Home
  By Author [ A  B  C  D  E  F  G  H  I  J  K  L  M  N  O  P  Q  R  S  T  U  V  W  X  Y  Z |  Other Symbols ]
  By Title [ A  B  C  D  E  F  G  H  I  J  K  L  M  N  O  P  Q  R  S  T  U  V  W  X  Y  Z |  Other Symbols ]
  By Language
all Classics books content using ISYS

Download this book: [ ASCII | HTML | PDF ]

Look for this book on Amazon


We have new books nearly every day.
If you would like a news letter once a week or once a month
fill out this form and we will give you a summary of the books for that week or month by email.

Title: Het hedendaagsche Londen - De Aarde en haar Volken, 1907
Author: Sims, Georg R.
Language: Dutch
As this book started as an ASCII text book there are no pictures available.


*** Start of this LibraryBlog Digital Book "Het hedendaagsche Londen - De Aarde en haar Volken, 1907" ***


				   Het hedendaagsche Londen.

			Hoe Londen 's morgens wakker wordt. [1]



Londen gaat laat naar bed en staat vroeg op. In de weinige uren,
die tusschen zijn naar bed gaan en zijn opstaan liggen, brandt er
in de hoofdstraten het volle licht en het verwaarloosde kind, dat
voorzichtig rondsluipt, kan zich een koning droomen, voor wien al die
verlichting is ontstoken. Hoog geladen wagens uit de graafschappen,
die nog tot Londen behooren, waggelen voort op zeurige manier, terwijl
de voerlui op hun paarden vertrouwen, dat ze zelf wel den weg zullen
weten te vinden naar de Borough, naar Convent Garden en Spitalfields;
een motorwagen snort voorbij met een ingepakten chauffeur, die brommig
is omdat hij zoo weinig menschen kan doen opschrikken in hun bedrijf.

Het ronde licht van de lantarens der politiemannen danst van de
voordeuren langs de vensters, van de vensters door de open ruimten voor
de souterrains, gaat als een vlindertje, links en rechts afwijkend, in
doodloopende stegen binnen en als het dan soms een bundel lompen ziet
liggen, blijft het erop rusten. De politieman zegt niet onvriendelijk:
"Neen, hoor eens, goeie vriend, dat gaat maar zoo niet", en de bundel
lompen antwoordt heesch en heftig: "Te moeten denken, dat zulken als
ik zulken als jij aan een bestaan helpen." Maar hij gaat toch opstaan
en stapt het slop uit met het air van iemand, die aan een belangrijke
afspraak gevolg gaat geven. Maar zoodra is niet het schuifelend geluid
van de voetstappen der politie onhoorbaar geworden, of hij scharrelt
het steegje weer binnen.

Als het vier uur is, en de lucht in plaats van zwart donkerblauw begint
te worden, terwijl een half maantje en de sterren nog niet verdwenen
zijn, gaat Londen hier en daar teekenen van leven geven. Vuurroode
postkarren, die hun hooge kleur misschien wel hebben gekregen
uit overmaat van haast, vliegen door de straten, leidend naar de
stations; melkwagens houden wagenrennen, courantenwagens, die in de
op Fleet Street en het Strand uitkomende straten staan te wachten,
en luisteren naar het gebrom en de zware ademhaling van drukpersen,
vangen de groote pakken, die naar hen toe geworpen worden, en vliegen
weg, om het spelletje aan den gang te houden, door ze naar de kruiers
aan de stations te gooien.

Er zijn maar weinig cabs op straat, en de laatste vigelante is
klaar, om naar huis te schommelen naar een stal, als de koetsier met
zijn koffie gereed zal wezen, die hij aan een kraampje gebruikt;
bestelkantoren gaan open; de trams, die den geheelen nacht rijden
aan de zuidzijde der rivier, brengen nachtwerkers naar huis en vroege
vogels naar Blackfriars en Westminster.

De bruggen, waar maar zoo nu en dan een vrachtkar over ging, krijgen
meer levendigheid, en mannen met de kragen in de hoogte, de zakken
gezwollen van het meegenomen ontbijt in papier, haasten zich van den
zuidkant over te komen, om een of ander wonderlijk baantje op te doen,
dat door de gewone jagers over het hoofd is gezien of door hen niet
begeerd wordt.

De nachtelijke zwerver, die aanhoudend in zichzelf een verslag mompelt
van den een of anderen denkbeeldigen strijd, waarin de andere partij
totaal verslagen schijnt, drijft af naar de parken, om op het opengaan
van de hekken te wachten en zich voor te bereiden op het dutje van den
dag, of wel, door een vage herinnering aan vroegere lessen aangeklampt,
gaat hij naar Trafalgar Square en steekt er zijn hoofd in het water van
de stille fonteinen. Hij wascht zijn handen, en mag soms nog vollediger
zijn toilet maken met een stukje zeep, dat hij van een dame leent.

De markten zien er al volkomen wakker uit. Den geheelen nacht
heeft de hall in Bow Street houten bakken in ontvangst genomen
van goederenwagens, welke bakken met groote voorzichtigheid werden
gehanteerd, en nu is het er van het eene tot het andere eind één
bloemtuin, waar het heerlijk en uitlokkend geurt, waar levendige
kleuren glanzen en waar men gereed is voor de komende inspectie.

Een herberg in Bow Street is open voor de marktmenschen en voor niemand
anders, juist als er andere in Fleet Street alleen beschikbaar zijn
voor typografen. Naar de markt komt ten pleziere van de marktlui de
jonge brani, die nu en dan in de wintermaanden zich door een costumier
laat verkleeden in een pakje, dat hem onkenbaar maakt en die na een
vergeefsche poging om in het Covent Garden Theatre zichzelf wijs te
maken, dat hij een eerste pretmaker is, nu met zijn metgezel probeert,
of hij een meester kan wezen in de kunst van grappen maken en voor
den gekhouderij, in welke bedrijven hij al evenmin gelukkig is als
in het voorstellen van den persoon, dien hij op het gemaskerd bal
verbeeldde. De twee partijen, werkers en luiaards, alias werkbijen
en darren, kijken elkander aan bij hun ontmoeting in den korf en
de darren zeggen: "Wat zou het vervloekt vervelend zijn, voor zijn
levensonderhoud te moeten werken", en de werkers maken de opmerking:
"Wat is het een geluk, dat wij ons niet zoo als paljassen behoeven
aan te stellen."

Er zijn meer dan één manier, om in Londen aan den kost te komen; zoo
staat in elke zijstraat bij de markt bij voorbeeld een fatsoenlijke,
oudere vrouw met een witten boezelaar en een zwart mutsje, die de
zwepen vasthoudt voor de boeren, die naar den markt gaan; zij treden
ook op als gidsen voor kruiers, die heen en weer loopen met stapels
manden op het hoofd, onder een heesch geroep van een waarschuwend
woord.

Binnen enkele uren, om negen uur, als men precies wil wezen, zal dit
alles verdwenen zijn; de brandspuitslang zal over de straten spelen en
zal het vuur van den handel blusschen. Maar naar het Oosten opent de
Citymarkt de vleeschwinkels en die van gevogelte; als men Smithfield
meer naar het Noorden kon zien, zou men de bevroren schapen uit hun
witlinnen jurken kunnen zien kruipen, die hun zijn aangetrokken,
opdat ze beter koel zouden blijven.

Het Strand met de witte lichten heeft een rij van cabs dichtbij
Waterloo Bridge, maar ik geloof, dat wij het best doen met te
wandelen. De hoek van Arundel Street staat vol met courantenkarren;
we moeten behendig wezen, om ongelukken te voorkomen.

De lucht is ook weer veranderd, en er is nu licht in het Oosten,
waardoor de rivier bij hoog water er als zilver uitziet met een
donkeren achtergrond van pakhuizen aan den Surreyschen kant, waar
een dikke rook uit hooge schoorsteenen opstijgt.

Een sleepboot, met een wit licht aan den voorsteven en een groen licht
achter, sleept een half dozijn schepen den stroom op, en onder een
interessant gepuf brengt ze hen, waar ze moeten zijn. Dat voorbeeld
schijnt zoo aanstekelijk, dat het door drie andere sleepbooten wordt
gevolgd, terwijl de schepen zwaaien en draaien, alsof ze wilden
zeggen: "Waarom in Gods naam kun je een schip niet met rust laten,
opdat het kalm zijn nachtrust beëindige? Buiten Blackfriars Station en
dichtbij het standbeeld van koningin Victoria wordt er een laatste hand
gelegd aan het schoonmaken der straat door een verwoede bespuiting;
de brandslang schuift in kronkels over de straat en geeft hier en daar
een straal in de lucht. Als men achterom ziet, wordt men getroffen
door den mooien Theemsoever, omzoomd met lichten, en de lampen in
enkele kamers van de bovenverdiepingen der groote hotels schijnen
wel sterren aan het uitspansel.

Wij zullen niet naar St. Martin's le Grand gaan, waar het licht en
druk is; maar liever willen wij ons begeven naar den Citykant van
London Bridge, waar zelfs op dit uur luie kerels over de gemetselde
muurtjes leunen en moe worden van de inspanning, te kijken naar hen,
die beneden op de schepen hard aan het werk zijn. Stoombooten lossen
hun lading, kranen knarsen klagend over de noodzakelijkheid van zulk
vroeg werk, en mannen met lederen kussentjes op het hoofd, waardoor
dat een zeer bruikbare platheid erlangt, loopen met kratten bananen
langs een loopplank, om in pakhuizen te verdwijnen.

Wij zijn vroeg voor Billingsgate, maar overal hangt reeds een
reuk van versche visch; alom staan open kisten, die druipen van het
gesmolten ijs, en de gasvlammen flikkeren boven de schelvisschen. Als
ge likdoorns hebt, wees er dan voorzichtig mee. De haastige mannen,
die van de natte, modderige gladde riviermarkt komen, met vrachten
op hun zware, breedgerande, druipende hoeden, hebben geen tijd, om
aan beleefdheid te denken, en ieder protest zal duidelijk toonen,
dat de traditioneele woordenstroom nog onverzwakt in stand gebleven
is tot in de twintigste eeuw.

Gij zult het prettig vinden, naar het Oosten verder te gaan langs
den mooien opgang naar de Towerbrug, welker witte lichten voor de
rivier een waarschuwing zijn, dat de brug neer is. Wij zullen den
Tower zelven later beter kunnen zien, en gaan nu langs de ingangen
van de eerste dokken en in de richting van St. George Street, Oost,
vroeger bekend onder den naam van Ratcliff Highway. St. George street
Oost is maar matig verlicht, maar ge zult zien, dat de straat haar
best doet, om een niet vlekkeloos verleden weer goed te maken.

Ge vindt er nu geen danshuizen meer en geen knorrig kijkende
geldwisselaars; daarvoor in de plaats zijn zendingszalen gekomen met
uitnoodigingen in een half dozijn talen en een inrichting van het Leger
des Heils. Mannen komen uit de huizen aan de rivier, sluiten zacht
de deuren achter zich en zetten het dan op een loopen; de jongeren
fluiten een deuntje. Een klein meisje van een jaar of twaalf haast
zich naar haar werk in Commercial Road, met een mondharmonica tot
eenig gezelschap.

Iedere tien minuten verandert het tooneel, en de gaslampen in
Shadwell zien er net zoo schuw uit als een heer in gekleede jas bij
daglicht. Niet dat het al licht is. Een flauwe mist is van de rivier
komen aandrijven en hangt over de dokken, zoodat menschen, die van
tegenovergestelde richtingen komen, tegen elkander aan bonzen. In een
zijstraat zijn in verlichte vertrekken al vreemde kleermakers aan
het werk, en in Commercial Road waggelen zwaar beladen hooiwagens
tusschen werkmanstrams, gele en blauwe, die al even zwaar beladen
zijn en in de richting van Aldgate zich voortbewegen.

De lucht heeft nu een lichter blauwe tint aangenomen met vlekken van
witte wolken, en de gaslampen en het electrisch licht gaan uit. Het is
vol op het plaveisel bij het Aldgate station, en hier zijn couranten
te koop. Het is nu kwartier vóór zes; aan den overkant zijn de
slagerswinkels open en er voor hangt een heele rij vette schapen. Met
de haastige werklui, van wie er enkele het station binnengaan, om den
eersten trein naar Hammersmith te nemen, ziet men ook nog het in een
rooden zakdoek gepakte bundeltje, maar bij velen is er een net mandje
voor in de plaats gekomen, plus een kan van blauw émail.

De jonge mannen, ofschoon in gruwelijke haast, staan een ondeelbaar
oogenblik stil, om te kijken naar de plaat, waarop een heer, die
blijkbaar geen heer is, het hoofd van een vriendelijk eruitziend
jongmensch onder de guillotine brengt; dit is uit het melodrama van de
week in het plaatselijk theater. In een rij van stille burgerhuizen
maakt een jongeling met een boezelaar voor een Deutscher Gasthof de
vensters schoon, en heeren van den nieuwen politiepost kijken naar
hem met gezichten, alsof een incident hun niet onwelkom wezen zou.

Hier hebben wij ook den Tower van Londen. Grijs en wit, met duidelijke
omtrekken, verrijst hij tegen het morgenlicht van den oostelijken
hemel; in de ontbottende boomen, die aan de diepe, droge gracht
staan, zingen vogels even luid als een straatjongen fluit, blij,
dat er nog geen menschen op zijn en zichzelven wijsmakend, dat ze
buiten zijn. Inderdaad gevoelt men de opwekkende frischheid van de
morgenlucht; men komt tot het besef, dat de natuur aan Londen zoowel
als aan het platteland een goed begin toestaat, en dat Londen in den
loop van den dag zelf zijn lucht vuil maakt.

Een vermoeide roodharige soldaat stapt naar de poort, die naar de
rivier voert, en maakt een praatje met den daar op post staanden
schildwacht. Dan gaan we verder naar Billingsgate, waar de beladen
spoorwagens losse, met ijs besprenkelde tarbot bevatten, en nu in
volle zijstraten rijden op weg naar Eastcheap, en hebt ge daarna nog
een oogenblikje tijd, ga dan mee naar de kade van het Douanekantoor.

De duiven worden opgeschrikt en vliegen weg, maar komen gauw terug
onder den indruk, dat waar menschen zijn ook een ontbijt moet wezen
en dus ook broodkruimeltjes moeten vallen, die brave vogels kunnen
eten. Een agent vertelt, dat er in het Asyl voor vrouwen en weduwen
van dragers en schuitenvoerders vijf open plaatsen zijn. Mogen er
altijd open plaatsen wezen en moge er nooit een zieke vrouw, een
bedroefde weduwe te vergeefs op plaatsing wachten.

De schuitevoerders en mannen van de lichters zijn nu buiten op de
rivier al aan het werk; schepen in de haven worden gewekt en mannen
roepen van den rivierkant naar mannen midden op de rivier, en op de
eene of andere manier weten ze zich door elkaar te doen begrijpen. De
Batavier III van Rotterdam, met witten schoorsteen en blauw dek,
verlaat de kade onder geen ander toezicht dan dat van een afwindend
touw, en verder beneden op de rivier gaan de twee bascules van de
Towerbrug beleefd omhoog, om haar een doortocht te verleenen.

Bij het Mansion House, waar men op de muren een aankondiging kan lezen,
geteekend Edward, Koning en Keizer, zijn de verlichte tunnels open,
maar ze zijn nu niet noodig, want men kan er even veilig oversteken,
als men dat op een dorpsweide doen kan. 't Is waar, er gaat een
vrachtwagen van de spoor voorbij, en een courantenkar vliegt over de
straat; maar diegenen, die het drukke plekje bij dag kennen, zouden
het nu nauwelijks herkennen. Een postkar komt van Londen Bridge terug,
en een half dozijn brievenbestellers, die hun leege postzakken als
sjerpen dragen, rennen er achteraan en mogen meerijden tot St. Martin's
le Grand.

Langs Cheapside beginnen de huishoudsters, die het vroegst bij de
hand zijn, de zinken vaten te vullen, die bij het trottoir staan;
ze kloppen het stof uit matten, een werkje, dat de wetten van de city
niet toestaan op een later uur. Rook stijgt hoog uit de schoorsteenen
op, en de goedkoope restauraties, die adverteeren "vleeschpoddingen,
net als moeder maakt", ontsluiten hun deuren en steken het kringetje
van gasvlammen aan onder koperen kannen. Jongste klerken komen voor
onder de aangroeiende menigte in Holborn, en enkele wielrijders bewegen
zich op den weg. Van beneden zenden de stations van den ondergrondschen
spoorweg nu en dan hoopen passagiers naar boven, die een zwart vlekje
vormen, maar een, dat zich spoedig in eenheden oplost.

Ginder in de kleinere voorsteden, waar de meeste Londenaars wonen,
worden dienstmeisjes gesmeekt, toch geschikt te zijn en vroeg op te
staan, om voor Mijnheers ontbijt te zorgen, anders komt hij te laat
in de City, en de hemel alleen weet, wat er dan gebeurt. Athletisch
aangelegde jonge mannen en vrouwen gaan er met hun fietsen op
uit. In de stad begint de Serpentine de aandacht te trekken van
enkele personen, in wier huizen vermoedelijk geen badkamers zijn;
de hekken van Green Park, Battersea Park, Finsbury Park en Victoria
Park worden geopend. Arbeiderstreinen komen overvuld en in snelle
opvolging aan elk station aan, en dichtbij Liverpool Street is een
gastvrije kerk open, opdat meisjes, die van Westham komen op den tijd,
dat er de goedkoope treinen nog rijden, maar te vroeg voor het begin
van haar werk, er een uurtje kunnen wachten; gele omnibussen en roode,
en trams van alle kleuren komen te voorschijn uit stallen met paarden,
die vlug en krachtig zijn, bereid om het werk aan te vangen.

Nu worden de koffiestalletjes gesloten, en de menschen gaan er,
nu de zaken afgeloopen zijn, naar huis. Het is thans volle dag, en
snel gaat de tijd voort. Een zacht geluid van gesprekken hangt al
in de lucht, preludium van het luidruchtiger koor, dat later zal
volgen. Piano-orgels worden getrokken door dames in italiaansch
costuum, die de zuiverste taal van Clerkenwell praten, en gaan
slaperige zijstraten wakker maken.

De geasfalteerde rijweg vóór Mansion House is niet meer de open
ruimte, die hij zoo wat een uur geleden was; er rijden omnibussen
van het Oosten naar het Westen, van het Noorden naar het Zuiden,
en City-treinen loopen buffer aan buffer in hun haast, om voor den
arbeid van den dag versterkingen aan te voeren van die regimenten van
zijden hoeden, die van het Mansion House als middelpunt uit zich snel
verwijderen met hun kleine bruine pakjes, naar honderden zijstraten,
waar ze hun betrekkingen op kantoren vervullen.

Londen, waar wij soms op brommen, maar waar wij niemand anders over
willen hooren klagen, die groote, uit haar kracht gegroeide, lompe,
goedmoedige stad, waarvan enkelen onzer houden met de liefde, die
wij voor onze moeders voelen, Londen is wakker geworden.

Nu moet het opstaan volgen, want ofschoon Londen eigenlijk nooit echt
slaapt, neemt toch een zeer groot deel van de inwoners zijn nachtrust,
dus moet er ook worden opgestaan. Dat proces, dat op zichzelf zoo
eenvoudig is, wordt op allerlei manieren gevarieerd. Er zijn luie
menschen, die soms den huishond benijden, omdat hij, als hij wakker
wordt, zich eens uitrekt, zich schudt, met zijn staart kwispelt en
klaar is, om zijn nieuwen dag te beginnen. Er zijn ook anderen, voor
wie het morgenbad of de morgenwaschpartij en het toilet maken een der
genoegens van het leven is, dat men niet te haastig mag afroffelen
of als een machine verrichten moet.

Een wonderlijk beeld vol menschelijk leven is dat opstaan van de
menschen in een groote stad, om hun werkzaamheden of genietingen van
den dag te beginnen, en wel zou het ons treffen, als we met Asmodeus
de daken van de huizen konden lichten, om naar binnen te gluren. Laat
ons een paar bijzonderheden er van in het oog vatten.

In de hospitalen, die groote paleizen van pijn en smart, blijven
bepaalde verpleegsters en ambtenaren den geheelen nacht in dienst,
tot het tijd van opstaan is. Tusschen vijf uur en half zes worden de
lijders, die in slaap zijn, zacht gewekt door een verpleegster, en
zij, die in staat zijn op te staan, beginnen zich te wasschen en te
kleeden. Dan bereiden de sterkere patiënten, zij, die beter worden,
hun thee en koken hun eieren en helpen het ontbijt klaarmaken voor
de anderen, die te zwak zijn om zichzelven te helpen. Om zeven uur
is in de verschillende kamers alles wakker, de dagverpleegsters zijn
gekomen, en alles is in gereedheid gebracht voor de komst van de
Moeder of Directrice, die door den huisdokter wordt gevolgd.

Nadat het hospitaal is opgestaan, brengen de patiënten, die zich
kunnen bewegen, bezoekjes van sympathie bij de bedden van hun
zwakker medelijders. Bleeke gezichten verschijnen voor de vensters,
ingezonken oogen kijken naar het dagelijksch leven op straat, en
zien in verbeelding het tehuis, waar de geliefden waken en wachten
en misschien een gebed fluisteren voor de afwezigen, die den strijd
van leven en dood kampen.

Maar er zijn mannen, arbeiders, wier uur van opstaan vroeger is
dan dat van de hospitalen. Om vier uur in den morgen moeten sommige
werkers worden gewekt, want het dagwerk zal om vijf uur beginnen;
bij de poorten van de dokken en op de groote, drukke markten moet men
er vlug bij zijn. In de mindere slaapgelegenheden is er gewoonlijk
een "wekker", die rondgaat en de zware slapers wakker maakt. De man,
die ergens kostganger is of op kamers woont zonder vrouw, wordt vaak
gewekt door een voorbijgaanden politieman, den vriendschapdienst van
de straat af volbrengend.

Het opstaan van de meid is dikwijls een der kleine plagen van de
huisvrouw. Zij hoort meestal zeer goed, en al stapt Marie Jane nog
zoo zachtjes bij het afgaan van de trap, doet zij dat op een later uur
dan gewoonlijk dan hoort mevrouw het en volgen er later op den morgen
"woorden".

De keukenmeid staat in gewone huishoudingen het eerst op, want zij
moet de keukenkachel aanmaken en het keukenontbijt bereiden. Eén voor
één komen de dienstmeisjes beneden, in den regel doezelig, want het
huiswerk doet iemand zwaar slapen, en nu begint het werk van elken dag.

In huizen, waar er een kinderkamer bevolkt is, worden de eerste
vroolijke tonen van den nieuwen levensdag gehoord. Jonge kinderen
hebben net als vogels de gewoonte, den morgen te begroeten met gezang
of met iets, dat er voor in de plaats komt. Men vergunt zich soms
het plezier van een stoeipartijtje voor de nachtkleêren uit zijn
getrokken en voordat het bad gereed is. Er is verbazend veel navraag
naar speelgoed, zoodra de oogjes open zijn. Kleine meisjes geven blijk
van een moederlijk instinct, door naar poppen te vragen terwijl kleine
jongens niet alleen wel eens wollen konijntjes en lammetjes op wielen
in bed bij zich krijgen, maar zelfs wel den geheelen inhoud van een
arke Noachs ledigen op de dekens, dóór elkaâr met Sem, Cham en Japhet,
die met open oogen den nacht hebben doorgebracht in de doos, terwijl
hun halzen bekneld zaten tusschen de pooten van de groote viervoeters.

Als in een zwak oogenblik papa voor den kleinen jongen een trompet
heeft gekocht of een trommel, zal soms muziek het ouderlijk oor
treffen op een uur, waarin ze niet juist verkwikkend is. Het is zeer
dikwijls de lieve taak van baby, om mama te roepen, vooral als het een
eerste baby is. Is baby genaderd tot den leeftijd van vier of vijf,
dan zal hij, als 't een hij is, bij gelegenheid eens uit zijn bed
komen en papa wakker maken in gezelschap van een nieuw en geliefd
stuk speelgoed. De liefhebbende vader, die wakker schrikt, om tot de
ontdekking te komen, dat een zwart poesje op zijn hals zit, bedwingt
gemakkelijk zijn toorn, als hij ziet dat zijn zoontje het daar heeft
neergezet, en verlangend wacht tot Daddy met hem zal gaan stoeien.

Het opstaan van het gezin met schoolgaande kinderen, die vóór negen
uur weg moeten zijn, is voor menige moeder een dagelijksche angst. Er
moet dan zooveel in korten tijd gebeuren, en als het treft, dat papa
ook een City-man is, die vroeg naar kantoor gaat, valt het dubbel
moeilijk. Met te zorgen, dat het haar man aan niets ontbreekt en dat
de kinderen op tijd met de meid, die hen wegbrengt, de deur uitkomen,
heeft zij handen vol werk. Soms loopt alles in het honderd. Het begint
met het ongeluk, dat de meiden zich verslapen. Er is herrie onder de
kinderen, kibbelarij en tranen vaak. Op het laatste oogenblik blijkt
het, dat er met de laarzen iets niet in orde is; er is een schoolboek
zoek geraakt. Papa heeft zijn scheermes onbruikbaar gevonden, omdat
Tom het voor houtsnijden heeft gebruikt, zoodat het scheren met
verlies van tijd en goed humeur is gepaard gegaan.

Maar ten laatste zijn de kinderen goed en wel weg, met de opdracht
om toch vooral hard te loopen, want ze zijn tien minuten te laat. Op
het eind is papa met een zwart pleistertje op zijn kin door den tuin
op weg gegaan naar het station van de voorstad. Dan keert de zwaar
beproefde vrouw en moeder naar de leêge ontbijttafel terug en heeft
een sterk kopje thee noodig om haar zenuwen tot rust te brengen. Voor
een paar minuten vergeet ze haar familiezorgen, tot de meid in de
kamer komt, om af te nemen. Dan neemt ze de gelegenheid te baat,
om haar meening te openbaren over vroeg opstaan.

In de manier van opstaan van die klassen der maatschappij, die niet om
den broode behoeven te werken, heerscht een eindelooze verscheidenheid,
want de opstaander heeft in den regel alleen zichzelf te behagen. De
schoone, die in gezelschappen schittert, mag haar schoonheidsslaapje
voortzetten nog lang nadat de overige wereld is opgestaan, en daarna
de weelde van een ontbijt op bed genieten, of misschien is zij een
vroolijk en gezond engelsch meisje en staat ze bijtijds op, om tusschen
acht en negen uur in den voormiddag een ritje in Rotten Row te doen.

De jonge gentleman, die als ongetrouwd heer op kamers woont, en het
leven van den laten kant bestudeert, is geen vroeg opstaander. Zijn
knecht kijkt af en toe eens bij hem binnen, naarmate het later
wordt, en als hij hem nog slapende vindt, trekt hij zich bescheiden
terug. Zulk een jong heer gevoelt zich, als hij tot de bewustheid is
gekomen, dat er een nieuwe dag is aangebroken, die gedood moet worden,
gedrukt en heeft behoefte aan een kleine prikkeling, voor hij opstaat
en aan zijn toilet begint. In kamerjapon en op pantoffels blijft hij
dan luieren in zijn zitkamer en speelt dan wat met een zorgvuldig
bereid ontbijt. Zijn eerste toiletmaken beteekent niet veel, want
hij stelt de artistieke toetsen uit, tot hij zich gereed maakt om
uit te gaan en in de deftige straten van West Londen zijn persoon
te vertoonen.

Maar het wakker worden is niet allemaal plezier, zelfs niet voor de
rijken en goed gekleeden. De nacht is voor de meesten van ons goed
en vriendelijk, in zoo ver, dat hij een korte poos van vergetelheid
brengt, maar met den morgen keert de bewustheid van het leven
terug. Menig mooi engelsch meisje vindt, als ze de oogen opent, geen
genoegen in den morgenzonneschijn, noch kan ze zich verheugen over het
lied der vroolijke vogels, die de lucht met melodie vullen. De liefde
heeft haar leed gebracht; zij lijdt onder den last der jaloezie,
ja, misschien is er wanhoop in haar ziel. Het tooneel van het bal
van den vorigen avond komt haar weer in de herinnering, terwijl de
sluizen van het herdenken worden opengezet. Mogelijk is het niet
anders geweest dan een kibbelpartijtje tusschen verliefden, mogelijk
ook was het een punt, waar wegen uiteenliepen; maar het maakt het
uur van ontwaken tot iets droefs, en het twijfelende meisje zucht,
gaat met een bleek gezichtje opstaan en kleedt zich lusteloos aan.

De morgenpost speelt een voorname rol in het huiselijk drama van
het opstaan. De brief, die in de bus wordt gestoken met het gewone
rinkelende geluid, thans in veel districten vervangen door een
krachtig schellen, want de kloppers raken uit de mode, kan het beste,
maar ook het slechtste nieuws bevatten. Wordt hij gebracht naar het
bed van den langslaper, dan kan hij het oogenblik van ontwaken maken
tot een tragisch moment, maar hij kan ook de kamer met zon vullen,
zelfs op den mistigsten Novemberdag.

De brief kan met verlangen te gemoet zijn gezien, of met angst zijn
verbeid. Hij komt ten laatste en bijna altijd met de eerste post. Als
ge in twijfel zijt aangaande de uitspraak van het lot, scheurt ge
de enveloppe haastig open, of wel ge draait haar om in uw bevende
vingers en legt haar nog een poosje weg, om het vonnis zoo lang
mogelijk te verschuiven.

In menig bescheiden gezin kan de morgenbrief ondergang of redding
beteekenen. De jonge klerk buiten betrekking, die vrouw en kind
heeft te onderhouden, heeft geschreven op een advertentie. Hij zou de
aangeboden betrekking graag vervullen, heeft recommandaties ingezonden
en gaf zijn laatste sixpence aan postzegels uit. Als hij 's morgens
wakker wordt, blijft hij lang in bed, daar hij toch geen werk heeft,
tot zijn vrouwtje met een brief aan zijn bed staat.

Hij neemt dien aan, maar is bang hem open te doen. Is het een
hoopgevende tijding, die hem oproept, zich op een kantoor in de City
aan te melden, of is het de stereotiepe boodschap, die sommige firma's
uit beleefdheid aan sollicitanten doen toekomen, als er niet al te
veel zijn?

Het vrouwtje wacht; de man gaat overeind zitten, en zich met moed
wapenend, om zijn lot onder de oogen te zien, breekt hij het couvert
los. Bevend vouwt hij den brief open en vliegt met zijn oogen over
den inhoud. "Goddank!" roept hij uit, "Goddank!" Niet noodig, meer te
zeggen. De oogen van het liefhebbend vrouwtje vullen zich met tranen
van dankbaarheid, terwijl ze op de knieën valt en haar armen om den
hals van haar man slaat. De brief ligt open op de dekens; zij kan het
blijde nieuws lezen. "De heer ... wordt verzocht, zich op het kantoor
in de City aan te melden, en indien zijn getuigschriften goed zijn,"
enz. enz.

Er komen soms dagen in ons leven, waarop wij verlangend uitzien naar
wat de post ons 's morgens brengen zal. De verjaardag beteekent
vriendelijke, hartelijke begroetingen van verwanten en vrienden,
lang nadat het niet meer om geschenken te doen is, en daar het nog
gebruikelijk is, het aftellen van weer een jaar van het ons toegewezen
deel als een feit te beschouwen, waar men zich over moet verheugen,
ontwaken de meeste mannen en vrouwen, die de vreugde van te leven
mogen smaken, op den morgen van hun verjaardag met een glimlach op
de lippen en vragen naar hun brieven.

Het ontwaken van den dramaschrijver op den morgen, nadat zijn
nieuw stuk is opgevoerd, van de acteurs en actrices, die erin zijn
opgetreden, staat geheel onder den invloed van wat de ontvangst den
vorigen avond is geweest; maar allen zijn nieuwsgierig om te lezen
wat de bladen ervan zeggen, die men hun brengt met hun morgenkopje
thee. Wat er ook in de wereld aan de orde moge zijn, hoe gewichtig ook
de gebeurtenissen van den dag mogen wezen, menschen van het theater
hebben slechts een enkele gedachte, als ze de couranten openslaan. Zij
minachten de hoofdartikels en hebben geen oog voor het nieuwste
nieuws. De kritiek van het nieuwe stuk is de gedrukte materie, waarin
al hun belangstelling is geconcentreerd. Zij lezen de eene opmerking
na de andere, nu eens met een glimlach dan weer met een frons, en van
den aard der opmerkingen, voor zoover ze hun zelven betreffen, hangt
af, in welk een stemming menschen van de comedie hun dag beginnen.

Er zijn tijden, waarin de morgencourant het halve land somber doet
opstaan. Het nieuws van een ramp, aan Engelands legers overkomen, van
een ongeluk op zee, van den dood van een populair lid der koninklijke
familie werkt op de stemming van heel het denkende volk. Er zijn dagen
geweest, waarop geheel Londen met een steek in het hart is opgestaan
en somber en lusteloos zijn dagelijksch werk is begonnen.

En ook zijn er dagen, waarop het grootste deel van de Londenaars
vroolijk opstaat. Dat zijn de dagen, als er nationale feesten worden
gevierd, als er straatvertooningen plaats hebben, of als er algemeen
vacantie is. De geest van de galadagen is aanstekelijk; zelfs zij,
die er niet aan kunnen deelnemen, hebben er een vriendelijke sympathie
voor en staan op met een prettig gevoel, dat ze nooit hebben op die
wijze op een gewonen werkdag.

Zoo groot is Londen en zoo klein is betrekkelijk de omtrek, waarin
een optocht gewoonlijk wordt gehouden, dat het zaak is bij al zulke
gelegenheden vroeg op te staan. De politiemaatregelen noodzaken de
menigte, zich op gegeven punten te concentreeren, lang voor het uur
van een optocht is aangebroken. Dan trommelen de knokkels van de
meid op de deur van de slaapkamer op een ongewoon uur, en er is geen
sprake van, zich nog eens op de andere zij te leggen. Wie gewoonlijk
laat opstaan, zijn bij die gelegenheden het eerst bij de hand. Zij
hebben uitgebreide voorzorgsmaatregelen genomen den vorigen avond, om
niet te laat beneden te komen, en ze zijn onder de eersten, die zich
op straat vertoonen. Als het mooi, warm weer is, weiden ze uit over
de schoonheid van den morgen en geven luid hun voornemen te kennen,
een nieuw blaadje in hun levensboek om te slaan en voortaan in de
morgen uren van Londens schoonheid te genieten. Maar zelden worden
die goede plannen uitgevoerd.

Op Zondagmorgen blijft de meerderheid van de londensche burgers een
uurtje langer in bed. Er zijn brave menschen, die naar den vroegdienst
gaan en vele Roomsch-Katholieken gaan naar de vroegmis. Er zijn
menschen, die een ver uitstapje naar buiten gaan maken en dus vóór dag
en dauw uit de veeren zijn; maar als een regel zijn de dienstboden
een beetje inschikkelijk, en het ontbijt is later. De werkers, die
blij zijn een dag vrij te hebben en in den Zondag een rustdag zien
in den waren zin des woords, gebruiken er een portie van in bed. Het
opstaan is een langzamer en omslachtiger proces. De kruipende wijzers
van de klok geven geen schrik voor treinen die gemist zullen worden;
de waarschuwende bel van den omnibus zal vandaag niet klinken, en de
kerk, die gewoonlijk dichtbij is, zal niet vóór elf uur beginnen. In
bescheiden huisgezinnen is moeder op lang vóór vader; want de kinderen
moeten netjes gekleed worden en naar de Zondagsschool worden gezonden,
hetgeen hunzelven en hun ouders tot eer verstrekt.

Al de hoop en de vrees, die het leven vullen, komen op met het
ontwaken in den morgen. Enkele van Londens kinderen staan op met
een hooggestemd hart en gestaalde zenuwen, gereed om groote dingen
te doen; anderen ontwaken met een zucht om dagen die voorbij zijn,
en met donkere vooruitzichten in de toekomst.

De jonge bruid met een hart vol liefde voor den man, wiens leven zij
gaat deelen, wordt voor de laatste maal wakker in haar oud, vertrouwd
ouderlijk huis. Er zullen wel een paar tranen in haar oogen opkomen,
als zij denkt aan de scheiding van diegenen, die nu toe altijd bij
haar zijn geweest, maar haar hart is vervuld van een vage verwondering,
hoe de nieuwe band haar passen zal en hoe het beginnend leven zal zijn.

Maar zij heeft haar hart lang geleden gegeven, en vandaag zal zij
er haar hand bij geven. En zoo overwint de liefde al de pijn der
scheiding, en er is hoop in haar hart, al zijn er tranen in haar
oogen, als ze haar kamertje voor de laatste maal in het rond ziet en
de grootsche toebereidselen maakt, die bekroond moeten worden met het
bruidskleed en den sluier te midden van de bewonderende familieleden,
vóór zij beschroomd de trap afgaat naar het rijtuig, leunend op den
arm van haar vader, en wegrijdt, om haar naam te veranderen en door
een gouden keten verbonden te worden aan den man, dien ze lief heeft.

En er is één uur van ontwaken, waaraan wij allen moeten denken,
nu en telkens weer.

Als de ure der gerechtigheid van een onzer medemenschen slaat, het
uur, dat van te voren vastgesteld en algemeen bekend is, worden veel
mannen en vrouwen met een gevoel van diep medelijden wakker--misschien
niet zoozeer om den veroordeelden misdadiger, maar om diegenen die
hem liefhebben.

Wanneer er een morgen aanbreekt, waarop een vonnis zal worden
voltrokken en iemand zal worden opgehangen, gaan onze gedachten uit
naar de cel van den veroordeelde, waar een medeschepsel ontwaakt uit
zijn laatsten slaap op aarde.

Men zegt, dat de meesten van die ongelukkigen vast slapen, tot
de bewaker nadert en zacht hen aanraakt, om hen te bevelen op te
staan en zich voor te bereiden op het verschrikkelijke oogenblik,
dat aanstaande is.

Het is niet goed, lang aan zulk een ontwaken te denken. Maar met al
zijn verschrikkingen is de geestelijke pijniging van het slachtoffer
een zaak van hoogstens een paar uren.

Doch voor de moeder, de vrouw van zulk een man, hoe vreeselijk is het
voor haar! Moge God haar bijstaan, als zij op dien dag ontwaken! Het
medelijden van ieder menschelijk hart vergezelt haar als het noodlottig
uur slaat en het luisterend oor treft, en ze weten, dat ver van haar
verwijderd, voor zoon of echtgenoot het treurig einde gekomen is.



Van vrijen en trouwen en doopen in het hedendaagsche Londen. [2]


Als de schaduwen der schemering het aanschijn van den blinkenden
dag hebben verduisterd, wordt Londen een enkel groot "laantje voor
verliefden". In de verrukking van een jongen liefdedroom vinden
duizenden paartjes het slot van een dag van hard werken. Men kan ze
overal ontmoeten, met de oude, zoete geschiedenis geschreven op hun
gelukkige gezichten, en men herkent ze dadelijk, zonder dat vergissing
mogelijk is.

In de eene klasse van menschen zijn hun armen ineengestrengeld en
hun vingers ook; in een andere hebben ze de armen om elkanders hals;
in een derde rust haar hand licht op zijn arm; in nog weer een andere
wandelen ze beschroomd naast elkander; maar toch houdt niemand hen voor
iets anders, dan wat ze zijn. Getrouwde menschen, ook jonggetrouwde,
loopen nooit zoo, als geliefden loopen. De stap is een andere; het
gearmd loopen is anders en de omhelzing in het openbaar staat niet
langer op het programma.

Laat ons bescheiden en zedig en met de teederste voorzichtigheid voor
de gevoelens van allen op dezen zachten zomeravond een wandeling doen
door het land der liefde in Londen.

De winkels zijn juist in het Westen gesloten, en de hoofdstraten
zijn vol van de jongens en meisjes, die vrij zijn gelaten van hun
dagwerk. De meisjes komen voor den dag, in groepjes, met lichte
blouses en strooien hoedjes, en ook de jongelui loopen eerst op
straat in kleine troepjes bij elkaar. Maar het duurt niet lang, of
de seksen raken door elkaar, en binnen korten tijd heeft ieder jongen
zijn meisje, en gelukkige paartjes wandelen met hun tweetjes weg.

De gewoonte, om den hoed af te nemen, die eens voor een gebruik van het
vasteland werd gehouden, is nu algemeen in alle standen aangenomen,
en menige hoed wordt gelicht door medeklerken en winkelbedienden,
als ze den trotschen ridder tegenkomen, die met zijn dame aan
den arm wandelt. Tusschen acht en negen uur zijn de winkelstraten
van het Westen vol geliefden. Hier wordt de liefde niet openlijk
tentoongesteld. De ineengeslagen handen en de leestomstrengelende
armen behooren bij de minder aristocratische straten en een lageren
rang van paartjes, het fabriekmeisje en den werkman, den jongen
marskramer en zijn meisje, de meid alleen en haar jongen.

Als gij in den avond door Londens straten wandelt, kunt ge de eerlijke
liefde van jongens en meisjes in een nimmer eindigend panorama op hun
aangezichten lezen. Er is geen valsche schaamte onder deze paartjes. Ze
zijn trotsch op elkander, trotsch op hun teedere relatie, en als ze nu
en dan eens een uitwendig teeken geven van de warmte van hun gevoel,
is dat eenvoudig de natuurlijke terugkeer van Adams zonen en Eva's
dochteren naar de gelukkige Edensche dagen van de eerste minnenden.

In de parken en langs de Theemsoevers aan het Embankment zit menig
paar geliefden; ze schuiven dicht bij elkander en kijken elkaar in
de oogen, zonder acht te slaan op de voorbijgangers, die meestal
nog al medegevoel toonen en sympathiek gestemd zijn. Als er maar
een enkel paar zit op een bank, waar plaats is voor vier personen,
neemt heel zelden een man of vrouw alleen de overige ruimte in. Die
wordt overgelaten voor het volgend paar verliefden, die toevallig
passeeren. Want verliefden geven er niet om, als andere paren de
droomerige stilte van het zitje onder de boomen deelen. Maar de
tegenwoordigheid van eenig persoon, hetzij man of vrouw, die niet
ingenomen wordt door den zoeten hartstocht, zou aangemerkt worden
als een ernstige inbreuk op de rechten van Cupido.

Londensche gelieven, die behooren tot de klasse van zoo elkaar
zoekenden, als de avondzephirs fluisteren onder de boomen, hebben
niet veel gelegenheid tot hofmakerij in hun eigen thuis. Er zijn
daar al te veel luidruchtige kinderen en ruwe buren in den omtrek,
en nergens vinden ze een spoortje romantiek. Menig liefdetooneeltje
in de Londensche parken is even idyllisch en teeder en even oprecht,
als welke liefde ook, door dichters bezongen, en de vrijage van den
boerenknecht is vaak even poëtisch en eerbiedig als die van den jongen
hulpprediker, die honigzoete woordjes fluistert in het oor van des
vicars dochter tusschen de rozen van haar vaders tuin, in het licht
van de eerste bleeke avondsterren.

Liefde kent geen rang en stand, en omdat het avonduur het uur van het
hart is, kunnen wij, die Liefde's land doorwandelen, ook den grooten
meneer als minnaar zien, zooals hij zich buigt tot de maagd met het
blauwe bloed en zachtjes praat tot de dame van zijn keuze. Zie, ze
stappen uit de kamer op het breede balkon voor het groote huis en
ze staan daar met een achtergrond van zachte lichten in de deftige
kamer, die we door de open vensters zien. Wat vormen ze een liefelijk
tooneeltje! Zijn zwarte rok en het wijde witte veld van zijn overhemd
brengen de zachte chiffons van het slanke, bevallige meisje naast
hem naar voren. Het avondkoeltje doet even den grooten rijkdom van
haar golvend haar trillen; maar dat is het niet wat haar lichtelijk
doet blozen. De jonge graaf heeft zich voorovergebogen en heeft zacht
woorden van liefde tot haar gefluisterd. Wij zijn te ver weg, om het
antwoord te hooren, dat zij geeft; maar wij kunnen haar glimlachend
gelaat zien, en als aan de voorschriften en bepalingen van de groote
wereld is voldaan, kunnen wij zeker zijn, dat er een aankondiging in
de Morning Post zal verschijnen en dat de heele wereld zal hooren van
die kleine liefdeshistorie, welker begin school bij de balkonscène
in Park Lane vandaag.

De luiken zijn gesloten in dit sombere huis in een Londensche square,
en we kunnen niet zien of de liefde schuilt onder het dak, maar de
benedenvoordeur is open en op de bovenste trede van de stoep schept
een mooi Londensch dienstmeisje een luchtje. Zij kijkt verlangend naar
den hoek en werpt nu en dan tersluiks een blik naar de dichtgetrokken
gordijnen. Daar komt een jonge man aanslenteren. Hij drentelt, tot hij
het gefladder van de linten van een klein wit mutsje in het oog krijgt,
en dan versnelt hij zijn stap, en het jonge kamermeisje stapt hem
lichtjes tegemoet. In de schaduw van het buurhuis buiten het gezicht
van eenig oog, dat zou kunnen kijken uit het huis, waar ze dient,
toeft Mary een poosje met haar minnaar. Hij houdt haar hand in de
zijne en ze praten ernstig samen. Een politieman gaat voorbij met een
knikje en een glimlach. De jonge man trekt zijn wenkbrauwen samen,
maar het is slechts een zomerwolkje. Dan opeens slaat de klok van
een naburige kerk tien. Mary schrikt even. "Ik moet gaan!" fluistert
ze. Dan volgt een lang en innig drukken van de hand, en daarna--wij
wenden ons bescheiden af, maar een welbekend geluid treft ons oor,
en een minuut later doet Mary zachtjes het hek dicht en verdwijnt
de trappen af naar het onderhuis. De jonge man wacht nog even bij
den hoek, steekt dan zijn pijp op en loopt voorbij het huis van het
square. Ik denk, dat hij nog eens naar dien politieman gaat kijken.

In het felle licht van een zonnigen namiddag komen een gewoon paar
verliefden hand in hand langs den buitenkant van Regent's Park
aanwandelen. Wat is dat meisje trotsch op den gebronsden zeeman aan
haar zijde! Hij is van Portsmouth gekomen, om haar te zien, en zij
heeft een dag vrij gekregen van de fabriek en loopt als op wolken. Er
is ridderlijkheid zoowel als hartelijkheid in de vrijage van een jongen
matroos. Jack Tar heeft niet het allesveroverende voorkomen van den
Adonis in het rood, en hij is niet zoo druk bezig met het draaien aan
zijn knevel en het tikken met zijn stokje. De zeeman en zijn meisje
zijn op weg naar de Zoo, en daar zal Jack met zijn meisje aan den arm
naar de vreemde dieren kijken en haar vertellen van de verre landen,
waar hij heen gevaren is en ook zulke beesten heeft gezien, niet in
ijzeren kooien, maar in hun eigen legerplaatsen. En Jack is royaal met
zijn geld en tracteert zijn liefje met groote gulheid. Als de namiddag
voorbij is, en zij vermoeid is, zal hij een hansom voor haar nemen en
na de thee, als ze in een klein café zitten, doet hij het voorstel,
om naar een concert te gaan. In de music-hall heeft hij verbazend veel
pleizier en houdt de hand van zijn meisje liefdevol vast al den tijd,
en drukt die steviger, als de schoone dame zingt van geliefden, die
elkaar trouw blijven, ofschoon de zeeën hen scheiden. Dan 's avonds
brengt hij haar naar haar moeders deur en hartelijk kust hij haar
luid, dat allen het mogen hooren, waarna hij weglaveert naar het
andere einde van de stad, waar zijn oude moeder opzit, om op hem te
wachten. En ge kunt er zeker van wezen, dat toen hij dien middag in
een winkel ging, om een klein presentje te koopen voor zijn meisje,
dat Jack toen zijn moeder niet vergat. Hij heeft iets in zijn zak,
waarmee hij het oudje verrassen zal, als hij gaat zitten bij zijn
boterham met kaas en komkommer en het groote glas bier, dat al van
elf uur af op hem hebben staan wachten.

Verliefde jongens en meisjes van de Londensche straten zijn in hun
volle glorie op Bank Holiday. Dat is de dag, waarop de knaap met
de eerste flauwe teekenen van een knevel zich in zijn nieuw licht
pak steekt en een paar geelbruine laarzen aantrekt. Hij telt het
kopergeld, dat hem nog overblijft na de uitgaven voor zijn toilet
en inviteert het meisje van zijn hart, om met hem naar Hampstead
Heath te gaan. Hampstead is bepaald het oord van voorkeur voor den
knaap-vrijer, omdat er geen entrée is te betalen en de vertooningen
er maar een penny kosten en geen sixpence. Zijn liefje heeft niet veel
aan haar toilet ten koste gelegd, maar zij is meestal netjes en heeft
handig gebruik gemaakt van haar vingers, door nieuw lint te zetten
op een ouden hoed, en ze zal ook wel een oude jurk hebben opgeknapt,
zoodat ze als nieuw leek. De schoenen zijn in den regel een zwak punt
voor het verliefde meisje, dat op Bank Holiday uitgaat. Laarzen zijn
een gruwelijk ding voor velen van ons, maar als ge in de week zoo
weinig verdient, moet een enkel paar lang dienst doen.

Maar de knaap-minnaar ziet niet zoo nauw toe in zake de schoenen,
als zijn meisje maar knap is, wat den hoed aangaat. Hij is op zijn
manier een goede jongen voor haar, en juist zoo teeder en liefhebbend,
als jongens kunnen zijn. Hij duwt haar bij wijze van een grapje met
een geweld, dat een welopgevoed meisje voor een heftigen aanval zou
houden. Maar Sally heeft er wel schik in en geeft duwen terug onder
vroolijk geschreeuw. In zake ververschingen is Tom zoo royaal, als hij
maar kan. Hij tracteert zijn meisje op voor een stuiver zoetigheid,
en op de Heath deelen ze een portie ijs, bijten samen in een appel
en drinken samen een fleschje gemberbier.

Sentimentaliteit is er niet veel tusschen zoo'n knaap-vrijer en zijn
meisje. Zij zijn nog kinderen en ze stoeien en plukharen. Tegen den
avond, als ze teruggaan naar het kleine zijstraatje, waar ze wonen,
hebben ze misschien hun armen elkaar om den hals geslagen, maar dat is
maar grootdoenerij. Zij willen de volwassenen nadoen. Hij vindt, dat de
voorbijgaande jongens moeten zien, dat het niet zijn zuster is, maar
zijn meisje; en zij is erop gesteld, dat alle vrouwelijke kennissen
weten moeten, dat zij groot genoeg is, om een vrijer te hebben.

Bij het voorhekje van de villa in de voorstad staan een paar gelieven
afscheid te nemen. Het is het uur, waarop het niet voegzaam is voor
de dochters des huizes om buiten te zijn, en het is tijd, om te
scheiden. De avondwandeling in de laan in de buurt is voorbij. Ze
zijn verloofden. Maar de jonge man weet, dat de broers en zusters
van zijn verloofde niet gesteld zijn op de al te drukke visites en
de aanwezigheid van een geëngageerd paar, en bovendien heeft hij
nog een heel eind voor zich, om thuis bij zijn familie te komen,
terwijl hij iederen morgen om acht uur in de City moet zijn. Dus is
het tienuursklokje sein tot afscheid nemen, maar het talmen aan het
hekje is altijd prettig en moeilijk om mee uit te scheiden.

Nadat zij een eindje den voortuin is binnengegaan, loopt ze niet door
langs het paadje naar de huisdeur. Zij leunt even op het hekje en ze
kijken nog eens weer in elkanders oogen, genietend van het zwijgen
der liefde.

Maar ten laatste verbreekt zij de bekoring. "Ik moet gaan, Frank",
zegt ze. Toen buigt ze haar mooi gezichtje over het hekje en hij bukt
zich en hun lippen ontmoeten elkaar. Dan vlug vliegt er een licht
kleedje in het halfduister over het paadje. Hij kijkt ernaar, tot
het verdwenen is. Dan zegt hij luid tot zichzelven: "Lieveling!" en
flink stapt hij op, om zijn anderhalve mijl wandelens af te leggen. En
de herinnering aan dien afscheidskus gaat met hem en herschept den
stoffigen weg in een pad van rozen.

Het geluid van militaire muziek doet zich hooren in de vroege
morgenlucht en er is een druk geloop van vrouwvolk naar de
vensters. Het is nog te vroeg, dan dat de gezinnen al op zouden zijn
in deze aristocratische buurt, dus gaan de dienstboden staan aan het
raam van de eetkamer, en sommigen vliegen de trap op naar hun eigen
kamertjes, om een beter gezicht te hebben.

De Life Guards zijn op een morgenrit, en ze gaan uit met muziek. Er
is een hoofd te zien aan ieder bovenvenster en eruit kijkt meestal
een gezichtje met een wit mutsje erboven.

De meeste soldaten kijken naar boven en glimlachen. Mars is nooit
ongevoelig voor den blik der schoonheid, en is geneigd vriendelijk
te lachen tegen dames, aan wie hij niet is voorgesteld.

Aan één raam boven is een aardig gezichtje geheel door glimlachjes
ingenomen. Jenny, de kamermeid, weet, dat haar beminde, trooper
Thomson, bij het regiment is en naar haar zal uitzien. En trooper
Thomson weet precies waar Jenny zal wezen; ze heeft het hem verteld,
toen ze den vorigen avond in Wellington Road afscheid namen. Thomson
is een knappe vent met een mooien knevel, dien Jenny onverbeterlijk
vindt. Misschien is hij niet precies zoo verliefd op Jenny, als zij het
is op hem, maar hij maakt haar niet jaloersch, door tegen alle andere
meiden te lachen, zooals sommigen van zijn kameraden doen. Hij kijkt
recht voor zich uit, zonder op de bewonderende blikken te letten,
die op hem worden geworpen, tot hij bij Jenny's huis komt. Dan heft
hij zijn hoofd op en lacht en knikt, en Jenny is in den zevenden
hemel van verrukking. Zij is verloofd met Thomson en denkt met hem
te trouwen. Het moet noodzakelijk een lang engagement zijn; maar
dat is niets; zij verdient een goed loon en geeft aan haar soldaat
aardige cadeautjes, pijpen en tabakzakjes en sigaren en al die soort
van dingen, en Jenny is naar het bal in de kazerne geweest en leefde
er in een sprookjesland, want haar mooie beminde in het rood danste
iederen dans met haar. En ze telt de uren, wanneer het weer haar
uitgaans-Zondag is, dat ze met haar mooien galant kan wandelen en in
het park zitten of hem op een music-hallbezoek kan trakteeren.

Wanneer ze, als ze met hem loopt, de meisjes ziet omkijken en
zijdelingsche blikken van bewondering op haar held werpen, lacht
ze eens schuw en drukt zijn arm een beetje vaster, als om volkomen
bezit uit te drukken, en ze denkt, dat ze het gelukkigste meisje in
de wereld is. Zij is een braaf meisje en ze zal een hardwerkende,
zelfopofferende vrouw worden. Laat ons hopen, dat Thomson de liefde,
die hij heeft gewonnen, op prijs stellen zal en dat Jenny nooit berouw
zal gevoelen over haar liefde voor een rood pakje.

Het is een lange wandeling door het Liefdeland, want in het Noorden
en het Zuiden, in het Oosten en het Westen vinden we de oude historie
weer. Naar het drukke theehuis, waar handige Phylissen van tafeltje tot
tafeltje dribbelen, gaat nu en dan de trouwe minnaar en ze wisselen
een paar woorden van teedere begroeting, als zij hem zijn broodje
of zijn kop thee of koffie brengt. En al de meisjes in de inrichting
weten, dat de jonge man de beminde van Phyllis is, en als hij weg is,
praten ze vol sympathie tot haar over hem en feliciteeren haar met
zijn trouw, dat hij zoo vaak naar haar toe komt. De minnaar van de
juffrouw in het buffet kan niet zoo lang blijven in de tegenwoordigheid
van zijn meisje, want de caféhouder heeft een scherp oog en moedigt
de liefde niet aan, die in den regel het meisje minder spraakzaam en
vriendelijk maakt voor de betalende gasten.

Dan zijn er nog de mode-minnaars, die naast elkaar in de Row rijden, en
de gewone minnaars uit de werkmansklasse, die een eerlijk, hardwerkend
meisje vrijen en trouwen en even trotsch op haar zijn als de niet meer
zeer jonge hertog, die de eerste schoonheid van het seizoen naar het
altaar leidt.

En dan zijn er de oude paren, die we arm in arm ontmoeten, met
gelukkige, glimlachende gezichten onder hun kroon van zilveren haren,
mannen en vrouwen, die elkanders lief en leed van der jeugd af hebben
gedeeld en die nu op den avond van hun welbesteden levensdag nog
geliefden zijn.

En Londen is een plaats, waar verbazend veel getrouwd wordt; in zoo
ver is het een heel andere plek dan de hemel, dat er nergens zooveel
ten huwelijk gegeven en ten huwelijk genomen wordt, als in Engelands
hoofdstad. De huwelijksstatistieken wijzen uit, dat bij alle andere
groote steden in de wereld vergeleken, Londen het gunstigst of, uit
het oogpunt van den tegenstander van het huwelijk, het ongunstigst
staat aangeschreven. Zelfs in de hoofdstad van het land der Sterren
en Strepen zijn het aantal en de verscheidenheid der huwelijken
niet grooter dan in Londen. In geen enkele europeesche stad kan een
huwelijk met zoo weinig kosten worden voltrokken en met zoo weinig
omslag als in Londen, en aan de andere zijde met meer pracht en
staatsie en tegen grootere financiëele offers.

Elke soort van trouwpartij oefent een wondere bekoring op de menigte
in Londen, onverschillig of het geldt een huwelijk in den klassieken
tempel van Hymen, St. George's Hanover Square of een in de nu deftiger
St. Paul's, Knightsbridge; alsook in de prozaïsche omgeving, waarin
het burgerlijk huwelijk wordt voltrokken, altijd zijn er kijkers in
overvloed. Een werkelijk groot huwelijk, een, waarbij de partijen
bekend zijn in de staatkundige of maatschappelijke wereld, brengt
duizenden nieuwsgierigen samen, en geduldig zullen ze uren staan
buiten de kerk, waar de plechtigheid zal plaats hebben, om straks
even een oog te mogen slaan op de blozende bruid en den ridderlijken
bruidegom; en weinig mannen en vrouwen, die naar hun dagelijksch werk
of naar een plaats van uitspanning op weg zijn, gaan verder, zonder
even stil te staan, als ook maar een eenvoudige bruiloft passeert.

Zooals wij zeiden, is thans St. Paul's, Knightsbridge, de deftigste
kerk; maar die voorname dames, die door gevoel en traditie meer
tot de 19de dan tot de 20ste eeuw behooren, geven nog de voorkeur
aan St. George's, Hanover Square, en geen andere kerk in Londen kan
een zoo interessant huwelijksregister vertoonen, want daar hadden
de meeste der aanzienlijkste huwelijken uit de periode van koningin
Victoria plaats. In St. Paul's werd voor het eerst toestemming gegeven
tot de repetities, die nu aan sommige huwelijken in de groote wereld
voorafgaan. Velen van diegenen, die de rustige manier bewonderen,
waarop niet enkel bruid en bruidegom, maar de geheele bruidspartij
de niet weinig ingewikkelde plechtigheid uitvoeren, weten niet,
dat elke stap der handeling, met uitzondering van de eigenlijke
huwelijksvoltrekking, zorgvuldig gerepeteerd is door het geheele
gezelschap.

In de laatste jaren hebben bloemen een steeds grooter aandeel
gekregen aan de huwelijken in de groote wereld; sommen, die afwisselen
tusschen honderd en duizend pond sterling worden uitgegeven voor de
versiering met bloemen van de kerk en het huis, waar de receptie
wordt gegeven. Het wordt ook gewoonte, dat bruid en bruidegom een
stuk zilverwerk cadeau geven aan de kerk, waar ze trouwen. Nog niet
lang geleden was het gebruik, dat er gedurende de plechtigheid een
vrij uitvoerig muziekprogramma werd uitgevoerd, maar dat was in de
dagen toen deftige huwelijken nog in den morgen werden voltrokken;
tegenwoordig is de eigenlijke dienst zoo kort mogelijk.

Bij militaire huwelijken is een aantrekkelijkheid de aanwezigheid
in volle uniform van officieren en leden van des bruidegoms
regiment. Lange, welgeproportionneerde officieren worden dan gekozen,
om langs de zijden in de kerk te staan, en hun vuurroode uniformen
zijn een schitterende achtergrond voor den bruidsstoet.

In scherpe tegenstelling tot een huwelijk in het West End van Londen
is de plechtigheid, die ten oosten van St. Paul wordt voltrokken in
de armere wijken van de groote stad. Zulk een huwelijksvoltrekking
van vele paren te zamen geeft een goed denkbeeld van het leven in de
armoedige sloppen. Er waren vroeger predikanten, die er zich op lieten
voorstaan, dat ze zoo snel veel paren in den echt konden verbinden. Dat
deed bijvoorbeeld de bekende Alexander Keith, dominee van St. George's
Chapel, Hyde Park Corner. Bij een bepaalde gelegenheid in Maart 1754
trouwde hij zestig paren, een dagrecord, waarvoor zelfs verbleekt
dat van den Reverend Arthur W. Jephson van St. John's, Walworth,
die toch in den loop van zijn ambtsvervulling meer dan 8000 paren
heeft vereenigd. De heer Jephson is een hardwerkend predikant en
het is zijn ongeluk, niet zijn schuld, dat hij soms niet minder dan
vier-en-veertig paren heeft getrouwd met precies dezelfde preek.

Tegenwoordig wordt het trouwen bij groepen minder gedaan, omdat
de geestelijken ertegen zijn; maar er was een tijd, toen de
stuivershuwelijken, waarbij elk der contracteerende partijen die
bescheiden som had te betalen voor het voorrecht, het huwelijksjuk te
mogen torsen, druk werden aangemoedigd. Het stuivershuwelijk behoort
tot het verleden; zes shillings is nu de laagste prijs, en er worden
nog een massa huwelijken van dien aard gesloten, vooral met Kerstmis,
Paschen en Pinksteren en op Bank Holiday in Augustus.

Minder interessant, omdat ze minder schilderachtig zijn, maar uit het
oogpunt van talrijkheid niet minder belangrijk, zijn de londensche
huwelijken, die voor den ambtenaar worden gesloten. Een toenemend
aantal menschen, die erop gesteld zijn alles rustig en zonder opzien
te doen plaats hebben, en ook begeerig, zich de onkosten te besparen,
die met het kerkelijk trouwen samengaan, worden nu door den ambtenaar
in het Registrar's Office getrouwd. Op die kantoren kan men u verhalen
doen van tallooze pathetische en grappige tooneelen, die er zijn
afgespeeld. Daarbij heeft de ambtenaar het voorrecht, zijn klanten
veel meer op hun gemak te zien dan ze tegenover een geestelijke
zouden durven te zijn. De bruidegom uit de lagere klassen weet wel,
dat als hij tegenover den ambtenaar staat, hij te doen heeft met een
betaald persoon, die door den staat bezoldigd wordt en het hindert,
naar zijn idee, niet, als hij moeite geeft of last.

Het gebeurt niet zelden, dat een jong werkman om inlichtingen komt
en, nadat alle formaliteiten hebben plaats gehad, behalve die van
het betalen, er toevallig bijvoegt, dat hij nog niet weet, of hij
de toestemming zal krijgen van zijn toekomstige bruid, daar hij
haar de gewichtige vraag nog niet heeft gedaan! Zoo komt ook soms
de uitverkoren bruid de verlangde stukken brengen en heeft het geld
klaar, maar op het laatste oogenblik komt haar bruidegom en ze kan
hem niet overhalen, zijn aandeel in het contract te dragen.

De vorm van het huwelijk, bij de Kwakers in gebruik, is bij uitstek
eenvoudig; er is geen dienstdoend predikant, want de partijen
trouwen feitelijk zichzelven door eenige woorden uit te spreken,
die schoon en ernstig klinken en een symbool kunnen zijn van al wat
de huwelijksplechtigheid inhoudt.

Het Leger des Heils heeft altijd veel gehecht aan de trouwplechtigheid,
en een huwelijk wordt gewoonlijk de aanleiding tot een groot
vertoon. De eigenlijke voltrekking duurt lang en heeft met veel
omslag plaats, want er zijn zeven huwelijksartikelen, die aan de
contracteerende partijen moeten worden voorgelezen, vóór bruid en
bruidegom de hen verbindende woorden spreken. In elk dier artikelen
wordt melding gemaakt van het Heilsleger, en beide, bruid en bruidegom
beloven plechtig, nooit tusschenbeide te komen in het werk, dat de
ander voor het Leger doet of iets anders te doen dan hem of haar te
helpen bij dat werk. De voltrekker van de verbintenis is gewoonlijk
de commandeerende officier van het regiment, waar de partijen toe
behooren. Geen grapjes, als het werpen van rijst of iets anders,
is bij een huwelijk in het Heilsleger geoorloofd.

Elke godsdienstige vereeniging heeft natuurlijk haar eigen vormen en
plechtigheden voor het huwelijk. Misschien zijn het schilderachtigst
en het meest individueel die, welke plaats hebben bij een joodsche
bruiloft. De dienst bij een huwelijk in de joodsche kerk verschilt in
menig opzicht van dien der Kerk van Engeland. Hij omvat het voorlezen
van het huwelijkscontract of de Kethubah, waar de mooie woorden in
voorkomen: "Ik wil voor u werken, u eeren, u steunen en voor u zorgen,
naar het gebruik onder joodsche mannen, die voor hun vrouwen werken,
ze eeren, steunen en voor haar zorgen". Het costuum van de joodsche
bruid is gelijk aan dat van haar christelijke zuster; maar de bruidegom
draagt gedurende de gansche plechtigheid zijn hoed, daar de jood geen
gebed uitspreekt met ongedekten hoofde. Tijdens de plechtigheid staan
de beide partijen onder den troonhemel, die Tsjoepah wordt genoemd,
en die troonhemel is soms prachtig versierd met witte bloemen.

De formule, die in woorden wordt vervat, is zeer kort bij
Roomsch-Katholieke huwelijken, en in geval van een gemengd
huwelijk, dus als een van de partijen protestantsch is, wordt de
dienst teruggebracht tot de kortste en vlugst afgeloopen vormen,
en er wordt geen muziek gemaakt. Aan den anderen kant is een groot
Roomsch-Katholiek huwelijk in een hoofdkerk zeer indrukwekkend,
en gaat met meer vormelijkheden en ceremoniën gepaard, terwijl het
ook veel langer duurt dan een dergelijke plechtigheid in St. Paul's,
Knightsbridge. Een der schilderachtigste Roomsch-Katholieke huwelijken,
dat ooit in Londen plaats had, was het huwelijk per bicycle, dat
gevierd werd in Notre Dame de France, Leicester Square. Het gelukkige
paar reed naar de kerk van een naburige restauratie op een tandem, die
bekoorlijk versierd was met oranjebloesem en wit satijnen linten. Zij
werden gevolgd door hun vrienden, gezeten op zestien enkele fietsen en
twaalf tandems, en het behoeft nauwelijks gezegd, door een onmetelijke
schare toeschouwers. De bruid droeg de ouderwetsche, wit satijnen
trouwjapon met tulen sluier, en de bruidegom een rok en hoogen hoed.

Zonder twijfel krijgen wij in den loop van deze eeuw
auto-trouwpartijen, en er zullen wel onder ons zijn, die huwelijken
per luchtballon beleven. Maar hoe ook de sluiting van het huwelijk
plaats hebbe, er is groote kans, dat binnen niet al te langen tijd
op de plechtigheid van het trouwen die van het doopen volgt, en ook
deze heeft op allerlei verschillende manieren in de groote wereldstad
plaats.

De Chapel Royal, St. James's aanschouwt menige deftige dooppartij,
en dat doet ook All Saint's Church, Knightsbridge. De meest geliefde
tijd is kort na den lunch. De gasten gaan dan naar het huis terug,
om thee te drinken, bij welke gezellige en onvormelijke bijeenkomst
een mooie en lekkere koek wordt opgedischt, waarop in groote letters
Baby's naam en geboortedatum zijn te zien, en waarvan een gevoelige
mama wel eens een snede bewaart, om er haar lieveling in later jaren
van te laten proeven.

De plechtigheid in de kerk is niet lang en niet erg treffend. De
familie en de vrienden groepeeren zich rondom het doopbekken. De
peettante geeft de baby, als het tijd is, aan den dienstdoenden
geestelijke--een vreeselijk oogenblik voor den jongen curate--en de
peetoom geeft antwoord op de vraag naar den naam van het kind. De
dominee sprenkelt een paar droppels water op het gezichtje uit een
op zilveren voet staande gebeeldhouwde schelp.

De rijtuigen brengen het doopgezelschap terug naar het huis, of als ze
uiteengaan, zullen ze elkaar waarschijnlijk terugzien aan een groot
diner, gegeven ter eere van den zoon en erfgenaam. Baby is sierlijk
uitgedost voor de gelegenheid, en Baby's cadeaux worden vertoond,
terwijl de Nurse, één en al glimlach, geen extra'tje versmaadt,
dat bescheiden in haar hand glijdt.

Wat de dooppresenten aangaat, een zilveren kroesje is niet langer
het eenige, dat zich voordoet; rijke peten schenken een flinke som
geld of maken de bepaling, dat het kind een sommetje als zakgeld zal
ontvangen op elken verjaardag tot den 21sten. Een aardig doopcadeau
is een gouden medaillonnetje met het teeken van den dierenriem,
waaronder het kindje is geboren. Dat draagt het engeltje altijd om
den hals aan een fijn kettinkje, en het moet geluk aanbrengen.

Er is geen trompetgeschal, als een kindje uit een slop in den boezem
der kerk wordt opgenomen. Hij komt aan, opgerold in een oude shawl
en met een geleend doopkleed. In sommige gemeenten, als Poplar en
Westminster, zijn er avondbijeenkomsten voor doopen, omdat de werkers
anders geen tijd hebben. Loop er eens binnen op een Woensdagavond
omstreeks half acht; dan treft ge misschien een predikant, twee vrouwen
en een baby, die om het doopvont staan in een stille, flauw verlichte
kerk. Peten? Wel, Albert Edward heeft ten minste een peettante; maar
zijn peetooms zijn afwezig, en daar hij een wijs kind is, slaapt hij
rustig door de heele plechtigheid heen.

Zondagnamiddag is zeer in de mode voor doopen in bevolkte wijken. Dan
wachten den dienstdoenden dominee soms een half dozijn baby's,
zoo fraai uitgedost als de trotsche moeders kunnen bijbrengen. Een,
die geen aardigheid aan de plechtigheid heeft, begint te schreien,
de anderen volgen, en des dominee's stem gaat onder in een koor
van geween. Arme stumpertjes, ze voelen denkelijk de hardheid des
levens vooruit.

Een lange schotsche predikant treedt ginds een huis binnen, om er
een baby te doopen, en de familie en vrienden zitten er al voor
in het salon. Ze staan op, als hij binnenkomt in zijn gewone jas,
en de korte, eenvoudige plechtigheid begint. Een wit tafellaken is
op de tafel uitgespreid, en een familiebowl, een oud zilveren stuk,
dient voor heiliger doel dan dat, waar hij oorspronkelijk voor was
bestemd. Een moeilijk oogenblik komt voor den vader, als hij staande,
terwijl de anderen zitten, een plechtig aanspraakje van den predikant
moet aanhooren, waarin hem zijn plichten ten opzichte van het kind
worden voorgehouden. Dan legt de moeder Baby in de armen van haar
echtgenoot, en hij houdt het den dominee voor.

En om nu nog even naar den top van de ladder terug te keeren, baby's
mogen allen gelijk wezen, zooals een ketterij van mannen beweert, hun
doopen is niet gelijk, zooals wij hebben gezien, en zoo is de baby in
de hoogstgeplaatste kringen ook niet altijd stil, als dat van hem wordt
verlangd. Hij wordt gedragen door een nurse in het wit. Zij draagt het
vorstelijk kind, terwijl voor haar uit een gepoederde lakei gaat. Als
ze bij de deur van de zaal zijn gekomen, voor de plechtigheid bestemd,
is daar reeds een doorluchtig gezelschap bijeen; een dame, die dienst
heeft, neemt het kostbare kindje over en de doopdienst begint. Dan
biedt zij baby aan de koningin aan, eerste peettante, en Haar
Majesteit reikt het kindje op het voorgeschreven moment over aan den
aartsbisschop van Canterbury. De vorstentelg wordt gedoopt met water
uit de Jordaan, terwijl de doopvont een gouden bowl is van sierlijken
vorm en prachtig bewerkt, welke schaal gebruikt wordt voor alle
koninklijke kinderen, geboren in het Vereenigd Koninkrijk. Daaromheen
staan de peten gegroepeerd naar hun rang. Onnoodig te zeggen, dat de
held van den dag altijd gekleed is in de fijnste stoffen, niets is te
goed voor hem; maar alles is wit gehouden. Echte kant speelt er een
hoofdrol bij. In enkele aanzienlijke familiën wordt een historisch
geworden doopkleed gebruikt en altijd met de grootste zorg bewaard.



				   Het hedendaagsche Londen.

		 Enkele plichten en genoegens der "upper ten".


Hoe zullen wij onzen namiddag zoek brengen? Dit is een probleem,
't welk londensche schoonen gaarne met vereende krachten pogen op te
lossen; d.w.z. zij zoeken daarbij het gezelschap eener uitverkoren
vriendin; minder om eene tegenstelling te vormen met hare eigen
bekoorlijkheid, dan wel om deze door harmonische samensmelting te
verhoogen. Bijna dagelijks komt Miranda de lieve Virginia bezoeken;
vindt natuurlijk de laatste nog niet gereed, en brengt eenigen tijd
door voor den spiegel in het boudoir, waar zij zich nog eens bedient
uit Virginia's poederdoos, bromt over het slechte licht, en zorgvuldig
elk onderdeel van haar toilet de revue laat passeeren. Als zij ten
slotte niet volkomen tevreden is over het effect, dat zij maakt,
lucht zij hare verontwaardiging in eenige knorrige opmerkingen
over Virginia's gebrek aan punctualiteit, waaraan deze door hare
verschijning al spoedig een einde maakt. Daarop volgt een haastige
opsomming van al de dringende plichten, welke beiden nog dien zelfden
middag hebben te vervullen.

"Je moet volstrekt met mij naar de B's, en dan naar de D's."--"Dat kan
onmogelijk, beste; want ik moet om vier uur bij de C's zijn."--"Je
mag mij in geen geval in den steek laten; want ik moet mij op
vijf plaatsen te gelijk vertoonen van middag, en ik zal het nooit
klaarspelen, als je mij niet helpt."--Dat is wel een der lastigste
eigenaardigheden van het gezellig verkeer in de londensche groote
wereld, dat men, indien men alle samenkomsten zou willen bijwonen,
waar men verwacht wordt, noodzakelijk overal te gelijk zou moeten
zijn. Iemand, die zaken deed uit pure liefhebberij, verklaarde eens,
dat een werkdag eigenlijk slechts uit drie uren bestond, namelijk
van tien tot één. Maar de dames, die eveneens uit liefhebberij haar
genoegen najagen, zien haar dag ineenkrimpen tot een tweetal uren, die
tusschen vier en zes. En wat zullen ze nu eerst doen, onze vriendinnen
Miranda en Virginia, die daar, naar de allerlaatste mode uitgedost,
in de elegante, fonkelnieuwe victoria stappen, die wacht, om haar
naar de plaats harer bestemming te vervoeren?

"Bond Street", wordt den knecht toegevoegd, die het portier
sluit.--Bond Street, dat Mekka van de vrouwelijke groote wereld. Zou
er trouwens wel ééne vrouw in heel Londen zijn, die niet éénmaal in
haar leven de woorden heeft gesproken: "Laten we eens in Bond Street
gaan kijken?"--En toch denkt niemand er aan, dat Bond Street daardoor
evenveel recht heeft verworven op een beroemden naam, als Fleetstreet,
dat zijne vermaardheid gedeeltelijk heeft te danken aan het feit,
dat Dr. Johnson er gaarne zijne middagwandeling deed.

Virginia en Miranda hebben niet veel tijd noodig, om dat heerlijk
oord te bereiken, hoewel eene opeenhooping van rijtuigen op den
hoek van Bruton Street een kort oponthoud veroorzaakt. Maar op
haar weg erheen wordt plotseling hare aandacht getrokken door de
aankondiging van eene schilderijententoonstelling in Piccadilly, waar
ze eerst even afstappen, om een ietwat oppervlakkigen blik te slaan
op de kunstwerken, die prijken aan de wanden, doch daarentegen hare
onverdeelde aandacht te schenken aan de niet minder boeiende gewrochten
der natuur, die ze al rondwandelende bewonderen. Of het toeval is,
dat Miranda hier juist haar vriend Charles ontmoet? Misschien is het
beter, zich daarin niet te verdiepen, noch onbescheiden gissingen te
wagen omtrent de reden, die Virginia noopt, plotseling eene boodschap
te gaan doen aan den overkant van de straat, waar zij zegt volstrekt
eene voile te moeten koopen, hoewel zij toch anders alles van dien
aard uit Parijs bestelt. Maar aan den zachten drang der vriendschap
geeft zij gaarne gehoor, en zij luistert met voorbeeldig geduld naar
de langdradige vertoogen van den onderdanigen en belangstellenden
winkelier, die zoo laat in den middag, als er weinig klanten zijn,
al den tijd heeft, om elk item van den uitgebreiden voorraad in zijn
magazijn uitbundig aan te prijzen, en altoos eindigt met de alles
afdoende verzekering, dat dit of dat artikel "veel gedragen wordt."

Virginia koopt eene voile, die ze niet noodig heeft, bezichtigt
stalen van kant, die zij niet van plan is te bestellen, en bekijkt
zelfs met gelatenheid de nieuwste modellen van zijden blouses,
tot een opgewekt: "Wat heb ik je in lang niet gezien! Mij dunkt,
je begint dik te worden!" haar doet opschrikken. De spreekster is
een zekere Mevrouw F., wier neiging tot gezetheid ongeveer het eenige
onderwerp van hare overdenkingen en gesprekken uitmaakt, en die niet
kan nalaten, al hare vrienden en kennissen in gedachten de maat te
nemen; eene hebbelijkheid, waarmede die vrienden onbarmhartig den draak
steken. Bij de onvermoeide pogingen, door Mevrouw F. aangewend om hare
vroegere slankheid te herwinnen, is zij, om zoo te zeggen, beurtelings
gekookt en geschroeid, gewreven en geboend; bij tusschenpoozen half
verhongerd, en heeft met lijdzaamheid de meest kwellende martelingen
doorstaan. Alle apostelen van de eene of andere "schoonheidsleer"
hebben haar onder hun aanhang geteld, en hoewel zij met de jaren
langzaam maar zeker in omvang blijft toenemen, zij geeft den moed niet
op. Elke kwakzalvers-advertentie wordt door haar met ingenomenheid
begroet, en zij begunstigt al hare uitverkoren vriendinnen met intieme
mededeelingen omtrent de werking der aangeprezen middelen; terwijl zij
haar geen grooter genoegen kunnen doen, dan na dergelijke confidenties
te verzekeren, dat zij toch werkelijk eer slank is, dan het tegendeel,
en die medicijnen in het geheel niet noodig heeft.

Virginia neemt op een papiertje het adres der laatst ontdekte
specialiteit voor massage in ontvangst, en keert na een vluchtig
afscheid terug naar de schilderijententoonstelling, om te zien,
of Miranda hare kunstbeschouwing thans heeft geëindigd.

Charles is waarlijk een allerbeminnelijkst jongmensch, die bij alle
beminnelijkheid zijn zin weet door te zetten en de dames bij het
afscheid toefluistert: "Die receptie bij Lady E. zal ondragelijk
vervelend zijn, als ik er u beiden niet ontmoet!" "Tot over een half
uurtje dan!" wordt hem toegeroepen, als het rijtuig wegrijdt van de
tentoonstelling, die op de beide vriendinnen geen overstelpend diepen
indruk heeft gemaakt. De koetsier legt de zweep over de paarden,
en in afwachting van de behandeling, die hare bekoorlijke handjes
zullen ondergaan in een der meest bekende salons voor manicure,
trekt Miranda haar handschoenen uit, en vindt dat haar rose nageltjes
hoognoodig volgens de regelen der kunst moeten worden gefatsoeneerd
en verfraaid, terwijl zij tevens het vermoeden te kennen geeft, dat
Virginia's vriend, Guy, omstreeks vijf uur in den bewusten salon zal
worden aangetroffen. Zelfs bij zulk eene alledaagsche zaak, als nagels
knippen en borstelen, speelt hier waarlijk het gevoel nog eene rol.

In eene geparfumeerde atmosfeer, tusschen zilveren en ivoren
instrumenten en geheimzinnige in vloeipapier gewikkelde pakjes, met
zachtgekleurde linten omstrikt, wachten keurig gekleede jonge dames
op hare schoone clientèle, die zij doen plaats nemen in gemakkelijke
rieten stoelen, met vooruitstekende zijschermen, waarachter druk
wordt gepraat en geflirt; want het mannelijk element is sterk
vertegenwoordigd, en Guy, die de komst der dames blijkbaar met
verlangen heeft tegemoet gezien, staat reeds op, om haar te begroeten.

Virginia vindt bij nader bedenken, dat er bij de behandeling zooveel
haast niet is; maar zij laat zich toch door eene gedienstige jonge
dame overhalen, hare vingertoppen in welriekend water te doopen, en
hare nagels een weinig te laten bij kleuren en polijsten, terwijl Guy
verhalen doet van paarden, waarop hij had willen wedden, en honden,
die volgens hem op een prijs kans hebben, en ten slotte Virginia
eene vertrouwelijke mededeeling doet omtrent de reden, waarom eene
zekere Mevrouw V., eene gemeenschappelijke kennis, niet op een diner is
verschenen, waar zij beiden genoodigd waren. "We zouden wel eens kunnen
gaan kijken, of 't waar is, wat ze van haar vertellen," zegt hij, "want
ze moet van middag deelnemen aan 't concours in 't mennen voor dames,
in Ranelagh. Zullen we eens gaan zien, of ze daar komt, en met wie? Ik
geloof het wel niet, wat er verteld wordt; maar.... mijn motor staat
klaar, en we zijn er in een half uurtje, als je wilt." Virginia vindt
ook, dat de menschen zoo akelig kwaadsprekend zijn. "'t Is eigenlijk
niet meer dan onze plicht," zegt ze, "om ons zelf te gaan overtuigen of
die praatjes waar zijn," en zij stemt dus gaarne in Guy's voorstel toe.

Intusschen heeft Miranda hier en daar een praatje gehouden, een
nieuw reukpoeder voor haar bad en een fleschje alleronschuldigste
schoonheidsbalsem gekocht, zich verbaasd over de ijdelheid van haar
medeschepselen, en eindelijk ontdekt, dat de tijd niet stilstaat,
en Virginia schijnt te vergeten, dat zij nog op de receptie van Lady
E. moeten verschijnen.

Op 't zelfde oogenblik fluistert Virginia haar haastig toe: "Ben
je misschien van plan een parfumeriezaak op te zetten? Kom toch
gauw mee; ik moet straks nog met Guy naar Ranelagh, en we mogen
Berkeley Square niet verzuimen."--Haast eer Miranda tijd heeft om
haar gedachten te verzamelen, staan ze al in het dichte gedrang
op de breede trap bij Lady E., die in grijze zijde en echte kant
in de deur van haar salon haar gasten ontvangt. "Wat ben je laat,"
voegt zij de beide dames toe. "Je hebt mijn mandolinespelers gemist,
en ook eene alleraardigste lezing van een Amerikaan, maar je komt nog
juist bij tijds, om te hooren, wat kolonel W. over de spijsvertering
heeft te zeggen." Boven het verwarde gerucht van vele damesstemmen
hooren ze daarbinnen: "Lady Q. is eene modezaak begonnen, en we gaan
bij niemand anders meer koopen dan bij haar. Haar modelkamer is een
boudoir, met zijden behangsel, prachtig ingericht, en al de hoeden
komen zóó uit Parijs. Virginia, je moet er bepaald eens heengaan; 't
is de moeite waard, een kijkje te nemen." Virginia maakt de opmerking,
dat eene modemaakster uit den hoogeren stand haar heeft verzekerd, dat
de klandizie harer vriendinnen haar nog eens zal ruïneeren; want dat al
die vriendelijkheid op niets neerkwam dan onbetaalde rekeningen. De
eenigszins verlegen stilte, die volgt op deze mededeeling, wordt
gelukkig verbroken door de aankondiging van Lady E., dat Herr G. een
stuk van Beethoven zal voordragen, waarop het geheele gezelschap,
na de eerste zware accoorden, eenparig en nog eens zoo luid aan het
babbelen gaat. Miranda is uit haar humeur; zij vindt die uitvoeringen
belachelijk, en zij komt om te praten, zooals zij beweert. Haar tong
staat dan ook niet stil, zelfs onder het reciteeren van een wonderkind,
waarvoor zij diepe minachting schijnt te koesteren. Gelukkig verschijnt
weldra haar vriend Charles, die haar meetroont naar den Botanischen
tuin, om de hondententoonstelling te zien, waar hij een schipperke
heeft ingezonden. Miranda vindt dit eene uitkomst, nu Virginia in
gezelschap van Guy haar motortochtje heeft ondernomen, en zij rijdt
getroost met Charles naar Regent's Park, waar zij reeds uit de verte
door een oorverdoovend geblaf en gehuil worden begroet. Charles'
schipperke wordt naar behooren gewaardeerd, en stellig een tweeden
prijs waardig gekeurd; maar over de Chows geraakt zij in verrukking,
"omdat ze zoo sprekend op katten lijken." Als ze ten slotte naar den
optocht gaan kijken van beroemde actrices met hare lievelingshonden,
wordt Charles' aandacht zoo uitsluitend door de dames in beslag
genomen, dat Miranda hem vriendelijk verzoekt, "een beetje uit de
drukte te gaan en wat langs den vijver te wandelen."

Intusschen snort de motor naar Ranelagh, waar alles er even
feestelijk uitziet, en meer afwisseling heerscht dan op de gewone
wedrennen. Hier een wedstrijd in het mennen, daar een polo-match,
en overal drommen van belangstellende toeschouwers. "Mevrouw V. is
er wel degelijk," fluistert Virginia opgewonden; "ze heeft een
prachtig span paarden, en ik zag haar zooeven praten met haar eigen
man! Van die praatjes geloof ik nu niets meer!" Er wordt druk gewed
onder de toeschouwers, en een klein meisje, met lang, loshangend
haar, dat door haar vader met angstige bezorgdheid wordt nagezien,
schijnt bepaald de favorite te zijn. "Dat kleintje heeft veel kans,"
verzekert Guy, en waarlijk, zij wint den eersten prijs en wordt met
daverende toejuichingen begroet. Virginia amuseert zich uitstekend,
en gaat op een gemakkelijken stoel in de schaduw zitten, tot zij zich
plotseling herinnert, dat zij beloofd heeft, de hertogin van X. te
helpen bij een bazaar, die dien middag in Kensington wordt gehouden,
ten voordeele der arme Ieren, en dat Miranda er op rekent, met haar
thee te drinken in Kensington Gardens.

De motor doet goede diensten, en weldra ziet Virginia zich bestormd
door ijverige verkoopsters, terwijl de hertogin, gewapend met potlood
en notitieboek, ieder verachtelijke blikken toewerpt, die niet voor een
groot bedrag aan loten neemt in de tombola. Guy offert gewillig zijne
sovereigns, en verneemt kort daarna, dat hij de gelukkige bezitter
is van eene witte kanten japon. Bij het kraampje met handteekeningen
van beroemde mannen hooren ze van de lachende verkoopster, dat de
echte Pinero's zijn uitverkocht; "maar," voegt zij er guitig bij,
"ik ben tòch 't laatste half uur nog twaalf kwijtgeraakt tegen een
sovereign per stuk, voor de goede zaak natuurlijk!" Intusschen komt
Lady H. aandragen met eene groote rol flanel, die zij volstrekt wil
kwijt raken, eer zij naar huis gaat. Guy is zoo beleefd, haar van dien
last, en zijn beurs van eenige overtollige goudstukken te bevrijden,
en verstopt zijn aankoop fluks achter in het bloemenkraampje, waaruit
hij te voorschijn treedt met een bouquetje in ieder knoopsgat.

Virginia vreest, dat Miranda ongeduldig zal worden, en vindt, als zij
eindelijk onder de boomen van Kensington Gardens aankomen, die vrees
bewaarheid. De dames begroeten elkaar hartelijk, en hoewel ze beiden
"doodmoe" zijn, neemt haar gebabbel geen einde, tot de schaduwen
langer worden, de zon een rooden gloed werpt over het groene gras,
en de nog steeds druk pratende wandelaars hunne schreden richten naar
de wachtende rijtuigen, "'t Is gezellig geweest," zegt Miranda bij het
afscheid, en haastig wipt ze de stoep op, om zich te gaan kleeden voor
het diner en zich verder voor te bereiden op den misschien nog veel
drukkeren avond van bals en partijen, die haar wacht. En concerten,
niet te vergeten, want als men de muzikaliteit eener plaats moest
afmeten naar het aantal concerten dat er te hooren valt, zouden
de Londenaars met recht voor de muzikaalste stervelingen ter wereld
kunnen worden gehouden. En al heeft Londen sinds de dagen van Purcell,
aan de wereld geene groote componisten geschonken, het is een feit, dat
Londenaars, van de hoogste kringen tot den eersten besten bewoner eener
achterbuurt, buitengewoon veel behagen scheppen in muziek. Nergens
worden zulke groote sommen betaald, zelfs door niet zeer vermogende
lieden, voor plaatsen in de opera bij een symphonische uitvoering,
een oratorium, of een piano-recital.

Onder de verschillende plaatsen, waar men in Londen muzikale
genietingen kan smaken, verdient zeker in de eerste plaats het groote
operagebouw in Covent Garden te worden genoemd. Leelijk, vuil, somber
en zwart berookt, in een doolhof van onoogelijke straten gelegen,
wekt het de verwondering van elken vreemdeling, die gewend is aan de
ruime, fraaie, op zorgvuldig onderhouden pleinen gelegen operagebouwen
van Weenen, Parijs of New-York.

Ook van binnen vertoont de londensche opera geen spoor van kunstzin
of verfijnden smaak in uiterlijke inrichting, maar het tooneel,
met zijne electrische machines en volmaakte decoraties, kan met
de meest beroemde theaters wedijveren. Covent Garden levert in den
season werkelijk een schitterend schouwspel op. Buiten strekt zich,
eene kwart mijl naar het Westen, eene onafzienbare reeks van rijtuigen
uit, waarin men door de ruiten nu en dan juweelen ziet schitteren, of
een bekoorlijk gelaat onderscheidt. Binnen is men eenigszins onder den
indruk van het feit, dat het de eerste voorstelling van den season is.

De geheele voorname wereld van Londen is daar verzameld, diplomaten,
groote bankiers, steunpilaren der City in menigte. In de loges
is het één verblindende pracht van schitterende juweelen, en
blanke armen en schouders, die de schoonheid dier sieraden doen
uitkomen. De orkestdirecteur neemt zijne plaats in, en buigt voor het
publiek. Langzaam gaat het gordijn op, en op het tooneel vertoont
zich het geheele gezelschap in de costumes, waarin zij dien avond
zullen optreden. De prima-donna treedt naar voren; het publiek staat
als één man op, en heft eenstemmig "God save the King" aan, waarna
eerst de eigenlijke uitvoering begint. Na elk bedrijf worden zoowel
de directeur als de artisten, en bij de uitvoering van een nieuw werk
natuurlijk ook de componist, wel vier, vijf, tot zesmaal teruggeroepen,
met een vuur, dat soms doet twijfelen aan de bewering, dat Engelschen
zoo phlegmatisch van aard zouden zijn. In de pauze worden de binocles
druk gebruikt en men legt over en weer in de loges bezoeken af. Men
is er als in een besloten kring; Covent Garden is weer geopend,
en de eigenlijke season is begonnen.

Niet ver van daar, in het eene of andere kleine Variëteitentheater
wordt weer op andere wijze genoten. Daar verdringen zich kleine
jongens in grooten getale op de galerij, en de begroetingen, tusschen
deze jongelui gewisseld, zijn, schoon iets minder vormelijk dan in
Covent Garden, niet minder hartelijk gemeend. De aangename geur
van gebakken visch, die in papier gewikkeld, wordt medegebracht
en in de pauze verorberd, prikkelt uwe reukzenuwen, terwijl uw
gehoororgaan wordt vergast op het eigenaardig schel gefluit,
waarmee de jeugdige Londenaar zijne afkeuring te kennen geeft, of
het doordringend neusgeluid waarmede hij instemt in de geliefkoosde
refreinen, waarvan hij de woorden natuurlijk op zijn duimpje kent. In
de betere Variëteitentheaters gaat het weer iets deftiger toe; het
Palace, Empire en Alhambra zijn dan ook waarlijk eenig in hun soort,
en kunnen de vergelijking doorstaan met alle andere inrichtingen van
dien aard in Europa.

Wat symphonische uitvoeringen betreft, over gebrek daaraan heeft Londen
zich niet te beklagen. De Philharmonic Society, de Richterconcerten,
gedirigeerd door Dr. Richter uit Manchester, en de uitvoeringen
van de Royal Amateur Orchestral Society, waarbij de leden der
koninklijke familie niet zelden verschijnen, van al deze uitstekende
muziekuitvoeringen kunnen zij geregeld genieten. Een orkest echter,
het Queen's Hall Orchestra, onder zijn begaafden dirigent Mr. Henry
J. Wood, munt boven alle andere orkestvereenigingen uit, en schenkt
ook aan de minder vermogende liefhebbers van muziek een goedkoop
en onvermengd genot door zijne verrukkelijke promenade-concerten,
waarvan men des zomers voor één shilling kan genieten, terwijl zelfs
rooken hierbij niet verboden is.

In 1903 heeft Prof. Kruse, van het strijkkwartet van dien naam, de
leiding op zich genomen van wat in Londen nooit anders wordt genoemd
dan "the Pops", eene afkorting voor "Popular Concerts". Voor het groote
publiek is de klassieke kamermuziek, welke daar wordt uitgevoerd,
niet bestemd; maar de kenners kunnen er van harte genieten. Deftige
oude dames met wit haar komen er in gezelschap van hare echtgenooten,
die haar ouderwetsche shawls nadragen, om de kalme genoegens te
smaken, die het luisteren naar een rustig strijkkwartet haar eer zal
verschaffen, dan de overweldigende klank van een vol orkest. In de
reusachtige Albert Hall, in Kensington, worden Oratoria uitgevoerd
door de leden van de Royal Choral Society; terwijl nog onlangs
weer een groot nieuw concertgebouw, the Aeolian, werd geopend,
waarin de beroemde Broadwood-concerten worden gegeven. Wat de lengte
der programma's betreft, daarin spannen zeker de Ballad-concerts,
van de heeren Chappell en Boosey de kroon; want deze duren soms
vier uren achtereen. Wel is waar schijnen zich zoowel de zangers
als het publiek al dien tijd uitstekend te vermaken; maar men zou
aan de waarheid te kort doen, wanneer men wilde beweren, dat het
muzikale gehalte dezer uitvoeringen evenredig was aan het onschuldig
genoegen, daar gesmaakt. Nog tot 1904 vertoonden in St. James' Hall
the Mohawk Minstrels, opvolgers van Moore and Burgess' negerzangers,
met zwartgemaakte gezichten hunne origineele dansen, begeleid door
gezang. Eene soort van muzikale uiting is er welke het Londensch
publiek steeds met ingenomenheid heeft begroet, nl. de komische
operette, die door Sir Arthur Sullivan, in zijne voor het Savoy Theatre
gecomponeerde stukken tot eene buitengewone hoogte werd opgevoerd.

Wie onder de inwoners van Londen eene muzikale opleiding wenscht te
ontvangen, behoeft de gelegenheid daartoe niet ver te zoeken. Aan de
drie grootste muziekscholen van Londen, de "Royal Academy of Music",
de "Guildhall School", en de "Royal College", studeeren thans met
elkaar meer dan 4000 leerlingen. De meesten zullen het misschien niet
verder brengen dan tot den nederigen rang van muziekonderwijzer of
onderwijzeres; maar er worden aan deze inrichtingen uitlokkende, en
niet àl te onbereikbare medailles uitgereikt, en zelfs eerste proeven
van jeugdig compositietalent in het publiek uitgevoerd, zoodat het geen
wonder mag heeten, als het meisjeskoor van Royal Academy leerlingen,
met haar witte jurken en gekleurde zijden ceintures altijd goed bezet
is, en onder de leerlingen een opgewekte geest heerscht. Des zomers
geven de leerlingen van de Royal Academy en het Royal College eene
uitvoering van de eene of andere opera in een der groote theaters van
het West-End, waarbij natuurlijk de bewonderende vrienden en verwanten
in elken jeugdigen tenor een aanstaanden De Reszke, en in elke lieve
sopraan eene toekomstige Melba zien.

De "upper ten" kunnen in den season ook nog genieten van de
State Concerts in Buckingham Palace, waar de grootste artisten uit
Covent Garden zich laten hooren voor de Koninklijke familie, en van
verschillende uitvoeringen ten huize van hun rijke vrienden, die
gaarne ter wille van hun gasten eene of andere beroemde prima-donna
200 pond sterling betalen voor het zingen van een paar liederen,
of zelfs het dubbele van die som offeren voor het onvergelijkelijke
genot van Paderewski te mogen hooren in besloten kring.

Al brengen de Londenaars niet zoo geregeld hun zomeravonden in de
buitenlucht door, als de bevolking der andere groote steden van Europa,
toch genieten op echt warme zomersche avonden in Hyde Park duizenden
gearmde paartjes van de muziek van een of ander Guards' Regiment,
terwijl in andere parken de uitstekend geschoolde muziekkorpsen
van de County Council gratis uitvoeringen geven. Op straat halen de
ongelukkige "German bands", bij wie het publiek den wil meest voor de
daad moet nemen, toch altijd nog hun pennies op, en het piano-orgel
moge al sommigen onzer tot wanhoop drijven, het is en blijft de "Pop"
van den armsten Londenaar.

Op Zaterdagavond gevoelen zich dikwijls de bewoners van het East-end
of de "Surrey Side" gedrongen, in meer luide dan welluidende tonen hun
aangeboren muzikalen zin te uiten. Rijen van mannen en jongens nemen de
geheele breedte der straat in beslag, en trekken al zingende verder,
de een gewapend met een mondharmonika; de ander met een stuk hout,
waarmee hij op een leege, blikken trommel slaat; allen vergenoegd
en tevreden, vooral wanneer een koor van schrille meisjesstemmen
luidkeels invalt bij hunne muziek. Het wordt intusschen steeds later
en een paar schreden verder, op den hoek eener straat, jaagt een
knecht uit de herberg het laatste troepje straatmuzikanten uiteen,
dat eerst met klokslag twaalf hun versleten instrumenten laat rusten,
om er des morgens al vroeg weder op uit te trekken.

Schrille contrasten zijn in Londen aan de orde van den dag, en aan
de scherpe tegenstelling tusschen de diepste armoede en de meest
verkwistende weelde wordt men er bij elken stap herinnerd. Meer dan
ooit is dit het geval, wanneer de koninklijke familie in Londen
verblijf houdt, of vreemde vorsten als gasten in de Metropolis
ontvangt. Verbazende sommen worden dan verdiend door de winkels
tusschen Oxford Street en Pall Mall gelegen; want daar de Londensche
juweliers, kunsthandelaars, lederfabrikanten en kleermakers allen in
het buitenland hoog worden geroemd, maken zij bij zulk eene gelegenheid
de beste zaken.

Zoo brengen ook die openbare plechtigheden, waaraan hunne Koninklijke
Hoogheden zich verwaardigen deel te nemen, en de optochten, waarin
zij eene plaats bekleeden, den bewoners der buurten, waar de stoet
zich vertoonen zal, ongeloofelijke winsten aan. Geen wonder, dat
de bevolking van Londen met blijdschap de tijding begroette, dat
Koning Edward en Koningin Alexandra voornemens waren veel meer in
de hoofdstad te vertoeven, dan Koningin Victoria tijdens haar leven
had gedaan. Koning Edward is dan ook in Londen geboren, evenals
zijn zoon, de troonopvolger. Van het leven, dat de Koninklijke
familie leidt gedurende hun verblijf in de hoofdstad, en hunne
dagelijksche bezigheden, buiten de onvermijdelijke plichten, die hun
hooge waardigheid medebrengt, is het publiek weinig bekend, hoewel de
inrichting der koninklijke paleizen, Marlborough House en Buckingham
Palace, meermalen werd beschreven.

De meeste menschen weten wel, dat Koningin Victoria het grootste
gedeelte van den dag in de buitenlucht placht door te brengen;
maar ook Koning Edward en zijne gemalin scheppen veel behagen in
het buitenleven, en in het fraaie châlet in het Park van Buckingham
Palace, dat onlangs geheel nieuw is ingericht, brengen zij een groot
deel van hun tijd door. Buckingham Palace is prachtig gelegen voor
garden-party's en roeitochten, en de post van "King's Watermen"
is thans geen sinecure meer.

Een groot gedeelte van den dag wijden de leden der Koninklijke
familie aan hun correspondentie. Al de kinderen van Koningin Victoria
waren gewend, haar dagelijks berichten te zenden, en ook Koningin
Alexandra schrijft veel aan haar familie, terwijl hare kinderen
haar gedurende hunne afwezigheid geregeld op de hoogte houden van
hun wedervaren. Zoowel de Koningin als de Koning hebben hun eigen
secretarissen; maar natuurlijk blijven altijd brieven over, die
slechts door hen zelf kunnen gelezen en beantwoord worden. Koning
Edward wijdt elken morgen twee volle uren aan die taak. Hij gebruikt
voor die private correspondentie nog altoos denzelfden ouderwetschen,
staanden lessenaar, die zijn vader hem veertig jaren geleden heeft
nagelaten. Het slot wordt geopend met een klein gouden sleuteltje,
dat de Koning altoos bij zich draagt.

Koningin Victoria was gewend, met groote strengheid zekere regels
van étiquette te handhaven, waaraan de leden van haar gezin zich
bij bezoeken aan Londen hadden te onderwerpen. Tot nog toe wordt
daarvan ook thans niet afgeweken. Zoo mag bijv. geene prinses van
den bloede, hoe jong ook, haar lunch of diner gebruiken in eene
restauratie, waar het publiek toegang heeft. Dit verbod noodzaakt de
leden der Koninklijke familie, als zij eens voor een enkelen dag in
de stad komen, de gastvrijheid hunner vrienden of verwanten in te
roepen. Zulk een verzoek wordt door hem, die het ontvangt, als een
gebod beschouwd. Wanneer de Koning of de Koningin voornemens zijn, een
bezoek af te leggen, wordt hiervan tijdig bericht gezonden, zoodat de
aanwezigheid van andere bezoekers in ieder geval kan worden vermeden.

Wie in de termen valt, om den Koning eene uitnoodiging te zenden voor
een lunch of een diner, kan niet eenvoudig rechtstreeks dien wensch aan
Zijne Majesteit te kennen geven. De uitnoodiging geschiedt door een
tusschenpersoon, een der hovelingen, en als de Koning haar aanneemt,
wordt hem eene lijst voorgelegd van de overige genoodigden, waarin
Z.M. soms veranderingen aanbrengt. Ook bij zijne intieme vrienden aan
huis wordt de Koning door zijn eigen personeel bediend, evenals toen
hij nog Prins van Wales was.

Van vertooning houdt de Koninklijke familie in het geheel niet,
en wat den eenvoud en de strikte orde aangaat, die heerscht in de
Koninklijke huishouding, mochten vele hunner onderdanen wel aan hen
een voorbeeld nemen. De Koninklijke keuken is geheel en al toevertrouwd
aan de zorgen van één chef. En elk onderdeel van het menu, 't zij het
er een is voor 10 of 100 personen, wordt in het Paleis zelf gereed
gemaakt. Nooit wordt hulp van buitenaf ingeroepen. Niemand anders dan
de Prins van Wales in eigen persoon was het, die gedurende de laatste
dertig jaren een geheelen omkeer heeft te weeg gebracht in wat men
"de londensche wijze van dineeren" zou kunnen noemen. De Koning en de
Koningin hadden beiden een afkeer van de lange, vermoeiende gastmalen,
die in Koningin Victoria's dagen in zwang waren, en zij brachten
hierin de gewenschte verandering, door vast te stellen dat geen diner
ten hunnen huize langer dan een uur mocht duren. Hun voorbeeld vond
natuurlijk overal navolging.

Op mooie voorjaars- en zomermiddagen heeft Londen dikwijls gelegenheid
hare Majesteit te aanschouwen en te begroeten, als zij, vergezeld
van hare dochter, haar rijtoer doet. Het is altoos een merkwaardig
schouwspel, die plotselinge stilstand van het verkeer, als het
Koninklijk rijtuig zich vertoont, al die opgelichte hoofddeksels en
diep buigende hoofden, en de belangstellende gezichten der omstanders,
wanneer hun geliefde Koningin zich aan hun blik vertoont.

Als de Koningin echter eene tentoonstelling bezoekt, naar de kerk
rijdt, of haar bloedverwanten gaat opzoeken, onderscheidt haar
eenvoudig rijtuig zich door geen bijzonder kenteeken van andere
équipages.

Hoezeer de Koning ook sedert zijne troonsbeklimming met bezigheden
moge zijn overladen, toch vindt hij altoos gelegenheid, wanneer hij in
Londen vertoeft, alles te zien en te hooren, wat er merkwaardigs bij
te wonen valt. Is er eenig kunstwerk van beteekenis tentoongesteld,
dan worden hunne Majesteiten daarvan aanstonds verwittigd; en als
hooggeplaatste Indische ambtenaren, of beroemde ontdekkingsreizigers de
stad bezoeken, worden zij somtijds geheel onverwacht op Marlborough
House ontboden, waar zij gewoonlijk bemerken, dat de Koning niet
alleen van hun werk goed op de hoogte is, maar ook zeer goed thuis
is in die verre streken, welke het terrein zijn van hun onderzoek.

Als Prins en Prinses van Wales woonden hunne Majesteiten dikwijls de
huwelijksvoltrekking bij van oude vrienden, of edellieden van hoogen
rang. Thans laten zij zich bij zulke gelegenheden vertegenwoordigen
door hun kinderen en familieleden. Zij besteden jaarlijks eene groote
som aan huwelijksgeschenken, die met veel zorg worden gekozen en
altijd van een paar vriendelijke woorden vergezeld gaan.

De Koning heeft zich tot regel gesteld, nooit eene particuliere
begrafenis bij te wonen, en slechts eenmaal is hij van dien regel
afgeweken, toen hij zijn en zijner moeder trouwen vriend en dienaar
Kolonel Oliver Montagu de laatste eer bewees. Doopplechtigheden wonen
de Koning en de Koningin ook nu nog gaarne bij. Zij zijn peetvader
en petemoei van zeer vele kleintjes uit de londensche groote wereld,
en wanneer deze door hunne Majesteiten in eigen persoon worden ten
doop gehouden, heeft de plechtigheid meestal plaats in de Koninklijke
kapel van het St. James' Palace.

Een der minst aangename verplichtingen, welke op hooggeplaatste
personen rusten, is wel die, van zich te onderwerpen aan het
voortdurend gephotographeerd worden. Vooral sedert het de mode geworden
is, in de geïllustreerde bladen afbeeldingen te geven van vorstelijke
personen in hun eigen omgeving, laat men hun bijna geen rust. Koningin
Victoria was er altijd op gesteld, in haar eigen vertrekken te worden
gephotographeerd, maar Koning Edward en Koningin Alexandra hebben
zich in dit opzicht altijd uiterst welwillend getoond.

Zondag is eigenlijk de eenige rustdag voor de Koninklijke familie in
Londen. Hunne Majesteiten gaan altijd eens, soms tweemaal per dag ter
kerk, en ofschoon zij natuurlijk in den regel den dienst bijwonen
in de Koninklijke kapel van St. James', gebeurt het toch ook wel,
dat zij andere kerken bezoeken. Een tijd lang verscheen Koningin
Alexandra geregeld bij den middagdienst in All Saints', Margaret
Street, en toen hare kinderen nog klein waren, nam zij ze meestal mede
naar de St. Andrew's kerk, in Wells Street, om zich van daar naar het
kinderhospitaal in Great Ormond Street te begeven, waar hare kleinen
dan bloemen en speelgoed uitdeelden onder de patiëntjes. Als de leden
der Koninklijke familie eene londensche kerk bezoeken, doen zij dit
strikt incognito, en willen volstrekt niet, dat de predikant of de
gemeente blijk zal geven, hunne aanwezigheid te hebben opgemerkt.

Op Zondag worden alleen familieleden aan den koninklijken disch
genoodigd, en dikwijls doet Koning Edward in den namiddag een
motortochtje, om zijne verwanten te bezoeken, die wonen op eenigen
afstand van de stad.

Prinses Louise, 's Konings dochter en haar echtgenoot, de Duke of
Argyll, bewonen een zeer fraai gedeelte van Kensington Palace, en de
prinses, die eenvoudig van aard is, en niet gaarne de aandacht trekt
van het publiek, wandelt dikwijls als eene gewone stervelinge in de
winkelstraten van Kensington, waar menig winkelier haar argeloos te
woord staat, zonder te vermoeden dat hij de eer geniet eene prinses
onder zijne klanten te tellen!

's Konings oudste dochter en haar echtgenoot, de hertog en hertogin
van Fife, hebben zich ook met eene bescheiden rol tevreden gesteld
in het woelige londensche leven, en bewonen een weinig opvallend huis
in Portman Square.

Zij mogen zich waarlijk wel gelukkig achten, daar zij de genoegens
van hun hoogen rang kunnen smaken, zonder door de lasten, die deze
medebrengt, te worden gekweld, en het is geen wonder, als zij somtijds
worden benijd om die meerdere vrijheid door hunne hooggeplaatste
verwanten, wien waarlijk geene gemakkelijke taak op de schouders
is gelegd.



AANTEEKENINGEN


[1] Ontleend aan _Living London_, edited bij Georg R. Sims. Cassell
and Co., Londen.

[2] Uit "_Living London_", edited bij _George R. Sims_. Cassell and
Co Limited. London, Berlin, Paris, New York, Melbourne.





*** End of this LibraryBlog Digital Book "Het hedendaagsche Londen - De Aarde en haar Volken, 1907" ***

Copyright 2023 LibraryBlog. All rights reserved.



Home