijden in de lucht," ook muziek was. Een piano was hoorbaar, nu en
dan een orgel en andere instrumenten, zooals blikken deksels en een vijsel,
die met kracht bespeeld werden.

Nadaniël vroeg aan een Jan die ze hier in 't Fransch "cochon" noemen waar
die wonderlijke muziek van daan kwam en wij vernamen dat het eenige
bewoners der P. G. Hoofdstraat waren die uit piekanterigheid dat zij den
geheelen dag café chantant muziek hooren en 't vervelend vinden, ketel
muziek maakten.

Ik voor mij vond het erg lastig, want tussehenbeiden klonk het heel valsch
door elkaar, zoodat mijn tanden er zeer van deden en mijn ooren tuitten.
Een van de "cochons" beweerde dat vroeger, toen er nog geen gordijnen waren
en de bewoners der naburige huizen in het Café des Ambassadeurs op het
tooneel konden zien, zij de muziek minder lastig vonden en geen ketelmuziek
maakten. Of het waar is weet ik niet, maar in allen gevalle vond ik het
voor mij persoonlijk, jammer, dat ik voor mijn f 1 entree twee concerten te
gelijk hoorde, omdat één alleen wel zoo liefelijk is. Er waren ook veel
menschen in onze nabijheid, die vloekten en raasden als zij terwijl de
juffrouw van "Bleu Bleu" zong, door de buren hoorden spelen: "Sara je rok
zakt af" en dergelijke volksdeunen, die op zich zelve genomen niet
onaangenaam zijn, maar te samen met iets anders ongezellig klinken, vooral
als er bij in een vijzel gestampt wordt. Van den anderen kant moet ik
zeggen dat ik ook niet graag den geheelen dag muziek zou hooren, aan gezien
vooral des morgens de mensch niet altijd gestemd is om lichtvaardige
liederen te vernemen. Wanneer ze nu des morgens nog speelden: "Mijn eerst
gevoel zij dankbaarheid" of iets dergelijks laat ik het daar en zou ik het
zelfs stichtelijk vinden. Ik zou in 't belang van menschen zoo als ik, die
betalender wijs binnenkomen en aan de kibbelarij geen aandeel hebben, wel
aan de bewoners en de muzikanten willen zeggen: "Plaagt elkander niet
langer, want:

    "Waar twee personen kijven,
     Met boosheid zwaar vervuld,
     Daar zal het waarheid blijven:
     Zij hebben beiden schuld."

     (_Wijsheid en deugd in klein octavo_.)

Dit tusschen twee haakjes, nu vervolg ik de voorstelling. De electrieke
muziek van de Gebroeders Bozza is iets buitengemeens. Stelt u voor vijf
heeren als duivels gekleed, (evenwel zonder staarten) blazen op vijf
bazuinen met een geweld als of de dag des oordeels is aangebroken. In de
zaal hangen allerlei klokkenspelen, kastje, een lokomotief, een duivenhok,
een huisje dat in brand vliegt, een stuk of zeven trommen en allerlei
andere artikelen.

Tusschen het geblaas der bazuinen nu hoort men, door middel van de
electriek, die de middelste duivel door drukking der vingeren op een tafel
opwekt, een trommelspel, dan weer een klokgelui of geschel, nu en dan 't
geluid van een duif of 't zingen van een vogel. Soms is alles tegelijk in
beweging en stoomt de lokomotief dat 't verbazend is, 't is een wonderlijk
orkest, maar heel mooi--en 't speet mij dat 't uit was. Hoe of het kwam
weet ik niet, maar, ik gevoelde door de verschillende mij vreemde
aandoeningen die ik genoten had, behoefte om eens even naar buiten te gaan
en zei tegen Nadaniël, dat hij maar op mij moest wachten, want dat ik
dadelijk terug kwam.

Toen ik naar buiten wilde, zei een heer aan den uitgang, met beleefdheid
tegen mij, dat er geen "sorties" gegeven werden. Nademaal ik dit nu niet
begreep verklaarde ik hem de noodzakelijkheid waarom ik even weg wilde,
maar 't hielp niets, ik moest blijven of mijn gulden in den steek laten.

Met wellevendheid beduidde ik dien heer dat ik met geen mogelijkheid kon
blijven, waarop ZEd. antwoordde: "O! gaat u dan maar naast het orkest." Ik
begaf mij daarheen, maar vond mij erg teleurgesteld want iemand die ik,
voor een deur die er was, aantrof zei: "ik ben de directeur van deze
gelegenheid en ik mag hier alleen artisten binnenlaten."

Ofschoon ik hem trachtte te overtuigen dat ik, hoewel geen artist zijnde
toch even goed die deur kon binnengaan, bleef hij standvastig weigeren en
zei, dat zijn weigering alleen kwam om dat men de ondernemers van de Wasch
en gemak huisjes, geen concurrentie mocht aandoen, aangezien zij op zware
lasten zaten en dat ik dus op 't terrein moest gaan, als ik absoluut wilde.

Ondertusschen begon de muziek weder, namentlijk de goede en ik, niets
willende verzuimen waarvoor ik betaald had, begaf mij weder bij Nadaniël in
de zaal evenwel niet zonder groote benauwdheden, zoodat ik van het verdere
wat gezongen en gespeeld werd maar half genot had.

Gelukkig was het spoedig uit en konden wij naar huis gaan.

Wij liepen nog even op het terrein, maar door de plotseling invallende
duisternis, zoodra de laatste noot der muziek gespeeld was ging al 't licht
uit, kon ik niet vinden wat ik wilde en moesten wij een goed heenkomen
zoeken; 't Was waarlijk een geluk dat Nadaniël den weg zoo goed wist,
anders lieve aanverwanten had uw bloedverwant en vader, best kunnen
verdwalen.

Tehuis gekomen, vond ik Klaas dien ik f 1--gaf om morgen het Café des
Ambassadeurs te bezoeken; de jongeling was in zijn schik en verzocht de
complimenten aan allen. Hiermede verblijf ik voor heden als altijd.

Uw liefhebbende vader enz. enz.
JORIS KOMIJN.

NB. Zend mij bij de amandelmoppen voor
Nadaniël _cito_ eenig ondergoed, denk er om wat
azijn en water bij den mostert te doen, anders
verdroogt hij uw waarde vader.


       *       *       *       *       *



Vierde Dag.

AMSTERDAM, Mei 1883.
_Waarde Echtvriendin en Bloedverwanten_,


Er gaat toch niets boven de kunst, alles wat
overigens het hart aandoet of den mensch tot nagedachten stemt verzinkt bij
de kunst in nietigheid. De kunst is alles! en daarom zeg ik: leve de
kunst!--O geliefde wederhelft! indien ik geen welgezeten koomenijsbaas was,
zoude ik kunstenaar willen zijn, al was het maar alleen om met
natuurlijkheid alles te kunnen voorstellen wat de Schepper, met
ondoorgrondelijke wijsheid, heeft gewrocht, tot een voorbeeld voor de
kunstenaren.

Ik bevind mij heden in een opgewonden stemming, want Nadaniël heeft mij
verzekerd, dat er onder de hedendaagsche kunstenaren heel veel
koomenijsbazen zijn, daarom wanhoop ik niet dat ook in mij iets groots ligt
en derhalve heb ik het plan om mij behalve op de letteren, ook op de
schilderkunst te werpen.

Dit voornemen heb ik te danken aan de Eksposietsie van de schilderijen die
ik heden bezocht zonder perreplu, veroorzakende deze een onkosten van 10
cents voor de bewaring, die onnoodig is.

Ik gevoel mij sedert gisteren zoo verheven, zoo echt kunstig, waarde
echtvriendin en nabestaanden! want ik heb op die tentoonstelling kennis
gemaakt met een sjenie, hij heet Maeceen en is een groot kunstenaar die
kennis heeft van al de schilderijen.

't Is bepaald een groot kenner want hij vindt bijna nooit iets mooi en weet
op alle schilderijen iets aan te merken. Hij praatte veel met mij en leerde
mij in één oogenblik de kunst begrijpen. Hij vertelde mij dat schilderen
eigenlijk zoo moeilijk niet is als 't lijkt en dat men, bijaldien men
slechts goede penseelen heeft en vooral een boel goede verf, een heel eind
ver komt in de kunst, ten minste wanneer men natuurlijken aanleg heeft en
navolgingstalent om de natuur getrouw na te bootsen.

Nu! dat heb ik; daarvan ben ik zeker. Herinner u maar eens dierbare
echtgenoote, hoe goed ik destijds, toen ik nog niet door de kathedrale
koortsen, die bezetting op mijn stem kreeg, een haan kon nabootsen en ook
thans nog met duidelijkheid, het geluid der kikkers voortbreng, terwijl ik
in hondengeblaf en kattengeschreeuw, lang niet onverdienstelijk, de natuur
overtref.

Ik deed bij wijze van proefstuk aan den heer Maeceen een honden geblaf na,
met gejank aan 't slot. Hij stond verbaasd over mijn talent, want de
oppasser kwam dadelijk kijken waar de hond was, hij snapte mij evenwel
niet, en toen ik nogmaals met natuurlijkheid een kat voorstelde zeide mijn
vriend mij, "ge hebt aanleg, veel aanleg, want ge copieert de natuur en
schilderen is niets anders dan copieeren--ge zult zonder twijfel ook in 't
schilderen wel iets kunnen leveren." Ik kocht derhalve heden voor *f
3.48^5 aan penseelen en voor ca. f 6 aan olieverf in tinnenspuitjes;
plankjes om op te schilderen heb ik te huis genoeg van de rozijnkisten, dat
is gladhout als 't afgeschaafd wordt.

Notabene, laat de jongen vast een stuk of zes kisten uit elkaar slaan en de
plankjes afschaven, dan kan ik cito beginnen te schilderen als ik te huis
kom. Mijn eerste werk zal uw portret zijn waarde vrouw! daar gij mijn
eerste en eenigste liefde zijt en een schilder, zoo als Maeceen zegt een
idéaal moet hebben om naar te werken--zoo zult gij het eerst in olie worden
uitgevoerd.

Daar ik mij door de voorlichting van Maeceen nu reeds als artist gevoel,
zoo kan ik ook gerustelijk mijn oordeel over de schilderijen zeggen en
letterkundig in mijn reisdagboek boekstaven, vooral ook omdat ik van hem
eenige der meest gebruikelijke kunsttermen heb geleerd, die ik met oordeel
door mijn beschouwing meng. Dezelve zijn o.a.: _braaf gedaan_--_knap
gedaan_--_gelikt_--_wasachtig_ --_harig_--_stout gepenseeld_--_ferm
aangepakt_--_gesmeerd_--_goed van toon_--_verwerig_--_porseleinig_
--_zoeterig_--_gepeuterd_--_konventioneel_--_gemaakt_ --_galachtig_--_mooi
van factuur_--_realistisch_--_lekker_--_breed_--_vuil_--_week_--_kras_--
_degelijk_ enz. enz.

Ik heb ze allemaal in mijn zakboekje opgeschreven en mijn vriend Maeceen
heeft mij gezegd dat ik, wanneer ik deze woorden een beetje handig te pas
weet te brengen een kunstkritiek kan schrijven, zoo goed als menigeen 't
doet. Verder raadde hij mij aan om vóór en aleer ik een schilderij mooi of
leelijk vind goed naar den naam te zien die er op staat. Dit is, waarde
vrouw, om mij niet te vergissen en b.v., een schilderij onbedachtzaam af te
keuren, als 't van iemand is die bekend staat als een groot artist.

Dit zou van een beoordeelaar een groote domheid zijn, want somtijds doet de
naam ruim zooveel als de schilderij, zegt Maeceen. Bovendien noemt hij het
zaak om eerst andere beschouwingen te lezen of te hooren en nu en dan
aftekeuren wat de meesten mooi vinden d.w.z. niet geheel, maar
gedeeltelijk; b.v. als 't algemeen zegt, in dit of dat stuk is geen fout,
dan toch nog een paar groote fouten er in opteschommelen.

Weet gij waarde vrouw waarom Maeceen dat doet? Omdat hij daardoor alleen
staat, in zijn oordeel en 't publiek dan zegt: dat is een knappe vent.
Maeceen vertelde mij dat er groote kritikussen zijn, die voornamelijk aan
die handigheid hun reputatie te danken hebben. Het zou onmogelijk zijn om
stuk voor stuk al die schilderijen te bespreken want er zijn er wel duizend
geloof ik.--

Eerst dus de Hollandsche af deeling:

Van Israels zag ik een soort van brei- of naaischool waar visschersmeisjes
bijeenzitten; ik stond er eerst te dicht bij en daarom vond ik de kleur wat
vuil maar ik vergiste mij want toen ik wat verder afging staan trof mij de
natuurlijkheid van de voorstelling en het licht, net of 't heusch daglicht
is wat er opvalt, hier zet ik bij: _stout gepenseeld_ en _ferm
aangepakt-realistisch_ (mij dunkt dat zal hier wel passend zijn.) Het
zomerlandschap van J. v.d. Sande-Bakhuizen, deed mij veel pleizier. Ik
dacht dat de zon er op scheen zoo warm leek het mij toe. De boomen en alles
wat er op staat is heel netjes geschilderd, met groote juistheid, hier zou
ik 't woord "_niet gepeuterd_" kunnen gebruiken.

't Beviel mij een heele boel beter dan een landschap dat ik in een andere
zaal zag, ik geloof dat 't van een fransche schilder is. Maeceen zei dat
hij Impressionist heet. O! dierbare bloedverwanten wat een wonderlijk
schilderij, van dicht bij lijkt 't op een plank, besmeerd met allerlei
likken verf, grijs, heel veel vuil groen en geel, roodbruin, licht bruin,
groenekaas kleur, in één woord, van alles door elkaâr. Eerst dacht ik, dat
't een bemorst tafellaken moest voorstellen, toen ging ik er iets verder
afstaan en daardoor leek het op een hoop zand, met een stuk of wat
heiboenders er in, nog wat verder eraf, scheen het een zee met een
stoomboot er in.

Een heer achter mij keek door een opgerold boekje en zei: "'t Is een
magnifiek vergezicht door een hollen weg. Ik deed mijn best om er dat ook
in te zien, maar 't lukte mij niet, ik bracht 't niet verder dan tot een
zandweg met boomen, die de rups in de bladeren hebben. Toen kwam Maeceen en
zei: Hoe vindt je dien straatweg bij zonsongang--mooi hé!--en dien molen op
den achtergrond; 't is de natuur op heeterdaad betrapt.

Nademaal ik hier nu geen mouw aan kan vast naaien schrijf ik al de
kunstermen in gedachten hier bij beginnende met "_knap gedaan_* tot en met
_realistisch_. Aangezien een iegelijk in dit schilderij, iets anders ziet,
zullen al deze termen, door elkander wel passelijk zijn.

Het is toch iets schoons zulk een schilderijen verzameling, vooral door de
menigte portretten die men ziet, maar eene zaak kan ik mij niet voorstellen
namelijk dit: dat er zooveel menschen, vooral dames zijn die zich laten
afschilderen ofschoon zij niets om of aanhebben. Vooral in de Fransche
galerij zag ik heel veel vrouwen, die afgebeeld staan, zooals Eva in den
prenten bijbel.

Ik als getrouwd man kan wel tegen deze voorstelling, maar voor Klaas vond
ik het niet passelijk, weshalve ik hem 30 cent gaf voor een glas port in de
Engelsche baar en hem beval zich te verwijderen; ik deed dit uit volle
overtuiging, want ik zag hoe de jongen bij voorkeur bij de onfatsoenlijkste
schilderijen bleef staan en er, zonder erg natuurlijk, met groote oogen
naar keek. Ik herinnerde mij daarbij de regelen:

  De onschuld is zoo snel belaagd
    Als de verleiding wenkt.
  En bitter is de zwijmeldrank,
    Die de onkuischeid schenkt.

(_Wijsheid en deugd in klein octavo_.)

Maeceen had gezien, dat ik Klaas met zachtheid verwijderde en zeide dat ik
verkeerd handelde want dat voor de Kunst geen fatsoenlijkheid of
onfatsoenlijkheid bestaat en dat die naaktheid voor de kunst niets anders
is dan studie van 't menschelijk lichaam dat toch 't schoonste
natuurvoortbrengsel is.

Ik begin nu langzaam aan te begrijpen dat er in schilderijen veel meer
inzit en ook niet inzit dan men oppervlakkig wel denkt--B.v. waarde vrouw
in stillevens, zit mijns inziens niets in terwijl in andere stukken heel
veel te zoeken is.

Weet gij wat stillevens zijn? 't Zijn afbeeldingen van doode hazen en
kippen sinaasappelen en tafelmessen, glazen met wijn en afgebeten peeren,
kreeften en halfgeschilde citroenen--bloemenvazen en druiventrossen,
aardbeziën, frambozen en potjes met ingelegde paling.--Zou ik hier het
woord "_lekker_" ook kunnen gebruiken?

Maeceen zei dat er niets in zit, omdat men er niets bij denken kan en ik
ben 't met hem eens, hoe mooi en kunstig ze ook geschilderd zijn, zou ik ze
niet willen hebben om op te hangen. Daarentegen een stuk dat stof tot
overpeinzing geeft zou ik gaarne bezitten, b.v. een zee met een strand,
vooraan. Een kinderhoedje dat op de golven drijft en een natte hond die
half in 't water staat te janken, zoo iets doet ons denken en wel aan een
ongeluk dat gebeurd is, men kan zich dan naar believen een mooi blond
jongentje verbeelden, dat spelende in 't water geloopen is hetwelk de hond
heeft willen redden maar niet kon, van wegens de zwaarte des lichaams. Ook
de verschillende godsdienstige stukken, zie ik niet graag. Ik zag onze
lieve heer Jezus op alle mogelijke wijzen voorgesteld, en soms zoo mager
dat men er medelijden mee kreeg, in plaats van eerbied. De verfoeilijkheden
der Inquisitie, heb ik ook aanschouwelijk gezien door een man, die op de
pijnbank ligt, en wiens voeten gebraden worden, hierbij zet ik: _ferm
aangepakt, breed, kras en stout gepenseeld_--maar een onderwerp om van te
rillen--

Aangezien ik door de opgewondenheid heen was van wegens de veelheid der
kunst die ik aanschouwde lette ik er niet op, dat ik zooals men 't noemt
van den hak op den tak sprong en om zoo te zeggen van de eene schilderij
naar den anderen holde en met groote vermoeidheid geslagen werd, door de
uitgestrektheid der door te loopen ruimte.

Mijn vriend Maeceen maakte er mij opmerkzaam op en zei "ge moet meer
sijstematisch te werk gaan" ik begreep niet wat hij bedoelde en vroeg
derhalve verklaring, dewelke hij bereidwillig gaf.

Sijstematisch beduidt ordelijk; eerst het een en dan het ander, maar niet
alles door mekaar.

Maeceen zei: "behandel nu eerst de Hollandsche kunst en dan de vreemde--dan
levert ge een meer begrijpelijke en geordende critiek. Nademaal hij gelijk
had, deed ik aldus en bekeek met aandacht wat mij in de Hollandsche
afdeeling alzoo het begeerlijkste voorkwam. Voor het portret van onzen
geëerbiedigden Koning nam ik gevoelig en vaderlandschgezind mijn hoed af,
al vond ik, ronduit gezegd, dat Z.M. er in werkelijkheid veel fermer uit
ziet, maar de chakot die op 't portret geschilderd is, is of hij leeft, dat
's 't mooiste deel van 't schilderij; ik zou hier uit mijn woorden
verzameling bij willen zetten. _Zoet_ en _prenterig_.

Met veel genoegen zag ik een Friezin met een kindje geschilderd door
Mejuffr. Schwarze. Dat 's een mooi stuk daar zou U pleizier in hebben, net
iets voor u waarde wederhelft! 't Kind ziet er minder goed uit, maar de
moeder! een gezicht als melk en bloed, frisch en blozend, juist zoo als
gij, toen ge nog in uw goede dagen waart. Hier durf ik gerust bij te
zetten, _ferm gedaan, goed van factuur, frisch van toon_. 't Zelfde zou ik
kunnen schrijven van Mevrouw Ronner, die een stuk of wat poesjes heeft
geschilderd zoo aardig dat ik er bijna niet van daan kon komen. Maeceen
zegt dat ik hierbij de woorden _geestig, juist van teekening_ en _goede
techniek_ moet zetten.

Een dames portret van Bles vond ik ook heel mooi, maar Maeceen riep er zoo
erg niet over; hij zei dat hij veel mooier stukken van hem had gezien en
dat ik er gevoegelijk de woorden _aangenaam gepenseeld, iet of wat gemaakt_
en _oppervlakkig_ bij kon zetten. Ik kan er niet precies over oordeelen of
hij gelijk heeft maar ik schrijf het toch op, omdat hij het zegt; dat doen
meer critikussen als ze 't oordeel van iemand hooren die bekend staat als
een kenner, beweert Maeceen. Er zijn er zelfs, zegt hij, die in 't geheel
geen eigen oordeel hebben en altijd op 't kompas van een ander zeilen.
Waarom zou ik 't dan niet doen?

"Vliegend blad Heeren!" heet het schilderij van juffrouw Moes. O! dierbare
bloedverwanten wat is dat een aardig stuk, als je er lang op kijkt is 't
alsof de jongen, die er op staat, met natuurlijkheid schreeuwt; daar durf
ik gerust uit mij zelven bij te zetten,

_flink; geestig geteekend, juist van toon. Verkocht_. 't laatste woord
staat er op en is misschien voor de schilderes, 't beste bewijs dat ik
gelijk heb.

Terwijl ik met alle aandacht stond te kijken hoorde ik een paar
buitenmenschen over een schilderij praten waarvan ik ongelukkig den naam
vergeten heb. De een zei, met zijn neus er vlak op, "'t zijn allemaal
klodders en vegen," toen zei de ander, "dat 's juist het mooie van de
kunst, hoe meer klodders, hoe kunstiger. Als je er verder afstaat kun je
toch heel goed zien dat 't een toer is om zulke vegen er zoo op te zetten
dat ze iets beteekenen; dat is de nieuwe richting in de kunst.

Of het nu nieuwe of oude richting is, is mij hetzelfde maar ik voor mij,
vind het toch mooier als men ook van dichtbij al kan zien wat 't beteekend.
Ik geloof dat ik de oude richting maar zal behouden als ik schilderen ga.
In dien nieuwen trant zag ik ook koeien, geschilderd door W. Maris. Een
heer die er voorstond riep maar aldoor tot zijn dame: "prachtig! geniaal!*
"heerlijk! goddelijk!* De dame vroeg zoo langs haar neus weg:*" hoeveel
koeien staan er eigentlijk op, beste man? en wat is gras en wat zijn
koeienpooten? Toen werd dien heer boos en zei alleen: "'t is van Maris"
daarop zweeg de dame en zei ook, dat 't eigentlijk toch wel "beelderig"
was.--Ik voor, mij schreef in mijn boekje*" _verward, verwerig, gesmeerd_.
(Ik weet niet of ik 't bij 't rechte eind heb.)

Weet gij waar ik lang voor heb gestaan? Voor een schilderij van Valkenburg,
voorstellende "Een oefening" dat wil zeggen een soort van preek bij de
afgescheidenen. Dat 's een mooi stuk waar men lang op kan kijken, 't is
juist alsof de figuren los voor elkander staan, ik schrijf _goed
gegroepeerd, ongezocht harmonisch, van kleur en toon_. Als ik zoo leer
schilderen beste vrouw, hang ik het sloof van den Koomenijsbaas voor goed
aan den nagel.

"Kom eens hier" zei Maeceen en kijk eens naar die schilderij. "Gedurende de
preek" van. G. Henkes, wat zou je daarbij zetten? Ik zag het en O! beste
nabestaanden, ik had er schik in. Een boer, een boerin en een Juffrouw met
neepjesmuts op zitten te luisteren naar de preek in een dorpskerk. De boer
zet een gezicht alsof hij in zich zelven denkt: Jongens! jongens! wat ben
ik toch een erge zondaar; de boerin leunt achterover in haar stoel en 't is
alsof je haar ziet denken; 'k begrijp er geen zier van maar mooi is 't, en
de juffrouw met de neepjesmuts neemt een snuifje, omdat ze aan de snuifjes
die de dominé uitdeelt, nog niet genoeg heeft 't is _ferm gedaan, lekker_,
zei ik tot Maeceen--schrijf dat gerust op Komijn! zei hij maar zet er bij:
_uitmuntend van teekening, natuurlijk van toon, juist van opvatting en mooi
van coloriet_.

NB. de neepjesmuts is sprekend tante Grietje, als ze mankeliek is.

Aangezien het al te laat werd vond ik het geraden om maar gauw over de
andere schilderijen heen te loopen, nademaal ik ook van de andere
afdeelingen iets wilde zien.

Belgie is evenzeer uitmuntende in goede schilders--als in vet en
kunstboter, (die ik daar altijd van daan krijg) daarvan heb ik de
overtuiging. Ze verstaan het daar ook hoor!

Jan van Beers, las ik op een schilderij lieve vrouw! Misschien is dat wel
een zoon van dien anderen van Beers die dat gevoelige vers heeft gemaakt,
"De zieke jongeling" dat Jaantje van den Apteker, op de rederijkerskamer,
zoo mooi kon voordragen, dat ik altijd de tranen in de oogen kreeg.

Die Van Beers heeft een schilderij gemaakt, voorstellende, een juffrouw die
op een bank ligt, midden in een wandelpark. Dat moog je van dichtbij
bezien, dan is 't net zoo mooi, ja bijna nog mooier als van verre! daar zit
niet één klodder op en toch is het kunstig. Al zegt Maeceen nu ook
honderdmaal: _'t is mij te glad, te porceleinig, te gelikt_; ik vind het
mooi.--Het is volgens mijn domme verstand, _afgewerkt, netjes geschilderd
en fijn_,--zou ik hier maar niet bijzetten, _juist van teekening,
concientieus_. Ik weet waarlijk niet of ik de schilderij "La Sirène", zoo
staat het in den Catalogus, niet bijna nog mooier vind. Een sloep met
roeiers ligt onder aan een steiger, en een heer, een zeeofficier, geeft een
lieve jonge dame de hand om haar van den steiger in de sloep te helpen, van
achteren ligt een stoombootje en schijnt de zon.

Maeceen vertelde mij dat een concurrent van Van Beers, (hij houdt vol, 't
is een koomenijsbaas geweest) stilletjes het hoofd van de dame met een
pennemes, uit de schilderij heeft gesneden, omdat hij geloofde dat 't een
gekleurde potograpfie was. Wat een slecht sujet, zoo'n mooi stuk uit
broodnijd te bederven, maar hij is er kaaltjes van afgekomen, want Jan van
Beers heeft er een lapje in gezet en 't hoofd weer zóó netjes
bijgeschilderd dat men er niets van zien kan, namentlijk van de sneden, Van
Beers heeft daardoor bewezen dat 't geen potograpfie was.

In de Belgische afdeeling heb ik een kennis van Maeceen ontmoet, ook een
kritikus, die schrijft voor een buitenlandsch blad. Wat een rare vent
dierbare vrouw, voor elke schilderij ging hij staan, met de armen over
elkaar en zijn oogen bijna digt geknepen en dan zei hij: "Hm! Hm!" of
"prrrrrt." Hm! Hm! beteekent bij hem vrij goed en Prrrrrt! is een teeken
dat 't hem niet bevalt. Tusschenbeide hoorde ik hem zeggen Psssss! zoo
tusschen zijn tanden, dat deed hij alleen als 't erg mooi was.

Ik luisterde, terwijl ik op een fluweelen bank zat midden in eene der
zalen, ik meen van de Fransche afdeeling een gesprek af tusschen Maeceen en
zijn vriend. Nadaniël die mij kwam opzoeken schreef 't op voor de pers--ik
vond het merkwaardig, dat hij zoo gauw schrijven kon, en heb 't van avond
op mijn gemak van hem overgeschreven, daar ik het nuttig en leerrijk vond
voor u lieve bloedverwanten, om te weten hoe twee critikussen, die hun vak
verstaan over een schilderij oordeelen. Het schilderij stelde voor een
avondstond door Guillon.

Maeceen keek eerst naar den naam en zei: "Guillon?" toen keek zijn vriend
naar den naam op 't doek, keek daaropvolgend Maeceen aan en zei: "Guillon?"

Nadaniël schreef voor 't gemak alleen den naam van hem die sprak net als in
een tooneelstuk,

_Maeceen_: Impressionist?

_Vriend_: Hm! Impressionist!

_Maeceen_: Verder af gaan staan!

_Vriend_: Verder af gaan staan.

_Maeceen_: 'n Beetje groen?

_Vriend_: Groen genoeg!

_Maeceen_: Redelijk van teekening, maar groen, erg groen!

_Vriend_: Spinazieachtig--vet--plakkerig.

_Maeceen_: Vrij goed belicht, nog al natuurlijk van toon, vooral die
horizont.

_Vriend_. Ja hm! er zit wel iets in, maar 't doet niet _dàt_--hm! je
begrijpt me, 't doet niet _dàt_--NB. de vriend wees met zijn duim over de
vingers gelegd naar de schilderij.

_Maeceen_. Juist, 't is _dàt_ niet. och! maar _dàt_ hebben zoo weinig
artisten, er zit anders wel iets in dien...Guillon heet hij niet zoo?
_Vriend_. 'k Zal eens in den Catalogus zien.

_Maeceen_. Als er maar meer natuur in zat. 't Is wat pruikerig.

_Vriend_. Guillon. Hm! Hm!--Psssss!--medaille Parijs 1878, 2e classe
1880--dat dacht ik wel; 't is verdienstelijk geschilderd, dat zag ik op den
eersten blik.

_Maeceen_. Ik zei immers direct, goed van teekening, ik ga nog een beetje
terug. Blikslagers! nu vat ik hem op eens. Daar heb ik hem
gepakt--kolossaal wat een effect!

_Vriend_. Waarachtig Maeceen, ik stond er te dicht bij; nu is 't ook niet
zoo groen, 't is puur natuur, wat een licht hé! verduiveld dat zonnetje
tusschen die boomen is kranig.

_Maeceen_. Je kunt het hebben, dat 't avonds in de natuur zoo groen is; 't
is in 't geheel niet overdreven.

_Vriend_. Wat staat alles los voor mekaar, 't is compleet natuur, en wat 'n
perspectief,

_Maeceen_. Hoe meer ik het bekijk hoe meer ik er _dàt_ je weet wel, _dàt
hm_! dat schuivende in zie.

_Vriend_, 't Schuift kolossaal!

_Maeceen_. Magnifiek! die Guillon is bepaald een kraan.

_Vriend_. Pssst! dat geloof ik--kijk eens aan 't is al verkocht ook, dat
had ik nog niet eens gezien.

_Maeceen_. Dat verwondert mij niet, zoo'n stuk moet verkocht worden.

_Vriend_. 't Is positief een van de beste doeken van de expositie. Waarde
vrouw en nabestaanden, Nadaniël transpireerde, met permissie gezegd, van 't
schrijven, want ze spraken nog al gauw, maar 't is hem toch gelukt. Vindt
gij dit gesprek niet leerrijk, ik uw vader en bloedverwant vond het
merkwaardig, derhalve boekstaafde ik het naar waarheid om u eens te doen
weten hoe men eigentlijk als critikus spreken moet. Ik hoop dat ik 't ook
zoo zal leeren.

Van wegens de stikkende benauwdheid der zalen ben ik even naar buiten
gegaan om een sneeuwballetje te gebruiken.

Vol besluiteloosheid stond ik een oogenblik stil, niet wetende waar ik mij
zoude vervoegen, ten einde het beste sneeuwballetje te verkrijgen.

Ik stond reeds op het punt mij naar de American bar, waarvoor ik een
bijzondere soort van toeneiging gevoel te wenden--toen Nadaniël mij meenam
naar de Fransche Restoraatsie, waar vele menschen zaten onder 't genot van
hun gelag. De Muziek begon te spelen liefelijk en schoon, zoodat ik
onwillig mee neuriede, met beweging van mijn hand op de maat, iets dat
Nadaniël mij verzocht na te laten, nademaal men 't in Amsterdam niet doet,
en men mij licht voor boersch of onopgevoed kon houden.

Ik rustte dus kalm uit van de afmatting der kunst, want, O! waarde
wederhelft er is niets zoo vermoeiend als 't zien van schilderijen, vooral
als men er over moet denken.

Terwijl wij daar geplaatst zaten, gebeurde mij iets wonderlijks. Beste
vrouw kunt gij u ook herinneren dat wij permetasie in Amsterdam hebben? ik
niet, maar toch is het zoo. Er kwamen twee dames naast mij aan het tafeltje
zitten, die mij aankeken als of ze mij jaren hadden gekend en met
gemeenzaamheid goeden dag zeiden.

De eene zei "Dag neef hoe gaat het." Ik was verwonderd aangezien ik nooit
gehoord had van een nicht of anderszins vrouwelijke familie alhier,
nademaal onze familie alleen te Medenblik tehuis is met uitzondering van
den neef weduwnaar uit de Tuinstraat zonder dochters.

De andere dame vroeg heel beleefd of 't mij goed beviel op de
tentoonstelling en ik antwoordde met wellevendheid, naar mijn overtuiging
dat alles prachtig is maar dat ik niet wist, zij een nicht was.

Tusschen twee haakjes de dames schenen heel voornaam want zij waren
prachtig gekleed, in zijde, kant en fluweel met een reuk, die heerlijk in
mijn neus kwam; zoodat ik vroeg of ze bij de O. de kolonje juffrouw waren
geweest. Bovendien schenen zij algemeen geacht en bekend, want iedereen
keek naar haar en er waren fijngekleede heeren, die wel drie of vier maal
voorbijliepen en haar als oude bekenden groetten.

Nadaniël was middelerwijl opgestaan en stond in de verte met een heer te
praten die zeker erg grappig was want zij schudden allebei van 't lachen.
Hij hield mij echter goed in 't oog, want telkens keek hij naar mij om te
zien of ik er nog wel zat. Dit vond ik knap van hem aangezien hij wist dat
ik onbekend ben en zonder hem moeilijk den weg naar huis zou vinden.

Nu komt een zonderling geval. De dame die mij zeide, nicht te zijn gaf mij
haar adreskaartje als ik casuweel lust had om haar te bezoeken, "zij woont
in de Kerkstaat en zij heet ook Komijn--is dit niet zonderling, dierbare
vrouw! Ik vroeg haar namentlijk toen zij "neef zeide," Heet u dan ook
Komijn? waarop zij antwoordde, "natuurlijk, maar om dat 't zoo'n grappige
naam is (hier is wel iets van aan) heb ik op mijn kaartje alleen mijn
voornaam, Henriëtte laten drukken." Een ding is mij toch van haar niet
bevallen hoewel zij en haar vriendin, die Betsy heel allerliefste en
ingetogen meisjes zijn en ik dus alleen aan een vergissing geloof,
namentlijk dit. Zij hadden ieder twee glaasjes port gedronken en nadat zij
beleefd hadden gezegd "avoez, neef" op mijn gezondheid geklonken, een
beleefdheid die ik netjes vond.

Toen waren zij opgestaan, nadat ik beloofd had haar te komen opzoeken om
kennis te maken met de overige nichten (Henriëtte heeft nog 5 zusters in
huis) en wandelend verder gegaan. Wat mij nu niet beviel was dit: de
koffiehuisknecht vroeg mij *f 2.-- voor de vier glaasjes port en op mijn
beleefde weigering te betalen zeide hij: "als jij je nichten tracteert moet
jij betalen vrind!" Een onhebbelijk mensch dien Jan, maar aangezien
_Bedaardheid steeds onbeschoftheid overwint_, betaalde ik, alleen
bejammerend, dat ik den knecht niet beter kon inlichten omtrent het geval.
Wat of Nadaniël scheelde weet ik nog niet; de jongeling was rood van 't
lachen toen hij weer bij mij kwam en vertelde mij, dat die kennis waar hij
meê had staan praten hem zoo had laten lachen over een verhaal van iemand
die een ander had beet gehad. Ik zeide hem, dat 't niet aardig is om iemand
beet te hebben en dat geen braaf en goedhartig mensch 't doet want:

  Neemt gij door slimheid anderen beet
    Veroorzaakt gij licht smart of leed.
  En der onnoozelen rein gemoed.
    Nooit booze sluwheid recht bevroedt,

    (_Wysheid en Deugd in klein Octavo_.)

Ik zal morgen eens naar de nichten Komijn gaan om te zien of ik weten kan
van welken tak zij zijn. In Enkhuizen heeft voor jaren een achterneef van
vader-dominé Komijn gestaan, misschien zijn het daar kleindochters van, en
als dat zoo is zal ik onzen Klaas medenemen, dan heeft hij nog eens een
fatsoenlijk huis waar hij nu en dan komen kan, dat is altijd veel waard
voor een jong mensch, vooral in eene groote stad, nietwaar, beste
wederhelft! dit zal u ook verheugen.--

N.B. Zend mij dezer dagen een bankje van
*f 25.-- maar laat den brief aanteekenen--'t geld is hier veel gauwer op
dan te huis--, maar dat doet er niet toe, ik wil nu alles zien; gijlieden
geniet er toch evenveel mede door mijn beschrijving--ik vervolg dezelve; om
dezen middag goed te besluiten en nog eenige afleiding te hebben ben ik nog
even in de "Galerie du Travail" geweest. Tot dusverre had ik verzuimd er
in te gaan, maar 't zou toch jammer zijn als ik 't niet gezien had. Deze
Galerij behoort naar mijne meening niet tot de eigenlijke tentoonstelling,
want het is meer een bazaar, waar men van alle kanten wordt vastgehouden om
iets te koopen.

Gij kent mijne goedaardigheid, en vooral mijne toegevendheid in 't algemeen
voor de vrouwen, dit hebt gij aan u zelve en in de winkel voor de klanten
ondervonden, derhalve was het mij onmogelijk heen te gaan zonder een
kleinigheid te koopen van de juffrouw, die met miscroscopen stond, en mij
in 't fransch beduidde dat ik zoo'n vergrootglas noodig had voor de
trichinen in de hammen van uw vader, zult gij wel gelooven dat ik tot den
billijksten prijs kocht, 't is een nuttig instrument en niet te duur voor
*f 1.50.

Daar ik nu dezen inkoop had gedaan en dezelve door de andere jonge meisjes
was gezien kon ik beleefdshalve niet nalaten ook haar te begunstigen. Ik
kocht dus een fleschje Cibils Vleesch Extrackt, dat ik wel weder af zal
zetten in den winkel. Een doosje Fransche Saus in koekjes--en een Ocarina,
waarop men zonder muziek te kennen alles kan spelen. Een bellenblazer voor
onze kleine Pietje benevens een elastieke machine om sigaren aan te steken.

Bijna had mij een jongejuffrouw verleid om een glas te laten beslijpen met
uw naam, waarde wederhelft, maar aangezien, ik weet dat gij niet aan
breekbare waar hecht, kocht ik een sigarenpijp voor mij zelven, dat U
zeker meer genoegen zal doen, ook een pak chocolaad, waarvan gij genieten
kunt als 't voor den winkel niet geschikt is.

Nadaniël zeide mij, dat ik niet zoo onbeleefd mocht zijn om het weefgetouw
voorbij te gaan zonder aanschaffing van het beeld der Tentoonstelling in
zijde voor *f 0.75 cs. Daarna bleef ik nog aan een fleschje reukwater
hangen van een Turk, die er zelf niet naar rook, uit godsdienstig gevoel
kocht ik van den man uit Betlehem een doosje uit heilig hout en van een
ander een armband van roode kralen voor Jansje.--Ook verschillende
zoetigheden, als suiker en ballen en pralines, die evenwel om reden der
kleverigheid heden avond door Nadaniël en Klaas genuttigd zijn.

Vermits mijn wellevendheid de aandacht trok, begon men mij overal vast te
houden, en vleiden mij de jonge meisjes, waaronder ook vele ouden zijn, om
ook haar te begunstigen, weshalve ik onmerkbaar in mijn zak mijn
portemonnaie omkeerde, en dezelve uithalend, de leegheid er van toonde; dit
hielp en overal waar ik zoo deed liet men mij gaan, zoodat ik verder
ongehinderd met Nadaniël den uitgang bereikte.

Deze brief, vooral het eerste gedeelte, heeft mij veel hoofdbreken gekost,
dierbare vrouw, derhalve moet gijl. hem zuinig bewaren.

Wees gegroet van uw waarden vader en bloedverwant JORIS KOMIJN.


       *       *       *       *       *



BRIEF VAN JUFFROUW KOMIJN AAN HAAR ECHTGENOOT:


_Waarde Joris!_

Ik heeft met schrik U laatste brief geleezen en dus haast ik mij dezelve te
beantwoorden. Beste Joris Uw zijt gek, dat zeggen de kinderen ook, benevens
de comsjonair Raakman, die ik al U briefven heb laten leezen. Jufvrouw
Komijn zei hij, de eerste waren goet en begrijpelijk, maar bij den laatsten
loopt 't er bij Joris door. Zoolang als hij over de tentoonstelling schreef
was 't goet maar van die kunst is hij heelemaal in den war. Raakman zegt
beste Joris, dat hij geloofd dat Nadaniejel of U vrient Meseen Uw er aan
geholpen heeft want dat 't ook uw steil niet heelendal was.

Ik waarde man! heeft er niets aangehat, ik heeft er slaap van gekregen, en
de kinderen vonden het vlaauw. Ze vonden dat van de Gaamelang veel mooijer
en Jansje zei alsdat ik u schrijfven moest dat haar vader iemant gesprooken
heeft die de schildereien op de tentoonsteling gezien hat en ze veel mooier
vond dan uw zij en dat er niet één prul bij is, maar vele die overschoon
zijn, heeft hij gezegd komen voor in de Hollanse afdeeling.

U malligheid om zooveel ferf te koopen is zeker door 't bier dat Uw telkens
drinkt, want dat is Uw niet gewent beste Joris. en als men boven zijn bier
is, doet men mallighedens; maar de ferf is niet weg, de snijboonenmoolen
kunt U wel eens opschilderen en de aardapelenbaken hebben ook een kwasje
van doen. Ook kunt Uw als Uw roode-ferf en blouw hebt wel wat schilderen op
de jongens, hun pakhuis en brootkar; ook hun bokenwagen heeft het wel
noodig voor de roest.

Van Klaas schreift uw niets besten Joris. Is hij niet met Uw medegegaan,
heeft de jonge het zoo druk op zijn kantoor?--ik ben verlangent om van hem
te hooren, want 't is toch mijn ijgen kint.

Wat ik zeggen wil bij dien Nigten moet Uw hem maar niet brengen, want dat
is niet nodig. Ook voor Uw, besten man zou ik Uw raden er niet heen te
gaan. Wat doet gij er meer van te weeten. Of het dogters zijn van Doominee
Komijn komt er niets op aan. Ik ben U getrouwe wederhelft en ik heb het
liefver niet besten Joris, ik vertrouw het spul niet want ik ken Uw
goedaardighijd. Raakman zij ook dat hij niet geloofd dat 't Nigten zijn en
dat het maar een grappigheid was van die dames om U te vertellen dat zij
fermielie zijn, want dat alle buiten mensen als zij te Amsterdam koomen
Nigten vinden.

Met Raaksmans broer is het ook gebeurt, en ook in diezelfvde wijze en
daarom besten man is het beeter dat Uw weer naar huis komt met spoet,
daarom stuur ik Uw ook geen geldt. Ook is het nodig voor de zaak want in
den kaas is zoo erg de meid, ofschoon zij elken dag is omgekeert. De
kinderten verlange zoo erg naar Uw en alles wat Uw meebrengd--Ik voor mij
zou wel graag een teelegram hebben wanneer gij komt sito omgaande. Het is
beeter voor U waarden man. Ik wacht Uw dus morgen avend tehuis met
wentelteefven en aarbijen en de kinderen blijven op--Dus dat is
afgesprooken--ge kunt morgen avend om 10 uur hier wezen.

Dag beste Joris in gedachten omhelst ik U en breek af met de pen--Onze
Kareltje heeft een gat, in zijn hoofd met spijkerbalsem, is het veel beter
geworden, dus hoeft gij niet te schrikken--Vaartwel tot ziens

Uw liefhebbende vrouw

SIENTJE.

Joris, het komt er niet op aan of gij weet of het Nigten zijn of niet.


       *       *       *       *       *



TELEGRAM VAN JORIS KOMIJN AAN SIENTJE KOMIJN.


_Juffrouw Komijn, Medemblik_.

Uw vader komt tien uur te laat, dus half drie, Joris.


       *       *       *       *       *


Het spijt ons onzen lezers te moeten mededeelen, dat na de ontvangst van
Sientje's brief de heer Komijn geen rust of duur meer had, maar onmiddelijk
den volgenden morgen is afgereisd; we hopen dat de brave man gezond en wel
de stad zijner inwoning moge bereikt hebben.

DE SCHR.



       *       *       *       *       *



COMPLEETE
MEUBILEERING

BUREAUX, HEERENKAMERS
KANTOOR-INSTALLATIEN

Geill. Prijscourant op aanvrage franco
       +       +       +       +       +
PHOENIX

MEUBILEER-INRICHTING
       +       +       +       +       +
HOOFDMAGAZIJNEN 234 SPUISTRAAT
  KANTOORMEUBELEN: 76 DAMRAK
FABRIEK: 43 LOOIERSGRACHT

AMSTERDAM

INTERCOMMUNAAL TELEPHOON 3978



       *       *       *       *       *



[Illustration]

SCHOORSTEENMANTELS.
HAARDBEKLEEDINGEN.
       +       +       +       +       +
VOORNAAMSTE ADRES
VOOR
VLOER- EN WANDTEGELS
ITAL. EN ENG. MOSAIK
HOUTPARKET VAN LOUIS DE WAELE
Sectiel- en Cristal-Tegels
VAN JOOST THOOFT
EN LABOUCHERE
Houtgraniet. Torgament.
Terazzo vloeren granito.
Bureaux en Monsterzalen:
ACHTEROOSTEINDE 2-6
bij de Hoogesluis.



       *       *       *       *       *



HOEK & Co.

46 Warmoestraat 46
AMSTERDAM
       +       +       +       +       +
FABRIEK VAN:

PEPERMUNT, GOM
EN SUIKERWERKEN
       +       +       +       +       +
PRIMA KWALITEIT
SCHERP CONCURREEREND



       *       *       *       *       *



Levensverzekering-Maatschappij
"NEERLANDIA"
       +       +       +       +       +
Goedgekeurd bij Koninklijk Besluit van 2 Januari 1893, No. 53.

GEVESTIGD TE
's Gravenhage ... Anna Paulownastr.
       +       +       +       +       +
Levensverzekering,
  Lijfrente, Pensioenen,
    Volksverzekering.

DIRECTIE
H.L. VAN TETS .. CORN^S. LOEFF.

TARIEF LIJFRENTE.
       +       +       +       +       +


OUDERDOM      |Dadelijk ingaande jaarhjksche lijfrente
                              | voor *f 100.-- gestort kapitaal.
              |========================================
              |MANNEN.       |VROUWEN.
45            |f    6.25     |f    6.01
50            |"    6.93     |"    6.64
55            |"    7.80     |"    7.53
60            |"    8.96     |"    8.77
65            |"   10.63     |"   10.32
70            |"   12.69     |"   12.30


VOORBEELD.

Een dame, oud 65 jaar stort *f 1000 kapitaal en ontvangt dan
jaarlijks *f 103.20, in driemaandelijksche termijnen

Zij maakt dus meer dan 10 pCt.



       *       *       *       *       *

[Illustration]


[Illustration]

HOFLEVERANCIER VAN H.M. DE KONINGIN
VAN ENGELAND.

VELEN DENKEN DAT ALLE SPREEKMACHINES
GRAMOPHONES
ZIJN.

GROOTER DWALING
BESTAAT
ER NIET.

OMDAT HET WOORD
"GRAMOPHONE"

DE ONDERSCHEIDINGSNAAM IS VAN HET INSTRUMENT,
DAT ALLEEN GEMAAKT WORDT DOOR

THE GRAMOPHONE COMPANY Ltd.

EN DIE,
IN VERGELIJKING MET ANDERE MACHINES,
ALLEEN STAAT EVENALS CARUSO
ONDER GEWONE ZANGERS.

UITSLUITEND VERTEGENWOORDIGERS v. NEDERLAND EN KOLONIËN:
THE AMERICAN IMPORT COMPANY
22a AMSTERDAMSCHE VEERKADE ... TELEFOON 4204 ... DEN HAAG.

AGENTEN IN ALLE PLAATSEN VAN EENIG BELANG.

ADRES VAN DEN NAASTBIJZIJNDEN AGENT.





*** End of this LibraryBlog Digital Book "Joris Komijn op de Tentoonstelling - Humoristische schets van Justus van Maurik" ***

Copyright 2023 LibraryBlog. All rights reserved.



Home