Home
  By Author [ A  B  C  D  E  F  G  H  I  J  K  L  M  N  O  P  Q  R  S  T  U  V  W  X  Y  Z |  Other Symbols ]
  By Title [ A  B  C  D  E  F  G  H  I  J  K  L  M  N  O  P  Q  R  S  T  U  V  W  X  Y  Z |  Other Symbols ]
  By Language
all Classics books content using ISYS

Download this book: [ ASCII | HTML | PDF ]

Look for this book on Amazon


We have new books nearly every day.
If you would like a news letter once a week or once a month
fill out this form and we will give you a summary of the books for that week or month by email.

Title: Kijkjes in het land van keizer Frans Jozef - De Aarde en haar Volken, 1908
Author: Uildriks, Frederike J. van, 1854-1919
Language: Dutch
As this book started as an ASCII text book there are no pictures available.


*** Start of this LibraryBlog Digital Book "Kijkjes in het land van keizer Frans Jozef - De Aarde en haar Volken, 1908" ***


Kijkjes in het land van keizer Frans Jozef.

Door Frederike J. van Uildriks.


Oostenrijks hoofdstad is een der mooiste parelen aan Europa's
stedenkroon, en zoowel om de kunstschatten, die het herbergt, de
pracht van zijn gebouwen en parken, den aard van zijn bewoners, als
om de heerlijke omgeving op niet te verren afstand, blijft Weenen
een veelgeliefd doel voor de reizende wereld.

Ook in ons land denkt men al spoedig aan Oostenrijk en dus daarmee
tevens aan Weenen, als men zich voorbereidt tot een degelijke groote
reis, hetzij die ontspannings- en gezondheidsreis is, of dienen moet om
een extra'tje op de aangenaamste wijze klein te krijgen, of eenvoudig
een geregeld terugkeerende zomertournee is. En het is eigenaardig,
hoeveel dat land aanbiedt uit het oogpunt van landschappelijk schoon
en in hoe groote verscheidenheid het dat presenteert.

Het uitgestrekte keizerrijk in het hart van Europa draagt als het ware
velerlei stempels, gelijkend op die der aangrenzende landen, zoodat
er iedereen zijn smaak bevredigen kan. Wat het landschap aangaat,
bijna nergens zal men zooveel afwisseling kunnen aantreffen. Van
den noordrand der donkere en dreigende Karpathen tot den met villa's
omzoomden oever van het Gardameer, van Rübezahl's door sagen gewijd
vaderland in het Reuzengebergte tot het eeuwige ijs van de tiroolsche
Hoogalpen, en verder dan naar de subtropische kust van Dalmatië aan
de schoonste zee der wereld, breidt zich uit een dicht bevolkt land
van hooge beschaving met als hoofdstad een der voornaamste steden
der wereld.

Even verscheiden nu als taal en zeden en dracht van de onder de kroon
van het huis Habsburg vereenigde volkeren en stammen, is ook het land,
dat in een roemrijk verleden de rol heeft vervuld van een ijzeren
bolwerk der westersche beschaving tegen het verwoestende fanatisme
van het Oosten. Weenen, de schitterende, heeft de laatste aanvallen
van de aanstormende horden getrotseerd en de macht van het steeds
opnieuw dreigende spook voor goed gefnuikt.

En waarheen men ziet, aan de Donau en op de hemelhooge rotszuilen der
Dolomieten, in Weenen en in de woeste eenzaamheid van het Karstplateau,
overal verrijzen oude kasteelen en burchten en leggen getuigenis af
van den verbitterden strijd, die er vroeger is gevoerd. De Romeinen
hadden over geheel Noricum tot het kasteel Vindobona, waar nu Weenen
ligt, en het grootere Carnuntum, hun garnizoenen, en hebben overal
talrijke, zorgvuldig in stand gehouden herinneringen aan hun beschaving
achtergelaten; over Weenen liep de weg, door de kruisvaarders gegaan,
en waarheen men ziet, telkens treft men nog sporen uit het verleden,
toen de dertigjarige oorlog en de napoleontische oorlogen woedden.

Tegenwoordig houdt Oostenrijk gelijken tred met de eerste cultuurlanden
van Europa, en de vreemdeling wordt er ontvangen op een wijze, die hem
het reizen tot een genot maakt, vooral door de groote zorg, die aan
de verkeersmiddelen is besteed. De sneltreinen sluiten bij het net
van het wereldverkeer uitstekend aan en voeren gemakkelijk en vlug
in het binnenland, terwijl in de steden en op de beroemde punten,
waar het natuurschoon velen heen doet gaan, uitstekende hotels de
stroomen van gasten ontvangen.

De vroolijke keizerstad Weenen heeft een deel van haar
aantrekkelijkheid te danken aan de opruiming  van haar wallen, die
in het midden van de vorige eeuw werden geslecht. Een paar tientallen
van jaren is men aan die slooping bezig geweest, en op de plaats van
muren en grachten en versterkingen zijn onder de welhaast zestigjarige
regeering van keizer Frans Jozef I de prachtige gebouwen ontstaan,
die aan de Ringstraat de paleizenreeks vormen, waar de stad nu roem
op draagt.

Maar ook de Middeleeuwen hebben menig oud gebouw overgelaten; daar
hebt ge de Stefanuskerk, tweehonderd jaren voor de ontdekking van
Amerika gebouwd, een getuige van al de bloedige gevechten, die er voor
de poorten der stad hebben plaats gehad. Haar toren van 138 meter,
het uit de verte zichtbare teeken van Weenen, steekt hoog boven
de geweldige huizenzee uit en blikt neer in de vele nauwe straten,
waar nog zooveel antieke huizen en huisjes te vinden zijn, al slaat
het uur van slooping ook telkens voor andere groepen, die bij de
wedergeboorte der stad voor het nieuwe plaats moeten maken.

Op het plein vóór den Stefanusdom, waaronder men de catacomben vindt,
de graven uit de eerste christentijden van Weenen, in vele verdiepingen
opgestapeld, komen de drukke en levendige straten te zamen, en daar
ontwikkelt zich des avonds het levendige straatleven van een groote
stad (een stad, die nu 1 700 000 inwoners telt) en vloeit van daar
over naar de breede Ringstrasse, die om de binnenstad loopt, van
het Noorden over het Westen naar het Zuiden, als een wijde boog van
prachtige gebouwen.

Vooral in het Noordwesten van den "Ring" volgt het eene prachtgebouw op
het andere; daar heeft men de Votivkerk, de nieuwe universiteit en het
Raadhuis, en er tegenover den prachtigen Hofburgschouwburg. Veel verder
trekt het operagebouw de aandacht tusschen de reeks mooie particuliere
huizen, die zich voortzet tot aan het Schwarzenbergplein. Door
de zijstraten rechts krijgt men telkens den hoogen koepel van de
Karlskirche te zien. Franzensring, Schottenring, Franz Jozefskade
sluiten dan den ring om de binnenstad, waar pleinen en parken volkomen
beantwoorden aan grootsteedsche eischen.

Twintig districten van jongeren datum omgeven de eigenlijke City;
Mariahilf heeft van die alle de langste en drukste straat; verder
westelijk ligt het keizerlijke lustslot Schönbrunn met den Dierentuin
en het wondervolle park, waar Hietzing zich bij aansluit, de rijkste
villavoorstad van Weenen. In het Oosten ligt in het verlengde van
de mooie Praterstraat de groote Prater, het beroemde natuurpark aan
de Donau, uitspanningsplaats en lustoord voor de geheele bevolking
van Weenen.

Zeven spoorwegen ontmoeten elkaar in de stad en kunnen de menschen naar
de mooiste punten der omgeving brengen. Uit het dichtste gewoel der
reuzenstad komt men in 2 1/2 uur op den Semmering, waar het trouwens
op drukke Zondagen al niet minder vol is dan in het levendigste deel
der stad; maar het hooggebergte heeft men daar dan toch in de buurt,
waar nog de gemzen in vrijheid rondspringen. Al niet veel langer
behoeft men te sporen om op den Schneeberg te komen, ja nog veel
dichter bij de stad is een hoog punt, de historische Kahlenberg,
die zijn eigen bergspoor bezit.

Weinig steden in Europa worden zoo algemeen geprezen en verdienen
zoozeer den lof, dien het reizend publiek eraan brengt als de stad
aan de schoone blauwe Donau.

Aan de hoofdlijn van Weenen naar het Westen, die zoo liefelijk door
de vlakte kronkelt, langs aardige dorpen als Melk met het groote,
hooggelegen Benedictijnerklooster, en langs Linz, waar men op de
hoogte van den nabijgelegen Pöstlingberg al zulk een indrukwekkend
Alpenpanorama kan genieten, ofschoon de bergen nog ver zijn, ligt
Salzburg, de vreemdelingenstad, waar soms het aantal bezoekers dat
der inwoners overtreft.

De roem van Salzburg is al oud; Wilhelm von Humboldt was er verrukt van
en noemde Salzburg een van de mooiste steden der wereld. Als centrum
voor toeristen heeft de stad vooral haar gezochtheid te danken aan de
nabijheid van het Salzkammergut, ten oosten en zuidoosten, en aan het
heerlijke bergland ten zuiden en zuidwesten, waar de Salzach doorheen
kronkelt. Aan haar bovenloop vormt die rivier den schuimenden Krimmler
waterval en daar, bij het dorp Krimml, verheft zich de Reichenspitze;
dan hooger op is er weer zulk een treffend natuurverschijnsel,
dat de macht en de kracht van het bruisend water vertoont in den
Liechtensteinklamm, en als tegenstelling tot die engte laat het
plaatje van het Stoderdal met zijn Spitzmauer een landschap zien,
waar voor het bosch alle ruimte is gelaten. Dat Stoderdal is een der
mooiste dalen van de noordelijke Alpen ten oosten van Salzburg.

De stad zelf is interessant en oud; kerken en musea vragen er de
aandacht; maar er zijn bezoekers, die deze in den steek laten voor het
eenvoudige huis in de Getreidegasse, waar Mozart werd geboren. Die
Korenstraat is de oudste winkelstraat van Salzburg; de hooge huizen
hebben er merkwaardige uithangborden van ijzer; de binnenpleinen der
huizen hebben iets italiaansch met hun booggalerijen boven elkaar. In
een dier handelshuizen, Nr. 9, om het heel precies te zeggen,
vindt men het heilige, een inscriptie met groote, vergulde letters:
"Mozart's Geburtshaus".

Gaan wij de trap op van den kruidenier met het uithangbord Zum Mozart,
zonder ons te laten tegenhouden door petroleumvaten; en laat ons
bellen bij de deur van de derde verdieping. Wij treden in een laag
en donker achterkamertje. In een donkeren hoek duidt een borstbeeld
de plaats aan, waar de wieg gestaan heeft van den grooten musicus,
die in 1756 werd geboren. In de bescheiden kamer vloeit het licht, dat
nog in de herinnering afstraalt van de glorie des grooten meesters. Men
ontbloot het hoofd, loopt zachtjes en kijkt met eerbied naar de piano
met de geel geworden toetsen. Men ziet er het portret van den kleinen
wonderknaap van zes jaar, den kleinen Wolfgang en zijn zusje Nanerl
van elf.

De voorkamer, vroeger salon van de familie Mozart, is vol
van autografen, herinneringsstukken, eerbewijzen aan het genie
enz. Het Mozartalbum bevat de composities, gedichten en portretten,
die aan den meester werden opgedragen door souvereinen of door
invloedrijke personen van alle standen, staatslieden, geleerden,
letterkundigen, kunstenaars. Bescheidener reizigers hebben met
hun handteekening een gansche bibliotheek van registers gevuld. Het
vreemdelingenboek, dat gewoonlijk zoo banaal is, heeft hier een ander
karakter gekregen; men schrijft er eerbiedig zijn naam in, als in
een sterfhuis. Noord-Amerikanen nemen in grooten getale aan dezen
pelgrimstocht deel, en men ziet hun groote, fiere letters U. S. A. op
alle pagina's van het register.

Van Salzburg worden de toeristen al spoedig weggelokt naar het
mooie en terecht veelbewonderde Salzkammergut, dat tot de schoonste
gedeelten van de noordelijke Kalkalpen behoort en ook door gelukkige
Nederlanders op vacantiereizen zoo trouw wordt bezocht. Als men een
lijn wou trekken, die dat wondermooie plekje met zijn hooge bergen,
bekoorlijke meren en prachtige dalen begrensde, zou die moeten loopen
van Gmunden in het Noorden, gelegen tusschen Linz en Salzburg aan
de Traun, naar het gebied rondom Aussee in het Zuidoosten en naar
Mondsee even ten noordoosten van Salzburg.

Gmunden aan het Traunmeer is een badplaats van beteekenis, in
enkele uren van Weenen per spoor te bereiken, en als men dan de Traun
stroomop volgt, ontmoet men Ischl, de door vorstelijke personen zoozeer
bevoorrechte badplaats. Zij ligt op het kruispunt van de beide dalen
van het Salzkammergut; het Traundal gaat van daar zuidwaarts naar
den voet van den grootschen Dachstein, en naar het Westen voert het
Salzadal naar Salzburg.

Wat een heerlijke meren is het Salzkammergut rijk, en hoezeer is
er door stoombootverkeer voor het gerief en gemak, en vooral voor
het natuurgenot van de reizigers gezorgd! Op het verrukkelijke
Wolfgangmeer, het groote Attermeer, op Mondsee en Traunsee en
Grundlsee, overal doen reeds stoombooten geregeld dienst. Wonderlijk
mooi ligt ook de Hallstättersee tusschen de hooge voorbergen van
den Dachstein, waar de interessante zoutstad Hallstatt aan ligt,
met de schilderachtige huisjes en de beide kerken, die alle als aan
den bergwand schijnen te kleven.

Ten oosten van den Dachstein verrijst de witglanzende Grimming,
een berg, dien men lang voor den hoogsten van Stiermarken heeft
gehouden. De Alpen bij Hallstatt sluiten nog als een kostbare parel
het Gosaumeer in, verwonderlijk schoon gelegen tusschen de grillig
gevormde Dolomietbergen en, met den Dachstein op den achtergrond,
een onvergetelijk tooneel vormend.

Voor een reis in Tirol is en blijft Innsbruck een altijd weer te
loven en te prijzen centrum; het klinkt haast als een banaliteit nog
te zeggen, dat het schilderachtig is gelegen, waar die uitdrukking
zoo dikwijls in den mond en in de pen wordt genomen voor plaatsen,
die niet in de verste verte met Innsbruck kunnen wedijveren. Midden
in het hooggebergte ligt het, en de bergreuzen van 2000 meter kijken
in de straten der stad neer.

Innsbruck is nog eens echt een stad voor toeristen. Ze strijken er neer
van allerlei soort, de verwende stedeling, die de Alpen het liefst
maar van beneden beziet en de tegen alle weder geharde bergklimmer,
die boven lang heeft geteerd op den karigen kost van de sennhutten
en die nu wel weer eens ter afwisseling de welbehagelijkheid wil
voelen van een wel verzorgden disch, waaraan uiterlijk en naar het
substantiëele dat er wordt geboden, niets ontbreekt. Aan kunstgenot
kan men in dat tiroolsche middenpunt ook zijn hart ophalen, zoowel
als aan de historische herinneringen der oude gebouwen.

In de eerste helft der 13de eeuw treedt Innsbruck reeds als stad op
en werd door hertog Otto I van versterkte wallen voorzien, terwijl
hertog Otto II aan de plaats in 1239 door een privilege stedelijke
rechten schonk.

Van dien tijd af verheugde Innsbruck zich voortdurend in de gunst
der landsvorsten, tot eindelijk hertog Frederik er zijn residentie
vestigde, waarna ook zijn zoon hertog Sigismund te Innsbruck zijn
hofhouding hield. Onder keizer Maximiliaan bereikte de stad, die in
1490 van hem nieuwe privileges kreeg en tot hoofdstad van het land
verheven werd, een hoogen trap van bloei.

Er kwamen onvergankelijke kunstwerken binnen hare muren tot
stand. Zelfs zware schade, door branden, aardbevingen en pestepidemieën
kon de stad niet tegenhouden bij haar snelle opkomst, die in de 18de
eeuw onder de regeeringen van keizer Karel VI, Maria Theresia en
Jozef II nog eens een schitterend hoogtepunt bereikte.

De gebeurtenissen van het jaar 1809 verbreidden Innsbruck's naam met
dien van Andreas Hofer door de gansche beschaafde wereld; maar snel
herstelde zich de stad van de ellende der napoleontische oorlogen,
en zij heeft in de tweede helft der 19de eeuw de schitterendste
periode van haar ontwikkeling doorgemaakt. De met elk jaar toenemende
omvang der stad en het daarmee gelijken tred houdend aantal inwoners,
het groote aantal nieuw gebouwde openbare inrichtingen en het steeds
zich uitbreidend net van moderne middelen van verkeer getuigen van
dien bloei. Thans ligt het eenmaal zoo bescheiden vlek als centraal
punt in het spoorwegverkeer, van waar de groote lijnen uitgaan naar
het Oosten en het Westen en het Zuiden.

De drukste verkeersader der stad is de Maria-Theresiastraat, waar
men een prachtig gezicht heeft op de bergreuzen ten noorden van
Innsbruck, oprijzend als uit de stad zelve. De straat komt in het
Noorden uit in de Herzog-Friedrichsstraat, sluit aan den zuidkant
bij de Wiltener wijk aan en is daar door den triomfboog afgesloten,
een trotsch gedenkteeken, opgericht in 1765 door de bewoners van de
stad ter herinnering aan de aankomst van keizerin Maria Theresia en
haar gemaal Frans I.

De Herzog-Friedrichsstraat behoort tot Innsbruck's oudste wijk. De
stedelijke torens en het glinsterende huis, "Das goldene Dachl",
wekken herinneringen aan het verleden. Van het mooie, met schilder-
en beeldhouwwerk versierde balkon van het huis zagen eenmaal vrouwen
neer op in tournooien strijdende ridders. De uitbouw met vergulde
dakpannen werd door Maximiliaan I aangebracht. De overdekte gewelven
en de aangrenzende straten, Hofstraat, Reuzenstraat en Stolstraat
vertegenwoordigen het oude Innsbruck. Vooral de Hofstraat ziet er
nog echt middeleeuwsch uit.

Als kunstinstituut staat in de stad de Franciskaner of Hofkerk
bovenaan. Ferdinand I begon den bouw in 1554 en voltooide hem tien
jaar later. Het inwendige van de hofkerk is tot een museum van echte
kunstschatten geworden; beroemd zijn de ijzeren beelden, waaronder
dat van koning Arthur.

Maar de natuur is toch eigenlijk de sterke trekpleister naar de
omgeving van Innsbruck. De lokaal-trein,  die ook de Innsbruckers zelf,
zoo goed als de stroomen toeristen in de bergen brengt, rijdt van Hall
over Innsbruck naar Igls ten zuiden der stad, het liefelijke Igls,
waar onze koningin ook een paar keeren eenige weken heeft vertoefd. Dan
voert de spoorweg naar het Stubaidal en in de gletscherwereld. Maar
in alle dorpen van het middelgebergte bij Innsbruck zorgen aardige
oude herbergen en ten deele ook reeds zeer moderne hotels voor de
versterking van des reizigers inwendigen mensch. Men voelt zich in
hooge mate behagelijk in de oude gelagkamers, waar het crucifix hangt
met het kleine huisaltaar eronder, met gemaakte bloemen en tinnen of
bont gekleurde kandelaars erop, terwijl aan de deuren vrome prenten
hangen, en bloemen in potten de diepe vensterbanken versieren. De
scheiding tusschen de boeren en de heeren is in die dorpsherbergen
streng in acht genomen. Wie het volksleven wil leeren kennen, treedt
niet binnen in de heerenkamer, maar in het boerenvertrek met de groote,
groene kachel. Al is de grond er niet altijd volkomen schoon en de
lucht zoo dik van tabaksrook, dat ze wel te snijden is, dat heeft men
er wel voor over, om vroolijke liedjes en geestige zetten te hooren.

Het tiroler volk is niet gedrukt geworden door de overmacht van de
bergreuzen om hen heen. En toch, wat zijn de menschenwoningen nietig
en klein bij wat daar oprijst aan rotsen en bergen! Denk eens aan den
Ortler! Suldenthal en Trafoithal heeten de beide dalketels, die links
en rechts van den geweldige liggen, beide grootsch en indrukwekkend en
toch gezellig gemaakt door uitstekende hotels. Tegenover den Ortler
stijgt de weg in scherpe krommingen tegen het Stilfserjoch omhoog,
den hoogsten Alpenpas van Europa.

Zoo'n weg is een triomf, maar hoeveel meer is dat de Arlbergspoorweg,
die bij Landeck hooger de Inn op begint! Over rivieren en steile bergen
en afgronden heeft hier de mensch den ijzeren weg gelegd, om na een
langen, langen tunnel door den Arlberg in het kalme, liefelijke land te
komen, rondom het vorstendommetje Liechtenstein, door een stuk Rijndal
naar Bregenz te stoomen, en daar het heerlijke gezicht te genieten op
het meer van Constanz of het Bodenmeer, dat den Rijn in zich opneemt,
om hem gezuiverd en gekalmeerd weer van zich te laten gaan.

Slaan wij nog even, vóór wij afscheid nemen van deze schoone streek,
een blik op enkele punten van het heerlijke tiroolsche land. Als
wachter staat er op de grens van Tirol en Stiermarken de Groszglockner,
een reus in de Oost-Alpen. Daar is men midden in het gebied der Alpen,
en ze doen er zich in al hun grootschheid voor. In die bergwereld
ligt ook het Zellermeer met de bekende bedevaartplaats Zell am See,
en aan den Tauernspoorweg als eindpunt Bad Gastein, de badplaats
van vorsten, zoo als men haar wel zou kunnen noemen. Het is een
betooverend mooi oord, waar de natuur haar woest en grootsch karakter
nog niet heeft verloren ondanks al de weelde, die de menschen er heen
hebben overgebracht. De waterval van wel 150 meter hoogte bruist er
in al dieper sprongen neer tusschen reuzenhotels en badpaviljoens,
die als zwaluwnesten tegen de hellingen van den steilen boschrijken
dalketel kleven.

De spoorlijn, die ten noorden van den Groszglockner door de Pinzgau
loopt, heeft aan zijn noordzijde al spoedig een veel toegankelijker
bergland, het Kaisergebergte of Der wilde Kaiser, de keten van de
noordtiroolsche Kalkalpen tusschen Salzach en de Inn.

De spoorweg, van Weenen komend, bereikt het Inndal bij Kufstein,
en langs Hall en Innsbruck gaat het stroomop te midden van het
prachtige hooggebergte. Bij Oetz komt van het Zuiden het grootste
der zijdalen van de Inn, het Oetzdal, tot aan de rivier, het dal,
dat een welverdienden naam heeft in de tiroolsche Hoogalpen, en
waar de Groote Stuibenwaterval in twee sprongen van 160 M. naar
omlaag bruist. Veel andere Stuiben of Stuifbeken vormen kleinere,
zeer mooie vallen. Waar het dal zich verbreedt, ligt Landeck, en de
spoorlijn zegt daar het dal vaarwel. Het verdere verkeer stroomop
gaat over den rijksweg naar Finstermünz op de grens van Zwitserland.





*** End of this LibraryBlog Digital Book "Kijkjes in het land van keizer Frans Jozef - De Aarde en haar Volken, 1908" ***

Copyright 2023 LibraryBlog. All rights reserved.



Home