Home
  By Author [ A  B  C  D  E  F  G  H  I  J  K  L  M  N  O  P  Q  R  S  T  U  V  W  X  Y  Z |  Other Symbols ]
  By Title [ A  B  C  D  E  F  G  H  I  J  K  L  M  N  O  P  Q  R  S  T  U  V  W  X  Y  Z |  Other Symbols ]
  By Language
all Classics books content using ISYS

Download this book: [ ASCII | HTML | PDF ]

Look for this book on Amazon


We have new books nearly every day.
If you would like a news letter once a week or once a month
fill out this form and we will give you a summary of the books for that week or month by email.

Title: Woordenlijst voor de spelling der Nederlandsche Taal - Met aanwijzing van de geslachten der naamwoorden en de - vervoeging der werkwoorden
Author: Vries, Matthias de, 1820-1892, Winkel, Lamert Allard te, 1809-1868
Language: Dutch
As this book started as an ASCII text book there are no pictures available.


*** Start of this LibraryBlog Digital Book "Woordenlijst voor de spelling der Nederlandsche Taal - Met aanwijzing van de geslachten der naamwoorden en de - vervoeging der werkwoorden" ***


                          Woordenlijst
                      voor de spelling der
                       Nederlandsche taal.



    Typ. van A. W. Sijthoff's Uitg.-Maatschappij te Leiden.



                          Woordenlijst
                      Voor de spelling der
                       Nederlandsche taal,

                              Met
Aanwijzing van de geslachten der naamwoorden en de vervoeging der
                          werkwoorden,

                              Door

                M. de Vries en L. A. te Winkel.

                        Zevende uitgave,

                          Bezorgd door

                         Dr. A. Beets.



                    's-Gravenhage en Leiden,

         Martinus Nijhoff, A. W. Sijthoff's Uitg.-Mij.



VOORBERICHT VOOR DEN EERSTEN DRUK.


De regeling der spelling voor het Nederlandsch Woordenboek, die
onlangs door ons tot stand werd gebracht, heeft bij onze taalgenooten
in Noord en Zuid een gunstiger onthaal gevonden dan wij ooit hadden
durven vermoeden. Terwijl wij aanvankelijk geene andere bedoeling
hadden dan de schrijfwijze vast te stellen, die in het Woordenboek zou
worden gevolgd, is het ons weldra gebleken, dat de herziening onzer
orthographie ook in ruimeren kring haren invloed zou doen gevoelen. De
oude spelling, die in 1804 bij besluit van het Staatsbewind der
Bataafsche Republiek was ingevoerd, en die tot voor weinige jaren,
ondanks de heftige bestrijding door Bilderdijk en zijne volgelingen,
bijna algemeen in gebruik was gebleven, begon bij het jongere geslacht
meer en meer tegenstand te vinden. De gebreken, die haar aankleefden,
werden door den vooruitgang der wetenschap telkens duidelijker in
het licht gesteld. Allen, die zich eenigermate met taalstudie onledig
hadden gehouden, gevoelden zich afkeerig van het voortsukkelen in de
oude sleur, waartegen hunne betere overtuiging op zoo menig punt in
verzet kwam. Maar ook het groote publiek, dat zich weinig om taalkunde
bekommerde en zich van de gebreken der spelling geene rekenschap gaf,
kon toch op den duur geen vrede hebben bij den bestaanden toestand,
omdat de regeling van 1804 slechts een deel der spelquaestiën had
beantwoord, en de lastigste vraagstukken, die telkens te pas kwamen,
onaangeroerd had gelaten, als b. v. het al of niet aaneen schrijven
van woorden en uitdrukkingen, de keuze der verbindingsklanken
tusschen de twee leden eener samenstelling, het gebruik van het
koppelteeken, de scheiding der woorden bij het afbreken, de spelling
der bastaardwoorden, enz. Omtrent al deze punten bleef bij voortduring
onzekerheid bestaan. Ieder moest trachten zich zoo goed mogelijk
te redden; nergens was eenig richtsnoer te vinden. Vandaar een
onophoudelijk weifelen en wankelen, even onaangenaam en hinderlijk
in de practijk, als schadelijk voor den waarachtigen bloei der taal,
wier welbegrepen belang in de eerste plaats eene ordelijke regelmaat
en vastheid van spelling vereischt. Vooral op het onderwijs moest deze
staat van zaken uiterst belemmerend werken; en dat bezwaar was niet
gering, want een goed en degelijk onderricht in de moedertaal wordt
algemeen erkend als de beste steun der nationale beschaving. Geen
wonder, dat men met verlangen uitzag naar eene herziening, die alle
twijfelachtige punten zou omvatten en de eenparigheid op een hechten
grondslag vestigen door het opvolgen van de lessen der taalkunde,
naar de eischen van het standpunt, dat die wetenschap in onze dagen
bereikt heeft.

Onder zulke omstandigheden is het licht te verklaren, dat de pogingen
der Redactie van het Woordenboek in de belangstelling van het publiek
eene krachtige aanmoediging en ondersteuning mochten vinden. Na rijp
overleg met andere beoefenaars onzer taal, na nauwkeurige overweging
van alle zwarigheden en bedenkingen, werd eindelijk de spelling
voor het Woordenboek bepaald. Het was daarbij ons streven, aan den
eenen kant zooveel mogelijk de voorschriften der wetenschap in acht
te nemen, en aan de andere zijde de onloochenbare rechten van het
gevestigde gebruik niet te miskennen. Wij hielden ons overtuigd, dat
eene zoogenaamde radicale herziening, die geheel van theoretische
beginselen uitging en het bestaande niet in rekening bracht,
noodwendig òf volkomen onpractisch en onbruikbaar moest wezen, òf
wel hoogst noodlottig zou werken op de ontwikkeling en beschaving
der taal, die eene gemeenschappelijke bezitting der natie is, en
waarin dus de grammaticus, zelfs waar het alleen den uiterlijken
vorm betreft, slechts met de grootste behoedzaamheid die wijzigingen
mag aanbrengen, die hij gebiedend noodzakelijk acht. De ondervinding
heeft onze handelwijze niet gelogenstraft. Het Koninklijk Besluit,
waarbij de spelling van het Nederlandsch Woordenboek in België
voor het onderwijs in de staatsscholen en voor de stukken, van de
Regeering uitgaande, is vastgesteld; de eenparigheid, waarmede zij
aanstonds door de Vlaamsche schrijvers aangenomen en in de Vlaamsche
dagbladen ingevoerd werd; de bereidwilligheid van zoovelen hier te
lande om de nieuwe spelregels tot de hunne te maken en door hun
voorbeeld aan te bevelen; bovenal de bijzondere belangstelling,
die de zaak bij onze vaderlandsche onderwijzers heeft opgewekt:
dit alles getuigt genoegzaam, dat de door ons gevolgde beginselen
inderdaad niet onpractisch zijn geweest en kans hebben goede vruchten
te dragen. Dat onze spelling ook bestrijders heeft gevonden, is niet
meer dan natuurlijk. Dit is het lot van iedere herziening, welke zaak
zij ook betreft, en het ingewikkelde--ten deele onoplosbare--vraagstuk
der orthographie zal wel altijd aanleiding geven tot verschil van
meeningen en wenschen. Inzonderheid is dit het geval met de spelling
der bastaardwoorden, het onderwerp dat aan sommigen den meesten
aanstoot heeft gegeven, en dan ook uit den aard der zaak zooveel
speelruimte laat aan individueele beschouwingen, dat eenparigheid van
inzicht hier niet kan bestaan. De bestrijding van onze gevoelens was
ons dus evenmin onverwacht als onwelkom. Het onderzoek mag nimmer
afgesloten worden, en aan niemand is het gegeven de waarheid, die
het doel van ons aller streven is, anders dan bij benadering te
bereiken. Het zijn vooral de verdedigers van het volstrekte behoud
en de voorstanders eener algemeene en radicale hervorming, die zich
over onze spelregeling ontevreden of onvoldaan hebben getoond. De
eersten klagen dat wij te ver, de anderen dat wij niet ver genoeg
zijn gegaan. Bij zoo verschillende standpunten was dit voor beiden
wel niet anders mogelijk; maar evenmin mogelijk is en blijft het voor
ons, ook na alles wat over de quaestie in het midden is gebracht,
de grondbeginselen, waarvan zij uitgaan, als de ware te erkennen,
en hetzij van eene "versteende spelling", hetzij van eene algeheele
omkeering van het bestaande, eenig heil voor de taal te verwachten.

Wij hebben ons verplicht geacht--en reeds voor eenige maanden
bereid verklaard--aan het verlangen van hen, die de spelling van
het Woordenboek wenschen aan te nemen, te gemoet te komen door het
leveren van een practisch hulpmiddel, waarbij men zal kunnen te rade
gaan, om in ieder voorkomend geval de toepassing te leeren kennen
van de regelen, in de _Grondbeginselen_ breedvoerig ontvouwd. Aan die
belofte voldoen wij thans door de uitgave van deze Woordenlijst voor
de spelling.

Om werkelijk bruikbaar te zijn voor het doel, waartoe zij bestemd was,
moest deze lijst op breeder schaal aangelegd worden, dan gewoonlijk met
dergelijke werkjes het geval is. Het boekje moest het antwoord bevatten
op alle vragen, die zich, voor zoover de spelling en de geslachten
betreft, bij het schrijven onzer moedertaal kunnen voordoen. Wij
mochten dus de samengestelde woorden niet achterwege laten, want
juist de bepaling der verbindingsletters tusschen de beide leden eener
samenstelling en de vraag, in hoeverre de woorden, die een vereenigd
begrip aanduiden, al dan niet aaneen geschreven behooren te worden,
maakt een voornaam gedeelte van onze spelregeling uit.

Wij hebben ons derhalve in het algemeen tot regel gesteld, alle woorden
op te nemen, samengestelde en afgeleide zoowel als grondwoorden,
met uitzondering alleen van diegene, bij welke iedere aanwijzing
volstrekt overbodig zou wezen. Het getal echter van deze laatste,
die achterwege konden blijven, was niet gering. Het omvatte al die
samenstellingen, wier beide deelen elk afzonderlijk op hunne plaats
voorkomen, terwijl het geheele woord hetzelfde hoofdbegrip uitdrukt als
het laatste lid, en dus ook hetzelfde geslacht behoudt. Woorden als
_burgerrecht_, _huisdeur_, _houthandel_, _korenmolen_, _taalkennis_,
_vuurwerk_ enz. behoefden geene opzettelijke vermelding. Doch
zoodra het eerste lid der samenstelling òf eenige verandering heeft
ondergaan, òf uit den blooten stam van een werkwoord bestaat, die
geen zelfstandig woord uitmaakt, òf wel bij de verbinding met het
tweede lid een tusschenklank vereischt, moet het woord in zijn geheel
worden opgenomen. _Latafel_ en _veerkracht_ mochten niet ontbreken,
omdat _la_ van _lade_ en _veer_ van _veder_ in vorm verschilt. Aan
_leesboek_, _schrijftafel_ enz., kwam eene plaats toe, omdat _lees_
en _schrijf_, de stammen der werkwoorden _lezen_ en _schrijven_,
op zichzelve niet bestaan; aan _handelwijze_, _strijdbijl_ enz.,
omdat zij niet van de znw. _handel_ en _strijd_, maar van de stammen
der werkwoorden _handelen_ en _strijden_ gevormd zijn. _Eikeboom_,
_ossetong_, _hondenhok_, _rattenkruit_, _eierstruif_, _runderpest_,
_manspersoon_, _vaderlandsliefde_ enz., moesten vermeld worden
om de ingevoegde klanken _e_, _en_, _er_, of _s_, tusschen welke
de keuze niet zelden twijfelachtig zijn kan. Evenzoo wanneer het
samengestelde woord een ander hoofdbegrip uitdrukt dan het laatste
lid, of daarvan in geslacht verschilt, al zijn ook de beide leden
in den vorm onveranderd gebleven. Zoo is b. v. een _melkbaard_ geen
_baard_, en een _losbol_ geen _bol_, maar beide zijn benamingen van
personen geworden; een _pijlstaart_ is geen _staart_, maar een vogel;
een _drievoet_ geen _voet_, maar een zetel op drie voeten. Zoo is het
woord _visch_ meestal en _wortel_ altijd mannelijk, maar _panvisch_
en _veenwortel_ zijn vrouwelijk, als collectieve benamingen. Al deze
en dergelijke woorden moesten afzonderlijk worden aangeteekend,
en evenzeer die oneigenlijke samenstelligen, als _hoogeschool_,
_grootvorst_, _nimmermeer_, _overoud_, _voorgoed_, _ternauwernood_
enz., waarbij het noodig was te doen opmerken, dat zij eene eenheid
uitmaken en dus aaneen behooren geschreven te worden.

Ook in het opnemen der meest gebruikelijke bastaardwoorden moesten wij
met eenige ruimte te werk gaan, om de toepassing der beginselen, die
wij in dit deel der spelling hebben aangenomen, in de bijzonderheden
te doen kennen. Men zal daaruit bespeuren, dat wij de rechten der
gastvrijheid milder en onbekrompener opvatten dan sommige sprekers op
het Rotterdamsche Congres hebben gedaan; dat wij de vreemdelingen,
die geen misbruik maken van ons vertrouwen, volgaarne in ons midden
toelaten; hen geheel als burgers erkennen, zoodra zij getoond hebben
dit te begeeren; maar hen ook, in het tegenovergestelde geval,
vrijlaten zich te vertoonen in hunne nationale kleederdracht, die
hun zoo goed staat, in plaats van hun, ongastvrij en onwellevend,
een Nederlandsch gewaad op te dringen, dat niet voor hunne leden
geschapen is.

Een aantal woorden, in deze lijst voorkomende, zal misschien bij
menigeen bevreemding wekken, en zeker aan velen onbekend zijn. Wij
mochten ze echter niet weglaten. Het zijn meerendeels kunstwoorden,
tot het zeewezen of tot verschillende neringen en ambachten betrekking
hebbende, namen van dieren en planten, en dergelijke. Aan die
minbekende uitdrukkingen eene verklaring toe te voegen, scheen
hier overbodig, omdat het boekje niet bestemd is om gelezen,
maar om nageslagen te worden, en niemand een woord zal naslaan,
ten einde zich van de spelling of het geslacht te overtuigen, dan
wanneer hij dat woord en zijne beteekenis reeds kent. Alleen ter
onderscheiding van gelijkluidende woorden, of waar een zelfde woord,
in twee verschillende opvattingen, een verschillend geslacht aanneemt,
of waar, om welke reden ook, eenige misvatting ontstaan kon, was
eene korte aanduiding noodig, om te doen zien welk woord of welke
beteekenis door ons bedoeld werd.

Bij ieder woord is al datgene aangeteekend, wat men behoort te weten
om de spelling ook in de verbogene en afgeleide vormen te kennen:
bij de zelfst. naamwoorden het geslacht, alsmede de meervoudsvorm
en het verkleinwoord, waar die beide gebruikelijk zijn; bij de
bijvoegl. naamwoorden de verbogen vorm, zoo dikwijls daarbij eenige
twijfel bestaan kon, en tevens de trappen van vergelijking, voor
zooverre de beteekenis die toelaat en het gebruik ze erkent; eindelijk
bij de werkwoorden de sterke of zwakke vervoeging, het gebruik van het
hulpwoord _hebben_ of _zijn_, en de aanwijzing, waar dit te pas kwam,
of zij scheidbaar of onscheidbaar worden gebezigd.

In de bepaling van de geslachten der naamwoorden zijn wij meermalen
afgeweken van de opgaven, in vroegere woordenboeken en woordenlijsten
te vinden. Geen onderwerp uit onze spraakkunst heeft misschien tot
zooveel willekeur en verwarring aanleiding gegeven. Het was volstrekt
noodzakelijk hier naar orde en regelmaat te streven, en dáár althans,
waar het geslacht onzeker en door het gebruik niet genoegzaam bepaald
was, zelfstandig eene keuze te doen in overeenstemming met de gezonde
beginselen, die hier behooren te gelden, en die de taal zelve, bij
oplettende waarneming, duidelijk genoeg aanwijst. Ten einde ons te
vrijwaren tegen de verdenking, als hadden wij ons in dit opzicht--op
gelijke wijze als onze voorgangers--aan willekeur schuldig gemaakt,
laten wij hier eene opzettelijke beschouwing volgen over de regeling
der geslachten, waarin wij rekenschap geven van de beginselen, die
ons tot richtsnoer hebben verstrekt.

Aan eene vroegere belofte getrouw, geven wij hier tevens een beknopt
overzicht van de door ons aangenomen spelregels, in zooverre zij van
de tot hiertoe gebruikelijke schrijfwijze afwijken, of de gapingen
in het vroegere stelsel aanvullen. Voor het gemak van den lezer, die
zich aan onze spelling wenscht aan te sluiten, zal zulk eene korte
schets niet ondienstig zijn. Vooral voor het onderwijs in de lagere
en middelbare scholen kan zij haar nut hebben.

Ondanks al de moeite en zorg, door ons aan dit boekje besteed, is
het niet vrij gebleven van leemten en gebreken, niet wel te vermijden
bij den overvloed der behandelde stof, waarbij ook de nauwlettendste
aandacht somtijds te kort schoot. In eene eerste proeve van zulk eene
meer volledige woordenlijst, waarvoor de bouwstof ten deele uit het
hoofd moest aangevuld worden, is het licht te begrijpen, dat een
aantal woorden ontbreken, die volgens ons plan moesten opgenomen
zijn. Wat wij reeds hebben opgeteekend, kan bij een mogelijken
herdruk zijne plaats vinden. Gelukkig zijn er weinig woorden onder,
wier gemis eenige ongelegenheid kan veroorzaken. De enkele, waarbij
dit het geval is, hebben wij aan het slot als aanhangsel medegedeeld,
en daaraan tevens eene opgave toegevoegd van die misstellingen, die ons
in het oog zijn gevallen. Het overige moge men welwillend verschoonen.

Bij een arbeid, die in een betrekkelijk korten tijd moest worden
voltooid, viel er niet aan te denken om den rijken schat der voor
het Woordenboek verzamelde bouwstoffen geregeld na te zien en te
vergelijken. Het is licht mogelijk--en zelfs waarschijnlijk--dat
onze meening omtrent de spelling of het geslacht van enkele woorden
eenige wijziging zal ondergaan, naarmate wij die papieren gaandeweg
onderzoeken. Eens voor al zij daarom aangemerkt, dat wij deze
Woordenlijst geenszins beschouwen als voor ons zelven in ieder
onderdeel verbindend. Waar wij dwalingen ontdekken, zullen wij die
aanstonds herstellen. De uitgave van het Woordenboek, die ons verplicht
elk woord op zijne beurt te wikken en te wegen, zal tevens het beste
middel zijn, om den hier geleverden voorlooper allengs aan te vullen
en te verbeteren.

Wij hebben een aangenamen plicht te vervullen, door erkentelijk het
aandeel te vermelden, dat onze geachte vriend Dr. W. Bisschop in de
samenstelling van dit werkje heeft genomen. Mochten wij hem reeds sinds
lang waardeeren als een wakker medearbeider aan de verzameling der
bouwstoffen voor het Woordenboek, altijd volvaardig om ter bevordering
van de belangen onzer taalkunde de behulpzame hand te bieden, thans
vooral heeft hij ons met de meeste heuschheid en met onvermoeibaren
ijver ter zijde gestaan, en inzonderheid krachtig bijgedragen om onze
Woordenlijst zoo volledig mogelijk te maken. Zonder zijnen bijstand
zou deze arbeid nog vrij wat meer tijd aan het Woordenboek ontroofd
hebben. Wij brengen hem openlijk onzen oprechten dank voor hetgeen
wij aan zijne vriendschappelijke medewerking verschuldigd zijn.

Er blijft ons niets overig dan ons leedwezen te betuigen, dat de
vervaardiging van dit boekje zulk eene stremming in de bewerking
van het Woordenboek heeft veroorzaakt. Een kostbare tijd van
vier maanden is, met al zijne drukte en inspanning, wel niet--zoo
wij hopen--voor de goede zaak verloren gegaan, maar toch voor het
hoofdwerk ongebruikt gebleven. _Ultra posse nemo obligatur_; het is
niet mogelijk twee dingen te gelijk te doen, die beide den geheelen
mensch vorderen. Mogen onze landgenooten, ter wille van het gemak dat
hun deze Woordenlijst aanbiedt, de onvermijdelijke vertraging in de
uitgave van onzen lexicographischen arbeid voor lief nemen. Gelukkig
hebben wij thans alle bijkomende werkzaamheden, die het Woordenboek
noodzakelijk vereischte, voorgoed ten einde gebracht. Van nu af aan
kan onze zorg onverdeeld aan de hoofdzaak gewijd zijn. Wij durven haar
dus in het vervolg een geregelder en vlugger voortgang voorspellen.



D. V. en T. W.

Leiden, 22 November 1865.



VOORBERICHT VOOR DEN TWEEDEN DRUK.


Sedert de eerste uitgave van deze Woordenlijst is de belangstelling van
het publiek in de herziene spelling van het Nederlandsch Woordenboek
bij voortduring toegenomen. Thans wordt die spelling, zoover mij bekend
is, in alle richtingen van middelbaar en lager onderwijs--althans in
de steden--gevolgd, gelijk zij reeds door de groote meerderheid onzer
letterkundige schrijvers en in de meeste dagbladen en tijdschriften is
aangenomen. Dit gunstig onthaal van onze pogingen, die de vestiging
van eene eenparige en op degelijke gronden steunende schrijfwijze
onzer taal ten doel hadden, heeft binnen weinige jaren een herdruk
van dit boekje noodzakelijk gemaakt. Aan de bewerking daarvan mocht
ik mij niet onttrekken, hoe vermoeiend en verdrietig die taak ook
was, nu dubbel zwaar, nu zij op mij alleen rustte, en mij steeds de
weemoedige herinnering voor den geest stond van den onvergetelijken
vriend, met wien ik vroeger zoo broederlijk mocht samenwerken, en
wiens leerrijke omgang mij ook den moeilijksten arbeid tot een waar
genoegen placht te maken.

Het spreekt vanzelf, dat de herdruk van dit werkje eene algeheele
herziening heeft uitgelokt. In de zes jaren, die sedert de uitgave
verliepen, was menige onnauwkeurigheid opgemerkt en inzonderheid
veel aangeteekend wat in de eerste proeve ontbrak. Ik heb daarom
alles met de grootste zorg opnieuw nagegaan en getoetst, een aantal
onjuistheden verbeterd, en in 't geheel ongeveer vijf duizend nieuwe
woorden opgenomen. Om aan het mij medegedeelde verlangen van velen
te voldoen, is inzonderheid aan de bastaardwoorden eene aanzienlijke
uitbreiding gegeven. Zoo heeft onze Woordenlijst door deze tweede
bewerking thans die nauwkeurigheid en die betrekkelijke volledigheid
bereikt, die haar in de practijk zooveel bruikbaarder zullen maken.

Omtrent de veranderingen, die ik, door beter inzicht voorgelicht,
in de spelling van sommige woorden gemaakt heb, zal ik hier niet
in het breede uitweiden. Ten deele hoop ik daarvan rekenschap te
geven in de nieuwe uitgave van de _Grondbeginselen der Nederlandsche
Spelling_, die thans ter perse is, terwijl ik enkele punten, die
een meer opzettelijk betoog behoeven, elders afzonderlijk hoop
te behandelen. Het voornaamste betreft: 1º de verbetering van
_komenij_, _plooten_ en _zelen_ (mv. van _zeel_), in _koomenij_,
_ploten_ en _zeelen_, zooals door de afleiding geeischt wordt; 2º
de terugbrenging van _druisen_, dat op eene misvatting berustte,
tot het oude en betere _druischen_, en daarentegen de verbetering
van _torschen_ in _torsen_, van welk laatste ik de juistheid reeds
heb aangewezen in den _Taalgids_, IX, 175; 3º de verandering van
_jufvrouw_ en _nogtans_ in _juffrouw_ en _nochtans_, welke vormen mij
verreweg de voorkeur schijnen te verdienen; 4º de invoeging der _ch_
in de woorden _aardschgezind_, _hemelschgezind_, _kerkschgezind_
en _wereldschgezind_, waarover reeds in het _Woordenboek_, I, 569,
gehandeld is; en 5º de vervanging van _d_ door _t_ in verkleinwoorden
als _laatje_, _slaatje_, _bedsteetje_, _sleetje_, _zootje_, _zijtje_,
_luitjes_ enz., van de samengetrokken vormen _la_, _sla_, _bedstee_,
_slee_, _zoo_, _zij_, _lui_ (_lieden_). Omtrent dit laatste punt
zij hier alleen opgemerkt, dat de gebruikelijke spelling _laadje_,
_slaadje_ enz., die wij vroeger ook onbedacht overnamen, op geenerlei
wijze te rechtvaardigen is. De _d_ van _lade_, _salade_, _slede_ enz.,
is in de samentrekking _la_, _sla_, _slee_ voorgoed verdwenen. De
verkleinwoorden zijn van die samentrekkingen gevormd, nadat die letter
was uitgevallen. Er kan dus geen de minste reden bestaan om de _d_
terug te roepen, en _laadje_, _slaadje_, _sleedje_, te schrijven. Die
vormen zouden op grondwoorden als _laad_, _slaad_, _sleed_ wijzen,
die niet bestaan. Van _lade_, _salade_, _slede_, zou _ladetje_,
_saladetje_, _sledetje_, de regelmatige verkleining zijn; maar nu de
taal die verkleinwoorden alleen van de samengetrokken vormen afleidt,
die op klinkers uitgaan, is ook de _t_ de letter, die hier vereischt
wordt: _laatje_, _sleetje_, _zijtje_, _luitjes_, van _la_, _slee_,
_zij_, _lui_, evenals _paatje_ en _maatje_, _zeetje_, _bijtje_ en
_buitje_, van _pa_ en _ma_, _zee_, _bij_, _bui_ enz. De vroegere
spelling was enkel het gevolg van een misverstand, dat men slechts
behoeft op te merken, om er terstond de onjuistheid van in te zien.

Ik eindig met oprechte dankbetuiging aan mijne vrienden E. Verwijs,
W. Bisschop en J. H. van Dale, wier voortdurende en opmerkzame
belangstelling ter aanvulling en zuivering van deze Woordenlijst
zooveel bijgedragen, en wier trouwe hulp mij gedurende de bewerking
dezer nieuwe uitgave nooit ontbroken heeft.


Leiden, 8 April 1872.            M. D. V.



Deze derde uitgave is door mij opnieuw zorgvuldig herzien, aangevuld,
en met den vierden druk van onze _Grondbeginselen der Nederlandsche
spelling_ in overeenstemming gebracht.


Leiden, 4 December 1879.           M. D. V.



In 1893 heb ik van de Woordenlijst van De Vries en Te Winkel een
vierden druk bezorgd, in 1898 een vijfden, en thans verschijnt een
zesde. Met inachtneming van het stelsel der ontwerpers heb ik in de
nieuwe uitgaven een aantal woorden opgenomen die door het publiek
ongaarne werden gemist, en vele andere, die weinig in gebruik zijn,
kon ik weglaten. De omvang van het boek is daardoor ongeveer dezelfde
gebleven.


Leiden, September 1904.          A. Kluyver.



Ook de bewerker van den zevenden druk van de Woordenlijst heeft daarin
een aantal woorden opgenomen die in de oudere drukken niet staan,
maar die men, naar 't hem voorkomt, thans in deze lijst wenscht
te vinden. Om echter, zooveel mogelijk, binnen het gewone bestek
te blijven, moesten opnieuw eenige weinig gebruikelijke of allengs
verouderde woorden worden weggelaten.


Leiden, October 1914.            A. Beets.



OVER DE GESLACHTEN DER ZELFSTANDIGE NAAMWOORDEN.


1. De onderscheiding van de geslachten der zelfstandige naamwoorden
openbaart zich door de verschillende vormen, die deze woorden
zelve en de bepalende woorden (lidwoorden en bijvoeglijke naam-
en voornaamwoorden), waarvan zij vergezeld gaan, in de verbuiging
aannemen.

2. Van een aantal woorden is het geslacht en dus ook de verbuiging door
hunne beteekenis of door hun vorm bepaald. Zoo zijn manlijk _man_ en
_baas_ om de beteekenis, _loop_, _snuiter_ en _blafferd_ (register)
om den vorm, te weten _loop_ als stam (wortel) van het werkwoord
_loopen_, _snuiter_ en _blafferd_ om de achtervoegsels -_er_ en -_erd_.

3. Bij andere echter, wier geslacht niet uit de beteekenis noch uit
den vorm blijken kan, hebben verschillende oorzaken samengewerkt om
de verbuiging en daarmede ook het geslacht onzeker te maken. In het
gewone gesprek zijn de 2de en 3de naamvallen (_des mans_, _den manne_,
_der vrouw_, _der vrouw_, _des kinds_, _den kinde_) buiten gebruik
geraakt, zoodat slechts de 1ste en 4de in de gesprokene taal gebezigd
worden. In het manlijke en vrouwelijke geslacht zijn de 1ste naamvallen
(_de man_, _de vrouw_) uit hunnen aard eensluidend, terwijl de 4de
(_den man_, _de vrouw_) door de gewone onderdrukking der _n_ achter
eene toonlooze _e_ eensluidend worden. Sommige woorden, b. v. _heug_,
_meug_ en _luid_, in de uitdrukkingen _tegen heug en meug_ en _naar
luid van_, hebben nooit eenig bepalend woord bij zich, waaruit hun
geslacht zou kunnen blijken. Uit een en ander vloeit voort, dat er
woorden zijn, aangaande wier geslacht volstrekt niets bekend is,
en andere, waarvan men slechts weet dat zij niet onzijdig zijn,
zoodat men tusschen manlijk en vrouwelijk te beslissen heeft.

4. Slechts van de woorden, die aangetroffen worden in geschriften
uit den tijd, toen zij nog in het gesprek verbogen werden, kent men
het geslacht met zekerheid. Aan vele, die niet tot deze categorie
behooren, hebben woordenboekschrijvers, niet zelden geheel willekeurig
en vandaar soms uiteenloopend, een geslacht toegekend. Zulke opgaven
missen natuurlijk alle gezag en waarde, wanneer zij niet door de
analogie worden gesteund; en de grammaticus kan noch mag ze als geldig
erkennen, indien hij ze met ons taaleigen in strijd vindt. In zulke
gevallen hebben wij niet geaarzeld van de bestaande woordenboeken af
te wijken en dat geslacht op te geven, dat met onbetwistbare regels
of met de hedendaagsche richting in de taal overeenstemt. Evenzoo
hebben wij gehandeld ten aanzien van die woorden, wier geslacht nog
door niemand was vermeld.

5. Bij de woorden, uit wier beteekenis en vorm niets aangaande het
geslacht is op te maken, en waarvan men alleen weet dat zij niet
onzijdig zijn, doordien zij nooit _het_, _dit_ of _dat_ vóór zich
nemen, hebben wij om de volgende bedenkingen aan het vrouwelijke
geslacht de voorkeur gegeven:

Het verwerpen der verbogen vormen (_honds_, _honde_, _schaaps_,
_schape_ enz.) en het onderdrukken der _n_ achter de toonlooze _e_
der bepalende woorden (_den_, _dezen_, _zijnen_, _goeden_ enz.) staat
bij woorden, wier geslacht niet van elders blijkt, gelijk met
het overbrengen in het vrouwelijke. Het lijdt dus geen twijfel,
dat de hedendaagsche taal het vrouwelijke geslacht voortrekt. De
woordenboekschrijver, die haar geen geweld aandoen en aan den stijl
niet noodeloos een voorkomen van stijfheid geven wil, volgt dien
wenk, wanneer er geene redenen bestaan die zulks verbieden. Daarom
noemen wij b. v. het ter kwader ure uit den vreemde ontleende _halt_
vrouwelijk, niettegenstaande het in de oorspronkelijke taal manlijk is.

6. Een anderen algemeenen wenk hebben wij gemeend te zien in de
volgende opmerking:

Woorden, die zeer verschillende beteekenissen hebben, die b. v. nu
eens als voorwerpsnamen, dan als stofnamen, nu in abstracten, dan
in concreten zin genomen worden, hebben niet zelden naar gelang
der opvatting een verschillend geslacht. Zoo zijn b. v. _diamant_
en _doek_ als voorwerpsnamen M. (_een kostbare diamant_, _een dure
doek_), maar als stofnamen O. (_het kostbare diamant_, _het fijnste
doek_);--_val_, voor _het vallen_ genomen, is M. (_een zwaren val
doen_), voor _werktuig om te vangen_ V. (_in de val loopen_);--_pekel_
en _sneeuw_ zijn, in eigenlijken zin gebezigd, V. (_in de pekel
zetten_, _in de sneeuw rollen_), in overdrachtelijken (_voor de zee_
en _blankheid_) O. (_het schuimende pekel bevaren_, _het sneeuw van
den hals eener schoone_). Ook de stijlsoort bepaalt soms het geslacht
van een woord. Zoo is b. v. _oogenblik_ in het dagelijksch gesprek
en in gewonen stijl O. (_van dat oogenblik af_); maar in verheven
stijl M. ("_die oogenblik zal haast verschijnen_").

Het aantal dergelijke onloochenbare en algemeen erkende
onderscheidingen is allengs toegenomen, hetgeen bewijst, dat de taal
ook het verschillend gebruik der geslachten aan de duidelijkheid
tracht bevorderlijk te maken. Zoo verstaat men thans door _het
eigendom_ de _bezitting_, de zaak die men bezit, door _den eigendom_
het _recht om te bezitten_; ofschoon Kluit, Siegenbeek noch Weiland
die onderscheiding schijnen gekend te hebben. _Kant_ werd voorheen
onverschillig M. en V. gebezigd; thans bezigt men het woord in den
zin van _zijde_ steeds M., in dien van _speldenwerk_ altijd V. Een
en ander geeft den grammaticus het recht, bij woorden die in meer dan
één geslacht gebezigd worden, al heeft het gebruik nog niet beslist,
dergelijke onderscheidingen aan te nemen, mits hij daarbij niet
willekeurig, maar naar de analogie van algemeen geldige regels te
werk ga.

7. De regels, die ons bij de geslachtsbepaling bestuurd hebben,
zijn van tweeërlei aard: zij steunen òf op de beteekenis der woorden,
òf op hun vorm; vergel. § 2. Veelal stemmen de beteekenis en de vorm
overeen, b. v. bij het manl. _leugenaar_, dat een _man_ beteekent en
met het manl. achtervoegsel -_aar_ gevormd is. Soms echter bestaat er
strijd tusschen de beteekenis en den vorm, b. v. bij _kamenier_, dat
eene benaming van eene _vrouw_ is, maar op het achtervoegsel -_ier_
eindigt, hetwelk in persoonsnamen anders altijd een _man_ aanduidt.

8. Wanneer er strijd is tusschen den vorm van een woord en zijne
beteekenis, dan doet zich de vraag voor, welke van beide den boventoon
moet hebben. Ten opzichte van persoonsnamen is deze vraag gemakkelijk
te beantwoorden. Uit het voorbeeld van _kamenier_, dat in weerwil
van den uitgang V. is, blijkt, dat de beteekenis--hier de kunne--meer
geldt dan de vorm. Hetzelfde ziet men o. a. bij de woorden op -_ling_
en de verkleinwoorden op -_je_. Het achtervoegsel -_ling_, eigenlijk
_l-ing_ (niet te verwarren met -_ing_, oorspronkelijk -_ung_, dat
van werkwoorden abstracte zelfst. nw. als _vermaning_ enz. vormt),
is manlijk, blijkens _hoveling_, _kamerling_ enz. Dit verhindert
echter niet, dat men _doopeling_, _leerling_ enz., van meisjes
gebezigd, vrouwelijk maakt en er dan duidelijkheidshalve veelal eene e
achtervoegt: _eene leerling_ of _leerlinge_.--Het achtervoegsel -_je_
(-_tje_, -_pje_) vormt verkleinwoorden, die onzijdig zijn (_het baasje
dat_ enz., van het manlijke _baas_), en moet dus tot de onzijdige
uitgangen gerekend worden. Intusschen nemen de woorden _Jantje_,
_Klaasje_, _Mietje_, _Naatje_ enz. hunne bepalingen in het manlijk
of vrouwelijk geslacht bij zich, wanneer zij als gewone eigennamen
gebezigd worden, waarbij men niet aan de verkleinende kracht van het
achtervoegsel denkt (_Jantje, die daar loopt te spelen_; _Mietje,
die zit te breien_). Wanneer echter eene der beteekenissen, die
aan het verkleinende achtervoegsel verbonden zijn, het begrip van
kleinheid, bevalligheid, nietigheid enz., te voorschijn treedt,
dan herneemt het achtervoegsel zijne volle kracht en het woord laat
slechts bepalingen in het onzijdige geslacht toe, onverschillig,
of een manl. of vrouwel. persoon bedoeld wordt (_Het kleine Jantje,
dat zoo zoet speelt_; _het lieve Mietje, dat zoo vlug breit_).

9. Daar nu bij persoonsnamen de vorm onderdoet voor het natuurlijke
geslacht, hebben wij niet geaarzeld dit beginsel ook op diernamen
toe te passen, die in de taal nu eens als persoons- dan als
zaaknamen beschouwd worden. Daarom hebben wij b. v. gemeend aan
_kuiter_, wijfjesvisch, het vrouwel. geslacht te moeten toekennen, in
tegenstelling van _hommer_ en _milter_, benamingen voor mannetjesvisch,
ofschoon die woorden denzelfden vorm hebben en -er doorgaans
manl. woorden vormt.

10. Bij zaaknamen gaat de taal minder regelmatig te werk, en laat
zij somtijds de achtervoegsels meer gelden dan de beteekenis
der woorden. Zoo worden b. v. _linde_ en _tamarinde_ algemeen,
kennelijk om de toonlooze _e_, V. genomen, niettegenstaande de
overige namen van boomen M. zijn; daarentegen zijn de benamingen
van schepen, op -_er_ uitgaande, als _hoeker_, _kaper_, _lichter_,
M., in weerwil dat de overige V. of O. genomen worden. In de meeste
gevallen echter, waarin de vorm minder duidelijk spreekt, wordt aan
de onderscheiding der beteekenissen de voorkeur gegeven boven het
geslacht, dat de vorm zou vereischen. Zoo zijn b. v. de stammen (de
zoogenaamde wortels) der werkwoorden vanouds M., en behouden ook nu
dit geslacht, zoolang zij in abstracten zin worden gebezigd; doch zij
worden als V. gebruikt, wanneer zij eene concrete beteekenis hebben
aangenomen. B. v. _val_ en _greep_, voor het _vallen_ en _grijpen_,
zijn M., maar als voorwerpsnamen, voor (_muizen_)_val_ en _handvatsel_,
worden zij tegenwoordig als V. aangemerkt. Aan het achtervoegsel -_sel_
wordt algemeen het onzijd. geslacht toegekend, en toch zegt iedereen
_de stijfsel_.

Uit een en ander ziet men, dat de taal bij zaaknamen niet naar
een algemeen beginsel te werk gaat, en dat de grammaticus derhalve
verplicht is daarbij de omstandigheden in aanmerking te nemen en soms,
althans schijnbaar, inconsequent te handelen.

11. De geslachtsregels, die wij hier laten volgen, zijn in de
twijfelachtige gevallen door ons als geldig beschouwd. Wij hebben
gemeend geene uitzonderingen te moeten erkennen, dan die ons voorkwamen
boven bedenking verheven te wezen. Die uitzonderingen hebben wij
alleen dan opgegeven, wanneer zij zoo weinig in getal zijn, dat zij
zich gemakkelijk in het geheugen laten prenten.

Ten einde misverstand te voorkomen, geven wij vooraf de verklaring
van eenige kunsttermen, waarvan wij ons bediend hebben.

12. _Gemeenslachtige woorden_ (_nomina communis generis_) zijn
namen van menschen en dieren, die voor individuen van beiderlei
kunne gebezigd worden, en, naar gelang daarvan, nu M. dan V. zijn;
anders gezegd, woorden, wier geslacht afhangt van de kunne van
het wezen, dat zij op het oogenblik aanduiden. Hiertoe behooren de
meeste woorden op -_ling_, als _doopeling_, _drenkeling_, _hokkeling_
(jong rund) enz., en een aantal woorden van allerlei vorm, als _bode_,
_dienstbode_, _getuige_, _wees_, _erfgenaam_ enz.--In den laatsten
tijd is men begonnen aan de meeste dezer woorden, ter onderscheiding,
eene toonlooze _e_ toe te voegen, wanneer zij vrouwelijke wezens
aanduiden: _eene leerlinge_, _eene erfgename_ enz., een gebruik dat,
als bevordelijk aan de duidelijkheid, alle aanbeveling verdient. Bij
de woorden op _genoot_, die mede oorspronkelijk gemeenslachtig waren,
als _deelgenoot_, _echtgenoot_, _lotgenoot_, is dat gebruik thans
zoo algemeen aangenomen, dat het als de regel mag beschouwd worden:
men schrijft thans veelal in 't V. _deelgenoote_, _echtgenoote_,
_lotgenoote_.--Nevens _eene bode_, dat alleen in deftigen stijl
gebezigd wordt, staat _bodin_ voor eene vrouw wier beroep het is
boodschappen te doen.

In uitgebreider zin noemt men ook wel andere woorden _gemeenslachtig_,
wanneer zij, bij verschil van opvatting, van geslacht veranderen,
b. v. _schildpad_, dat V. is, wanneer men het dier zelf bedoelt,
maar O., wanneer men denkt aan de schaal, beschouwd als eene stof
waaruit voorwerpen vervaardigd worden. Voor zulke woorden zouden wij
aan de benaming _meerslachtig_ de voorkeur geven.

13. _Zelfslachtige woorden_ (_nomina epicoena_) zijn namen van menschen
en dieren, die niet op de kunne zien, maar onverschillig of zij een
manlijk dan wel een vrouwelijk wezen aanduiden, hetzelfde geslacht
behouden. Hiertoe behooren _mensch_, dat in de gewone opvatting
M., maar, wanneer men met verachting spreekt, O. is, en in beide
gevallen zoowel eene vrouw als een man kan beteekenen; het M. _hond_,
waardoor men evenzeer eene teef als een rekel verstaan kan; _kameel_
(M.), _olifant_ (M.), _muis_ (V.), _rat_ (V.), _fret_ (O.), _konijn_
(O.), enz.

14. Door _voorwerpsnamen_ verstaan wij benamingen van _voorwerpen_,
d. i. van stoffelijke dingen, die afgeronde, aan alle zijden begrensde
geheelen uitmaken, of althans als zoodanig beschouwd worden. Hiertoe
behooren niet alleen woorden als _huis_, _stoel_, _tafel_, _stad_,
_staat_, _gewest_, enz., waardoor, streng genomen, geheelen worden
voorgesteld, maar ook benamingen van zulke deelen, die kennelijk van
de geheelen onderscheiden zijn, als _arm_, _been_, _kop_, _staart_.

Een kenmerk, dat de taal een zelfst. nw. als een voorwerpsnaam
beschouwt, is vooreerst de mogelijkheid van het woord in het meerv. te
bezigen; ten andere de mogelijkheid van er het lidwoord _een_, _eene_
voor te plaatsen. Het is juist de bestemming van dit lidwoord, aan te
kondigen dat het volgende woord eene eenheid (of geheel) beteekent;
daarom noemen wij dit het _lidwoord van eenheid_ in plaats van _niet
bepalend lidwoord_, eene benaming die aanleiding heeft gegeven,
dat men den aard en de bestemming van dit woord geheel miskend heeft.

15. Door _stofnamen_ verstaan wij benamingen van _stoffen_, d. i. van
dingen, die niet als afgeronde en begrensde geheelen worden beschouwd;
b. v. _goud_, _hout_, _ijzer_, _vleesch_, _wijn_, _zand_ enz. Eene
zelfde zaak kan èn als voorwerp èn als stof worden aangemerkt,
b. v. een gouden gesp. Noemt men het ding _een gesp_, dan beschouwt
men het als een voorwerp; noemt men het _goud_, dan merkt men het aan
als eene _stof_, zonder aan de gedaante te denken. _Stofnamen_ hebben
geen meerv., en nemen het lidwoord van eenheid niet aan. Spreekt men
van _wijnen_ of van een _wijn_, dan bedoelt men bijzondere soorten,
dus begrensde hoeveelheden wijn; _houten_, _ijzers_, _looden_, zijn
stukken hout, ijzer of lood van eene bepaalde gedaante. Stofnamen,
in het meervoud genomen of van het lidwoord van eenheid vergezeld,
houden op _stofnamen_ te zijn, maar zijn _voorwerpsnamen_ geworden.

16. _Verzamelwoorden_ (_collectiva_) zijn woorden, die (in het
enkelvoud) eene veelheid van enkele dingen aanduiden, als _troep_,
_menigte_, _soort_ enz. Er zijn twee soorten van verzamelwoorden. Bij
de eene stelt men zich de hoeveelheid als eene eenheid, als
een begrensd geheel voor; b. v. bij _bende_, _leger_, _familie_,
_geslacht_. Deze kunnen van het lidwoord van eenheid vergezeld zijn
en een meervoud hebben; b. v. _een volk_, _eene bende_, _volken_,
_benden_. Bij de andere wordt de veelheid als onbegrensd, als eene stof
gedacht; b. v. bij _rogge_, _gras_, _panvisch_, _brandhout_, _turf_,
d. i. onbepaalde hoeveelheden van roggekorrels, grasplantjes, visschen,
stukken hout of turven. Deze hebben geen meervoud, en nemen het
lidwoord van eenheid niet bij zich. Men zegt niet _roggen_;--_grazen_
is niet het mv. van _gras_ in de gewone opvatting, maar van _gras_
voor grassoort;--_turven_ is het mv. van den voorwerpsnaam (_een_)
_turf_, niet van den verzamelnaam _turf_. De eerstgenoemde soort
van verzamelwoorden behoort tot de voorwerpsnamen, de tweede tot de
stofnamen. Zoo is b. v. _volk_ een _voorwerpsnaam_ in de uitdrukkingen
_een machtig volk_, _beschaafde volken_; maar een _stofnaam_, wanneer
men zegt: _er was veel volk op de been_; _er is volk in den winkel_.



Regels, op de beteekenis der woorden gegrond.


Manlijk zijn:

17. De namen van mannen als _Jan_, _heer_, _kok_, en van manlijke
dieren, waarnevens eene afzonderlijke benaming voor het wijfje
bestaat, als _hengst_, _kater_, _stier_, nevens _merrie_, _kat_,
_koe_. Ontbreekt deze laatste, dan behoort de naam tot de zelfslachtige
woorden (_epicoena_), en moet het geslacht van elders blijken, gelijk
b. v. bij _haai_, _kameel_, _struis_ enz. M., _muis_, _rat_, _slang_ V.

Om het beginsel, in § 8 ontwikkeld, hebben wij gemeend ook het
woord _wacht_ en de daarmede samengestelde, als _nachtwacht_,
_schildwacht_, _torenwacht_, als M. te moeten beschouwen, wanneer zij
manlijke individuen aanduiden, en dus geene collectieve beteekenis
hebben. Wij maken derhalve onderscheid tusschen _den nachtwacht_
(klapperman) M., en _de nachtwacht_ (de gezamenlijke politiebeambten,
die de wacht hebben) V. Wij hebben te minder geaarzeld in dit geval
de hedendaagsche richting in de taal te volgen, omdat de vorm van het
woord _wacht_ niets beslist, daar vele woorden op _cht_ M. of O. zijn,
als _knecht_, _nacht_, _plicht_, _tocht_, _zucht_ (diepe ademhaling)
M., _hecht_, _licht_, _recht_ O. Andere talen zijn ons hier voorgegaan,
als b. v. het Zweedsch, dat _vakt_ en de samenstellingen (_skyltvakt_
enz.) als M. bezigt.--Over het onzijdige _manspersoon_ zie beneden,
§ 36.

18. De namen van boomen, als _berk_, _beuk_, _den_, _eik_; uitgezonderd
_linde_ en _tamarinde_ V. Zelfs de vrouwelijke namen van vruchten
worden M., als zij moeten dienen om de boomen aan te duiden, die de
vruchten voortbrengen: _Hier staat een abrikoos, daar een perzik._

19. De namen van steenen, als individuen beschouwd: _een diamant_,
_een agaat_. Wanneer zij geene bijzondere steenen, maar slechts de
steensoort als stof aanduiden, zijn zij O.: _Het diamant is harder
dan het agaat._

20. De namen van maanden en jaargetijden, als _Mei_, _zomer_, _herfst_;
uitgezonderd _lente_ en de samenstellingen op _maand_ en _jaar_,
als _Meimaand_, _Bloeimaand_, _voorjaar_.

21. De namen van bergen, als _Aetna_, _Himálaya_, _Dhawalágiri_.

22. De namen van munten, als _gulden_, _dukaat_, (_Spaansche_) _mat_,
behalve _pistool_, _guinje_ en _mijt_, die V. zijn.



Vrouwelijk zijn:

23. De namen van vrouwen, als _Maria_, _min_, _baker_, en van
vrouwelijke dieren, waarnevens eene afzonderlijke benaming voor
het mannetje bestaat, als _duif_, _geit_, _ooi_, nevens _doffer_,
_bok_, _ram_. Ontbreekt deze laatste, dan behoort het woord tot
de zelfslachtige woorden, en moet het geslacht van elders blijken;
vergel. § 17.

24. De stofnamen, die niet O. zijn, als _kant_, _wol_, _kammeling_,
_franje_, _kruim_, _aarde_, _klei_.

Bij namen van zaken is aan het manlijk geslacht het begrip
van individualiteit, d. i. van eenheid en ondeelbaarheid,
verbonden. Stofnamen, waaraan het begrip van begrensdheid
en ondeelbaarheid vreemd is, zijn in onze taal V. of O. Zelfs
ontegenzeglijk manl. woorden worden O. of V., wanneer zij als stofnamen
gebezigd worden.

Ten aanzien van het onz. geslacht blijkt zulks overtuigend uit het
onderscheid tusschen _den diamant_ (steen) en _het diamant_ (stof),
_den doek_ en _het doek_, _den draad_ en _het draad_, enz.

De overgang van het M. in het V. is even ontwijfelbaar, ofschoon nog
altijd verkeerd opgevat en ten onrechte verklaard als eene "verkorting
van het meervoud". Ieder gevoelt, dat de uitdrukking _den visch koken_
op éénen visch ziet, en dat _de visch koken_ niet slechts gezegd
wordt van meer dan éénen visch, maar ook van gedeelten of mooten,
met andere woorden, van visch als stof gedacht, in welk geval het
geen meervoud heeft; vergel. § 15. Hetzelfde onderscheid van geslacht
bestaat bij _aal_, _baars_, _paling_, _snoek_, _zalm_ enz. (mv. _alen_,
_baarzen_ enz.), M., en _aal_, _baars_ enz. (hoeveelheid _aal_,
_baars_), V. zonder meerv. Zoo spreekt men b. v. van _een zeezalm_,
M. en van _krimpzalm_, V.; van _eenen buitengewoon harden turf_,
M. en van _harde, zwavelige turf_, V., als collectief voor _turven_.

25. Ten gevolge van deze waarneming hebben wij gemeend alle stofnamen,
die niet O. zijn en wier geslacht voor het overige onzeker is, als
V. te moeten beschouwen. Uitgezonderd zijn natuurlijk die woorden
(als _de wijn_, _nectar_, _honing_), die door onze dichters en
prozaschrijvers altijd voor M. erkend zijn, en welke thans nog steeds
als zoodanig gebezigd worden.

26. De eigenlijke namen van bloemen, als _aster_, _hyacint_, _lelie_,
_pioen_, _roos_, _tijloos_ enz. Doch de namen, die eigenlijk een ander
voorwerp aanduiden en slechts bij overdracht op bloemen toegepast
worden, behouden het geslacht dat hun in de eigenlijke opvatting
toekomt; b. v. _aronskelk_, _leeuwenbek_, _gouden regen_ zijn M.,
_berenoor_ is O. Wanneer zulke overdrachtelijke benamingen van bloemen
of planten als collectieve stofnamen (zie § 16) gebezigd worden,
dan zijn zij, gelijk andere stofnamen, V. of O.; b. v. _wolfsklauw_
en _slangenwortel_ zijn V., ofschoon _klauw_ en _wortel_ als
voorwerpsnamen M. zijn. Onzijdige woorden, als _brood_, _bloed_,
blijven O., b. v. _duivelsbrood_, _drakenbloed_.

27. De namen van vruchten, als _bes_, _noot_, _peer_, _vijg_ enz.;
uitgezonderd die, welke op -_ling_ en -_oen_ uitgaan, als _guldeling_,
_kruiling_, _pippeling_, _citroen_, _meloen_ enz., alsmede de
inheemsche namen op -_el_ en -_er_, als _appel_, _eikel_, _aker_
enz. Vreemde namen met deze beide uitgangen worden meest V. genomen,
als _amandel_, _dadel_, _kapper_, _komkommer_ enz.

De vrouwelijke namen van vruchten worden M., als zij de boomen
aanduiden, welke de vruchten voortbrengen; vergel. § 18.

28. De namen van vaartuigen, als _aak_, _bark_, _boot_, _kof_ enz.;
behalve die, welke op de achtervoegsels -_er_ en -_aar_ eindigen, als
_driemaster_, _lichter_, _groenlandsvaarder_, _uitlegger_, _rinkelaar_
enz., die M. zijn, en de onzijdige _fregat_, _galjoen_ en _jacht_.

Dat de taal hier het vrouwelijke geslacht wil, blijkt hieruit, dat
manl. en onz. eigennamen, op schepen toegepast, als vrouwel. worden
gebezigd: _Hij commandeert de Tromp_; _de Friesland zal heden niet
varen_.

29. De namen der letters en cijfers, als: eene _a_, eene _twee_,
eene 6.



Onzijdig zijn:

30. De namen van dieren, die de geheele soort aanduiden en waarvan
beide het mannetje en het wijfje afzonderlijke namen hebben, als
_hoen_, _rund_, _schaap_ enz., waarnevens _haan_ en _hen_, _stier_
en _koe_, _ram_ en _ooi_. Uitgezonderd is het manl. _hond_.

31. De namen van jongen van dieren, als _kalf_, _lam_, _veulen_,
_welp_; uitgezonderd _big_, V.--Het woord _kind_ (en evenzoo het
Friesche _bern_) kan ook onder dezen regel gebracht worden.

32. De namen van stoffen, waaruit voorwerpen vervaardigd worden: _het
diamant_ en _agaat_, de stoffen waarvan men door slijping _diamanten_
en _agaten_ (M.) maakt. Zoo ook _lei_, _goud_, _platina_, _nikkel_,
_barnsteen_, _schildpad_, _kurk_, _draad_, _doek_ enz. Uitgezonderd
zijn die, welke op eene toonlooze _e_ eindigen, als _aarde_, _serge_,
_zijde_ enz., alsmede _baai_, _kant_, _langet_ en _wol_, die V. zijn;
_saai_ wordt V. en O. gebruikt.

Een aantal der hier bedoelde woorden hebben eigenlijk uit zich
zelve een ander geslacht, hetwelk zij behouden, wanneer zij niet als
stofnamen worden gebezigd; b. v. _band_, _doek_, _draad_, _bever_,
_hermelijn_, _sabel_ (dier) M.; _kurk_, _pleister_, _schildpad_,
_tijk_ V.

33. De namen van landen, steden en dorpen enz., als _het machtige
Engeland_, _het oude Rome_. Uitgezonderd zijn die namen van
landstreken, welke steeds van het lidwoord _de_ vergezeld gaan,
als _de Betuwe_, _de Lijmers_, _de Krim_, _de Sahara_ enz.

34. De meeste verzamelwoorden, als _bosch_, _duin_ (aaneenschakeling
van duinen), _heir_, _loof_, _ooft_, _slag_ (soort), _stel_
(porselein), _volk_, _want_ enz.; inzonderheid die, welke eene
vereeniging van een bepaald aantal individuen aanduiden, als _het
honderd_, _het paar_, _het dozijn_, _het gros_, _het snees_.

35. Aan het onzijdige geslacht is niet zelden het begrip van
onvolkomenheid verbonden. Dit blijkt uit de namen der vormlooze
grondstoffen (§ 32), waaraan door bewerking eene bepaalde gedaante
moet gegeven worden; uit de namen van jonge, d. i. onvolwassen dieren
(§ 31); uit de namen in § 30 vermeld, die de dieren als geslachteloos
en zonder kunne voorstellen; ook verzamelingen (§ 16 en 34) worden
als zaken zonder vorm of gedaante gedacht. Aan het begrip van
onvolkomenheid grenst dat van kleinheid. Daarom zijn de zoogenaamde
verkleinwoorden op -_je_ (-_tje_ en -_pje_) en -_ken_, als _huisje_,
_jongsken_, O. Reeds boven, § 8, is aangetoond, dat het de beteekenis
is, welke die woorden onzijdig maakt, niet het achtervoegsel. Dit
verklaart, waarom de verkleinwoorden op -_el_, wier verkleinende
kracht thans niemand meer gevoelt, niet onzijdig zijn. Deze volgen in
den regel het geslacht van het grondwoord, waarvan zij gevormd zijn;
zoo zijn b. v. _eikel_ en _beukel_ (als het ware jongen van eenen _eik_
of _beuk_), _hoepel_, _kneukel_, _knobbel_, _druppel_, _tepel_ enz. M.,
evenals _eik_, _beuk_, _hoep_, _knok_, _knop_, _drup_ of _drop_, _tip_;
daarentegen zijn _greppel_, _kruimel_, _mazel_, _peukel_ en _pukkel_,
_trommel_ V., gelijk _greb_, _kruim_, _maas_, _pok_, _trom_.

36. Het begrip van onvolkomenheid of kleinheid, dat aan zoovele
onzijdige woorden eigen is, gaat niet zelden met geringschatting
gepaard. Dit verklaart, waarom sommige woorden tot het onzijdige
geslacht overgaan, wanneer men er het bijdenkbeeld van minachting
aan verbindt. Daarom zegt men soms _dat heer_, _dat mensch_,
en altijd _dat vrouwmensch_; ofschoon _heer_ en _mensch_ M. zijn:
daarom wordt _persoon_ onzijdig in de samenstellingen _manspersoon_
en _vrouwspersoon_, die nooit gebezigd worden, wanneer men met achting
van iemand spreekt. Daarom hebben wij gemeend aan _onmensch_, dat
in sommige woordenboeken M. genoemd wordt, het onzijdige geslacht te
moeten toekennen.

37. Het M. en V. is, in tegenstelling van het O., edeler en
deftiger. Daarom zegt men nooit _het hoogeschool_, noch in
overdrachtelijken zin _het school van dien wijsgeer_ of _dien
godgeleerde_, voor _de hoogeschool_, of _de school van A of B
verwerpt die leer_. Daarom zegt men, met minachting sprekende,
bij voorkeur _dat soort_, niet _die soort_, en is _bocht_ (slechte
waar, eigenlijk _uitvaagsel_) O. Daarom hebben de woorden op -_sel_,
waarnevens andere op -_ing_ bestaan, als _aanslibsel_ en _aanspoelsel_
nevens _aanslibbing_ en _aanspoeling_, een stellig minachtenden
zin. De _uur_ of _ure_ (V.) en de _oogenblik_ (M.) zijn slechts
in deftigen stijl gepast; _het uur_ en _het oogenblik_ zijn de
dagelijksche uitdrukkingen.



Regels, geheel of gedeeltelijk op den vorm der woorden gegrond.


38. Samengestelde woorden volgen het geslacht van het laatste lid,
indien zij eene _soort_ beteekenen, waarvan het geheele _geslacht_ door
het achterste lid wordt aangeduid; is dit het geval niet, dan kan het
woord een ander geslacht hebben. Zoo zijn _gebedenboek_, _handboek_,
_kerkboek_, _leerboek_, _leesboek_, _schoolboek_ O., omdat die woorden
voorwerpen aanduiden, die behooren tot het _geslacht_ van dingen,
die _boek_ heeten, welk woord op zich zelf staande O. is. Daarentegen
is _roodvonk_, eene ziekte, maar geen bijzondere soort van _vonk_,
onzijdig, niettegenstaande _vonk_ V. is. _Maankop_ volgt dan alleen
het manl. geslacht van _kop_, als het op een _kop_ of zaadhuisje van
eene papaver ziet; moet het de geheele plant of eene menigte planten
aanduiden, of wel het slaapmiddel dat uit het sap getrokken wordt,
dan verliest _kop_ zijne beteekenis en verandert het geslacht van
het woord; in het eerste geval wordt het V., in het laatste O. genomen.

De regel lijdt geene uitzonderingen, dan alleen bij _kerkhof_
dat O. genomen wordt, niettegenstaande _hof_ in de hier bedoelde
beteekenis M. is.

_Oogenblik_, O., wordt gewoonlijk, maar ten onrechte, als uitzondering
opgegeven; het behoort tot dezelfde soort van woorden als _roodvonk_
en _maankop_. _Een oogenblik_ beteekent niet meer een _blik_ (M.) der
oogen, maar de kleine tijdruimte, die voor zulk _eenen oogenblik_
gevorderd wordt. Vergel. § 37.

39. Het geslacht van vele afgeleide woorden hangt óf geheel óf ten
deele af van het achtervoegsel, waarmede zij gevormd zijn; daarom
kan het achtervoegsel in vele gevallen een hulpmiddel wezen om het
geslacht te herkennen. Zoo zijn alle woorden met -_heid_ en -_ij_,
als _waarheid_, _kleedij_, _dieverij_, V. In de meeste gevallen
echter moet de beteekenis of de aard van het grondwoord, of wel
beide, tevens in rekening worden gebracht. Zoo is -_uw_ in _schaduw_
enz. een vrouwel. achtervoegsel; doch _baljuw_ is om de beteekenis
natuurlijk M. Het geslacht der vroegere verkleinwoorden op -_el_ hangt
af van het geslacht van het grondwoord, zie § 35. De woorden op -_er_
zijn M., wanneer zij van werkwoorden zijn gevormd en een werktuig
aanduiden. Ontbreekt eene dezer beide voorwaarden, dan kan het woord
een ander geslacht hebben. _Kaper_ (muts) b. v., van het znw. _kap_
afgeleid, is V., _kaper_ (roofschip) daarentegen, van het ww. _kapen_
gevormd, is M.; _leger_, ofschoon van _liggen_, _gelegen_, is geen
werktuig, maar ook O. Het achtervoegsel -_dom_, oudtijds -_doem_, is
eigenlijk een M., -_schap_ eigenlijk een V. zelfst. nw.; desniettemin
zijn de meeste woorden op -_dom_, als _heiligdom_, _hertogdom_, en
sommige op -_schap_, als _gereedschap_, _gezelschap_, enz., onzijdig.

Uit een en ander blijkt, dat er slechts weinige achtervoegsels zijn,
waaraan onder alle omstandigheden een bepaald geslacht eigen is. Men
kan echter de volgende regels stellen:

40. -_aar_, dat doorgaans manl. persoonsnamen vormt, behoudt ook
bij levenlooze voorwerpen het M. geslacht, b. v. in _beukelaar_,
_boezelaar_, _hazelaar_, _makelaar_ (soort van balk). Het
vrouwel. _bakelaar_ (_baccae lauri_) eindigt niet op het achtervoegsel
-_aar_, en is dus geene uitzondering.

41. -_aard_ vormt bijna uitsluitend manlijke persoonsnamen; daarom
is ook _mutsaard_ (takkebos) M.

42. -_age_ vormt vrouwelijke woorden, als _kijvage_, _stoffage_. Alleen
_bosschage_ en _dierage_ worden onzijdig gebruikt, omdat men daarbij
aan _bosch_ en _dier_ denkt.

43. -_dom_ vormt abstracte en concrete naamwoorden. De abstracte,
als _adeldom_, _eigendom_ (in den zin van _recht om te bezitten_),
_maagdom_, _wasdom_, zijn manlijk; de concrete, als _eigendom_
(in den zin van _bezitting_), _heiligdom_, _hertogdom_, _prinsdom_,
_priesterdom_, zijn onzijdig. Van de woorden, bij welke de abstracte
en concrete opvattingen in elkander vloeien, is _rijkdom_ M., en
zijn _christendom_, _jodendom_, _pausdom_ en dergelijke benamingen
van godsdienstige gezindheden O.

44. -_e_, als achtervoegsel, is V., b. v. in _genade_, _koude_,
_ronde_, _zonde_, behalve in _vrede_, M., _einde_, O., in den
manl. persoonsnaam _heere_, en in de gemeenslachtige woorden _bode_
en _getuige_. Daarom zijn ook de woorden, welke nog een vorm op -_e_
nevens zich hebben, V., als _reis_--_reize_, _wijs_--_wijze_.--Dat
de buigingsuitgang -_e_ der bijv. nw., die als zelfst. nw. gebezigd
worden, b. v. in _de blinde_, _het goede_, geheel iets anders is dan
het achtervoegsel -_e_, behoeft nauwelijks vermelding.

45. -_el_ geeft aan de namen van vruchten, als _eikel_, _appel_,
het M. geslacht; ook vormt het van werkw. manl. benamingen van
werktuigen of middelen om de werking te verrichten, b. v. _beitel_
(van _bijten_, _beet_, oudt. _beit_), _gordel_, _griffel_, _hevel_
(van _heffen_), _klepel_ (van _kleppen_), _lepel_ (van _leppen_),
_prikkel_, _stekel_, _sleutel_, _teugel_ (van _tiegen_, _toog_),
_vleugel_.--Over het geslacht der verkleinwoorden op -_el_ zie boven,
§ 35.

46. -_en_, achter een klinker en eene _l_ of _r_ verkort tot _n_, in
sommige woorden door eene _s_ of _z_ versterkt tot -_sem_ of -_zem_,
vormt M. woorden. Daarom kan men den regel stellen, dat de woorden
op -_em_, -_lm_ en -_rm_ M. zijn, b. v. _adem_, _asem_, _bezem_,
_deesem_, _helm_, _darm_, _storm_ enz. _Scherm_ echter is O.--_Palm_
(vlakke hand, lengtemaat en kruid) en _uniform_, die V. zijn, maken
als vreemde woorden geene eigenlijke uitzondering; en evenmin _bloem_
en _kiem_, voorheen _bloeme_ en _kieme_, welke dus met -_me_, niet
met -_em_, gevormd zijn.

47. -_en_ heeft geen bepaald geslacht: _regen_ is M., _haven_ V.,
_bekken_ O., enz.

48. -_er_, achter den praesensstam der werkw. gevoegd, vormt
M. woorden, als _gieter_, _snuiter_, _stamper_ enz. Woorden op eene
andere wijze gevormd kunnen V. en O. zijn, als _de haver_, _het
water_ enz.

49. -_erd_ komt alleen bij M. woorden voor, als _blafferd_ (register),
_mosterd_.

50. -_heid_ vormt louter V. woorden, als _goedheid_, _waarheid_,
_menschheid_, _kindsheid_.

51. -_ie_, als Nederlandsch achtervoegsel, is V., b. v. _balie_,
_bezie_, _merrie_.

52. -_ie_, als vreemd achtervoegsel, zoowel met als zonder den
klemtoon, maakt vrouwelijke woorden; b. v. _harmonie_, _poëzie_,
_lelie_, _menie_. Uitgezonderd zijn _het concilie_, _het evangelie_
en _het genie_, voor vernuft of vernuftig mensch, tegenover _de genie_
als benaming van een wapen in het leger.

53. -_ij_ vormt vrouwelijke woorden, als _dieverij_, _maatschappij_
enz., zonder uitzondering, dan alleen dat _schilderij_ in den
gemeenzamen stijl ook O. gebruikt wordt.

54. -_ing_ is van tweeërlei oorsprong: 1) het oorspronkelijke
achtervoegsel -_ing_, dat met eene voorgevoegde _l_ het
gelijkbeteekenende -_ling_ vormt; en 2) een ander -_ing_, oudtijds
-_ung_. Het eerste diende ter vorming van manl., het laatste van
vrouwel. woorden. Nu beide eensluidend geworden en de geslachten
verloopen zijn, is het bij jongere woorden niet altijd uit te maken,
met welk der beide achtervoegsels men te doen heeft. Thans gelden de
volgende regels:

De persoonsnamen op -_ing_ en -_ling_ zijn M., als _koning_,
_loteling_, _ouderling_; of gemeensl., als _drenkeling_, _leerling_
enz.

De woorden op -_ing_ en -_ling_ zijn M., wanneer zij de benamingen
zijn van dieren of van voorwerpen, die een afgerond geheel uitmaken,
als vruchten, munten enz., b. v. _bunzing_, _gieteling_, _haring_,
_paling_, _spiering_, _groenling_, _kruiling_, _pippeling_,
_wildeling_, _penning_, _schelling_, _zilverling_, _beuling_,
_duimeling_, _krakeling_, _teerling_. Hiertoe behooren ook _enteling_
en _zaailing_, als benamingen van planten, elk op zich zelve
genomen. _Ketting_ en _rotting_, die vreemde woorden zijn en dus niet
met het achterv. -_ing_ gevormd, hebben echter door het voorbeeld
der bovenstaande woorden insgelijks het M. geslacht aangenomen.

Doch de woorden op -_ing_ en -_ling_ zijn V., wanneer zij stoffen
aanduiden, als _zuring_ en _scheerling_, benamingen van planten, doch
niet als individuen, maar als stoffen gedacht; _kammeling_, _kibbeling_
(afval van zoutevisch). Uitgezonderd is _honing_ (of _honig_), dat
steeds als M. gebezigd wordt, en _messing_, dat als de naam van een
metaal O. is. Uit § 15 volgt, dat ook de namen van visschen, die op
-_ing_ eindigen, V. worden, wanneer men de visch als stof beschouwt:
_versche haring_, _vette paling eten_ enz.

De woorden op -_ing_, gevormd van werkwoorden en eene werking
aanduidende, zijn V., als _dwaling_, _roeping_, _regeering_, _tering_,
_wandeling_, _verovering_ enz. Zij behouden dit geslacht ook wanneer
zij concreet worden genomen, gelijk b. v. _helling_, _kleeding_,
_lading_, _regeering_ voor de regeerende personen, _wandeling_ voor
de plaats, waar gewandeld wordt.

55. -_nis_ (eigenlijk -_n_-_is_) vormt vrouwelijke znw., als
_bekentenis_, _belijdenis_, _geheimenis_, _vergiffenis_ enz. Zoo ook
_vuilnis_, dat echter in den gemeenzamen vorm _vullis_ als O. gebezigd
wordt.--_Vonnis_ is O.; en zoo ook gewoonlijk _getuigenis_, dat
nochtans in deftigen stijl ook met het vrouwelijke geslacht in
gebruik is.

56. -_schap_ is eigenlijk een vrouwel. znw. en vormt dus in 't algemeen
V. woorden, als _boodschap_, _blijdschap_, _eigenschap_, _gemeenschap_,
_ridderschap_ enz. Uitgezonderd zijn de volgende onzijdige:

1) De namen van waardigheden of betrekkingen, waaraan rechten en
plichten verbonden zijn, als _burgemeesterschap_, _koningschap_ enz.

2) De namen van landstreken, als _heemraadschap_, _landschap_,
_waterschap_. Zoo ook _het graafschap_, in 't algemeen; doch
waar sprake is van het gebied der oude graven van Zutfen, is het
oorspronkelijke geslacht bewaard gebleven en zegt men _de graafschap_,
V.

3) De woorden _genootschap_, _gereedschap_, _gezantschap_ en
_gezelschap_.

57. -_sel_ maakt O. woorden, als _baksel_, _deksel_ enz.; doch
_stijfsel_ wordt thans algemeen V. genomen.

58. -_te_ vormt van bijv. nw. vrouwelijke woorden, als _duurte_,
_gedaante_, _gemeente_, _hoogte_ enz.; van znw., te gelijk met
voorvoeging van _ge_, onzijdige, als _gebergte_, _gedierte_,
_gesternte_.

59. De woorden, door aanhechting van het voorvoegsel _ge_ van stammen
van werkw. gevormd, als _gebed_, _gedraaf_, _geloop_ enz., zijn O.



OVER DE SPELLING.

Overzicht van de regels, in zooverre zij de tot hiertoe gebruikelijke
spelling wijzigen of aanvullen.


1. Veelomvattende veranderingen in de spelling eener taal zijn in
den beginne altijd lastig voor de schrijvenden en onaangenaam voor
de lezenden, en hebben bij voortduring onvermijdelijk een nadeeligen
invloed op de beoefening van de letterkunde dier taal. Wanneer een
groot aantal woorden wijzigingen ondergaan hebben, dan wordt de
schrijver, die aan de vroegere spelling gewoon is, onophoudelijk in
zijn gedachtenloop gestuit, dewijl hij ieder oogenblik genoodzaakt is
zich te bezinnen om den eenen of anderen nieuwen regel toe te passen;
en de meeste lezers gevoelen een weerzin tegen hetgeen het voorkomen
eener vreemde taal heeft gekregen en soms slechts met moeite begrepen
wordt. Is men eenmaal aan zulk eene nieuwe spelling gewend, dan is de
verhouding omgekeerd; dan schijnen alle _vroegere_ geschriften in eene
vreemde taal opgesteld te zijn, en de vorm schrikt de lezers af. Eene
geheele omwenteling in de spelling graaft aldus tusschen het verledene
en het toekomende eene kloof, die slechts door weinigen overschreden
wordt; de vroegere literatuur, die het voedsel moet leveren voor de
kennis der taal en het nationaliteitsgevoel van een volk, heeft dan
voor de meesten opgehouden te bestaan.

2. Om gemelde redenen hebben wij gemeend in onze schrijfwijze geene
veranderingen te mogen aanbrengen van zoo wijden omvang, dat ons
geheele schrift daardoor een ongewoon aanzien moest krijgen, gelijk
het geval zou geweest zijn, indien wij b. v. besloten hadden alle
_e_'s en _o_'s in opene lettergrepen op dezelfde wijze, hetzij met
één hetzij met twee letterteekens, te schrijven. Daarom hebben wij
ons tot regel gesteld geene schrijfwijzen te bezigen, die volstrekt
niet in gebruik waren, en zijn wij slechts ten opzichte van eenige
weinige op zich zelve staande woorden, als _Dinsdag_, _litteeken_
en nog enkele dergelijke, van dien stelregel afgeweken. Doch, hoewel
wij het raadzaam oordeelden eenparig erkende spelregels ook tot de
onze te maken, hebben wij ons toch niet verplicht gerekend tevens
alle gebreken en onregelmatigheden over te nemen. Wij achtten ons
integendeel gehouden om de willekeurige, op onkunde of misverstand
berustende uitzonderingen te verwerpen en erkende regels, zooveel
doenlijk, consequent toe te passen.--Verder bestond voor ons de
onvermijdelijke noodzakelijkheid, uit twee (of meer) gebruikelijke
schrijfwijzen ééne te kiezen en--wat ongetwijfeld het gewichtigste
gedeelte van onze taak was--een aantal nog onbeantwoorde vragen,
waaronder uiterst belangrijke die nog nooit of slechts ten deele
behandeld waren, voor ons zelven te beantwoorden, en de regels, die
ons doelmatig voorkwamen, te formuleeren. Om een en ander hebben wij de
grondbeginselen, die uit de natuur en de bestemming van het schrift met
noodwendigheid voortvloeien, bestendig voor oogen gehouden, en daarbij
de natuurwet van alle letterschrift, dat het namelijk de afbeelding
der uitspraak behoort te wezen, op den voorgrond geplaatst. (Zie
_Grondbeginselen_ § 1-72). De onbevooroordeelde zal uit de volgende
beknopte opgave van hetgeen wij voor ons zelven hebben vastgesteld,
kunnen zien, dat de wijzigingen in het bestaande betrekkelijk weinig
in getal zijn en alle de strekking hebben om de spelling meer met de
beschaafde uitspraak in overeenstemming te brengen of haar in andere
opzichten regelmatiger te maken, en dat wij bij alles de doelmatigheid
hebben beoogd, d.i. van schrift gesproken, duidelijkheid en voorkoming
van misverstand.

In het hier volgende overzicht hebben wij de gronden, waarop onze
beslissing berustte, slechts even kunnen aanstippen, met verwijzing
naar de § § van de _Grondbeginselen der Nederlandsche spelling_,
waar zij breeder ontvouwd zijn.



Klinkers en tweeklanken.


De verdubbeling der klinkletters.


3. In gesloten lettergrepen wordt de lange of heldere klank door
verdubbeling van het letterteeken aangeduid: _aa_, _ee_, _oo_,
_uu_; behalve bij de _i_, wier heldere klank met den vollen of halven
klemtoon steeds door _ie_ voorgesteld wordt. Wij schrijven daarom niet
alleen _baar_, _beer_, _boor_, _buur_, enz., maar ook _eegaas_, _raas_
en _vlaas_, mv. van de echt Nederl. woorden _eega_ (_gade_), _ra_ en
_vla_, met eene dubbele _a_.--Daarentegen zijn de meeste schrijvers
gewoon de heldere sluitklinkers in vreemde woorden en eigennamen,
als _Maria_, _Hebe_, _Nero_, _acacia_, _echo_, niet te verdubbelen,
maar den tweeden klinker door het weglatingsteeken (_apostrophe_)
te vervangen: _Maria's_, _Hebe's_ enz. Daar het verkieslijk is den
vorm van vreemde woorden en in het bijzonder van eigennamen zooveel
mogelijk onveranderd te laten, geven wij aan deze schrijfwijze de
voorkeur boven die van _Mariaas_, _Hebees_, _Neroos_, _echoos_ enz.,
te eer omdat men bij de woorden op _i_, als _Garibaldi_, _Rubini_, toch
zoo te werk gaat, en nooit _Garibaldiis_, _Rubiniis_ schrijft. Wij
spellen daarom den 2den nv. van het enkelv. en alle nv. van het
meerv. der hier bedoelde woorden met _'s_: _Maria's_, _Hebe's_,
_Garibaldi's_, _Nero's_, _acacia's_, _echo's_ enz. (_Grondbeg._ § 90).

4. Het behoeft wel geene vermelding, dat wij hier het oog niet hebben
op woorden als _pendule_, _Elize_, _Philippine_ enz., die op eene
toonlooze, niet op eene heldere _e_ uitgaan. De ' zou daar overtollig
zijn en geene weglating aanduiden; daarom schrijven wij _Elizes_,
_Philippines_, _pendules_ enz.

5. De gebruikelijke onderscheiding van de zoogenaamde zachtlange
en scherplange _e's_ en _o's_, met andere woorden, de verdubbeling
der scherpe _e's_ en _o's_ in opene lettergrepen, b. v. in _beenen_
en _boomen_, nevens _geven_ en _boven_, is, o. a. om de redenen
in § 2 vermeld, door ons behouden, met de volgende bepalingen, die
gedeeltelijk wijzigingen zijn:

1. Alle achtervoegsels, die óf altijd, óf soms den vollen
klemtoon hebben, dus niet alleen -_eel_, en -_loos_, maar ook
-_ees_, -_eesch_ en -_eeren_ worden steeds met den dubbelen
klinker geschreven. Wij spellen derhalve _houweelen_, _penseelen_,
_personeele_, _Chineezen_, _Japanneezen_, _Chineesche_, _Siameesche_,
_waardeeren_, _regeeren_, _waardeering_, _regeering_, _goddelooze_,
_redeloozen_ enz. (_Grondbeg._ § 77-79).

2. De aangenomen regel, dat in vreemde woorden de _e's_ en _o's_,
behalve die welke in den boezem onzer eigene taal uit _ai_ en _au_
ontstaan zijn, met eene enkele _e_ en _o_ geschreven worden, b. v. in
_lelie_, _menie_, _olie_, _rozen_ enz., wordt door ons consequent
toegepast. Wij verwerpen dus de willekeurige uitzondering van _kroon_,
_troon_ en _toon_ (in de muziek), en schrijven regelmatig ook _kronen_,
_tronen_, _tonen_.

Evenzoo blijven wij aan het beginsel getrouw ten aanzien van de
uitzondering der _o's_ uit _au_, en schrijven niet alleen _mooren_,
_poozen_ enz., maar ook _koozen_, _liefkoozen_ (lat. _causari_)
met _oo_.

3. Met de _e's_ en _o's_ in samengetrokken lettergrepen handelt
men veelal niet consequent. Zoo schrijft men _leeman_ (_ledeman_),
_leeren_ (_lederen_), _streelen_ (_stregelen_), _gedwee_ (_gedwede_),
_slee_ (_slede_), _oolijk_ (_oodelijk_); maar daarentegen _preken_
(_prediken_), _kwelen_ (_kwedelen_), _veren_ (_vederen_), _kwe_
(_kwede_), _doren_ (_doderen_); terwijl men ten opzichte van
andere woorden, als _ceelen_ (van _cedel_), het ww. _onweeren_ (van
_onweder_) enz., in onzekerheid verkeert en in de woordenboeken geene
aanwijzing vindt. Het is buiten twijfel raadzaam, alle dergelijke
samentrekkingen met _ee_ en _oo_ te schrijven, dewijl de dubbele
letter het best geschikt is om den gerekten klank voor te stellen, die
door samentrekking noodwendig ontstaat. Derhalve niet alleen _leeman_,
_leeren_ (_lederen_), _streelen_, _gedwee_, _slee_ (_slede_), _oolijk_,
maar ook _preeken_, _preeker_, _kweelen_, _veeren_, _kwee_, _dooren_,
_ceelen_, _onweeren_ enz.

4. Doordien de zachte en scherpe _e's_ en _o's_ in het Hollandsche
dialect, dat in de schrijftaal den toon geeft, niet meer duidelijk
onderscheiden worden, en sommige woorden ook elders niet op
overeenstemmende wijze worden uitgesproken, zoo is er ten aanzien van
enkele woorden onzekerheid en verwarring ontstaan, waaruit alleen de
afleiding uitkomst kan geven. Bepaaldelijk bestaat die verwarring
soms bij verschillende, maar nagenoeg gelijkluidende woorden. Daar
nauwkeurig onderscheiden de eerste voorwaarde van juiste kennis is,
hebben wij gemeend niet te mogen medewerken tot bestendiging van
zulke verwarringen, en onderscheiden wij daarom niet alleen _weken_
en _weeken_, _lenen_ en _leenen_, _kolen_ en _koolen_, _roven_ en
_rooven_ enz., maar om dezelfde redenen ook

_beren_ (verscheurende dieren) van _beeren_ (varkens, waterkeeringen,
muurstutten en heiblokken); _delen_ (planken en dorschvloeren) van
_deelen_ (gedeelten); _sleepen_ (voorttrekken) van _slepen_ (gesleept
worden); _klooven_ (doen splijten) van _kloven_ (mv. van _kloof_
en verl. tijd van _kluiven_); _slooven_ (voorschooten) van _sloven_
(sukkels en als ww. sukkelen); _tonen_ (in de muziek) van _toonen_
(werkw. en mv. van _toon_ = _teen_); _zoogen_ (laten zuigen) van
_zogen_ (verl. tijd van _zuigen_).

Hoe nuttig echter het onderscheiden van gelijkluidende woorden ook
is, het mag niet op willekeur berusten, maar moet in de taal, in de
afleiding gegrond zijn. Waar zulk een grondslag ontbreekt, mag men
de onderscheiding alleen in gevallen van uiterste noodzakelijkheid
erkennen. Zoo heeft men ten onrechte een onderscheid gemaakt tusschen
_keelen_ (in de bouwkunde) en _kelen_ (halzen), tusschen _meeren_
(een schip vastleggen) en _meren_ (mv. van _meer_). De taal eischt in
beide gevallen _meren_ met ééne _e_, terwijl _keel_ in de bouwkunde,
en zoo ook in de wapenkunde als benaming der roode kleur, geen ander
woord is dan _keel_ (hals), zoodat men zonder onderscheid _kelen_
te schrijven heeft. Daar eene verwarring van het ww. _meren_ met het
mv. van (_een_) _meer_, en van _keel_ als bouwkundig ornament met
_keel_ als lichaamsdeel niet te vreezen is, zoo hebben wij zonder
aarzelen de grammatisch goede schrijfwijze tot de onze gemaakt.

Evenzeer eischte de consequentie, met afwijking van de gebruikelijke
spelling, de volgende woorden aldus te schrijven: _deemoedig_,
_deesem_, _eega_, _hoonen_ en _vroolijk_; maar _dwepen_, _hepen_
(handbijlen), _keren_ (vegen), _droge_, _drogen_. Die spelling wordt
door den oorspronkelijken vorm dezer woorden gebiedend voorgeschreven.

6. Bij het bepalen van de natuur der _e's_ en _o's_ in gevallen,
waar verschil of onzekerheid bestond, hebben wij ons door de afleiding
laten besturen, hetgeen door enkele beoordeelaars verkeerd is opgevat
en ten onrechte voorgesteld als eene diep ingrijpende verandering,
waardoor de vocaalspelling veel moeilijker zou geworden zijn. Bij eenig
nadenken blijkt die voorstelling onjuist te wezen. De gebruikelijke
spelling berust op het verschil in de uitspraak der _e'_s en _o's_;
en daar dit verschil een gevolg is van den ouderen vorm der woorden,
moet het raadplegen der afleiding tot dezelfde uitkomsten leiden
als het waarnemen der uitspraak; alleen met dit onderscheid, dat de
afleiding ook beslist omtrent die woorden, bij welke de uitspraak niet
beslissen kan, t. w. dezulke, wier uitspraak niet overal dezelfde is,
of die niet tot de volkstaal behooren. De spelling wint dus voor den
taalbeoefenaar in wetenschappelijke juistheid, terwijl voor het groote
publiek de toestand dezelfde blijft, daar men bij de gebruikelijke
spelling evenzeer genoodzaakt was woordenlijsten te raadplegen.



Verdere regels omtrent de klinkers en tweeklanken.


7. _Aau_ of _au_.--De spelling _flaauw_, _gaauw_ enz. vertegenwoordigt
eene uitspraak, die volstrekt niet meer de algemeene is, maar in het
oor der meeste beschaafde lieden hoogst onaangenaam klinkt. De meest
algemeene uitspraak doet een klank hooren, die tusschen _aau_ en _ou_
in ligt, en die in de woorden _dauw_, _kauw_, _heraut_, reeds in de
spelling erkend was. Het is juister en regelmatiger, die spelling
ook in de andere woorden te volgen, en _aau_ voorgoed door _au_ te
vervangen. Wij schrijven daarom _blauw_, _flauw_, _gauw_, _nauw_,
_nauwelijks_ enz. (_Grondbeg._ § 74).

8. _Ie_ en _i_.--De lange of gerekte _i_-klank wordt steeds door _ie_
voorgesteld, in opene lettergrepen evenzeer als in geslotene; men
schrijft zoowel _die-nen_, _die-ren_, _kie-zen_ met _ie_, als _dien_,
_dier_, _kies_. Daarom verwerpen wij de spelling _substanti-ven_,
_anti-ke_, _Israëli-ten_ enz., als niet overeenstemmende met
_substantief_, _antiek_, _Israëliet_ enz., noch met de algemeen
gebruikelijke schrijfwijze _mortieren_, _officieren_, _kommiezen_,
_valiezen_, en schrijven regelmatig _motieven_, _substantieven_,
_antieken_, _republieken_, _Israëlieten_, _Mennonieten_
enz. (_Grondbeg._ § 82).

9. Daarentegen is de klank, die door _ie_ voorgesteld wordt, te lang
en te zwaar voor toonlooze lettergrepen, om welke reden reeds de
gebruikelijke spelling de enkele _i_ in _afgodisch_, _Israëlitisch_,
_predikant_, _muzikant_, voorschreef. Wij spellen dienovereenkomstig
ook _historisch_, _geographisch_, _fabrikant_, _republikein_,
_Jezuïtisme_, _motiveeren_ enz. met de enkele _i_, met verwerping van
de bij sommigen gebruikelijke schrijfwijze _historiesch_, _fabriekant_,
_fabriekaat_, _Jezuietisme_ enz. (_Grondbeg._ § 82 en 84).

10. Slechts in den uitgang ie, van woorden als _balie_, _linie_,
_malie_, _olie_, _tralie_ enz., komt ie in eene toonlooze lettergreep
voor. Het meervoud dier woorden wordt gespeld: _baliën_, _liniën_,
_maliën_ enz. (of _balies_, _linies_, _malies_). Deze spelling
dagteekent uit den tijd toen _ie_ nog algemeen als een tweeklank _ië_
werd uitgesproken, en kan dus als regelmatig beschouwd worden. Doch
niet te verdedigen is de gebruikelijke spelling der meervouden
_harmoniën_, _melodiën_, _reliquiën_, die geheel anders klinken dan
_baliën_ enz. Wij spellen daarom de meervouden der woorden op _ie_
op twee wijzen, naar gelang ie toonloos is of den klemtoon heeft,
en schrijven: _baliën_, _traliën_, _oliën_, enz.; maar _harmonieën_,
_reliquieën_ enz., in overeenstemming met _drieën_, _knieën_, _tweeën_,
_zeeën_. Zoo dan ook _genieën_, van _genie_, in onderscheiding van
_geniën_, mv. van _genius_. (_Grondbeg._ § 83).

11. _Ie_ en _ij_.--De _ij_ was oorspronkelijk eene lange _i_ en
luidde vroeger algemeen, gelijk nog in sommige gewesten, als _ii_
of _ie_. Toen zij den _ei_-klank aannam, had dit ook plaats bij
vreemde woorden als _bijbel_, _mijter_, _pijl_, _tijger_, _praktijk_,
_fabrijk_, _kolijk_, _muzijk_ enz. Sommige dezer woorden hebben
later hun vroegeren _i_-klank hernomen, ofschoon men desniettemin
voortging ze met _ij_ te schrijven. Die spelling is thans verkeerd,
nu de uitspraak der _ij_ veranderd is. Daarom vervangen wij in al
de laatstgenoemde woorden de _ij_ door _ie_, en schrijven _fabriek_,
_katholiek_, _koliek_, _muziek_. (_Grondbeg._ § 86).

12. Toen de tweeklank _ië_ in den hedendaagschen klinker _ie_ (_i_)
en de lange _i_ in _ij_ (_ei_) overging, hadden er verschillende
verwarringen plaats, en begon men ook aan _gerief_, _harmonie_,
_poëzie_, _koffie_ enz., den _ij_-klank te geven en dus te spellen:
_gerijf_, _harmonij_, _poëzij_, _koffij_ enz. Nu men van die uitspraak
teruggekomen is, behoort men ook die schrijfwijze te laten varen,
en overeenkomstig de ware uitspraak _gerief_, _harmonie_, _poëzie_ en
_koffie_ (evenals _balie_ en _tralie_) te spellen. (_Grondbeg._ § 86).

13. In de namen der maanden _Januarij_, _Februarij_, _Junij_, _Julij_,
bestaat een dergelijke strijd tusschen klank en letterteeken;
wij schrijven daarom _Januari_, _Februari_, _Juni_, _Juli_, in
overeenstemming met de uitspraak en met de Latijnsche spelling
_Januari_ voor _Januarii_ enz. (_Grondbeg._ § 87).

14. _Ei_ en _ij_.--Eene dergelijke verwarring als tusschen _ie_ en _ij_
heeft bij _ei_ en _ij_ plaats gegrepen in de woorden _sacristijn_,
_karwei_ (zaad) en _malvezei_. Wij schrijven overeenkomstig de
afleiding _malvezij_, _sacristein_, nevens _sacristij_, en _karwij_
(zaad), dat in oorsprong niet minder dan in beteekenis verschilt van
_karwei_ (werk). (_Grondbeg._ § 88).

15. _Ee_ en _ei_, _oo_ en _oi_.--Men is gewoon aan de _e_ in het woord
_heer_ (leger) een klank te geven, die het naast aan den tweeklank _ei_
komt; daarom onderscheiden wij dit woord ook door de spelling van
_heer_ als persoonsnaam, en schrijven overeenkomstig de uitspraak:
_heir_, _heiren_, _heirscharen_.--Ofschoon de vocaalklank in _oir_
(erfgenaam, Fr. _hoir_) niet van die in _oor_ (lichaamsdeel) verschilt,
en de spelling met _oi_ derhalve in strijd is met de uitspraak, zoo
hebben wij gemeend om de doelmatigheid, d. i. hier om de duidelijkheid,
de gebruikelijke onregelmatige spelling te moeten behouden in een
zoo zeldzaam voorkomend woord als _oir_, dat onder den vorm _oor_
niet terstond zou herkend worden. (_Grondbeg._ § 91).

16. De toonlooze _e_ voor de achtervoegsels -_ling_, -_lijk_ en
-_loos_.--Wanneer een der achtervoegsels -_ling_, -_lijk_ en -_loos_
achter een stam gevoegd wordt, die niet uitgaat op een klinker of
op eene der vloeiende letters _l_, _n_ en _r_, of op eene toonlooze
lettergreep, dan ontstaat er in de uitspraak tusschen den stam en
het achtervoegsel vanzelf eene toonlooze _e_, die gewoonlijk ook
in het schrift wordt uitgedrukt, b. v. in _doopeling_, _goddelijk_,
_goddeloos_. Dichters--en ook prozaschrijvers--onderdrukken die _e_
echter niet zelden, en schrijven _godlijk_, _godloos_, en zelfs
_zeedlijk_ en _eindloos_, van _zede_ en _einde_. Het is evenwel niet
raadzaam in prozastijl te dezen aanzien willekeurig te werk te gaan,
dewijl zulks eene verbastering der uitspraak ten gevolge zou kunnen
hebben. Wij hebben ons daarom de volgende regels gesteld:

De toonlooze _e_ blijft achterwege:

1. Wanneer het grondwoord eindigt op een klinker of een tweeklank;
b. v. in _tweeling_, _drieling_, _vrijling_, _kruiling_, _kwalijk_,
_leelijk_, _oolijk_ en _vroolijk_. In _vrijelijk_ echter kan de _e_
niet worden gemist, die in de uitspraak altijd gehoord wordt; en nevens
de regelmatige vormen _moeilijk_ en _verfoeilijk_ zijn ook _moeielijk_
en _verfoeielijk_ in gebruik.

2. Wanneer het grondwoord eindigt op eene _l_ of _r_, of wel op
eene _n_, die voorafgegaan wordt door een helderen klinker of een
tweeklank; b. v. in _groenling_, _billijk_, _begeerlijk_, _bekoorlijk_,
_persoonlijk_, _aanzienlijk_, _pijnlijk_, _doelloos_, _verwaarloozen_
enz. Wordt de _n_ door een korten klinker voorafgegaan, dan zijn
de beide vormen, met en zonder _e_, even goed, b. v. _manlijk_
en _mannelijk_, _beminlijk_ en _beminnelijk_. Het gebruik maakt
echter onderscheid tusschen _zinloos_ (zonder zin) en _zinneloos_
(buiten zijne zinnen).

3. Wanneer het grondwoord eindigt op eene toonlooze lettergreep,
onverschillig met welken medeklinker deze sluit: b. v. _adellijk_,
_eigenlijk_, _geduriglijk_, _koninklijk_, _bodemloos_ enz.

4. Wanneer het grondwoord eindigt op eene _g_, die als _ch_ wordt
uitgesproken; b. v. in _behaaglijk_, _ontzaglijk_, _heuglijk_,
_genoeglijk_, _welvoeglijk_ enz. De uitlating der _e_ strekt hier om
aan de _g_ den verscherpten klank te verzekeren, en dus de spelling
met de uitspraak in overeenstemming te brengen.

In prozastijl is het niet raadzaam de _e_ weg te laten achter de zachte
medeklinkers _b_, _d_ en _g_ (als _g_, niet als _ch_ uitgesproken);
b. v. niet uit _onhebbelijk_, _dadelijk_, _dagelijks_, _degelijk_ enz.,
daar de spelling _onheblijk_, _daadlijk_, _daaglijks_, _deeglijk_,
tot de verkeerde uitspraak _onheplijk_, _daatlijk_, _daachlijks_,
_deechlijk_ aanleiding zou geven. (_Grondbeg._ § 112).



Medeklinkers.


De verdubbeling der medeklinkers.


17. De medeklinkers worden in het midden van een woord verdubbeld,
wanneer de voorafgaande klinker kort is en de lettergreep den vollen
of halven klemtoon heeft; b. v. in _hebben_, _vlaggen_, _dekbedden_,
_opstellen_. De regelmatigheid zou dus ook eischen, dat de _ch_
werd verdubbeld in _lachchen_, _lichchaam_, _echcho_ enz. Intusschen
heeft deze spelling nooit ingang gevonden, en schreef men doorgaans
óf _lagchen_, _ligchaam_, enz., óf _lachen_, _lichaam_. Het was dus
noodig, uit die twee gebrekkige schrijfwijzen eene te kiezen, daar
aan het invoeren der dubbele _ch_ (_lachchen_ enz.), die eigenlijk
de regelmatige spelling zou zijn, wel niet te denken valt. Van die
beide gebruikelijke schrijfwijzen is die met de enkele _ch_ nog de
minst onregelmatige. Daarom spellen wij _lachen_, _echo_, _lichaam_,
_richel_, _tichel_, _bochel_ enz. (_Grondbeg._ § 95).

18. Na eene toonlooze lettergreep is de verdubbeling van den
medeklinker niet slechts overtollig, maar zelfs nadeelig voor de
uitspraak. Men schrijft _wandelen_, _inboezemen_, _regenen_, _beteren_,
_zondigen_; de spelling _wandellen_, _zondiggen_ enz. zou tot eene
verkeerde uitspraak aanleiding geven.

Niet eenparig echter handelt men bij de uitgangen -_ik_, -_erik_
en -_it_, en schrijft b. v. _leeuwerikken_, _kievitten_ nevens
_monniken_ en _diemiten_, ofschoon deze woorden onderling en met
die op -_elen_, -_emen_, -_enen_ en -_eren_ gelijkstaan. Het is
dus raadzaam, consequent te schrijven _leeuweriken_, _perziken_,
_botteriken_, _zwezeriken_, _kieviten_, _diemiten_, en zoo ook
_Dokkumer_, _Gorkumer_ enz. Alleen op twee woorden is deze regel
niet toepasselijk, t. w. op _kennissen_ en _vonnissen_, die algemeen
met _ss_ geschreven worden, naar analogie van _geheimenissen_,
_getuigenissen_ enz., waarin de lettergreep _nis_ niet toonloos is,
maar den halven klemtoon heeft. Ook in het meervoud der woorden,
uitgaande op -_aris_ (Lat. -_arius_), wordt de _s_ verdubbeld:
_archivarissen_, _commissarissen_, _notarissen_ enz.

19. Bij twee verschillende medeklinkers heeft in onze taal geene
verdubbeling plaats; spellingen b. v. als _kannten_, _stellten_,
zooals het Hoogduitsch die in de verbogen vormen der werkwoorden
gebruikt, zijn bij ons onbekend. Slechts schijnbaar maken de woorden
als _wasschen_, _flesschen_, _visschen_, enz. eene uitzondering. De
_ch_ is in de genoemde en alle dergelijke woorden stom geworden, zoodat
_wasschen_, _flesschen_, _visschen_ enz. eigenlijk hetzelfde is als
_wassen_, _flessen_, _vissen_, waarin de _s_ regelmatig verdubbeld
wordt. (_Grondbeg._ § 96).

20. Uit de drie voorgaande § § vloeit de volgende regel voort:

Tusschenletters worden in vier gevallen niet verdubbeld, namelijk:

1. niet achter heldere klinkers en tweeklanken; b. v. in _dagen_,
_leven_, _blijven_, _huizen_ enz.

2. niet achter toonlooze klinkers, b. v. in _engelen_, _perziken_,
_kieviten_ enz.; behalve de _s_ in _kennissen_, _vonnissen_ en in
_notarissen_ enz.

3. niet, wanneer er twee verschillende tusschenletters zijn, met de
schijnbare uitzondering bij de _sch_ in _wasschen_, _tusschen_ enz.

4. niet wanneer de tusschenletter eene _ch_ is; b. v. in _lachen_,
_lichaam_ enz.

21. Het behoeft nauwelijks vermelding, dat deze regels niet van
toepassing zijn bij samengestelde en afgeleide woorden, wier deelen
onverminkt behooren te blijven. Men schrijft te recht twee _d's_,
_g's_ enz. in _hoofddee_l, _waaggeld_, uit _hoofd_ en _deel_, _waag_
en _geld_; en zoo ook twee _l's_ in _adellijk_ en _middellijk_
van _adel_ en _middel_, door aanhechting van het achtervoegsel
-_lijk_. (_Grondbeg._ § 113).



De halfklinkers _j_ en _w_.


22. De _j_, welke de gebruikelijke spelling in woorden als _baaijen_,
_breijen_, _boeijen_, _buijen_ enz. invoegt, is geheel overtollig,
nadeelig voor de uitspraak en strijdig met de regelmaat. Zij is
overtollig, omdat de klank, dien zij moet voorstellen, vanzelf
ontstaat en dus niet behoeft aangeduid te worden. Zij is nadeelig voor
de uitspraak, omdat zij slechts aanleiding kan geven, dat men den
bedoelden klank te sterk uitspreekt; b. v. in _hooijer_, _leijen_,
_strooijen_ ten onrechte even sterk als in (_een goed_) _hooijaar_,
_leijonker_, _strooijonker_. Zij strijdt met de analogie, omdat de
spelling _baaijen_, _reijen_, _boeijen_, _luije_, _mooije_ enz.,
om regelmatig te kunnen heeten, niet slechts eene _j_ in _bijjen_,
_rijjen_, _pijjen_ enz., maar ook _baaij_, _reij_, _luij_, _mooij_
zou eischen, evenzeer als uit _looden_, _boegen_, _bloote_, _vroege_,
de spelling _lood_, _boeg_, _bloot_, _vroeg_ volgt. Wij mochten dus
niet aarzelen, door het weglaten der overtollige _j_ de spelling der
woorden, waarin tweeklanken op _i_ voorkomen, in overeenstemming
te brengen met den erkenden regel betreffende het spellen van
de onverbogen vormen der verbuigbare woorden, en zoodoende eene
nuttelooze onregelmatigheid uit onze spraakkunst weg te nemen. Wij
schrijven uit dien hoofde: _baaien_, _zaaien_, _breien_, _leien_,
_gooien_, _hooien_, _buien_, _kruien_, _zaaier_, _hooier_, _kruier_,
_bemoeiing_, _voltooiing_ enz., in overeenstemming met _reeën_,
_zeeën_, _tweeën_, _theeën_, _drieën_, _knieën_, _spieën_, waarin
evenzeer eene flauwe _j_ gehoord wordt. (_Grondbeg._ § 92).

23. De spelling _verw_, _verwpot_, _verwen_ enz. is thans strijdig
met de uitspraak, waarin de _w_ door _f_ en _v_ vervangen is. Wij
schrijven daarom _verf_, _verfpot_, _verfwaren_, _verven_, _verver_,
_ververij_. (_Grondbeg._ § 126).



De vloeiende letters _l_ en _n_.


24. Reeds vanouds bestonden er een aantal samenstellingen met
_middel_, als _middelpunt_, _middellinie_ enz. In den laatsten
tijd is men begonnen ook met _midden_ samen te stellen, en naast
_middeleeuwen_ en _middelpunt_ ook _middeneeuwen_, _middenpunt_
enz. te schrijven. Daar nu de beteekenis van _middel_ en _midden_
in al die woorden volkomen dezelfde is, en de eene vorm niet
welluidender dan de andere klinkt, bestaat er geene reden om nu zus
dan zoo te schrijven. Wij spellen daarom consequent: _middeleeuwen_,
_middelevenredig_, _middelpunt_, _Middelnederlandsch_ enz., in
overeenstemming met _middeldeur_, _middellandsch_, _middellijf_,
_middellijn_, _middelmaat_, _middelmatig_, _middelmuur_, _middelpad_,
_middelschot_, _middelsoort_, _middelstand_ enz., waarin men nooit
_midden_ aantreft. (_Grondbeg._ § 114).

25. Het manl. achtervoegsel -_ing_ (zie _Gesl._ § 54) wisselde
oudtijds af met den uitgang -_ig_, die nog in _honig_ voorkomt. De
vorm _honing_, die in de spreektaal de gebruikelijkste is, heeft
dus evenveel recht van bestaan als _honig_. Daarom achten wij ons
verplicht beide vormen, zoowel _honing_, _honingraten_ enz., als
_honig_, _honigraten_ enz., te erkennen.

26. De spelling der verkleinwoorden met eene _n_, als: _boekjen_,
_huisjen_, _kopjen_, _schoteltjen_, _boekjens_, _huisjens_, _kopjens_,
_schoteltjens_, _stilletjens_, _zachtjens_, is strijdig met de
beschaafde uitspraak niet alleen, maar ook met de meeste dialecten. Wij
schrijven daarom overeenkomstig de meest algemeene uitspraak: _bankje_,
_boekje_, _bloempje_, _huisje_, _kopje_, _stilletjes_, _warmpjes_,
_zachtjes_, _zoetjes_ enz. zonder _n_.

Anders is het gelegen met de verkleinwoorden op -_ken_ of -_ke_. Deze
zijn verouderd en worden alleen nog in den kanselstijl en in sommige
dialecten gebezigd, en dan meestal met _n_ uitgesproken. Wij schrijven
om die reden _kindeken_, _jongsken_, _dochterken_ enz., te meer daar
de beschaafde uitspraak de _n_ volstrekt eischt in _allengskens_
en _zachtkens_. In gemeenzamen stijl evenwel, waar -_ken_ stijf
zou klinken, zien wij geen bezwaar in _boekske_, _penningske_
enz. (_Grondbeg._ § 119).



De keelletters _g, ch_ en _k_.


27. De geadspireerde keelklank, gevolgd door eene _t_, die tot
dezelfde lettergreep behoort, wordt, zonder op de afleiding te letten,
overeenkomstig de uitspraak, met _ch_ geschreven, b. v. in _acht_,
_biecht_, _dracht_, _gewicht_, _gezicht_, _jacht_, _klacht_, _lucht_,
_nacht_, _plecht_, _plechtig_, _plicht_, _recht_, _rechter_, _richten_,
_slecht_, _tocht_, _vlucht_, _zucht_ enz., en zoo ook in _geslacht_
en _licht_, in alle beteekenissen, niettegenstaande een aantal der
genoemde woorden van stammen met _g_ zijn gevormd, als _dracht_,
_jacht_, _klacht_ enz. van _dragen_, _jagen_, _klagen_.

Daarentegen blijft de _g_ in de regelmatige vervoeging der werkwoorden,
wier stam op _g_ eindigt, en in de zelfst. nw. door achtervoeging van
-_te_ gevormd van bijvoegl. nw. op _g_; b. v. in _draagt_, _jaagt_,
_klaagt_, _pleegt_, _weegt_, _ligt_ (van _liggen_), _zoogt_, _zuigt_
enz., en in _laagte_, _leegte_, _droogte_, _hoogte_, _vroegte_,
_ruigte_, _menigte_ enz., waarin de _t_ steeds tot de volgende
lettergreep te behoort.

De onvolm. verledene tijden der onregelmatige werkw. _brengen_,
_mogen_ en _plegen_ behooren met _ch_ te worden gespeld: _bracht_,
_brachten_, _mocht_, _mochten_, _placht_, _plachten_, en zoo ook
het verl. deelw. _gebracht_; dewijl de _t_ daarin in alle vormen
blijft. Daarentegen behoort men _brengt_, _moogt_, _pleegt_ met _g_
te schrijven, omdat de _t_ niet wordt aangetroffen in de overige
vormen van den tegenw. tijd: _breng_, _brengen_, _mag_, _mogen_,
_pleeg_, _plegen_.

Evenzoo is de spelling _Aagt_ en _aagtappel_ regelmatig, dewijl de
_t_ in deze verkorte vormen slechts toevallig op de _g_ volgt, maar
er in den onverminkten vorm _Agatha_ door eene _a_ van gescheiden is.

Het opvolgen dezer regels maakt een einde aan eene der lastigste
onderscheidingen, die de gebruikelijke spelling met zich bracht, en
aan de willekeur, die daarbij heerschte. Zoo schreef zij o. a. _ligt_
en _regt_ voor, ofschoon die woorden niet in verband staan met eenig
woord, waarin eene _g_ voorkomt. Daarentegen gaf zij aan _geslacht_,
_tucht_, _tuchtigen_ de _ch_, hoewel deze woorden met _slag_ en _toog_,
_togen_ samenhangen. (_Grondbeg._ § 94).

28. Onze _g_ had oudtijds denzelfden klank als de Fransche _g_ in
_grand_, _garde_, en was dus toen eene zachte _k_, gelijk zij thans
eene zachte _ch_ kan genoemd worden. Wanneer zij als sluitletter
door eene _n_ wordt voorafgegaan, b. v. in _tang_, _ring_, dan
heeft zij nog een zweem van haar vroegeren klank behouden en gaat
dientengevolge alsdan dikwijls over in _k_, b. v. in _koninklijk_
van _koning_, _aanvankelijk_ van _aanvangen_, _jonkheer_ van _jong_
enz. Het is daarom strijdig met ons taaleigen, aan eene sluitende _g_,
door eene _n_ voorafgegaan, den klank eener zachte _ch_ te geven, en
haar in _tang_, _tangen_, _ding_, _dingen_, enz. zóó uit te spreken
als in _aangaan_, _ingetogen_, _ongelukkig_ enz. Daarom vervangen wij
_ng_ door _nk_ in al die gevallen, waarin de spelling met _ng_ meer
bijzonder tot de verkeerde uitspraak aanleiding kan geven, namelijk
in _koninkrijk_, _jonkheid_, _lankmoedig_, en in de verkleinwoorden op
-_je_, gevormd van woorden op -_ing_, wanneer deze lettergreep toonloos
is, als in _koninkje_, _woninkje_, _rottinkje_, _kettinkje_ enz.

Wanneer -_ing_ door eene toonlooze lettergreep wordt voorafgegaan
en dus zelf den halven klemtoon heeft, gelijk b. v. in _wandeling_,
_teekening_, dan wordt het verkleinwoord door aanhechting van -_etje_
gevormd: _wandelingetje_, _teekeningetje_ enz., evenals _tangetje_,
_ringetje_, _tongetje_ enz. (_Grondbeg._ § 98).

29. Sedert de _ch_ achter de _s_ in het midden en aan het einde der
woorden stom geworden is, b. v. in _tusschen_, _menschen_, _disch_,
_visch_ enz., heeft men haar ingelascht in sommige woorden, waar zij
door de afleiding niet gevorderd wordt. In bijv. nw. als _gansch_,
_heesch_ en andere is zulks eenigermate te rechtvaardigen (_Grondbeg._
§ 123), maar niet bij _torschen_, waarin de _ch_ volstrekt geen
nut doet en met de afleiding strijdt. Wij spellen daarom _torsen_
zonder _ch_.

30. Ten behoeve der duidelijkheid blijven wij, evenals in de
gebruikelijke spelling geschiedt, _nog_ (daarenboven, tot nu toe)
van _noch_ (ook niet) onderscheiden, ofschoon ook het eerstgenoemde
woord volgens de afleiding eene _ch_ behoorde te hebben. In _nochtans_
echter, ofschoon uit _nog dan_ samengesteld, geven wij de voorkeur
aan de _ch_, vermits wel deze scherpe keelletter, maar niet de zachte
_g_, den overgang der _d_ van _dan_ in de _t_ van _tans_ heeft kunnen
veroorzaken, en het woord voor ons gevoel eene eenheid geworden is,
waarbij aan de samenstellende deelen niet meer gedacht wordt, zoodat
hier alleen de uitspraak behoort gevolgd te worden.

31. De gebruikelijke spelling _Dingsdag_ berust op eene bedorven
uitspraak, en maakt van den derden dag der week ten onrechte een
_dag der (rechts)gedingen_. Daar de betere uitspraak _Dinsdag_ op
vele plaatsen nog in gebruik is, hebben wij gemeend dezen minder
verbasterden vorm te moeten verkiezen. Wij schrijven derhalve
_Dinsdag_, want het woord is eigenlijk Diesdag, d. i. aan den
oorlogsgod _Die_ of _Diu_ gewijd, met ingelaschte _n_, gelijk in
_kinkhoest_ uit _kiekhoest_. (_Grondbeg._ § 128).



De tongletters _d_ en _t_.


32. Wanneer de _s_ door eene tongletter wordt voorafgegaan, dan is
deze de scherpe _t_; uitgezonderd in den 2den nv. der woorden op
_d_, en in de bijvoegl. nw. en bijwoorden, door aanhechting van
_sch_ en _s_ van woorden op _d_ gevormd; en eindelijk in _loods_
(in de beide beteekenissen), in _gids_ en _smidse_. Ingevolge dezen
regel, die op de uitspraak en de afleiding gegrond is, schrijven wij
niet alleen _trots_, _scherts_, _plaats_, _rots_ enz. met _t_, maar
ook _guts_ van _gieten_; _knots_ van _knotten_; _rits_, _ritsig_,
verwant met _wrijten_; _gutsen_, uit het oudere _gussen_ vervormd,
en _ritselen_ van onzekere afleiding. Daarentegen met _d_: _Gods_,
_des kinds_, _des bloeds_, _goedsmoeds_, _steedsch_ en _steeds_,
_gindsch_ en _ginds_ van _gind(er)_. (_Grondbeg._ § 99).

33. De woorden op -_aard_ bestaan eigenlijk uit het bijv. nw. _hard_,
gevoegd achter een bijv. of zelfst. nw. Zoo zijn b. v. _bloodaard_,
_grijsaard_, _gulzigaard_, gevormd van de bijv. nw. _blood_, _grijs_,
_gulzig_, en _bankaard_ van het znw. _bank_. Die woorden behooren dus
met de _d_ van _hard_ geschreven te worden: en daar zij oorspronkelijk
samenstellingen zijn, laat het gebruik te recht het grondwoord
onveranderd en schrijft _lafaard_, _grijsaard_, niet _laffaard_,
_grijzaard_. _Grijnzaard_ en _veinzaard_ echter zijn tegen den regel
van een werkwoord gevormd en uit _grijnzer_, _veinzer_ verbasterd. Zij
kunnen dus niet als samenstellingen beschouwd worden, maar behooren
den regel der afleidingen te volgen en (gelijk _veinzer_, _lezer_
enz.) met de _z_ geschreven te worden. (_Grondbeg._ § 100).

34. De meervouden _ritten_ en _binten_ bewijzen, dat de _d_ van
_rijden_ en _binden_ in de genoemde woorden tot _t_ is verscherpt,
gelijk zulks ten aanzien van de _d_ van _mede_ in het voorzetsel _met_
sinds lang algemeen erkend is. De woorden _rid_, _bind_ en _med_ met
_d_ hebben dus feitelijk opgehouden te bestaan, en zijn door _rit_,
_bint_ en _met_ vervangen. Het is derhalve regelmatig ook _ritmeester_,
_gebinten_ en _metgezel_ te schrijven. (_Grondbeg._ § 102).

35. Dezelfde verscherping heeft de _d_ ondergaan voor het achtervoegsel
-_nis_ in de stammen der werkwoorden, die uitgaan op _d_, voorafgegaan
door eene _l_ of _n_. Ten onrechte heeft men in _beeldtenis_ en
_verbindtenis_ eene _d_ ingevoegd, die aan eene afleiding met _-te_
doet denken. De ware spelling is _beeltenis_ en _verbintenis_, evenals
_ontstentenis_, waarin men nooit eene _d_ heeft geschreven, hoewel
het op gelijke wijze afstamt van _ontstanden_, bijvorm van _ontstaan_
(in den ouden zin van _ontbreken_). (_Grondbeg._ § 102).

36. Ofschoon de stofnaam _kruit_ (poeder), wat den oorsprong betreft,
hetzelfde woord is als _kruid_ (gewas), is het echter thans door de
geheel afwijkende beteekenis voor ons gevoel daarvan gescheiden. Reeds
hierom is het wenschelijk, het onderscheid van beteekenis ook in
de spelling te doen uitkomen. Daar komt bij, dat het woord in den
zin van _poeder_ nu, zoo al niet tot de onverbuigbare, dan toch tot
de onverbogen woorden behoort, aan welke de taal liefst de scherpe
sluitletter pleegt toe te kennen. Het verkeert in hetzelfde geval als
_schroot_, dat ook eigenlijk _schrood_ luidde (van 't ww. _schroden_,
snijden), en waarnevens nog _schroodbeitel_ en _schroodijzer_
bestaan. Wij schrijven daarom _kruit_ (poeder), _buskruit_,
_rattenkruit_, nevens _kruid_ (gewas), _kruiden_, _nieskruid_,
_wormkruid_. (_Grondbeg._ § 127).

37. De woorden op -_lei_ en -_hande_ zijn eigenlijk samenstellingen,
waarin het eerste lid in den vrouwelijken 2den nv. staat. Regelmatig
gevormd zijn derhalve _allerlei_, _eenerlei_, _velerlei_,
_menigerlei_, _twintigerlei_ en -_hande_ enz. Daarentegen hebben
andere, als _vierderlei_, _vijfderlei_, _zesderlei_ en -_hande_,
eene _d_ ingelascht, die echter aan de beteekenis niets toedoet. Ten
aanzien van twee woorden handelt het gebruik niet eenparig; men vindt
_tweeërlei_, _drieërlei_ (-_hande_), en _tweederlei_, _driederlei_
(-_hande_) geschreven. Het is raadzaam, die onregelmatige vormen
te verwerpen en aan de spraakkunstig juiste spelling _tweeërlei_
en _drieërlei_ (-_hande_) de voorkeur te geven. (_Grondbeg._ § 93).

38. De spelling _Kersdag_, _Kersfeest_, _Kersmis_ enz. maakt die
woorden geheel onverstaanbaar. Het ongerijmde van die schrijfwijze
komt vooral in _kersboom_ belachelijk uit. De herstelling der _t_
van den naam _Kerst_ (_Christus_) doet den zin der woorden begrijpen,
en verhindert althans aan eene verkeerde afleiding te denken. Wij
schrijven daarom _Kerstdag_, Kerstf__eest, _Kerstmis_, _kerstboom_
enz.--Daarentegen is er geene afdoende reden om in _kermis_
en _kerspel_ de _k_ van _kerk_ weder in te voegen. Sedert de
kermissen in ons land niet meer met de feestdagen der kerkpatronen
samenvallen, en _spel_ de beteekenis van _rechtsgebied_ verloren
heeft, zou de spelling _kerkmis_ en _kerkspel_ deze woorden vooral
niet verstaanbaarder maken. Wij behouden daarom de gebruikelijke
spelling _kermis_, _kerspel_.

39. Reeds in de middeleeuwen onderging het woord _liicteken_
(_lijkteeken_, d. i. _blijkteeken_) verbastering en ging over in
_licteken_ en _litteken_. Het veranderde tevens van beteekenis,
en dit had eene miskenning van het geheele woord ten gevolge. Men
vatte het op als teeken in het vleesch (_lijk_) en schreef daarom
_likteeken_, hetgeen niet verhinderde dat men voortging _litteeken_
uit te spreken. Daar nu de spelling _likteeken_ zoomin de afleiding
als de beteekenis duidelijker maakt, schrijven wij overeenkomstig de
uitspraak en het eeuwenoude gebruik: _litteeken_. (_Grondbeg._ § 131).



De lipletters _v_ en _f_.


40. De gebruikelijke spelling _diefegge_ doet denken aan eene
samenstelling van _dief_ met zeker onbekend woord _egge_. Deze
uitgang echter is slechts een achtervoegsel; het woord is niet door
samenstelling, maar door afleiding gevormd. Het moet derhalve ook op
de wijze der afgeleide woorden gespeld worden, dat wil hier zeggen,
de _f_ moet in _v_ veranderen: dus _dievegge_, gelijk in _dieverij_,
_lieverd_ enz. (_Grondbeg._ § 107).

41. De beschaafde uitspraak heeft de _v_ van _vonk_ in het afgeleide
_fonkelen_, wanneer dit woord overdrachtelijk wordt opgevat,
tot _f_ verscherpt, en zoodoende een nieuw woord doen ontstaan
nevens _vonkelen_, vonken schieten, in de eigenlijke opvatting. Wij
schrijven daarom in den oneigenlijken zin _fonkelen_, en dus ook
_fonkelnieuw_. (_Grondbeg._ § 111).



De sisletters _s_ en _z_.


42. Uit de bijwoordelijke uitdrukking _te zamen_ ontstond eerst
het bijw. _tsamen_, en hieruit, door het wegvallen der _t_, nadat
zij de _z_ tot _s_ verscherpt had, _samen_. Dit is dus inderdaad in
oorsprong een ander woord dan zamen, en de scherpe uitspraak, die nog
altijd de heerschende is, steunt op een goeden grond. Wij schrijven
daarom _samen_ met _s_ aan het begin van alle samenstellingen, en zoo
ook, wanneer het woord alleen staat: _samenkomen_, _samenwerken_,
_samenspraak_, _samenhang_ enz. _Te samen_ zou echter niet te
verdedigen zijn, dewijl het niets anders kan beteekenen dan _te te
zamen_, met dubbel voorzetsel. Daarom schrijven wij: _Zij zullen
er te zamen_ (of _er samen_) _heengaan_. Ook blijft de _z_ in het
midden der woorden, die door samenstelling of door aanhechting van een
voorvoegsel van _zamen_ gevormd zijn, als in _opzamelen_, _inzamelen_,
_verzameling_. (_Grondbeg._ § 108).

43. De gebruikelijke spelling schrijft naar eisch der afleiding en
uitspraak _geenszins_, maar strijdig met beide _allezins_, _anderzins_,
_eenigzins_, _veelzins_. Naar analogie van het geheel onberispelijke
_geenszins_, behoort men ook _alleszins_, _anderszins_, _eenigszins_,
_veelszins_ te schrijven: eene spelling, die aan alle eischen der
spraakkunst beantwoordt. (_Grondbeg._ § 125).

44. Het schrijven van _wijsst_, _boosst_, _loosst_, als overtreffende
trappen van _wijs_, _boos_, _loos_, zou met de Nederl. begrippen
aangaande de spelling in strijd en iets ongehoords zijn. Daarmede
vervalt dan ook de spelling _wijsste_, _boosste_, _loosste_,
en, naar analogie hiervan, ook _valschst_, _verschst_ enz. Wij
schrijven derhalve, in de gevallen waar dergelijke harde vormen niet
te vermijden mochten zijn: _wijst_--_wijste_, _loost_--_looste_,
_malscht_--_malschte_ enz., overeenkomstig de gebruikelijke spelling
van _Friesch_ (niet _Friessch_), _trotsch_ (niet _trotssch_), van
_Fries_ en _trots_, die zelve op _s_ eindigen.

Het achtervoegsel -_ster_, dat vrouwelijke persoonsnamen vormt,
maakt steeds eene afzonderlijke lettergreep uit, en verschilt dus
daarin van -_s_ en -_sch_. Het behoudt daarom zijne _s_, b. v. in
_ziekenoppasster_, _mutsenwaschster_ enz. (_Grondbeg._ § 124).



De samenstellingen.


45. _Samengestelde woorden_ zijn verbindingen van woorden, die tot één
geheel vereenigd zijn met het doel om een nieuw begrip uit te drukken,
verschillende van de som der begrippen, die door de afzonderlijke
deelen aangeduid worden. Zoo beteekenen b. v. _grootschrift_ en
_kleinkind_ iets anders dan _groot schrift_ en _klein kind_.

46. Alle samenstellingen bestaan uit twee deelen, _leden_ genoemd,
die echter zelve samenstellingen kunnen zijn; b. v. _huis-knecht_,
_op-stellen_, _horloge-maker_, _werk-tuig_, _horlogemakers-werktuig_.

47. De deelen der samengestelde woorden worden aaneen geschreven of
door een koppelteeken verbonden, soms met verandering van den vorm van
het eerste lid. Hieruit volgt, dat de spelling in de eerste plaats de
middelen aan de hand moet geven om te onderkennen, welke opeenvolgingen
van woorden samenstellingen zijn en dus óf aaneen geschreven óf door
koppelteekens verbonden moeten worden. Vervolgens moet zij ook den
aard der veranderingen van het eerste lid doen kennen, voor zooverre
deze niet duidelijk uit de uitspraak blijken.



Regels voor het onderkennen der samenstellingen.
(Grondbeg. § 134-153).


48. Samengestelde woorden--en dus aaneen te schrijven--zijn alle
opeenvolgingen van woorden, die los staande óf geene óf een verkeerden
zin zouden opleveren.

I. Tot de eerste soort behooren alle opeenvolgingen van woorden, die,
wanneer zij vaneen geschreven werden, geen verstaanbaren zin zouden
opleveren, tenzij men door verandering van den vorm der deelen, door
omzetting of invoeging van andere woorden, den zin nader aanduidde;
b. v. _ijzerdraad_, _ijzeren draad_; _tweehonderd_, tweemaal honderd;
_godmensch_, goddelijk mensen; _zeshoek_, figuur met zes hoeken;
_badkuip_, kuip om te baden, enz.

Bijzondere soorten der hier bedoelde woorden zijn:

1. De uitdrukkingen, door middel van een achtervoegsel van op zich
zelve staande woorden gevormd; t. w.:

_a._ Vele zelfst. nw. op -_er_, -_ster_ en -_ing_, als _houthakker_,
van _hout hakken_; _droogscheerder_, van _droog scheren_;
_invrijheidstelling_, _tekortkoming_, van _in vrijheid stellen_,
_te kort komen_.

_b._ Vele bijvoegl. nw. op -_ig_ en -_sch_, als _vierhoekig_, van
_vier hoeken_; _alledaagsch_, van _alle dagen_, enz.

_c._ Alle bijwoordelijke uitdrukkingen met de zoogenaamde
bijwoordelijke _s_, als _veeltijds_, _buitendijks_, _terloops_.

2. Die zelfst. nw., wier eerste lid een bijvoegl. nw. is, dat in de
rede geene naamvalsveranderingen ondergaat, maar steeds denzelfden
vorm behoudt; b. v. _grootmeester_, _oudoom_, _kleinzoon_ enz. Men
zegt: _des grootmeesters_, _uwen oudoom_, _zijne kleinzoons_, niet
_des grooten meesters_, _uwen ouden oom_, _zijne kleine zoons_,
dan met verandering der beteekenissen.

3. De uitdrukkingen, waarin woorden voorkomen met spraakkunstige
vormen, die buiten zulke samenstellingen niet meer in gebruik
zijn. Hiertoe behooren:

_a._ De uitdrukkingen met het eerste lid in den sterken manl. of
onz. 2den nv., als _goedsmoeds_, _blootshoofds_ enz., dewijl men niet
meer zegt: _des goeds moeds_, _des bloots hoofds_ enz.

_b._ De uitdrukkingen, bestaande uit een bijv. nw. in den sterken
2den nv. op -_er_, met een zelfst. nw., in oneigenlijken zin genomen;
als _allerwegen_, _langzamerhand_, _toevalligerwijze_ enz.

_c._ De uitdrukkingen, bestaande uit een voorzetsel, gevolgd van een
2den nv.; als _binnensmonds_, _buitenshuis_ enz.

_d._ De uitdrukkingen, waarin het verbogen lidwoord _de_ _in ter_
is veranderd; als _metterdaad_, _mettertijd_ enz.

_e._ De uitdrukkingen, beginnende met _dèr_, _dès_ en _wès_,
verouderde 2de nvll. van _die_ en _wie_; als _derhalve_, _desgelijks_,
_deskundige_, _weshalve_ enz.

II. Tot de tweede soort behooren alle opeenvolgingen van twee
woorden, in welke een van beide of beide hunne gewone beteekenis
hebben afgelegd, zoodat de zin der vereenigde begrippen een andere
is dan die, welken de bloote som der beide begrippen zou medebrengen.

Als zoodanig worden aaneen geschreven:

1. De werkwoorden met de voorzetsels _aan_, _achter_, _bij_,
_door_, _om_, _onder_, _op_, _over_, _tegen_, _uit_ en _voor_,
welke voorzetsels alsdan in bijwoorden zijn overgegaan, en die met
de bijwoorden _af_, _mede_ en _toe_, als: _aanbinden_, _doorsteken_,
_uithalen_, _afgaan_, _medeloopen_, _toestemmen_ enz.

2. De werkwoorden, verbonden met een zelfst. of bijv. naamw., óf met
een bijwoord van wijze, wanneer de beteekenis dier woorden of die
van het werkw. zelf is gewijzigd; b. v. _gadeslaan_, _rechtspreken_,
_gevangennemen_, _goeddoen_, _vrijlaten_, _voortgaan_, _aaneenbinden_,
_ondereenmengen_ enz.

Wanneer het eerste woord eene bepaling bij zich nemen of in een der
trappen van vergelijking staan kan, is zulks een bewijs, dat er geene
samenstelling plaats heeft. Zoo zijn b. v. _staat maken_ en _fraai
schrijven_ geene samenstellingen, omdat men kan zeggen _geen staat
op iets maken_, _fraaier schrijven_ enz.

3. De bijvoegl. naamw., vergezeld van de bijw. _wel_, _vol_ en _al_,
wanneer deze woorden den zin hebben van _zeer_, als _welbespraakt_,
_volzalig_, _aloud_ enz.; alsmede de titels, beginnende met _edel_,
_hoog_, _wel_ en _zeer_, als _Edelgeboren_, _Hooggeleerd_, _Weledel_,
_Zeergeleerd_ enz.

4. De benamingen van kleuren, uit twee bijvoegl. nw. bestaande,
als _hooggeel_, _lichtblauw_, _donkerbruin_, _zwartbont_ enz.

5. De voornaamw. _degene_, _diegene_, _hetwelk_, _dezulke_ en
_dezelfde_.

6. De bijwoordelijke uitdrukkingen, bestaande uit twee bijwoorden,
als _veeleer_, _zoozeer_, _zoolang_, _evengoed_ enz. (verschillende
van _veel eer_ of _eerder_, _zoo zeer_, _zoo lang_, _even goed_);
of uit een bijwoord en een voorzetsel, dat bijwoord geworden is,
als _kortom_, _voluit_ enz.

7. De bijwoorden _hier_, _daar_ en _waar_, gevolgd door een voorzetsel,
dat echter in deze verbinding als bijwoord moet opgevat worden. Zoo
b. v. _hierdoor_, _daaruit_, _waaronder_ enz.

8. De bijwoordelijke uitdrukkingen, bestaande uit een voorzetsel
gevolgd van een zelfst. of bijvoegl. nw., een bijwoord of een
voornaamw., wanneer er wijziging van beteekenis plaats heeft;
b. v. _achterwege_, _overeind_, _overlang_, _voorzeker_, _voorgoed_,
_vanhier_, _vandaar_, _overal_, _ondereen_ enz., verschillende van
_voor zeker_, _voor goed_, _van hier_, _van daar_.

9. De bijwoorden _terstond_, _terug_ en _ternauwernood_.

10. De voorzetsels _tegenover_, _rondom_, _niettegenstaande_ en
_ingevolge_.

Andere uitdrukkingen, die de waarde van een voorzetsel hebben, als _uit
hoofde_, _in geval_, _door toedoen_, _met betrekking_ enz., blijven
gescheiden, omdat het tweede lid, dat altijd een zelfst. nw. is,
steeds zelf eene bepaling vereischt; als _uit hoofde van_, _in geval
van_, _met betrekking tot_ enz.

11. Alle uitdrukkingen met de waarde van een voegwoord, waarin de
beteekenis van ieder deel niet duidelijk uitkomt; b. v. _alhoewel_,
_zoodat_, _doordien_, _dientengevolge_ enz.

12. De tusschenwerpsels _helaas_ en _eilieve_.



Het gebruik van het koppelteeken.
(Grondbeg. § 154-158).


49. Wanneer het werkelijk aaneen schrijven van de deelen eener
samenstelling een woord zou opleveren van een te vreemd voorkomen,
of dat wegens zijne lengte moeilijk zou te overzien zijn, dan worden
de deelen door een koppelteeken vereenigd.

50. Het koppelteeken wordt derhalve gebezigd:

1. In woorden, waarin eigennamen of van eigennamen gevormde
bijv. nw. voorkomen; als in _Cayenne-peper_, _Manilla-sigaren_,
_Portorico-tabak_, _Zuidzee-traan_, _Schakel-lijm_ enz.,
_Berlijnsch-blauw_, _Friesch-groe_n enz., _Engelsch-Russisch_,
_Indo-Germaansch_ enz. Niet echter, wanneer de eigennaam in de
uitspraak onherkenbaar misvormd of wel geheel vergeten is, als in
_portwijn_, _kwassiehout_, _spijkerbalsem_ enz.

2. In titels, bestaande:

a. Uit twee bastaardwoorden, als _adjunct-commies_,
_minister-resident_, _luitenant-kolonel_ enz.

b. Uit een Nederl. woord en een bastaardwoord, die beide reeds op
zich zelve titels zijn, of waarvan het achterste een bijv. nw. is;
als _grootmeester-nationaal_, _kapitein-geweldiger_, _Staten-Generaal_,
_raad-pensionaris_ enz.

3. In geographische namen, bestaande uit een eigennaam en een
bijv. nw. of bijwoord; als _Groot-Britannië_, _Nieuw-Holland_,
_Noord-Brabant_, _West-Friesland_, _Beneden-Egypte_ enz.

Bijvoegl. naamw. echter, van woorden als de hier bedoelde gevormd,
worden (volgens § 48, I, 1, _b_) zonder koppelteeken aaneen geschreven;
b. v. _Noordhollandsch_, _Oostfriesch_ enz.

4. In samenstellingen, waarin het eerste lid--hetzij een bijv. nw.,
hetzij een voornaamwoord, lidwoord of telwoord--alleen betrekking heeft
op het eerste gedeelte der volgende samenstelling, en niet op dit woord
in zijn geheel; als _bolvormige-driehoeksmeting_, _dolle-hondsbeet_,
_klein-kinderschooltje_, _oude-mannenhuis_, _ijzeren-spoorweg_,
_Sint-Jansdag_, _St.-Catharinagasthuis_, _Lieve-Vrouwenkerk_,
_Mijns-Heerenland_, _'s-Gravenhage_, _'s-Hertogenbosch_, _de
Vier-Heerenlanden_ enz.



De verbindingsklanken tusschen de leden der samenstellingen.
(Grondbeg. § 161-213).


51. In de meeste samenstellingen blijft het eerste lid onverminkt; maar
niet zelden neemt het een toevoegsel aan, hetwelk _verbindingsklank_
of _verbindingsletter_ genoemd wordt.

52. Verminkingen hebben plaats:

_a._ Bij de woorden op eene toonlooze _e_, welke die _e_ ook buiten de
samenstelling kunnen missen; b. v. in _aardbewoner_, _eindbesluit_ enz.

_b._ Bij de woorden, die in het mv. op -_eren_ of -_ers_ uitgaan. Deze
werpen in de samenstelling -_en_ of -_s_ af, als: _kalvermarkt_,
_raderwerk_ enz., niet _kalversmarkt_, _raderenwerk_.

_c._ Bij werkwoorden, wier eerste lid eene zoogenaamde onbepaalde wijs
is. Deze werpen de _n_ weg, b. v. in _spelevaren_, voor _spelen varen_.

_d._ Bij de stammen op _d_, voorafgegaan door een helderen klinker of
tweeklank, waarin eene _i_ of _u_ voorkomt, t. w. _ij_, _ei_, _ui_,
_ie_ en _ou_. Deze werpen, althans in dagelijksche woorden, de d af,
als in _rijkunst_, _leiboom_, _luiklok_, _verspiejacht_, _houpaardje_,
van _rijd_(_en_), _leid_(_en_), _luid_(_en_), _verspied_(_en_)
en _houd_(_en_).

53. De _verbindingsklanken_ zijn -_e_-, -_n_-, -_el_-, -_en_-, -_er_-
en -_s_-. In de meeste gevallen leert de uitspraak, wanneer in een
woord verbindingsklanken voorkomen, en welke het zijn. Slechts in twee
gevallen kan er onzekerheid bestaan, namelijk ten aanzien eener _n_
achter eene toonlooze _e_, b. v. in _paardemarkt_ of _paardenmarkt_;
en ten aanzien eener _s_, wanneer het tweede lid met _s_ of _z_
begint, b. v. in _dorpschool_ of _dorpsschool_, _varkenziekte_ of
_varkensziekte_. De spelling heeft regels te geven voor het gebruik
der verbindings-_n_ en der verbindings-_s_, vermits de _n_ achter
de toonlooze _e_ veelal zeer onduidelijk uitgesproken of wel geheel
onderdrukt wordt, en eene _s_ in eene volgende _s_ of _z_ wegsmelt.



Regels voor het gebruik der verbindings-_n_.


54. Wanneer het tweede lid eener samenstelling met een klinker of
eene _h_ aanvangt, voegt men ter vermijding van de gaping (_hiatus_)
eene _n_ achter de toonlooze _e_; b. v. in _galgenaas_, _ganzenei_,
_brillenhuisje_, _vossenhol_ enz.

Uitgezonderd zijn de samenstellingen met het onverbuigbare _mede_, en
met die zelfst. nw., welke, gelijk bede, bode, vrede, op eene toonlooze
_e_ eindigen, die niet onderdrukt kan worden; b. v. _medearbeider_,
_bedehuis_, _bodeambt_, _vredehandel_ enz. Hiertoe behoort ook
_minnehandel_, van het oude _minne_, dat thans _min_ luidt, maar in
samenstellingen den ouden vorm behoudt, als _minnebrief_, _minnedicht_
enz.

55. In woorden als _'s-Gravendeel_, _'s-Gravenhage_, _'s-Gravenland_,
_'s-Heerenberg_, _'s-Hertogenbosch_, _Mijns-Heerenland_, _Prinsenhage_,
behoort eene _n_ als teeken van den 2den nv.

56. Wanneer het eerste lid _noodwendig_ de voorstelling van een
meervoud medebrengt, dan wordt achter eene toonlooze _e_ eene
_n_ gevoegd als teeken van het meervoud; b. v. in _boekenkast_,
_brievenbesteller_, _brillenslijper_, _dievenbende_, _hoedenmaker_,
_kaarsenmakerij_, _stoelendraaier_ enz.

57. Wanneer het eerste lid _noodwendig_ een enkelvoud voorstelt,
schrijft men het woord zonder _n_, behalve in die gevallen, waarin
deze letter, volgens § 54, ter vermijding van den hiatus gevorderd
wordt. Zoo b. v. _brilleglas_, _bruggegeld_, _eendevleugel_,
_galgebrok_, _mollevel_, _paardevijg_, _speldeknop_ enz.

Tot deze soort van woorden behooren mede de samenstellingen op -_boom_,
wier eerste lid ook op zich zelf als de benaming van den boom gebezigd
wordt: b. v. _berkeboom_, _beukeboom_, _eikeboom_ enz.

In _galgenaas_, _eendenei_, _duivenoog_, _brillenhuisje_,
_bruggenhoofd_ enz., kan de _n_, wegens de volgende klinkers of _h's_
niet gemist worden, ofschoon het eerste lid enkelvoudig is. Evenmin
dus ook in _berkenhout_, _eikenhout_ enz.

58. In woorden, het dagelijksch leven betreffende, wordt geene _n_
ingevoegd, wanneer de beteekenis de gedachte aan een enkelvoud maar
eenigszins toelaat; dus niet in _flesschebakje_, _hondeketting_,
_pennemes_, _pijpedop_, _hoededoos_ enz.--Wanneer echter het
enkelvoud geheel tegen de natuurlijke opvatting aandruischt, is ook
in zulke woorden de meervoudsvorm met _n_ onvermijdelijk, b. v. in
_flesschenrek_, _hondenkoopman_, _pennenkoker_, _speldenkussen_,
_speldenwerk_, _takkenbos_ enz.

59. Woorden, wier eerste lid een persoonsnaam is, die zekeren
stand in de maatschappij uitdrukt, en het mv. uitsluitend met -_en_
vormt, als _boer_ (_boeren_), _heer_, _slaaf_, _vrouw_ enz., eischen
den meervoudsvorm op _n_; b. v. _boerendochter_, _heerenknecht_,
_slavendienst_, _vorstentelg_, _vrouwenkleed_ enz.

60. Woorden, wier eerste lid een manlijke diernaam is, die geene
samenstellingen met _s_ vormt, nemen eene _n_ als teeken van
het meerv. aan, wanneer zij _gewoonlijk_ gebezigd worden in
eene beteekenis, waarbij men aan het geheele geslacht denkt;
b. v. _apengezicht_, _berenjong_, _drakenbloed_, _hazenlip_,
_leeuwenwelp_ enz.

61. De samengestelde namen van planten, wier eerste lid een diernaam
is, zijn in twee soorten te onderscheiden. Zij zijn óf namen van
lichaamsdeelen, als _ganzetong_; óf zij geven te kennen, dat de plant
tot de diersoort in eenige betrekking staat, als slangenwortel. In
het eerste geval staat de diernaam in het enkelvoud, b. v. in
_kattestaart_, _slangekop_; in het laatste in het meervoud, b. v. in
_kattendoorn_, _slangenkruid_.

62. De samengestelde namen op -_boom_, wier eerste lid de vrucht
aanduidt die de boom oplevert, of de bloem die hij voortbrengt,
hebben het eerste lid in den enkelvoudsvorm; b. v. _kerseboom_,
_kastanjeboom_, _rozeboom_, _seringeboom_ enz.

63. De woorden, wier eerste lid _stellig_ nu eens op een enkel- dan op
een meervoud ziet, hebben twee vormen, den eenen zonder, den anderen
met de _n_, naar gelang der omstandigheden; b. v. _ossevleesch_
en _ossenvleesch_, _gemzeleder_ en _gemzenleder_, _paardestal_
en _paardenstal_. In twijfelachtige gevallen kiest men dien vorm,
die het meest te pas komt; b. v. _ossevleesch_, maar _paardenstal_.

64. Wanneer eene samenstelling in haar geheel een zelfst. nw. is,
dat uit een bijvoeglijk woord en een zelfst. nw. bestaat, als
_hoogepriester_, _zoutevisch_, _roodekool_, _eenhoorn_, dan wordt het
bijvoegl. woord gedacht in den 1sten nv. te staan en blijft den vorm
van dien nv. onveranderlijk behouden. Zoo zegt men b. v. niet alleen
_de hoogepriester_, _de eenhoorn_, maar ook _des hoogepriesters_,
_den eenhoorn_ enz.

65. Wanneer het laatste lid eener samenstelling een zelfst. nw.,
maar het geheele woord een bij- of voegwoord is, dan staat de geheele
uitdrukking in den 2den of in den 4den nv., en heeft het eerste lid
den vorm, dien geslacht en naamval vereischen. Zoo b. v. _grootendeels_
(2de nv. onz.), _dewijl_ (4de nv. vrouwel.).



Regels voor het gebruik der verbindings-_s_.


66. De verbindings-_s_ wordt als teeken van den 2den nv. niet alleen
gevoegd achter manl. en onz. woorden, b. v. in _bakkersnering_,
_dorpsherberg_, maar ook achter vrouwelijke, als in _stadsbestuur_,
_zielsverdriet_, _vriendschapsbetoon_. In woorden, wier tweede lid
met _s_ of _z_ begint, wordt zij ingelascht, wanneer ook de overige
samenstellingen, waarin het eerste lid voorkomt, ontwijfelbaar eene
_s_ hebben. Zoo leeren b. v. _krijgsmansdeugd_, _krijgsmanseed_,
_krijgsmanseer_, _dorpsherberg_, _dorpshuis_, _dorpsleeraar_,
_stadsmuur_, _stadswal_, _waarheidsliefde_ enz., dat men ook eene _s_
heeft te voegen in _krijgsmansstand_, _dorpsschool_, _stadszegel_,
_waarheidszucht_ enz.

67. De woorden, wier eerste lid op -_ier_ eindigt en de beteekenis van
een meerv. heeft, of een geheelen stand vertegenwoordigt, lasschen
de _s_ in als teeken van het meervoud; b. v. _officierssabel_,
_onderofficiersstrepen_ enz.



De bastaardwoorden.

(_Grondbeg._ § 214-256).


68. De vreemde woorden, die bij ons in gebruik zijn, moeten tot drie
klassen gebracht worden. De eerste klasse bestaat uit dezulke, die
hun vreemden vorm geheel hebben afgelegd en, in klemtoon zoowel als
in klank, aan echt Nederlandsche gelijk zijn geworden; b. v. _ark_,
_beest_, _bijbel_, _keten_, _bisschop_, _luipaard_ enz.--De tweede
bestaat uit woorden, waaraan niets veranderd is, zoodat zij door ons
juist of nagenoeg zoo als in de vreemde taal worden uitgesproken;
b. v. _facto_, _incognito_, _cadeau_, _souspied_ enz.--De derde omvat
die woorden, welke in de uitspraak wijzigingen hebben ondergaan, die
niet voldoende waren om hun het uitheemsch voorkomen geheel te benemen;
b. v. _advocaat_, _officier_, _president_, _resolutie_, _sigaar_ enz.,
die ieder op het gehoor af als vreemdelingen herkent. De zoodanige
behooren als 't ware tot twee talen en heeten daarom _bastaardwoorden_.

69. De wijzigingen, waardoor vreemde woorden in bastaardwoorden
overgegaan zijn, bepalen zich doorgaans tot de uitgangen. Deze zijn
óf geheel aan Nederl. uitgangen gelijk geworden, b. v. in _arti-kel_
(_arti-culus_), óf zij hebben nog altijd een vreemd karakter behouden,
maar worden, overeenkomstig de gewijzigde uitspraak, volgens de
Nederl. spelregels geschreven; b. v. _majesteit_ (_majestat-is_). Door
zulke gedeeltelijke veranderingen aan het einde der woorden zijn
de zoogenaamde _bastaarduitgangen_ ontstaan, als -_age_, -_aat_,
-_eeren_, -_ier_, -_ij_, -_ijn_ enz.

70. De uitgang -_age_ werd, overeenkomstig de vroegere uitspraak
_aadzje_, in de gebruikelijke spelling met _dj_ (-_aadje_)
geschreven. Nu deze spelling niet meer aan de uitspraak beantwoordt,
hebben wij ons verplicht gerekend de _dj_ te vervangen door de _g_, en
zoodoende de woorden als _bagage_, _kijvage_, _pelgrimage_, _slijtage_,
_stoffage_ enz. in overeenstemming te brengen met de gewone spelling
van _manege_, _logement_, _gelei_, _genie_, _horloge_ enz.

71. De woorden der eerste klasse worden geheel op Nederl. wijze
geschreven; als _groep_, _troep_, _kleur_, _klooster_, _koor_, _sier_,
_singel_, _troon_ enz. Uitgezonderd zijn: _cedel_ (_ceêl_), _ceder_,
_cel_, _cent_, _cijfer_, _cijns_ en _cirkel_, die men steeds met
_c_ heeft geschreven, en die met _s_ gespeld niet terstond zouden
herkend worden.

_Cel_, _cent_ en _cirkel_ blijven hunne vreemde herkomst verraden
door de onnederlandsch klinkende afleidsels cellulair, _centesimaal_,
_circulaire_, _circulatie_;--_cijfer_ door zijne _f_, die in _v_
had moeten overgaan om aan het woord geheel het voorkomen der
Nederl. woorden _drijver_, _ijver_, _kijver_ enz. te geven.

72. De woorden der tweede klasse behouden hunne oorspronkelijke
spelling; b. v. _bougie_, _cadeau_, _catalogus_, _museum_,
_savoir-vivre_, _vaudeville_ enz. Wanneer zij in de verbuiging een
Nederl. uitgang aannemen, als _cadeau's_ (_cadeaux_), _catalogen_
(_catalogi_), _museën_ (nevens _musea_) enz., dan behooren zulke
vormen tot de bastaardwoorden.

73. De woorden der derde klasse, de _bastaardwoorden_, moeten wederom
in twee soorten onderscheiden worden. De eerste omvat die woorden,
welke alleen in gebruik zijn bij hen, die de vreemde talen kennen; de
tweede de dagelijksche woorden, bij lieden van allerlei stand in zwang.

74. Tot de eerste soort behooren de benamingen der voorwerpen van
weelde, de uitdrukkingen van begrippen, alleen onder meer beschaafden
gangbaar, en bepaaldelijk de termen, uitsluitend gebruikelijk in
wetenschappen of in kunsten en beroepen, die eene wetenschappelijke
opleiding vereischen; als _dejeuneeren_, _disputeeren_, _receptie_,
_candelaber_, _lorgnet_, _categorie_, _syllogisme_, _scrupel_,
_lancet_, _tachygraaf_ enz.

75. Ten aanzien der woorden dezer klasse hebben wij ons den volgenden
regel gesteld:

Bastaardwoorden, ontleend uit talen die hetzelfde letterschrift
bezigen als het Nederlandsch, worden op de oorspronkelijke wijze
geschreven, voor zooverre hunne uitspraak onveranderd gebleven
is. Waar deze is gewijzigd en de oorspronkelijke spelling tot eene
ongewone uitspraak aanleiding zou geven, wordt de spelling zooveel
noodig op Nederl. wijze veranderd. Zoo wordt b. v. _executio_ bij
ons _executie_, _decanus_--_decaan_, _république_--_republiek_,
_souverain_--_souverein_ enz.

76. Woorden, ontleend uit het Grieksch, dat een ander letterschrift
heeft dan onze taal, worden op Latijnsche wijze uitgesproken,
en daarom door ons, volgens oud gebruik, op Latijnsche wijze
geschreven, met inachtneming evenwel van den regel, in de vorige §
gesteld. Wij spellen derhalve: _logica_, _physica_, _hypotenusa_;
doch, met verandering der uitgangen: _synode_ (_synodus_), _categorie_
(_categoria_), _geographie_ (_geographia_) enz.

77. De tweede soort bestaat uit de namen van zaken, voorkomende in
allerlei beroepen en ambachten, en uitdrukkingen van denkbeelden,
aan alle standen eigen; b. v. _penseel_, _vermiljoen_, _stukadoor_,
_karkas_, _karakter_, _kapitaal_, _kastelein_, _kwartier_ enz.

78. Op de woorden dezer soort--die meest in de uitspraak eene veel
sterkere verandering hebben ondergaan--is de vorige regel niet
meer toepasselijk; het gebruik schrijft ze, zooveel doenlijk,
op Nederlandsche wijze, b. v. _komfoort_ (schoenmakersterm,
fr. _contrefort_), _penseel_ (_penicillum_), _travalje_ (hoefstal,
fr. _travail_), _biljart_ (_billard_), _biljet_ (_billet_), _kapittel_
(_capitulum_), _kasteel_ (_castellum_), _sigaar_ (_cigarro_), _sjees_
(_chaise_) enz.

79. Niet alle tot deze soort behoorende woorden echter kunnen op
Nederlandsche wijze gespeld worden; b. v. niet _horloge_, _diligence_,
_machine_. De spellingen _horlozje_ of _horloozje_, _dilizjanse_,
_masjine_ of _maasjine_ zouden al te wanstaltig zijn en toch de
juiste uitspraak niet voorstellen. In zulke woorden moet de vreemde
spelling--en wel geheel en al--behouden worden: _diligence_, _machine_,
_chocolade_ enz., niet _diligense_, _machiene_, _chokolade_, welke
noodelooze vermenging van tweeërlei orthographie tegen den goeden
smaak zou aandruischen.

80. Tot deze soort moeten twee bepaalde klassen van woorden gebracht
worden, namelijk:

_a._ Die vreemde woorden, welke ten onzent eene beteekenis hebben
aangenomen, die hun in de vreemde taal niet eigen was. Dezulke
behooren op Nederl. wijze geschreven te worden, ofschoon zij; in de
oorspronkelijke beteekenis gebezigd wordende, de vreemde spelling
geheel of gedeeltelijk behouden. Hiertoe zijn te brengen: _dokter_
in den zin van geneeskundige, nevens doctor als titel; _komedie_
(schouwburg) nevens _comedie_ (blijspel); _kommies_ (beambte bij de
belastingen, fr. _douanier_), nevens _commies_ (ambtenaar aan een
ministerie of bij de posterijen, fr. _commis_); _lokaal_ (vertrek,
zaal) nevens het bijv. nw. _locaal_ (plaatselijk) enz.

_b._ De vreemde woorden, bij de dichters in gebruik, b. v. _nimf_,
_porfier_, _saffier_, _zéfir_ of _zefíer_ enz. De poëzie, uit haren
aard afkeerig van vreemde woorden en vormen, heeft de genoemde en
dergelijke vreemdelingen, ofschoon zij tot eene hoogere klasse van
denkbeelden behooren, sinds lang in Nederlandsch gewaad populair
gemaakt.

81. Behalve de vreemde woorden, in de vorige § onder _a_ bedoeld,
zijn er nog andere van Latijnschen of Griekschen oorsprong, die op
tweeërlei wijze geschreven worden; t. w. dezulke, die onder twee
vormen tot ons zijn gekomen, de eene rechtstreeks uit het Latijn of
Grieksch, de andere middellijk, door tusschenkomst van het Fransch. De
Latijnsche of Grieksche vorm is dan de meer wetenschappelijke of
deftige, de Fransche de gewone en dagelijksche. Hiertoe behooren
b. v. _praesens_ (tegenwoordige tijd) en _present_ (tegenwoordig),
_subject_ (onderwerp) en _sujet_ (in de uitdrukking _een gemeen
sujet_), _familie_ (Lat. familia) en het gemeenzame _famielje_
(Fr. _famille_), _dioecese_ en _diocese_, _nummer_ en _nommer_,
_oeconomie_ en _economie_, _praeparaten_ en _preparatieven_,
_fundament_ en _fondement_, _secunde_ en _seconde_.

82. De door ons aangenomen regels voor het schrijven der vreemde en
bastaardwoorden zijn geheel in overeenstemming met de heerschende
richting in ons spellingstelsel, waarin zich overal het streven
openbaart om de uitspraak juist voor te stellen en de afleiding te
doen uitkomen, voor zooverre deze het recht verstand der woorden
kan bevorderen. Beide, de uitspraak en de afleiding der vreemde
woorden, kunnen natuurlijk slechts door de oorspronkelijke spelling
in het licht worden gesteld; doch, waar de uitspraak te zeer
gewijzigd is en de kennis der etymologie geen nut kan doen, zou
de oorspronkelijke spelling veeleer nadeelig werken, en is dus het
volgen der Nederl. regels het rationeelst. Ook het erkennen van twee
vormen nevens elkander is eene eigenschap van het Nederlandsch, dat
een groot aantal woorden bezit, die twee, sommige zelfs drie vormen
hebben, welke òf in gewijzigde beteekenissen òf in verschillende
stijlsoorten gebruikelijk zijn. Men denke hier aan _het koord_, met
zorg vervaardigd touw, _de koord_ der koordedansers, en _de koorde_
in de meetkunst; aan _het uur_ en _de ure_, aan _de ziel_ en _de
ziele_, aan _kleeden_ en _kleederen_, aan _volken_ en _volkeren_ enz.

83. De hier voorgedragene spelling is bovendien voor hen, die zich het
meest van vreemde en bastaardwoorden bedienen, namelijk voor allen,
die de vreemde talen kennen, buiten tegenspraak de gemakkelijkste,
vermits zij hen niet noodzaakt zich nog eene derde, afzonderlijke
spelling eigen te maken, die zoowel van de vreemde als van de
Nederlandsche verschilt. De eenige moeilijkheid, die zij ook voor
dezulken heeft, is te bepalen of een bastaardwoord tot de eerste,
dan wel tot de tweede soort gebracht moet worden. Intusschen is
die zwarigheid niet zoo groot, als zij schijnt. Het aantal woorden,
waarbij men werkelijk in twijfel kan staan, is betrekkelijk gering;
en de vraag, die zich bij elk dier woorden voordoet, betreft niet nu
deze, dan eene andere bijzonderheid, maar luidt onveranderlijk: _is
het woord in gebruik bij het algemeen, of slechts in bepaalde kringen?_
Heeft men die vraag beantwoord, dan is de spelling door de regels in §
75-80 gegeven. In de weinige werkelijk twijfelachtige gevallen, waarin
het antwoord van den tact des schrijvers afhangt, zal de beslissing
niet bij ieder dezelfde zijn: de een zal een woord volgens den regel in
§ 75, de ander volgens den regel in § 78 behandelen, hetgeen dan twee
verschillende spellingen van hetzelfde woord ten gevolge heeft. Doch
niemand kan hierin eene groote ramp zien, wanneer men bedenkt,
dat geene der beide schrijfwijzen, zoo slechts de regels goed zijn
toegepast, eene taalfout heeten of tot andere verkeerdheden leiden kan.

84. Een ander bezwaar, namelijk dat niet allen, die zich van
woorden der eerste soort bedienen, de oorspronkelijke talen (meestal
het Fransch, Latijn of Grieksch) verstaan, zoodat er steeds zullen
gevonden worden die tot een woordenboek hunne toevlucht moeten nemen,
drukt evenzeer op het stelsel dergenen, die de vreemde woorden meer op
Nederl. wijze willen gespeld hebben, en b. v. _fyzika_, _kritikus_,
_katheder_, _kataloog_ enz. schrijven. Ook dezen moeten evengoed de
vreemde talen kennen of eene woordenlijst raadplegen om te weten,
dat--volgens hun stelsel--_fyzika_ eene _y_, maar _kritikus_ gewone
_i's_, dat _katheder_ eene _th_, maar _kataloog_ eene _t_ hebben moet.

85. Is het bedoelde stelsel [1] niet in staat om de moeilijkheid
weg te ruimen, voor welker opheffing het juist opzettelijk is
uitgedacht, het bezwaar in § 83 vermeld is daarin veel grooter dan
bij het onze. Dat stelsel toch past zijne regels niet slechts toe op
bastaardwoorden, maar ook op geheel ongewijzigd overgenomen vreemde
woorden, wier klank door de Nederl. spelling meer of minder juist
kan voorgesteld worden. Men gaat daarbij echter geheel inconsequent
te werk en laat sommige, waarop de regels streng genomen zeer wel
toepasselijk zouden zijn, geheel onveranderd, zonder eene grens te
kunnen aanduiden, waar de vreemde spelling ophouden en de Nederlandsche
beginnen moet. Zoo schrijft men _botanikus_, _kritikus_, _logika_,
_kreion_, _portefeulië_, _kompanion_, maar, geheel op Fransche wijze:
_bouillon_, _bouilli_, _eau de Cologne_, _entrepot_, _coup d'état_,
_bordeaux_ (wijn), terwijl het stelsel volstrekt _odekolonje_,
_antrepo_, _koedeta_ of _koedeeta_, _bordo_ eischt: spellingen, die de
uitspraak zeker niet minder juist zouden voorstellen dan _konsinië_,
_sinialement_, _viniët_, _broeliëeren_, _akkeuliëeren_, gelijk sommigen
willen, die van _consigne_, _signalement_, _vignet_, _brouilleeren_,
_accueilleeren_. Er is voor dergelijke uitzonderingen geene andere
reden te bedenken, dan dat de aangevoerde en meer zulke woorden,
op Nederl. wijze geschreven, een al te gedrochtelijk voorkomen zouden
hebben. Wij hebben gemeend een stelsel niet te mogen aannemen, dat voor
zijne eigene toepassing terugdeinst en daarmede zich zelf veroordeelt,
en dat, consequent gevolgd, tot spellingen als _soepjee_ (souspied),
_swarree_ (soirée), _koeduilj_ (coup d'oeil) enz. brengt, gelijk het
reeds het niet zeer fraai klinkende _ekwipaadje_ heeft doen ontstaan.

86. Daar men--en onzes inziens te recht--alle noodelooze
inconsequentiën veroordeelt, en prijs stelt op regelmaat in alles,
wat--gelijk de spelling eener taal--op den naam van _stelsel_ aanspraak
moet kunnen maken, mogen wij geene vormen goedkeuren als _fyzika_
(_physica_), waarin de Nederl. _f_ en _z_ plaats nemen naast de
Gr. _y_, of als _katalogus_ (_catalogus_), waar de Lat. uitgang _us_
in strijd is met de Gr. of Nederl. _k_. Schrijfwijzen, die twee
of drie verschillende spellingen, zonder noodzaak en zonder eenig
nut, op de willekeurigste wijze vermengen, kunnen niet ordelijk en
regelmatig heeten. Wij behouden daarom niet slechts de Gr. _th_ en _y_,
maar ook de _c_, _s_ en _ph_, waar de Latijnsch-Grieksche spelling
die letterteekens medebrengt. Dat de _ph_ aanleiding kan geven tot
eene verkeerde uitspraak bij minkundigen, geeft dezen het recht niet
om te eischen dat de geheele natie te hunnen gerieve inconsequent
zal handelen. Een onkundige moge _bedelen_ of _legeren_ uitspreken
alsof er _bedeelen_ en _legeeren_ geschreven stond, of _bévingen_
met _bevìngen_ verwarren; maar die mogelijke vergissing van lieden,
wier kennis zoo gebrekkig is, kan voor de taal geene reden zijn om
haar spellingstelsel te veranderen, dat zij eenmaal op goede gronden
heeft aangenomen.



Het verdeelen der woorden in lettergrepen.

(_Grondbeg._ § 257-270).


87. De spelling heeft ook het antwoord te geven op de vraag, tot
welke lettergreep bij het afbreken van een woord de tusschenletters
moeten gerekend worden, tot de voorgaande of tot de volgende. Te dien
aanzien hebben wij de volgende regels aangenomen:

1. In samengestelde woorden blijft iedere letter in het woord, waartoe
zij behoort; men breekt derhalve dus af: _kwab-aal_, _eer-ambt_,
_mein-eedig_, _door-een_, _elk-ander_ enz.

Woorden met voorvoegsels, als _be_-, _ge_-, _her_- enz., en die met de
achtervoegsels -_aard_ en -_achtig_, welke eigenlijk samenstellingen
zijn, worden als samengestelde woorden behandeld. Men breekt dus af:
_be-kleeden_, _her-overen_, _blauw-achtig_, _wreed-aard_ enz., met
uitzondering van _grijn-zaard_ en _vein-zaard_: vergel. § 33.

2. Bij afgeleide woorden met achtervoegsels, die met éénen of meer
medeklinkers beginnen, wordt het geheele achtervoegsel afgescheiden;
b. v. _lief-de_, _hoog-ste_, _gedwee-ste_, _mee-ste_, _bak-ster_,
_vlee-schelijk_ enz. Ter wille van de uitspraak moeten _naas-te_
en _bes-te_ worden uitgezonderd.

Ook de _t_ en _p_, die in de verkleinwoorden voor den uitgang -_je_
gevoegd worden, en evenzoo de _s_ voor -_ken_ of -_ke_, behooren
bij deze achtervoegsels te blijven. Men breekt derhalve dus af:
_stoel-tje_, _boon-tje_, _boom-pje_, _penning-ske_, _jong-ske_ enz.

3. In gevallen, die niet tot een der behandelde te brengen zijn,
gaat men naar de volgende voorschriften te werk:

_a._ Eene alleenstaande tusschenletter behoort tot de volgende
lettergreep; b. v. in _dee-len_, _ne-men_, _la-chen_, _li-chaam_.

_b._ Van twee tusschenletters behoort de eerste tot de voorgaande, de
tweede tot de volgende lettergreep; b. v. in _ber-gen_, _lan-den_,
_gan-zen_ enz., en zoo ook bij _ng_ in _lan-ger_, _bren-gen_,
_zin-gen_.

_c._ Van drie en vier tusschenletters behooren er zooveel tot de
volgende lettergreep, als zich gezamenlijk aan het begin van een woord
gemakkelijk laten uitspreken. Men breke volgens dezen regel dus af:
_vor-sten_, _kor-stig_, _ven-ster_ enz.; maar _amb-ten_, _erw-ten_,
_art-sen_, _koort-sen_ enz.

_d._ In vreemde woorden en eigennamen gaat men naar de uitspraak te
werk, b. v. in _le-proos_, _A-driaan_ enz.



Het gebruik der hoofdletters.


88. De hoofdletters of kapitale letters dienen om een woord van
andere te onderscheiden en den lezer te waarschuwen, dat het tot
eene bijzondere soort behoort. Zij worden daarom gebezigd om een
woord te kenmerken als een eigennaam of daarmede gelijkstaande,
of als het eerste eener reeks van woorden, die òf niet òf minder
nauw met het voorafgaande samenhangen. Hieruit vloeien de volgende
bijzondere regels voort:

89. Men schrijft met hoofdletters:

1. Het eerste woord van elken volzin en, in poëzie, van elken
dichtregel.

2. Alle eigennamen van personen, als _Albert_, _Arend_, _Rubens_,
_Wolf_ enz.

Wanneer zij uit de vereeniging van twee woorden bestaan, dan wordt
ieder hoofddeel met eene kapitale letter geschreven; b. v. _Jan Steen_,
_De Witt_, _Ter Horst_, _Van Erp_ enz.

Bij namen, die uit drie deelen bestaan, van welke het eerste een
voorzetsel en het tweede een lidwoord is, behoudt het middelste de
kleine letter, als _Van den Berg_, _Van der Horst_, _Van de Wall_,
_Op den Heuvel_ enz.

Ook de bijv. nw., als toenamen achter eigennamen gevoegd, hebben eene
hoofdletter; b. v. _Alexander de Groote_, _Karel de Vijfde._

3. Alle geographische eigennamen, als _Italië_, _Alkmaar_, _de Rijn_,
_de Vesuvius_ enz. Zijn zij samengesteld, dan krijgt ook bij deze ieder
hoofddeel eene kapitale letter; als _Nieuw-Holland_, _Noord-Brabant_,
_de Middellandsche Zee_, _de Kust van Guinea_ enz.

4. De namen van maanden en van week- en feestdagen, als _Januari_,
_Maandag_, _Kerstmis_, _Paschen_, _Allerheiligen_, _St.-Pieter_ enz.

5. De gemeene zelfstandige naamwoorden die als eigene gebezigd
worden. Dit heeft plaats:

_a._ Met persoonsnamen, wanneer zonder nadere aanduiding alleen uit de
omstandigheden moet blijken, welke persoon bepaaldelijk bedoeld wordt;
b. v. in uitdrukkingen als: _de Koning_ (namelijk der Nederlanden);
_de Burgemeester_ (der plaats, waar de schrijver zich bevindt), enz.

Dit is natuurlijk ook van toepassing op bijvoegl. woorden, die
als zelfst. nw. gebezigd worden, en in hetzelfde geval verkeeren;
b. v. _de Booze_, _de overzetting der Zeventigen_.

_b._ Met benamingen van zaken, wanneer zij iets aanduiden, dat in
de rhetorische _apostrophe_ aangesproken en dus als een persoon
voorgesteld wordt; b. v. in uitdrukkingen als: _U roep ik geenszins
aan, Verbeelding! Gij, strenge Waarheid, gij alleen spoort me aan
tot zingen._

6. Ieder hoofdwoord in titels, als: _de Heer A_, _Mijnheer_, _Mevrouw_,
_Mijne Heeren_, _Dames_, _Weledelgestrenge Heer_, _de Staten-Generaal_,
_de Hooge Raad_, _het Hof van Cassatie_ enz.

7. De bijv. nw. van eigennamen afgeleid, als _Amsterdamsch_,
_Groningsch_, _Engelsch_, _Russisch_ enz.; evenzoo wanneer zulke
woorden, als zelfst. nw. gebezigd, eene taal of een tongval beteekenen:
_het Engelsch_, _het Groningsch_.

Het sedert eenigen tijd--in navolging van andere talen--opkomende
gebruik om bijv. nw. als _Engelsch_, _Fransch_, _Duitsch_ enz. met
kleine letter te schrijven, is volstrekt niet aan te bevelen. Het doel
der kapitale letter is den lezer te waarschuwen, dat het woord niet een
gewoon naamwoord, maar een eigennaam is, en daardoor alle mogelijke
verwarring te voorkomen. Die aanwijzing is bij de bijv. nw. even
noodzakelijk als bij de eigennamen zelve.

8. Die woorden, die in bijzondere gevallen, door den smaak en het
oordeel van den schrijver te bepalen, eene opzettelijke aanwijzing
vereischen of van het overige onderscheiden moeten worden, als
b. v. _Hij_, _Hem_, _Zijn_, van God gezegd; _de Almacht_; _de Hemel_;
_de Kroon_; _de Regeering_; _het Ik_; _in 't Voorleden ligt het
Heden_, enz.



Het gebruik van het samentrekkingsteeken.


90. Het samentrekkingsteeken (^) dient om aan te duiden, dat eene
lettergreep, ten gevolge van de uitlating eener _d_ tusschen twee
klinkers, door de samensmelting van twee lettergrepen ontstaan is;
als in _daân_, _gebeên_, _gebiên_, _geboôn_, _spoên_, _reên_, uit
_daden_, _gebeden_, _gebieden_, _geboden_, _spoeden_, _redenen_. De
woorden, waarbij zulk eene samentrekking heeft plaats gehad, zijn
vrij talrijk, en--althans voor het groote publiek--niet altijd
gemakkelijk te herkennen. Zoo zal niet iedereen gevoelen, dat de
woorden _graag_, _kwee_, _kweelen_, _kiel_ (kleedingstuk), _door_
(van een ei), samentrekkingen zijn van _gradig_, _kwede_, _kwedelen_,
_kedel_ of _kidel_ en _doder_. Zelfs wanneer het woord nog onveranderd
in gebruik is, kan de samentrekking licht onopgemerkt blijven; als bij
_weerlichten_ uit _wederlichten_ (hd. _wetterleuchten_), bij _builen_
(bakkerw.) van _buidel_, en andere. Daar derhalve het aanduiden van
_alle_ samentrekkingen zeer lastig zou wezen en in de meeste gevallen
volstrekt geen nut zou hebben, bezigen wij het samentrekkingsteeken
alleen dan, wanneer de ineensmelting van twee lettergrepen, die
in den gewonen stijl niet samengetrokken worden, opzettelijk, met
bewustheid, plaats heeft ten behoeve van maat, rijm of welluidendheid,
als b. v. _daân_, _leên_, _liên_, _doôn_, _voên_, _verneêren_ en
dergelijke ongewone vormen, bij welke de opzettelijke aanduiding der
samentrekking voor de duidelijkheid wenschelijk is. Bij samentrekkingen
echter als _la_ voor _lade_, _mee_ voor _mede_, _slee_ voor _slede_,
_leer_ voor _leder_, _neer_ voor _neder_, _veer_ voor _veder_, _weer_
voor _weder_ enz., die in het dagelijksch leven werkelijk zóó worden
uitgesproken, achten wij het teeken geheel overtollig.



A


A, V., a's.

A (voorz.).

Aagt, V., aagten. Aagtje, O., -jes.

Aai, M., aaien. Aaitje, O., -jes.

Aaien, aait, aaide, heeft geaaid.

Aaiing, V., aaiingen.

Aak (vaartuig), V., aken.

Aak (boom), M., aken.

Aaks, ook Aks, V., aaksen.

Aakster. Zie Ekster.

Aal (priem), V., alen.

Aal (meststof), V.

Aal (bier), O., alen.

Aal (visch). Als voorwerpsnaam M., alen. Aaltje, O., -jes. Als
stofnaam V.

Aalbes, V., -bessen.

Aalbesseblad, O., -bladeren.

Aalbesseboom, M., -boomen; -boompje, O., -jes.

Aalbessengelei, V.

Aalbessen-jam, V.

Aalbessenjenever, V.

Aalbessennat, O.

Aalbessenrist, V., -risten.

Aalbessensap, O.

Aalbessensaus, V., -sausen.

Aalbessentros, M., -trossen.

Aalbessenvla, V., -vlaas.

Aalbessenwijn, M.

Aalbessestruik, M., -struiken.

Aalbezie, V., -beziën.

Aalbezieboom, Aalbeziënjenever enz. Zie bij Aalbesseboom enz.

Aalelger, M., -elgers.

Aalfuik, V., -fuiken; -fuikje, O., -jes.

Aalgeer, M., -geeren.

Aalkaar, V., -karen; -kaartje, O., -jes.

Aalkast, V., -kasten; -kastje, O., -jes.

Aalkorf, M., -korven; -korfje, O., -jes.

Aalkubbe of Aalkub, V., -kubben.

Aalkwabbe of Aalkwab, V., -kwabben.

Aalmoes, V., aalmoezen. Aalmoesje, O., -jes.

Aalmoezenier, M., -nieren en -niers.

Aalmoezeniershuis, O., -huizen.

Aalmoezenierskamer, V., -kamers.

Aalreep, M., -reepen.

Aalschaar, V., -scharen.

Aalscholver, M., -scholvers.

Aalsgeweer, O., -geweren.

Aalshuid, V., -huiden.

Aalskruik, V., -kruiken.

Aalst. Zie Alst.

Aalstal, M., -stallen.

Aalsteek (recht), M.; (plaats), V., -steken.

Aalsteker, M., -stekers.

Aalsvel, O., -vellen.

Aalt (hetzelfde als Aal, meststof), V.

Aalvormig.

Aam, O., amen.

Aambeeld. Zie Aanbeeld.

Aambei, V., -beien.

Aambeienkruid, O.

Aamborstig, -borstiger, -borstigst.

Aamborstigheid, V.

Aamt, V.

Aamtig.

Aan.

Aanaarden, aardde aan, heeft aangeaard.

Aanaarding, V., -aardingen.

Aanaardploeg, M., -ploegen.

Aanademen, ademde aan, heeft aangeademd.

Aanbakken, bakte aan, is en heeft aangebakken.

Aanbakking, V.

Aanbaksel, O., -baksels.

Aanbassen, baste aan, heeft aangebast.

Aanbedeelen, bedeelde aan, heeft aanbedeeld.

Aanbeeld, O., -beelden. Aanbeeldje, O., -jes.

Aanbeeldsblok, O., -blokken.

Aanbeenen, beende aan, heeft aangebeend.

Aanbehooren, behoorde aan, heeft aanbehoord.

Aanbei. Zie Aambei.

Aanbelanden, belandde aan, is aanbeland.

Aanbelang, O.

Aanbelangen (wat aanbelangt).

Aanbellen, belde aan, heeft aangebeld.

Aanbermen, bermde aan, heeft aangebermd.

Aanberming, V., -bermingen.

Aanbesteden, besteedde aan, heeft aanbesteed.

Aanbesteding, V., -bestedingen.

Aanbesterven, bestierf aan, bestierven aan, is aanbestorven.

Aanbestoelen, bestoelde aan, heeft aanbestoeld.

Aanbeteren, beterde aan, is aangebeterd.

Aanbetreffen, betrof aan, heeft aanbetroffen.

Aanbetrouwen, betrouwde aan, heeft aanbetrouwd.

Aanbevelen, beval aan, bevalen aan, heeft aanbevolen.

Aanbevelenswaardig, -waardiger, -waardigst, of meer en meest -waardig.

Aanbeveler, M., -bevelers.

Aanbeveling, V., -bevelingen.

Aanbevelingsbrief, M., -brieven.

Aanbidbaar, -bare.

Aanbiddelijk, -lijker, -lijkst.

Aanbiddelijkheid, V.

Aanbidden, bad aan, baden aan; ook aanbad, aanbaden; heeft aangebeden.

Aanbiddenswaardig, -waardiger, -waardigst, of meer en meest -waardig.

Aanbidder, M., -bidders.

Aanbidding, V., -biddingen.

Aanbidster, V., -bidsters.

Aanbieden, bood aan, boden aan, heeft aangeboden.

Aanbieding, V., -biedingen.

Aanbijten, beet aan, beten aan, heeft aangebeten.

Aanbinden, bond aan, heeft aangebonden.

Aanblaffen, blafte aan, heeft aangeblaft.

Aanblaten, blaatte aan, heeft aangeblaat.

Aanblazen, blies aan, bliezen aan, heeft aangeblazen.

Aanblazing, V.

Aanblijven, bleef aan, bleven aan, is aangebleven.

Aanblik, M.

Aanblikken, blikte aan, heeft aangeblikt.

Aanbod, O.

Aanboeken, boekte aan, heeft aangeboekt.

Aanboord, V.

Aanboorden, boordde aan, heeft aangeboord.

Aanboorder, M., -boorders.

Aanboording, V., -boordingen.

Aanboren, boorde aan, heeft aangeboord.

Aanbotsen, botste aan, is aangebotst.

Aanbouw, M.

Aanbouwen, bouwde aan, heeft aangebouwd.

Aanbouwing, V., -bouwingen.

Aanbouwsel, O., -bouwsels.

Aanbranden, brandde aan, is en heeft aangebrand.

Aanbranding, V.

Aanbrassen, braste aan, heeft aangebrast.

Aanbreien, breide aan, heeft aangebreid.

Aanbreisel, O., -breisels.

Aanbreken, brak aan, braken aan, heeft en is aangebroken.

Aanbrengen, bracht aan, heeft aangebracht.

Aanbrenger, M., -brengers.

Aanbrenging, V.

Aanbrengpremie, V., -premiën.

Aanbrengsel, O., -brengsels.

Aanbrengst, V., -brengsten.

Aanbrieven, briefde aan, heeft aangebriefd.

Aanbruisen, bruiste aan, is en heeft aangebruist.

Aanbrullen, brulde aan, heeft aangebruld.

Aanbuigen, boog aan, bogen aan, heeft aangebogen.

Aanbulderen, bulderde aan, is aangebulderd.

Aandacht, V.

Aandachtig, -dachtiger, -dachtigst.

Aandachtigheid, V., -heden.

Aandak, O., -daken.

Aandammen, damde aan, heeft aangedamd.

Aandamming, V., -dammingen.

Aandansen, danste aan, is aangedanst.

Aandeel, O., -deelen. Aandeeltje, O., -jes.

Aandeelbewijs, O., -bewijzen.

Aandeelhebber, M., -hebbers.

Aandeelhouder, M., -houders.

Aandekken, dekte aan, heeft aangedekt.

Aandenken, O.

Aandichten, dichtte aan, heeft aangedicht.

Aandichting, V., -dichtingen.

Aandienen, diende aan, heeft aangediend.

Aandiepen, diepte aan, heeft en is aangediept.

Aandieping, V., -diepingen.

Aandijken, dijkte aan, heeft aangedijkt.

Aandijking, V., -dijkingen.

Aandikken, dikte aan, heeft en is aangedikt.

Aandoen, deed aan, deden aan, heeft aangedaan.

Aandoening, V., -doeningen.

Aandoenlijk, -lijker, -lijkst.

Aandoenlijkheid, V.

Aandossen, doste aan, heeft aangedost.

Aandraagster, V., -draagsters.

Aandraaien, draaide aan, is en heeft aangedraaid.

Aandragen, droeg aan, heeft aangedragen.

Aandrager, M., -dragers.

Aandrang, M.

Aandraven, draafde aan, is en heeft aangedraafd.

Aandrentelen, drentelde aan, is aangedrenteld.

Aandrift, V.

Aandrijven, dreef aan, dreven aan, is en heeft aangedreven.

Aandrijver, M., -drijvers.

Aandrijving, V., -drijvingen.

Aandringen, drong aan, is en heeft aangedrongen.

Aandrinken, dronk aan, heeft aangedronken.

Aandruischen, druischte aan, heeft aangedruischt.

Aandrukken, drukte aan, heeft aangedrukt.

Aandrukking, V., -drukkingen.

Aanduiden, duidde aan, heeft aangeduid.

Aanduiding, V., -duidingen.

Aandurven, durfde aan en dorst aan, heeft aangedurfd.

Aanduwen, duwde aan, heeft aangeduwd.

Aandweilen, dweilde aan, heeft aangedweild.

Aandwingen, dwong aan, heeft aangedwongen.

Aaneen.

Aaneenbehooren, behoorde aaneen, heeft aaneenbehoord.

Aaneenbinden, bond aaneen, heeft aaneengebonden.

Aaneenbinding, V., -bindingen.

Aaneenblijven, bleef aaneen, bleven aaneen, is aaneengebleven.

Aaneenbreien, breide aaneen, heeft aaneengebreid.

Aaneenbrengen. bracht aaneen, heeft aaneengebracht.

Aaneenflansen, flanste aaneen, heeft aaneengeflanst.

Aaneengeschakeld.

Aaneengesloten.

Aaneengroeien, groeide aaneen, is aaneengegroeid.

Aaneengroeiing, V.

Aaneenhaken, haakte aaneen, heeft aaneengehaakt.

Aaneenhangen, hing aaneen, heeft aaneengehangen.

Aaneenhechten, hechtte aaneen, heeft aaneengehecht.

Aaneenhechting, V., -hechtingen.

Aaneenhouden, hield aaneen, heeft aaneengehouden.

Aaneenketenen, ketende aaneen, heeft aaneengeketend.

Aaneenklampen, klampte aaneen, heeft aaneengeklampt.

Aaneenkleven, kleefde aaneen, heeft aaneengekleefd.

Aaneenklinken, klonk aaneen, heeft aaneengeklonken.

Aaneenkluisteren, kluisterde aaneen, heeft aaneengekluisterd.

Aaneenknoopen, knoopte aaneen, heeft aaneengeknoopt.

Aaneenkoppelen, koppelde aaneen, heeft aaneengekoppeld.

Aaneenkoppeling, V., -koppelingen.

Aaneenlasschen, laschte aaneen, heeft aaneengelascht.

Aaneenleggen, legde en leide aaneen, heeft aaneengelegd en
aaneengeleid.

Aaneenliggen, lag aaneen, lagen aaneen, heeft aaneengelegen.

Aaneenlijmen, lijmde aaneen, heeft aaneengelijmd.

Aaneennaaien, naaide aaneen, heeft aaneengenaaid.

Aaneennagelen, nagelde aaneen, heeft aaneengenageld.

Aaneenpassen, pasten aaneen, hebben aaneengepast.

Aaneenplaatsen, plaatste aaneen, heeft aaneengeplaatst.

Aaneenplaatsing, V., -plaatsingen.

Aaneenplakken, plakte aaneen, heeft aaneengeplakt.

Aaneenrijgen, reeg aaneen, regen aaneen, heeft aaneengeregen.

Aaneenschakelen, schakelde aaneen, heeft aaneengeschakeld.

Aaneenschakeling, V., -schakelingen.

Aaneenschuiven, schoof aaneen, schoven aaneen, heeft en is (zijn)
aaneengeschoven.

Aaneensluiten, sloot aaneen, sloten aaneen, heeft aaneengesloten.

Aaneensluiting, V., -sluitingen.

Aaneensmeden, smeedde aaneen, heeft aaneengesmeed.

Aaneensnoeren, snoerde aaneen, heeft aaneengesnoerd.

Aaneensoldeeren, soldeerde aaneen, heeft aaneengesoldeerd.

Aaneenspijkeren, spijkerde aaneen, heeft aaneengespijkerd.

Aaneenstaan, stond aaneen, heeft aaneengestaan.

Aaneenstrikken, strikte aaneen, heeft aaneengestrikt.

Aaneenvlechten, vlocht aaneen, heeft aaneengevlochten.

Aaneenvoegen, voegde aaneen, heeft aaneengevoegd.

Aaneenvoeging, V., -voegingen.

Aaneenwellen, welde aaneen, heeft aaneengeweld.

Aaneenzetten, zette aaneen, heeft aaneengezet.

Aaneenzitten, zat aaneen, zaten aaneen, heeft aaneengezeten.

Aanerven, erfde aan, is en heeft aangeërfd.

Aanerving, V., -ervingen.

Aanfluiten, floot aan, floten aan, heeft aangefloten.

Aanfluiting, V., -fluitingen.

Aanfokken, fokte aan, heeft aangefokt.

Aanfokker, M., -fokkers.

Aanfokking, V., -fokkingen.

Aangaan, gaat aan, ging aan, is en heeft aangegaan.

Aangaande.

Aangang, M., -gangen.

Aangapen, gaapte aan, heeft aangegaapt.

Aangebedene, M. en V., -gebedenen.

Aangeboren.

Aangedaan, sterker, heviger aangedaan, het sterkst, hevigst aangedaan.

Aangeefster, V., -geefsters.

Aangeërfd.

Aangehuwd.

Aangeklaagde, M. en V., -geklaagden.

Aangelande, M. en V., -gelanden.

Aangelegen, -gelegener, -gelegenst.

Aangelegenheid, V., -heden.

Aangemerkt.

Aangenaam, -genamer, -genaamst.

Aangenaamheid, V., -heden.

Aangenomen.

Aangespen, gespte aan, heeft aangegespt.

Aangetogen.

Aangetrouwd.

Aangeven, gaf aan, gaven aan, heeft aangegeven.

Aangever, M., -gevers.

Aangeving, V., -gevingen.

Aangezicht, O., -gezichten. Aangezichtje, O., -jes.

Aangezichtspijn, V., -pijnen.

Aangezien.

Aangieren, gierde aan, is aangegierd.

Aangieten, goot aan, goten aan, heeft aangegoten.

Aangifte en aangift, V., -giften.

Aanglimmen, glom aan, glommen aan, is en heeft aangeglommen.

Aanglinsteren, glinsterde aan, heeft aangeglinsterd.

Aangloeien, gloeide aan, is en heeft aangegloeid.

Aangluipen, gluipte aan, heeft aangegluipt.

Aangluren, gluurde aan, heeft aangegluurd.

Aangolven, golfde aan, is aangegolfd.

Aangonzen, gonsde aan, is aangegonsd.

Aangorden, gordde aan, heeft aangegord.

Aangording, V., -gordingen.

Aangrauwen, grauwde aan, heeft aangegrauwd.

Aangraven, groef aan, groeven aan, heeft aangegraven.

Aangraving, V., -gravingen.

Aangrenzend.

Aangrijnzen, grijnsde aan, heeft aangegrijnsd.

Aangrijpen, greep aan, grepen aan, heeft aangegrepen.

Aangrijper, M., -grijpers.

Aangrijping, V., -grijpingen.

Aangrinniken, grinnikte aan, heeft aangegrinnikt.

Aangroei, M.

Aangroeien, groeide aan, is aangegroeid.

Aangroeiing, V., -groeiingen.

Aangroenen, groende aan, is aangegroend.

Aangrommen, gromde aan, heeft aangegromd.

Aanhaken, haakte aan, heeft aangehaakt.

Aanhalen, haalde aan, heeft aangehaald.

Aanhalig, -haliger, -haligst.

Aanhaligheid, V.

Aanhaling, V., -halingen.

Aanhalingsteeken, O., -teekens.

Aanhang, M.

Aanhangeling, M. en V., -hangelingen. V. ook aanhangelinge.

Aanhangen, hing aan, heeft aangehangen.

Aanhanger, M., -hangers en -hangeren.

Aanhangig.

Aanhangsel, O., -hangsels en -hangselen.

Aanhankelijk, -lijker, -lijkst.

Aanhankelijkheid, V.

Aanharden, hardde aan, heeft en is aangehard.

Aanharding, V., -hardingen.

Aanharken, harkte aan, heeft aangeharkt.

Aanhebben, heeft aan, had aan, hadden aan, heeft aangehad.

Aanhechten, hechtte aan, heeft aangehecht.

Aanhechter, M., -hechters.

Aanhechting, V., -hechtingen.

Aanhechtingspunt, O., -punten; -puntje, O., -jes.

Aanhechtsel, O., -hechtsels.

Aanheelen, heelde aan, is aangeheeld.

Aanhef, M.

Aanheffen, hief aan, hieven aan, heeft aangeheven.

Aanheffer, M., -heffers.

Aanheffing, V., -heffingen.

Aanheften. Zie Aanhechten.

Aanhelpen, hielp aan, heeft aangeholpen.

Aanhijgen, heeg aan, hegen aan, is en heeft aangehegen; ook hijgde aan,
is en heeft aangehijgd.

Aanhinken, hinkte aan, is aangehinkt.

Aanhitsen, hitste aan, heeft aangehitst.

Aanhitser, M., -hitsers.

Aanhitsing, V., -hitsingen.

Aanhoepelen, hoepelde aan, is aangehoepeld.

Aanhoeven, hoefde aan, heeft aangehoefd.

Aanhollen, holde aan, is aangehold.

Aanhoogen, hoogde aan, heeft aangehoogd.

Aanhooging, V., -hoogingen.

Aanhoopen, hoopte aan, heeft en is aangehoopt.

Aanhooping, V., -hoopingen.

Aanhoorder, M., -hoorders en -hoorderen.

Aanhooren, hoorde aan, heeft aangehoord.

Aanhoorig.

Aanhoorigheid, V., -heden.

Aanhoorster, V., -hoorsters.

Aanhoud, M., -houden.

Aanhouden, hield aan, heeft aangehouden.

Aanhoudend.

Aanhoudendheid, V.

Aanhouder, M., -houders.

Aanhouding, V., -houdingen.

Aanhuilen, huilde aan, heeft aangehuild.

Aanhuppelen, huppelde aan, is aangehuppeld.

Aanhuwelijken, huwelijkte aan, heeft aangehuwelijkt.

Aanhuwelijking, V.

Aanhuwen, huwde aan, heeft aangehuwd.

Aanhuwing, V.

Aanijlen, ijlde aan, is aangeijld.

Aanjagen, jaagde aan, heeft en is aangejaagd; ook joeg aan.

Aanjager, M., -jagers.

Aanjuichen, juichte aan, is en heeft aangejuicht.

Aanjuiching, V., -juichingen.

Aankalken, kalkte aan, heeft aangekalkt.

Aankalking, V., -kalkingen.

Aankanten (zich -), kantte zich aan, heeft zich aangekant.

Aankanting, V.

Aankap, M.

Aankappen, kapte aan, heeft aangekapt.

Aankarren, karde aan, heeft aangekard.

Aankeffen, kefte aan, is en heeft aangekeft.

Aankermen, kermde aan, is en heeft aangekermd.

Aankerven, korf aan, korven aan, heeft aangekorven; ook kerfde aan.

Aankerving, V., -kervingen.

Aankijken, keek aan, keken aan, heeft aangekeken.

Aanklaagster, V., -klaagsters en -klaagsteren.

Aanklacht, V., -klachten.

Aanklagen, klaagde aan, heeft aangeklaagd.

Aanklager, M., -klagers en -klageren.

Aanklampen, klampte aan, heeft aangeklampt.

Aanklamper, M., -klampers.

Aanklamping, V., -klampingen.

Aanklauteren, klauterde aan, is aangeklauterd.

Aanklauwen, klauwde aan, heeft aangeklauwd.

Aankleeden, kleedde aan, heeft aangekleed.

Aankleef, M. (met den aankleve van).

Aanklemmen, klemde aan, heeft aangeklemd.

Aanklemming, V., -klemmingen.

Aankleven, kleefde aan, heeft aangekleefd.

Aanklever, M., -klevers en -kleveren.

Aankleving, V.

Aanklimmen, klom aan, klommen aan, is aangeklommen.

Aanklinken, klonk aan, heeft aangeklonken.

Aankloppen, klopte aan, heeft aangeklopt.

Aanklossen, kloste aan, is aangeklost.

Aanklotsen, klotste aan, is aangeklotst.

Aanknijpen, kneep aan, knepen aan, heeft aangeknepen.

Aanknoopen, knoopte aan, heeft aangeknoopt.

Aanknooping, V., -knoopingen.

Aanknoopingspunt, O., -punten.

Aankomeling, M. en V., -komelingen. V. ook aankomelinge.

Aankomelingschap, O.

Aankomen, komt aan, kwam aan, kwamen aan, is aangekomen.

Aankomend.

Aankomer, M., -komers.

Aankomst, V.

Aankondigen, kondigde aan, heeft aangekondigd.

Aankondiger, M., -kondigers.

Aankondiging, V., -kondigingen.

Aankondigster, V., -kondigsters.

Aankooien, kooide aan, heeft aangekooid.

Aankoop, M., -koopen.

Aankoopen, kocht aan, heeft aangekocht.

Aankooping, V., -koopingen.

Aankoppelen, koppelde aan, heeft aangekoppeld.

Aankoppeling, V., -koppelingen.

Aankoppen, kopte aan, heeft aangekopt.

Aankorsten, korstte aan, is aangekorst.

Aankorsting, V., -korstingen.

Aankrammen, kramde aan, heeft aangekramd.

Aankrijgen, kreeg aan, kregen aan, heeft aangekregen.

Aankrijten, kreet aan, kreten aan, heeft aangekreten.

Aankruien, krooi aan, krooien aan, heeft en is aangekrooien; ook
kruide aan, heeft en is aangekruid.

Aankruiing, V., -kruiingen.

Aankruipen, kroop aan, kropen aan, is en heeft aangekropen.

Aankuieren, kuierde aan, is aangekuierd.

Aankunnen, kan aan, kunnen aan, konde en kon aan, konden aan, heeft
aangekund.

Aankwakken, kwakte aan, heeft aangekwakt.

Aankweek, M.

Aankweekeling, M. en V., -kweekelingen. V. ook aankweekelinge.

Aankweeken, kweekte aan, heeft aangekweekt.

Aankweeker, M., -kweekers.

Aankweeking, V.

Aankweekster, V., -kweeksters.

Aanlachen, lachte aan, heeft aangelachen; ook loeg aan, loegen aan.

Aanlanden, landde aan, is aangeland.

Aanlanding, V., -landingen.

Aanlangen, langde aan, heeft aangelangd.

Aanlappen, lapte aan, heeft aangelapt.

Aanlasschen, laschte aan, heeft aangelascht.

Aanlassching, V., -lasschingen.

Aanlaten, liet aan, heeft aangelaten.

Aanleeren, leerde aan, heeft en is aangeleerd.

Aanleg, M.

Aanleggen, legde aan en leide aan, heeft aangelegd en aangeleid.

Aanlegger, M., -leggers.

Aanlegging, V., -leggingen.

Aanlegplaats, V., -plaatsen.

Aanlegster, V., -legsters en -legsteren.

Aanleiden, leidde aan, heeft aangeleid.

Aanleider, M., -leiders.

Aanleiding, V., -leidingen.

Aanlenen. Zie Aanleunen.

Aanlengen, lengde aan, heeft en is aangelengd.

Aanleunen, leunde aan, heeft aangeleund.

Aanleuning, V., -leuningen.

Aanleuningspunt, O., -punten.

Aanlichten (licht geven), lichtte aan, is aangelicht.

Aanlichten (oplichten), lichtte aan, heeft aangelicht.

Aanliggen, lag aan, lagen aan, heeft aangelegen.

Aanliggend.

Aanlijmen, lijmde aan, heeft aangelijmd.

Aanloeien, loeide aan, is en heeft aangeloeid.

Aanloeren, loerde aan, heeft aangeloerd.

Aanloeven, loefde aan, heeft en is aangeloefd.

Aanlokkelijk, -lijker, -lijkst.

Aanlokkelijkheid, V., -heden.

Aanlokken, lokte aan, heeft aangelokt.

Aanlokking, V., -lokkingen.

Aanloksel, O., -loksels en -lokselen.

Aanlonken, lonkte aan, heeft aangelonkt.

Aanlooden, loodde aan, heeft aangelood.

Aanloop, M., -loopen. Aanloopje, O., -jes.

Aanloopen, liep aan, is en heeft aangeloopen.

Aanloopkleur, V., -kleuren.

Aanloten, lootte aan, is aangeloot.

Aanmaak, M.

Aanmaanster, V., -maansters.

Aanmaken, maakte aan, heeft aangemaakt.

Aanmanen, maande aan, heeft aangemaand.

Aanmaning, V., -maningen.

Aanmarcheeren, marcheerde aan, heeft en is aangemarcheerd.

Aanmarsch, M.

Aanmatigen (zich -), matigde zich aan, heeft zich aangematigd.

Aanmatigend, -matigender, -matigendst.

Aanmatiging, V., -matigingen.

Aanmelden, meldde aan, heeft aangemeld.

Aanmelding, V., -meldingen.

Aanmengen, mengde aan, heeft aangemengd.

Aanmenging, V., -mengingen.

Aanmeren, meerde aan, heeft aangemeerd.

Aanmerkelijk, -lijker, -lijkst.

Aanmerken, merkte aan, heeft aangemerkt.

Aanmerkenswaardig, -waardiger, -waardigst, of meer en meest -waardig.

Aanmerking, V., aanmerkingen.

Aanmeten, mat aan, maten aan, heeft aangemeten.

Aanmetselen, metselde aan, heeft aangemetseld.

Aanminnig, -minniger, -minnigst.

Aanminnigheid, V., -heden.

Aanmoedigen, moedigde aan, heeft aangemoedigd.

Aanmoediging, V., -moedigingen.

Aanmoeren, moerde aan, heeft aangemoerd.

Aanmoeten, moet aan, moest aan, heeft aangemoeten.

Aanmogen, mag aan, mogen aan, mocht aan.

Aanmonding, V., -mondingen.

Aanmonsteren, monsterde aan, heeft aangemonsterd.

Aanmonstering, V., -monsteringen.

Aanmunten, muntte aan, heeft aangemunt.

Aanmunting, V., -muntingen.

Aannaaien, naaide aan, heeft aangenaaid.

Aannaaiing, V., -naaiingen.

Aannaderen, naderde aan, is aangenaderd.

Aannadering, V.

Aannagelen, nagelde aan, heeft aangenageld.

Aannageling, V., -nagelingen.

Aanneemster, V., -neemsters.

Aannemelijk, -lijker, -lijkst.

Aannemelijkheid, V.

Aannemeling, M. en V., aannemelingen. V. ook aannemelinge.

Aannemen, nam aan, namen aan, heeft aangenomen.

Aannemer, M., -nemers.

Aannemersfirma, V., -firma's.

Aanneming, V., -nemingen.

Aannemingsbiljet, O., -biljetten.

Aannemingssom, V., -sommen.

Aanopperen, opperde aan, heeft aangeopperd.

Aanpakken, pakte aan, heeft aangepakt.

Aanpalend.

Aanpassen, paste aan, heeft aangepast.

Aanpeil, M.

Aanpeiling, V., -peilingen.

Aanpennen, pende aan, heeft aangepend.

Aanpersen, perste aan, heeft en is aangeperst.

Aanpersing, V.

Aanpijpen, pijpte aan, heeft aangepijpt.

Aanplakbiljet, O., -biljetten.

Aanplakbord, O., -borden.

Aanplakken, plakte aan, heeft aangeplakt.

Aanplakker, M., -plakkers.

Aanplakking, V., -plakkingen.

Aanplant, M.

Aanplanten, plantte aan, heeft aangeplant.

Aanplanting, V., -plantingen.

Aanpleisteren, pleisterde aan, heeft aangepleisterd.

Aanplempen, plempte aan, heeft aangeplempt.

Aanplemping, V., -plempingen.

Aanploegen, ploegde aan, heeft aangeploegd.

Aanploeging, V., -ploegingen.

Aanpooten (voortgang maken), pootte aan, heeft aangepoot.

Aanporder, M., -porders.

Aanporren, porde aan, heeft aangepord.

Aanporring, V., -porringen.

Aanporster, V., -porsters.

Aanpoten (aanplanten), pootte aan, heeft aangepoot.

Aanpoting, V., -potingen.

Aanpraaien, praaide aan, heeft aangepraaid.

Aanpraten, praatte aan, heeft aangepraat.

Aanpreeken, preekte aan, heeft aangepreekt.

Aanpressen, preste aan, heeft aangeprest.

Aanprijzen, prees aan, prezen aan, heeft aangeprezen.

Aanprijzer, M., -prijzers.

Aanprijzing, V., -prijzingen.

Aanprikkelaar, M., -prikkelaars en -prikkelaren.

Aanprikkelen, prikkelde aan, heeft aangeprikkeld.

Aanprikkeling, V., -prikkelingen.

Aanprikken, prikte aan, heeft aangeprikt.

Aanpunten, puntte aan, heeft aangepunt.

Aanpunter, M., -punters.

Aanpunting, V., -puntingen.

Aanpuntring, M., -ringen.

Aanpuntschijf, V., -schijven.

Aanraden, ried aan, heeft aangeraden; ook raadde aan.

Aanrader, M., -raders.

Aanraken, raakte aan, heeft aangeraakt.

Aanraking, V., -rakingen.

Aanrakingspunt, O., -punten.

Aanrakken, rakte aan, heeft aangerakt.

Aanrammelen, rammelde aan, is aangerammeld.

Aanranden, randde aan, heeft aangerand.

Aanrander, M., -randers en -randeren.

Aanranding, V., -randingen.

Aanratelen, ratelde aan, is aangerateld.

Aanrazeeren, razeerde aan, heeft aangerazeerd.

Aanrazen, raasde aan, is en heeft aangeraasd.

Aanrecht, O., -rechten.

Aanrechtbank, V., -banken; -bankje, O., -jes.

Aanrechten (opdisschen), rechtte aan, heeft aangerecht.

Aanrechter. Zie Aanrichter.

Aanrechting, V., -rechtingen.

Aanrechtkeuken, V., -keukens.

Aanrechttafel, V., -tafels.

Aanreiken, reikte aan, heeft aangereikt.

Aanreiking, V., -reikingen.

Aanrekenen, rekende aan, heeft aangerekend.

Aanrennen, rende aan, is en heeft aangerend; ook ron aan, is en
heeft aangeronnen.

Aanrichten (veroorzaken), richtte aan, heeft aangericht.

Aanrichting, V.

Aanrijden, reed aan, reden aan, is en heeft aangereden.

Aanrijgen, reeg aan, regen aan, heeft aangeregen.

Aanristen, ristte aan, heeft aangerist.

Aanristing, V., -ristingen.

Aanrit, M.

Aanritselen, ritselde aan, heeft aangeritseld.

Aanroeien, roeide aan, is en heeft aangeroeid.

Aanroepen, riep aan, heeft aangeroepen.

Aanroeper, M., -roepers.

Aanroeping, V., -roepingen.

Aanroeren, roerde aan, heeft aangeroerd.

Aanroering, V., -roeringen.

Aanroesten, roestte aan, is aangeroest.

Aanrollen, rolde aan, heeft en is aangerold.

Aanrooken, rookte aan, heeft aangerookt.

Aanruischen, ruischte aan, is en heeft aangeruischt.

Aanrukken, rukte aan, heeft en is aangerukt.

Aanschaffen, schafte aan, heeft aangeschaft.

Aanschaffing, V., -schaffingen.

Aanschakelen, schakelde aan, heeft aangeschakeld.

Aanscharrelen, scharrelde aan, is aangescharreld.

Aanschellen, schelde aan, heeft aangescheld.

Aanscherpen, scherpte aan, heeft aangescherpt.

Aanscherping, V., -scherpingen.

Aanschieten, schoot aan, schoten aan, heeft en is aangeschoten.

Aanschijn, O.

Aanschikken, schikte aan, is aangeschikt.

Aanschoffelen (langzaam gaan), schoffelde aan, is aangeschoffeld.

Aanschoffelen (losmaken), schoffelde aan, heeft aangeschoffeld.

Aanschommelen, schommelde aan, is aangeschommeld.

Aanschouw, M.

Aanschouwbaar, -baarder, -baarst.

Aanschouwelijk of aanschouwlijk, -lijker, -lijkst.

Aanschouwelijkheid, V.

Aanschouwen, aanschouwde, heeft aanschouwd.

Aanschouwer, M., -schouwers en -schouweren.

Aanschouwing, V., -schouwingen.

Aanschouwingsvermogen, O.

Aanschrapen, schraapte aan, heeft aangeschraapt.

Aanschrappen, schrapte aan, heeft aangeschrapt.

Aanschreeuwen, schreeuwde aan, heeft aangeschreeuwd.

Aanschrijden, schreed aan, schreden aan, is aangeschreden.

Aanschrijven, schreef aan, schreven aan, heeft aangeschreven.

Aanschrijving, V., -schrijvingen.

Aanschrijvingsbiljet, O., -biljetten.

Aanschroeven, schroefde aan, heeft aangeschroefd.

Aanschuifelen, schuifelde aan, is aangeschuifeld.

Aanschuinen, schuinde aan, heeft aangeschuind.

Aanschuiven, schoof aan, schoven aan, heeft en is aangeschoven.

Aanschuiving, V., -schuivingen.

Aansjokken, sjokte aan, is aangesjokt.

Aansjorren, sjorde aan, heeft aangesjord.

Aansjorring, V., -sjorringen.

Aansjouwen, sjouwde aan, heeft en is aangesjouwd.

Aanslaan, slaat aan, sloeg aan, heeft en is aangeslagen.

Aanslag, M., -slagen.

Aanslagbeitel, M., -beitels.

Aanslagbiljet, O., -biljetten.

Aanslagkom, V., -kommen.

Aanslagraam, O., -ramen.

Aanslagrooster, M., -roosters.

Aanslagsteen, M., -steenen.

Aanslagstoel, M., -stoelen.

Aansleepen (voorttrekken), sleepte aan, heeft aangesleept.

Aansleeping, V., -sleepingen.

Aanslenteren, slenterde aan, is aangeslenterd.

Aanslepen (voortgaan), sleepte aan, is aangesleept.

Aansleuren, sleurde aan, heeft en is aangesleurd.

Aanslibben, slibde aan, is aangeslibd.

Aanslibbing, V., -slibbingen.

Aanslibsel, O., -slibsels.

Aanslijken, slijkte aan, is aangeslijkt.

Aanslijking, V., -slijkingen.

Aanslijmen, slijmde aan, is aangeslijmd.

Aanslijpen, sleep aan, slepen aan, heeft aangeslepen.

Aanslingeren, slingerde aan, heeft en is aangeslingerd.

Aansloffen, slofte aan, is aangesloft.

Aansluiken, slook aan, sloken aan, heeft aangesloken.

Aansluipen, sloop aan, slopen aan, is aangeslopen.

Aansluiten, sloot aan, sloten aan, heeft en is aangesloten.

Aansluiting, V., -sluitingen.

Aansluitingsplaats, V., -plaatsen.

Aansluitingspunt, O., -punten.

Aansmeden, smeedde aan, heeft aangesmeed.

Aansmelten, smolt aan, heeft aangesmolten.

Aansmelting, V.

Aansmeren, smeerde aan, heeft aangesmeerd.

Aansmering, V., -smeringen.

Aansmijten, smeet aan, smeten aan, heeft aangesmeten.

Aansnauwen, snauwde aan, heeft aangesnauwd.

Aansnede en Aansnee, V., -sneden.

Aansnellen, snelde aan, is aangesneld.

Aansnijden, sneed aan, sneden aan, heeft aangesneden.

Aansnijding, V.

Aansnoeren, snoerde aan, heeft aangesnoerd.

Aansnorren, snorde aan, is aangesnord.

Aansnuiven, snoof aan, snoven aan, is aangesnoven.

Aansoldeeren, soldeerde aan, heeft aangesoldeerd.

Aanspannen, spande aan, heeft en is aangespannen.

Aanspanner, M., -spanners.

Aanspanning, V., -spanningen.

Aanspatten, spatte aan, is aangespat.

Aanspelden, speldde aan, heeft aangespeld.

Aanspeten, speette aan, heeft aangespeet.

Aanspieën en aanspijen, spiede en spijde aan, heeft aangespied en
aangespijd.

Aanspijkeren, spijkerde aan, heeft aangespijkerd.

Aanspijlen, spijlde aan, heeft aangespijld.

Aanspinnen, spon aan, sponnen aan, heeft aangesponnen.

Aansplitsen, splitste aan, heeft aangesplitst.

Aansplitsing, V., -splitsingen.

Aanspoeden, spoedde aan, is aangespoed.

Aanspoelen, spoelde aan, heeft en is aangespoeld.

Aanspoeling, V., -spoelingen.

Aanspoelsel, O., -spoelsels.

Aansporen (opwekken), spoorde aan, heeft aangespoord.

Aansporen (met den spoorwagen), spoorde aan, is en heeft aangespoord.

Aansporing, V., -sporingen.

Aanspraak, V., -spraken. Aanspraakje, O., -jes.

Aansprakelijk en aanspraaklijk.

Aansprakelijkheid, V.

Aanspreken, sprak aan, spraken aan, heeft aangesproken.

Aanspreker, M., -sprekers.

Aanspringen, sprong aan, is en heeft aangesprongen.

Aanstaan, staat aan, stond aan, heeft aangestaan.

Aanstaand.

Aanstaande, M. en V., -staanden.

Aanstaarten, staartte aan, heeft aangestaart.

Aanstalte, V., -stalten.

Aanstampen, stampte aan, heeft en is aangestampt.

Aanstamper, M., -stampers.

Aanstamping, V., -stampingen.

Aanstappen, stapte aan, is en heeft aangestapt.

Aanstaren, staarde aan, heeft aangestaard.

Aansteekkast, V., -kasten.

Aansteigeren, steigerde aan, is aangesteigerd.

Aanstekelijk, -lijker, -lijkst.

Aanstekelijkheid, V.

Aansteken, stak aan, staken aan, heeft en is aangestoken.

Aanstekend, -stekender, -stekendst.

Aansteker, M., -stekers.

Aansteking, V., -stekingen.

Aanstellen, stelde aan, heeft aangesteld.

Aansteller, M., -stellers.

Aanstellerig.

Aanstelling, V., -stellingen.

Aanstemmen, stemde aan, heeft aangestemd.

Aanstempelen, stempelde aan, heeft aangestempeld.

Aanstempeling, V.

Aansterken, sterkte aan, is aangesterkt.

Aansterven, stierf aan, stierven aan, is aangestorven.

Aanstevenen, stevende aan, is en heeft aangestevend.

Aanstijven (stijver worden), stijfde aan, is aangestijfd.

Aanstijven (stijver maken, t. w. linnen), steef aan, steven aan,
heeft aangesteven.

Aanstikken, stikte aan, heeft aangestikt.

Aanstippen, stipte aan, heeft aangestipt.

Aanstipping, V., -stippingen.

Aanstoffen, stofte aan, heeft aangestoft.

Aanstoken, stookte aan, heeft aangestookt.

Aanstonds.

Aanstookster, V., -stooksters.

Aanstoomen, stoomde aan, is en heeft aangestoomd.

Aanstoot, M.

Aanstootelijk, -lijker, -lijkst.

Aanstootelijkheid, V., -heden.

Aanstooten, stiet aan, heeft aangestooten; ook stootte aan.

Aanstootend.

Aanstooting, V., -stootingen.

Aanstoppen, stopte aan, heeft aangestopt.

Aanstormen, stormde aan, is en heeft aangestormd.

Aanstort, O., -storten:

Aanstorten, stortte aan, heeft en is aangestort.

Aanstorting, V., -stortingen.

Aanstouwen (samenpakken), stouwde aan, heeft aangestouwd.

Aanstralen, straalde aan, heeft aangestraald.

Aanstranden, strandde aan, is aangestrand.

Aanstranding, V.

Aanstrepen, streepte aan, heeft aangestreept.

Aanstreping, V., -strepingen.

Aanstrijden, streed aan, streden aan, heeft aangestreden.

Aanstrijken, streek aan, streken aan, is en heeft aangestreken.

Aanstrikken, strikte aan, heeft aangestrikt.

Aanstrompelen, strompelde aan, is aangestrompeld.

Aanstroomen, stroomde aan, is en heeft aangestroomd.

Aanstudeeren, studeerde aan, heeft aangestudeerd.

Aanstuiven, stoof aan, stoven aan, is aangestoven.

Aanstuiving, V., -stuivingen.

Aansturen, stuurde aan, heeft aangestuurd.

Aanstuwen (aanduwen), stuwde aan, heeft aangestuwd.

Aansukkelen, sukkelde aan, is aangesukkeld.

Aantal, O.

Aantasten, tastte aan, heeft aangetast.

Aantasting, V., -tastingen.

Aanteekenaar, M., -teekenaars en -teekenaren.

Aanteekenboek, O., -boeken; -boekje, O., -jes.

Aanteekenen, teekende aan, heeft aangeteekend.

Aanteekengeld, O., -gelden.

Aanteekening, V., -teekeningen. Aanteekeningetje, O., -jes.

Aanteekeningspartij, V., -partijen; -partijtje, O., -jes.

Aanteekenkantoor, O., -kantoren.

Aantelen, teelde aan, heeft aangeteeld.

Aanteling, V., -telingen.

Aantellen, telde aan, heeft aangeteld.

Aanteren, teerde aan, heeft aangeteerd.

Aantijgen, teeg aan, tegen aan, heeft aangetegen; ook tijgde aan,
heeft aangetijgd.

Aantijger, M., -tijgers.

Aantijging, V., -tijgingen.

Aantikken, tikte aan, heeft aangetikt.

Aantillen, tilde aan, heeft aangetild.

Aantimmeren, timmerde aan, heeft aangetimmerd.

Aantimmering, V., -timmeringen.

Aantocht, M.

Aantoonen, toonde aan, heeft aangetoond.

Aantoonend.

Aantooner, M., -tooners.

Aantooning, V.

Aantooveren, tooverde aan, heeft aangetooverd.

Aantorsen, torste aan, heeft aangetorst.

Aantrappen, trapte aan, heeft aangetrapt.

Aantrede en aantree, V., -treden.

Aantreden, trad aan, traden aan, is en heeft aangetreden.

Aantreffen, trof aan, troffen aan, heeft aangetroffen.

Aantrekkelijk, -lijker, -lijkst.

Aantrekkelijkheid, V., -heden.

Aantrekken, trok aan, trokken aan, heeft en is aangetrokken.

Aantrekker, M., -trekkers.

Aantrekking, V.

Aantrekkingskracht, V.

Aantrekkingsvermogen, O.

Aantrippelen, trippelde aan, is aangetrippeld.

Aantrouwen, trouwde aan, heeft aangetrouwd.

Aantrouwing, V.

Aantuigen, tuigde aan, heeft aangetuigd.

Aanvaarden, aanvaardde, heeft aanvaard.

Aanvaarder, M., -vaarders.

Aanvaarding, V., -vaardingen.

Aanvaardster, V., -vaardsters.

Aanvaart, V.

Aanval, M., -vallen.

Aanvallen, viel aan, is en heeft aangevallen.

Aanvallend.

Aanvallenderwijze en -wijs.

Aanvaller, M., -vallers.

Aanvallig, -valliger, -valligst.

Aanvalligheid, V., -heden.

Aanvalsfront, O., -fronten.

Aanvalskolonne, V., -kolonnen en -kolonnes.

Aanvalskreet, M., -kreten.

Aanvalsmijn, V., -mijnen.

Aanvalsplan, O., -plannen.

Aanvalspunt, O., -punten.

Aanvalssein, O., -seinen.

Aanvalsteeken, O., -teekens.

Aanvalsvertooning, V., -vertooningen.

Aanvalswapen, O., -wapenen en -wapens.

Aanvalswerk, O., -werken.

Aanvalswijze en -wijs, V., -wijzen.

Aanvang, M.

Aanvangen, ving aan, heeft en is aangevangen.

Aanvanger, M., -vangers.

Aanvangspunt, O., -punten.

Aanvankelijk.

Aanvaren, voer aan, is en heeft aangevaren.

Aanvaring, V., -varingen.

Aanvatten, vatte aan, heeft aangevat.

Aanvatter, M., -vatters.

Aanvatting, V., -vattingen.

Aanvechten, vocht aan, heeft aangevochten.

Aanvechter, M., -vechters.

Aanvechting, V., -vechtingen.

Aanvegen, veegde aan, heeft aangeveegd.

Aanverdienen, verdiende aan, heeft aanverdiend.

Aanversterven, verstierf aan, verstierven aan, is aanverstorven.

Aanversterving, V.

Aanvertrouwen, vertrouwde aan, heeft aanvertrouwd.

Aanverwant.

Aanverwant, M., -verwanten.

Aanverwante, V., -verwanten.

Aanverwantschap, V.

Aanvetten, vette aan, heeft en is aangevet.

Aanvijlen, vijlde aan, heeft aangevijld.

Aanvlakken, vlakte aan, heeft aangevlakt.

Aanvlakking, V., -vlakkingen.

Aanvlammen, vlamde aan, is en heeft aangevlamd.

Aanvlechten, vlocht aan, heeft aangevlochten.

Aanvliegen, vloog aan, vlogen aan, is en heeft aangevlogen.

Aanvlieten, vloot aan, vloten aan, is aangevloten.

Aanvloeien, vloeide aan, is aangevloeid.

Aanvlotten (aandrijven), vlotte aan, is aangevlot.

Aanvlotten (in vlotten aanvoeren), vlotte aan, heeft aangevlot.

Aanvoegen, voegde aan, heeft aangevoegd.

Aanvoegend.

Aanvoeging, V., -voegingen.

Aanvoegsel, O., -voegsels en -voegselen.

Aanvoelen, voelde aan, heeft aangevoeld.

Aanvoer, M., -voeren.

Aanvoerbuis, V., -buizen.

Aanvoerder, M., -voerders.

Aanvoerdoek, O.

Aanvoeren, voerde aan, heeft aangevoerd.

Aanvoering, V.

Aanvoerpijp, V., -pijpen.

Aanvoerrol, V., -rollen.

Aanvonken, vonkte aan, is aangevonkt.

Aanvraag en aanvrage, V., -vragen.

Aanvragen, vraagde aan, heeft aangevraagd; ook vroeg aan.

Aanvriezen, vroor aan, vroren aan, heeft en is aangevroren en
aangevrozen.

Aanvriezing, V.

Aanvullen, vulde aan, heeft aangevuld.

Aanvulling, V., -vullingen.

Aanvullingsexamen, O., -examens.

Aanvullingskohier, O., -kohieren.

Aanvullingsmanschap, V., -manschappen.

Aanvullingsspant, O., -spanten.

Aanvullingstroepen (mv.), M.

Aanvulsel, O., -vulsels.

Aanvuren, vuurde aan, heeft aangevuurd.

Aanvuring, V., -vuringen.

Aanwaaien, waaide aan, is en heeft aangewaaid; ook woei aan,
woeien aan.

Aanwachten, wachtte aan, heeft aangewacht.

Aanwaggelen, waggelde aan, is aangewaggeld.

Aanwakkeren, wakkerde aan, heeft en is aangewakkerd.

Aanwandelen, wandelde aan, is en heeft aangewandeld.

Aanwas, M., -wassen.

Aanwassen, wies aan, wiesen aan, is aangewassen.

Aanwassing, V., -wassingen.

Aanwellen, welde aan, heeft aangeweld.

Aanwendbaar, -bare.

Aanwenden, wendde aan, heeft aangewend.

Aanwending, V.

Aanwenken, wenkte aan, heeft aangewenkt.

Aanwennen (zich -), wende (zich) aan, heeft (zich) aangewend.

Aanwenning, V., -wenningen.

Aanwensel, O., -wensels en -wenselen.

Aanwenst, V., -wensten.

Aanwentelen, wentelde aan, heeft en is aangewenteld.

Aanwenteling, V., -wentelingen.

Aanwerken, werkte aan, heeft aangewerkt.

Aanwerpen, wierp aan, heeft aangeworpen.

Aanwerven, wierf aan, wierven aan, heeft aangeworven.

Aanwerver, M., -wervers.

Aanwerving, V., -wervingen.

Aanwetten, wette aan, heeft aangewet.

Aanweven, weefde aan, heeft aangeweven.

Aanwezen, O.

Aanwezend.

Aanwezig.

Aanwezigheid, V.

Aanwijeren, wijerde aan, heeft aangewijerd.

Aanwijsbaar, -bare.

Aanwijsster, V., -wijssters.

Aanwijzen, wees aan, wezen aan, heeft aangewezen.

Aanwijzend.

Aanwijzer, M., -wijzers.

Aanwijzing, V., -wijzingen.

Aanwinnen, won aan, wonnen aan, heeft aangewonnen.

Aanwinning, V., -winningen.

Aanwinst, V., -winsten.

Aanwippen, wipte aan, is aangewipt.

Aanwitten, witte aan, heeft aangewit.

Aanwoekeren, woekerde aan, heeft en is aangewoekerd.

Aanwortelen, wortelde aan, is aangeworteld.

Aanwrijven, wreef aan, wreven aan, heeft aangewreven.

Aanzaaien, zaaide aan, heeft aangezaaid.

Aanzagen, zaagde aan, heeft aangezaagd.

Aanzakken, zakte aan, is aangezakt.

Aanzanden, zandde aan, heeft aangezand.

Aanzeg, M.

Aanzeggen, zeide aan, heeft aangezegd en aangezeid.

Aanzegger, M., -zeggers.

Aanzegging, V., -zeggingen.

Aanzeghuis, O., -huizen.

Aanzeilen, zeilde aan, is en heeft aangezeild.

Aanzeiling, V., -zeilingen.

Aanzenden, zond aan, heeft aangezonden.

Aanzetbuis, V., -buizen.

Aanzethamer, M., -hamers.

Aanzethout, O., -houten.

Aanzetklos, M., -klossen.

Aanzetrasp, V., -raspen.

Aanzetriem, M., -riemen.

Aanzetschroef, V., -schroeven.

Aanzetsel, O., -zetsels.

Aanzetstaal, O., -stalen.

Aanzetster, V., -zetsters.

Aanzetstuk, O., -stukken.

Aanzetten, zette aan, heeft en is aangezet.

Aanzetter, M., -zetters.

Aanzetting, V., -zettingen.

Aanzetvijl, V., -vijlen.

Aanzeulen, zeulde aan, heeft en is aangezeuld.

Aanzicht, O., -zichten.

Aanzichten, aanzichtte.

Aanzien, zag aan, zagen aan, heeft aangezien.

Aanzien, O.

Aanziend.

Aanzienlijk, -lijker, -lijkst.

Aanzienlijkheid, V.

Aanzijn, O.

Aanzitten, zat aan, zaten aan, heeft aangezeten.

Aanzitting, V.

Aanzoek, O., -zoeken.

Aanzoeken, zocht aan, heeft aangezocht.

Aanzoeten, zoette aan, heeft en is aangezoet.

Aanzoeting, V., -zoetingen.

Aanzuigen (zich -), zoog zich aan, zogen zich aan, heeft zich
aangezogen.

Aanzuiging, V.

Aanzuiveren, zuiverde aan, heeft aangezuiverd.

Aanzuivering, V., -zuiveringen.

Aanzweepen, zweepte aan, heeft aangezweept.

Aanzwellen, zwol aan, zwollen aan, is aangezwollen.

Aanzwemmen, zwom aan, zwommen aan, is en heeft aangezwommen.

Aanzweven, zweefde aan, is aangezweefd.

Aanzwoegen, zwoegde aan, is aangezwoegd.

Aap, M., apen. Aapje, O., -jes.

Aapachtig.

Aapjessnuif, V.

Aapjeszeep, V.

Aar (korenaar), V., aren. Aartje, O., -jes.

Aar (ader), V., aren. Aartje, O., -jes.

Aard, M., Aardje, O.

Aardachtig.

Aardachtigheid, V.

Aardaker, M., -akers; -akertje, O., -jes.

Aardamandel, V., -amandels.

Aardangel, V.

Aardappel, M., -appelen en -appels; -appeltje, O., -jes.

Aardappelboer, M., -boeren; -boertje, O., -jes.

Aardappel-croquette, V., -croquettes.

Aardappeldeeg, O.

Aardappelmeel, O.

Aardappelplant, V., -planten.

Aardappelsoep, V.

Aardappelstijfsel, V.

Aardappelstroop, V.

Aardappeltaart, V., -taarten; -taartje, O., -jes.

Aardappelziekte, V.

Aardbei, V., -beien. Ook Aardbezie. Aardbeitje, O., -jes.

Aardbeienbed, O., -bedden.

Aardbeiengelei, V.

Aardbeien-jam, V.

Aardbeienteelt, V.

Aardbeientijd, M.

Aardberging, V., -bergingen.

Aardbeschrijver, M., -beschrijvers en -beschrijveren.

Aardbeschrijving, V., -beschrijvingen.

Aardbeving, V., -bevingen.

Aardbevingsmeter, M., -meters.

Aardbewoner, M., -bewoners en -bewoneren.

Aardbezie (aardbei), V., aardbeziën (aardbeien).

Aardbezieboom, M., -boomen.

Aardbeziënbed, O., -bedden.

Aardbezieplant, V., -planten.

Aardbeziestruik, M., -struiken.

Aardbodem, M.

Aardbol, M.

Aardboog, M., -bogen.

Aardboor, V., -boren.

Aardbrand, M., -branden.

Aardbrood, O.

Aardbuil, V., -builen.

Aardduivel, M., -duivels.

Aarde, V.

Aardebaan, V., -banen.

Aardegoed, O.

Aarden, aardde, heeft geaard.

Aarden (bijv. nw.).

Aardewerk, O.

Aardewerkschuit, V., -schuiten.

Aardewerkswinkel, M., -winkels.

Aardgeest, M., -geesten.

Aardgewas, O., -gewassen.

Aardglobe, V., -globes.

Aardgoed, O.

Aardgordel, M., -gordels.

Aardhaling, V. -halingen.

Aardhars, V. en O., -harsen.

Aardhommel, M., -hommels.

Aardhoop, M., -hoopen.

Aardig, aardiger, aardigst.

Aardigheid, V., -heden; -heidje, O., -jes.

Aardigjes.

Aardklomp, M., -klompen.

Aardklont, V., -klonten.

Aardkloot, M., -klooten.

Aardkluit, V., -kluiten.

Aardkorst, V.

Aardkrekel, M., -krekels.

Aardkuil, M., -kuilen.

Aardkunde, V.

Aardkundig.

Aardkundige, M. en V., -kundigen.

Aardlaag, V., -lagen.

Aardlevering, V., -leveringen.

Aardmand, V., -manden.

Aardmannetje, O., -mannetjes.

Aardmeetkunst, V.

Aardmeter, M., -meters.

Aardmeting, V., -metingen.

Aardmier, V., -mieren; -miertje, O., -jes.

Aardmijt, V., -mijten.

Aardmolm en -mulm, O.

Aardmos, O., -mossen.

Aardmuis, V., -muizen; -muisje, O., -jes.

Aardnoot, V., -noten; -nootje, O., -jes.

Aardolie, V., -oliën.

Aardparkiet, M., -parkieten.

Aardpeer, V., -peren.

Aardpek, O.

Aardpimpernoot, V., -noten; -nootje, O., -jes.

Aardplakker, M., -plakkers.

Aardrijk, O.

Aardrijksbeschrijver, M., -beschrijvers en -beschrijveren.

Aardrijksbeschrijving, V., -beschrijvingen.

Aardrijkskunde, V.

Aardrijkskundige, M. en V., -kundigen.

Aardroering, V., -roeringen.

Aardrol, V., -rollen.

Aardrolling, V.

Aardrook, M.

Aardsch.

Aardschgezind, -gezinder, -gezindst.

Aardschgezindheid, V.

Aardschheid, V.

Aardschok, M., -schokken.

Aardschors, V.

Aardschudding, V., -schuddingen.

Aardschuit, V., -schuiten.

Aardslak, V., -slakken.

Aardslang, V., -slangen.

Aardspin, V., -spinnen.

Aardstamper, M., -stampers.

Aardster, V., -sterren.

Aardstrik, M., -strikken.

Aardtor, V., -torren.

Aardtrapper, M., -trappers.

Aardvarken, O., -varkens.

Aardvast.

Aardveil, O.

Aardverf, V., -verven.

Aardverschuiving, V., -verschuivingen.

Aardvloo, V., -vlooien.

Aardvork, V., -vorken.

Aardvrucht, V., -vruchten.

Aardwas, O.

Aardwerk, O., -werken.

Aardwerker, M., -werkers.

Aardwind, V., -winden.

Aardwolf, M., -wolven.

Aardworm en -wurm, M., -wormen en -wurmen; -wormpje en -wurmpje,
O., -jes.

Aardzak, M., -zakken.

Aars, M., aarzen. Aarsje, O., -jes.

Aarsvin, V., -vinnen.

Aartsbedrieger, M., -bedriegers.

Aartsbedriegster, V., -bedriegsters.

Aartsbisdom, O., -bisdommen.

Aartsbisschop, M., -bisschoppen.

Aartsbisschoppelijk.

Aartsdeugniet, M., -deugnieten.

Aartsdiaken, M., -diakenen en -diakens.

Aartsdiakenschap, O., -schappen.

Aartsdiocese, V., ook -diocees, O., -diocesen.

Aartsdomkop, M., -domkoppen.

Aartsengel, M., -engelen.

Aartshertog, M., -hertogen.

Aartshertogdom, O., -dommen.

Aartshertogelijk.

Aartshertogin, V., -hertoginnen.

Aartskanselier, M., -kanseliers en -kanselieren.

Aartsketter, M., -ketters.

Aartsleugenaar, M., -leugenaars en -leugenaren.

Aartsliefhebber, M., -liefhebbers.

Aartspriester, M., -priesters.

Aartspriesterschap, O., -schappen.

Aartsschelm, M., -schelmen.

Aartsvader, M., -vaders en -vaderen.

Aartsvaderlijk.

Aartsvijand, M., -vijanden.

Aartsvijandin, V., -vijandinnen.

Aarzelen, aarzelde, heeft geaarzeld.

Aarzeling, V., aarzelingen.

Aas (spijs), O.

Aas (gewicht en eenheid in 't spel), O., azen. Aasje, O., -jes.

Aasdomsrecht, O.

Aasjager, M., -jagers.

Aasklauw, M., -klauwen.

Aasraaf, M., -raven.

Aastor, V., -torren.

Aasvlieg, V., -vliegen.

Ab of abc, O., AB's of ABC's.

Abandonneeren, abandonneerde, heeft geabandonneerd.

Ab-bank, V., -banken; -bankje, O., -jes.

Abberdaan. Zie Labberdaan.

Ab-boek, O., -boeken; -boekje, O., -jes.

Ab-bord, O., -borden; -bordje, O., -jes.

Abdij, V., abdijen.

Abdis, V., abdissen.

Abeel, M., abeelen. Abeeltje, O., -jes.

Abel, abeler, abelst.

Abelheid, V., -heden; -heidje, O., -jes.

Abelmosch, V.

Ab-kind, O., -kinderen; -kindje, O., -kindertjes.

Ablatief en ablativus, M., ablatieven.

Abolitie, V.

Abonneeren, abonneerde, heeft en is geabonneerd.

Abonnement, O., abonnementen.

Abonnementsconcert, O., -concerten.

Abonnementskaart, V., -kaarten.

Abonnementsvoorstelling, V., -voorstellingen.

Ab-plank, V., -planken; -plankje, O., -jes.

Abracadabra, O.

Abrikoos (naam van den boom), M.; (naam van de vrucht), V.,
abrikozen. Abrikoosje, O., -jes.

Abrikozeboom, M., -boomen.

Abrikozengelei, V.

Abrikozentaart, V., -taarten; -taartje, O., -jes.

Abrikozepit, V., -pitten; -pitje, O., -jes.

Ab-school, V., -scholen; -schooltje, O., -jes.

Absint, O. en V.

Absolutie, V.

Absolutisme, O.

Absoluut, absoluter, absoluutst.

Absolveeren, absolveerde, heeft geabsolveerd.

Abstract, abstracter, abstractst.

Abstractie, V., abstractiën en abstracties.

Abstraheeren, abstraheerde, heeft geabstraheerd.

Abt, M., abten.

Abuis, O., abuizen. Abuisje, O., -jes.

Abuseeren, abuseerde, heeft geabuseerd.

Abusief, abusieve.

Abusievelijk.

Acacia, M., acacia's.

Academie, V., academiën en academies.

Academiefeest, O., -feesten.

Academiegebouw, O., -gebouwen.

Academiejaar, O., -jaren.

Academiestad, V., -steden.

Academievergadering, V., -vergaderingen.

Academievriend, M., -vrienden.

Academisch.

Accent, O., accenten. Accentje, O., -jes.

Accentueeren, accentueerde, heeft geaccentueerd.

Acceptant, M., acceptanten.

Acceptatie, V., acceptatiën en acceptaties.

Accepteeren, accepteerde, heeft geaccepteerd.

Accijns, M., accijnzen.

Accountant, M., accountants.

Accumulator, M., accumulatoren.

Accuraat, accurater, accuraatst.

Accuratesse, V.

Accusatief en accusativus, M., accusatieven.

Acetyleengas, O.

Acetyleenlantaren, -lantaarn, V., -lantarens, -lantaarns.

Ach.

Acht (ban), V.

Acht (toezicht), V.

Acht (telwoord). Als znw., V., achten. Achtje, O., -jes.

Achtbaar, -baarder, -baarst.

Achtbaarheid, V., -heden.

Achtehalf, -halve.

Achtel, O., achtels.

Achteling, M., achtelingen.

Achteloos, achteloozer, achteloost.

Achteloosheid, V., -heden.

Achten, achtte, heeft geacht.

Achtendeel, O., -deelen; -deeltje, O., -jes.

Achtenswaard, -waarder, -waardst.

Achtenswaardig, -waardiger, -waardigst, of meer en meest -waardig.

Achtenswaardigheid, V.

Achtentwintiger, M., -twintigers.

Achter.

Achteraan.

Achteraanblijven, bleef achteraan, bleven achteraan, is
achteraangebleven.

Achteraankomen, komt achteraan, kwam achteraan, kwamen achteraan,
is achteraangekomen.

Achteraanloopen, liep achteraan, heeft en is achteraangeloopen.

Achteraanzeilen, zeilde achteraan, heeft achteraangezeild.

Achteraf.

Achteraf, O., -affen.

Achterafbrengen, bracht achteraf, heeft achterafgebracht.

Achterbaks (bijw.).

Achterbaksch (bnw.).

Achterband, M., -banden.

Achterbank, V., -banken.

Achterbeen, O., -beenen.

Achterbeslag, O., -beslagen.

Achterblijfster, V., -blijfsters.

Achterblijven, bleef achter, bleven achter, is achtergebleven.

Achterblijver, M., -blijvers.

Achterboelijn, V., -boelijns.

Achterboom, M., -boomen.

Achterbout, M., -bouten.

Achterbuur, M. en V., -buren.

Achterbuurt, V., -buurten.

Achterdeel (plank), V., -delen.

Achterdeel (gedeelte), O., -deelen.

Achterdeur, V., -deuren.

Achterdocht, V.

Achterdochtig, -dochtiger, -dochtigst.

Achterdochtigheid, V.

Achterdoek, O., -doeken.

Achterdwarstouw, O., -touwen.

Achtereen.

Achtereenvolgend.

Achtereenvolgens.

Achtereinde, O., -einden.

Achterelkander.

Achteren. (Naar -, ten -, van -).

Achtergaan, gaat achter, ging achter, heeft achtergegaan.

Achtergang, V., -gangen.

Achtergrond, M., -gronden.

Achterhalen, achterhaalde, heeft achterhaald.

Achterhaling, V., -halingen.

Achterhande (van acht soorten).

Achterhandsbeentje, O., -beentjes.

Achterheen.

Achterhoede, V., -hoeden.

Achterhoek, M., -hoeken.

Achterhoofd, O., -hoofden; -hoofdje, O., -jes.

Achterhouden, hield achter, heeft achtergehouden.

Achterhoudend, -houdender, -houdendst.

Achterhoudendheid, V.

Achterhoudend, V.

Achterhuis, O., -huizen.

Achterin.

Achterkabel, M., -kabels.

Achterkamer, V., -kamers.

Achterkant, M., -kanten.

Achterkasteel, O., -kasteelen.

Achterklap, M.

Achterklappen.

Achterklapper, M., -klappers.

Achterklapster, V., -klapsters.

Achterkleinzoon, M., -zonen en -zoons.

Achterkousig, -kousiger, -kousigst.

Achterkousigheid, V.

Achterlader, M., -laders.

Achterlap, M., -lappen.

Achterlast, M., -lasten.

Achterlaten, liet achter, heeft achtergelaten.

Achterlating, V.

Achterleen, O., -leenen.

Achterlei (van acht soorten).

Achterliggen, lag achter, lagen achter, heeft achtergelegen.

Achterlijk, -lijker, -lijkst.

Achterlijkheid, V., -heden.

Achterloopen, liep achter, heeft achtergeloopen.

Achterloopsch.

Achterloopschheid, V.

Achterluik, O., -luiken.

Achtermiddag, M., -middagen.

Achterna.

Achternaad, M., -naden.

Achternagaan, gaat achterna, ging achterna, is en heeft achternagegaan.

Achternaloopen, liep achterna, is en heeft achternageloopen.

Achternarijden, reed achterna, reden achterna, is en heeft
achternagereden.

Achternasturen, stuurde achterna, heeft achternagestuurd.

Achternazenden, zond achterna, heeft achternagezonden.

Achternazetten, zette achterna, heeft achternagezet.

Achternazitten, zat achterna, zaten achterna, heeft achternagezeten.

Achterneef, M., -neven.

Achterom.

Achterom, O.

Achteromloopen, liep achterom, is achteromgeloopen.

Achteronder, O.

Achterop.

Achteropkomen, komt achterop, kwam achterop, kwamen achterop,
is achteropgekomen.

Achteroploopen, liep achterop, is achteropgeloopen.

Achterover.

Achteroverliggen, lag achterover, lagen achterover, heeft
achterovergelegen.

Achterovervallen, viel achterover, is achterovergevallen.

Achterplecht, V., -plechten.

Achterpoort, V., -poorten.

Achterpoot, M., -pooten.

Achterruim, O.

Achterschip, O., -schepen.

Achterspil, O., -spillen.

Achterst.

Achterstaan, stond achter, heeft achtergestaan.

Achterstaand.

Achterstal, M., -stallen.

Achterstallig.

Achterstand, M., -standen.

Achterste, O.

Achterstel, O., -stellen.

Achterstellen, stelde achter, heeft achtergesteld.

Achterstelling, V.

Achtersteven, M., -stevens.

Achterstijl, M., -stijlen.

Achterstraat, V., -straten.

Achterstreng, V., -strengen.

Achterstuk, O., -stukken.

Achtertalie, V., -talies.

Achtertrap, V., -trappen.

Achteruit.

Achteruit, O. Achteruitje, O., -jes.

Achteruitboeren, boerde achteruit, is en heeft achteruitgeboerd.

Achteruitdeinzen, deinsde achteruit, is achteruitgedeinsd.

Achteruitgaan, gaat achteruit, ging achteruit, is achteruitgegaan.

Achteruitgang, M.

Achteruitkrabbelen, krabbelde achteruit, is achteruitgekrabbeld.

Achteruitkrabben, krabde achteruit, is achteruitgekrabd.

Achteruitleeren, leerde achteruit, is en heeft achteruitgeleerd.

Achteruitloopen, liep achteruit, is achteruitgeloopen.

Achteruitraken, raakte achteruit, is achteruitgeraakt.

Achteruitrijden, reed achteruit, reden achteruit, is en heeft
achteruitgereden.

Achteruitschoppen, schopte achteruit, heeft achteruitgeschopt.

Achteruitschuiven, schoof achteruit, schoven achteruit, heeft
achteruitgeschoven.

Achteruitslaan, slaat achteruit, sloeg achteruit, heeft
achteruitgeslagen.

Achteruitvallen, viel achteruit, is achteruitgevallen.

Achteruitwerken, werkte achteruit, heeft achteruitgewerkt.

Achteruitwijken, week achteruit, weken achteruit, is achteruitgeweken.

Achteruitzeilen, zeilde achteruit, is achteruitgezeild.

Achteruitzetten, zette achteruit, heeft achteruitgezet.

Achteruitzitten, zat achteruit, zaten achteruit, heeft
achteruitgezeten.

Achtervak, O., -vakken.

Achtervertrek, O., -vertrekken.

Achtervoegen, voegde achter, heeft achtergevoegd.

Achtervoeging, V.

Achtervoegsel, O., -voegsels; -voegseltje, O., -jes.

Achtervolgen, achtervolgde, is en heeft achtervolgd.

Achtervolgens.

Achtervolging, V., -volgingen.

Achterwaarts (bijw.).

Achterwaartsch (bnw.).

Achterweg, M., -wegen.

Achterwege.

Achterwerk, O., -werken.

Achterwiel, O., -wielen.

Achterzak, M., -zakken.

Achterzeilen, zeilde achter, is en heeft achtergezeild.

Achtgeving, V.

Achthelmig.

Achthoek, M., -hoeken; -hoekje, O., -jes.

Achthoekig.

Achthonderd.

Achting, V.

Achtjarig.

Achtkant (bnw.).

Achtkant, O., -kanten; -kantje, O., -jes.

Achtkantig.

Achtlettergrepig.

Achtmaal.

Achtmaandsch.

Achtmannig.

Achtponder, M., -ponders.

Achtpootig.

Achtpuntig.

Achtregelig.

Achtste.

Achtste, O., achtsten. Achtstetje, O., -jes.

Achtstijlig.

Achttal, O., -tallen.

Achttien.

Achttiende.

Achtvlak, O., -vlakken.

Achtvlakkig.

Achtvoetig.

Achtvoud, O., -vouden.

Achtvoudig.

Achtwerf.

Achtzaam, achtzamer, achtzaamst.

Achtzijdig.

Acrobaat, M., -baten.

Acrobatentoer, M., -toeren.

Acteeren, acteerde, heeft geacteerd.

Acteur, M., acteurs.

Acteursloopbaan, V.

Actie, V., actiën en acties.

Actief, actiever, actiefst.

Actief, O.

Activiteit, V.

Actrice, V., actrices.

Actualiteit, V.

Actueel, actueele.

Acustiek, V.

Adagio, O., adagio's.

Adamsappel, M., -appels en -appelen.

Adamskostuum, O.

Adamsvork, V.

Adat, V.

Adatrecht, O.

Adder, V., adders en adderen. Addertje, O., -jes.

Adderengebroed, O.

Adderengebroedsel, O.

Addertong, V., -tongen.

Addervaren, V., -varens.

Additioneel, additioneele.

Adel, M.

Adelaar, M., adelaren en adelaars.

Adelaarsblik, M., -blikken.

Adelaarshout, O.

Adelaarsnest, O., -nesten.

Adelaarsoog, O., -oogen.

Adelaarssteen, M., -steenen; -steentje, O., -jes.

Adelaarsveer, V., -veren.

Adelaarsvleugel, M., -vleugels en -vleugelen.

Adelaarsvlucht, V., -vluchten.

Adelborst, M., -borsten; -borstje, O., -jes.

Adelbrief, M., -brieven.

Adeldom, M.

Adelen, adelde, heeft geadeld.

Adellijk.

Adelstand, M.

Adeltrots, M.

Adem, M.

Ademen, ademde, heeft geademd.

Ademhalen, haalde adem, heeft ademgehaald.

Ademhaling, V., -halingen.

Ademhalingsproces, O.

Ademhalingswerktuig, O., -werktuigen.

Ademloos, -looze.

Ademtocht, M.

Ader (aar), V., aderen. Adertje, O., -jes.

Aderbreuk, V., -breuken.

Aderig, aderiger, aderigst.

Aderlaten, heeft adergelaten.

Aderlater, M., -laters.

Aderlating, V., -latingen; -latinkje, O., -jes.

Aderlijk.

Aderspat, V., -spatten.

Adhaesie, V.

Adieu.

Adjectief, O., adjectieven.

Adjudant, M., adjudanten.

Adjudant-onderofficier, M., -officieren.

Adjunct, M., adjuncten.

Adjunct-administrateur, M., adjunct-administrateuren en -teurs.

Adjunct-commies, M., adjunct-commiezen.

Adjunct-houtvester, M., adjunct-houtvesters.

Administrateur, M., administrateuren en administrateurs.

Administratie, V., administratiën en administraties.

Administratief, administratieve.

Admiraal, M., admiraals en admiralen.

Admiraal-generaal, M., admiraals- en admiralen-generaal.

Admiraalschap (ambt van admiraal), O.

Admiraalsschip, O., -schepen.

Admiraalsuniform, V., -uniformen.

Admiraalsvlag, V., -vlaggen.

Admiraalzeilen, O.

Admiraliteit, V., admiraliteiten.

Admiraliteitscollege, O., -colleges.

Admiraliteitshof, O.

Admiraliteitskamer, V., -kamers.

Admissie, V.

Admissie-examen, O., -examens.

Admitteeren, admitteerde, heeft geadmitteerd.

Adonis, M., Adonissen. Adonisje, O., -jes.

Adoniseeren (zich -), adoniseerde zich, heeft zich en is geadoniseerd.

Adres, O., adressen. Adresje, O., -jes.

Adresbeweging, V., -bewegingen.

Adresboek, O., -boeken.

Adreskaart, V., -kaarten; -kaartje, O., -jes.

Adressant, M., adressanten.

Adressante, V., adressanten.

Adresseeren, adresseerde, heeft geadresseerd.

Adspirant en aspirant, M., adspiranten en aspiranten.

Adspirant-ingenieur, M., adspirant-ingenieurs.

Advenant (Naar -).

Advent, M.

Adverteeren, adverteerde, heeft geadverteerd.

Advertentie, V., advertentiën en advertenties.

Advertentieblad, O., -bladen.

Advertentiebureau, O., -bureau's.

Advertentiekosten (mv.), M.

Advies, O., adviezen. Adviesje, O., -jes.

Adviesjacht, O., -jachten.

Adviseeren, adviseerde, heeft geadviseerd.

Adviseur, M., adviseurs.

Advocaat, M., advocaten. Advocaatje, O., -jes.

Advocaat-generaal, M., advocaten-generaal.

Advocatenborrel, V.

Advocatenkamer, V., -kamers.

Advocatenkantoor, V., -kantoren.

Advocatenstreek, M., -streken; -streekje, O., -jes.

Advocaterij, V.

Aequator, M.

Aëroliet, M., aërolieten.

Aëronaut, M., aëronauten.

Aëroplaan, V., aëroplanen.

Aesculaap, M., aesculapen.

Aesthetica, V.

Aesthetisch.

Aether, M.

Af.

Afbaarden, baardde af, heeft afgebaard.

Afbaarder, M., -baarders.

Afbaarzen, baarsde af, heeft afgebaarsd.

Afbabbelen, babbelde af, heeft afgebabbeld.

Afbakenen, bakende af, heeft afgebakend.

Afbakening, V., -bakeningen.

Afbakken, bakte af, heeft afgebakken.

Afbarsten, barstte af, is afgebarsten; ook borst af, is afgeborsten.

Afbasten, bastte af, heeft en is afgebast.

Afbedelen, bedelde af, heeft afgebedeld.

Afbeelden, beeldde af, heeft afgebeeld.

Afbeelding, V., -beeldingen. Afbeeldinkje, O., -jes.

Afbeeldsel, O., -beeldsels en -beeldselen.

Afbeitelen, beitelde af, heeft afgebeiteld.

Afbersten. Zie Afbarsten.

Afbestellen, bestelde af, heeft afbesteld.

Afbetalen, betaalde af, heeft afbetaald.

Afbetaling, V., -betalingen.

Afbetten, bette af, heeft afgebet.

Afbeulen, beulde af, heeft afgebeuld.

Afbidden, bad af, baden af, heeft afgebeden.

Afbidding, V.

Afbijten, beet af, beten af, heeft afgebeten.

Afbikken, bikte af, heeft afgebikt.

Afbiljoenen, biljoende af, heeft afgebiljoend.

Afbinden, bond af, heeft afgebonden.

Afbinder, M., -binders.

Afbinding, V., -bindingen.

Afblaaspijp, V., -pijpen.

Afbladderen, bladderde af, is afgebladderd.

Afbladen, blaadde af, heeft afgeblaad.

Afblakeren, blakerde af, heeft afgeblakerd.

Afblaren, blaarde af, is afgeblaard.

Afblazen, blies af, bliezen af, heeft afgeblazen.

Afblijven, bleef af, bleven af, is afgebleven.

Afbliksemen, bliksemde af, heeft afgebliksemd.

Afblokken (zich -), blokte zich af, heeft zich en is afgeblokt.

Afboeken, boekte af, heeft afgeboekt.

Afboenen, boende af, heeft afgeboend.

Afbonken, bonkte af, heeft afgebonkt.

Afbonzen, bonsde af, heeft en is afgebonsd.

Afboomen, boomde af, heeft en is afgeboomd.

Afborstelen, borstelde af, heeft afgeborsteld.

Afborsteling, V., -borstelingen.

Afbottelen, bottelde af, heeft afgebotteld.

Afbouwen, bouwde af, heeft afgebouwd.

Afbraak, V.

Afbranden, brandde af, is en heeft afgebrand.

Afbranding, V., -brandingen.

Afbrandsel, O.

Afbrassen, braste af, is afgebrast.

Afbreien, breide af, heeft afgebreid.

Afbreken, brak af, braken af, heeft en is afgebroken.

Afbreker, M., -brekers.

Afbreking, V., -brekingen.

Afbrengen, bracht af, heeft afgebracht.

Afbrenger, M., -brengers.

Afbrenging, V.

Afbreuk, V.

Afbroddelen, broddelde af, heeft afgebroddeld.

Afbrokkelen, brokkelde af, heeft en is afgebrokkeld.

Afbrokkeling, V.

Afbruien, bruide af, heeft en is afgebruid.

Afbruisen, bruiste af, is afgebruist.

Afbuien, buide af, is afgebuid.

Afbuigen, boog af, bogen af, heeft en is afgebogen.

Afbuitelen, buitelde af, is en heeft afgebuiteld.

Afdak, O., -daken. Afdakje, O., -jes.

Afdakking, V., -dakkingen.

Afdalen, daalde af, is afgedaald.

Afdaling, V., -dalingen.

Afdammen, damde af, heeft afgedamd.

Afdamming, V., -dammingen. Afdamminkje, O., -jes.

Afdanken, dankte af, heeft afgedankt.

Afdanken, V., -dankingen.

Afdansen, danste af, heeft en is afgedanst.

Afdeelen, deelde af, heeft afgedeeld.

Afdeeling, V., -deelingen. Afdeelinkje, O., -jes.

Afdeelings-chef, M., -chefs.

Afdeinzen, deinsde af, is afgedeinsd.

Afdeinzing, V.

Afdekken, dekte af, heeft afgedekt.

Afdekker, M., -dekkers.

Afdekkerij, V., -dekkerijen.

Afdekking, V., -dekkingen.

Afdienen, diende af, heeft afgediend.

Afdieven, diefde af, heeft afgediefd.

Afdijken, dijkte af, heeft afgedijkt.

Afdijking, V., -dijkingen.

Afdingen, dong af, heeft afgedongen.

Afdinger, M., -dingers.

Afdingster, V., -dingsters.

Afdoen, deed af, deden af, heeft afgedaan.

Afdoend.

Afdoener, M., -doeners.

Afdoening, V., -doeningen.

Afdokken, dokte af, heeft afgedokt.

Afdolen, doolde af, is afgedoold.

Afdoling, V., -dolingen.

Afdonderen, donderde af, is en heeft afgedonderd.

Afdoppen, dopte af, heeft en is afgedopt.

Afdorschen, dorschte af, heeft afgedorscht.

Afdraaien, draaide af, is en heeft afgedraaid.

Afdraaier, M., -draaiers.

Afdraaiing, V., -draaiingen.

Afdragen, droeg af, heeft afgedragen.

Afdrager, M., -dragers.

Afdraven, draafde af, is en heeft afgedraafd.

Afdreigen, dreigde af, heeft afgedreigd.

Afdreiging, V., -dreigingen.

Afdrentelen, drentelde af, is afgedrenteld.

Afdribbelen, dribbelde af, is afgedribbeld.

Afdrift, V.

Afdrijven, dreef af, dreven af, is en heeft afgedreven.

Afdrijvend.

Afdrijver, M., -drijvers.

Afdrijving, V., -drijvingen.

Afdringen, drong af, heeft afgedrongen.

Afdrinken, dronk af, heeft afgedronken.

Afdrogen, droogde af, heeft afgedroogd.

Afdroging, V., -drogingen.

Afdruipbak, M., -bakken.

Afdruipen, droop af, dropen af, is afgedropen.

Afdruiping, V., -druipingen.

Afdruk, M., -drukken. Afdrukje, O., -jes.

Afdrukken, drukte af, heeft afgedrukt.

Afdruksel, O., -druksels en -drukselen. Afdrukseltje, O., -jes.

Afdruppelen, druppelde af, is afgedruppeld.

Afdruppeling, V.

Afdruppen, drupte af, is afgedrupt.

Afduikelen, duikelde af, heeft en is afgeduikeld.

Afduwen, duwde af, heeft afgeduwd.

Afdwalen, dwaalde af, is afgedwaald.

Afdwaling, V., -dwalingen.

Afdweilen, dweilde af, heeft afgedweild.

Afdweiling, V., -dweilingen.

Afdwingen, dwong af, heeft afgedwongen.

Afeischen, eischte af, heeft afgeëischt.

Afeten, at af, aten af, heeft afgegeten.

Afexerceeren, exerceerde af, heeft afgeëxerceerd.

Affaire, V., affaires.

Affeilen, feilde af, heeft afgefeild.

Affiche, O., affiches.

Affietsen, fietste af, heeft afgefietst.

Affodil en Affodille, V., affodillen.

Affront, O., affronten.

Affronteeren, affronteerde, heeft geaffronteerd.

Affuit, V., affuiten.

Affutselen, futselde af, heeft afgefutseld.

Afgaan, gaat af, ging af, is en heeft afgegaan.

Afgang, M., -gangen.

Afgebliksemd.

Afgebroken.

Afgebruiken, gebruikte af, heeft afgebruikt.

Afgedokterd.

Afgedonderd.

Afgedraaid.

Afgeduiveld.

Afgeknot, -geknotte.

Afgelasten, gelastte af, heeft afgelast.

Afgeleefd.

Afgeleefdheid, V.

Afgelegen, -gelegener, -gelegenst.

Afgelegenheid, V.

Afgemat, -gematte.

Afgematheid, V.

Afgemeten, -gemetener, -gemetenst.

Afgemetenheid, V.

Afgepast, -gepaster, meest afgepast.

Afgepastheid, V.

Afgerazend.

Afgericht, -gerichter, -gerichtst.

Afgerichtheid, V.

Afgerukt.

Afgescheidene, M. en V., -gescheidenen.

Afgescheidenheid, V.

Afgesloofd.

Afgesloofdheid, V.

Afgesloten.

Afgeslotenheid, V.

Afgesneden.

Afgestampt.

Afgestompt.

Afgestorvene, M. en V., -gestorvenen.

Afgetobd.

Afgetrokken, -getrokkener, -getrokkenst.

Afgetrokkenheid, V.

Afgevaardigde, M. en V., -gevaardigden.

Afgevast.

Afgeven, gaf af, gaven af, heeft afgegeven.

Afgever, M., -gevers.

Afgeving, V.

Afgewend.

Afgezaagd, -gezaagder, -gezaagdst.

Afgezant, M., -gezanten.

Afgezante, V., -gezanten.

Afgezien.

Afgezonderd.

Afgieren, gierde af, is afgegierd.

Afgieten, goot af, goten af, heeft afgegoten.

Afgieter, M., -gieters.

Afgieting, V., -gietingen.

Afgietsels, O., -gietsels.

Afgietseldiertje, O., -diertjes.

Afgifte en Afgift, V.

Afglijden, gleed af, gleden af, is afgegleden.

Afglijding, V., -glijdingen.

Afglippen, glipte af, is afgeglipt.

Afgod, M., -goden. Afgodje, O., -jes.

Afgodeeren, afgodeerde, heeft geafgodeerd.

Afgodendienaar, M., -dienaars en -dienaren.

Afgodendienst, M.

Afgodentempel (van twee of meer afgoden), M., -tempels en -tempelen.

Afgoderij, V., -goderijen.

Afgodes, V., -godessen.

Afgodisch.

Afgodist, M., -godisten.

Afgodsbeeld, O., -beelden; -beeldje, O., -jes.

Afgodstempel (van éénen afgod), M., -tempels en -tempelen.

Afgolven, golfde af, heeft en is afgegolfd.

Afgooien, gooide af, heeft afgegooid.

Afgrauw, M.

Afgrauwen, grauwde af, heeft afgegrauwd.

Afgraven, groef af, groeven af, heeft afgegraven.

Afgraving, V., -gravingen.

Afgrazen, graasde af, heeft afgegraasd.

Afgrazing, V.

Afgreppelen, greppelde af, heeft afgegreppeld.

Afgrijpen, greep af, grepen af, heeft afgegrepen.

Afgrijselijk en afgrijslijk, -lijker, -lijkst.

Afgrijselijkheid en Afgrijslijkheid, V., -heden.

Afgrijzen, O.

Afgrijzing, V.

Afgrissen, griste af, heeft afgegrist.

Afgrommen, gromde af, heeft afgegromd.

Afgrond, M., -gronden.

Afgronden, grondde af, heeft afgegrond.

Afgunst, V.

Afgunstig, -gunstiger, -gunstigst.

Afgunstigheid, V., -heden.

Afgutsen, gutste af, is en heeft afgegutst.

Afhaken, haakte af, heeft afgehaakt.

Afhaker, M., -hakers.

Afhaking, V., -hakingen.

Afhakken, hakte af, heeft afgehakt.

Afhakker, M., -hakkers.

Afhalen, haalde af, heeft afgehaald.

Afhaler, M., -halers.

Afhaling, V.

Afhameren, hamerde af, heeft afgehamerd.

Afhandelen, handelde af, heeft afgehandeld.

Afhandeling, V.

Afhandig.

Afhangeling, M. en V., -hangelingen. V. ook afhangelinge.

Afhangen, hing af, heeft afgehangen.

Afhangzaag, V., -zagen; -zaagje, O., -jes.

Afhankelijk en Afhanklijk, -lijker, -lijkst.

Afhankelijkheid en Afhanklijkheid, V.

Afhappen, hapte af, heeft afgehapt.

Afharen, haarde af, heeft en is afgehaard.

Afharken, harkte af, heeft afgeharkt.

Afhaspelen, haspelde af, heeft afgehaspeld.

Afhebben, heeft af, had af, hadden af, heeft afgehad.

Afhechten, hechtte af, heeft afgehecht.

Afheffen, hief af, hieven af, heeft afgeheven.

Afheien, heide af, heeft afgeheid.

Afheinen, heinde af, heeft afgeheind.

Afheining, V., -heiningen. Afheininkje, O., -jes.

Afhellen, helde af, heeft afgeheld.

Afhelling, V., -hellingen.

Afhelpen, hielp af, heeft afgeholpen.

Afhengelen, hengelde af, heeft afgehengeld.

Afhielen, hielde af, heeft afgehield.

Afhijschen, heesch af, heschen af, heeft afgeheschen.

Afhoeven, hoefde af, heeft afgehoefd.

Afhollen, holde af, heeft en is afgehold.

Afhoogen, hoogde af, heeft afgehoogd.

Afhouden, hield af, heeft afgehouden.

Afhouding, V.

Afhouwen, hieuw af, heeft afgehouwen.

Afhouwing, V., -houwingen.

Afhuilen, huilde af, heeft afgehuild.

Afhuren, huurde af, heeft afgehuurd.

Afhuring, V., -huringen.

Afhuurder, M., -huurders.

Afhuurster, V., -huursters.

Afijlen, ijlde af, is afgeijld.

Afjacht, V.

Afjachten, jachtte af, heeft afgejacht.

Afjagen, jaagde af, heeft afgejaagd; ook joeg af.

Afjakkeren, jakkerde af, heeft afgejakkerd.

Afjakkering, V., -jakkeringen.

Afjapen, jaapte af, heeft afgejaapt.

Afkaatsen, kaatste af, heeft en is afgekaatst.

Afkaatsing, V., -kaatsingen.

Afkabbelen, kabbelde af, heeft en is afgekabbeld.

Afkabbeling, V.

Afkaden, kaadde af, heeft afgekaad.

Afkading, V., -kadingen.

Afkakelen, kakelde af, heeft afgekakeld.

Afkalken, kalkte af, heeft en is afgekalkt.

Afkalking, V.

Afkalven (van aardwerken), kalfde af, is afgekalfd.

Afkalving, V., -kalvingen.

Afkammen, kamde af, heeft afgekamd.

Afkamming, V., -kammingen.

Afkantelen, kantelde af, heeft en is afgekanteld.

Afkanteling, V.

Afkanten, kantte af, heeft afgekant.

Afkanting, V.

Afkapen, kaapte af, heeft afgekaapt.

Afkappen, kapte af, heeft afgekapt.

Afkapper, M., -kappers.

Afkapping, V., -kappingen.

Afkappingsteeken, O., -teekens.

Afkapsel, O., -kapsels.

Afkauwen, kauwde af, heeft afgekauwd.

Afkeer, M.

Afkeeren, keerde af, heeft en is afgekeerd.

Afkeerig, -keeriger, -keerigst.

Afkeerigheid, V., -heden.

Afkeering, V., -keeringen.

Afkeilen, keilde af, heeft afgekeild.

Afkerven, korf af, korven af, heeft afgekorven; ook kerfde af.

Afketsen, ketste af, heeft en is afgeketst.

Afkeurder, M., -keurders.

Afkeuren, keurde af, heeft afgekeurd.

Afkeurenswaard, -waarder, -waardst.

Afkeurenswaardig, -waardiger, -waardigst, of meer en meest -waardig.

Afkeuring, V., -keuringen. Afkeurinkje, O., -jes.

Afkijken, keek af, keken af, heeft afgekeken.

Afkijker, M., -kijkers.

Afkijkster, V., -kijksters.

Afkijven, keef af, keven af, heeft afgekeven.

Afkladden, kladde af, heeft afgeklad.

Afklagen (zich -), klaagde zich af, heeft zich en is afgeklaagd.

Afklappen, klapte af, heeft en is afgeklapt.

Afklaren, klaarde af, heeft en is afgeklaard.

Afklauteren, klauterde af, is en heeft afgeklauterd.

Afklemmen, klemde af, heeft afgeklemd.

Afklemming, V.

Afkleppen, klepte af, heeft afgeklept.

Afkletsen, kletste af, heeft afgekletst.

Afkleuren, kleurde af, heeft afgekleurd.

Afklimmen, klom af, klommen af, is afgeklommen.

Afklimming, V.

Afklinken, klonk af, heeft afgeklonken.

Afklooven, kloofde af, heeft afgekloofd.

Afkloppen, klopte af, heeft afgeklopt.

Afklopper, M., -kloppers.

Afklopping, V., -kloppingen.

Afkluiven, kloof af, kloven af, heeft afgekloven.

Afknabbelen, knabbelde af, heeft afgeknabbeld.

Afknabbeling, V.

Afknagen, knaagde af, heeft afgeknaagd.

Afknaging, V.

Afknakken, knakte af, is en heeft afgeknakt.

Afknallen, knalde af, is afgeknald.

Afknappen, knapte af, is en heeft afgeknapt.

Afknapping, V.

Afknarpen, knarpte af, heeft afgeknarpt.

Afknauwen, knauwde af, heeft afgeknauwd.

Afknellen, knelde af, heeft afgekneld.

Afknelling, V.

Afknevelen, knevelde af, heeft afgekneveld.

Afkneveling, V., -knevelingen.

Afknibbelen, knibbelde af, heeft afgeknibbeld.

Afknijpen, kneep af, knepen af, heeft en is afgeknepen.

Afknijper, M., -knijpers.

Afknijping, V., -knijpingen.

Afknippen, knipte af, heeft afgeknipt.

Afknipper, M., -knippers.

Afknipsel, O., -knipsels.

Afkniptang, V., -tangen; -tangetje, O., -jes.

Afknoeien, knoeide af, heeft afgeknoeid.

Afknotten, knotte af, heeft afgeknot.

Afknotter, M., -knotters.

Afknotting, V., -knottingen.

Afknutselen, knutselde af, heeft afgeknutseld.

Afkoelen, koelde af, heeft en is afgekoeld.

Afkoeler, M., -koelers.

Afkoeling, V., -koelingen.

Afkoelingswet, V., -wetten.

Afkoken, kookte af, heeft en is afgekookt.

Afkoker (aardappel), M., afkokers.

Afkoking, V., -kokingen.

Afkomen, komt af, kwam af, kwamen af, is afgekomen.

Afkomst, V.

Afkomstig.

Afkondigen, kondigde af, heeft afgekondigd.

Afkondiger, M., -kondigers.

Afkondiging, V., -kondigingen.

Afkondigster, V., -kondigsters.

Afkooksel, O., -kooksels. Afkookseltje, O., -jes.

Afkoop, M., -koopen.

Afkoopbaar, -bare.

Afkoopbaarheid, V.

Afkoopbaarstelling, V., -stellingen.

Afkoopen, kocht af, heeft afgekocht.

Afkooper, M., -koopers.

Afkooping, V., -koopingen.

Afkoopprijs, M., -prijzen.

Afkoopsom, V., -sommen.

Afkoopster, V., -koopsters.

Afkoppelen, koppelde af, heeft afgekoppeld.

Afkoppeling, V.

Afkorsten, korstte af, heeft en is afgekorst.

Afkorsting, V.

Afkorten, kortte af, heeft afgekort.

Afkorting, V.

Afkrabbelen, krabbelde af, heeft afgekrabbeld.

Afkrabben, krabde af, heeft afgekrabd.

Afkrabber, M., -krabbers. Afkrabbertje, O., -jes.

Afkrabsel, O.

Afkrassen, kraste af, heeft en is afgekrast.

Afkrijgen, kreeg af, kregen af, heeft afgekregen.

Afkrimpen, kromp af, is afgekrompen.

Afkronkelen, kronkelde af, is afgekronkeld.

Afkrooien, krooide af, heeft afgekrooid.

Afkrooier, M., -krooiers.

Afkruien, krooi af, krooien af, heeft en is afgekrooien; ook kruide
af, heeft en is afgekruid.

Afkruiing, V.

Afkruimelen, kruimelde af, heeft en is afgekruimeld.

Afkruipen, kroop af, kropen af, is en heeft afgekropen.

Afkuieren, kuierde af, is en heeft afgekuierd.

Afkunnen, kan af, kunnen af, konde en kon af, konden af, heeft
afgekund.

Afkussen, kuste af, heeft afgekust.

Afkwakken, kwakte af, is en heeft afgekwakt.

Aflaat, M., -laten.

Aflaatbrief, M., -brieven.

Aflaathandel, M.

Aflaatster, V., -laatsters.

Aflachen (zich -), lachte zich af, heeft zich en is afgelachen.

Afladen, laadde af, heeft afgeladen.

Aflader, M., -laders.

Aflading, V., -ladingen.

Aflakken, lakte af, heeft afgelakt.

Aflandig.

Aflangen, langde af, heeft afgelangd.

Aflappen, lapte af, heeft afgelapt.

Aflaten, liet af, heeft afgelaten.

Aflater, M., -laters.

Aflating, V.

Aflaveeren, laveerde af, is en heeft afgelaveerd.

Afleenen, leende af, heeft afgeleend.

Afleener, M., -leeners.

Afleening, V.

Afleeren, leerde af, heeft en is afgeleerd.

Afleesklep, V., -kleppen; -klepje, O., -jes.

Aflegboel, M., -boelen; -boeltje, O., -jes.

Afleggen, legde af en leide af, heeft afgelegd en afgeleid.

Aflegger, M., -leggers. Afleggertje, O., -jes.

Afleggerij, V.

Aflegging, V., -leggingen.

Aflegster, V., -legsters.

Afleidbaar, -bare.

Afleiden, leidde af, heeft afgeleid.

Afleider, M., -leiders. Afleidertje, O., -jes.

Afleiding, V., -leidingen. Afleidinkje, O., -jes.

Afleidingsuitgang, M., -uitgangen.

Afleidkunde, V.

Afleidkundig.

Afleidkundige, M. en V., -kundigen.

Afleidsel, O., -leidsels.

Afleken, leekte af, is afgeleekt.

Aflekken, lekte af, is afgelekt.

Aflekking, V.

Aflenzen, lensde af, is afgelensd.

Afletteren, letterde af, heeft afgeletterd.

Afleven, leefde af, heeft afgeleefd.

Afleveraar, M., -leveraars.

Afleveren, leverde af, heeft afgeleverd.

Aflevering, V., -leveringen.

Afleveringsrol, V., -rollen.

Aflezen, las af, lazen af, heeft afgelezen.

Aflezer, M., -lezers.

Aflezing, V., -lezingen.

Aflichten, lichtte af, heeft afgelicht.

Aflichting, V., -lichtingen.

Afliggen, lag (zich) af, lagen (zich) af, heeft (zich) en is afgelegen.

Aflijmen, lijmde af, heeft afgelijmd.

Aflijvig.

Aflijvigheid, V.

Aflikken, likte af, heeft afgelikt.

Afloeren, loerde af, heeft afgeloerd.

Aflokken, lokte af, heeft afgelokt.

Aflokking, V., -lokkingen.

Aflonken, lonkte af, heeft afgelonkt.

Aflooden, loodde af, heeft afgelood.

Aflooding, V.

Afloogen, loogde af, heeft afgeloogd.

Aflooging, V.

Afloop, M., -loopen. Afloopje, O., -jes.

Afloopen, liep af, is en heeft afgeloopen.

Aflosbaar, -bare.

Aflossen, loste af, heeft afgelost.

Aflosser, M., -lossers.

Aflossing, V., -lossingen.

Aflossingstermijn, M., -termijnen.

Afluiden, luidde af, heeft afgeluid.

Afluiding, V.

Afluisteren, luisterde af, heeft afgeluisterd.

Afluizen, luisde af, heeft afgeluisd.

Afmaaien, maaide af, heeft afgemaaid.

Afmaaier, M., -maaiers.

Afmaaiing, V., -maaiingen.

Afmaken, maakte af, heeft afgemaakt.

Afmaker, M., -makers. Afmakertje, O., -jes.

Afmaking, V., -makingen.

Afmalen (geheel malen), maalde af, heeft afgemalen.

Afmalen (afschilderen), maalde af, heeft afgemaald.

Afmaler, M., -malers.

Afmanen, maande af, heeft afgemaand.

Afmarcheeren, marcheerde af, is afgemarcheerd.

Afmarsch, V.

Afmartelen, martelde af, heeft afgemarteld.

Afmarteling, V., -martelingen.

Afmatten, matte af, heeft afgemat.

Afmattend, -mattender, -mattendst.

Afmatting, V., -mattingen.

Afmelken, molk af, heeft afgemolken.

Afmennen, mende af, heeft afgemend.

Afmergelen, mergelde af, heeft afgemergeld.

Afmergeling, V.

Afmesten, mestte af, heeft afgemest.

Afmeten, mat af, maten af, heeft afgemeten.

Afmeter, M., -meters.

Afmeting, V., -metingen.

Afmetselen, metselde af, heeft afgemetseld.

Afmijnen, mijnde af, heeft afgemijnd.

Afmijner, M., -mijners.

Afmijning, V., -mijningen.

Afmoeten, moet af, moest af, heeft afgemoeten.

Afmogen, mag af, mogen af, mocht af.

Afmonsteren, monsterde af, heeft afgemonsterd.

Afmonstering, V., -monsteringen.

Afmunten, muntte af, heeft afgemunt.

Afnaaien, naaide af, heeft afgenaaid.

Afneemdoek, M., -doeken.

Afneemster, V., -neemsters.

Afnemen, nam af, namen af, heeft en is afgenomen.

Afnemer, M., -nemers. Afnemertje, O., -jes.

Afneming, V., -nemingen.

Afneuzen, neusde af, heeft afgeneusd.

Afnijpen, neep af, nepen af, heeft afgenepen.

Afnijping, V., -nijpingen.

Afnommeren en afnummeren, nommerde (nummerde) af, heeft afgenommerd
(afgenummerd).

Afnommering en afnummering, V.

Afoogen, oogde af, heeft afgeoogd.

Afoogsten, oogstte af, heeft afgeoogst.

Afpachten, pachtte af, heeft afgepacht.

Afpadig.

Afpadigheid, V., -heden.

Afpakken, pakte af, heeft afgepakt.

Afpakker, M., -pakkers.

Afpakking, V., -pakkingen.

Afpalen, paalde af, heeft afgepaald.

Afpaling, V., -palingen.

Afpanden, pandde af, heeft afgepand.

Afpanding, V., -pandingen.

Afpassen, paste af, heeft afgepast.

Afpassing, V., -passingen.

Afpeil, M.

Afpeilen, peilde af, heeft afgepeild.

Afpeiling, V., -peilingen.

Afpeinzen, peinsde af, heeft afgepeinsd.

Afpelen, peelde af, heeft afgepeeld.

Afpeling, V., -pelingen.

Afpellen, pelde af, heeft en is afgepeld.

Afpenhamer, M., -hamers; -hamertje, O., -jes.

Afpennen, pende af, heeft afgepend.

Afpenner, M., -penners.

Afpenning, V., -penningen.

Afperken, perkte af, heeft afgeperkt.

Afperking, V., -perkingen.

Afpersen, perste af, heeft afgeperst.

Afperser, M., -persers.

Afpersing, V., -persingen.

Afpeuteren, peuterde af, heeft afgepeuterd.

Afpeuzelen, peuzelde af, heeft afgepeuzeld.

Afpijnen, pijnde af, heeft afgepijnd.

Afpijnigen, pijnigde af, heeft afgepijnigd.

Afpijniging, V.

Afpijning, V.

Afpikken, pikte af, heeft afgepikt.

Afpingelen, pingelde af, heeft afgepingeld.

Afplaggen, plagde af, heeft afgeplagd.

Afplakken, plakte af, heeft afgeplakt.

Afplatten, platte af, heeft afgeplat.

Afplatting, V., -plattingen.

Afpleiten, pleitte af, heeft afgepleit.

Afplekken, plekte af, heeft afgeplekt.

Afpletten, plette af, heeft afgeplet.

Afploegen, ploegde af, heeft afgeploegd.

Afploeging, V., -ploegingen.

Afploffen, plofte af, is en heeft afgeploft.

Afplooien, plooide af, heeft afgeplooid.

Afploten, plootte af, heeft afgeploot.

Afpluizen (bij pluisjes afplukken), ploos af, plozen af, heeft
afgeplozen.

Afpluizen (pluisjes wegnemen of loslaten), pluisde af, heeft en
is afgepluisd.

Afpluizer, M., -pluizers.

Afpluizing, V., -pluizingen.

Afplukken, plukte af, heeft afgeplukt.

Afplukker, M., -plukkers.

Afplukking, V.

Afplukster, V., -pluksters.

Afplunderen, plunderde af, heeft afgeplunderd.

Afplundering, V.

Afpoeieren, poeierde af, heeft en is afgepoeierd.

Afpoeiering, V.

Afpoetsen, poetste af, heeft afgepoetst.

Afpolderen, polderde af, heeft afgepolderd.

Afpoldering, V., -polderingen.

Afpollen, polde af, heeft afgepold.

Afpompen, pompte af, heeft afgepompt.

Afpomping, V.

Afprakkezeeren, prakkezeerde af, heeft afgeprakkezeerd.

Afpraten, praatte af, heeft afgepraat.

Afpreeken, preekte af, heeft afgepreekt.

Afpressen, preste af, heeft afgeprest.

Afpressing, V., -pressingen.

Afprevelen, prevelde af, heeft afgepreveld.

Afproeven, proefde af, heeft afgeproefd.

Afpunten, puntte af, heeft afgepunt.

Afpunter, M., -punters.

Afpunting, V., -puntingen.

Afraadster, V., -raadsters en -raadsteren.

Afrabbelen, rabbelde af, heeft afgerabbeld.

Afraden, ried af, heeft afgeraden; ook raadde af.

Afrader, M., -raders en -raderen.

Afrafelen, rafelde af, heeft en is afgerafeld.

Afrafeling, V.

Afraffelen, raffelde af, heeft afgeraffeld.

Afragen, raagde af, heeft afgeraagd.

Afraken, raakte af, is afgeraakt.

Aframmelen, rammelde af, heeft afgerammeld.

Afranselen, ranselde af, heeft afgeranseld.

Afrapen, raapte af, heeft afgeraapt.

Afraspen, raspte af, heeft afgeraspt.

Afrasping, V., -raspingen.

Afrasterdraad (voorwerp), M., -draden; (stof), O.

Afrasteren, rasterde af, heeft afgerasterd.

Afrastering, V., -rasteringen.

Afreeden, reedde af, heeft afgereed.

Afreeding, V.

Afreehekel, M., -hekels.

Afregenen, regende af, heeft en is afgeregend.

Afreiken, reikte af, heeft afgereikt.

Afreis en Afreize, V.

Afreizen, reisde af, is en heeft afgereisd.

Afrekenen, rekende af, heeft afgerekend.

Afrekening, V., -rekeningen.

Afrennen, rende af, is en heeft afgerend.

Afrepelen, repelde af, heeft afgerepeld.

Afrepeling, V.

Africhten, richtte af, heeft afgericht.

Africhter, M., -richters.

Africhting, V., -richtingen.

Africhtster, V., -richtsters.

Afrij (het afrijden), M.; (helling bij 't afrijden), V.

Afrijden, reed af, reden af, is en heeft afgereden.

Afrijgen, reeg af, regen af, heeft afgeregen.

Afrijten, reet af, reten af, heeft afgereten.

Afrijzen, rees af, rezen af, is afgerezen.

Afrijzing, V.

Afrikaan (persoon), M., Afrikanen. Afrikaantje, O., -jes.

Afrikaan (plant), V., afrikanen. Afrikaantje, O., -jes.

Afrikaander, M., Afrikaanders.

Afrikaansch.

Afrikaansch (taal), O.

Afristen, ristte af, heeft afgerist.

Afrit, M.

Afritsen, ritste af, heeft afgeritst.

Afritsing, V., -ritsingen.

Afroeien, roeide af, is en heeft afgeroeid.

Afroepen, riep af, heeft afgeroepen.

Afroeper, M., -roepers.

Afroeping, V., -roepingen.

Afroepster, V., -roepsters.

Afroesten, roestte af, is afgeroest.

Afroffelen, roffelde af, heeft afgeroffeld.

Afrolbaar, -bare.

Afrolbord, O., -borden; -bordje, O., -jes.

Afrollen, rolde af, heeft en is afgerold.

Afrolling, V., -rollingen.

Afronden, rondde af, heeft afgerond.

Afronding, V., -rondingen.

Afrondingsfrees, V., -freezen.

Afrondingsmachine, V., -machines.

Afrondingsvijl, V., -vijlen.

Afronselen, ronselde af, heeft afgeronseld.

Afrooien, rooide af, heeft afgerooid.

Afrooken, rookte af, heeft afgerookt.

Afroomen, roomde af, heeft afgeroomd.

Afrooven (ontrooven), roofde af, heeft afgeroofd.

Afrossen, roste af, heeft afgerost.

Afrossing, V., -rossingen.

Afrotten, rotte af, is afgerot.

Afrotting, V.

Afroven (van 't roofje ontdoen), roofde af, heeft afgeroofd.

Afroving, V.

Afruien, ruide af, heeft afgeruid.

Afruilen, ruilde af, heeft afgeruild.

Afruischen, ruischte af, heeft en is afgeruischt.

Afrukken, rukte af, heeft en is afgerukt.

Afrukker, M., -rukkers.

Afrukking, V., -rukkingen.

Afsabelen, sabelde af, heeft afgesabeld.

Afschaafsel, O., -schaafsels.

Afschaduwen, schaduwde af, heeft afgeschaduwd.

Afschaduwing, V., -schaduwingen.

Afschaffen, schafte af, heeft afgeschaft.

Afschaffer, M., -schaffers en -schafferen.

Afschaffing, V., -schaffingen.

Afschaffingsgenootschap, O., -genootschappen.

Afschaffingsmaatschappij, V., -maatschappijen.

Afschafster, V., -schafsters en -schafsteren.

Afschaken, schaakte af, heeft afgeschaakt.

Afschalen, schaalde af, heeft afgeschaald.

Afschampen, schampte af, is afgeschampt.

Afschamper, M., -schampers. Afschampertje, O., -jes.

Afschamping, V., -schampingen.

Afschansen, schanste af, heeft afgeschanst.

Afschaveelen en afschavielen, schaveelde (schavielde) af, is
afgeschaveeld (afgeschavield).

Afschaveeling en afschavieling, V.

Afschaven, schaafde af, heeft en is afgeschaafd.

Afschavielen. Zie Afschaveelen.

Afschaving, V., -schavingen.

Afscheep, M.

Afscheerder, M., -scheerders.

Afscheid, O. Afscheidje, O., -jes.

Afscheidbaar, -bare.

Afscheidbaarheid, V.

Afscheidelijk.

Afscheidelijkheid, V.

Afscheiden, scheidde af, is en heeft afgescheiden.

Afscheider, M., -scheiders.

Afscheiding, V., -scheidingen. Afscheidinkje, O., -jes.

Afscheidingslijn, V., -lijnen.

Afscheidingsmuur, M., -muren.

Afscheidingssloot, V., -slooten.

Afscheidingsvat, O., -vaten.

Afscheidnemen, O.

Afscheidneming, V.

Afscheidsbezoek, O., -bezoeken.

Afscheidsbrief, M., -brieven; -briefje, O., -jes.

Afscheidsel, O., -scheidsels en -scheidselen. Afscheidseltje, O., -jes.

Afscheidsgroet, M., -groeten; -groetje, O., -jes.

Afscheidskus, M., -kussen; -kusje, O., -jes.

Afscheidspreek, V., -preeken.

Afscheidsrede, V., -redenen.

Afschelferen. Zie Afschilferen.

Afschellen, schelde af, heeft afgescheld.

Afschemeren, schemerde af, heeft afgeschemerd.

Afschenken (afgieten), schonk af, heeft afgeschonken.

Afschenken (in de pijpenmakerij), schenkte af, heeft afgeschenkt.

Afschenker, M., -schenkers. Afschenkertje, O., -jes.

Afschenking, V., -schenkingen.

Afschepen, scheepte af, heeft afgescheept.

Afscheper, M., -schepers.

Afscheping, V., -schepingen.

Afscheppen, schepte af, heeft afgeschept.

Afscheren, schoor af, schoren af, heeft afgeschoren.

Afschermen, schermde af, heeft afgeschermd.

Afscherven, scherfde af, heeft en is afgescherfd.

Afschetsen, schetste af, heeft afgeschetst.

Afschetsing, V., -schetsingen.

Afscheuren, scheurde af, heeft en is afgescheurd.

Afscheuring, V., -scheuringen.

Afschieten, schoot af, schoten af, heeft en is afgeschoten.

Afschijn, M.

Afschijnen, scheen af, schenen af, heeft afgeschenen.

Afschijnsel, O., -schijnsels en -schijnselen.

Afschijven, schijfde af, heeft afgeschijfd.

Afschikken, schikte af, is en heeft afgeschikt.

Afschilderen, schilderde af, heeft afgeschilderd.

Afschildering, V., -schilderingen.

Afschilferen en afschelferen, schilferde (schelferde) af, is en heeft
afgeschilferd (afgeschelferd).

Afschilfering en afschelfering, V., -schilferingen (-schelferingen).

Afschillen, schilde af, heeft en is afgeschild.

Afschimpen, schimpte af, heeft afgeschimpt.

Afschitteren, schitterde af, heeft afgeschitterd.

Afschommelen, schommelde af, is afgeschommeld.

Afschooien, schooide af, heeft afgeschooid.

Afschoppen, schopte af, heeft afgeschopt.

Afschot, O.

Afschouw, M.

Afschouwen, schouwde af, heeft afgeschouwd.

Afschouwer, M., -schouwers.

Afschouwing, V.

Afschraapschaar, V., -scharen; -schaartje, O., -jes.

Afschraapsel, O.

Afschrabben, schrabde af, heeft afgeschrabd.

Afschrabber, M., -schrabbers.

Afschrabbing, V., -schrabbingen.

Afschrabsel, O.

Afschrapen, schraapte af, heeft afgeschraapt.

Afschraper, M., -schrapers. Afschrapertje, O., -jes.

Afschraping, V., -schrapingen.

Afschrappen, schrapte af, heeft afgeschrapt.

Afschrapper, M., -schrappers.

Afschrapping, V., -schrappingen.

Afschrapsel, O.

Afschreeuwen, schreeuwde (zich) af, heeft (zich) en is afgeschreeuwd.

Afschrift, O., -schriften. Afschriftje, O., -jes.

Afschriftenboek, O., -boeken.

Afschrijfgeld, O., -gelden.

Afschrijfloon, O., -loonen.

Afschrijfpunt, V., -punten; -puntje, O., -jes.

Afschrijfster, V., -schrijfsters en -schrijfsteren.

Afschrijven, schreef (zich) af, schreven (zich) af, heeft (zich)
en is afgeschreven.

Afschrijver, M., -schrijvers en -schrijveren. Afschrijvertje, O., -jes.

Afschrijving, V., -schrijvingen.

Afschrijvingsbank, V., -banken.

Afschrik, M.

Afschrikken, schrikte af, is en heeft afgeschrikt.

Afschrikking, V.

Afschrikwekkend, -wekkender, -wekkendst.

Afschrobben, schrobde af, heeft afgeschrobd.

Afschroeien, schroeide af, heeft en is afgeschroeid.

Afschroeven, schroefde af, heeft afgeschroefd.

Afschudden, schudde af, heeft afgeschud.

Afschuieren, schuierde af, heeft afgeschuierd.

Afschuimen, schuimde af, is en heeft afgeschuimd.

Afschuinen, schuinde af, heeft afgeschuind.

Afschuining, V., -schuiningen.

Afschuiven, schoof af, schoven af, heeft en is afgeschoven.

Afschuiving, V., -schuivingen.

Afschuren, schuurde af, heeft en is afgeschuurd.

Afschuring, V., -schuringen.

Afschutsel, O., -schutsels en -schutselen. Afschutseltje, O., -jes.

Afschutten, schutte af, heeft afgeschut.

Afschutting, V., -schuttingen. Afschuttinkje, O., -jes.

Afschuw, M.

Afschuwbaar, -baarder, -baarst.

Afschuwelijk, -lijker, -lijkst.

Afschuwelijkheid, V., -heden.

Afschuwwekkend, -wekkender, -wekkendst.

Afseinen, seinde af, heeft afgeseind.

Afseining, V., -seiningen.

Afseizen, seisde af, heeft afgeseisd.

Afseizing, V.

Afsijpelen, sijpelde af, is en heeft afgesijpeld.

Afsijpeling, V.

Afsjorren, sjorde af, heeft afgesjord.

Afsjouwen, sjouwde (zich) af, heeft (zich) en is afgesjouwd.

Afslaan, slaat af, sloeg af, heeft en is afgeslagen.

Afslag, M., -slagen. Afslagje, O., -jes.

Afslager, M., -slagers.

Afslaven (zich -), slaafde zich af, heeft zich en is afgeslaafd.

Afslechten, slechtte af, heeft en is afgeslecht.

Afslechthamer, M., -hamers; -hamertje, O., -jes.

Afsleepen (aftrekken), sleepte af, heeft afgesleept.

Afslenteren, slenterde af, is afgeslenterd.

Afslepen (afhangen), sleepte af, heeft afgesleept.

Afsleuren, sleurde af, heeft afgesleurd.

Afslibberen, slibberde af, is afgeslibberd.

Afslieren, slierde af, is afgeslierd.

Afslijpen, sleep af, slepen af, heeft afgeslepen.

Afslijpsel, O.

Afslijten, sleet af, sleten af, heeft en is afgesleten.

Afslijting, V.

Afslingeren, slingerde af, heeft en is afgeslingerd.

Afsloffen, slofte af, heeft en is afgesloft.

Afslonzen, slonsde af, heeft afgeslonsd.

Afsloopen, sloopte af, heeft afgesloopt.

Afslooten, slootte af, heeft afgesloot.

Afslooting, V., -slootingen.

Afslorpen en afslurpen, slorpte (slurpte) af, heeft afgeslorpt
(afgeslurpt).

Afslorping en Afslurping, V.

Afsloven, sloofde (zich) af, heeft (zich) afgesloofd.

Afsloving, V.

Afsluipen, sloop af, slopen af, is afgeslopen.

Afsluitdijk, M., -dijken.

Afsluiten, sloot af, sloten af, heeft afgesloten.

Afsluiter, M., -sluiters.

Afsluiting, V., -sluitingen. Afsluitinkje, O., -jes.

Afsluitingsdeelen (mv.), O.

Afsluitingshek, O., -hekken.

Afsluitingsmuur, M., -muren.

Afsluitingsstelsel, O., -stelsels.

Afsluitingstoestel, M. en O., -toestellen.

Afslurpen. Zie Afslorpen.

Afsmakken, smakte af, heeft afgesmakt.

Afsmallen, smalde af, heeft afgesmald.

Afsmeden, smeedde af, heeft afgesmeed.

Afsmeeken, smeekte af, heeft afgesmeekt.

Afsmeeking, V.

Afsmelten, smolt af, is en heeft afgesmolten.

Afsmeren, smeerde af, heeft afgesmeerd.

Afsmetten, smette af, heeft afgesmet.

Afsmijten, smeet af, smeten af, heeft afgesmeten.

Afsnauw, M.

Afsnauwen, snauwde af, heeft afgesnauwd.

Afsnede en Afsnee, V., -sneden.

Afsnellen, snelde af, is en heeft afgesneld.

Afsnijden, sneed af, sneden af, heeft afgesneden.

Afsnijder, M., -snijders.

Afsnijding, V., -snijdingen.

Afsnijdsel, O., -snijdsels.

Afsnijhout, O., -houten.

Afsnijschaar, V., -scharen; -schaartje, O., -jes.

Afsnipperen, snipperde af, heeft afgesnipperd.

Afsnoeien, snoeide af, heeft afgesnoeid.

Afsnoepen, snoepte af, heeft afgesnoept.

Afsnorren, snorde af, is afgesnord.

Afsnuiten (eene kaars), snoot af, snoten af, heeft afgesnoten.

Afsnuiten (een stuk hout), snuitte af, heeft afgesnuit.

Afsnuiting, V.

Afsnuitsel, O., -snuitsels.

Afsollen, solde (zich) af, heeft (zich) en is afgesold.

Afsoppen, sopte af, heeft afgesopt.

Afspaden, spaadde af, heeft afgespaad.

Afspanen, spaande af, heeft afgespaand.

Afspannen, spande af, heeft afgespannen.

Afspatten, spatte af, is afgespat.

Afspelden, speldde af, heeft afgespeld.

Afspelen, speelde (zich) af, heeft (zich) en is afgespeeld.

Afspeten, speette af, heeft afgespeet.

Afspeuren, speurde af, heeft afgespeurd.

Afspieden, spiedde af, heeft afgespied.

Afspiegelen, spiegelde af, heeft afgespiegeld.

Afspiegeling, V., -spiegelingen.

Afspinnen, spon af, sponnen af, heeft afgesponnen.

Afspitten, spitte af, heeft afgespit.

Afsplijten, spleet af, spleten af, is en heeft afgespleten.

Afsplinteren, splinterde af, is en heeft afgesplinterd.

Afspoelen, spoelde af, heeft en is afgespoeld.

Afspoeling, V., -spoelingen.

Afsponsen, sponste af, heeft afgesponst.

Afsporen, spoorde af, heeft afgespoord.

Afspouwen, spouwde af, heeft afgespouwen.

Afspraak, V., -spraken. Afspraakje, O., -jes.

Afspreken, sprak af, spraken af, heeft en is afgesproken.

Afspringen, sprong af, is en heeft afgesprongen.

Afspruiten, sproot af, sproten af, is afgesproten.

Afspruitsel, O., -spruitsels.

Afspuiten, spoot af, spoten af, heeft afgespoten.

Afstaan, staat af, stond af, heeft afgestaan.

Afstammeling, M. en V., -stammelingen. V. ook afstammelinge.

Afstammen, stamde af, is afgestamd.

Afstamming, V.

Afstammingstheorie, V., -theorieën.

Afstampen, stampte af, heeft afgestampt.

Afstand, M., -standen.

Afstandsmeting, V., -metingen.

Afstandsrit, M., -ritten.

Afstandswijzer, M., -wijzers.

Afstapelen, stapelde af, heeft afgestapeld.

Afstappen, stapte af, is en heeft afgestapt.

Afstaren, staarde af, heeft afgestaard.

Afsteekbeitel, M., -beitels; -beiteltje, O., -jes.

Afsteeksel, M., -steeksels.

Afsteken, stak af, staken af, heeft en is afgestoken.

Afsteker, M., -stekers.

Afsteking, V., -stekingen.

Afstel, O.

Afstelen, stal af, stalen af, heeft afgestolen.

Afstellen, stelde af, heeft afgesteld.

Afstelling, V., -stellingen.

Afstemmen, stemde af, heeft afgestemd.

Afstemmer, M., -stemmers.

Afstemming, V., -stemmingen.

Afstempelen, stempelde af, heeft afgestempeld.

Afstempeling, V.

Afsterven, stierf af, stierven af, is afgestorven.

Afsterving, V.

Afstevenen, stevende af, is afgestevend.

Afstijgen, steeg af, stegen af, is afgestegen.

Afstikken, stikte af, heeft afgestikt.

Afstippen, stipte af, heeft afgestipt.

Afstoffen, stofte af, heeft afgestoft.

Afstoken, stookte af, heeft afgestookt.

Afstommelen, stommelde af, is en heeft afgestommeld.

Afstompen, stompte af, heeft afgestompt.

Afstomping, V.

Afstoomen, stoomde af, is en heeft afgestoomd.

Afstootbank, V., -banken.

Afstootboom, M., -boomen.

Afstooten, stiet af, heeft afgestooten; ook stootte af.

Afstooter, M., -stooters.

Afstootijzer, O., -ijzers.

Afstooting, V., -stootingen.

Afstoppen, stopte af, heeft afgestopt.

Afstormen, stormde af, heeft en is afgestormd.

Afstorten, stortte af, heeft en is afgestort.

Afstorting, V.

Afstoven, stoofde af, heeft afgestoofd.

Afstraffen, strafte af, heeft afgestraft.

Afstraffing, V., -straffingen.

Afstralen, straalde af, heeft en is afgestraald.

Afstraling, V., -stralingen.

Afstraten, straatte af, heeft afgestraat.

Afstrijden, streed af, streden af, heeft afgestreden.

Afstrijken, streek af, streken af, is en heeft afgestreken.

Afstrompelen, strompelde af, is en heeft afgestrompeld.

Afstroomen, stroomde af, is en heeft afgestroomd.

Afstrooming, V., -stroomingen.

Afstroopen, stroopte af, heeft afgestroopt.

Afstroopschaaf, V., -schaven; -schaafje, O., -jes.

Afstudeeren, studeerde af, heeft afgestudeerd.

Afstuiten, stuitte af, is en heeft afgestuit.

Afstuiting, V.

Afstuiven, stoof af, stoven af, is afgestoven.

Afstuiving, V., -stuivingen.

Afsturen, stuurde af, heeft afgestuurd.

Afstuwen, stuwde af, heeft en is afgestuwd.

Afsuffen (zich -), sufte (zich) af, heeft (zich) en is afgesuft.

Afsukkelen, sukkelde af, is en heeft afgesukkeld.

Afsullen, sulde af, is afgesuld.

Aftafelen, tafelde af, heeft afgetafeld.

Aftakelen, takelde af, heeft en is afgetakeld.

Aftakeling, V.

Aftandsch.

Aftap, M.

Aftapkraan, V., -kranen; -kraantje, O., -jes.

Aftappen, tapte af, heeft afgetapt.

Aftapper, M., -tappers.

Aftapping, V., -tappingen.

Aftapplug, V., -pluggen.

Aftarnen, tarnde af, heeft en is afgetarnd.

Aftarren, tarde af, heeft afgetard.

Afteekenaar, M., -teekenaars.

Afteekenen, teekende af, heeft afgeteekend.

Afteekening. V., -teekeningen.

Afteilen, teilde af, heeft afgeteild.

Aftelegrapheeren, telegrapheerde af, heeft afgetelegrapheerd.

Aftelephoneeren, telephoneerde af, heeft afgetelephoneerd.

Aftellen, telde af, heeft afgeteld.

Aftelliedje, O., -jes.

Aftelling, V., -tellingen.

Aftelrijmpje, O., -jes.

Aftikken, tikte af, heeft afgetikt.

Aftillen, tilde af, heeft afgetild.

Aftimmeren, timmerde af, heeft afgetimmerd.

Aftobben, tobde af, heeft afgetobd.

Aftocht, M., -tochten.

Aftonnen, tonde af, heeft afgetond.

Aftoomen, toomde af, heeft afgetoomd.

Aftoonen, toonde af, heeft afgetoond.

Aftooveren, tooverde af, heeft afgetooverd.

Aftoppen, topte af, heeft afgetopt.

Aftornen, tornde af, heeft en is afgetornd.

Aftouwen, touwde af, heeft afgetouwd.

Aftrappen, trapte af, heeft afgetrapt.

Aftred, M.

Aftreden, trad af, traden af, is en heeft afgetreden.

Aftreding, V.

Aftrek, M., -trekken. Aftrekje, O., -jes.

Aftrekhekel, M., -hekels.

Aftrekken, trok af, trokken af, heeft en is afgetrokken.

Aftrekker, M., -trekkers.

Aftrekking, V., -trekkingen.

Aftrekriem, M., -riemen.

Aftrekrol, V., -rollen.

Aftreksel, O., -treksels; -trekseltje, O., -jes.

Aftreksom, V., -sommen.

Aftrektouw, O., -touwen.

Aftrekvijl, V., -vijlen.

Aftreuren, treurde af, heeft afgetreurd.

Aftroetelen, troetelde af, heeft afgetroeteld.

Aftroeven, troefde af, heeft afgetroefd.

Aftroever, M., -troevers.

Aftroffelen, troffelde af, heeft afgetroffeld.

Aftroggelen, troggelde af, heeft afgetroggeld.

Aftrommelen, trommelde af, heeft afgetrommeld.

Aftrompetten, trompette af, heeft afgetrompet.

Aftroonen, troonde af, heeft afgetroond.

Aftuigen, tuigde af, heeft afgetuigd.

Aftuiging, V.

Aftuimelen, tuimelde af, is afgetuimeld.

Afturven, turfde af, heeft afgeturfd.

Aftweernen, tweernde af, heeft afgetweernd.

Aftwijnen, twijnde af, heeft afgetwijnd.

Afvaardigen, vaardigde af, heeft afgevaardigd.

Afvaardiger, M., -vaardigers.

Afvaardiging, V., -vaardigingen.

Afvaart, V., -vaarten.

Afvagen, vaagde af, heeft afgevaagd.

Afval (het afvallen), M.

Afval (het afgevallene), O.

Afvallen, viel af, is afgevallen.

Afvallig, -valliger, -valligst.

Afvallige, M. en V., -valligen.

Afvalligheid, V.

Afvangen, ving af, heeft afgevangen.

Afvaren, voer af, is en heeft afgevaren.

Afvechten, vocht af, heeft afgevochten.

Afveegsel, O.

Afvegen, veegde af, heeft afgeveegd.

Afveger, M., -vegers.

Afveging, V., -vegingen.

Afvenen, veende af, heeft afgeveend.

Afvening, V., -veningen.

Afvergen, vergde af, heeft afgevergd.

Afverven, verfde af, heeft afgeverfd.

Afveteren, veterde af, heeft afgeveterd.

Afvijlen, vijlde af, heeft afgevijld.

Afvijler, M., -vijlers.

Afvijling, V., -vijlingen.

Afvijlrasp, V., -raspen.

Afvijlsel, O.

Afvillen, vilde af, heeft afgevild.

Afvisschen, vischte af, heeft afgevischt.

Afvlakken, vlakte af, heeft afgevlakt.

Afvlechten, vlocht af, heeft afgevlochten.

Afvleien, vleide af, heeft afgevleid.

Afvlekken, vlekte af, heeft afgevlekt.

Afvlieden, vlood af, vloden af, is afgevloden.

Afvliegen, vloog af, vlogen af, is en heeft afgevlogen.

Afvlieten, vloot af, vloten af, is afgevloten.

Afvlijmen, vlijmde af, heeft afgevlijmd.

Afvloeibuis, V., -buizen.

Afvloeien, vloeide af, is en heeft afgevloeid.

Afvloeiing, V., -vloeiingen.

Afvloeipijp, V., -pijpen.

Afvlooien, vlooide af, heeft afgevlooid.

Afvlotten, vlotte af, is en heeft afgevlot.

Afvluchten, vluchtte af, is afgevlucht.

Afvoederen, voederde af, heeft afgevoederd.

Afvoedering, V.

Afvoegen, voegde af, heeft afgevoegd.

Afvoer, M.

Afvoerbank, V., -banken.

Afvoerbuis, V., -buizen.

Afvoerder, M., -voerders.

Afvoeren, voerde af, heeft afgevoerd.

Afvoergeul, V., -geulen.

Afvoering, V.

Afvoerkanaal, O., -kanalen.

Afvoerpijp, V., -pijpen.

Afvoerrol, V., -rollen.

Afvorderen, vorderde af, heeft afgevorderd.

Afvordering, V., -vorderingen.

Afvormen, vormde af, heeft afgevormd.

Afvouwen, vouwde af, heeft afgevouwen.

Afvragen, vraagde af, heeft afgevraagd; ook vroeg af.

Afvraging, V.

Afvreten, vrat af, vraten af, heeft afgevreten.

Afvreting, V.

Afvriezen, vroor af, vroren af, heeft en is afgevroren en afgevrozen.

Afvriezing, V.

Afvrijen, vrijde af, heeft afgevrijd; ook vree af, vreeën af, heeft
afgevreeën.

Afvuren, vuurde af, heeft afgevuurd.

Afwaaien, waaide af, heeft en is afgewaaid; ook woei af, woeien af.

Afwaarts (bijw.).

Afwaartsch (bnw.).

Afwachten, wachtte af, heeft afgewacht.

Afwachting, V.

Afwaggelen, waggelde af, is afgewaggeld.

Afwaken (zich -), waakte zich af, heeft zich en is afgewaakt.

Afwallen, walde af, heeft afgewald.

Afwalling, V., -wallingen.

Afwandelen, wandelde af, is en heeft afgewandeld.

Afwasschen, wiesch af, wieschen af, heeft afgewasschen; ook waschte af.

Afwassching, V., -wasschingen.

Afwateren, waterde af, heeft afgewaterd.

Afwatering, V., -wateringen.

Afweeken, weekte af, heeft en is afgeweekt.

Afweeking, V., -weekingen.

Afweenen, weende af, heeft afgeweend.

Afweer, M.

Afweerbaar, -bare.

Afweerder, M., -weerders.

Afweerster, V., -weersters.

Afwegen, woog af, wogen af, heeft afgewogen.

Afweger, M., -wegers.

Afweging, V., -wegingen.

Afweiden, weidde af, heeft afgeweid.

Afweiding, V., -weidingen.

Afwenden, wendde af, heeft en is afgewend.

Afwending, V., -wendingen; -wendinkje, O., -jes.

Afwenken, wenkte af, heeft afgewenkt.

Afwennen, wende af, heeft en is afgewend.

Afwenning, V.

Afwentelen, wentelde af, heeft en is afgewenteld.

Afwenteling, V.

Afweren, weerde af, heeft afgeweerd.

Afwering, V., -weringen.

Afwerken, werkte (zich) af, heeft (zich) en is afgewerkt.

Afwerker, M., -werkers.

Afwerking, V.

Afwerkschaaf, V., -schaven.

Afwerkster, V., -werksters.

Afwerpen, wierp af, heeft afgeworpen.

Afwerping, V.

Afweten (laten -).

Afweven, weefde af, heeft afgeweven.

Afwezen, O.

Afwezend.

Afwezendheid, V.

Afwezig.

Afwezigheid, V.

Afwieden, wiedde af, heeft afgewied.

Afwiegelen, wiegelde af, heeft en is afgewiegeld.

Afwijken, week af, weken af, is afgeweken.

Afwijking, V., -wijkingen.

Afwijzen, wees af, wezen af, heeft afgewezen.

Afwijzig, afwijziger, afwijzigst.

Afwijzing, V., -wijzingen.

Afwillen, wil af, wilde (wou) af, heeft afgewild.

Afwimpelen, wimpelde af, heeft afgewimpeld.

Afwimpeling, V.

Afwinden, wond af, heeft afgewonden.

Afwinder, M., -winders.

Afwinding, V., -windingen.

Afwinnen, won af, wonnen af, heeft afgewonnen.

Afwippen, wipte af, is en heeft afgewipt.

Afwisschen, wischte af, heeft afgewischt.

Afwisselen, wisselde af, heeft afgewisseld.

Afwisselend.

Afwisseling, V., -wisselingen.

Afwitten, witte af, heeft afgewit.

Afwoelen, woelde af, heeft afgewoeld.

Afwrijven, wreef af, wreven af, heeft afgewreven.

Afwrijving, V., -wrijvingen.

Afwringen, wrong af, heeft afgewrongen.

Afwroeten, wroette af, heeft afgewroet.

Afwuiven, wuifde af, heeft afgewuifd.

Afzaaien, zaaide af, heeft afgezaaid.

Afzaat, M., -zaten.

Afzaatsgewijze.

Afzabbelen, zabbelde af, heeft afgezabbeld.

Afzabberen, zabberde af, heeft afgezabberd.

Afzadelen, zadelde af, heeft afgezadeld.

Afzadeling, V.

Afzagen, zaagde af, heeft afgezaagd.

Afzaging, V., -zagingen.

Afzakken (dalen), zakte af, is afgezakt.

Afzakken (in zakken doen), zakte af, heeft afgezakt.

Afzakker, M., -zakkers.

Afzakkertje, O., -jes.

Afzakking, V., -zakkingen.

Afzanden, zandde af, heeft afgezand.

Afzanderij, V., -zanderijen.

Afzanding, V., -zandingen.

Afzeepen, zeepte af, heeft afgezeept.

Afzegelen, zegelde af, heeft afgezegeld.

Afzeggen, zeide af, heeft afgezegd en afgezeid.

Afzegging, V., -zeggingen.

Afzeilen, zeilde af, is en heeft afgezeild.

Afzeiling, V.

Afzenden, zond af, heeft afgezonden.

Afzender, M., -zenders.

Afzending, V., -zendingen.

Afzendster, V., -zendsters.

Afzengen, zengde af, heeft afgezengd.

Afzenging, V.

Afzet, M.

Afzetbaar, -bare.

Afzetbaarheid, V.

Afzetgebied, O.

Afzetnet, O., -netten.

Afzetplank, V., -planken.

Afzetsel, O., -zetsels en -zetselen. Afzetseltje, O., -jes.

Afzetster, V., -zetsters.

Afzetten, zette af, heeft en is afgezet.

Afzettend.

Afzetter, M., -zetters.

Afzetterij, V., -zetterijen.

Afzettertje, O., -jes.

Afzetting, V., -zettingen.

Afzetzaag, V., -zagen; -zaagje, O., -jes.

Afzeulen, zeulde af, heeft afgezeuld.

Afzeven, zeefde af, heeft afgezeefd.

Afzichtelijk, -lijker, -lijkst.

Afzichtelijkheid, V., -heden.

Afzichten (met de zicht afmaaien), zichtte af, heeft afgezicht.

Afzien, zag af, zagen af, heeft afgezien.

Afzienbaar, -bare.

Afzienbaarheid, V.

Afziften, zifte af, heeft afgezift.

Afzifting, V.

Afzijgen (afzakken), zeeg af, zegen af, is afgezegen.

Afzijgen (doen afvloeien), zeeg af, zegen af, heeft afgezegen.

Afzijn.

Afzijn, O.

Afzingen, zong af, heeft afgezongen.

Afzitten, zat af, zaten af, is en heeft afgezeten.

Afzoden, zoodde af, heeft afgezood.

Afzoeken, zocht af, heeft afgezocht.

Afzoeking, V.

Afzoenen, zoende af, heeft afgezoend.

Afzoeten, zoette af, heeft afgezoet.

Afzoetwater, O.

Afzonderen, zonderde af, heeft afgezonderd.

Afzondering, V., -zonderingen.

Afzonderingskuur, V., -kuren.

Afzonderlijk.

Afzoomen, zoomde af, heeft afgezoomd.

Afzouten (zouten), zoutte af, heeft afgezouten.

Afzouten (afschepen), zoutte af, heeft afgezout.

Afzouting, V.

Afzuchten, zuchtte (zich) af, heeft (zich) en is afgezucht.

Afzuigen, zoog af, zogen af, heeft afgezogen.

Afzuiging, V., -zuigingen.

Afzwaaien, zwaaide af, heeft en is afgezwaaid.

Afzwalpen, zwalpte af, heeft en is afgezwalpt.

Afzweepen, zweepte af, heeft afgezweept.

Afzweerder, M., -zweerders.

Afzwemmen, zwom af, zwommen af, heeft en is afgezwommen.

Afzweren (met een eed verwerpen), zwoer af, heeft afgezworen.

Afzweren (door verzwering afvallen), zwoor af, zworen af, is
afgezworen.

Afzwering, V., -zweringen.

Afzwerven, zwierf af, zwierven af, is afgezworven.

Afzwerving, V., -zwervingen.

Afzwetsen, zwetste af, heeft afgezwetst.

Afzweven, zweefde af, is afgezweefd.

Afzwoegen, zwoegde (zich) af, heeft (zich) en is afgezwoegd.

Agaat (stofnaam), O.; (steen), M., agaten. Agaatje, O., -jes.

Agaten (bnw.).

Ageeren, ageerde, heeft geageerd.

Agent, M., agenten. Agentje, O., -jes.

Agentschap, O., -schappen; -schapje, O., -jes.

Agentuur, V., agenturen. Agentuurtje, O., -jes.

Agger, M.

Agio, M.

Agitatie, V., agitatiën en agitaties.

Agiteeren, agiteerde, heeft geagiteerd.

Agurk. Zie Augurk.

Ah.

Aha.

Ahorn, M., ahornen. Ahorntje, O., -jes.

Ahornen (bnw.).

Ai (tusschenw.).

Ai (dier), M., ai's.

Ajakkes.

Ajasses.

Ajuin (vrucht), M., ajuinen. Als stofnaam, V. Ajuintje, O., -jes.

Ajuinachtig.

Akant, M., akanten.

Akefietje, O., -jes.

Akelei, V., akeleien.

Akelig, akeliger, akeligst.

Akeligheid, V., -heden.

Aker (eikel en emmer), M., akers. Akertje, O., -jes.

Akerspek, O.

Akervarken, O., -varkens.

Akker, M., akkers. Akkertje, O., -jes.

Akkeraarde, V.

Akkerbouw, M.

Akkeren, akkerde, heeft geakkerd.

Akkerland, O., -landen.

Akkermaal, O.

Akkermaalsbosch, O., -bosschen.

Akkermaalshout, O.

Akkerman, M., -lieden en -lui.

Akkermannetje (kwikstaart), O.

Akkoord, O., akkoorden. Akkoordje, O., -jes.

Akolei. Zie Akelei.

Akoniet (plant), V., akonieten; (vergif), O.

Aks en Akst, V., aksen en aksten.

Akte, V., akten.

Akte-examen, O., -examens.

Al, als zelfst. nw., O.

Al (bijw. en voegw.).

Alaan (bijw.).

Alant, M.

Alantswijn, M.

Alantswortel, M., -wortels.

Alarm, O.

Alarmeeren, alarmeerde, heeft gealarmeerd.

Alarmklok, V., -klokken.

Alarmkreet, M., -kreten.

Alarmpeil, O.

Alarmsein, O., -seinen.

Alarmtrom, V., -trommen.

Albast, O.

Albasten (bnw.).

Albatros, M., albatrossen.

Albe, V., alben.

Albedil, M. en V., -bedillen.

Albehoeder, M.

Albeschik, M. en V., -beschikken.

Albestuur, O.

Albestuurder, M.

Albino, M. en V., albino's.

Album, O., albums.

Albumblad, O., -bladen; -blaadje, O., -jes.

Albumine, V.

Albumvers, O., -verzen; -versje, O., -jes.

Alchimie, V.

Alchimist, M., alchimisten.

Alchimisterij, V.

Alcohol, M.

Alcoholisch.

Alcoholisme, O.

Alcoholvrij.

Aldaar.

Aldra.

Aldus.

Aleer.

Alexandrijn, M., alexandrijnen.

Alft, M., alften.

Alge, V., algen.

Algebra, V.

Algebraisch.

Algeheel, -geheele.

Algemeen, -gemeener, -gemeenst.

Algemeen, O.

Algemeenheid, V., -heden.

Algenoegzaam, -zame.

Algenoegzaamheid, V.

Algoede, M.

Algoedheid, V.

Alhier.

Alhoewel.

Alias, M., aliassen.

Alibi, O., alibi's.

Alikas, M., alikassen.

Alikruik, V., alikruiken.

Alinea, V., alinea's.

Alk, V., alken. Alkje, O., -jes.

Alkoof, V., alkoven. Alkoofje, O., -jes.

Alkoran, M.

Allebeide en allebei.

Alledaagsch.

Alledaagschheid, V.

Alleen.

Alleenblijven, bleef alleen, bleven alleen, is alleengebleven.

Alleenhandel, V.

Alleenheerschappij, V.

Alleenheerscher, M., -heerschers.

Alleenig.

Alleenlaten, liet alleen, heeft alleengelaten.

Alleenlijk.

Alleenspraak, V., -spraken.

Alleenstaan, stond alleen, heeft alleengestaan.

Alleenzaligmakend.

Allegaar.

Allegaartje, O., -jes.

Allegorie, V., allegorieën.

Allegorisch.

Allegro, O., allegro's.

Allemaal.

Alleman.

Allemansgading, V.

Allemansgek, M., -gekken.

Allemansvriend, M., -vrienden.

Allengs.

Allengskens.

Allenthalve.

Allerbest.

Allerchristelijkst.

Allerhande.

Allerhande (koekjes), O.

Allerheiligen (-dag, M., -dagen; -feest, O., -feesten).

Allerhoogst.

Allerhoogste, M.

Allerlei.

Allerliefst.

Allermeest.

Allernaast.

Allerwegen.

Allerzielen (-dag, M., -dagen; -feest, O., -feesten).

Alles.

Allesbehalve.

Alleszins.

Alliage, V., alliages.

Alliantie, V., alliantiën en allianties.

Allicht.

Alliteratie, V.

Allo (tusschenwerpsel).

Allocutie, V., allocutiën en allocuties.

Allodiaal, allodiale.

Allodium, O.

Allonge-pruik, V., -pruiken.

Allooi, O.

Alluviaal, alluviale.

Alluvium, O.

Almacht, V.

Almachtig.

Almachtige, M.

Almachtigheid, V.

Almanak, M., almanakken. Almanakje, O., -jes.

Almede.

Almogend.

Almogende, M.

Almogendheid, V.

Aloë, V., aloë's.

Alom.

Alomtegenwoordig.

Alomtegenwoordigheid, V.

Alomvattend.

Aloud.

Aloudheid, V.

Alp (berg), M., Alpen.

Alpenclub, V.

Alpenroos, V., -rozen.

Alpenstok, M., -stokken.

Alpha, V., alpha's.

Alphabet, O., alphabetten.

Alphabetisch.

Alphabetiseeren, alphabetiseerde, heeft gealphabetiseerd.

Alpinisme, O.

Alpinist, M., en Alpiniste, V.; alpinisten.

Alras.

Alreede en alree.

Alreeds.

Alruin, V.

Als.

Alsdan.

Alsem, M.

Alsembeker, M.

Alsjeblieft en asjeblieft.

Alsmede.

Alsnog.

Alsnu.

Alsof.

Alst en aalst (alsem), V.

Alstoen.

Alt, V.

Altaar, O. en M., altaren. Altaartje, O., -jes.

Altaarkaars, V., -kaarsen.

Altaarstuk, O., -stukken.

Altaartafel, V., -tafels en- -tafelen.

Altegader.

Altemaal.

Altemet.

Alternatief, O., alternatieven.

Althans.

Altijd.

Altijddurend.

Altoos.

Altoosdurend.

Altpartij, V., -partijen.

Altsleutel, M., -sleutels.

Altstem, V., -stemmen.

Aluin, V.

Aluinaarde, V.

Aluinen, aluinde, heeft gealuind.

Aluinoplossing, V., -oplossingen.

Aluinsteen, M.

Alvast (bijw.).

Alvermogen, O.

Alvermogend.

Alvermogendheid, V.

Alvleeschklier, V., -klieren.

Alvleeschsap, O.

Alvorens.

Alwaar.

Alweder en alweer.

Alwetend.

Alwetende, M.

Alwetendheid, V.

Alwijs.

Alwijze, M.

Alwillensdwaas, M., -dwazen.

Alziend.

Alziende, M.

Alzijdig.

Alzoo.

Alzulk.

Amalgaam, O., amalgamen.

Amalgama, O., amalgama's en amalgamen.

Amandel (boom), M., amandels; (vrucht), V., amandelen en
amandels. Amandeltje, O., -jes.

Amandelbroodje, O., -broodjes.

Amandelmelk, V.

Amandelpas, ook -pars, -pers, O.

Amandelzeep, V.

Amarant, V., amaranten.

Amaril, V. Amarilletje, O., -jes.

Amarilmolen, M., -molens.

Amarilpapier, O.

Amateur-photograaf, M., -photografen.

Amazone, V., Amazonen.

Amazonenkleed, O., -kleederen.

Amazonenrivier, V.

Ambacht, O., ambachten.

Ambachtsbaas, M., -bazen.

Ambachtsheer, M., -heeren.

Ambachtsheerlijkheid, V., -heden.

Ambachtsman, M., -lieden en -lui.

Ambachtsschool, V., -scholen.

Ambachtsvrouw, V., -vrouwen.

Ambassade, V., ambassades.

Ambassadeur, M., ambassadeuren en ambassadeurs.

Amber, M.

Ambergeur, M., -geuren.

Ambergrijs, O.

Ambitie, V.

Ambitieus, ambitieuzer, ambitieust.

Ambrozijn, O.

Ambt, O., ambten. Ambtje, O., -jes.

Ambtelijk.

Ambteloos, -looze.

Ambtenaar, M., ambtenaars en ambtenaren. Ambtenaartje, O., -jes.

Ambtenaarsleven, O.

Ambtenaarsloopbaan, V.

Ambtenaarsstand, M.

Ambtenaarstraktement, O., -traktementen.

Ambtenaarswoning, V., -woningen.

Ambtgenoot, M., -genooten.

Ambtman, M., -lieden.

Ambtsbediening, V., -bedieningen.

Ambtsbezigheid, V., -heden.

Ambtsbroeder, M., -broeders.

Ambtseed, M., -eeden.

Ambtsgeheim, O., -geheimen.

Ambtsgewaad, O., -gewaden.

Ambtshalve.

Ambtskleed, O., -kleederen.

Ambtspenning, M., -penningen.

Ambtsplicht, M., -plichten.

Ambtsteeken, O., -teekenen.

Ambtsverrichting, V., -verrichtingen.

Ambtsvervulling, V.

Ambtsvoorganger, M., -voorgangers.

Ambtswoning, V., -woningen.

Ambulance, V., ambulances.

Ambulance-dienst, M.

Ambulance-dokter, M., -dokters.

Ambulance-trein, M.

Ambulance-wagen, M., -wagens.

Amechtig, amechtiger, amechtigst.

Amechtigheid, V.

Amen, O.

Amendeeren, amendeerde, heeft geamendeerd.

Amendement, O., amendementen. Amendementje, O., -jes.

Amerij, V. Amerijtje, O., -jes.

Americanisme, O., -ismen.

Amerikaan, M., Amerikanen.

Amerikaansch.

Amersfoorder (tabak), V.

Amethist, M., amethisten.

Ameublement, O., -menten.

Amfioen, O.

Amfioenkit, O., -kitten.

Amfioenpacht, V.

Ammoniak, M.

Ammunitie, V.

Amnestie, V., amnestieën.

Amokmaker, M., -makers.

Amortisatie, V., amortisatiën en amortisaties.

Amortisatiefonds, O., -fondsen.

Amortiseeren, amortiseerde, heeft geamortiseerd.

Ampel (znw.), V., ampels.

Ampel (bnw. en bijw.).

Amper.

Amphitheater, O., amphitheaters.

Amphitheatersgewijze.

Amstel, M.

Amstellander, M., Amstellanders.

Amsterdammer, M., Amsterdammers.

Amulet, V., amuletten. Amuletje, O., -jes.

Amuseeren, amuseerde, heeft geamuseerd.

Amusement, O., amusementen.

Anachronisme, O., -ismen.

Anagram, O., anagrammen.

Analogie, V., analogieën.

Analoog, analoge.

Analyse, V., analysen.

Analytisch.

Ananas, V., ananassen.

Ananassenkast, V., -kasten.

Anarchie, V.

Anarchist, M., anarchisten.

Anarchistenkomplot, O., -komplotten.

Anarchistenproces, O., -processen.

Anathema, O., anathema's.

Anatomie, V.

Anatomisch.

Anatoom, M., anatomen.

Ancienniteit, V.

Andante, O., andantes.

Ander.

Anderdaagsch.

Anderdeels.

Anderhalf, -halve.

Andermaal.

Anders.

Andersdenkend.

Andersom.

Anderszins.

Anderwerf.

Andijvie, V.

Andoren, M., andorens.

Anekdote, V., anekdoten en anekdotes.

Anekdotenjager, M., -jagers.

Anemie, V.

Anemiek.

Anemisch.

Anemoon, V., anemonen.

Angel, M., angels. Angeltje, O., -jes.

Anglicaan, M., Anglicanen.

Anglicaansch.

Anglicisme, O., anglicismen.

Anglist, M., anglisten.

Angst, M., angsten.

Angstgeschrei, O.

Angstig, angstiger, angstigst.

Angstkreet, M., -kreten.

Angstvallig, -valliger, -valligst.

Angstvalligheid, V.

Angstverwekkend.

Angstzweet, O.

Anijl, M.

Anijs, M.

Anijsdrop, V.

Anijsmelk, V.

Anijszaad, O.

Aniline, V.

Anisette, V.

Anjelier, V., anjelieren.

Anjer, V., anjers.

Anker, O., ankers. Ankertje, O., -jes.

Ankerboei, V., -boeien.

Ankeren, ankerde, heeft geankerd.

Ankergrond, M., -gronden.

Ankerhorloge, O., -horloges.

Ankerkuil, M., -kuilen.

Ankerneut, V., -neuten.

Ankerrust, V., -rusten.

Annexatie, V., annexatiën en annexaties.

Annexatieplan, O., -plannen.

Annexeeren, annexeerde, heeft geannexeerd.

Anoniem, anonieme.

Anonymus, M., anonymi.

Anonymiteit, V.

Ansjovis, V., ansjovissen.

Ansjovisvangst, V.

Antagonist, M., antagonisten.

Antecedent, O., antecedenten.

Anthologie, V., anthologieën.

Anthraciet, O.

Anthracietkool, V., -kolen.

Anthropologie, V.

Anthropoloog, M., anthropologen.

Antichrist, M., Antichristen.

Anticritiek, V., -critieken.

Antiek, antieker, antiekst.

Antilope, V., antilopen.

Antipathie, V.

Antirevolutionnair.

Antwoord, O., antwoorden. Antwoordje, O., -jes.

Antwoorden, antwoordde, heeft geantwoord.

Antwoorder, M., antwoorders.

Apart.

Apartje, O., apartjes.

Apegapen.

Apenbakkes, O., -bakkesen.

Apenbek, M., -bekken.

Apenbroodboom, M., -boomen.

Apengezicht, O., -gezichten.

Apenhaar (tabak), O.

Apenkool, V.

Apenkop, M., -koppen.

Apenkuur, V., -kuren; -kuurtje, O., -jes.

Apenliefde, V.

Apenrok, M., -rokken; -rokje, O., -jes.

Apenspel, O.

Apentuin, M., -tuinen.

Aperij, V., aperijen. Aperijtje, O., -jes.

Apin, V., apinnen.

Apocrief, apocriefe.

Apodictisch.

Apostel (godsgezant), M., apostelen.

Apostel (scheepsw.), V., apostelen en apostels.

Apostelschap, O.

Apostolisch.

Apotheek, V., apotheken.

Apotheker, M., apothekers.

Apothekersbediende, M., -bedienden.

Apothekersexamen, O., -examens.

Apothekersfleschje, O., -fleschjes.

Apothekersjongen, M., -jongens.

Appel, M., appelen en appels. Appeltje, O., -jes.

Appèl (beroep), O., appèls.

Appelaar, M., appelaars.

Appelbloesem, M. (-bloesems); en O. (kleur, en soort van gebakken
steen), zonder mv.

Appelbol, M., -bollen.

Appelboom, M., -boomen.

Appelboor, V., -boren; -boortje, O., -jes.

Appelflauwte, V., -flauwten.

Appellant, M., appellanten.

Appellante, V., appellanten.

Appelleeren, appelleerde, heeft geappelleerd.

Appelmoes, O. en V.

Appelpent, V.

Appelprol, V.

Appelstroop, V.

Appetijt, M.

Applaudisseeren, applaudisseerde, heeft geapplaudisseerd.

Applaudissement, O.

Approbatie, V., approbatiën en approbaties.

Approbeeren, approbeerde, heeft geapprobeerd.

April, V. Zie Opril.

April, M.

Aprillen, aprilde, heeft geaprild.

Aquarel, V., aquarellen.

Ar (arreslee), V., arren. Arretje, O., -jes.

Ar (bnw.). In arren moede.

Arabesk, V., arabesken.

Arabier, M., Arabieren.

Arabisch.

Arak, V.

Arbeid, M.

Arbeiden, arbeidde, heeft gearbeid.

Arbeider, M., arbeiders.

Arbeidersbevolking, V., -bevolkingen.

Arbeidersbeweging, V., -bewegingen.

Arbeidersvraagstuk, O.

Arbeiderswoning, V., -woningen.

Arbeidsbeurs, V., -beurzen.

Arbeidscontract, O.

Arbeidsdag, M., -dagen.

Arbeidsduur, M.

Arbeidsloon, O., -loonen.

Arbeidsman, M., -lieden en -lui.

Arbeidsovereenkomst, V.

Arbeidster, V., arbeidsters.

Arbeidsvermogen, O.

Arbeidsvolk, O.

Arbeidswet, V.

Arbeidzaam, -zamer, -zaamst.

Arbeidzaamheid, V.

Arbiter, M., arbiters.

Arbitrage, V.

Arcade, V., arcaden en arcades.

Arcadia, V., arcadia's.

Arceeren, arceerde, heeft gearceerd.

Arceering, V., arceeringen.

Archaeologie, V.

Archaeoloog, M., -logen.

Archaïsme, O., archaïsmen.

Archief, O., archieven.

Archiefgebouw, O., -gebouwen.

Archiefstuk, O., -stukken.

Archiefwezen, O.

Archipel, M., archipels.

Architect, M., architecten.

Architectonisch.

Architectuur, V.

Architraaf, V., architraven.

Archivaris, M., archivarissen.

Arduin, O.

Arduinen (bnw.).

Arduinsteen (steen), M.; (stof), O.

Are (vierkante roede), V., aren.

Arend, M., arenden. Arendje, O., -jes.

Arendsblik, M., -blikken.

Arendsklauw, M., -klauwen.

Arendsnest, O., -nesten.

Arendsneus, M., -neuzen.

Arendsoog, O., -oogen.

Arendsvleugel, M., -vleugels.

Arendsvlucht, V.

Argeloos, -loozer, -loost.

Argeloosheid, V.

Argentaan, O.

Arglist, V.

Arglistig, -listiger, -listigst.

Arglistigheid, V., -heden.

Argument, O., argumenten.

Argusoog, O., -oogen.

Argwaan, M.

Argwanen, argwaande, heeft geargwaand.

Argwanend, -wanender, -wanendst.

Aria, V., aria's.

Aristocraat, M., aristocraten. Aristocraatje, O., -jes.

Aristocratie, V.

Aristocratisch.

Ark, V., arken.

Arkel (uitbouw), M.

Arm, M., armen. Armpje, O., -jes.

Arm, armer, armst.

Armada, V., en armade, armada's en armades.

Armband, M., -banden; -bandje, O., -jes.

Armbestuur, O., -besturen.

Armbeweging, V., -bewegingen.

Arme, M. en V., armen.

Armelijk.

Armenbuurt, V., -buurten.

Armenconcert, O., -concerten.

Armengeld, O.

Armenhuis en armhuis, O., -huizen.

Armenkas, V., -kassen.

Armenkerk en armkerk, V.

Armenpraktijk, V.

Armenschool, V., -scholen.

Armenverpleging, V.

Armenverzorging, V.

Armenwet, V.

Armenzakje, O., -jes.

Armenzorg, V.

Armhartig, -hartiger, -hartigst.

Armhartigheid, V.

Arminiaan, M., Arminianen.

Armlastig.

Armoede, V. Armoedje, O.

Armoedig, armoediger, armoedigst.

Armoedigheid, V.

Armoedzaaier, M.

Armozijn, O., armozijnen.

Armsgat, O., -gaten.

Armstoel, M., -stoelen.

Armwezen, O.

Armzalig, -zaliger, -zaligst.

Armzaligheid, V., -heden.

Aroma, O., aroma's.

Aromatisch.

Aronskelk, M., -kelken.

Arren (of narren), arde, heeft geard.

Arreslede en -slee, V., -sleden en -sleeën.

Arrest, O., arresten.

Arrestant, M., arrestanten.

Arrestante, V., arrestanten.

Arrestantenhok, O., -hokken.

Arresteeren, arresteerde, heeft gearresteerd.

Arrondissement, O., arrondissementen. Arrondissementje, O., -jes.

Arrondissements-rechtbank, V., -banken.

Arrondissements-rechter, M., -rechters.

Arrondissements-schoolopziener, M., -opzieners.

Arsenaal, O., arsenalen.

Arsenicum, O.

Articuleeren, articuleerde, heeft gearticuleerd.

Artikel, O., artikelen en artikels. Artikeltje, O., -jes.

Artikelsgewijze.

Artillerie, V.

Artillerie-park, O., -parken.

Artillerie-vuur, O.

Artillerist, M., artilleristen.

Artisjok, V., artisjokken.

Artist, M., artisten.

Artiste, V., artisten.

Artistiek.

Arts, M., artsen.

Artsenij, V., artsenijen.

Artsenijbereidkunde, V.

Artsenwet, V.

Artsexamen, O., -examens.

As (van een rad), V., assen.

Asbest, O.

Asceet, M., asceten.

Asch, (stof), V.

Aschbelt, V., -belten.

Aschbezem, M., -bezems.

Aschblond.

Aschdag, M.

Aschhoop, M., -hoopen.

Aschkar, V., -karren.

Aschman, M., -lieden en -lui.

Aschstaal, M., -stalen.

Aschwoensdag en asschewoensdag, M.

Asem, M.

Asjeblieft.

Asperge, V., asperges.

Asperge-bed, O., -bedden.

Asperge-tang, V., -tangen.

Asphalt, O.

Aspirant en adspirant, M., aspiranten.

Assaut, O., assauts.

Asschepoester, V.

Assignaat, O., assignaten.

Assignatie, V., assignatiën en assignaties.

Assistent, M., assistenten.

Assistent-resident, M., assistent-residenten.

Assuradeur, M., assuradeuren en assuradeurs.

Assurantie, V., assurantiën en assuranties.

Assurantie-kantoor, O., -kantoren.

Assurantie-premie, V., -premiën.

Assureeren, assureerde, heeft geassureerd.

Aster, V., asters.

Asthma, O.

Asthmapapier, O.

Asthmatisch.

Astrant, astranter, astrantst.

Astronomie, V.

Astronomisch.

Astronoom, M., astronomen.

Asyl, O., asylen.

Atavisme, O.

Aterling, M. en V., aterlingen, V. ook aterlinge.

Atheïsme, O.

Atheïst, M., atheïsten.

Athenaeum, O., Athenaeums en Athenaea.

Athleet, M., athleten.

Atlas (kaartenboek), M., atlassen.

Atlas (stof), O.

Atmosfeer, V., atmosferen.

Atmosferisch.

Atoom, O., atomen; atoompje, O., -jes.

Atoomgewicht, O., -gewichten.

Atoomtheorie, V.

Attentie, V., attentiën en attenties.

Attest, O., attesten. Attestje, O.

Attestatie, V., attestatiën en attestaties.

Attesteeren, attesteerde, heeft geattesteerd.

Aubade, V., aubades.

Auctie, V., auctiën en aucties.

Auctie-prijs, M., -prijzen.

Auctionaris, M., auctionarissen.

Audientie, V., audientiën en audienties.

Audientieblad, O., -bladen.

Auditeur-militair, M., auditeuren-militair en auditeurs-militair.

Augurk, V., augurken. Augurkje, O., -jes.

Augustus, M.

Aula, V., aula's.

Aureool, V., aureolen.

Autaar. Zie Altaar.

Auteur, M., auteurs.

Auteursrecht, O.

Authenticiteit, V.

Authentiek, authentieke.

Autocraat, M., autocraten.

Automaat, M., automaten.

Automatisch.

Automobiel, M., automobielen.

Automobilisme, O.

Autoriteit, V., autoriteiten.

Autoriteitsgeloof, O.

Aval, O.

Aveelzaad, O.

Avegaar, M., avegaars en avegaren.

Aveling, V., avelingen.

Averechts (bijw.).

Averechtsch (bnw.).

Averij, V., averijen.

Averij-grosse, V.

Averuit, V.

Aviatiek, V.

Avond, M., avonden. Avondje, O., -jes.

Avondbeurt, V., -beurten.

Avondblad, O., -bladen.

Avond-editie, V., -edities.

Avondeten, O.

Avondgebed, O., -gebeden.

Avondkerk, V., -kerken.

Avondlicht, O.

Avondlied, O., -liederen.

Avondlucht, V.

Avondmaal, O.

Avondmaalsbeker, M., -bekers.

Avondmaalsgoed, O.

Avondmaalsviering, V., -vieringen.

Avondmalen, -maalde, heeft geavondmaald.

Avondrood, O.

Avondschool, V., -scholen.

Avondster, V.

Avondzang, M.

Avondzitting, V., -zittingen.

Avonturen, avontuurde, heeft geavontuurd.

Avonturier, M., avonturiers.

Avonturierster, V., avonturiersters.

Avontuur, O., avonturen. Avontuurtje, O., -jes.

Avontuurlijk.

Axioma, O., axioma's.

Azalea, V., azalea's.

Azen, aasde, heeft geaasd.

Aziaat, M., Aziaten.

Azig, ook azing (Friesche rechter), M., azigen en azingen.

Azijn, M., azijnen.

Azijnachtig, -achtiger, -achtigst.

Azijnhout, O.

Azijnmakerij, V., -makerijen.

Azijnstok, M., -stokken.

Azijnzuur, O.

Azimuth, O.

Azimuthskompas, O., -kompassen.

Azimuthspeiling, V., -peilingen.

Azing (Friesche rechter). Zie Azig.

Azing (het azen), V.

Azuren (bnw.).

Azuur, O.



B


B, V., b's.

Ba.

Baadje, O.

Baai (wollen stof), V., baaien.

Baai (zeearm), V., baaien.

Baai (roode -, wijn), V.

Baaierd, M.

Baai-tabak, V.

Baaivanger, M., -vangers.

Baak, V., baken.

Baakstok, M., -stokken.

Baal, V., balen. Baaltje, O., -jes.

Baan, V., banen. Baantje, O., -jes.

Baanbreker, M., -brekers.

Baanderheer, M., -heeren.

Baanvak, O., -vakken.

Baanveger, M., -vegers.

Baanwachter, M., -wachters.

Baar (nieuweling), M., baren.

Baar (draagwerktuig), V., baren.

Baar (golf), V., baren.

Baar (staaf), V., baren.

Baar (bnw.), bare.

Baarblijkelijk, -lijker, -lijkst.

Baarblijkelijkheid, V.

Baard, M., baarden. Baardje, O., -jes.

Baardeloos, -looze.

Baardig, baardiger, baardigst.

Baardschrapper, M., -schrappers.

Baarlijk.

Baarmoeder, V., -moeders.

Baars (een visch), M., baarzen. Als stofnaam, V. Baarsje, O., -jes.

Baarvlies, O., -vliezen.

Baas (meester), M., bazen. Baasje, O., -jes.

Baas (voetstuk), V., bazen.

Baasschap, O.

Baat, V., baten.

Baatzucht, V.

Baatzuchtig, -zuchtiger, -zuchtigst.

Baatzuchtigheid, V.

Babbelaar, M., babbelaars.

Babbelaarster, V., babbelaarsters.

Babbelachtig, -achtiger, -achtigst.

Babbelarij, V., babbelarijen.

Babbelen, babbelde, heeft gebabbeld.

Babbelguigje, O., -jes.

Babbelkous, M. en V., -kousen; -kousje, O., -jes.

Babijn, V., babijnen.

Baboe, V., baboe's.

Babok, M., babokken.

Babokkig, babokkiger, babokkigst.

Bacchanaal, O., bacchanalen.

Bacil, M., bacillen.

Bacove, V., bacoven.

Bacovencultuur, V.

Bacterie, V., bacteriën.

Bacteriologie, V.

Bacteriologisch.

Bacterioloog, M., bacteriologen.

Bad, O., baden. Badje, O., -jes.

Baden, baadde, heeft gebaad.

Bader, M., baders.

Badgast, M. en V., -gasten.

Badhemd, O., -hemden.

Badhuis, O., -huizen.

Badinrichting, V., -inrichtingen.

Badkachel, V., -kachels.

Badkamer, V., -kamers; -kamertje, O., -jes.

Badknecht, M., -knechts.

Badkoets, V., -koetsen; -koetsje, O., -jes.

Badkostuum, O., -kostuums.

Badkuip, V., -kuipen.

Badkuur, V., -kuren.

Badmeester, M., -meesters.

Badmuts, V., -mutsen.

Badplaats, V., -plaatsen.

Badvrouw, V., -vrouwen.

Baffen, bafte, heeft gebaft.

Bag, V., baggen.

Bagage, V., bagages.

Bagagereçu, O., -reçu's.

Bagagewagen, M., -wagens.

Bagatel, V. en O., bagatellen. Bagatelletje, O., -jes.

Bagger, V.

Baggeren, baggerde, heeft gebaggerd.

Baggerman, M., -lieden en -lui.

Baggermolen, M., -molens.

Baggernet, O., -netten.

Baggerpraam, V., -pramen.

Baggerschuit, V., -schuiten.

Bagno, O., bagno's.

Bajadère, V., bajadèren en bajadères.

Bajonet, V., bajonetten.

Bajonetaanval, M., -aanvallen.

Bajonetscheede, V., -scheeden.

Bajonetsteek, M., -steken.

Bak, M., bakken. Bakje, O., -jes.

Bakbeest, O., -beesten.

Bakboord, O., -boorden.

Bakboordswacht, V., -wachten.

Baken, O., bakens.

Bakenen, bakende, heeft gebakend.

Bakengeld, O., -gelden.

Bakenmeester, M., -meesters.

Bakenwezen, O.

Baker, V., bakers.

Bakerdienst, M., -diensten.

Bakeren, bakerde, heeft gebakerd.

Bakerkind, O., -kinderen.

Bakermand, V., -manden.

Bakermat, V., -matten.

Bakermoer, V., -moers.

Bakerpop, V., -poppen.

Bakerpraat, M., -praatje, O., -jes.

Bakerrijm, O., -rijmen.

Bakerspeld, V., -spelden.

Bakhuis (bakkes), O., bakhuizen.

Bakkebaard, M., -baarden; -baardje, O., -jes.

Bakkeleien, bakkeleide, heeft gebakkeleid.

Bakken (koken), bakte, heeft gebakken.

Bakken (op 't verkeerbord spelen), bakte, heeft gebakt.

Bakker, M., bakkers.

Bakkerij, V., bakkerijen.

Bakkerin, V., bakkerinnen.

Bakkersbedrijf, O.

Bakkersbeweging, V., -bewegingen.

Bakkersbond, M., -bonden.

Bakkersgezel, M., -gezellen.

Bakkersknecht, M., -knechts.

Bakkersleerling, M., -leerlingen.

Bakkersnering, V., -neringen.

Bakkersoven, M., -ovens.

Bakkersschotel, M., -schotels.

Bakkerstor, V., -torren.

Bakkerswagen, M., -wagens.

Bakkerswinkel, M., -winkels.

Bakkes, O., bakkesen. Bakkesje, O., -jes.

Bakloon, O., -loonen.

Bakmeel, O.

Bakoven, M., -ovens.

Bakpan, V., -pannen.

Baksel, O., baksels. Bakseltje, O., -jes.

Baksmaat, M., -maats.

Bakstag, O., -stagen.

Bakstagskoelte, V.

Baksteen, M., -steenen; -steentje, O., -jes.

Baktrog, M., -troggen.

Bakvisch, V.

Bakzeilhalen, haalde bakzeil, heeft bakzeilgehaald.

Bal (rond lichaam), M., ballen. Balletje, O., -jes.

Bal (danspartij), O., bals.

Balanceeren, balanceerde, heeft gebalanceerd.

Balanceermes, O., -messen.

Balanceerstok, M., -stokken.

Balans, V., balansen. Balansje, O., -jes.

Balansboek, O., -boeken.

Balansenmaker, M., -makers.

Balansrekening, V., -rekeningen.

Balboekje, O., -boekjes.

Baldadig, baldadiger, baldadigst.

Baldadigheid, V., -heden.

Baldakijn, M., baldakijns en baldakijnen.

Balderen, balderde, heeft gebalderd.

Balein (de stof), O.; (het bewerkte), V., baleinen.

Baleinen (bnw.).

Balg, M., balgen.

Balie, V., baliën en balies.

Baliekluiver, M., -kluivers.

Baliemand, V., -manden.

Baliewelsprekendheid, V.

Baljapon, V., -japonnen en -japons.

Baljaren, baljaarde, heeft gebaljaard.

Baljuw, M., baljuwen en baljuws.

Balk, M., balken. Balkje, O., -jes.

Balken, balkte, heeft gebalkt.

Balklaag, V., -lagen.

Balkon, O., balkons.

Balkonkamer, V., -kamers.

Balkostuum, O., -kostumes.

Ballade, V., balladen en ballades.

Ballast, M., ballasten.

Ballasten, ballastte, heeft geballast.

Ballastondernemer, M., -ondernemers.

Ballastschuitje, O., -schuitjes.

Ballen, balde, heeft gebald.

Ballet, O., balletten.

Balletdanseres, V., -danseressen.

Balletmeester, M., -meesters.

Balletmuziek, V.

Balling, M. en V., ballingen; V. ook ballinge.

Ballingschap, V.

Ballon, M., ballons.

Ballotage, V., ballotages.

Balloteeren, balloteerde, heeft geballoteerd.

Baloorig, balooriger, baloorigst.

Baloorigheid, V.

Balsem, M., balsems.

Balsemachtig.

Balsemen, balsemde, heeft gebalsemd.

Balsemgeur, M., -geuren.

Balsemine, V., balseminen.

Balsturig, balsturiger, balsturigst.

Balsturigheid, V.

Baltoilet, O., -toiletten.

Balustrade, V., balustraden en balustrades.

Balzaal, V., -zalen.

Bamboes en bamboe, O., bamboezen.

Ban, M., bannen.

Banaal, banaler, banaalst.

Banaan, V., bananen.

Banaliteit, V., banaliteiten.

Banco, O.

Band (de stof), O.; (een stuk der stof), M., banden. Bandje, O., -jes.

Bandelier, M., bandelieren en bandeliers.

Bandeloos, -looze.

Bandeloosheid, V.

Banderol, V., banderollen.

Bandiet, M., bandieten.

Bandietentroep, M., -troepen.

Bandrekel, M., -rekels.

Banen, baande, heeft gebaand.

Bang, banger, bangst.

Bangheid, V.

Bangigheid, V.

Bangmakerij, V., -makerijen.

Banier, V., banieren.

Banierdrager, M., -dragers.

Banjer, M., banjers.

Banjerheer, M., -heeren.

Bank, V., banken. Bankje, O., -jes.

Bankbiljet, O., -biljetten; -biljetje, O., -jes.

Bankbreuk, V.

Bankbriefje, O., -briefjes.

Bankdisconto, O.

Banken, bankte, heeft gebankt.

Banket, O., banketten.

Banketbakker, M., -bakkers.

Banketeerder, M., banketeerders.

Banketeeren, banketeerde, heeft gebanketeerd.

Bankethammetje, O., -hammetjes.

Banketletter, V., -letters.

Bankhouder, M., -houders.

Bankier, M., bankiers. Bankiertje, O., -jes.

Bankiershuis, O., -huizen.

Bankierskantoor, O., -kantoren.

Banknoot, V., -noten; -nootje, O., -jes.

Bankoctrooi, O., -octrooien.

Bankpapier, O.

Bankroet, O., bankroeten. Bankroetje, O., -jes.

Bankroetier, M., bankroetiers.

Bankschroef, V., -schroeven.

Bankwerker, M., -werkers.

Bankwet, V., -wetten.

Bankwezen, O.

Bankzaak, V., -zaken.

Banneling, M. en V., bannelingen. V. ook bannelinge.

Bannen, bande, heeft gebannen.

Banning, V.

Banvloek, M.

Bar, barder, barst.

Barak, V., barakken.

Barbaar, M., barbaren.

Barbaarsch.

Barbaarschheid, V., -heden.

Barbarisme, O., barbarismen.

Barbeel, M., barbeelen.

Barbier, M., barbieren en barbiers. Barbiertje, O., -jes.

Barbieren, barbierde, heeft gebarbierd.

Barbiersjongen, M., -jongens.

Barbierswinkel, M., -winkels.

Barcarolle, V., barcarolles.

Bard, M., barden.

Baren, baarde, heeft gebaard.

Barensnood, M.

Barensteel, M., barenstelen.

Barenswee, O. en V., -weeën.

Baret, V., baretten. Baretje, O., -jes.

Barg, M., bargen.

Barge, V., barges.

Barghout, O., -houten.

Bargoensch, O.

Barheid, V., -heden.

Baring, V.

Bark, V., barken.

Barkas, V., barkassen.

Barm, M., barmen.

Barmhartig, -hartiger, -hartigst.

Barmhartigheid, V., -heden.

Barmte, V., barmten.

Barnen, barnde, heeft gebarnd.

Barning, V.

Barnsteen, O.

Barnsteenen (bnw.).

Barnsteenzuur, O.

Barok, barokker, barokst.

Barometer, M., barometers.

Barometerstand, M., -standen.

Baron, M., barons en baronnen.

Barones, V., baronessen.

Baronie, V., baronieën.

Barrevoeter, M., barrevoeters.

Barrevoets.

Barribaal, M., barribalen.

Barricade, V., barricaden.

Barricadeeren, barricadeerde, heeft gebarricadeerd.

Barricaden-oorlog, M.

Barrière, V., barrières.

Barrière-tractaat, O.

Barsch, barscher, barscht.

Barschheid, V.

Barst, M., barsten. Barstje, O., -jes.

Barsten, barstte, is gebarsten; ook borst, is geborsten.

Bas (baszanger), M., bassen.

Bas (speeltuig en baspartij), V., bassen.

Basalt, O.

Basalten (bnw.).

Bas-aria, V., -aria's.

Bascule, V., basculen en bascules.

Basiliek, V., basilieken.

Basilisk, M., basilisken.

Basis, V., basissen of bases.

Basnoot, V., -noten.

Baspartij, V., -partijen.

Bas-relief, O., bas-reliefs.

Bassa, M., bassa's.

Bassen, baste, heeft gebast.

Bassethoorn en -horen, M., -hoorns en -horens.

Bassist, M., bassisten.

Basstem, V., -stemmen.

Bast, M., basten.

Basta, V., basta's.

Basta (genoeg).

Bastaard en basterd, M., bastaarden en bastaards of basterds.

Bastaardij, V.

Bastaardwoord, O., -woorden.

Bastachtig.

Basteloos, -looze.

Basterdnachtegaal, M., -nachtegalen en -nachtegaals.

Basterdsuiker, V.

Bastion, O., bastions.

Baszanger, M., -zangers.

Bataaf, M., Bataven.

Bataafsch.

Bataljon, O., bataljons.

Batavier, M., Batavieren.

Bate. Zie Baat.

Bate (Ten -).

Baten, baatte, heeft gebaat.

Batig.

Batikken, batikte, heeft gebatikt.

Batist, O.

Batisten (bnw.).

Batterij, V., batterijen.

Bauwen, bauwde, heeft gebauwd.

Baviaan, M., bavianen. Baviaantje, O., -jes.

Bavianengezicht, O., -gezichten.

Bazaar en bazar, M., bazaars en bazars.

Bazelen, bazelde, heeft gebazeld.

Bazin, V., bazinnen. Bazinnetje, O., -jes.

Bazuin, V., bazuinen.

Bazuingeschal, O.

Beaarding, V.

Beademen, beademde, heeft beademd.

Beambte, M. en V., beambten.

Beamen, beaamde, heeft beaamd.

Beaming, V.

Beangst.

Beangstheid, V.

Beangstigen, beangstigde, heeft beangstigd.

Beangstiging, V.

Beantwoorden, beantwoordde, heeft beantwoord.

Beantwoorder, M., beantwoorders.

Beantwoording, V., beantwoordingen.

Bearbeiden, bearbeidde, heeft bearbeid.

Bearbeider, M., bearbeiders.

Bearbeiding, V., bearbeidingen.

Beasemen, beasemde, heeft beasemd.

Bebinden, bebond, heeft bebonden.

Beblaard.

Bebloeden, bebloedde, heeft bebloed.

Beboeten, beboette, heeft beboet.

Beboeting, V., beboetingen.

Bebolwerken, bebolwerkte, heeft bebolwerkt.

Bebouwen, bebouwde, heeft bebouwd.

Bebouwer, M., bebouwers.

Bebouwing, V., bebouwingen.

Becijferen, becijferde, heeft becijferd.

Becijfering, V., becijferingen.

Bed, O., bedden. Bedje, O., -jes.

Bedaagd, bedaagder, bedaagdst.

Bedaagdheid, V.

Bedaard, bedaarder, bedaardst.

Bedaardheid, V.

Bedacht.

Bedachtzaam, -zamer, -zaamst,

Bedachtzaamheid, V.

Bedammen, bedamde, heeft bedamd.

Bedankbrief, M., -brieven.

Bedanken, bedankte, heeft bedankt.

Bedanking, V.

Bedankje, O., -jes.

Bedaren, bedaarde, heeft en is bedaard.

Bedaring, V.

Bedauwen, bedauwde, heeft bedauwd.

Beddedeken, V., -dekens.

Beddegoed, O.

Beddejak, O., -jakken.

Beddekussen, O., -kussens.

Beddekwast, M., -kwasten.

Beddelaken, O., -lakens.

Bedden, bedde, heeft gebed.

Beddenmaker, M., -makers.

Beddenwinkel, M., -winkels.

Beddepan, V., -pannen.

Beddeplank, V., -planken.

Beddesprei, V., -spreien.

Beddetafel, V., -tafels; -tafeltje, O., -jes.

Beddetijk, V.

Beddewarmer, M., -warmers.

Beddezak, M., -zakken.

Bedding, V., beddingen.

Bede, V., beden.

Bededag, M., -dagen.

Bedeelen, bedeelde, heeft bedeeld.

Bedeeler, M., bedeelers.

Bedeeling, V., bedeelingen.

Bedeesd, bedeesder, bedeesdste.

Bedeesdheid, V.

Bedehuis, O., -huizen.

Bedekken, bedekte, heeft bedekt.

Bedekking, V., bedekkingen.

Bedeklokje, O.

Bedeksel, O., bedeksels en bedekselen.

Bedekt, bedekter, bedektst.

Bedektelijk.

Bedelaar, M., bedelaars en bedelaren.

Bedelaarsdeken, V., -dekens.

Bedelaarsdoelen, M.

Bedelaarskolonie, V., -koloniën.

Bedelaarster, V., bedelaarsters.

Bedelares, V., bedelaressen.

Bedelarij, V.

Bedelbrief, M., -brieven.

Bedelbroeder, M., -broeders.

Bedelbrok, M. en O., -brokken.

Bedelbrood, O.

Bedelen, bedelde, heeft gebedeld.

Bedelkind, O., -kinderen.

Bedelmonnik, M., -monniken.

Bedelorde, V., -orden.

Bedelpartij, V., -partijen.

Bedelstaf, M.

Bedelven, bedolf, bedolven, heeft bedolven.

Bedelzak, M., -zakken.

Bedenkdag, M., -dagen.

Bedenkelijk, -lijker, -lijkst.

Bedenkelijkheid, V.

Bedenken, bedacht, heeft bedacht.

Bedenking, V., bedenkingen.

Bedenktijd, M.

Bederf, O.

Bederfelijk, -lijker, -lijkst.

Bederfelijkheid, V.

Bederfwerend.

Bederven, bedierf, bedierven, heeft en is bedorven.

Bederver, M., bedervers.

Bedestond, M., -stonden.

Bedevaart, V., -vaarten.

Bedevaartganger, M., -gangers.

Bedevaartgangster, V., -gangsters.

Bedgenoot, M., -genooten.

Bedgenoote, V., -genooten.

Bedgordijn, V. en O., -gordijnen.

Bedienaar, M., bedienaren en bedienaars.

Bedienares, V., bedienaressen.

Bediende, M. en V., bedienden.

Bediendenkamer, V., -kamers.

Bediendentafel, V., -tafels.

Bedienen, bediende, heeft bediend.

Bediening, V., bedieningen.

Bedijen, bedijde, is bedijd.

Bedijken, bedijkte, heeft bedijkt.

Bedijker, M., bedijkers.

Bedijking, V., bedijkingen.

Bedilal, M. en V., bedilallen.

Bedillen, bedilde, heeft bedild.

Bediller, M., bedillers.

Bedilziek, -zieker, -ziekst.

Bedilzucht, V.

Beding, O., bedingen.

Bedingen, bedong, heeft bedongen.

Bedisselen, bedisselde, heeft bedisseld.

Bedlegerig.

Bedlegerigheid, V.

Bedoelen, bedoelde, heeft bedoeld.

Bedoeling, V., bedoelingen.

Bedoen, bedeed, bededen, heeft bedaan.

Bedompt, bedompter, bedomptst.

Bedomptheid, V.

Bedonderen, bedonderde, heeft bedonderd.

Bedotten, bedotte, heeft bedot.

Bedotter, M., bedotters.

Bedrag, O., bedragen.

Bedragen, bedroeg, heeft bedragen.

Bedreigen, bedreigde, heeft bedreigd.

Bedreiging, V., bedreigingen.

Bedremmeld, bedremmelder, bedremmeldst.

Bedremmeldheid, V.

Bedremmelen, bedremmelde, heeft bedremmeld.

Bedreven, bedrevener, bedrevenst.

Bedrevenheid, V.

Bedriegen, bedroog, bedrogen, heeft bedrogen.

Bedrieger, M., bedriegers.

Bedriegerij, V., bedriegerijen.

Bedrieglijk, -lijker, -lijkst.

Bedrieglijkheid, V.

Bedriegster, V., bedriegsters.

Bedrijf, O., bedrijven.

Bedrijfal, M. en V., bedrijfallen.

Bedrijfsbelasting, V., -belastingen.

Bedrijfskapitaal, O., -kapitalen.

Bedrijten, bedreet, bedreten, heeft bedreten.

Bedrijven, bedreef, bedreven, heeft bedreven.

Bedrijvend.

Bedrijver, M., bedrijvers.

Bedrijvig, bedrijviger, bedrijvigst.

Bedrijvigheid, V.

Bedrillen, bedrilde, heeft bedrild.

Bedrinken, bedronk, heeft bedronken.

Bedroefd, bedroefder, bedroefdst.

Bedroefdheid, V.

Bedroeven, bedroefde, heeft bedroefd.

Bedrog, O.

Bedroppelen en bedruppelen, bedroppelde (bedruppelde), heeft bedroppeld
(bedruppeld).

Bedruipen, bedroop, bedropen, heeft bedropen.

Bedrukken, bedrukte, heeft bedrukt.

Bedrukt, bedrukter, bedruktst.

Bedruktheid, V.

Bedruppelen. Zie Bedroppelen.

Bedsermoen, O., -sermoenen.

Bedstede en bedstee, V., -steden. Bedsteetje, O., -jes.

Beducht, beduchter, beduchtst.

Beduchtheid, V.

Beduiden, beduidde, heeft beduid.

Beduidenis, V.

Beduiding, V., beduidingen.

Beduimelen, beduimelde, heeft beduimeld.

Beduimeling, V., beduimelingen.

Bedunken, O.

Beduusd.

Bedwang, O.

Bedwelmd.

Bedwelmen, bedwelmde, heeft bedwelmd.

Bedwelming, V., bedwelmingen.

Bedwingen, bedwong, heeft bedwongen.

Bedwinger, M., bedwingers.

Beëedigen, beëedigde, heeft beëedigd.

Beëediger, M., beëedigers.

Beëediging, V., beëedigingen.

Beefaal, M., -alen.

Beek, V., beken. Beekje, O., -jes.

Beekbunge, V.

Beeld, O., beelden. Beeldje, O., -jes.

Beelden, beeldde, heeft gebeeld.

Beeldenaar, M., beeldenaars.

Beeldendienaar, M., -dienaars.

Beeldendienst, M.

Beeldengalerij, V., -galerijen.

Beeldenstorm, M.

Beelderig, beelderiger, beelderigst.

Beeldhouwen, beeldhouwde, heeft gebeeldhouwd.

Beeldhouwer, M., -houwers.

Beeldhouwerij, V.

Beeldhouwkunst, V.

Beeldhouwwerk, O., -werken.

Beeldig, beeldiger, beeldigst.

Beeldjeskoop, M., -koopen.

Beeldrijk, -rijker, -rijkst.

Beeldrijkheid, V.

Beeldschoon.

Beeldspraak, V., -spraken.

Beeldstormer, M., -stormers.

Beeldstormerij, V., -stormerijen.

Beeltenis, V., beeltenissen.

Beemd, M., beemden.

Beemdklaver, V.

Been, O., beenen. (Op de been). Beentje, O., -jes.

Been (gebeente), O., beenderen. Beentje, O., -jes.

Beenachtig.

Beenbreuk, V., -breuken.

Beenderasch, V.

Beenderhuis, O., -huizen.

Beendermeel, O.

Beendersoep, V.

Beendroog.

Beenen (bnw.).

Beeneter, M., -eters.

Beenig, beeniger, beenigst.

Beenzwart, O.

Beer (varken, waterkeering, muurstut en heiblok), M., beeren. Beertje,
O., -jes.

Beer (verscheurend dier), M., beren. Beertje, O., -jes.

Beer (drek), M.

Beerput, M., -putten.

Beërven, beërfde, heeft beërfd.

Beërving, V.

Beest, O., beesten (V. in De beest spelen). Beestje, O., -jes.

Beestachtig, -achtiger, -achtigst.

Beestachtigheid, V., -heden.

Beestenboel, M.

Beestenmarkt, V., -markten.

Beestenspel, O., -spellen.

Beestenstal, M., -stallen.

Beestentemmer, M., -temmers.

Beestig, beestiger, beestigst.

Beestigheid, V., -heden.

Beet (hap), M., beten.

Beet (wortel), V., beten.

Beethebben, heeft beet, had beet, hadden beet, heeft beetgehad.

Beetje, O., -jes.

Beetkrijgen, kreeg beet, kregen beet, heeft beetgekregen.

Beetnemen, nam beet, namen beet, heeft beetgenomen.

Beetpakken, pakte beet, heeft beetgepakt.

Beetwortel, M., -wortels en -wortelen.

Beetwortelsuiker, V., -suikers.

Beetwortelsuikerfabriek, V., -fabrieken.

Bef, V., beffen. Befje, O., -jes.

Befaamd, befaamder, befaamdst.

Befaamdheid, V.

Begaafd, begaafder, begaafdst.

Begaafdheid, V., -heden.

Begaan, beging, heeft en is begaan.

Begaanbaar, -bare.

Begaanbaarheid, V.

Begaffelen, begaffelde, heeft begaffeld.

Begapen, begaapte, heeft begaapt.

Begeefster, V., begeefsters.

Begeeren, begeerde, heeft begeerd.

Begeerig, begeeriger, begeerigst.

Begeerigheid, V.

Begeerlijk, -lijker, -lijkst.

Begeerlijkheid, V., -heden.

Begeerte, V., begeerten.

Begekken, begekte, heeft begekt.

Begeleiden, begeleidde, heeft begeleid.

Begeleider, M., begeleiders.

Begeleiding, V., begeleidingen.

Begeleidster, V., begeleidsters.

Begenadigen, begenadigde, heeft begenadigd.

Begenadiging, V.

Begeven, begaf, begaven, heeft begeven.

Begever, M., begevers.

Begeving, V.

Begieten, begoot, begoten, heeft begoten.

Begieting, V., begietingen.

Begiftigen, begiftigde, heeft begiftigd.

Begiftiging, V., begiftigingen.

Begijn, V., begijnen. Begijntje, O., -jes.

Begijnenhof en begijnhof, O., -hoven.

Begijnenkoek, M., -koeken.

Begijnenrijst. V.

Begin, O.

Beginneling, M. en V., -lingen. V. ook beginnelinge.

Beginnen, begon, begonnen, heeft en is begonnen.

Beginner, M., beginners.

Beginsel, O., beginselen en beginsels.

Beginselloos.

Beginselloosheid, V.

Beginselvastheid, V.

Beglazen, beglaasde, heeft beglaasd.

Begluren, begluurde, heeft begluurd.

Begoochelen, begoochelde, heeft begoocheld.

Begoocheling, V., begoochelingen.

Begraafplaats, V., -plaatsen.

Begraasd.

Begrafenis, V., begrafenissen.

Begrafenisfonds, O., -fondsen.

Begrafeniskosten (mv.), M.

Begrafenisonderneming, V., -ondernemingen.

Begrafenisrecht, O., -rechten.

Begrauwen, begrauwde, heeft begrauwd.

Begraven, begroef, begroeven, heeft begraven.

Begraver, M., begravers.

Begraving, V., begravingen.

Begrazen, begraasde, heeft begraasd.

Begrenzen, begrensde, heeft begrensd.

Begrenzing, V., begrenzingen.

Begrijpelijk, -lijker, -lijkst.

Begrijpelijkheid, V.

Begrijpen, begreep, begrepen, heeft begrepen.

Begrimmen, begrimde, heeft begrimd.

Begrinden, begrindde, heeft begrind.

Begrip, O., begrippen.

Begripsverwarring, V., -verwarringen.

Begroeien, begroeide, is begroeid.

Begroeiing, V., begroeiingen.

Begroeten, begroette, heeft begroet.

Begroeting, V., begroetingen.

Begrooten, begrootte, heeft begroot.

Begrooting, V., begrootingen.

Begrootingscijfer, O., -cijfers.

Begrootingsdebat, O., -debatten.

Begrootingsjaar, O., -jaren.

Begruizen, begruisde, heeft begruisd.

Beguichelen, beguichelde, heeft beguicheld.

Beguicheling, V., beguichelingen.

Begunstigen, begunstigde, heeft begunstigd.

Begunstiger, M., begunstigers.

Begunstiging, V., begunstigingen.

Begunstigster, V., begunstigsters.

Behaaglijk, -lijker, -lijkst.

Behaaglijkheid, V.

Behaagziek, -zieker, -ziekst.

Behaagzucht, V.

Behaard.

Behagen, behaagde, heeft behaagd.

Behalen, behaalde, heeft behaald.

Behaling, V.

Behalve.

Behameren, behamerde, heeft behamerd.

Behandelen, behandelde, heeft behandeld.

Behandeling, V., behandelingen.

Behangen, behing, heeft behangen.

Behanger, M., behangers.

Behangersknecht, M., -knechts.

Behangersrekening, V., -rekeningen.

Behangerstafel, V., -tafels.

Behangerswinkel, M., -winkels.

Behangsel, O., behangsels.

Behangselpapier, O., -papieren.

Behartigen, behartigde, heeft behartigd.

Behartigenswaardig, -waardiger, -waardigst, of meer en meest -waardig.

Behartiger, M., behartigers.

Behartiging, V.

Beheer, O.

Beheerder, M., beheerders.

Beheeren, beheerde, heeft beheerd.

Beheering, V., beheeringen.

Beheerschen, beheerschte, heeft beheerscht.

Beheerscher, M., beheerschers.

Beheerscheres, V., beheerscheressen.

Beheersching, V., beheerschingen.

Beheerster, V., beheersters.

Beheien, beheide, heeft beheid.

Beheinen, beheinde, heeft beheind.

Beheining, V., beheiningen.

Beheksen, behekste, heeft behekst.

Beheksing, V., beheksingen.

Behelpen, behielp, heeft beholpen.

Behelzen, behelsde, heeft behelsd.

Behemot, M., behemots.

Behendig, behendiger, behendigst.

Behendigheid, V.

Behept.

Behoeden, behoedde, heeft behoed.

Behoeder, M., behoeders.

Behoedmiddel, O., -middelen.

Behoedster, V., behoedsters.

Behoedzaam, -zamer, -zaamst.

Behoedzaamheid, V.

Behoef, O. (Ten behoeve van).

Behoefte, V., behoeften.

Behoeftig, behoeftiger, behoeftigst.

Behoeftigheid, V.

Behoeven, behoefde, heeft behoefd.

Behooren, behoorde, heeft behoord.

Behoorlijk, -lijker, -lijkst.

Behoorlijkheid, V.

Behoud, O.

Behouden, behield, heeft behouden.

Behoudenis, V.

Behoudens.

Behouder, M., behouders.

Behouding, V.

Behoudsman, M., -lieden.

Behoudster, V., behoudsters.

Behouwen, behieuw, heeft behouwen.

Behuisd.

Behulp, O.

Behulpzaam, -zamer, -zaamst.

Behulpzaamheid, V.

Behuwdbroeder, M., -broeders.

Behuwddochter, V., -dochters.

Behuwdmoeder, V., -moeders.

Behuwdvader, M., -vaders.

Behuwdzoon, M., -zonen en -zoons.

Behuwdzuster, V., -zusters.

Behuwelijken, behuwelijkte, heeft behuwelijkt.

Behuwen, behuwde, heeft behuwd.

Bei (Turksche titel), M., bei's.

Bei (bezie), V., beien.

Beiaard, M., beiaards.

Beiaarden, beiaardde, heeft gebeiaard.

Beide (van zaken).

Beiden (van personen).

Beiden, beidde, heeft gebeid.

Beiderhande.

Beiderlei.

Beieren, beierde, heeft gebeierd.

Beijveren, beijverde, heeft beijverd.

Beijzelen, beijzelde, heeft beijzeld.

Beitel, M., beitels. Beiteltje, O., -jes.

Beitelen, beitelde, heeft gebeiteld.

Bejaard, bejaarder, bejaardst.

Bejaardheid, V.

Bejag, O.

Bejagen, bejaagde, heeft bejaagd; ook bejoeg.

Bejager, M., bejagers.

Bejaging, V., bejagingen.

Bejammeren, bejammerde, heeft bejammerd.

Bejammerenswaardig, -waardiger, -waardigst, of meer en meest -waardig.

Bejammerenswaardigheid, V.

Bejegenen, bejegende, heeft bejegend.

Bejegening, V., bejegeningen.

Bek, M., bekken. Bekje, O., -jes.

Bekaaid, bekaaider, bekaaidst.

Bekabbelen, bekabbelde, heeft bekabbeld.

Bekaden, bekaadde, heeft bekaad.

Bekading, V., bekadingen.

Bekaf (bek-af).

Bekalken, bekalkte, heeft bekalkt.

Bekamen, bekaamde, is bekaamd.

Bekampen, bekampte, heeft bekampt.

Bekamping, V., bekampingen.

Bekappen, bekapte, heeft bekapt.

Bekapping, V., bekappingen.

Bekeerder, M., bekeerders.

Bekeeren, bekeerde (zich), heeft (zich) bekeerd.

Bekeering, V., bekeeringen.

Bekeeringsijver, M.

Bekeeringszucht, V.

Bekeerlijk, -lijker, -lijkst.

Bekeerlijkheid, V.

Bekeerling, M. en V., bekeerlingen. V. ook bekeerlinge.

Bekend, bekender, bekendst.

Bekende, M. en V., bekenden.

Bekendheid, V.

Bekendmaken, maakte bekend, heeft bekendgemaakt.

Bekendmaker, M., -makers.

Bekendmaking, V., -makingen.

Bekendstaan, stond bekend, heeft bekendgestaan.

Bekendwording, V.

Bekennen, bekende, heeft bekend.

Bekenner, M., bekenners.

Bekenning, V., bekenningen.

Bekentenis, V., bekentenissen.

Beker, M., bekers. Bekertje, O., -jes.

Bekeren, bekerde, heeft gebekerd.

Bekeurder, M., bekeurders.

Bekeuren, bekeurde, heeft bekeurd.

Bekeuring, V., bekeuringen.

Bekijk, O.

Bekijken, bekeek, bekeken, heeft bekeken.

Bekijker, M., bekijkers.

Bekijking, V.

Bekijkster, V., bekijksters.

Bekijven, bekeef, bekeven, heeft bekeven.

Bekken, O., bekkens. Bekkentje, O., -jes.

Bekkeneel, O., bekkeneelen.

Bekkesnijden, O.

Bekkesnijder, M., -snijders.

Beklaaglijk, -lijker, -lijkst.

Beklaaglijkheid, V.

Bekladden, bekladde, heeft beklad.

Bekladder, M., bekladders.

Beklag, O.

Beklagen, beklaagde, heeft beklaagd.

Beklagenswaardig, -waardiger, -waardigst, of meer en meest -waardig.

Beklagenswaardigheid, V.

Beklager, M., beklagers.

Beklaging, V., beklagingen.

Beklant, beklanter, beklantst.

Beklappen, beklapte, heeft beklapt.

Beklapper, M., beklappers.

Beklauteren, beklauterde, heeft beklauterd.

Bekleeden, bekleedde, heeft bekleed.

Bekleeder, M., bekleeders.

Bekleeding, V., bekleedingen.

Bekleedsel, O., bekleedsels.

Beklembrief, M., -brieven.

Beklemd.

Beklemdheid, V., -heden.

Beklemmen, beklemde, heeft beklemd.

Beklemming, V., beklemmingen.

Beklemrecht, O.

Beklijven, beklijfde, heeft beklijfd.

Beklimmen, beklom, beklommen, heeft beklommen.

Beklimming, V., beklimmingen.

Beklinken, beklonk, heeft beklonken.

Beklonteren, beklonterde, heeft beklonterd.

Beknabbelen, beknabbelde, heeft beknabbeld.

Beknagen, beknaagde, heeft beknaagd.

Beknellen, beknelde, heeft bekneld.

Beknibbelen, beknibbelde, heeft beknibbeld.

Beknibbeling, V., beknibbelingen.

Beknopt, beknopter, beknoptst.

Beknoptheid, V.

Beknorren, beknorde, heeft beknord.

Bekocht.

Bekoelen, bekoelde, heeft en is bekoeld.

Bekoeling, V., bekoelingen.

Bekoken, bekookte, heeft bekookt.

Bekomen, bekomt, bekwam, bekwamen, heeft en is bekomen.

Bekoming, V.

Bekommerd.

Bekommerdheid, V.

Bekommeren, bekommerde, heeft bekommerd.

Bekommering, V., bekommeringen.

Bekommernis, V., bekommernissen.

Bekomst, V.

Bekonkelen, bekonkelde, heeft bekonkeld.

Bekoopen, bekocht, heeft bekocht.

Bekoorder, M., bekoorders.

Bekoorlijk, -lijker, -lijkst.

Bekoorlijkheid, V., -heden.

Bekoorster, V., bekoorsters.

Bekoren, bekoorde, heeft bekoord.

Bekoring, V., bekoringen.

Bekorsten, bekorstte, heeft bekorst.

Bekorten, bekortte, heeft bekort.

Bekorting, V., bekortingen.

Bekostigen, bekostigde, heeft bekostigd.

Bekostiging, V.

Bekrabbelen, bekrabbelde, heeft bekrabbeld.

Bekrabben, bekrabde, heeft bekrabd.

Bekrachtigen, bekrachtigde, heeft bekrachtigd.

Bekrachtiger, M., bekrachtigers.

Bekrachtiging, V., bekrachtigingen.

Bekransen, bekranste, heeft bekranst.

Bekrassen, bekraste, heeft bekrast.

Bekreunen (zich -), bekreunde zich, heeft zich bekreund.

Bekrijten, bekreet, bekreten, heeft bekreten.

Bekrimpen, bekromp, heeft bekrompen.

Bekrimping, V., bekrimpingen.

Bekrompen, bekrompener, bekrompenst.

Bekrompenheid, V.

Bekronen, bekroonde, heeft bekroond.

Bekroning, V., bekroningen.

Bekrozen.

Bekruiden, bekruidde, heeft bekruid.

Bekruien, bekrooi, bekrooien, heeft bekrooien; ook bekruide, heeft
bekruid.

Bekruipen, bekroop, bekropen, heeft bekropen.

Bekruisen, bekruiste, heeft bekruist.

Bekuipen, bekuipte, heeft bekuipt.

Bekuiping, V.

Bekwaam, bekwamer, bekwaamst.

Bekwaamheid, V., -heden.

Bekwamen, bekwaamde, heeft bekwaamd.

Bekwaming, V.

Bekweelen, bekweelde, heeft bekweeld.

Bekwijlen, bekwijlde, heeft bekwijld.

Bel, V., bellen. Belletje, O., -jes.

Belaagster, V., belaagsters.

Belabberd, belabberder, belabberdst.

Belabberdheid, V.

Belachelijk, -lijker, -lijkst.

Belachelijkheid, V.

Belachen, belachte, heeft belachen; ook beloeg.

Beladen, belaadde, heeft beladen.

Belading, V., beladingen.

Belagen, belaagde, heeft belaagd.

Belager, M., belagers.

Belaging, V., belagingen.

Belanden, belandde, is beland.

Belang, O., belangen.

Belangeloos, -loozer, -loost.

Belangeloosheid, V.

Belangen, belangde, heeft belangd.

Belangende.

Belanghebbende, M. en V., -hebbenden.

Belangrijk, -rijker, -rijkst.

Belangrijkheid, V.

Belangstellen, stelde belang, heeft belanggesteld.

Belangstellend, -stellender, -stellendst.

Belangstelling, V.

Belastbaar, -bare.

Belastbaarheid, V.

Belasten, belastte, heeft belast.

Belasteren, belasterde, heeft belasterd.

Belastering, V., belasteringen.

Belasting, V., belastingen.

Belastingbiljet, O., -biljetten.

Belastingkantoor, O., -kantoren.

Belastingkiezer, M., -kiezers.

Belastingplichtige, M. en V., -plichtigen.

Belastingschuldige, M. en V., -schuldigen.

Belastingwet, V., -wetten.

Belatten, belatte, heeft belat.

Belboei, V., -boeien.

Beleedigen, beleedigde, heeft beleedigd.

Beleediger, M., beleedigers.

Beleediging, V., beleedigingen.

Beleefd, beleefder, beleefdst.

Beleefdelijk.

Beleefdheid, V., -heden.

Beleefdheidsbezoek, O., -bezoeken.

Beleefdheidshalve.

Beleefdheidsvorm, M., -vormen.

Beleenbaar, -bare.

Beleenbank, V., -banken.

Beleenen, beleende, heeft beleend.

Beleener, M., beleeners.

Beleening, V., beleeningen.

Beleg, O.

Belegen.

Belegeraar, M., belegeraars.

Belegeren, belegerde, heeft belegerd.

Belegering, V., belegeringen.

Belegeringsgeschut, O.

Belegeringskunst, V.

Belegeringsspel, O., -spellen; -spelletje, O., -jes.

Belegeringstrein, M., -treinen.

Beleggen, belegde en beleide, heeft belegd en beleid.

Belegger, M., beleggers.

Belegging, V., beleggingen.

Beleghout, O., -houten.

Belegsel, O., belegsels. Belegseltje, O., -jes.

Belegstuk, O., -stukken.

Beleid, O.

Beleiden, beleidde, heeft beleid.

Beleider, M., beleiders.

Beleidvol.

Belekken, belekte, heeft belekt.

Belemmeraar, M., belemmeraars.

Belemmeren, belemmerde, heeft belemmerd.

Belemmering, V., belemmeringen.

Belenden, belendde, heeft belend.

Belending, V., belendingen.

Belet, O.

Bel-étage, V., -étages.

Beletsel, O., beletselen en beletsels. Beletseltje, O., -jes.

Beletten, belette, heeft belet.

Beletting, V.

Beleven, beleefde, heeft beleefd.

Belezen, belas, belazen, heeft belezen.

Belezen, belezener, belezenst.

Belezenheid, V.

Belezer, M., belezers.

Belezing, V., belezingen.

Belg, M., Belgen.

Belgen (zich -), belgde zich, heeft zich gebelgd.

Belgicisme, O., belgicismen.

Belging, V., belgingen.

Belgisch.

Belgziek, -zieker, -ziekst.

Belhamel, M., -hamels.

Belichamen, belichaamde, heeft belichaamd.

Belichaming, V.

Beliegen, beloog, belogen, heeft belogen.

Belieger, M., beliegers.

Believen, beliefde, heeft beliefd. Verg. Blieven.

Believen, O.

Belijden, beleed, beleden, heeft beleden.

Belijdenis, V., belijdenissen.

Belijdenisgeschenk, O., -geschenken.

Belijder, M., belijders.

Belijderes, V., belijderessen.

Belijmen, belijmde, heeft belijmd.

Belijnen, belijnde, heeft belijnd.

Belikken, belikte, heeft belikt.

Bellefleur, V., -fleuren. Bellefleurtje, O., -jes.

Bellen, belde, heeft gebeld.

Bellettrie, V.

Bellettrist, M., bellettristen.

Beloerder, M., beloerders.

Beloeren, beloerde, heeft beloerd.

Belofte, V., beloften.

Beloftenis, V., beloftenissen.

Beloken.

Belommeren, belommerde, heeft belommerd.

Belommering, V.

Belonken, belonkte, heeft belonkt.

Beloonen, beloonde, heeft beloond.

Belooner, M., belooners.

Belooning, V., belooningen. Belooninkje, O., -jes.

Beloonster, V., beloonsters.

Beloop, O.

Beloopen, beliep, beliepen, heeft beloopen.

Beloven, beloofde, heeft beloofd.

Belover, M., belovers.

Belroos, V.

Belt, V., belten.

Beluiden (ook beluien), beluidde (beluide), heeft beluid.

Beluisteraar, M., beluisteraars.

Beluisteren, beluisterde, heeft beluisterd.

Belust, beluster.

Belustheid, V.

Belvedere, O., belvederes.

Bemachtigen, bemachtigde, heeft bemachtigd.

Bemachtiging, V.

Bemalen (met den watermolen), bemaalde, heeft bemalen.

Bemalen (beschilderen), bemaalde, heeft bemaald.

Bemaling, V., bemalingen.

Bemalingswerktuig, O., -werktuigen.

Bemannen, bemande, heeft bemand.

Bemanning, V., bemanningen.

Bemantelen, bemantelde, heeft bemanteld.

Bemanteling, V., bemantelingen.

Bemerkbaar, -baarder, -baarst.

Bemerken, bemerkte, heeft bemerkt.

Bemesten, bemestte, heeft bemest.

Bemesting, V., bemestingen.

Bemiddelaar, M., bemiddelaars.

Bemiddelaarster, V., bemiddelaarsters.

Bemiddelares, V., bemiddelaressen.

Bemiddeld, bemiddelder, bemiddeldst.

Bemiddeldheid, V.

Bemiddelen, bemiddelde, heeft bemiddeld.

Bemiddeling, V.

Bemind, beminder, bemindst.

Beminde, M. en V., beminden.

Beminlijk en beminnelijk, -lijker, -lijkst.

Beminlijkheid, V.

Beminnaar, M., beminnaren en beminnaars.

Beminnares, V., beminnaressen.

Beminnen, beminde, heeft bemind.

Beminnenswaardig, -waardiger, -waardigst, of meer en meest -waardig.

Beminnenswaardigheid, V.

Bemodderen, bemodderde, heeft bemodderd.

Bemoedigen, bemoedigde, heeft bemoedigd.

Bemoediging, V., bemoedigingen.

Bemoeial, M. en V., bemoeiallen.

Bemoeien, bemoeide, heeft bemoeid.

Bemoeienis, V., bemoeienissen.

Bemoeiing, V., bemoeiingen.

Bemoeilijken, bemoeilijkte, heeft bemoeilijkt.

Bemoeilijking, V., bemoeilijkingen.

Bemoeisel, O., bemoeisels.

Bemoeiziek.

Bemoeizucht, V.

Bemorsen, bemorste, heeft bemorst.

Bemost.

Bemuren, bemuurde, heeft bemuurd.

Bemuring, V., bemuringen.

Ben, V., bennen. Bennetje, O., -jes.

Benaaien, benaaide, heeft benaaid.

Benaarstigen, benaarstigde, heeft benaarstigd.

Benaasten, benaastte, heeft benaast.

Benaasting, V., benaastingen.

Benadeelen, benadeelde, heeft benadeeld.

Benadeeler, M., benadeelers.

Benadeeling, V., benadeelingen.

Benaderen, benaderde, heeft benaderd.

Benadering, V., benaderingen.

Benaming, V., benamingen.

Benard, benarder, benardst.

Benardheid, V.

Benarren, benarde, heeft benard.

Benauwd, benauwder, benauwdst.

Benauwdheid, V., -heden.

Benauwen, benauwde, heeft benauwd.

Benauwer, M., benauwers.

Benauwing, V., benauwingen.

Bende, V., benden.

Beneden.

Benedeneinde, O.

Benedenhuis, O., -huizen.

Benedenkamer, V., -kamers; -kamertje, O., -jes.

Benedenste.

Benedenswinds.

Benedenwaarts.

Benedenzaal, V., -zalen.

Benedictijn, M., Benedictijnen.

Benefice, O.

Benefice-voorstelling, V., -voorstellingen.

Benemen, benam, benamen, heeft benomen.

Benemer, M., benemers.

Beneming, V.

Benepen, benepener, benepenst.

Benepenheid, V.

Benevelen, benevelde, heeft beneveld.

Beneveling, V., benevelingen.

Benevens.

Bengaalsch-vuur, O.

Bengel, M., bengels.

Bengelen, bengelde, heeft gebengeld.

Bengelkruid, O.

Benieuwd.

Benieuwen, benieuwde, heeft benieuwd.

Benijden, benijdde, heeft benijd.

Benijdenswaardig, -waardiger, -waardigst of meer en meest -waardig.

Benijdenswaardigheid, V.

Benijder, M., benijders.

Benijdster, V., benijdsters.

Benijpen, beneep, benepen, heeft benepen.

Benoembaar, -bare.

Benoembaarheid, V.

Benoemde, M. en V., benoemden.

Benoemen, benoemde, heeft benoemd.

Benoemer, M., benoemers.

Benoeming, V., benoemingen.

Benoemingsbrief, M., -brieven.

Benoodigd.

Benoodigdheid, V., -heden.

Benoorden.

Bent, V.

Benul, O.

Benzine, V.

Benzine-motor, M., -motors en -motoren.

Benzoë, V.

Benzoëbloemen, V.

Beoefenaar, M., beoefenaars en beoefenaren.

Beoefenen, beoefende, heeft beoefend.

Beoefening, V.

Beoliën, beoliede, heeft beolied.

Beoogen, beoogde, heeft beoogd.

Beooging, V.

Beoordeelaar, M., beoordeelaars en beoordeelaren.

Beoordeelen, beoordeelde, heeft beoordeeld.

Beoordeeling, V., beoordeelingen.

Beoorlogen, beoorloogde, heeft beoorloogd.

Beoosten.

Bepaald, bepaalder, bepaaldst.

Bepaaldelijk.

Bepaaldheid, V.

Bepakken, bepakte, heeft bepakt.

Bepakking, V., bepakkingen.

Bepakt.

Bepalen, bepaalde, heeft bepaald.

Bepaler, M., bepalers.

Bepaling, V., bepalingen. Bepalinkje, O., -jes.

Beparelen, beparelde, heeft bepareld.

Bepeinzen, bepeinsde, heeft bepeinsd.

Bepeinzing, V., bepeinzingen.

Bepekken (ook bepikken), bepekte, heeft bepekt.

Beperken, beperkte, heeft beperkt.

Beperker, M., beperkers.

Beperking, V., beperkingen.

Beperkt, beperkter, beperktst.

Beperktheid, V.

Bepikken (ook bepekken), bepikte, heeft bepikt.

Bepissen, bepiste, heeft bepist.

Beplakken, beplakte, heeft beplakt.

Beplanken, beplankte, heeft beplankt.

Beplanking, V., beplankingen.

Beplanten, beplantte, heeft beplant.

Beplanter, M., beplanters.

Beplanting, V., beplantingen.

Bepleisteren, bepleisterde, heeft bepleisterd.

Bepleistering, V., bepleisteringen.

Bepleiten, bepleitte, heeft bepleit.

Bepleiting, V., bepleitingen.

Beploegbaar, -bare.

Beploegen, beploegde, heeft beploegd.

Beploeging, V., beploegingen.

Bepluimen, bepluimde, heeft bepluimd.

Bepluisd.

Bepluizen, beploos, beplozen, heeft beplozen.

Bepoten, bepootte, heeft bepoot.

Bepoting, V., bepotingen.

Bepraten, bepraatte, heeft bepraat.

Bepreeken, bepreekte, heeft bepreekt.

Beproefbaar, -bare.

Beproefd, beproefder, beproefdst.

Beproefster, V., beproefsters.

Beproeven, beproefde, heeft beproefd.

Beproever, M., beproevers.

Beproeving, V., beproevingen.

Beraad, O.

Beraadslagen, beraadslaagde, heeft beraadslaagd.

Beraadslager, M., beraadslagers.

Beraadslaging, V., beraadslagingen.

Berad.

Beraden, beried, heeft beraden, ook beraadde.

Beraden, beradener, beradenst.

Beradenheid, V.

Beramen, beraamde, heeft beraamd.

Beramer, M., beramers.

Beraming, V., beramingen.

Berapen, beraapte, heeft beraapt.

Berberis, V., berberissen.

Berberissestruik, M., -struiken.

Berd, O., (te berde brengen).

Berechten, berechtte, heeft berecht.

Berechter, M., berechters.

Berechting, V., berechtingen.

Beredderaar, M., beredderaars.

Beredderen, beredderde, heelt beredderd.

Bereddering, V., beredderingen.

Beredding, V.

Bereden.

Beredeneerd, beredeneerder, beredeneerdst.

Beredeneeren, beredeneerde, heeft beredeneerd.

Beregenen, beregende, is beregend.

Bereiden, bereidde, heeft bereid.

Bereider, M., bereiders.

Bereiding, V., bereidingen.

Bereids.

Bereidsel, O., bereidselen en bereidsels.

Bereidster, V., bereidsters.

Bereidvaardig, -vaardiger, -vaardigst.

Bereidvaardigheid, V.

Bereidwillig, -williger, -willigst.

Bereidwilligheid, V.

Bereik, O.

Bereikbaar, -bare.

Bereikbaarheid, V.

Bereiken, bereikte, heeft bereikt.

Bereiking, V.

Bereisd, bereisder.

Bereizen, bereisde, heeft bereisd.

Berekenaar, M., berekenaars.

Berekenbaar, -bare.

Berekenen, berekende, heeft berekend.

Berekening, V., berekeningen.

Berenhuid, V., -huiden.

Berenjong, O., -jongen.

Berenklauw (klauw van een beer, en plant), M., -klauwen.

Berenkuil, M., -kuilen.

Berenleider, M., -leiders.

Berenmuts, V., -mutsen.

Berennen, berende, heeft berend.

Berenner, M., berenners.

Berenning, V., berenningen.

Berenoor, O., -ooren.

Berg, M., bergen. Bergje, O., -jes.

Bergachtig, -achtiger, -achtigst.

Bergachtigheid, V.

Bergaf.

Bergafwaarts (bijw.).

Bergamot, V., bergamotten. Bergamotje, O., -jes.

Bergamotolie, V.

Bergamotpeer, V., -peren.

Bergen, borg, heeft geborgen.

Bergengte, V., -engten.

Berger, M., bergers.

Berggeld, O.

Berghout, O., -houten.

Berging, V.

Bergketen, V., -ketenen en -ketens.

Bergklimaat, O.

Bergland, O., -landen.

Bergloon, O., -loonen.

Bergop.

Bergpas, M., -passen.

Bergplaats, V., -plaatsen; -plaatsje, O., -jes.

Bergrede, V.

Bergrug, M., -ruggen.

Bergtop, M., -toppen.

Beriberi, V.

Bericht, O., berichten. Berichtje, O., -jes.

Berichten, berichtte, heeft bericht.

Berichter, M., berichters.

Berichtgever, M., -gevers.

Berichtster, V., berichtsters.

Berieken (ook beruiken), berook, beroken, heeft beroken.

Berijdbaar, -bare.

Berijden, bereed, bereden, heeft bereden.

Berijder, M., berijders.

Berijdster, V., berijdsters.

Berijmen, berijmde, heeft berijmd.

Berijmer, M., berijmers.

Berijming, V., berijmingen.

Beril (steen), M., berillen; (stof), O.

Berin (wijfjesbeer), V., berinnen.

Beringen, beringde, heeft beringd.

Berispelijk, -lijker, -lijkst.

Berispelijkheid, V.

Berispen, berispte, heeft berispt.

Berisper, M., berispers.

Berisping, V., berispingen.

Berk, M., berken. Berkje, O., -jes.

Berkeboom, M., -boomen.

Berkemeier, M., berkemeiers.

Berken (bnw.).

Berkenbast, M., -basten.

Berkenhout, O.

Berkenhouten (bnw.).

Berkenrijs, O., -rijzen.

Berkoen, M., berkoenen.

Berlijnsch-blauw, O.

Berm, M., bermen.

Bermsloot, V., -slooten.

Beroemd, beroemder, beroemdst.

Beroemdheid, V., -heden.

Beroemen, beroemde, heeft beroemd.

Beroep, O., beroepen.

Beroepbaar, -bare.

Beroepbaarheid, V.

Beroepen, beriep, heeft beroepen.

Beroepene, M. en V., beroepenen.

Beroeper, M., beroepers.

Beroeping, V., beroepingen.

Beroepsbezigheid, V., -heden.

Beroepsbrief, M., -brieven.

Beroepshalve.

Beroepsplicht, M., -plichten.

Beroepsraad, M., -raden.

Beroepswet, V.

Beroerd, beroerder, beroerdst.

Beroerdeling, M., beroerdelingen.

Beroerder, M., beroerders.

Beroerdheid, V., -heden.

Beroeren, beroerde, heeft beroerd.

Beroering, V., beroeringen.

Beroerling, M., -lingen.

Beroerte, V., beroerten en beroertes.

Beroesten, beroestte, is beroest.

Beroesting, V.

Berokkenen, berokkende, heeft berokkend.

Berokkening, V.

Beroofster, V., beroofsters.

Berooid, berooider, berooidst.

Berooidheid, V.

Berooken, berookte, heeft berookt.

Berooking, V., berookingen.

Berooven, beroofde, heeft beroofd.

Beroover, M., beroovers.

Berooving, V., beroovingen.

Berouw, O.

Berouwen, berouwde, heeft berouwd.

Berouwhebbend.

Berouwvol.

Berrie, V., berries.

Berst. Zie Barst.

Bersten. Zie Barsten.

Berucht, beruchter, beruchtst.

Beruchtheid, V.

Beruiken (ook berieken), berook, beroken, heeft beroken.

Berusten, berustte, heeft berust.

Berusting, V.

Bes, V., bessen. Besje, O., -jes.

Bes (oude vrouw). Zie Best, V.

Besausen, besauste, heeft besaust.

Beschaafd, beschaafder, beschaafdst.

Beschaafdheid, V.

Beschaamd, beschaamder, beschaamdst.

Beschaamdheid, V.

Beschaarder, M., beschaarders.

Beschaarster, V., beschaarsters.

Beschadigen, beschadigde, heeft beschadigd.

Beschadiger, M., beschadigers.

Beschadiging, V., beschadigingen.

Beschaduwen, beschaduwde, heeft beschaduwd.

Beschaduwing, V.

Beschamen, beschaamde, heeft beschaamd.

Beschaming, V.

Beschansen, beschanste, heeft beschanst.

Beschansing, V., beschansingen.

Bescharen, beschaarde, heeft beschaard.

Beschaven, beschaafde, heeft beschaafd.

Beschaver, M., beschavers.

Beschaving, V., beschavingen.

Beschavingsgeschiedenis, V.

Bescheid, O., bescheiden.

Bescheiden, bescheidde, heeft bescheiden.

Bescheiden, bescheidener, bescheidenst.

Bescheidenheid, V.

Bescheidenlijk.

Beschenken, beschonk, heeft beschonken.

Beschenking, V.

Bescheren, beschoor, beschoren, heeft beschoren.

Beschering, V.

Beschermeling, M. en V., beschermelingen. V. ook beschermelinge.

Beschermen, beschermde, heeft beschermd.

Beschermengel, M., -engelen.

Beschermer, M., beschermers.

Beschermgeest, M., -geesten.

Beschermgod, M., -goden.

Beschermgodin, V., -godinnen.

Beschermheer, M., -heeren.

Beschermheilige, M. en V., -heiligen.

Bescherming, V., beschermingen.

Beschermster, V., beschermsters.

Beschieten, beschoot, beschoten, heeft beschoten.

Beschieting, V.

Beschijnen, bescheen, beschenen, heeft beschenen.

Beschijten, bescheet, bescheten, heeft bescheten.

Beschik, O.

Beschikal, M. en V., beschikallen.

Beschikbaar, -bare.

Beschikbaarheid, V.

Beschikken, beschikte, heeft beschikt.

Beschikker, M., beschikkers.

Beschikking, V., beschikkingen.

Beschikster, V., beschiksters.

Beschilderen, beschilderde, heeft beschilderd.

Beschildering, V.

Beschimmeld.

Beschimmeldheid, V.

Beschimmelen, beschimmelde, is beschimmeld.

Beschimpen, beschimpte, heeft beschimpt.

Beschimper, M., beschimpers.

Beschimping, V., beschimpingen.

Beschoeien, beschoeide, heeft beschoeid.

Beschoeiing, V., beschoeiingen.

Beschonken.

Beschonkenheid, V.

Beschoren.

Beschot, O., beschotten. Beschotje, O., -jes.

Beschouwen, beschouwde, heeft beschouwd.

Beschouwer, M., beschouwers.

Beschouwing, V., beschouwingen.

Beschreien, beschreide, heeft beschreid.

Beschreienswaardig, -waardiger, -waardigst, of meer en meest -waardig.

Beschrijden, beschreed, beschreden, heeft beschreden.

Beschrijfster, V., beschrijfsters.

Beschrijven, beschreef, beschreven, heeft beschreven.

Beschrijver, M., beschrijvers.

Beschrijving, V., beschrijvingen.

Beschrijvingsbiljet, O., -biljetten.

Beschrijvingsbrief, M., -brieven.

Beschroomd, beschroomder, beschroomdst.

Beschroomdheid, V.

Beschuit, V., beschuiten. Beschuitje, O., -jes.

Beschuitbakker, M., -bakkers.

Beschuitbus, V., -bussen.

Beschuitkruimel, V., -kruimels; -kruimeltje, O., -jes.

Beschuittrommel, V., -trommels.

Beschuldigde, M. en V., beschuldigden.

Beschuldigen, beschuldigde, heeft beschuldigd.

Beschuldiger, M., beschuldigers.

Beschuldiging, V., beschuldigingen.

Beschuldigster, V., beschuldigsters.

Beschutsel, O., beschutsels.

Beschutten, beschutte, heeft beschut.

Beschutter, M., beschutters.

Beschutting, V., beschuttingen.

Besef, O.

Beseffeloos, -looze.

Beseffeloosheid, V.

Beseffen, besefte, heeft beseft.

Besingelen, besingelde, heeft besingeld.

Beslaan, beslaat, besloeg, heeft en is beslagen.

Beslag, O.

Beslagmaker, M., -makers.

Beslapen, besliep, heeft beslapen.

Beslaping, V.

Beslechten, beslechtte, heeft beslecht.

Beslechter, M., beslechters.

Beslechting, V., beslechtingen.

Beslechtster, V., beslechtsters.

Beslijken, beslijkte, heeft beslijkt.

Beslijpen, besleep, beslepen, heeft beslepen.

Beslissen, besliste, heeft beslist.

Beslissend, beslissender, beslissendst.

Beslissing, V., beslissingen.

Beslommeren, beslommerde, heeft beslommerd.

Beslommering, V., beslommeringen.

Beslooten, beslootte, heeft besloot.

Besloten.

Besluipen, besloop, beslopen, heeft beslopen.

Besluit, O., besluiten.

Besluiteloos, -loozer, -loost.

Besluiteloosheid, V.

Besluiten, besloot, besloten, heeft besloten.

Besmeren, besmeerde, heeft besmeerd.

Besmettelijk, -lijker, -lijkst.

Besmettelijkheid, V., -heden.

Besmetten, besmette, heeft besmet.

Besmetting, V., besmettingen.

Besmetverklaring, V., -verklaringen.

Besnaren, besnaarde, heeft besnaard.

Besneden.

Besneeuwd.

Besnijden, besneed, besneden, heeft besneden.

Besnijdenis, V.

Besnijder, M., besnijders.

Besnijding, V., besnijdingen.

Besnoeibaar, -bare.

Besnoeien, besnoeide, heeft besnoeid.

Besnoeier, M., besnoeiers.

Besnoeiing, V., besnoeiingen.

Besnuffelen, besnuffelde, heeft besnuffeld.

Besnuffeling, V., besnuffelingen.

Besogne, V., besognes.

Besogneeren, besogneerde, heeft gebesogneerd.

Besognekamer, V., -kamers.

Besommen, besomde, heeft besomd.

Besomming, V., besommingen.

Bespannen, bespande, heeft bespannen.

Bespanning, V., bespanningen.

Besparen, bespaarde, heeft bespaard.

Besparing, V., besparingen.

Bespatten, bespatte, heeft bespat.

Bespelen, bespeelde, heeft bespeeld.

Bespeling, V.

Bespeuren, bespeurde, heeft bespeurd.

Bespeuring, V.

Bespieden, bespiedde, heeft bespied.

Bespieder, M., bespieders.

Bespieding, V., bespiedingen.

Bespiedster, V., bespiedsters.

Bespiegelaar, M., -laars.

Bespiegelen, bespiegelde, heeft bespiegeld.

Bespiegeling, V., bespiegelingen.

Bespikkelen, bespikkelde, heeft bespikkeld.

Bespitten, bespitte, heeft bespit.

Bespoedigen, bespoedigde, heeft bespoedigd.

Bespoediging, V.

Bespoelen, bespoelde, heeft bespoeld.

Bespoeling, V., bespoelingen.

Bespotster, V., bespotsters.

Bespottelijk, -lijker, -lijkst.

Bespottelijkheid, V., -heden.

Bespotten, bespotte, heeft bespot.

Bespotter, M., bespotters.

Bespotting, V., bespottingen.

Bespraakt, bespraakter, bespraaktst.

Bespraaktheid, V.

Besprek, O.

Bespreken, besprak, bespraken, heeft besproken.

Bespreking, V., besprekingen.

Besprengen, besprengde, heeft besprengd.

Besprenging, V., besprengingen.

Besprenkelen, besprenkelde, heeft besprenkeld.

Besprenkeling, V., besprenkelingen.

Bespringen, besprong, heeft besprongen.

Bespringer, M., bespringers.

Bespringing, V., bespringingen.

Besproeien, besproeide, heeft besproeid.

Besproeiing, V., besproeiingen.

Bespugen, bespoog, bespogen, heeft bespogen.

Bespuiten, bespoot, bespoten, heeft bespoten.

Bespuwen, bespuwde, heeft bespuwd.

Besseboom, M., -boomen; -boompje, O., -jes.

Bessengelei, V., -geleien.

Bessenjenever, V.

Bessennat, O.

Bessenrist, V., -risten.

Bessensap (het sap van bessen), O.; (als toebereide drank), V.

Bessentros, M., -trossen.

Bessenvla, V., -vlaas.

Bessenwijn, M.

Bessestruik, M., -struiken.

Best.

Best (oude vrouw), V., besten. Bestje, O., -jes. Ook Bes.

Bestaan, bestond, heeft bestaan.

Bestaan, O.

Bestaanbaar, -bare.

Bestaanbaarheid, V.

Bestaansmiddel, O., -middelen.

Bestaanszin, M., -zinnen.

Bestaken, bestaakte, heeft bestaakt.

Bestaking, V., bestakingen.

Bestand, O.

Bestand (bnw.).

Bestanddeel, O., -deelen; -deeltje, O., -jes.

Bestedeling, M. en V., bestedelingen. V. ook bestedelinge.

Bestedelinghuis, O., -huizen.

Besteden, besteedde, heeft besteed.

Besteder, M., besteders.

Besteding, V., bestedingen.

Besteedster, V., besteedsters.

Besteekband, M., -banden.

Besteeksel, O., besteeksels.

Bestek, O., bestekken. Bestekje, O., -jes.

Bestekamer, V., -kamers.

Besteken, bestak, bestaken, heeft bestoken.

Bestel, O.

Bestel (beschuit), V., bestellen.

Bestelbrief, M., -brieven.

Bestelen, bestal, bestalen, heeft bestolen.

Bestelgeld, O.

Bestelgoed, O., -goederen.

Bestelhuis, O., -huizen.

Besteling, V.

Bestelkantoor, O., -kantoren.

Bestellen, bestelde, heeft besteld.

Besteller, M., bestellers.

Bestelling, V., bestellingen. Bestellinkje, O., -jes.

Bestellingsbiljet, O., -biljetten.

Bestellingslijst, V., -lijsten.

Bestelloon, O., -loonen.

Bestelpen, bestelpte, heeft bestelpt.

Bestemaat, M., -maats. Bestemaatje, O., -jes.

Bestemmen, bestemde, heeft bestemd.

Bestemming, V., bestemmingen.

Bestemoer, V., -moers.

Bestempelen, bestempelde, heeft bestempeld.

Bestempeling, V., bestempelingen.

Bestendig, bestendiger, bestendigst.

Bestendigen, bestendigde, heeft bestendigd.

Bestendigheid, V.

Bestendiging, V.

Besterven, bestierf, bestierven, is bestorven.

Bestevaar, M., -vaars.

Bestevenen, bestevende, heeft bestevend.

Bestier, O.

Bestierder, M., bestierders.

Bestieren, bestierde, heeft bestierd.

Bestiering, V., bestieringen.

Bestig.

Bestijgen, besteeg, bestegen, heeft bestegen.

Bestijging, V., bestijgingen.

Bestippelen, bestippelde, heeft bestippeld.

Bestippen, bestipte, heeft bestipt.

Bestoken, bestookte, heeft bestookt.

Bestoker, M., bestokers.

Bestoking, V., bestokingen.

Bestoppen, bestopte, heeft bestopt.

Bestormen, bestormde, heeft bestormd.

Bestorming, V., bestormingen.

Bestorten, bestortte, heeft bestort.

Bestorting, V., bestortingen.

Bestorven.

Bestoven.

Bestraffen, bestrafte, heeft bestraft.

Bestraffer, M., bestraffers.

Bestraffing, V., bestraffingen.

Bestralen, bestraalde, heeft bestraald.

Bestraling, V., bestralingen.

Bestraten, bestraatte, heeft bestraat.

Bestrating, V., bestratingen.

Bestrijden, bestreed, bestreden, heeft bestreden.

Bestrijder, M., bestrijders.

Bestrijding, V., bestrijdingen.

Bestrijken, bestreek, bestreken, heeft bestreken.

Bestrijking, V., bestrijkingen.

Bestrikken, bestrikte, heeft bestrikt.

Bestrooien, bestrooide, heeft bestrooid.

Bestruiven, bestruifde, heeft bestruifd.

Bestudeeren, bestudeerde, heeft bestudeerd.

Bestuiven, bestoof, bestoven, heeft en is bestoven.

Besturen, bestuurde, heeft bestuurd.

Bestuur, O., besturen.

Bestuurder, M., bestuurders en bestuurderen.

Bestuurderes, V., bestuurderessen.

Bestuurdersbond, M., -bonden.

Bestuursacademie, V.

Bestuurskamer, V., -kamers.

Bestuursloge, V., -loges.

Bestuurstafel, V., -tafels.

Bestuurster, V., bestuursters.

Bestuursvergadering, V., -vergaderingen.

Bestuursvorm, M., -vormen.

Bestuwen, bestuwde, heeft bestuwd.

Besuikeren, besuikerde, heeft besuikerd.

Betaalbaar, -bare.

Betaalbaarstelling, V., -stellingen.

Betaalbrief, M., -brieven.

Betaaldag, M., -dagen.

Betaalkantoor, O., -kantoren.

Betaalkas, V., -kassen.

Betaalmeester, M., -meesters.

Betaalmiddel, O., -middelen.

Betaalsheer, M., -heeren.

Betaalsrol, V., -rollen.

Betaaltijd, M., -tijden.

Betalen, betaalde, heeft betaald.

Betaler, M., betalers.

Betaling, V., betalingen.

Betalingsperiode, V., -perioden.

Betalingstermijn, M., -termijnen.

Betamelijk, -lijker, -lijkst.

Betamelijkheid, V., -heden.

Betamen, betaamde, heeft betaamd.

Betasten, betastte, heeft betast.

Betasting, V., betastingen.

Bete, V., beten.

Beteekenen, beteekende, heeft beteekend.

Beteekening, V.

Beteekenis, V., beteekenissen.

Beteekenisvol.

Betel, V.

Betelkauwen, O.

Betelnoot, V., -noten; O., -nootje.

Betemmen, betemde, heeft betemd.

Betemming, V.

Beter.

Beteren (van beter), beterde, heeft en is gebeterd.

Beteren (met teer besmeren), beteerde, heeft beteerd.

Beterhand, V.

Betering, V.

Beternis, V.

Beterschap, V.

Beteugelen, beteugelde, heeft beteugeld.

Beteugeling, V., beteugelingen.

Beteuniebloem, V., -bloemen.

Beteuterd.

Beteuterdheid, V.

Beteutering, V.

Betichten, betichtte, heeft beticht.

Betichter, M., betichters.

Betichting, V., betichtingen.

Betichtster, V., betichtsters.

Betijen (Laten -).

Betimmeren, betimmerde, heeft betimmerd.

Betimmering, V., betimmeringen.

Beting, V., betings.

Betitelen, betitelde, heeft betiteld.

Betiteling, V., betitelingen.

Betogen (deelw.).

Beton, O.

Betonblok, O., -blokken.

Betonen (den toon plaatsen), betoonde, heeft betoond.

Betoning, V., betoningen.

Betonnen, betonde, heeft betond.

Betonning, V., betonningen.

Betoog, O., betoogen. Betoogje, O., -jes.

Betoogbaar, -bare.

Betoogen, betoogde, heeft betoogd.

Betooger, M., betoogers.

Betooggrond, M., -gronden.

Betooging, V., betoogingen.

Betoogtrant, M.

Betoomen, betoomde, heeft betoomd.

Betoomer, M., betoomers.

Betooming, V., betoomingen.

Betoon, O.

Betoonen (doen blijken), betoonde, heeft betoond.

Betooning, V., betooningen.

Betooveren, betooverde, heeft betooverd.

Betoovering, V., betooveringen.

Betoudovergrootmoeder, V., -grootmoeders.

Betoudovergrootvader, M., -grootvaders.

Betraand.

Betrachten, betrachtte, heeft betracht.

Betrachter, M., betrachters.

Betrachting, V., betrachtingen.

Betraliën, betraliede, heeft betralied.

Betrappen, betrapte, heeft betrapt.

Betreden, betrad, betraden, heeft betreden.

Betreding, V.

Betreffen, betrof, betroffen, heeft betroffen.

Betreffende.

Betrekkelijk.

Betrekkelijkheid, V.

Betrekken, betrok, betrokken, heeft en is betrokken.

Betrekker, M., betrekkers.

Betrekking, V., betrekkingen.

Betreuren, betreurde, heeft betreurd.

Betreurenswaardig, -waardiger, -waardigst, of meer en meest -waardig.

Betrokken, betrokkener, betrokkenst.

Betrokkene, M. en V., betrokkenen.

Betrokkenheid, V.

Betrouwbaar, -bare.

Betrouwen, betrouwde, heeft betrouwd.

Betten, bette, heeft gebet.

Betuigen, betuigde, heeft betuigd.

Betuiging, V., betuigingen.

Betuinen, betuinde, heeft betuind.

Betuttelen, betuttelde, heeft betutteld.

Betweetster, V., -weetsters.

Betweter, M., -weters.

Betweterij, V., -weterijen.

Betwijfelen, betwijfelde, heeft betwijfeld.

Betwistbaar, -baarder, -baarst.

Betwistbaarheid, V.

Betwisten, betwistte, heeft betwist.

Betwister, M., betwisters.

Betwisting, V., betwistingen.

Beu.

Beug, V., beugen.

Beugbak, M., -bakken.

Beugel, M., beugels. Beugeltje, O., -jes.

Beugelbaan, V., -banen.

Beugelen, beugelde, heeft gebeugeld.

Beugelnet, O., -netten.

Beugelschaaf, V., -schaven.

Beugeltasch, V., -tasschen.

Beuglijn, V., -lijnen.

Beugvaart, V.

Beugvisscherij, V.

Beuk, M., beuken. Beukje, O., -jes.

Beukeblad, O., -bladen; -blaadje, O., -jes.

Beukeboom, M., -boomen; -boompje, O., -jes.

Beukelaar, M., beukelaars.

Beuken (bnw.).

Beuken, beukte, heeft gebeukt.

Beukenbast, M., -basten.

Beukenbosch, O., -bosschen.

Beukenhout, O.

Beukenhouten (bnw.).

Beukenlaan, V., -lanen; -laantje, O., -jes.

Beukenoot, V., -noten; -nootje, O., -jes.

Beuker, M., beukers.

Beukhamer, M., -hamers.

Beul, M., beulen.

Beulen, beulde, heeft gebeuld.

Beulenwerk, O.

Beulin, V., beulinnen.

Beuling, M., beulingen.

Beulschap, O.

Beulshanden (door -).

Beulsknecht, M., -knechts en -knechten.

Beulswerk, O.

Beun (vischkaar), V., beunen.

Beun (zolder), V., beunen.

Beunhaas, M., -hazen.

Beunhazen, beunhaasde, heeft gebeunhaasd.

Beunhazerij, V.

Beurder, M., beurders.

Beuren, beurde, heeft gebeurd.

Beuring, V., beuringen.

Beurs, V., beurzen. Beursje, O., -jes.

Beursbelasting, V., -belastingen.

Beursbengel, M.

Beursbericht, O., -berichten.

Beursbezoeker, M., -bezoekers.

Beursch, beurscher, beurscht.

Beurschheid, V.

Beursgebouw, O., -gebouwen.

Beursklok, V., -klokken.

Beursnoteering, V., -noteeringen.

Beurspolis, V., -polissen.

Beurstelegram, O., -telegrammen.

Beurstijd, M., -tijden.

Beurstijding, V., -tijdingen.

Beursuur, O., -uren.

Beursvacantie, V., -vacantiën.

Beurt, V., beurten. Beurtje, O., -jes.

Beurtelings (bijw.).

Beurtelingsch (bnw.).

Beurtman, M., -mannen.

Beurtschip, O., -schepen.

Beurtschipper, M., -schippers.

Beurtveer, O., -veren.

Beurtzang, M., -zangen.

Beurzensnijder, M., -snijders.

Beurzig, beurziger, beurzigst.

Beurzigheid, V.

Beuzelaar, M., beuzelaars.

Beuzelaarster, V., beuzelaarsters.

Beuzelachtig, -achtiger, -achtigst.

Beuzelachtigheid, V.

Beuzelarij, V., beuzelarijen.

Beuzelen, beuzelde, heeft gebeuzeld.

Beuzeling, V., beuzelingen.

Beuzelpraat, M. Beuzelpraatje, O., -jes.

Beuzeltaal, V.

Beuzelwerk, O.

Bevaarbaar, -baarder, -baarst.

Bevaarbaarheid, V.

Bevallen (behagen), beviel, heeft bevallen.

Bevallen (baren), beviel, is bevallen.

Bevallig, bevalliger, bevalligst.

Bevalligheid, V., -heden.

Bevalling, V., bevallingen.

Bevang, O.

Bevangen, beving, heeft bevangen.

Bevanging, V.

Bevaren, bevoer, heeft bevaren.

Bevaren, bevarener, bevarenst.

Bevaring, V.

Bevattelijk, -lijker, -lijkst.

Bevattelijkheid, V.

Bevatten, bevatte, heeft bevat.

Bevatting, V.

Bevattingsvermogen, O.

Bevechten, bevocht, heeft bevochten.

Beveiligen, beveiligde, heeft beveiligd.

Beveiliger, M., beveiligers.

Beveiliging, V., beveiligingen.

Beveiligster, V., beveiligsters.

Bevel, O., bevelen.

Bevelen, beval, bevalen, heeft bevolen.

Beveler, M., bevelers.

Bevelhebber, M., -hebbers.

Bevelhebberschap, O.

Beveling, V., bevelingen.

Bevelschrift, O., -schriften.

Bevelvoerder, M., -voerders.

Bevelvoering, V.

Beven, beefde, heeft gebeefd.

Bever (dier), M., bevers; (stof), O.

Beverbont, O.

Bevergeil, O.

Beverig, beveriger, beverigst.

Beverigheid, V.

Bevernel, V.

Bevestigen, bevestigde, heeft bevestigd.

Bevestigend.

Bevestiger, M., bevestigers.

Bevestiging, V., bevestigingen.

Bevijlen, bevijlde, heeft bevijld.

Bevind, O.

Bevinden, bevond, heeft bevonden.

Bevinding, V., bevindingen.

Beving, V., bevingen.

Bevingeren, bevingerde, heeft bevingerd.

Bevisschen, bevischte, heeft bevischt.

Bevitten, bevitte, heeft bevit.

Bevlakken, bevlakte, heeft bevlakt.

Bevlekken, bevlekte, heeft bevlekt.

Bevlekking, V., bevlekkingen.

Bevleugelen, bevleugelde, heeft bevleugeld.

Bevlijtigen (zich -), bevlijtigde zich, heeft zich bevlijtigd.

Bevloeren, bevloerde, heeft bevloerd.

Bevloering, V., bevloeringen.

Bevochten, bevochtte, heeft bevocht.

Bevochtigen, bevochtigde, heeft bevochtigd.

Bevochtiging, V., bevochtigingen.

Bevoegd, bevoegder, bevoegdst.

Bevoegdheid, V., -heden.

Bevoelen, bevoelde, heeft bevoeld.

Bevoeling, V., bevoelingen.

Bevolken, bevolkte, heeft bevolkt.

Bevolking, V., bevolkingen.

Bevolkingscijfer, O., -cijfers.

Bevolkingskaart, V., -kaarten.

Bevolkingsleer, V.

Bevolkingsregister, O., -registers.

Bevolkingsstatistiek, V.

Bevolkt, bevolkter, bevolktst.

Bevolktheid, V.

Bevoogden, bevoogdde, heeft bevoogd.

Bevoogding, V.

Bevoordeelen, bevoordeelde, heeft bevoordeeld.

Bevoordeeling, V.

Bevooroordeeld.

Bevooroordeeldheid, V.

Bevoorrechten, bevoorrechtte, heeft bevoorrecht.

Bevoorrechting, V., bevoorrechtingen.

Bevoorwaarden, bevoorwaardde, heeft bevoorwaard.

Bevorderaar, M., bevorderaars.

Bevorderaarster, V., bevorderaarsters.

Bevorderen, bevorderde, heeft bevorderd.

Bevordering, V., bevorderingen.

Bevorderlijk, -lijker, -lijkst.

Bevorens.

Bevrachten, bevrachtte, heeft bevracht.

Bevrachter, M., bevrachters.

Bevrachting, V., bevrachtingen.

Bevragen, bevraagde, heeft bevraagd; ook bevroeg.

Bevredigen, bevredigde, heeft bevredigd.

Bevrediging, V., bevredigingen.

Bevreemden, bevreemdde, heeft bevreemd.

Bevreemding, V.

Bevreesd, bevreesder.

Bevreesdheid, V.

Bevriend.

Bevriezen, bevroor, bevroren, is en heeft bevroren en bevrozen.

Bevriezing, V.

Bevrijden, bevrijdde, heeft bevrijd.

Bevrijder, M., bevrijders.

Bevrijding, V.

Bevrijdingsoorlog, M., -oorlogen.

Bevroeden, bevroedde, heeft bevroed.

Bevruchten, bevruchtte, heeft bevrucht.

Bevruchting, V., bevruchtingen.

Bevuilen, bevuilde, heeft bevuild.

Bewaaien, bewaaide, heeft bewaaid; ook bewoei.

Bewaakster, V., bewaaksters.

Bewaarder, M., bewaarders.

Bewaargeld, O., -gelden.

Bewaargever, M., -gevers.

Bewaargeving, V.

Bewaarheiden en bewaarheden, bewaarheidde, heeft bewaarheid.

Bewaarkluis, V., -kluizen.

Bewaarmiddel, O., -middelen.

Bewaarnemer, M., -nemers.

Bewaarneming, V.

Bewaarplaats, V., -plaatsen.

Bewaarschool, V., -scholen.

Bewaarschoolhouderes, V., -houderessen.

Bewaarstelling, V.

Bewaarster, V., bewaarsters.

Bewaken, bewaakte, heeft bewaakt.

Bewaker, M., bewakers.

Bewaking, V.

Bewallen, bewalde, heeft bewald.

Bewalling, V., bewallingen.

Bewandelen, bewandelde, heeft bewandeld.

Bewandeling, V.

Bewapenen, bewapende, heeft bewapend.

Bewapening, V.

Bewaren, bewaarde, heeft bewaard.

Bewaring, V.

Bewasemen, bewasemde, heeft bewasemd.

Bewasschen (schoonmaken), bewiesch, bewieschen, heeft bewasschen.

Bewassching, V.

Bewassen (begroeien), bewies, bewiesen, is bewassen.

Bewateren, bewaterde, heeft bewaterd.

Bewatering, V., bewateringen.

Beweegbaar, -baarder, -baarst.

Beweegbaarheid, V.

Beweeggrond, M., -gronden.

Beweegkracht, V., -krachten.

Beweeglijk, -lijker, -lijkst.

Beweeglijkheid, V.

Beweegrad, O., -raderen.

Beweegreden, V., -redenen.

Beweenen, beweende, heeft beweend.

Beweerder, M., beweerders.

Bewegen, bewoog, bewogen, heeft bewogen.

Beweging, V., bewegingen.

Bewegingsverschijnsel, O., -verschijnselen.

Beweiden, beweidde, heeft beweid.

Beweldadigen, beweldadigde, heeft beweldadigd.

Beweren, beweerde, heeft beweerd.

Bewering, V., beweringen.

Bewerkelijk, -lijker, -lijkst.

Bewerkelijkheid, V.

Bewerken, bewerkte, heeft bewerkt.

Bewerker, M., bewerkers.

Bewerking, V., bewerkingen.

Bewerkstelligen, bewerkstelligde, heeft bewerkstelligd.

Bewerkstelliging, V.

Bewerkster, V., bewerksters.

Bewerktuigen, bewerktuigde, heeft bewerktuigd.

Bewerktuiging, V.

Bewerpen, bewierp, heeft beworpen.

Bewesten.

Bewierooken, bewierookte, heeft bewierookt.

Bewierooker, M., bewierookers.

Bewijs, O., bewijzen.

Bewijsbaar, -bare.

Bewijsbaarheid, V.

Bewijsgrond, M., -gronden.

Bewijskracht, V.

Bewijslast, M.

Bewijsmiddel, O., -middelen.

Bewijsplaats, V., -plaatsen.

Bewijsstuk, O., -stukken.

Bewijsvoering, V., -voeringen.

Bewijzen, bewees, bewezen, heeft bewezen.

Bewilligen, bewilligde, heeft bewilligd.

Bewilliger, M., bewilligers.

Bewilliging, V., bewilligingen.

Bewimpelen, bewimpelde, heeft bewimpeld.

Bewimpeling, V., bewimpelingen.

Bewind, O.

Bewinden, bewond, heeft bewonden.

Bewindhebber, M., -hebbers.

Bewinding, V., bewindingen.

Bewindsel, O., bewindsels.

Bewindsman, M., -lieden.

Bewindvoerder, M., -voerders.

Bewoelen, bewoelde, heeft bewoeld.

Bewoeling, V., bewoelingen.

Bewolken, bewolkte, heeft bewolkt.

Bewolking, V.

Bewonderaar, M., bewonderaars.

Bewonderaarster, V., bewonderaarsters.

Bewonderen, bewonderde, heeft bewonderd.

Bewonderenswaardig, -waardiger, -waardigst of meer en meest -waardig.

Bewondering, V.

Bewonen, bewoonde, heeft bewoond.

Bewoner, M., bewoners.

Bewoning, V.

Bewoonbaar, -bare.

Bewoonbaarheid, V.

Bewoonster, V., bewoonsters.

Bewoorden, bewoordde, heeft bewoord.

Bewoording, V., bewoordingen.

Bewust.

Bewusteloos, -looze.

Bewusteloosheid, V.

Bewustheid, V.

Bewustzijn, O.

Bezaaien, bezaaide, heeft bezaaid.

Bezaaier, M., bezaaiers.

Bezaaiing, V., bezaaiingen.

Bezaan, V., bezanen.

Bezaansmast, M., -masten.

Bezaansschoot, M., -schooten.

Bezabbelen, bezabbelde, heeft bezabbeld.

Bezabberen, bezabberde, heeft bezabberd.

Bezadigd, bezadigder, bezadigdst.

Bezadigdheid, V.

Bezakken, bezakte, is bezakt.

Bezanden, bezandde, heeft bezand.

Bezanding, V.

Bezeeren, bezeerde, heeft bezeerd.

Bezeeveren, bezeeverde, heeft bezeeverd.

Bezegelen, bezegelde, heeft bezegeld.

Bezegeling, V., bezegelingen.

Bezeild.

Bezeildheid, V.

Bezeilen, bezeilde, heeft bezeild.

Bezem, M., bezems. Bezempje, O., -jes.

Bezembinden, O.

Bezembinder, M., -binders.

Bezembinderij, V., -binderijen.

Bezemschoon, -schoone.

Bezemsteel, M., -stelen.

Bezemstok, M., -stokken.

Bezending, V., bezendingen.

Bezet, bezetter, bezetst.

Bezeten.

Bezetene, M. en V., bezetenen.

Bezetenheid, V.

Bezetheid, V.

Bezetteling, M., bezettelingen.

Bezetten, bezette, heeft bezet.

Bezetting, V., bezettingen.

Bezichtigen, bezichtigde, heeft bezichtigd.

Bezichtiging, V.

Bezie, V., beziën.

Bezield, bezielder, bezieldst.

Bezielen, bezielde, heeft bezield.

Bezieling, V.

Bezien, bezag, bezagen, heeft bezien.

Bezienswaardig, -waardiger, -waardigst, of meer en meest -waardig.

Bezienswaardigheid, V., -heden.

Bezig, beziger, bezigst.

Bezigen, bezigde, heeft gebezigd.

Bezigheid, V., -heden.

Bezighouden, hield bezig, heeft beziggehouden.

Bezijden.

Bezingen, bezong, heeft bezongen.

Bezinger, M., bezingers.

Bezinken, bezonk, is bezonken.

Bezinking, V., bezinkingen.

Bezinksel, O., bezinksels.

Bezinnen, bezon, bezonnen, heeft bezonnen.

Bezit, O.

Bezitrecht, O.

Bezitster, V., bezitsters.

Bezittelijk.

Bezitten, bezat, bezaten, heeft bezeten.

Bezitter, M., bezitters.

Bezitting, V., bezittingen.

Bezoar, M.

Bezoden, bezoodde, heeft bezood.

Bezoedelen, bezoedelde, heeft bezoedeld.

Bezoedeling, V., bezoedelingen.

Bezoek, O., bezoeken. Bezoekje, O., -jes.

Bezoeken, bezocht, heeft bezocht.

Bezoeker, M., bezoekers.

Bezoeking, V., bezoekingen.

Bezoekster, V., bezoeksters.

Bezolderen, bezolderde, heeft bezolderd.

Bezoldering, V.

Bezoldigen, bezoldigde, heeft bezoldigd.

Bezoldiging, V., bezoldigingen.

Bezondigen (zich -), bezondigde zich, heeft zich bezondigd.

Bezonnen.

Bezonnenheid, V.

Bezoomen, bezoomde, heeft bezoomd.

Bezopen, bezopener, bezopenst.

Bezopenheid, V.

Bezorgd, bezorgder, bezorgdst.

Bezorgdheid, V., -heden.

Bezorgen, bezorgde, heeft bezorgd.

Bezorger, M., bezorgers.

Bezorging, V., bezorgingen.

Bezuiden.

Bezuinigen, bezuinigde, heeft bezuinigd.

Bezuiniging, V., bezuinigingen.

Bezuinigingsmaatregel, M., -maatregelen.

Bezuinigingswoede, V.

Bezuipen, bezoop, bezopen, heeft bezopen.

Bezuren, bezuurde, heeft bezuurd.

Bezwaar, O., bezwaren.

Bezwaard, bezwaarder, bezwaardst.

Bezwaarder, M., bezwaarders.

Bezwaardheid, V., -heden.

Bezwaarlijk, -lijker, -lijkst.

Bezwaarnis, V., bezwaarnissen.

Bezwaarschrift, O., -schriften.

Bezwadderen, bezwadderde, heeft bezwadderd.

Bezwalken, bezwalkte, heeft bezwalkt.

Bezwalking, V., bezwalkingen.

Bezwangeren, bezwangerde, heeft bezwangerd.

Bezwangering, V.

Bezwaren, bezwaarde, heeft bezwaard.

Bezwarend, bezwarender, bezwarendst.

Bezwaring, V.

Bezweerder, M., bezweerders.

Bezweet, bezweette.

Bezwemmen, bezwom, bezwommen, heeft bezwommen.

Bezweren, bezwoer, heeft bezworen.

Bezwering, V., bezweringen.

Bezweringsboek, O., -boeken.

Bezweringsformulier, O., -formulieren.

Bezweringsvoorschrift, O., -voorschriften.

Bezwijken, bezweek, bezweken, is bezweken.

Bezwijmen, bezwijmde, is bezwijmd.

Bezwijming, V., bezwijmingen.

Bibberen, bibberde, heeft gebibberd.

Bibbering, V.

Bibliograaf, M., bibliografen.

Bibliographie, V., bibliographieën.

Bibliomaan, M., bibliomanen.

Bibliomanie, V.

Bibliothecaris, M., bibliothecarissen.

Bibliotheek, V., bibliotheken.

Bibliotheekcommissie, V., -commissiën.

Bidbank, V., -banken; -bankje, O., -jes.

Biddag, M., -dagen.

Bidden, bad, baden, heeft gebeden.

Bidder, M., bidders.

Bidplaats, V., -plaatsen.

Bidprentje, O., -prentjes.

Bidster, V., bidsters.

Bidstoel, M., -stoelen; -stoeltje, O., -jes.

Bidstond, M., -stonden.

Biduur, O., -uren.

Bidvertrek, O., -vertrekken.

Biecht, V., biechten.

Biechteling, M. en V., biechtelingen. V. ook biechtelinge.

Biechten, biechtte, heeft gebiecht.

Biechter, M., biechters.

Biechtkind, O., -kinderen.

Biechtpenning, M., -penningen.

Biechtpuntje, O., -puntjes.

Biechtspiegel, M., -spiegels.

Biechtstoel, M., -stoelen.

Biechtvader, M., -vaders.

Bieden, bood, boden, heeft geboden.

Bieder, M., bieders.

Biedster, V., biedsters.

Biefstuk, M., biefstukken. Biefstukje, O., -jes.

Bier, O., bieren.

Bierazijn, M.

Bierbottelarij, V., -bottelarijen.

Bierbrouwer, M., -brouwers.

Bierbrouwerij, V., -brouwerijen.

Bierbuik, M., -buiken.

Bierdrinker, M., -drinkers.

Bierdrager, M., -dragers.

Bierenbrood, O.

Bierflesch, V., -flesschen.

Bierglas, O., -glazen.

Bierhuis, O., -huizen.

Bierkan, V., -kannen.

Bierkelder, M., -kelders.

Bierkruik, V., -kruiken.

Bierpomp, V., -pompen.

Biersteker, M., -stekers.

Bierstekerij, V., -stekerijen.

Bierton, V., -tonnen.

Biervat, O., -vaten; -vaatje, O., -jes.

Bierwagen, M., -wagens.

Bies, V., biezen. Biesje, O., -jes.

Biesbouw, M.

Biesjesdeeg, O.

Bieslook, O.

Biest, V.

Biesvormig.

Biet, V., bieten.

Bietebauw, M., bietebauwen.

Biezen (bnw.).

Biezenkistje, O., -jes.

Bifurcatie, V., bifurcaties.

Bifurqueeren, bifurqueerde, heeft gebifurqueerd.

Big, V., biggen. Biggetje, O., -jes.

Bigamie, V.

Biggelen, biggelde, heeft gebiggeld.

Biggenkruid, O.

Bigot, bigotter, bigotst.

Bigotterie, V.

Bij.

Bij, V., bijen. Bijtje, O., -jes.

Bijaldien.

Bijbaantje, O., -baantjes.

Bijbank, V., -banken.

Bijbedoeling, V., -bedoelingen.

Bijbegrip, O., -begrippen.

Bijbehoorend.

Bijbel, M., bijbels. Bijbeltje, O., -jes.

Bijbelboek, O., -boeken.

Bijbelcritiek, V.

Bijbelgeloof, O.

Bijbelgenootschap, O., -genootschappen.

Bijbellezing, V., -lezingen.

Bijbelplaats, V., -plaatsen.

Bijbelsch.

Bijbeltekst, M., -teksten.

Bijbelvast, -vaster.

Bijbelvertaling, V., -vertalingen.

Bijbelwoord, O., -woorden.

Bijbetalen, betaalde bij, heeft bijbetaald.

Bijbetaling, V., -betalingen.

Bijbeteekenis, V., -beteekenissen.

Bijbinden, bond bij, heeft bijgebonden.

Bijblad, O., -bladen. Bijblaadje, O., -jes.

Bijblijven, bleef bij, bleven bij, is bijgebleven.

Bijboek, O., -boeken.

Bijboeken, boekte bij, heeft bijgeboekt.

Bijboeking, V.

Bijboeten, boette bij, heeft bijgeboet.

Bijbrassen, braste bij, heeft bijgebrast.

Bijbrengen, bracht bij, heeft bijgebracht.

Bijdehand en bijderhand.

Bijdehandsch en bijderhandsch.

Bijdenkbeeld, O., -beelden.

Bijdoen, deed bij, deden bij, heeft bijgedaan.

Bijdraaien, draaide bij, heeft en is bijgedraaid.

Bijdrage, V., -dragen. Bijdraagje, O., -jes.

Bijdragen, droeg bij, heeft bijgedragen.

Bijdrukken, drukte bij, heeft bijgedrukt.

Bijeen.

Bijeenbehooren, behoorde bijeen, heeft bijeenbehoord.

Bijeenblijven, bleef bijeen, bleven bijeen, is bijeengebleven.

Bijeenbrengen, bracht bijeen, heeft bijeengebracht.

Bijeendoen, deed bijeen, deden bijeen, heeft bijeengedaan.

Bijeendrijven, dreef bijeen, dreven bijeen, heeft bijeengedreven.

Bijeengooien, gooide bijeen, heeft bijeengegooid.

Bijeenhalen, haalde bijeen, heeft bijeengehaald.

Bijeenhangen, hing bijeen, heeft bijeengehangen.

Bijeenhouden, hield bijeen, heeft bijeengehouden.

Bijeenkomen, komt bijeen, kwam bijeen, kwamen bijeen, is bijeengekomen.

Bijeenkomst, V., -komsten.

Bijeenleggen, legde en leide bijeen, heeft bijeengelegd en
bijeengeleid.

Bijeenliggen, lag bijeen, lagen bijeen, heeft bijeengelegen.

Bijeenplaatsen, plaatste bijeen, heeft bijeengeplaatst.

Bijeenplaatsing, V.

Bijeenrapen, raapte bijeen, heeft bijeengeraapt.

Bijeenroepen, riep bijeen, heeft bijeengeroepen.

Bijeenroeping, V., -roepingen.

Bijeenscharrelen, scharrelde bijeen, heeft bijeengescharreld.

Bijeenschrapen, schraapte bijeen, heeft bijeengeschraapt.

Bijeenstaan, staat bijeen, stond bijeen, heeft bijeengestaan.

Bijeentellen, telde bijeen, heeft bijeengeteld.

Bijeentrekken, trok bijeen, trokken bijeen, heeft en is
bijeengetrokken.

Bijeenvoegen, voegde bijeen, heeft bijeengevoegd.

Bijeenvoeging, V., -voegingen.

Bijeenwerpen, wierp bijeen, heeft bijeengeworpen.

Bijeenzamelen, zamelde bijeen, heeft bijeengezameld.

Bijeenzameling, V., -zamelingen.

Bijeenzijn, is bijeen, was bijeen, waren bijeen, is bijeengeweest.

Bijeenzijn, O.

Bijeenzitten, zat bijeen, zaten bijeen, heeft bijeengezeten.

Bijeenzoeken, zocht bijeen, heeft bijeengezocht.

Bijenangel, M., -angels.

Bijenblad, O.

Bijenbrood, O.

Bijencel, V., -cellen; -celletje, O., -jes.

Bijeneter, M., -eters.

Bijenhouder, M., -houders.

Bijenkap, V., -kappen.

Bijenkoningin, V.

Bijenkorf, M., -korven.

Bijenrecht, O.

Bijenteelt, V.

Bijenwas, O.

Bijenzwerm, M., -zwermen.

Bijfiguur, V., -figuren.

Bijgaan, gaat bij, ging bij, is bijgegaan.

Bijgaand.

Bijgelegen.

Bijgeloof, O.

Bijgeloovig, -gelooviger, -geloovigst.

Bijgeloovigheid, V., -heden.

Bijgenaamd.

Bijgeval.

Bijgeven, gaf bij, gaven bij, heeft bijgegeven.

Bijgevolg.

Bijgewas, O., -gewassen. Bijgewasje, O., -jes.

Bijgroeien, groeide bij, is bijgegroeid.

Bijhalen, haalde bij, heeft bijgehaald.

Bijhaling, V.

Bijhangen, hing bij, heeft bijgehangen.

Bijhangsel, O., -hangsels.

Bijharken, harkte bij, heeft bijgeharkt.

Bijhebbend.

Bijhooren, hoorde bij, heeft bijgehoord.

Bijhouden, hield bij, heeft bijgehouden.

Bijhouding, V.

Bijkaart, V., -kaarten.

Bijkans.

Bijkantoor, O., -kantoren.

Bijker, M., bijkers.

Bijkeuken, V., -keukens; -keukentje, O., -jes.

Bijkok, M., -koks.

Bijkomen, komt bij, kwam bij, kwamen bij, is bijgekomen.

Bijkomst, V.

Bijkomstig.

Bijkrabbelen, krabbelde bij, is bijgekrabbeld.

Bijkruipen, kroop bij, kropen bij, is bijgekropen.

Bijl, V., bijlen. Bijltje, O., -jes.

Bijlage, V., -lagen. Bijlaagje, O., -jes.

Bijlander, M., -landers.

Bijlandig.

Bijlbrief, M., -brieven.

Bijleggen, legde en leide bij, heeft bijgelegd en bijgeleid.

Bijlegger, M., -leggers.

Bijlegging, V., -leggingen.

Bijlichten, lichtte bij, heeft bijgelicht.

Bijliggen, lag bij, lagen bij, heeft bijgelegen.

Bijloopen, liep bij, is bijgeloopen.

Bijlooper, M., -loopers.

Bijmaan, V., -manen.

Bijmengen, mengde bij, heeft bijgemengd.

Bijmenging, V.

Bijna.

Bijnaam, M., -namen.

Bijomstandigheid, V., -omstandigheden.

Bijoogmerk, O., -oogmerken.

Bijoorzaak, V., -oorzaken.

Bijpaard, O., -paarden.

Bijpad, O., -paden. Bijpaadje, O., -jes.

Bijpassen, paste bij, heeft bijgepast.

Bijproduct, O., -producten.

Bijrekenen, rekende bij, heeft bijgerekend.

Bijroepen, riep bij, heeft bijgeroepen.

Bijschaven, schaafde bij, heeft bijgeschaafd.

Bijschenken, schonk bij, heeft bijgeschonken.

Bijschieten, schoot bij, schoten bij, heeft bijgeschoten.

Bijschikken, schikte bij, heeft en is bijgeschikt.

Bijschilderen, schilderde bij, heeft bijgeschilderd.

Bijschrift, O., -schriften.

Bijschrijven, schreef bij, schreven bij, heeft bijgeschreven.

Bijschrijving, V., -schrijvingen.

Bijschuiven, schoof bij, schoven bij, heeft en is bijgeschoven.

Bijslaap (verkeer), M.

Bijslaap (persoon), M. en V., -slapen.

Bijslag, M., -slagen. Bijslagje, O., -jes.

Bijslapen, O.

Bijslaper, M., -slapers.

Bijsleepen, sleepte bij, heeft bijgesleept.

Bijsmaak, M., -smaken. Bijsmaakje, O., -jes.

Bijsmeden, smeedde bij, heeft bijgesmeed.

Bijsmijten, smeet bij, smeten bij, heeft bijgesmeten.

Bijsnuiten (een stuk hout), snuitte bij, heeft bijgesnuit.

Bijspringen, sprong bij, heeft bijgesprongen.

Bijstaan, staat bij, stond bij, heeft bijgestaan.

Bijstand, M.

Bijstander, M., -standers.

Bijsteken, stak bij, staken bij, heeft bijgestoken.

Bijstellen, stelde bij, heeft bijgesteld.

Bijstelling, V., -stellingen.

Bijstellingszin, M., -zinnen.

Bijster.

Bijstrijken, streek bij, streken bij, heeft bijgestreken.

Bijstroom, M., -stroomen.

Bijt, V., bijten. Bijtje, O., -jes.

Bijtellen, telde bij, heeft bijgeteld.

Bijten (happen), beet, beten, heeft gebeten.

Bijten (bijt hakken), bijtte, heeft gebijt.

Bijtend, bijtender, bijtendst.

Bijter, M., bijters.

Bijthakken, O.

Bijthakker, M., -hakkers.

Bijtijds.

Bijtmiddel, O., -middelen.

Bijtrekken, trok bij, trokken bij, heeft bijgetrokken.

Bijval, M., -vallen. Bijvalletje, O., -jes.

Bijvallen, viel bij, is bijgevallen.

Bijvalsbetuiging, V., -betuigingen.

Bijverdienste, V.-verdiensten.

Bijvoegen, voegde bij, heeft bijgevoegd.

Bijvoegend.

Bijvoeging, V., -voegingen.

Bijvoeglijk.

Bijvoegsel, O., -voegsels en -voegselen.

Bijvoet, M.

Bijvorm, M., -vormen.

Bijwagen, M., -wagens.

Bijweg, M., -wegen. Bijwegje, O., -jes.

Bijwerk, O., -werken. Bijwerkje, O., -jes.

Bijwerpen, wierp bij, heeft bijgeworpen.

Bijwezen, O.

Bijwijf, O., -wijven.

Bijwijlen.

Bijwijzen, wees bij, wezen bij, heeft bijgewezen.

Bijwitten, witte bij, heeft bijgewit.

Bijwonen, woonde bij, heeft bijgewoond.

Bijwoner, M., -woners.

Bijwoning, V.

Bijwoord, O., -woorden.

Bijwoordelijk.

Bijzaak, V., -zaken. Bijzaakje, O., -jes.

Bijzet, M.

Bijzetten, zette bij, heeft bijgezet.

Bijzetting, V., -zettingen.

Bijziend, -ziender, -ziendst.

Bijziendheid, V.

Bijzijn, O.

Bijzin, M., -zinnen.

Bijzit, V., -zitten.

Bijzitten, zat bij, zaten bij, heeft bijgezeten.

Bijzitter, M., -zitters.

Bijzitterschap, O.

Bijzon, V., -zonnen.

Bijzonder, bijzonderder, bijzonderst.

Bijzonderheid, V., -heden.

Bik, O.

Bikhamer, M., -hamers.

Bikkel, M., bikkels. Bikkeltje, O., -jes.

Bikkelen, bikkelde, heeft gebikkeld.

Bikkelspel, O.

Bikken, bikte, heeft gebikt.

Biksteen, M.

Bil, V., billen. Billetje, O., -jes.

Bilateraal, -laterale.

Bilhamer, M., -hamers.

Bilijzer, O., -ijzers.

Biljart, O., biljarten. Biljartje, O., -jes.

Biljartbal, M., -ballen.

Biljartconcours, O., -concoursen.

Biljarten, biljartte, heeft gebiljart.

Biljartkamer, V., -kamers.

Biljartkeu, V., -keuen en -keus.

Biljartlaken, O.

Biljartspel, O., -spelen.

Biljartzaal, V., -zalen.

Biljet, O., biljetten. Biljetje, O., -jes.

Biljoen (metaal), O.

Billen, bilde, heeft gebild.

Biller, M., billers.

Billijk, billijker, billijkst.

Billijken, billijkte, heeft gebillijkt.

Billijkerwijze en -wijs.

Billijkheid, V.

Billijkheidshalve.

Billioen (getal), O., billioenen.

Bilnaad, M.

Bilzenkruid, O.

Bimetallisme, O.

Binden, bond, heeft gebonden.

Binder, M., binders.

Bindgaren, O., -garens.

Binding, V.

Bindrijs, O.

Bindsel, O., bindsels.

Bindspier, V., -spieren.

Bindster, V., bindsters.

Bindtouw, O., -touwen.

Bindweefsel, O., -weefsels.

Bink, M., binken. Binkje, O., -jes.

Binnen.

Binnenband, M., -banden.

Binnenbetimmering, V., -betimmeringen.

Binnenbrand, M., -branden.

Binnenbrengen, bracht binnen, heeft binnengebracht.

Binnendeur, V., -deuren.

Binnendijken, dijkte binnen, heeft binnengedijkt.

Binnendijks.

Binnendoorgaan, ging binnendoor, is binnendoorgegaan.

Binnendringen, drong binnen, is binnengedrongen.

Binnengaan, gaat binnen, ging binnen, is binnengegaan.

Binnengaats.

Binnengalerij, V., -galerijen.

Binnenhalen, haalde binnen, heeft binnengehaald.

Binnenhof, O., -hoven.

Binnenhuis, O., -huizen; -huisje, O., -jes.

Binnenin.

Binnenkamer, V., -kamers; -kamertje, O., -jes.

Binnenkomen, komt binnen, kwam binnen, kwamen binnen, is binnengekomen.

Binnenkoorts, V., -koortsen.

Binnenkort.

Binnenkruipen, kroop binnen, kropen binnen, is binnengekropen.

Binnenland, O., -landen.

Binnenlandsch.

Binnenloodsen, loodste binnen, heeft binnengeloodst.

Binnenloodsing, V.

Binnenmoeder, V., -moeders.

Binnenmuur, M., -muren.

Binnenplaats, V., -plaatsen; -plaatsje, O., -jes.

Binnenruimte, V., -ruimten.

Binnenrukken, rukte binnen, is binnengerukt.

Binnenshuis.

Binnenskamers.

Binnenslands.

Binnensluipen, sloop binnen, slopen binnen, is binnengeslopen.

Binnensmonds.

Binnenstad, V., -steden.

Binnenste, O.

Binnenstijds.

Binnenstoomen, stoomde binnen, is binnengestoomd.

Binnenstormen, stormde binnen, is binnengestormd.

Binnentreden, trad binnen, traden binnen, is binnengetreden.

Binnenvaart, V.

Binnenvader, M., -vaders.

Binnenvallen, viel binnen, is binnengevallen.

Binnenvertrek, O., -vertrekken; -vertrekje, O., -jes.

Binnenvetje, O., -jes.

Binnenvetter, M., -vetters.

Binnenvoering, V.

Binnenwaarts.

Binnenwater, O., -wateren.

Binnenweg, M., -wegen; -wegje, O., -jes.

Binnenwerk, O.

Binnenwerks.

Binnenwind, M., -winden.

Binnenzak, M., -zakken; -zakje, O., -jes.

Binnenzeilen, zeilde binnen, is binnengezeild.

Binocle, V., binocles.

Bint, O., binten.

Biograaf, M., biografen.

Biographie, V., biographieën.

Biographisch.

Bioloog, M., biologen.

Biologie, V.

Biologisch.

Birkwortel, M., -wortels.

Bis.

Biscuit (soort van aardewerk), O.

Bisdom, O., bisdommen.

Bismuth, O.

Bisschop (kerkvoogd), M., bisschoppen.

Bisschop (drank), V.

Bisschoppelijk.

Bisschopsambt, O.

Bisschopshoed, M., -hoeden.

Bisschopsmijter, M., -mijters.

Bisschopsmuts, V., -mutsen.

Bisschopsstaf, M., -staven.

Bisseeren, bisseerde, heeft gebisseerd.

Bit, O., bitten. Bitje, O., -jes.

Bits, bitser, bitst.

Bitsheid, V., -heden.

Bitsig, bitsiger, bitsigst.

Bitsigheid, V.

Bitter, bitterder, bitterst.

Bitter, O. of M. Bittertje, O., -jes.

Bitterachtig, -achtiger, -achtigst.

Bitterheid, V., -heden.

Bitterkaraf, V., -karaffen; -karafje, O., -jes.

Bitterkers, V.

Bitterkoekje, O., -jes.

Bittertafel, V., -tafels.

Bitterwater, O., -wateren.

Bivouak, O., bivouakken.

Bivouakeeren, bivouakeerde, heeft gebivouakeerd.

Bizar, bizarre.

Bizon, M., bizons.

Blaadje. Zie Blad.

Blaag, M. en V., blagen.

Blaam, V.

Blaar, V., blaren. Blaartje, O., -jes.

Blaartrekkend.

Blaas, V., blazen. Blaasje, O., -jes,

Blaasbalg, M., -balgen; -balgje, O., -jes.

Blaasinstrument, O., -instrumenten.

Blaaskaak, M., -kaken.

Blaaskakerij, V.

Blaaskramp, V.

Blaasontsteking, V., -ontstekingen.

Blaaspijp, V., -pijpen.

Blad, O., bladen, bladeren, bladers en blaren. Blaadje, O., blaadjes
en bladertjes.

Bladeren, bladerde, heeft gebladerd.

Bladerloos, -looze.

Bladerrijk, -rijker, -rijkst.

Bladgoud, O.

Bladgroente, V., -groenten.

Bladluis, V., -luizen.

Bladscheede, V., -scheeden.

Bladsteel, M., -stelen.

Bladstil.

Bladvulling, V., -vullingen.

Bladwesp, V., -wespen.

Bladwijzer, M., -wijzers.

Bladzijde, V., -zijden.

Blaffen, blafte, heeft geblaft.

Blaffer, M., blaffers.

Blaffer, ook Blafferd (register), M., blaffers en blafferds.

Blaken, blaakte, heeft geblaakt.

Blaker, M., blakers. Blakertje, O., -jes.

Blakeren, blakerde, heeft geblakerd.

Blakstil.

Blameeren, blameerde, heeft geblameerd.

Blanco.

Blanco-biljet, O., -biljetten.

Blanco-krediet, O., -kredieten.

Blank, blanker, blankst.

Blanketsel, O., blanketsels.

Blanketten, blankette, heeft geblanket.

Blankheid, V.

Blaren, blaarde, heeft geblaard.

Blaten, blaatte, heeft geblaat.

Blauw, blauwer, blauwst.

Blauwachtig, -achtiger, -achtigst.

Blauwbaard, M.

Blauwbekken, blauwbekte, heeft geblauwbekt.

Blauwbes, V., -bessen.

Blauwblauw (- laten).

Blauwboekje, O., -boekjes.

Blauwen, blauwde, heeft geblauwd.

Blauwkiel, M., -kielen.

Blauwkleurig.

Blauwkous, V., -kousen.

Blauwkuip, V., -kuipen.

Blauwlakensch.

Blauwsel, O. of V.

Blauwselfabriek, V., -fabrieken.

Blauwtje, O., -jes.

Blauwverven, O.

Blauwverver, M., -ververs.

Blauwvoet, M., -voeten.

Blauwzijden (bnw.).

Blauwzuur, O.

Blazen, blies, bliezen, heeft geblazen.

Blazer, M., blazers.

Blazoen, O., blazoenen.

Bleek, bleeker, bleekst.

Bleek, V., bleeken. Bleekje, O., -jes.

Bleeken, bleekte, heeft gebleekt.

Bleeker, M., bleekers.

Bleekerij, V., bleekerijen.

Bleekershond, M., -honden.

Bleekerswagen, M., -wagens.

Bleekheid, V.

Bleekloon, O., -loonen.

Bleekpoeder, O.

Bleekrood.

Bleekster, V., bleeksters.

Bleekveld, O., -velden; -veldje, O., -jes.

Bleekwater, O.

Bleekzucht, V.

Blees, V., blezen.

Blei, V., bleien. Bleitje, O., -jes.

Blein, V., bleinen. Bleintje, O., -jes.

Bles (witte vlek), V.; (paard), M., blessen. Blesje, O., -jes.

Blespaard, O., -paarden.

Blesseeren, blesseerde, heeft geblesseerd.

Blessure en Blessuur, V., blessuren.

Bleu.

Bleuheid, V.

Bliek, V., blieken.

Blieven, bliefde. Verg. Believen.

Blij en Blijde, blijder, blijdst.

Blijde, V., blijden.

Blijde. Zie Blij.

Blijdschap, V.

Blijgeestig, -geestiger, -geestigst.

Blijgeestigheid, V.

Blijheid, V.

Blijk, O., blijken. Blijkje, O., -jes.

Blijkbaar, -baarder, -baarst.

Blijkbaarheid, V.

Blijken, bleek, bleken, is gebleken.

Blijkens.

Blijmoedig, -moediger, -moedigst.

Blijmoedigheid, V.

Blijspel, O., -spelen.

Blijspeldichter, M., -dichters.

Blijven, bleef, bleven, is gebleven.

Blik (opslag der oogen), M., blikken. Blikje, O., -jes.

Blik (geplet metaal en keukengereedschap), O. Blikje, O., -jes.

Blikaars, M., -aarzen.

Blikgat, O.

Blikjesmes, O., -messen.

Blikken (bnw.)

Blikken (met de oogleden), blikte, heeft geblikt.

Blikken (de schors aftrekken), blikte, heeft geblikt.

Blikkeren, blikkerde, heeft geblikkerd.

Bliksem, M., bliksems.

Bliksemafleider, M., -afleiders.

Bliksemen, bliksemde, heeft gebliksemd.

Bliksemlicht, O.

Bliksems (bijw.).

Bliksemsch (bnw.).

Bliksemstraal, M., -stralen.

Bliksemtrein, M., -treinen.

Blikslager, M., -slagers.

Blikslagerij, V., -slagerijen.

Blikslagersknecht, M., -knechts.

Blikslagerswinkel, M., -winkels.

Blikvuren, blikvuurde, heeft geblikvuurd.

Blikvuur, O., -vuren.

Blikwerk, O.

Blind, blinder, blindst.

Blind, O., blinden. Blindje, O., -jes.

Blinddoeken, blinddoekte, heeft geblinddoekt.

Blinde, M., en V., blinden.

Blinde-darmontsteking, V., -ontstekingen.

Blindeeren, blindeerde, heeft geblindeerd.

Blindelings.

Blindeman, M., -mannen en -mans. Blindemannetje, O.

Blinden, blindde, heeft geblind.

Blinden-instituut, O., -instituten.

Blindenschrift, O.

Blindgeborene, M. en V., -geborenen.

Blindheid, V.

Blinken, blonk, heeft geblonken.

Blinkerd, M., blinkerds.

Blinkworm, M., -wormen.

Bloed, O.

Bloed (sukkel), M., bloeden. Bloedje, O., -jes.

Bloedarmoede, V.

Bloedbad, O.

Bloedbruiloft, V.

Bloeddiarrhee, v.

Bloeddorst, M.

Bloeddorstig, -dorstiger, -dorstigst.

Bloedeloos, -looze.

Bloedeloosheid, V.

Bloeden, bloedde, heeft gebloed.

Bloederig, bloederiger, bloederigst.

Bloedgeld, O.

Bloedhond, M., -honden.

Bloedig, bloediger, bloedigst.

Bloeding, V., bloedingen.

Bloedkleur, V.

Bloedkleurig.

Bloedlichaampje, O., -jes.

Bloedloogzout, O.

Bloedplakkaat, O., -plakkaten.

Bloedraad, M.

Bloedrijk, -rijker, -rijkst.

Bloedschande, V.

Bloedsomloop, M.

Bloedspuwing, V., -spuwingen.

Bloedstelpend.

Bloedstorting, V.

Bloedvat, O., -vaten.

Bloedvergieten, O.

Bloedverwant, M., -verwanten.

Bloedverwante, V., -verwanten.

Bloedverwantschap, V.

Bloedvlek, V., -vlekken; -vlekje, O., -jes.

Bloedwarm.

Bloedworst, V., -worsten.

Bloedwraak, V.

Bloedzuiger, M., -zuigers.

Bloei, M.

Bloeien, bloeide, heeft gebloeid.

Bloeimaand, V.

Bloeisel, O.

Bloeitijd, M.

Bloeiwijze, V., -wijzen.

Bloem, V., bloemen. Bloempje en bloemetje, O., -jes.

Bloembodem, M., -bodems.

Bloemencorso, O., -corso's.

Bloemengeur, M.

Bloemenmaakster, V., -maaksters.

Bloemenmand, V., -manden; -mandje, O., -jes.

Bloemenmeisje, O., -meisjes.

Bloemhof, M., -hoven.

Bloemig, bloemiger, bloemigst.

Bloemist, M., bloemisten.

Bloemisterij, V., bloemisterijen.

Bloemkelk, M., -kelken.

Bloemkool, V., -koolen.

Bloemkrans, M., -kransen.

Bloemkroon, V., -kronen.

Bloemlezing, V., -lezingen.

Bloemmarkt, V., -markten.

Bloemperk, O., -perken.

Bloempot, M., -potten.

Bloemstuk, O., -stukken.

Bloemzaad, O., -zaden.

Bloemzoet.

Bloesem, M., bloesems. Bloesempje, O., -jes.

Blok, O., blokken en bloks. Blokje, O., -jes.

Blokhuis, O., -huizen; -huisje, O., -jes.

Blokkade, V., blokkades.

Blokkeeren, blokkeerde, heeft geblokkeerd.

Blokkeering, V., blokkeeringen.

Blokken, blokte, heeft geblokt.

Blokkendoos, V., -doozen.

Blokkenmaker, M., -makers.

Blokker, M., blokkers.

Blokland, O., -landen.

Blokstelsel, O.

Blom (voor bloem), V., blommen. Blommetje, O., -jes.

Blond, blonder, blondst.

Blondheid, V.

Blondine, V., blondines.

Blondje, O., -jes.

Bloo, blooder, bloodst.

Bloodaard, M., bloodaards.

Bloohartig, -hartiger, -hartigst.

Blooheid, V.

Bloot, blooter, blootst.

Blootelijk.

Blooten (bloot maken), blootte, heeft gebloot.

Blootgeven (zich -), gaf zich bloot, gaven zich bloot, heeft zich
blootgegeven.

Blootleggen, legde en leide bloot, heeft blootgelegd en blootgeleid.

Blootliggen, lag bloot, lagen bloot, heeft blootgelegen.

Blootshoofds.

Blootstaan, staat bloot, stond bloot, heeft blootgestaan.

Blootstellen, stelde bloot, heeft blootgesteld.

Blootsvoets.

Blos, M. Blosje, O., -jes.

Blouse, V., blouses.

Blouwel, M., blouwels.

Blouwen, blouwde, heeft geblouwd.

Blozen, bloosde, heeft gebloosd.

Blozend.

Bluf, M., bluffen. Blufje, O., -jes.

Bluffen, blufte, heeft gebluft.

Bluffer, M., bluffers.

Blufferij, V., blufferijen.

Blunder, M., blunders.

Bluschgereedschap, O., -schappen.

Bluschgranaat, V., -granaten.

Bluschmiddel, O., -middelen.

Bluschster, V., bluschsters.

Blusschen, bluschte, heeft gebluscht.

Blusscher, M., blusschers.

Blussching, V., blusschingen.

Blut.

Bluts, V., blutsen.

Blutsen, blutste, heeft geblutst.

Blutsing, V., blutsingen.

Blutskoorts, V., -koortsen.

Boa, V., boa's.

Bobbekop, M., -koppen.

Bobbel, M., bobbels. Bobbeltje, O., -jes.

Bobbelen, bobbelde, heeft gebobbeld.

Bobbelig, bobbeliger, bobbeligst.

Bobbeling, V., bobbelingen.

Bobberd, M., bobberds.

Bobberen, bobberde, heeft gebobberd.

Bobbering, V., bobberingen.

Bobijn, V., bobijnen.

Bobijnen, bobijnde, heeft gebobijnd.

Bochel, M., bochels. Bocheltje, O., -jes.

Bochelaar, M., bochelaars.

Bochelen, bochelde, heeft gebocheld.

Bocheljoen, M., bocheljoenen.

Bocht (afgesloten ruimte), M., bochten.

Bocht (buiging), V., bochten. Bochtje, O., -jes.

Bocht (slechte waar), O.

Bochten, bochtte, heeft gebocht.

Bochtig, bochtiger, bochtigst.

Bochtigheid, V.

Bochtknier, V., -knieren.

Bockbier, O.

Bod, O.

Bode, M. en V., boden.

Bodem, M., bodems. Bodempje, O., -jes.

Bodembloemig.

Bodemen, bodemde, heeft gebodemd.

Bodemerij, V., bodemerijen.

Bodemerijbrief, M., -brieven.

Bodemloos, -looze.

Bodemrad, O., -raderen.

Bodemstuk, O., -stukken.

Bodenkamer, V., -kamers; -kamertje, O., -jes.

Bodenloon, O.

Bodeschap, O.

Boe.

Boedel (ook Boel), M., boedele. Boedeltje, O., -jes.

Boedelafstand, M.

Boedelbeschrijving, V., -beschrijvingen.

Boedelredder, M., -redders.

Boedelscheiding, V., -scheidingen.

Boef, M., boeven. Boefje, O., -jes.

Boeg, M., boegen.

Boeganker, O., -ankers.

Boegband, M., -banden.

Boegen, boegde, heeft geboegd.

Boeghout, O., -houten.

Boegkruisen, boegkruiste, heeft geboegkruist.

Boeglam.

Boegseeren, boegseerde, heeft geboegseerd.

Boegseerlijn, V., -lijnen.

Boegsel, O., boegsels.

Boegspriet, M., -sprieten.

Boegstag, O., -stagen.

Boeha, ook Boha.

Boei (kluister), V., boeien.

Boei (ton), V., boeien.

Boeien, boeide, heeft geboeid.

Boeiend, boeiender, boeiendst.

Boeier, M., boeiers. Boeiertje, O., -jes.

Boeiplank, V., -planken.

Boeireep, M., -reepen.

Boeisel, O., boeisels.

Boek, O., boeken. Boekje, O., -jes.

Boekaankondiging, V., -aankondigingen.

Boekachtig, -achtiger, -achtigst.

Boekanier, M., boekanieren en boekaniers.

Boekbeoordeeling, V., -beoordeelingen.

Boekbeschouwing, V., -beschouwingen.

Boekbinden, O.

Boekbinder, M., -binders.

Boekbinderij, V., -binderijen.

Boekbinderslijm, V.

Boekbinderspers, V., -persen.

Boekdeel, O., -deelen; -deeltje, O., -jes.

Boekdrukken, O.

Boekdrukker, M., -drukkers.

Boekdrukkerij, V., -drukkerijen.

Boekdrukkunst, V.

Boekdrukpers, V., -persen.

Boekeboom, M., -boomen.

Boekel, M., boekels. Boekeltje, O., -jes

Boeken, boekte, heeft geboekt.

Boekenhanger, M., -hangers; -hangertje, O., -jes.

Boekenkamer, V., -kamers; -kamertje, O., -jes.

Boekenkast, V., -kasten; -kastje, O., -jes.

Boekenkennis, V.

Boekenkist, V., -kisten.

Boekenkraam, V., -kramen.

Boekenlijst, V., -lijsten.

Boekenminnaar, M., -minnaars.

Boekenplank, V., -planken.

Boekenrek, O., -rekken; -rekje, O., -jes.

Boekenschorpioen, M., -schorpioenen.

Boekenstalletje, O., -jes.

Boekentaal, V.

Boekentasch, V., -tasschen.

Boekenwijsheid, V.

Boeker, M., boekers.

Boekerig.

Boekerij, V., boekerijen. Boekerijtje, O., -jes.

Boekgeschenk, O., -geschenken.

Boekhandel, M.

Boekhandelaar, M., -handelaars.

Boekhouden, O.

Boekhouder, M., -houders.

Boeking, V.

Boekjaar, O., -jaren.

Boekpens, V., -pensen.

Boekschuld, V., -schulden.

Boekske en Boeksken, O., boekskes en boekskens.

Boekstaven, boekstaafde, heeft geboekstaafd.

Boekverkooper, M., -verkoopers.

Boekverkooping, V., -verkoopingen.

Boekverzameling, V., -verzamelingen.

Boekweit, V.

Boekweitebrij, V.

Boekweitebrood, O.

Boekweiteflensje, O., -flensjes.

Boekweitegort en Boekendegort of Boekedegort, V.

Boekweitekoek en Boekendekoek, M., -koeken.

Boekweitemeel, O.

Boekweiten (bnw.).

Boekwerk, O., -werken.

Boekwinkel, M., -winkels.

Boekworm, M., -wormen.

Boel (menigte), M., boelen. Boeltje, O., -jes.

Boel (bijzit), M. en V., boelen.

Boelage, V.

Boeldag, M., -dagen.

Boeleerder, M., boeleerders.

Boeleeren, boeleerde, heeft geboeleerd.

Boeleerster, V., boeleersters.

Boelhuis, O., -huizen.

Boelig.

Boelijn, V., boelijns.

Boelkenskruid, O.

Boelschap, O.

Boeman, M.

Boemeltrein, M., -treinen.

Boender, M., boenders. Boendertje, O., -jes.

Boenen, boende, heeft geboend.

Boenlap, M., -lappen.

Boenwas, O. of V.

Boer, M., boeren. Boertje, O., -jes.

Boerderij, V., boerderijen. Boerderijtje, O., -jes.

Boeren, boerde, heeft geboerd.

Boerenarbeider, M., -arbeiders.

Boerenbedrieger, M., -bedriegers.

Boerenbedrijf, O.

Boerenbedrog, O.

Boerenboon, V., -boonen.

Boerenbrood, O.

Boerenbruiloft, V., -bruiloften.

Boerendans, M., -dansen.

Boerendeern, V., -deernen en -deerns.

Boerendochter, V., -dochters.

Boerendracht, V.

Boerenerf, O., -erven.

Boerengrauw, O.

Boerenherberg, V., -herbergen.

Boerenhofstede, V., -hofsteden.

Boerenhuis, O., -huizen.

Boerenjasmijn, V., -jasmijnen.

Boerenjongen, M., -jongens.

Boerenkermis, V., -kermissen.

Boerenkers, V.

Boerenkinkel, M., -kinkels.

Boerenknecht, M., -knechts.

Boerenkool, V., -koolen.

Boerenkost, M.

Boerenkrijt, O., -krijtje, O., -krijtjes.

Boerenleenbank, M., -banken.

Boerenmeid, V., -meiden.

Boerenoorlog, M.

Boerenplaats, V., -plaatsen.

Boerenplatting, V., -plattings.

Boerenschoolmeester, M., -meesters.

Boerenschromen, boerenschroomde, heeft geboerenschroomd.

Boerenschroom, M.

Boerenstand, M.

Boerenwagen, M., -wagens.

Boerenwerk, O.

Boerenwinkel, M., -winkels.

Boerenwoning, V., -woningen.

Boerenzoon, M., -zoons en -zonen.

Boerenzwaluw, V., -zwaluwen.

Boerin, V., boerinnen. Boerinnetje, O., -jes.

Boerinnenmuts, V., -mutsen.

Boerinnenrok, M., -rokken.

Boersch, boerscher, boerscht.

Boerschheid, V., -heden.

Boert, V.

Boerten, boertte, heeft geboert.

Boertend.

Boertenderwijze en -wijs.

Boerterij, V., boerterijen.

Boertig, boertiger, boertigst.

Boertigheid, V., -heden.

Boes, V., boezen.

Boete, V., boeten.

Boetedag, M., -dagen.

Boetedoening, V., -doeningen.

Boeteling, M. en V., boetelingen. V. ook boetelinge.

Boeten, boette, heeft geboet.

Boetgewaad, O., -gewaden.

Boetgezang, O., -gezangen.

Boetgezant, M., -gezanten.

Boetkleed, O., -kleederen.

Boetpredikatie, V., -predikatiën en -predikaties.

Boetprediker, M., -predikers.

Boetpreek, V., -preeken.

Boetpsalm, M., -psalmen.

Boetseerder, M., boetseerders.

Boetseeren, boetseerde, heeft geboetseerd.

Boetseering, V., boetseeringen.

Boetseerkunst, V.

Boetseerstok, M., -stokken.

Boetvaardig, -vaardiger, -vaardigst.

Boetvaardigheid, V.

Boevenjacht, V.

Boevenklok, V.

Boevennet, O., -netten.

Boevenpraat, M.

Boevenstreek, M., -streken.

Boevenstuk, O., -stukken.

Boeventaal, V.

Boeverij, V., boeverijen.

Boezel, O. Boezeltje, O., -jes.

Boezelaar, M., boezelaars. Boezelaartje, O., -jes.

Boezem, M., boezems. Boezempje, O., -jes.

Boezemland, O., -landen.

Boezemrecht, O.

Boezemstand, M., -standen.

Boezemvriend, M., -vrienden.

Boezemwater, O., -wateren.

Boezeroen, O. en M., boezeroenen. Boezeroentje, O., -jes.

Bof, M., boffen. Bofje, O., -jes.

Boffen, bofte, heeft geboft.

Boffer, M., boffers.

Bofferd, M., bofferds.

Bogen, boogde, heeft geboogd.

Bogenmaker, M., -makers.

Boha, ook Boeha.

Bojaar, M., Bojaren.

Bok (dier), M., bokken. Bokje, O., -jes.

Bok (vaartuig), V., bokken.

Bokaal, V., bokalen. Bokaaltje, O., -jes.

Bokachtig, -achtiger, -achtigst.

Bokachtigheid, V., -heden.

Bokkeleder en -leer, en Bokkenleder en -leer, O.

Bokkelederen en -leeren, en Bokkenlederen en -leeren (bnw.).

Bokkenwagen, M., -wagens.

Bokkepruik, V.

Bokkesprong, M., -sprongen.

Bokkevel, O., -vellen.

Bokkig, bokkiger, bokkigst.

Bokkigheid, V., -heden.

Bokking, M., bokkingen. Bokkinkje, O., -jes.

Bokkinghang, M., -hangen.

Bokkingrookerij, V., -rookerijen.

Boksbaard, M.

Boksbeugel, M., -beugels.

Boksblok, O., -blokken.

Boksboon, V.

Bokse, V., boksen.

Boksen, bokste, heeft gebokst.

Bokser, M., boksers.

Bokshoorn en -horen, M., -hoorns en -horens.

Bokspoot, M., -pooten.

Boksvoet (sater), M., -voeten.

Boktor, V., -torren.

Bol, M., bollen. Bolletje, O., -jes.

Bol, boller, bolst.

Bolbaan, V., -banen.

Bolder, M., bolders.

Bolderwagen, M., -wagens.

Boldriehoek, M., -driehoeken.

Boldriehoeksmeting, V.

Bolfunctie, V., -functies.

Bolgewas, O., -gewassen.

Bolheid, V.

Bolk, V., bolken.

Bollaag, V., -lagen.

Bolleboos, M., -boozen.

Bollebuis, V., -buizen; -buisje, O., -jes.

Bollejagen, O.

Bollen, bolde, heeft gebold.

Bollenbakker, M., -bakkers.

Bollig.

Bolligheid, V.

Bolrond.

Bolster, M., bolsters.

Bolsteren, bolsterde, heeft gebolsterd.

Bolton, V., -tonnen.

Bolus, M., bolussen.

Bolvorm, M.

Bolvormig.

Bolvormige-driehoeksmeting, V.

Bolwerk, O., -werken. Bolwerkje, O., -jes.

Bolwerken, bolwerkte, heeft gebolwerkt.

Bolworm, M., -wormen.

Bolzaad, O.

Bom, V., bommen. Bommetje, O., -jes.

Bombardeeren, bombardeerde, heeft gebombardeerd.

Bombardement, O., -menten.

Bombarie, V.

Bombastisch.

Bombazijn, O., bombazijnen.

Bombazijnen (bnw.).

Bombeen, O., -beenen.

Bomgat, O., -gaten.

Bomijs (bom-ijs), O.

Bommel, M., bommels.

Bommen, bomde, heeft gebomd.

Bomschuit, V., -schuiten.

Bon, M., bons. Bonnetje, O., -jes.

Bonbons (mv.).

Bond, M., bonden.

Bondgenoot, M., -genooten.

Bondgenoote, V., -genooten.

Bondgenootschap, O., -schappen.

Bondig, bondiger, bondigst.

Bondigheid, V.

Bondsraad, M.

Bondsstaat en Bondstaat, M., -staten.

Bongel, M., bongels.

Bonis (In -).

Bonk, V.; voor een persoon, M., bonken. Bonkje, O., -jes.

Bonken, bonkte, heeft gebonkt.

Bonker, M., bonkers.

Bonkerig, bonkeriger, bonkerigst.

Bonne, V., bonnes.

Bonnefooi (Op de -).

Bonnet, V., bonnetten. Bonnetje, O., -jes.

Bons, V., bonzen. Bonsje, O., -jes.

Bont, O., bonten. Bontje, O., -jes.

Bont, bonter, bontst.

Bonten (bnw.).

Bontheid, V.

Bontwerk, O.

Bontwerker, M., -werkers.

Bonzen, bonsde, heeft gebonsd.

Bonzing. Zie Bunzing.

Boodschap, V., boodschappen.

Boodschaplooper, M., -loopers.

Boodschappen, boodschapte, heeft geboodschapt.

Boodschapper, M., boodschappers.

Boog, M., bogen. Boogje, O., -jes.

Booglamp, V., -lampen.

Boogschutter, M., -schutters.

Boogswijze en -wijs.

Boogvenster, O., -vensters.

Boom, M., boomen. Boompje, O., -jes.

Boom (slagboom), M., boomen.

Boombast, M., -basten.

Boomblad, O., -bladeren.

Boomen, boomde, heeft geboomd.

Boomgaard, M., -gaarden.

Boomig, boomiger, boomigst.

Boomklerk, M., -klerken.

Boomklimmer, M., -klimmers.

Boomkweeker, M., -kweekers.

Boomstam, M., -stammen.

Boomswijze en -wijs.

Boomtak, M., -takken.

Boomwol, V.

Boon, V., boonen. Boontje, O., -jes.

Booneboom, M., -boomen.

Boonenbrood, O.

Boonenkruid, O.

Boonenmeel, O.

Boonensoep, V.

Boonenstaak, M., -staken.

Boonenveld, O., -velden.

Boor, V., boren. Boortje, O., -jes.

Boor (borium), O.

Boord (rand enz.), M., boorden. Boordje, O., -jes.

Boord (van een schip), O.

Boorden, boordde, heeft geboord.

Boordendoos, V., -doozen.

Boordevol, -volle.

Boordevolletje, O., -jes.

Boordlint, O., -linten.

Boordsel, O., boordsels.

Boorgat, O., -gaten.

Boorijzer, O., -ijzers.

Boorlepel, M., -lepels.

Booromslag, M., -omslagen.

Boorwater, O.

Boorzuur, O.

Boos, boozer, boost.

Boosaardig, -aardiger, -aardigst.

Boosaardigheid, V., -heden.

Boosdoener, M., -doeners.

Boosheid, V., -heden.

Booswicht, M., -wichten.

Boot (een vaartuig), V., booten en boots. Bootje, O., -jes.

Boot (halssieraad), V., booten. Bootje, O., -jes.

Bootsen, bootste, heeft gebootst.

Bootsgezel, M., -gezellen.

Bootshaak, M., -haken.

Bootsman, M., -lieden en -lui.

Bootsmansmaat, M., -maats.

Bootsvolk, O.

Boottocht, M., -tochten.

Bootwerker, M., -werkers.

Booze, M.

Boozigheid, V., -heden.

Borat (ook Brat), O.

Borax, V.

Bord, O., borden. Bordje, O., -jes.

Bordeel, O., bordeelen.

Bordeelhouder, M., -houders.

Bordes, O., bordessen. Bordesje, O., -jes.

Bordig, bordiger, bordigst.

Bordigheid, V.

Bordpapier, O.

Bordpapieren (bnw.).

Borduren, borduurde, heeft geborduurd.

Borduurgaren, O.

Borduurkatoen, O.

Borduurnaald, V., -naalden.

Borduurpatroon, O., -patronen.

Borduurraam, O., -ramen.

Borduursel, O., borduursels.

Borduurster, V., borduursters.

Borduurwerk, O., -werken.

Boren, boorde, heeft geboord.

Borg, M., borgen.

Borgen, borgde, heeft geborgd.

Borgketting, M., -kettingen.

Borgstelling, V., -stellingen.

Borgstrop, M., -stroppen.

Borgtocht, M., -tochten.

Borgtochtelijk.

Boring, V., boringen.

Born, V., bornen.

Borrel, M., borrels. Borreltje, O., -jes.

Borrelen, borrelde, heeft geborreld.

Borrelflesch, V., -flesschen.

Borrelpraat, M.

Borreluur, O.

Borst (lichaamsdeel), V., borsten.

Borst (knaap), M., borsten.

Borstbeeld, O., -beelden; -beeldje, O., -jes.

Borstbeen, O.

Borstel, M., borstels. Borsteltje, O., -jes.

Borstelachtig.

Borstelen, borstelde, heeft geborsteld.

Borstelig, borsteliger, borsteligst.

Borstharnas, O., -harnassen.

Borsthouder, M., -houders.

Borstkas, V.

Borstklep. V., -kleppen.

Borstkruiden, mv., O.

Borstkruis, O., -kruisen.

Borstkwaal, V., -kwalen.

Borstlijder, M., -lijders.

Borstplaat, V., -platen; -plaatje, O., -jes.

Borstwering, V., -weringen.

Borst (ziekte), O.

Bos (bundel), M. en O., bossen. Bosje, O., -jes.

Bos (bus), V., bossen. Bosje, O., -jes.

Bosch, O., bosschen. Boschje, O., -jes.

Boschachtig, -achtiger, -achtigst.

Boschbes, V., -bessen.

Boschbrand, M., -branden.

Boschduif, V., -duiven.

Boschduivel, M., -duivels.

Boschgeus, M., -geuzen.

Boschgrond, M., -gronden.

Boschjesman, M., -mannen.

Boschwachter, M., -wachters.

Bosschage, O., bosschages.

Bossen, boste, heeft gebost.

Bosser, M., bossers.

Bossing, V., bossingen.

Boston, O.

Bostontafeltje, O., -tafeltjes.

Bot (visch), V., botten. Botje, O., -jes.

Bot (knop), V., botten. Botje, O., -jes.

Bot (been), O., botten. Botje, O., -jes.

Bot, botter, botst.

Botanie, V.

Botanisch.

Botaniseeren, botaniseerde, heeft gebotaniseerd.

Botboer, M., -boeren.

Boter, V. Botertje, O., -jes.

Boterbiesje, O., -biesjes.

Boterbloem, V., -bloemen; -bloempje, -bloemetje, O., -jes.

Boterboer, M., -boeren.

Botercontrôle, V.

Boteren, boterde, heeft geboterd.

Boterfabriek, V., -fabrieken.

Boterham, V., -hammen; -hammetje, O., -jes.

Boterletter, V., -letters.

Boterpot, M., -potten.

Botersaus, V., -sausen.

Boterspaan, V., -spanen.

Botertand, M., -tanden.

Boterton, V., -tonnen.

Botervat, O., -vaten, -vaatje, O., -vaatjes.

Botervlootje, O., -jes.

Boterwaag, V., -wagen.

Boterwarmer, M., -warmers.

Boterwet, V.

Boterzuur, O.

Botheid, V., -heden.

Botmuil, M. en V., -muilen.

Bots, V., botsen. Botsje, O., -jes.

Botsen, botste, heeft gebotst.

Botsing, V., botsingen.

Bottel, V., bottels.

Bottelarij, V., bottelarijen.

Bottelen, bottelde, heeft gebotteld.

Bottelier, M., bottelieren en botteliers.

Botteliersmaat, M., -maats.

Botteloef, M., -loeven.

Botten, botte, is gebot.

Botter, M., botters.

Botterik, M., botteriken.

Botuit (bot-uit).

Botvieren, vierde bot, heeft botgevierd.

Botwagen, M., -wagens.

Botweg.

Boud, bouder, boudst.

Bouffante, V., bouffantes.

Bougie, V., bougies.

Bouillon, M.

Bouillonkop, M., -koppen.

Bouquet, M., bouquetten. Bouquetje, O., -jes.

Bout (ijzeren staaf, been enz.), M., bouten. Boutje, O., -jes.

Bout (eendvogel), M., bouten.

Boutgat, O., -gaten.

Boutig, boutiger, boutigst.

Boutje (liefje), O., -jes.

Bouw, M.

Bouwboer, M., -boeren.

Bouwcommissie, V., -commissies.

Bouwdoos, V., -doozen.

Bouwen, M., bouwens.

Bouwen, bouwde, heeft gebouwd.

Bouwer, M., bouwers.

Bouwerij, V., bouwerijen.

Bouwgereedschap, O., -schappen.

Bouwgrond, M., -gronden.

Bouwheer, M., -heeren.

Bouwing, V.

Bouwknecht, M., -knechts.

Bouwkundige, M., -kundigen.

Bouwkunst, V.

Bouwland, O.

Bouwman, M., -lieden en -lui.

Bouwmateriaal, O., -materialen.

Bouwmeester, M., -meesters.

Bouwsteen, M., -steenen.

Bouwstijl, M., -stijlen.

Bouwstof, V., -stoffen.

Bouwterrein, O., -terreinen.

Bouwtijd, M.

Bouwtrant, M.

Bouwvak, O.

Bouwval, M., -vallen.

Bouwvallig, -valliger, -valligst.

Bouwvalligheid, V.

Bouwverordening, V., -verordeningen.

Boven.

Bovenaan.

Bovenaardsch.

Bovenal.

Bovenarm, M., -armen.

Bovenbeschreven.

Bovenbroek, V., -broeken.

Bovendien.

Bovendrijven, dreef boven, dreven boven, heeft bovengedreven.

Bovengemeld.

Bovengenoemd.

Bovenhuis, O., -huizen.

Bovenkamer, V., -kamers; -kamertje, O., -jes.

Bovenlander, M., -landers.

Bovenlucht, V.

Bovenmate.

Bovenmenschelijk.

Bovennatuurkunde, V.

Bovennatuurlijk.

Bovenop.

Bovenstaand.

Bovenste.

Bovenuit.

Bovenzinnelijk.

Bowl, M., bowl's.

Boycotten, boycotte, heeft geboycot.

Braadaal, M., -alen.

Braadappel, M., -appelen en -appels.

Braadharing, M., -haringen.

Braadoven, M., -ovens.

Braadpan, V., -pannen.

Braadslede en -slee, V., -sleden en -sleeën.

Braadspit, O., -speten en -spitten.

Braadvet, O.

Braaf, braver, braafst.

Braafheid, V.

Braak, V.

Braak (- liggen).

Braakland, O.

Braakloop, M.

Braakmiddel, O., -middelen; -middeltje, O., -jes.

Braaknoot, V., -noten.

Braakpoeder en -poeier, O.; (geneesmiddel), V., -poeders en -poeiers;
-poedertje en -poeiertje, O., -jes.

Braaksel, O.

Braakwortel, M., -wortels.

Braam, V., bramen. Braampje, O., -jes.

Braambosch, O., -bosschen.

Braamstruik, M., -struiken.

Brabander, M., Brabanders.

Brabant, O.

Brabantsch.

Brabbelaar, M., brabbelaars.

Brabbelen, brabbelde, heeft gebrabbeld.

Brabbeltaal, V.

Bracelet, M., braceletten.

Brachycephaal.

Braden, braadde, heeft gebraden.

Brak (jachthond), M., brakken.

Brak (ook Barak), V., brakken.

Brak, brakker brakst.

Braken, braakte, heeft gebraakt.

Braker, M., brakers.

Brakheid, V.

Braking, V., brakingen.

Brallen, bralde, heeft gebrald.

Bram, M., brammen.

Bramra, V., -raas.

Bramsteng, V., -stengen.

Bramzeil, O., -zeilen.

Brancard, M., brancards.

Brand, M., branden. Brandje, O., -jes.

Brandalarm, O.

Brandassurantie, V., -assurantiën.

Brandbaar, -baarder, -baarst.

Brandbaarheid, V.

Brandbrief, M., -brieven.

Brandemmer, M., -emmers.

Brandemoris, M. Brandemorisje, O., -jes.

Branden, brandde, heeft gebrand.

Brandendheet, -heete.

Brander, M., branders.

Branderig, branderiger, branderigst.

Branderigheid, V.

Branderij, V., branderijen.

Brandewijn, M., -wijnen; -wijntje, O., -jes.

Brandgevaar, O.

Brandhaak, M., -haken.

Brandhout, O.

Brandig, brandiger, brandigst.

Brandigheid, V.

Brandijzer, O., -ijzers.

Branding, V., brandingen.

Brandkast, V., -kasten.

Brandkraan, V., -kranen.

Brandladder, V., -ladders.

Brandlucht, V.

Brandmeester, M., -meesters.

Brandmerk, O., -merken.

Brandmerken, brandmerkte, heeft gebrandmerkt.

Brandnetel, V., -netels.

Brandoven, M., -ovens.

Brandpenning, M., -penningen.

Brandpiket, O., -piketten.

Brandpunt, O., -punten.

Brandschatten, brandschatte, heeft gebrandschat.

Brandschatting, V., -schattingen.

Brandschel, V., -schellen.

Brandscherm, O., -schermen.

Brandschilderen, brandschilderde, heeft gebrandschilderd.

Brandslang, V., -slangen.

Brandspiegel, M., -spiegels; -spiegeltje, O., -jes.

Brandspuit, V., -spuiten; -spuitje, O., -jes.

Brandspuithuisje, O., -huisjes.

Brandstapel, M., -stapels.

Brandstichten, O.

Brandstichter, M., -stichters.

Brandstof, V., -stoffen.

Brandvrij.

Brandwaarborgmaatschappij, V., -maatschappijen.

Brandwacht, V., als persoon M.

Brandweer, V.

Brandweerkazerne, V., -kazernes.

Brandweerman, M., -mannen.

Brandwonde, V., -wonden.

Brandzeil, O., -zeilen.

Brani, M., brani's.

Bras, M., brassen.

Brasem, M., brasems. Brasempje, O., -jes.

Braspartij, V., -partijen.

Brassen, braste, heeft gebrast.

Brasser, M., brassers.

Brasserij, V., brasserijen.

Brat (ook Borat), O.

Bravade, V., bravades.

Braveeren, braveerde, heeft gebraveerd.

Bravo-geroep, O.

Breed, breeder, breedst.

Breedheid, V.

Breedsprakig, -sprakiger, -sprakigst.

Breedsprakigheid, V.

Breedte, V., breedten.

Breedtecirkel, M., -cirkels.

Breedtegraad, M., -graden.

Breedvoerig, -voeriger, -voerigst.

Breedvoerigheid, V.

Breedvoetig, -voetiger, -voetigst.

Breefok, V., -fokken.

Breekbaar, -baarder, -baarst.

Breekbaarheid, V.

Breekbeitel, M., -beitels.

Breekijzer, O., -ijzers.

Breeuwen, breeuwde, heeft gebreeuwd.

Breeuwer, M., breeuwers.

Breeuwhamer, M., -hamers.

Breeuwstoel, M., -stoelen.

Breidel, M., breidels. Breideltje, O., -jes.

Breidelen, breidelde, heeft gebreideld.

Breideling, V., breidelingen.

Breidelloos, -loozer, -loost.

Breien, breide, heeft gebreid.

Breier, M., breiers.

Breigaren, O.

Breigoed, O.

Breikatoen, O.

Breiklos, M., -klossen.

Breikoker, M., -kokers.

Breikous, V., -kousen; -kousje, O., -jes.

Breimachine, V., -machines.

Brein (de hersenen), O.

Breinaald, V., -naalden.

Breipen, V., -pennen.

Breischool, V., -scholen; -schooltje, O., -jes.

Breister, V., breisters.

Breitobbetje, O., -tobbetjes.

Breiwerk, O.

Breiwol, V.

Breizak, M., -zakken.

Brekebeen, M., -beenen.

Breken, brak, braken, heeft en is gebroken.

Brekespel, M. en V., -spellen.

Breking, V.

Brem, V.

Bremstruik, M., -struiken.

Brengen, bracht, heeft gebracht.

Brenger, M., brengers.

Brengster, V., brengsters.

Bres, V., bressen.

Bretel, V., bretellen en bretels.

Breuk, V., breuken. Breukje, O., -jes.

Breukband, M., -banden.

Brevier, O., brevieren.

Brief, M., brieven. Briefje, O., -jes.

Briefkaart, V., -kaarten.

Briefkaartenalbum, O., -albums.

Briefport en Briefporto, O., -porto's.

Briefwisseling, V.

Bries, V. Briesje, O., -jes.

Brieschen, brieschte, heeft gebriescht.

Brievenbesteller, M., -bestellers.

Brievenboek, O., -boeken.

Brievenbus, V., -bussen.

Brievendekker, M., -dekkers.

Brievenpost (bode), M., -posten.

Brievenpost (posterij), V., -posten.

Brieventasch, V., -tasschen; -taschje, O., -jes.

Brievenweger, M., -wegers.

Brievenzak, M., -zakken.

Brigade, V., brigaden en brigades.

Brigadier, M., brigadiers.

Brij, V., brijen.

Brijn (zoutwater), O.

Brijzel, V., brijzelen en brijzels. Brijzeltje, O., -jes.

Brijzelen, brijzelde, heeft gebrijzeld.

Brik, V., brikken.

Briket, V., briketten.

Briksteen, M., -steenen.

Bril, M., brillen. Brilletje, O., -jes.

Briljant, M., briljanten.

Briljant, ook Brillant.

Brilledoos, V., -doozen.

Brilleglas, O., -glazen.

Brillen, brilde, heeft gebrild.

Brillenhuisje, O., -huisjes.

Brillenmaker, M., -makers.

Brillenslijper, M., -slijpers.

Brink, M., brinken.

Brit, M., Britten.

Britannië, O.

Britannisch.

Brits, V., britsen.

Britsch.

Britsen, britste, heeft gebritst.

Broche, V., broches.

Brochure, V., brochures.

Broddelaar, M., broddelaars.

Broddelen, broddelde, heeft gebroddeld.

Broddelwerk, O.

Brodden, brodde, heeft gebrod.

Broed, O.

Broeden, broedde, heeft gebroed.

Broeder, M., broeders en broederen.

Broederdienst, M.

Broederlijk, -lijker, -lijkst.

Broederlijkheid, V.

Broederloos, -looze.

Broedermoord, M., -moorden.

Broeder-overste, M., -oversten.

Broederschap (de betrekking), O.; (vereeniging van broeders), V.,
-schappen.

Broedertje (gebakje), O., -jes.

Broedsch.

Broedschheid, V.

Broedsel, O., broedsels.

Broedplaats, V., -plaatsen.

Broedstoof, V., -stoven; -stoofje, O., -jes.

Broeibak, M., -bakken.

Broeieend, V., -eenden.

Broeiei, O., -eieren.

Broeien, broeide, heeft gebroeid.

Broeierij, V., broeierijen.

Broeihen, V., -hennen.

Broeiing, V.

Broeikas en -kast, V., -kassen en -kasten.

Broeikuip, V., -kuipen.

Broeinest, O., -nesten.

Broeioven, M., -ovens.

Broeisel, O., broeisels.

Broeitijd, M.

Broek (kleedingstuk), V., broeken. Broekje, O., -jes.

Broek (bedijkt land), V.

Broek (moerassig land), O.

Broeken, broekte, heeft gebroekt.

Broekengoed, O.

Broekenstof en Broekstof, V.

Broeksband, M., -banden.

Broekspijp, V., -pijpen.

Broekzak, M., -zakken.

Broer, M., broers. Broertje, O., -jes.

Brok, M. en O., brokken. Brokje, O., -jes.

Brokkelen, brokkelde, heeft gebrokkeld.

Brokkelig, brokkeliger, brokkeligst.

Brokkeling, V., brokkelingen.

Brokken, brokte, heeft gebrokt.

Brombeer, M., -beren.

Bromkever, M., -kevers.

Brommen, bromde, heeft gebromd.

Brommer, M., brommers.

Brommig, brommiger, brommigst.

Bromvlieg, V., -vliegen.

Bron, V., bronnen.

Bronnenstudie, V.

Brons, O., bronzen.

Bronskleur, V.

Bronskleurig.

Bronsperiode, V.

Bronst, V.

Bronsten, bronstte, heeft gebronst.

Bronstig, bronstiger, bronstigst.

Bronsttijd, M.

Bronwater, O., -wateren.

Bronzen, bronsde, heeft gebronsd.

Bronzen (bnw.).

Brood, O., brooden. Broodje, O., -jes.

Broodbakker, M., -bakkers.

Broodbakkerij, V., -bakkerijen.

Brooddronken, -dronkener, -dronkenst.

Brooddronkenheid, V.

Broodeloos, -looze.

Broodfabriek, V., -fabrieken.

Broodkar, V., -karren.

Broodmand, V., -manden.

Broodmes, O., -messen.

Broodnijd, M.

Broodnoodig.

Broodschrijver, M., -schrijvers.

Broodsgebrek, O.

Broodsuiker, V.

Broodtrommel, V., -trommels.

Broodwinning, V., -winningen.

Broodzetting, V., -zettingen.

Broos, V., brozen. Broosje, O., -jes.

Broos, brozer, broost.

Broosheid, V.

Bros, brosser, brost.

Brosheid, V.

Brouillon, O., brouillons.

Brouwen (bier), brouwde, heeft gebrouwen.

Brouwen (met de stem), brouwde, heeft gebrouwd.

Brouwer, M., brouwers.

Brouwerij, V., brouwerijen.

Brouwerspaard, O., -paarden.

Brouwerswagen, M., -wagens.

Brouwhuis, O., -huizen.

Brouwketel, M., -ketels.

Brouwkuip, V., -kuipen.

Brouwsel, O., brouwsels.

Brouwster, V., brouwsters.

Brug, V., bruggen. Bruggetje en Brugje, O., -jes.

Brugbalans, V., -balansen.

Bruggegeld, O.

Bruggenhoofd, O., -hoofden.

Bruggewachter, M., -wachters.

Brui, M.

Bruid, V., bruiden. Bruidje, O., -jes.

Bruidegom en Bruigom, M., bruidegoms en bruigoms.

Bruidsbouquet, M., -bouquetten.

Bruidsdagen (mv.), M.

Bruidsgift, V., -giften.

Bruidsjapon, V., -japonnen en -japons.

Bruidsjonker, M., -jonkers.

Bruidskleed, O., -kleederen en -kleeren.

Bruidsmeisje, O., -meisjes.

Bruidspartij, V., -partijen; -partijtje, O., -jes.

Bruidsschat, M., -schatten.

Bruidsstoet, M.

Bruidssuiker, V., -suikers.

Bruidstijd, M.

Bruidstranen (mv.), M.

Bruidszuster, V., -zusters.

Bruien, bruide, heeft en is gebruid.

Bruier, M., bruiers.

Bruierij, V., bruierijen.

Bruigomspijp, V., -pijpen.

Bruikbaar, -baarder, -baarst.

Bruikbaarheid, V.

Bruiker, M., bruikers.

Bruikleen, O., -leenen.

Bruiloft, V., bruiloften.

Bruiloftsdag, M., -dagen.

Bruiloftsdicht, O., -dichten.

Bruiloftsdisch, M.

Bruiloftsfeest, O., -feesten.

Bruiloftsgast, M. en V., -gasten.

Bruiloftskleed, O., -kleederen en -kleeren.

Bruiloftslied, O., -liederen; -liedje, O., -jes.

Bruiloftsmaal, O., -malen.

Bruiloftsvers, O., -verzen; -versje, O., -jes.

Bruin, bruiner, bruinst.

Bruin (bruin paard), M., bruinen. Bruintje, O., -jes.

Bruin (bruine kleur), O.

Bruinachtig, -achtiger, -achtigst.

Bruineeren, bruineerde, heeft gebruineerd.

Bruineerijzer, O., -ijzers.

Bruineersel, O.

Bruineerstaal, O.

Bruinen, bruinde, heeft en is gebruind.

Bruingeel, -gele.

Bruinheid, V.

Bruinkolen (mv.), V.

Bruinkoolbriket, V., -briketten.

Bruinoog, M. en V., -oogen.

Bruinoogig.

Bruinsteen, O.

Bruinvisch, M., -visschen; -vischje, O., -jes.

Bruis, V. en O.

Bruisen, bruiste, heeft gebruist.

Bruispoeder en -poeier, O.

Brulboei, V., -boeien.

Brullen, brulde, heeft gebruld.

Brunet, V., brunetten. Brunetje, O., -jes.

Brusk.

Brutaal, brutaler, brutaalst.

Brutaliseeren, brutaliseerde, heeft gebrutaliseerd.

Brutaliteit, V., brutaliteiten.

Bruto.

Bruto-gewicht, O., -gewichten.

Bruto-winst, V., -winsten.

Budget, O., budgetten en budgets.

Budgetrecht, O.

Buffel, M., buffels. Buffeltje, O., -jes.

Buffelachtig, -achtiger, -achtigst.

Buffelachtigheid, V., -heden.

Buffelen, buffelde, heeft gebuffeld.

Buffelhuid, V., -huiden.

Buffeljacht, V., -jachten.

Buffelleder en -leer, O.

Buffelvel, O., -vellen.

Buffer, M., buffers.

Bufferstaat, M., -staten.

Buffet, O., buffetten. Buffetje, O., -jes.

Buffetjuffrouw, V., -juffrouwen.

Buffetmaatschappij, V.

Bui, V., buien. Buitje, O., -jes.

Buidel (ook Buil), M., buidels (builen). Buideltje, O., -jes.

Buideldier, O., -dieren.

Buien, buide, heeft gebuid.

Buigbaar, -baarder, -baarst.

Buigbaarheid, V.

Buigen, boog, bogen, heeft en is gebogen.

Buigijzer, O., -ijzers.

Buiging, V., buigingen. Buiginkje, O., -jes.

Buigpunt, O., -punten.

Buigspier, V., -spieren.

Buigtang, V., -tangen.

Buigzaam, -zamer, -zaamst.

Buigzaamheid, V.

Buiig, buiiger, buiigst.

Buiigheid, V.

Buik, M., buiken. Buikje, O., -jes.

Buikholte, V.

Buikig, buikiger, buikigst.

Buikloop, M.

Buikpijn, V., -pijnen.

Buikriem, M., -riemen.

Buikspreken, O.

Buikspreker, M., -sprekers.

Buikvlies, O.

Buikvliesontsteking, V., -ontstekingen.

Buikziek.

Buikziekte, V., -ziekten.

Buil (gezwel), V., builen. Builtje, O., -jes.

Buil (buidel; meelbuil), M., builen.

Buildoek, O.

Builen, builde, heeft gebuild.

Builkist, V., -kisten.

Builzolder, M., -zolders.

Buis (pijp), V., buizen. Buisje, O., -jes.

Buis (haringbuis), V., buizen. Buisje, O., -jes.

Buis (kleedingstuk), O., buizen. Buisje, O., -jes.

Buisjesdag, M.

Buit, M.

Buitelaar, M., buitelaars.

Buitelen, buitelde, heeft en is gebuiteld.

Buiteling, V., buitelingen.

Buiten, buitte, heeft gebuit.

Buiten (lustplaats), O., buitens. Buitentje, O., -jes.

Buiten.

Buitenband, M., -banden.

Buitenbeentje, O., -jes.

Buitendeur, V., -deuren.

Buitendien.

Buitendijks.

Buitendrijven, dreef buiten, dreven buiten, heeft buitengedreven.

Buitengaats.

Buitengemeen, -gemeener, -gemeenst.

Buitengemeente, V., -gemeenten.

Buitengewoon, -gewoner, -gewoonst.

Buitenhof, O.

Buitenkansje, O., -jes.

Buitenland, O., -landen.

Buitenlander, M., -landers.

Buitenlandsch.

Buitenmoeder, V., -moeders.

Buitenplaats, V., -plaatsen.

Buitenpost, M., -posten.

Buitensdijks.

Buitenshuis.

Buitenslands.

Buitensluiten, sloot buiten, sloten buiten, heeft buitengesloten.

Buitensluiting, V.

Buitensporig, -sporiger, -sporigst.

Buitensporigheid, V., -heden.

Buitenstaan, staat buiten, stond buiten, heeft buitengestaan.

Buitenste.

Buitentijds en Buitenstijds.

Buitenvader, M., -vaders.

Buitenwaarts.

Buitenwacht, V., -wachten.

Buitenwerks.

Buitenwerpen, wierp buiten, heeft buitengeworpen.

Buitmaken, maakte buit, heeft buitgemaakt.

Buizerd, M., buizerds.

Bukken, bukte, heeft gebukt.

Buks, V., buksen. Buksje, O., -jes.

Bul (stier), M., bullen. Bulletje, O., -jes.

Bul (oorkonde), V., bullen.

Bul (koek), V.

Bulderaar, M., bulderaars.

Bulderbast, M., -basten.

Bulderen, bulderde, heeft gebulderd.

Bulderig, bulderiger, bulderigst.

Bulhond, M., -honden; -hondje, O., -jes.

Bulken, bulkte, heeft gebulkt.

Bullebak, M., bullebakken.

Bullegeld, O.

Bulleman, M.

Bullenbijter, M., -bijters.

Bullepees, V., -pezen.

Bulletin, O., bulletins.

Bulster, V., bulsters.

Bult, M., bulten. Bultje, O., -jes.

Bultachtig.

Bultenaar, M., bultenaars.

Bultig, bultiger, bultigst.

Bultzak, M., -zakken.

Bun, V., bunnen. Bunnetje, O., -jes.

Bundel, M., bundels. Bundeltje, O., -jes.

Bunder, O., bunders.

Bunderbundersgelijk.

Bundergeld, O., -gelden.

Bungelen, bungelde, heeft gebungeld.

Bunzing (ook Bonzing), M., bunzingen en bunzings (bonzingen en
bonzings). Bunzinkje en bonzinkje, O., -jes.

Burcht, M., burchten.

Burchtheer, M., -heeren.

Burchtplein, O., -pleinen.

Bureau, O., bureau's.

Bureaukosten (mv.), M.

Bureaulamp, V., -lampen.

Bureaulist, M., bureaulisten.

Bureauliste, V., bureaulisten.

Bureaustoel, M., -stoelen.

Bureel, O., bureelen. Bureeltje, O., -jes.

Bureelist, M., bureelisten.

Buren, buurde, heeft gebuurd.

Burengerucht, O.

Burg, M., burgen. Burgje, O., -jes.

Burgemeester, M., -meesters.

Burgemeesterlijk.

Burgemeestersambt, O.

Burgemeestersbuik, M., -buiken.

Burgemeesterschap, O.

Burgemeesterskamer, V.

Burgemeestersplaats, V., -plaatsen.

Burger, M., burgers. Burgertje, O., -jes.

Burgerbestaan, O.

Burgeres, V., burgeressen.

Burgerij, V., burgerijen.

Burgerjongen, M., -jongens.

Burgerkind, O., -kinderen.

Burgerklasse, V.

Burgerkleeding, V.

Burgerleeraar, M., -leeraren.

Burgerlijk, -lijker, -lijkst.

Burgerlijkheid, V.

Burgerman, M., -lieden en -lui.

Burgermanachtig.

Burgeroorlog, O., -oorlogen.

Burgerplicht, M., -plichten.

Burgerrecht, O., -rechten.

Burgerschap (burgerij), V.; (burgerrecht), O.

Burgerschapsrecht, O., -rechten.

Burgerschool, V., -scholen.

Burgerstand, M.

Burgervader, M., -vaders.

Burgervrouw, V., -vrouwen.

Burggraaf, M., -graven.

Burgwal, M., -wallen.

Burlesk.

Burrie (voor Berrie), V., burries.

Bus (bos), V., bussen. Busje, O., -jes.

Busdokter, M., -dokters.

Buskruit, O.

Buskruitfabriek, V., -fabrieken.

Buslichting, V., -lichtingen.

Buspraktijk, V.

Bussel, M., bussels. Busseltje, O., -jes.

Busselen, busselde, heeft gebusseld.

Bussen, buste, heeft gebust.

Buste, V., busten en bustes.

But, V., butten.

Buur, M., buren. Buurtje, O., -jes.

Buurman, M., -lieden en -lui.

Buurmansgek, M.

Buurschap (buurt), V., -schappen; (betrekking als buur), O.

Buurt, V., buurten.

Buurtmeester, M., -meesters.

Buurtspoorweg, M., -spoorwegen.

Buurtverkeer, O.

Buurvrijer, M., -vrijers.

Buurvrouw, V., -vrouwen.



C


C, V., c's.

Cabaal, O., cabalen.

Cabretleder en -leer, O.

Cabretleeren (bnw.).

Cabriolet, V., cabrioletten.

Cacao, V.

Cacaoboter, V.

Cachelot, M., cachelotten.

Cache-nez, M., cache-nez's.

Cachet, O., cachetten. Cachetje, O., -jes.

Cachot, O., cachotten.

Cachou, V.

Cacographie, V., cacographieën.

Cactus, V., cactussen.

Cadanceeren, cadanceerde, heeft gecadanceerd.

Cadans, V.

Cadaver, O., cadavers.

Cadeau, O., cadeau's. Cadeautje, O., -jes.

Cadet (militaire kweekeling), M., cadetten en cadets.

Caesuur, V., caesuren.

Café, O., café's; cafeetje, O., -jes.

Caféhouder, M., -houders.

Cahier (schrijfboek), O., cahiers.

Calangeeren, calangeerde, heeft gecalangeerd.

Calêche (ook Kales), V., calêches.

Caleidoscoop, M., caleidoscopen.

Calligraaf, M., calligrafen.

Calligraphie, V.

Calorie, V., calorieën.

Calorifère, M., calorifères.

Calqueeren, calqueerde, heeft gecalqueerd.

Calvinisme, O.

Calvinist, M., Calvinisten.

Camee, V., cameeën.

Camera, V., camera's.

Campagnejaar, O., -jaren.

Canaille (ook Kanalje), (menigte), O.; (persoon), V.

Canapé, V., canapé's.

Canapé-kussen, O., -kussens.

Candelaber, V., candelabers.

Candidaat, M., candidaten.

Candidaat-notaris, M., candidaat-notarissen.

Candidaats-examen, O., -examens en -examina.

Candidatuur, V., candidaturen.

Canon (regel) M., canons.

Canoniek, canonieke.

Cantate, V., cantaten en cantates.

Cantine, V., cantines.

Caoutchouc, O.

Capaciteiten-stelsel, O.

Capillair.

Capitool, O.

Capitulatie, V., capitulatiën en capitulaties.

Capituleeren, capituleerde, heeft gecapituleerd.

Caprice, V., caprices.

Capricieus, capricieuzer, capricieust.

Carambole, V., caramboles.

Carbolgaas, O.

Cardinaal (bnw.), cardinale.

Carga, V.

Cargadoor, M., cargadoors.

Caricatuur, V., caricaturen. Caricatuurtje, O., -jes.

Carillon, O., carillons.

Carnaval, O.

Carré, O., carré's.

Carton (verbeterblad en schets), O., cartons.

Casino, O., casino's.

Cassa, V.

Cassatie, V.

Casueel, casueele.

Catacombe, V., catacomben en catacombes.

Catalogiseeren, catalogiseerde, heeft gecatalogiseerd.

Catalogus, M., catalogussen.

Catarrhaal, catarrhale.

Catechetisch.

Catechisatie, V., catechisatiën en catechisaties.

Catechisatiekamer, V., -kamers.

Catechiseeren, catechiseerde, heeft gecatechiseerd.

Catechiseermeester, M., -meesters.

Catechismus, M., catechismussen.

Categorie, V., categorieën.

Categorisch.

Catholicisme, O.

Catholiek en Katholiek (bnw.), -lieke.

Catholiek en Katholiek, M., catholieken en katholieken.

Cautie, V.

Cavalcade, V., cavalcades.

Cavalerie, V.

Cavaleriekazerne, V., -kazernen.

Cavalerie-officier, M., -officieren.

Cavalerist, M., cavaleristen.

Caveeren, caveerde, heeft gecaveerd.

Cayenne-peper, V.

Cedel en Ceel, V., cedelen, cedels en ceelen. Cedeltje en ceeltje,
O., -jes.

Ceder, M., cederen en ceders.

Cederachtig.

Cederen (bnw.).

Ceel. Zie Cedel.

Ceintuur, V., ceinturen. Ceintuurtje, O., -jes.

Ceintuurbaan, V., -banen.

Cel, V., cellen. Celletje, O., -jes.

Celebriteit, V., celebriteiten.

Celibaat, O.

Cellebroer, M., -broers.

Cellist, M., cellisten.

Cellulair.

Celstraf, V., -straffen.

Celvormig.

Cement, O., cementen.

Censor, M., censoren en censors.

Census, M.

Censuur, V.

Cent, M., centen en cents. Centje, O., -jes.

Centenaar, M., centenaars.

Centiare, V., centiaren en centiares.

Centigram, O., centigrammen.

Centiliter, M., centiliters.

Centimeter, M., centimeters.

Centraal, centrale.

Centraalstation, O., -stations.

Centrale, V., centralen.

Centralisatie, V.

Centraliseeren, centraliseerde, heeft gecentraliseerd.

Centrifugaal, -fugale.

Centrum, O., centra.

Ceremonie, V., ceremoniën en ceremonies.

Ceremonieel, O.

Ceremoniemeester, M., -meesters.

Certificaat, O., certificaten.

Certificeeren, certificeerde, heeft gecertificeerd.

Champagne (wijn), M.

Champagneglas, O., -glazen.

Champignon, M., champignons.

Chaos, M.

Charade, V., charades.

Charivari, O., charivari's.

Charmant, charmanter, charmantst.

Charter, O., charters.

Chassinet, O., chassinetten. Chassinetje, O., -jes.

Chauffeur, M., chauffeurs.

Chauffeurspet, V., -petten.

Chef, M., chefs.

Chemicaliën (mv.).

Chemie, V.

Chemisch.

Chenille, V., chenilles.

Cherub, M., Cherubs.

Cherubijn, M., Cherubijnen. Cherubijntje, O., -jes.

Chicane, V., chicanes.

Chicaneeren, chicaneerde, heeft gechicaneerd.

Chicaneur, M., chicaneurs.

Chiffonnière, V., chiffonnières.

Chijl, V.

Chinaasappel, M., -appels en -appelen.

Chinees, M., Chineezen.

Chineesch.

Chineesch, O.

Chirurg, M., chirurgen.

Chirurgie, V.

Chirurgijn, M., chirurgijns.

Chirurgisch.

Chloor, V. en O.

Chloroform, V.

Chloroformiseeren, chloroformiseerde, heeft gechloroformiseerd.

Chocolade en Chocola, V. Chocolaadje, O., -jes.

Chocolaketel, M., -ketels.

Cholera, V.

Cholerabacil, M.

Cholerabarak, V., -barakken.

Choleradrank, M.

Cholera-epidemie, V., -epidemieën.

Choleralijder, M., -lijders.

Chrestomathie, V., chrestomathieën.

Christelijk, -lijker, -lijkst.

Christen, M., Christenen.

Christendom, O.

Christenheid, V.

Christenmensch, O., -menschen.

Christin, V., Christinnen.

Christus, M.

Chronisch.

Chronologie, V., chronologieën.

Chronometer, M., chronometers.

Chrysanthemum, V., chrysanthemums.

Chrysoliet, M., chrysolieten.

Ciborie, O., ciboriën en cibories.

Cichorei (ook Suikerij), V.

Cider, M.

Cigarette, V., cigaretten.

Cigarettenkoker, M., -kokers.

Cijfer, O., cijfers. Cijfertje, O., -jes.

Cijferaar, M., cijferaars.

Cijferen, cijferde, heeft gecijferd.

Cijferschrift, O.

Cijfertelegram, O., -telegrammen.

Cijns, M., cijnzen.

Cijnsbaar, -bare.

Cinematograaf, M., -grafen.

Cipier, M., cipiers.

Circa.

Circulaire, V., circulaires.

Circulatie, V.

Circulatiebank, V., -banken.

Circuleeren, circuleerde, heeft gecirculeerd.

Circus, M., circussen.

Cirkel, M., cirkels. Cirkeltje, O., -jes.

Cirkelgang, M., -gangen.

Cirkelomtrek, M., -omtrekken.

Citaat, O., citaten. Citaatje, O., -jes.

Citadel, V., citadellen.

Citeeren, citeerde, heeft geciteerd.

Citer, V., citers.

Citroen, M., citroenen. Citroentje, O., -jes.

Citroenlimonade, V.

Citroenpers, V., -persen.

Civetkat, V., -katten.

Civiel, civieler, civielst.

Civiel-ingenieur, M., civiel-ingenieurs.

Civilist, M., civilisten.

Classicaal, classicale.

Classicisme, O.

Classiek, classieke.

Classis, V., classes.

Clausule, V., clausules.

Cleresie en Cleresij, V.

Clericaal, M., clericalen.

Clericalisme, O.

Clerus, M.

Cliché, O., cliché's.

Cliënt, M., cliënten.

Cliënte, V., cliënten.

Cliënteele, V.

Climax, M.

Cliniek, V.

Clinisch.

Closet, O., closets.

Closetpapier, O.

Clown, M., clowns.

Club, V., clubs.

Clubgeest, M.

Cochenille, V.

Code, M., codes.

Codex, M., codices.

Codicil, O., codicillen.

Codille.

Coëfficiënt, M., coëfficiënten.

Cognac, M. Cognacje, O., -jes.

Cognacgrog, M.

Cognacstelletje, O., -stelletjes.

Cognossement, O., cognossementen.

Cokes (mv.), V.

Cokesbak, M., -bakken.

Collatie, V., collatiën en collaties.

Collation, O., collations.

Collationneeren, collationneerde, heeft gecollationneerd.

Collectant, M., collectanten.

Collecte, V., collecten en collectes.

Collecte-bus, V., -bussen; -busje, O., -jes.

Collecteeren, collecteerde, heeft gecollecteerd.

Collecte-zak, M., -zakken; -zakje, O., -jes.

Collectie, V., collectiën en collecties.

Collega, M., collega's.

College, O., colleges.

Colonne, V., colonnen en colonnes.

Colportage, V.

Colporteur, M., colporteurs.

Combinatie, V., combinatiën en combinaties.

Combineeren, combineerde, heeft gecombineerd.

Comedie (blijspel), V., comediën en comedies.

Comfort, O.

Comisch.

Comité, O., comité's.

Commandant, M., commandanten.

Commandantsvrouw, V., -vrouwen.

Commandeeren, commandeerde, heeft gecommandeerd.

Commandement, O., commandementen.

Commandeur, M., commandeurs en commandeuren.

Commandeurskruis, O., -kruisen.

Commanditair.

Commando, O., commando's.

Commando-brug, V., -bruggen.

Commensaal, M., commensalen.

Commentaar, M., commentaren.

Commersen, commerste, heeft gecommerst.

Commersspel, O., -spellen; -spelletje, O., -jes.

Commies (ambtenaar aan een ministerie), M., commiezen.

Commissariaat, O., commissariaten.

Commissaris, M., commissarissen.

Commissie, V., commissiën en commissies.

Commissieloon, O.

Commissionnair, M., commissionnairs.

Commis-voyageur, M., -voyageurs.

Committent, M., committenten.

Commode (latafel), V., commodes.

Commune, V.

Communicant, M. en V., communicanten.

Communicatie, V., communicatiën en communicaties.

Communiceeren, communiceerde, heeft gecommuniceerd.

Communie, V.

Communiebank, V., -banken.

Communiedag, M., -dagen.

Communieeren, communieerde, heeft gecommunieerd.

Communiekleed, O.

Communisme, O.

Communist, M., communisten.

Commutator, M., commutators en commutatoren.

Compagnie, V., compagnieën.

Compagnieschap, V., -schappen.

Compagnon, M., compagnons.

Comparant, M., comparanten.

Comparante, V., comparanten.

Comparatief en Comparativus, M., comparatieven.

Compendium, O., compendiums en compendia.

Compensatie, V., compensatiën en compensaties.

Compenseeren, compenseerde, heeft gecompenseerd.

Competent, competenter, competentst.

Competentie, V., competentiën en competenties.

Compleet, completer, compleetst.

Compleetheid, V.

Complement, O., complementen.

Completeeren, completeerde, heeft gecompleteerd.

Compliment, O., complimenten. Complimentje, O., -jes.

Complimenteeren, complimenteerde, heeft gecomplimenteerd.

Componeeren, componeerde, heeft gecomponeerd.

Componist, M., componisten.

Componiste, V., componisten.

Compote, V., compotes.

Compote-lepel, M., -lepels.

Compres, V. Zie Kompres.

Compres, compresse.

Compres (bijw.).

Compromis, O., compromissen.

Compromitteeren, compromitteerde, heeft gecompromitteerd.

Comptabiliteit, V.

Comptant en Contant.

Concept, O., concepten. Conceptje, O., -jes.

Concept-reglement, O., -reglementen.

Concert, O., concerten.

Concertvleugel, M., -vleugels.

Concertzaal, V., -zalen.

Concertzangeres, V., -zangeressen.

Concessionaris, M., concessionarissen.

Conciërge, M., conciërges.

Concilie, O., conciliën en concilies.

Conclave, O., conclaves.

Conclusie, V., conclusiën en conclusies.

Concordaat, O., concordaten.

Concordantie, V., concordantiën en concordanties.

Concours, O., concoursen.

Concreet, concrete.

Concurreeren, concurreerde, heeft geconcurreerd.

Concurrent, M., concurrenten.

Concurrentie, V.

Condensatie, V.

Condensatie-water, O.

Condenseeren, condenseerde, is gecondenseerd.

Conditie, V., conditiën en condities.

Conditioneel, conditioneele.

Conditionneeren, conditionneerde, heeft geconditionneerd.

Condoleantie, V., condoleantiën en condoleanties.

Condoleantiebezoek, O., -bezoeken.

Condoleantievisite, V., -visites.

Condoleeren, condoleerde, heeft gecondoleerd.

Condor, M., condors.

Conducteur, M., conducteuren en conducteurs.

Conductor, M., conductors.

Conduite-lijst, V., -lijsten.

Confectiemagazijn, O., -magazijnen.

Confereeren, confereerde, heeft geconfereerd.

Conferentie, V., conferentiën en conferenties.

Confessie, V., confessiën en confessies.

Confessioneel, confessioneele.

Confidentie, V., confidentiën en confidenties.

Confidentieel, confidentieele.

Confirmatie, V.

Confirmeeren, confirmeerde, heeft geconfirmeerd.

Confiscatie, V., confiscatiën.

Confisqueeren, confisqueerde, heeft geconfisqueerd.

Confiturentaart, V., -taarten.

Confituur, V., confituren.

Conflict, O., conflicten.

Conform.

Conformatie, V.

Confrater, M., confraters.

Confronteeren, confronteerde, heeft geconfronteerd.

Confusie, V., confusiën en confusies.

Confuus, confuser, confuust.

Congé, O.

Congestie, V., congestiën en congesties.

Congregatie, V., congregatiën en congregaties.

Congres, O., congressen.

Congreslid, O., -leden.

Conjectuur, V., conjecturen. Conjectuurtje, O., -jes.

Conjugatie, V., conjugatiën en conjugaties.

Conjugeeren, conjugeerde, heeft geconjugeerd.

Conjunctief en Conjunctivus, M., conjunctieven.

Conrector, M., conrectoren en conrectors.

Consciëntie, V., consciëntiën en consciënties.

Consciëntieus, consciëntieuzer, consciëntieust.

Conscriptie, V.

Consent, O., consenten.

Consequent, consequenter, consequentst.

Consequentie, V., consequentiën en consequenties.

Conservatief, conservatiever, conservatiefst.

Conservatief, M., conservatieven.

Conservatisme, O.

Conservatoire, O., conservatoires.

Considerans, V.

Consideratie, V., consideratiën en consideraties.

Consignatie, V., consignatiën en consignaties.

Consigne, O., consignes.

Consistorie, O., consistoriën en consistories.

Consistoriekamer, V., -kamers.

Console, V., consoles.

Consolideeren, consolideerde, heeft geconsolideerd.

Consonant, V., consonanten.

Consonantenstelsel, O., -stelsels.

Consorten (mv.), M. en V.

Constateeren, constateerde, heeft geconstateerd.

Constellatie, V., constellaties.

Consternatie, V., consternatiën en consternaties.

Constitutie, V., constitutiën en constituties.

Constitutioneel, constitutioneele.

Constructie, V., constructiën en constructies.

Constructiewinkel, M., -winkels.

Construeeren, construeerde, heeft geconstrueerd.

Consul, M., consuls.

Consulaat, O., consulaten.

Consulent, M., consulenten.

Consult, O., consulten.

Consulteeren, consulteerde, heeft geconsulteerd.

Consumeeren, consumeerde, heeft geconsumeerd.

Consument, M., consumenten.

Contant. Zie Comptant.

Continentaal, continentale.

Contingent, O., contingenten.

Contrabande, V.

Contrabas, V., -bassen.

Contrabassist, M., -bassisten.

Contrabezoek, O., -bezoeken.

Contraboek, O., -boeken.

Contract, O., contracten. Contractje, O., -jes.

Contractant, M., contractanten.

Contracteeren, contracteerde, heeft gecontracteerd.

Contract-koelie, M., -koelies.

Contramine (In de -).

Contrapunt, O.

Contrast, O., contrasten.

Contravisite, V., -visites.

Contribuant, M., contribuanten.

Contribueeren, contribueerde, heeft gecontribueerd.

Contributie, V., contributiën en contributies.

Contributiekaart, V., -kaarten.

Contrôle, V., contrôles.

Controleeren, controleerde, heeft gecontroleerd.

Controleur, M., controleurs.

Contubernaal, M., contubernalen.

Convent, O., conventen.

Conventie, V., conventiën en conventies.

Conventioneel, conventioneele.

Conversatie, V.

Conversatie-les, V., -lessen.

Converseeren, converseerde, heeft geconverseerd.

Conversie, V., conversiën en conversies.

Conversie-ontwerp, O., -ontwerpen.

Converteeren, converteerde, heeft geconverteerd.

Convocatie, V., convocatiën en convocaties.

Convocatiebiljet, O., -biljetten.

Convocatiebriefje, O., -briefjes.

Convoceeren, convoceerde, heeft geconvoceerd.

Coöperatie, V.

Coöperatief, coöperatieve.

Coördinatenstelsel, O. -stelsels.

Coquet, coquetter, coquetst.

Coquetteeren, coquetteerde, heeft gecoquetteerd.

Coquetterie, V., coquetterieën.

Corporaal (altaardoek), O., corporalen.

Corporatie, V., corporatiën en corporaties.

Corpulent, corpulenter, corpulentst.

Corpulentie, V.

Correct, correcter, correctst.

Correctie, V., correctiën en correcties.

Correctioneel, correctioneele.

Corrector, M., correctors en correctoren.

Correspondeeren, correspondeerde, heeft gecorrespondeerd.

Correspondent, M., correspondenten.

Correspondente, V., correspondenten.

Correspondentie, V., correspondentiën en correspondenties.

Corridor, M., corridors.

Corrigeeren, corrigeerde, heeft gecorrigeerd.

Coryphee, M., corypheeën.

Cosmetiek, V.

Cosmographie, V., cosmographieën.

Cosmopoliet, M., cosmopolieten.

Cosmopolitisch.

Cosmopolitisme, O.

Coterie, V., coterieën.

Cotillon, M., cotillons.

Couplet, O., coupletten. Coupletje, O., -jes.

Coupletzanger, M., -zangers.

Coupon, V., coupons.

Couponboekje, O., -boekjes.

Couponknipper, M., -knippers.

Courant (ook Krant), V., couranten.

Courantenartikel, O., -artikels.

Courantenbericht, O., -berichten.

Courantier, M., courantiers.

Courtage, V., courtages.

Couvert, O., couverten. Couvertje, O., -jes.

Creatuur, O., creaturen. Creatuurtje, O., -jes.

Credit (term in 't boekhouden), O.

Crediteeren, crediteerde, heeft gecrediteerd.

Crediteur, M., crediteuren.

Creditzijde, V.

Credo, O., credo's.

Crematie, V.

Creool, M. en V., creolen.

Creosoot, V.

Criminalist, M., criminalisten.

Crimineel, crimineele.

Crisis, V.

Criterium, O., criteria.

Critiek (oordeelkunde), V.

Critisch.

Critiseeren, critiseerde, heeft gecritiseerd.

Crucifix, O., crucifixen.

Culture, V., cultures.

Cultuur, V.

Cultuurdwang, M.

Cultuurmaatschappij, V., -maatschappijen.

Cultuurstelsel, O., -stelsels.

Cultuurtuin, M., -tuinen.

Curaçao (drank), M.

Curateele, V.

Curator, M., curatoren en curators.

Curatorschap, O., -schappen.

Cureeren, cureerde, heeft gecureerd.

Curie (Roomsche -), V.

Curieus, curieuzer, curieust.

Curiositeit, V., curiositeiten.

Cursief, cursieve.

Cursus, M., cursussen.

Cycloon, M., cyclonen.

Cycloop, M., Cyclopen.

Cylinder, M., cylinders. Cylindertje, O., -jes.

Cylinderbureau, O., -bureau's.

Cylinderhorloge, O., -horloges.

Cylindrisch.

Cynisch.

Cynisme, O.

Cypersch (-e kat).

Cypres, M., cypressen. Cypresje, O., -jes.

Cypresseboom, M., -boomen.

Cypressenhout, O.



D


D, V., d's.

Daad, V., daden.

Daagsch.

Daalder, M., daalders. Daaldertje, O., -jes.

Daaldersplaats, V., -plaatsen.

Daar.

Daaraan.

Daarachter.

Daarbeneden.

Daarbenevens.

Daarbij.

Daarboven.

Daardoor.

Daarenboven.

Daarentegen.

Daarheen.

Daarin.

Daarlangs.

Daarlaten, liet daar, heeft daargelaten.

Daarmede.

Daarna.

Daarnaar.

Daarnaast.

Daarnevens.

Daarom.

Daaromheen.

Daaromtrent.

Daaronder.

Daarop.

Daarover.

Daartegen.

Daartoe.

Daaruit.

Daarvan.

Daarvoor.

Daas, V., dazen.

Dadel (boom), M.; (vrucht), V., dadels. Dadeltje, O., -jes.

Dadelijk.

Dadelijkheid, V., -heden.

Dadelpalm, M., -palmen.

Dader, M., daders.

Daderes, V., daderessen.

Dading, V., dadingen.

Daemon en Demon, M., daemonen en demonen.

Daemonisch en Demonisch.

Dag, M., dagen. Dagje, O., dagjes.

Dagblad, O., -bladen.

Dagboek, O., -boeken.

Dagdief, M., -dieven.

Dagdienst, M.

Dagdieven, dagdiefde, heeft gedagdiefd.

Dagdieverij, V., -dieverijen.

Dagelijks (bijw.).

Dagelijksch (bnw.).

Dagen (dag worden), daagde.

Dagen (voor de rechtbank roepen), daagde, heeft gedaagd.

Dager, M., dagers.

Dageraad, M.

Daging, V., dagingen.

Dagge (ook Dag), V., daggen.

Daggeld, O., -gelden.

Dagkaart, V., -kaarten.

Daglooner, M., -looners.

Dagmeisje, O., -meisjes.

Dagorder, V., -orders.

Dagreis, V., -reizen.

Dagschool, V., -scholen.

Dagteekenen, dagteekende, heeft gedagteekend.

Dagteekening, V., -teekeningen.

Dagvaarden, dagvaardde, heeft gedagvaard.

Dagvaarding, V., -vaardingen.

Dagverhaal, O., -verhalen.

Dagwerk, O.

Dahlia, V., dahlia's.

Dak, O., daken. Dakje, O., -jes.

Dakdicht.

Dakgoot, V., -goten.

Dakloos, -looze.

Dakvenster, O., -vensters.

Dal, O., dalen.

Dalen, daalde, is gedaald.

Daling, V., dalingen.

Dam (hoogte van aarde), M., dammen.

Dammetje, O., -jes.

Dam (dubbele schijf), V., dammen.

Damasceeren, damasceerde, heeft gedamasceerd.

Damast, O., damasten.

Damasten (bnw.).

Dambord, O., -borden.

Dame, V., dames. Dametje, O., -jes.

Damesfiets, V., -fietsen.

Damhert, O., -herten.

Damlooper, M., -loopers.

Dammen, damde, heeft gedamd.

Damp, M., dampen.

Dampen, dampte, heeft gedampt.

Damper, M., dampers.

Dampig, dampiger, dampigst.

Dampkring, M., -kringen.

Dampkringslucht, V.

Damschijf, V., -schijven.

Damspel, O.

Damspeler, M., -spelers.

Dan.

Danig.

Dank, M.

Dankbaar, -baarder, -baarst.

Dankbaarheid, V.

Dankbetuiging, V., -betuigingen.

Dankdag, M., -dagen.

Danken, dankte, heeft gedankt.

Dankfeest, O., -feesten.

Dankgebed, O., -gebeden.

Danklied, O., -liederen.

Dankoffer, O., -offers.

Dankzeggen, zeide en zei dank, heeft dankgezegd.

Dankzegging, V., -zeggingen.

Dans, M., dansen. Dansje, O., -jes.

Dansen, danste, heeft gedanst.

Danser, M., dansers.

Danseres, V., danseressen.

Danshuis, O., -huizen.

Dansles, V., -lessen.

Dansmeester, M., -meesters.

Danspartij, V., -partijen.

Danszaal, V., -zalen.

Dapper, dapperder, dapperst.

Dapperheid, V.

Darm, M., darmen. Darmpje, O., -jes.

Darmkanaal, O., -kanalen.

Darmscheil, O.

Dartel, darteler, dartelst.

Dartelen, dartelde, heeft gedarteld.

Dartelheid, V., -heden.

Das (dier), M., dassen. Dasje, O., -jes.

Das (halsdoek), V., dassen. Dasje, O., -jes.

Dassenhaar, O.

Dassenhol, O., -holen.

Dassennet, O., -netten.

Dassevel, O., -vellen.

Dat.

Dateeren, dateerde, heeft gedateerd.

Dateering, V., dateeringen.

Datgene.

Datief en Dativus, M., datieven.

Datum, M., datums en data.

Dauw, M.

Dauwel, V., dauwels. Dauweltje, O., -jes.

Dauwelaar, M., dauwelaars.

Dauwelen, dauwelde, heelt gedauweld.

Dauwen, dauwde, heeft gedauwd.

Dauwworm, M.

Daveren, daverde, heeft gedaverd.

De.

Deballoteeren, deballoteerde, heeft gedeballoteerd.

Debat, O., debatten.

Debatteeren, debatteerde, heeft gedebatteerd.

Debet, O.

Debiet, O.

Debietzaak, V., -zaken.

Debitant, M., debitanten.

Debiteeren, debiteerde, heeft gedebiteerd.

Debiteur, M., debiteuren en debiteurs.

Debuteeren, debuteerde, heeft gedebuteerd.

Debuut, O.

Decadent, M., decadenten.

Decagram, O., decagrammen.

Decaliter, M., decaliters.

Decameter, M., decameters.

Decanaat, O., decanaten.

Decastere, V., decasteren en decasteres.

December, M.

Decideeren, decideerde, heeft gedecideerd.

Decigram, O., decigrammen.

Deciliter, M., deciliters.

Decimaal, decimale.

Decimeter, M., decimeters.

Decisie, V., decisiën en decisies.

Decisief, decisiever, decisiefst.

Decistere, V., decisteren en decisteres.

Declamatie, V.

Declaratie, V., declaratiën en declaraties.

Declareeren, declareerde, heeft gedeclareerd.

Declinatie, V., declinatiën en declinaties.

Declinatie-uitgang, M., -uitgangen.

Declineeren, declineerde, heeft gedeclineerd.

Decorateur, M., decorateurs.

Decoratie, V., decoratiën en decoraties.

Decoratief, O.

Decoratieschilder, M., -schilders.

Decoreeren, decoreerde, heeft gedecoreerd.

Decorum, O.

Decreet, O., decreten.

Deeg, O., deegen. Deegje, O., -jes.

Deel (plank en dorschvloer), V., delen. Deeltje, O., -jes.

Deel (gedeelte), O., deelen. Deeltje, O., -jes.

Deelachtig.

Deelbaar, -bare.

Deelbaarheid, V.

Deelen, deelde, heeft gedeeld.

Deeler, M., deelers.

Deelgenoot, M., -genooten.

Deelgenoote, V., -genooten.

Deelgenootschap, O.

Deelhebber, M., -hebbers.

Deeling, V., deelingen. Deelinkje, O., -jes.

Deelnemen, nam deel, namen deel, heeft deelgenomen.

Deelnemend, -nemender, -nemendst.

Deelnemer, M., -nemers.

Deelneming, V.

Deels.

Deeltal, O., -tallen.

Deelwoord, O., -woorden.

Deemoed, M.

Deemoedig, -moediger, -moedigst.

Deen, M., Denen.

Deensch.

Deensch, O.

Deerlijk, -lijker, -lijkst.

Deern (ook Deerne), V., deernen. Deerntje, O., -jes.

Deernis, V.

Deerniswaardig, -waardiger, -waardigst of meer en meest -waardig.

Deesem, M.

Deesemen, deesemde, heeft gedeesemd.

Defect, O., defecten.

Defect.

Defensie, V.

Defensief, defensieve.

Defensiewezen, O.

Deficit, O.

Definitie, V., definitiën en definities.

Definitief, definitieve.

Deftig, deftiger, deftigst.

Deftigheid, V.

Degel, M., degels.

Degelijk, -lijker, -lijkst.

Degelijkheid, V.

Degen, M., degens. Degentje, O., -jes.

Degene.

Degenstok, M., -stokken.

Degenstoot, M., -stooten.

Degradatie, V.

Degradeeren, degradeerde, heeft gedegradeerd.

Deinen, deinde, is gedeind.

Deining, V., deiningen.

Deinzen, deinsde, is gedeinsd.

Deïsme, O.

Deïst, M., deïsten.

Dejeuneeren, dejeuneerde, heeft gedejeuneerd.

Dejeuneetje, O., dejeuneetjes.

Dejeuner, O., dejeuners.

Dek, O., dekken. Dekje, O., -jes.

Dekbalk, M., -balken.

Dekbed, O., -bedden.

Dekblad, O., -bladen.

Dekbord, O., -borden.

Deken (overste), M., dekens en dekenen.

Deken (dekking), V., dekens. Dekentje, O., -jes.

Dekken, dekte, heeft gedekt.

Dekker, M., dekkers.

Dekgeld, O.

Dekhuis, O., -huizen.

Dekhut, V., -hutten.

Dekking, V., dekkingen.

Dekkleed, O., -kleeden.

Dekknecht, M., -knechts.

Deklast, M.

Dekmantel, M., -mantels.

Dekpan, V., -pannen.

Dekplaat, V., -platen.

Dekplank, V., -planken.

Dekriet, O.

Dekschild, O., -schilden.

Deksel, O., deksels. Dekseltje, O., -jes.

Dekselsch.

Dekservet, O., -servetten.

Deksteen, M., -steenen.

Dekstoel, M., -stoelen.

Dekstroo, O.

Dekstuk, O., -stukken.

Dekstut, M., -stutten.

Dekverf, V., -verven.

Del, V., dellen.

Delegatie, V., delegatiën.

Delfstof, V., -stoffen.

Delfstoffenrijk, O.

Delfstofkunde, V.

Delgen, delgde, heeft gedelgd.

Delging, V.

Deliberatie, V., deliberatiën en deliberaties.

Delicaat, delicater, delicaatst.

Delicieus, delicieuzer, delicieust.

Delirium-tremens, O.

Delling, V., dellingen.

Delta, V., delta's.

Deluw.

Delven, dolf, dolven, heeft gedolven.

Delver, M., delvers.

Delving, V., delvingen.

Demagoog, M., demagogen.

Demissie, V., demissiën en demissies.

Democraat, M., democraten. Democraatje, O., -jes.

Democratie, V.

Democratisch.

Demon. Zie Daemon.

Demonisch. Zie Daemonisch.

Demonstratie, V., demonstratiën.

Demonstreeren, demonstreerde, heeft gedemonstreerd.

Dempen, dempte, heeft gedempt.

Demper, M., dempers.

Dempig, dempiger, dempigst.

Dempigheid, V.

Den, M., dennen.

Denemarken, O.

Denkbaar, -bare.

Denkbeeld, O., -beelden.

Denkbeeldig, -beeldiger, -beeldigst.

Denkelijk.

Denken, dacht, heeft gedacht.

Denker, M., denkers.

Denkkracht, V.

Denkvermogen, O.

Denkwijze en -wijs, V., -wijzen.

Denneboom, M., -boomen.

Dennen (bnw.).

Dennenhout, O.

Dennenwoud, O., -wouden.

Departement, O., departementen.

Departementaal, departementale.

Departementssecretaris, M., -secretarissen.

Deponeeren, deponeerde, heeft gedeponeerd.

Deposito, O., deposito's.

Deposito-bank, V., -banken.

Deposito-gelden (mv.), O.

Depot, O., depots.

Depressie, V., depressies.

Deputatie, V., deputatiën en deputaties.

Derailleeren, derailleerde, is gederailleerd.

Deraillement, O., -menten.

Derde.

Derdehalf, -halve.

Derdendaagsch.

Deren, deerde, heeft gedeerd.

Dergelijk.

Derhalve.

Dermate.

Derrie, V.

Derrieachtig.

Dertien, dertienen. Dertientje, O., -jes.

Dertiende.

Dertienhonderd.

Dertienmaal.

Dertig, dertigen.

Dertiger, M., dertigers.

Dertigmaal.

Dertigste.

Dertigvoud, O.

Derven, derfde, heeft gederfd.

Derver, M., dervers.

Derving, V.

Derwaarts.

Derwijze.

Des.

Desalniettemin.

Desbevoegd.

Desbewust.

Descendentieleer, V.

Deserteeren, deserteerde, is gedeserteerd.

Deserteur, M., deserteuren en deserteurs.

Desertie, V., desertiën en deserties.

Desgelijks.

Desgevorderd.

Desinfecteeren, desinfecteerde, heeft gedesinfecteerd.

Desinfectie, V.

Deskundig.

Deskundige, M. en V., -kundigen.

Desniettegenstaande.

Desniettemin.

Desnoods.

Desolaat, desolater, desolaatst.

Desolate-boedelkamer, V., -kamers.

Desondanks.

Despoot, M., despoten. Despootje, O., -jes.

Despotisch.

Despotisme, O.

Dessendiaan, V.

Dessert, O., desserten. Dessertje, O., -jes.

Dessertmes, O., -messen; -mesje, O., -jes.

Dessertvork, V., -vorken; -vorkje, O., -jes.

Destijds.

Deswege.

Detachement, O., detachementen.

Detail, O., details.

Determinant, M., determinanten.

Determinisme, O.

Deugd, V., deugden.

Deugdelijk, -lijker, -lijkst.

Deugdelijkheid, V.

Deugdzaam, -zamer, -zaamst.

Deugdzaamheid, V.

Deugen, deugde, heeft gedeugd.

Deugniet, M. en V., deugnieten. Deugnietje, O., -jes.

Deuk, V., deuken. Deukje, O., -jes.

Deuken, deukte, heeft en is gedeukt.

Deun, M., deunen. Deuntje, O., -jes.

Deun, deuner, deunst.

Deunen, deunde, heeft gedeund.

Deunheid, V.

Deuntjes (bijw.).

Deur, V., deuren. Deurtje, O., -jes.

Deurknop, M., -knoppen.

Deurpost, V., -posten.

Deurwaarder, M., -waarders.

Deuvekater, M., deuvekaters.

Deuvik, M., deuviken. Deuvikje, O., -jes.

Deuviken, deuvikte, heeft gedeuvikt.

Deventerkoek, M. (als voorwerpsnaam), -koeken; V. (als stofnaam).

Devies, O., deviezen.

Devoot, devoter, devootst.

Devotie, V.

Devotiedag, M., -dagen.

Dewelke.

Dewijl.

Dextrine, V.

Deze.

Dezelfde.

Dezelve.

Dezulke.

Diacones, V., diaconessen.

Diaconessenhuis, O., -huizen.

Diaconie, V., diaconieën.

Diaconiehuis, O., -huizen.

Diadeem, M., diademen.

Diagnose, V., diagnosen.

Diagonaal, V., diagonalen.

Diaken, M., diakenen en diakens.

Diakones, V., diakonessen. Zie Diacones.

Dialect, O., dialecten.

Dialectenstudie, V.

Dialectisch.

Dialoog, M., dialogen.

Diamant (stof), O.; (stuk steen), M., diamanten. Diamantje, O., -jes.

Diamantbewerker en Diamantwerker, M., -werkers.

Diamanten (bnw.).

Diamantletter, V., -letters.

Diamantmijn, V., -mijnen.

Diamantslijper, M., -slijpers.

Diameter, M., diameters.

Diapason, M., diapasons.

Diarrhee, V.

Dicht, O., dichten. Dichtje, O., -jes.

Dicht, dichter, dichtst.

Dichtdoen, deed dicht, deden dicht, heeft dichtgedaan.

Dichten (dichtmaken), dichtte, heeft gedicht.

Dichten (verzen maken), dichtte, heeft gedicht.

Dichter, M., dichters. Dichtertje, O., -jes.

Dichteres, V., dichteressen.

Dichterlijk, -lijker, -lijkst.

Dichtheid, V.

Dichtkunst, V.

Dichtmaat, V., -maten.

Dichtmaken, maakte dicht, heeft dichtgemaakt.

Dichtregel, M., -regels.

Dichtsluiten, sloot dicht, sloten dicht, heeft dichtgesloten.

Dichtstuk, O., -stukken.

Dichtvuur, O.

Dictaat, O., dictaten.

Dictaatboekje, O., -boekjes.

Dictatenstudie, V.

Dictatuur, V.

Dictee, O., dictee's.

Dicteeren, dicteerde, heeft gedicteerd.

Didactiek, V.

Die.

Dieet, O.

Dief, M., dieven. Diefje, O., -jes.

Diefachtig, -achtiger, -achtigst.

Diefstal, M., -stallen.

Diegene.

Diemit, O., diemiten.

Diemiten (bnw.).

Dienaangaande.

Dienaar, M., dienaars en dienaren.

Dienares, V., dienaressen.

Diender, M., dienders.

Dienen, diende, heeft gediend.

Dienovereenkomstig.

Dienst, M., diensten. Dienstje, O., -jes.

Dienstbaar, -bare.

Dienstbaarheid, V.

Dienstbode, M. en V., -boden.

Dienstdoend.

Dienstig, dienstiger, dienstigst.

Dienstjaar, O., -jaren.

Dienstpet, V., -petten.

Dienstplicht, M.

Dienstplichtig.

Dienstregeling, V., -regelingen.

Dienstreis, V., -reizen.

Diensttijd, M., -tijden.

Dienstvaardig, -vaardiger, -vaardigst.

Dienstvaardigheid, V.

Dienstverrichting, V.

Dienstweigering, V., -weigeringen.

Dienstwillig, -williger, -willigst.

Dienstwilligheid, V.

Dientafeltje, O., -tafeltjes.

Dientengevolge.

Dienvolgens.

Diep, dieper, diepst.

Diep, O., diepen.

Diepdenkend.

Diepdruk, M.

Diepen, diepte, heeft gediept.

Diepgang, M.

Dieplood, O., -looden.

Diepte, V., diepten.

Diepzinnig, -zinniger, -zinnigst.

Diepzinnigheid, V.

Dier, O., dieren. Diertje, O., -jes.

Dier, dierder, dierst.

Dierbaar, -baarder, -baarst.

Dierbaarheid, V.

Dierenbeschermer, M., -beschermers.

Dierenbescherming, V.

Dierengevecht, O., -gevechten.

Dierenkweller, M., -kwellers.

Dierenriem, M.

Dierenrijk, O.

Dierentemmer, M., -temmers.

Dierentent, V., -tenten.

Dierentuin, M., -tuinen.

Diergaarde, V., -gaarden.

Diergelijk.

Dierkunde, V.

Dierlijk, -lijker, -lijkst.

Dierlijkheid, V.

Diersoort, V., -soorten.

Dies.

Diets (- maken).

Dievegge, V., dieveggen.

Dieven, diefde, heeft gediefd.

Dievenbende, V., -benden.

Dievenlantaren en -lantaarn, V., -lantarens; -lantarentje en
-lantaarntje, O., -jes.

Dieventaal, V.

Dieverij, V., dieverijen.

Differentiaal, V., differentialen.

Differentiaalquotiënt, O., -quotiënten.

Differentiaalrekening, V.

Digestie, V.

Digestiekoorts, V.

Digestievisite, V., -visites.

Diggel, V., diggelen en diggels.

Dignitaris, M., dignitarissen.

Dij, V., dijen.

Dijbeen, O., -beenderen.

Dijen, dijde, is gedijd.

Dijk, M., dijken. Dijkje, O., -jes.

Dijkage, V., dijkages.

Dijkbreuk, V., -breuken.

Dijken, dijkte, heeft gedijkt.

Dijker, M., dijkers.

Dijketting, V., -ettingen.

Dijkgraaf, M., -graven.

Dijking, V., dijkingen.

Dijksbestuur, O., -besturen.

Dijkschouw, V.

Dijkslasten (mv.), M.

Dijkwezen, O.

Dik, dikker, dikst.

Dikbloedig, -bloediger, -bloedigst.

Dikbuik, M. en V., -buiken.

Dikbuikig, -buikiger, -buikigst.

Dikheid, V.

Dikhuidig.

Dikken, dikte, heeft en is gedikt.

Dikkerd, M., dikkerds. Dikkerdje, O., -jes.

Dikkop, M. en V., -koppen.

Dikmaals.

Dikte, V., dikten. Diktetje, O., -jes.

Dikwerf.

Dikwijls.

Dikzak, M. en V., -zakken.

Dilemma, O., dilemma's.

Dilettant, M., dilettanten.

Dilettante, V., dilettanten.

Dilettantisme, O.

Diligence, V., diligences.

Diligent.

Dille, V.

Diminutief, O., diminutieven.

Diminutiefsuffix. O., -suffixen.

Dineeren, dineerde, heeft gedineerd.

Diner, O., diners. Dinertje en dineetje, O., -jes.

Ding, O., dingen. Dingetje, O., -jes.

Dingen, dong, heeft gedongen.

Dingtaal, V., -talen.

Dinsdag en Dingsdag, M., -dagen.

Dinsdags en Dingsdags (bijw.).

Dinsdagsch en Dingsdagsch (bnw.).

Diocese, V., ook Diocees, O., diocesen.

Diorama, O., diorama's.

Diphthong, V., diphthongen.

Diploma, O., diploma's.

Diplomaat, M., diplomaten.

Diplomatentaal, V.

Diplomatie, V.

Diplomatiek, V.

Diplomatisch.

Direct.

Directeur, M., directeuren en directeurs.

Directeurskamer, V., -kamers.

Directeurswoning, V., -woningen.

Directie, V., directiën en directies.

Directiekeet, V., -keten.

Dirigeeren, dirigeerde, heeft gedirigeerd.

Dirigeerstok, M., -stokken.

Dirk, V., dirken.

Dirkjespeer, V., -peren.

Discant, M.

Disch, M., disschen.

Dischgenoot, M., -genooten.

Discipel, M., discipels en discipelen.

Discipline, V.

Disciplineeren, disciplineerde, heeft gedisciplineerd.

Disconteeren, disconteerde, heeft gedisconteerd.

Disconto, O.

Discours, O., discoursen.

Discreet, discreter, discreetst.

Discretie, V.

Discussie, V., discussiën en discussies.

Discuteeren, discuteerde, heeft gediscuteerd.

Dispache, V., dispaches.

Dispacheur, M., dispacheurs.

Disputeeren, disputeerde, heeft gedisputeerd.

Dispuut, O., disputen.

Dissel (bijl), M., dissels. Disseltje, O., -jes.

Dissel (aan een wagen), M., dissels.

Dissertatie, V., dissertatiën en dissertaties.

Dissonant, M., dissonanten.

Distel, V., distels. Disteltje, O., -jes.

Distillateur, M., distillateurs.

Distilleeren, distilleerde, heeft gedistilleerd.

Distilleerketel, M., -ketels.

Distributiekantoor, O., -kantoren.

District, O., districten.

Districtscommissaris, M., -commissarissen.

Dit.

Ditje, O., -jes.

Ditmaal.

Divan, M., divans.

Diverteeren, diverteerde, heeft gediverteerd.

Divertissement, O., divertissementen.

Dividend, O., dividenden.

Dividendbewijs, O., -bewijzen.

Divisie, V., divisiën en divisies.

Dobbel, M.

Dobbelaar, M., dobbelaars en dobbelaren.

Dobbelarij, V., dobbelarijen.

Dobbelen, dobbelde, heeft gedobbeld.

Dobbelspel, O., -spelen.

Dobbelsteen, M., -steenen.

Dobber, M., dobbers. Dobbertje, O., -jes.

Dobberen, dobberde, heeft gedobberd.

Doceeren, doceerde, heeft gedoceerd.

Docent, M., docenten.

Docentenkamer, V., -kamers.

Doch.

Dochter, V., dochters. Dochtertje, O., -jes.

Dochterskind, O., -kinderen.

Dochtersman, M.

Doctor (titel), M., doctoren; (geneesheer): zie bij Dokter.

Doctoraal, O., doctoralen.

Doctores, V., doctoressen.

Doctorsbul, V., -bullen.

Document, O., documenten.

Dodderig, dodderiger, dodderigst.

Doedelzak, M., -zakken.

Doek (de stof), O.; (een stuk van die stof), M., doeken. Doekje,
O., -jes.

Doeken, doekte, heeft gedoekt.

Doel, O.

Doelen, M., doelens.

Doelen, doelde, heeft gedoeld.

Doelloos, -looze.

Doelmatig, -matiger, -matigst.

Doelmatigheid, V.

Doeltreffend, -treffender, -treffendst.

Doelverdediger, M., -verdedigers.

Doelwit, O. ,

Doemen, doemde, heeft gedoemd.

Doemenswaardig. Zie Doemwaardig.

Doemvonnis, O., -vonnissen.

Doemwaardig, -waardiger, -waardigst, of meer en meest -waardig.

Doen, doet, deed, deden, heeft gedaan.

Doeniet, M. en V., doenieten.

Doenlijk.

Doetje, O., doetjes.

Doezelaar, M., doezelaars.

Doezelen, doezelde, heeft gedoezeld.

Dof, M., doffen. Dofje, O., -jes.

Dof, doffer, dofst.

Doffen, dofte, heeft gedoft.

Doffer, M., doffers. Doffertje, O., -jes.

Doffig, doffiger, doffigst.

Dofheid, V.

Doft, V., doften.

Dog, M., doggen. Dogje, O., -jes.

Doge, M., doges.

Dogger, M., doggers.

Doggerboot, V., -booten.

Doggersbank, V.

Dogma, O., dogma's en dogmata.

Dogmatiek, V.

Dogmatisch.

Dok, O., dokken.

Dokken, dokte, heeft gedokt.

Dokmeester, M., -meesters.

Dokter (geneesheer), M., dokters en doctoren.

Dokteren, dokterde, heeft gedokterd.

Doktersgang, M.

Doktersrekening, V., -rekeningen.

Doktersvisite, V., -visites.

Dol, M., dollen.

Dol, doller, dolst.

Doldriftig, -driftiger, -driftigst.

Doleeren, doleerde, heeft gedoleerd.

Dolen, doolde, heeft gedoold.

Dolfijn, M., dolfijnen. Dolfijntje, O., -jes.

Dolgraag.

Dolhamer, M., -hamers.

Dolheid, V., -heden.

Dolhuis, O., -huizen.

Dolik, V.

Doling, V., dolingen.

Dolk, M., dolken. Dolkje, O., -jes.

Dolkmes, O., -messen.

Dolkop, M. en V., -koppen.

Dolkruid, O.

Dolksteek, M., -steken.

Dollar, M., dollars.

Dolle-hondsbeet, M., -hondsbeten.

Dollekervel, V.

Dolleman, M., -mannen en -mans.

Dollemanspraat, M.

Dollen, dolde, heeft gedold.

Dollepraat, M.

Dolligheid, V., -heden.

Dolman, M., dolmans.

Dolomiet (stof), O.; (voorwerpsnaam), M., dolomieten.

Dolzinnig, -zinniger, -zinnigst.

Dolzinnigheid, V., -heden.

Dom, M., domkerken.

Dom, dommer, domst.

Domein, O., domeinen.

Domeingrond, M., -gronden.

Domheid, V., -heden.

Domicilie, O., domiciliën en domicilies.

Dominee, M., dominees.

Domineeren, domineerde, heeft gedomineerd.

Domineesbriefje, O., -briefjes.

Domineesklontje, O., -klontjes.

Dominicaan, M., Dominicanen.

Domino (vermomming), M., domino's.

Domino (spel), O., domino's.

Dominospel, O., -spellen.

Dominosteen, M., -steenen.

Domkapittel, O., -kapittels.

Domkerk, V., -kerken.

Domkop, M. en V., -koppen.

Dommekracht, V., -krachten.

Dommel, M.

Dommelen, dommelde, heeft gedommeld.

Dommerik, M., dommeriken.

Dommigheid, V., -heden.

Domoor, M., domooren.

Dompelaar, M., dompelaars.

Dompelen, dompelde, heeft gedompeld.

Dompeling, V., dompelingen.

Dompen, dompte, heeft gedompt.

Domper, M., dompers. Dompertje, O., -jes.

Dompig, dompiger, dompigst.

Domproost, M., -proosten.

Donateur, M., donateurs.

Donatrice, V., donatrices.

Donder, M., donders.

Donderaar, M., donderaars.

Donderbui, V., -buien.

Donderdag, M., -dagen.

Donderdags (bijw.).

Donderdagsch (bnw.).

Donderen, donderde, heeft gedonderd.

Donderjagen, donderjaagde, heeft gedonderjaagd.

Donders (bijw.).

Dondersch (bnw.).

Donderslag, M., -slagen.

Dondersteen, M., -steenen.

Donker, donkerder, donkerst.

Donker, O.

Donkerblauw.

Donkerbruin.

Donkergrijs, -grijze.

Donkergroen.

Donkerheid, V.,

Donkerrood, -roode.

Donkerte, V.

Dons, O. Donsje, O., -jes.

Donzen (bnw.).

Donzig, donziger, donzigst.

Dood, M., dooden.

Dood, doode.

Doodaf.

Doodakte, V., -akten.

Doodarm.

Doodbed, O., doodbedden

Doodbedaard.

Doodbloeden, bloedde dood, is doodgebloed.

Dooddoener, M., -doeners.

Doode, M. en V., dooden.

Doodeenvoudig.

Doodekop, V.

Doodelijk, -lijker, -lijkst.

Doodelijkheid, V.

Dooden, doodde, heeft gedood.

Doodendans, M., -dansen.

Doodenmarsch, M.

Dooder, M., dooders.

Doodeter, M., -eters.

Doodfamiliaar, -familiare.

Doodgaan, ging dood, is doodgegaan.

Doodgoed, O.

Doodgoed (bnw.).

Doodgraver, M., -gravers.

Doodjagen, jaagde dood, heeft doodgejaagd; ook joeg dood.

Doodjammer.

Doodkist, V., -kisten.

Doodloopen, liep dood, heeft en is doodgeloopen.

Doodmoede en -moe.

Doodnuchter.

Doodop.

Doodsangst, M., -angsten.

Doodsbeenderen (mv.), O.

Doodsbenauwd.

Doodsbleek, -bleeke.

Doodsch, doodscher.

Doodschheid, V.

Doodschieten, schoot dood, schoten dood, heeft doodgeschoten.

Doodsgevaar, O., -gevaren.

Doodshoofd, O., -hoofden.

Doodskleur, V.

Doodskop, M., -koppen.

Doodslaan, sloeg dood, heeft doodgeslagen.

Doodslag, M., -slagen.

Doodslager, M., -slagers.

Doodsnood, M.

Doodsschrik, M.

Doodsslaap, M.

Doodssnik, M.

Doodsstond, M.

Doodsstrijd, M.

Doodsstuip, V., -stuipen.

Doodsteken, stak dood, staken dood, heeft doodgestoken.

Doodstraf, V., -straffen.

Doodstroom, M. of O.

Doodsuur, O.

Doodsverachting, V.

Doodszweet, O.

Doodverf, V.

Doodverven, doodverfde, heeft gedoodverfd.

Doodvreter, M., -vreters.

Doodzeilen (het tij -), zeilde dood, heeft doodgezeild.

Doodziek.

Doodzwijgen, zweeg dood, zwegen dood, heeft doodgezwegen.

Doof, doover, doofst.

Doofheid, V.

Doofpot, M., -potten; -potje, O., -jes.

Doofstom, -stomme.

Doofstomme, M. en V., -stommen.

Doofstommen-instituut, O., -instituten.

Dooi, M.

Dooien, dooide, heeft gedooid.

Dooier, M., dooiers.

Dooiweder en -weer, O.

Dook, V., doken.

Doolhof, M. en O., -hoven.

Doolweg, M., -wegen.

Doop (kerkplechtigheid), M.

Doop (saus), V.

Doopbekken, O., -bekkens.

Doopceel, V., -ceelen.

Doopeling, M. en V., doopelingen. V. ook doopelinge.

Doopen, doopte, heeft gedoopt.

Dooper, M., doopers.

Doopformulier, O., -formulieren.

Doophek, O., -hekken.

Doopjurk, V., -jurken.

Doopmaal, O., -malen.

Doopsel, O.

Doopsgezind.

Doopsgezinde, M. en V., -gezinden.

Doopvont, V., -vonten.

Door (voorz. en bijw.).

Door (dooier), M. en O., dooren.

Dooraderen, dooraderde, heeft dooraderd.

Doorarbeiden, arbeidde door, heeft doorgearbeid.

Doorbabbelen, babbelde door, heeft doorgebabbeld.

Doorbakken, bakte door, heeft doorgebakken; ook doorbakte, heeft
doorbakken.

Doorbakken (bnw.).

Doorbijten, beet door, beten door, heeft doorgebeten.

Doorbladeren, bladerde door, heeft doorgebladerd; ook doorbladerde,
heeft doorbladerd.

Doorblazen, blies door, bliezen door, heeft doorgeblazen.

Doorboren, boorde door, heeft doorgeboord; ook doorboorde, heeft
doorboord.

Doorboring, V., -boringen.

Doorbraak, V., -braken.

Doorbraden (bnw.).

Doorbranden, brandde door, heeft en is doorgebrand.

Doorbreien, breide door, heeft doorgebreid.

Doorbreken, brak door, braken door, heeft en is doorgebroken; ook
doorbrak, doorbraken, heeft doorbroken.

Doorbreking, V., -brekingen.

Doorbrengen, bracht door, heeft doorgebracht.

Doorbrenger, M., -brengers.

Doorbuigen, boog door, bogen door, heeft en is doorgebogen.

Doordat.

Doordenken, dacht door, heeft doorgedacht; ook doordacht, heeft
doordacht.

Doordien.

Doordraaien, draaide door, heeft doorgedraaid.

Doordraaier, M., -draaiers.

Doordraven, draafde door, heeft doorgedraafd.

Doordraver, M., -dravers.

Doordraverij, V.

Doordrentelen, drentelde door, is doorgedrenteld.

Doordrijven, dreef door, dreven door, heeft en is doorgedreven.

Doordrijver, M., -drijvers.

Doordrijverij, V., -drijverijen.

Doordringbaar, -bare.

Doordringbaarheid, V.

Doordringen, drong door, is en heeft doorgedrongen; ook doordrong,
heeft doordrongen.

Doordringend, -dringender, -dringendst.

Doordringendheid, V.

Doordrinken, dronk door, heeft doorgedronken.

Doordruipen, droop door, dropen door, is doorgedropen.

Doordrukken, drukte door, heeft doorgedrukt.

Dooreen.

Dooreengooien, gooide dooreen, heeft dooreengegooid.

Dooreenhaspelen, haspelde dooreen, heeft dooreengehaspeld.

Dooreenkoken, kookte dooreen, heeft dooreengekookt.

Dooreenloopen, liep dooreen, is dooreengeloopen.

Dooreenmengen, mengde dooreen, heeft dooreengemengd.

Dooreenroeren, roerde dooreen, heeft dooreengeroerd.

Dooreenslaan, slaat dooreen, sloeg dooreen, heeft dooreengeslagen.

Dooreenvlechten, vlocht dooreen, heeft dooreengevlochten.

Dooreenwarren, warde dooreen, heeft dooreengeward.

Dooreten, at door, aten door, heeft doorgegeten.

Doorgaan, gaat door, ging door, is en heeft doorgegaan.

Doorgaans.

Doorgalmen, galmde door, heeft doorgegalmd; ook doorgalmde, heeft
doorgalmd.

Doorgang, M., -gangen.

Doorgangshuis, O., -huizen.

Doorgestoken.

Doorgeven, gaf door, gaven door, heeft doorgegeven.

Doorgieten, goot door, goten door, heeft doorgegoten.

Doorglippen, glipte door, is doorgeglipt.

Doorgooien, gooide door, heeft doorgegooid.

Doorgraven, groef door, groeven door, heeft doorgegraven; ook
doorgroef, doorgroeven, heeft doorgraven.

Doorgraving, V., -gravingen.

Doorgroeien, groeide door, is doorgegroeid.

Doorgronden, doorgrondde, heeft doorgrond.

Doorhakken, hakte door, heeft doorgehakt.

Doorhalen, haalde door, heeft doorgehaald.

Doorhaling, V., -halingen.

Doorheen.

Doorhelpen, hielp door, heeft doorgeholpen.

Doorhouwen, hieuw door, heeft doorgehouwen.

Doorijlen, ijlde door, heeft en is doorgeijld.

Doorkermen, kermde door, heeft doorgekermd.

Doorkijken, keek door, keken door, heeft doorgekeken; ook doorkeek,
doorkeken, heeft doorkeken.

Doorklieven, kliefde door, heeft doorgekliefd; ook doorkliefde,
heeft doorkliefd.

Doorklinken, klonk door, heeft doorgeklonken; ook doorklonk, heeft
doorklonken.

Doorkloppen, klopte door, heeft doorgeklopt.

Doorknabbelen, knabbelde door, heeft doorgeknabbeld.

Doorknagen, knaagde door, heeft doorgeknaagd; ook doorknaagde;
heeft doorknaagd.

Doorkneed, -knede.

Doorknippen, knipte door, heeft doorgeknipt.

Doorkoken, kookte door, heeft doorgekookt.

Doorkomen, komt door, kwam door, kwamen door, is doorgekomen.

Doorkrabben, krabde door, heeft doorgekrabd.

Doorkrijgen, kreeg door, kregen door, heeft doorgekregen.

Doorkronkelen, doorkronkelde, heeft doorkronkeld.

Doorkruipen, kroop door, kropen door, heeft en is doorgekropen;
ook doorkroop, doorkropen, heeft doorkropen.

Doorkruisen, kruiste door, heeft doorgekruist; ook doorkruiste,
heeft doorkruist.

Doorlaat, M., -laten.

Doorlachen, lachte door, heeft doorgelachen.

Doorlaten, liet door, heeft doorgelaten.

Doorlaveeren, laveerde door, heeft en is doorgelaveerd.

Doorleeren, leerde door, heeft doorgeleerd.

Doorleiden, leidde door, heeft doorgeleid.

Doorlekken, lekte door, heeft doorgelekt.

Doorleven, doorleefde, heeft doorleefd en doorgeleefd.

Doorlezen, las door, lazen door, heeft doorgelezen; ook doorlas,
doorlazen, heeft doorlezen.

Doorlezing, V.

Doorliggen, lag door, lagen door, heeft doorgelegen.

Doorloodsen, loodste door, heeft doorgeloodst.

Doorloop, M., -loopen.

Doorloopen, liep door, is en heeft doorgeloopen; ook doorliep,
heeft doorloopen.

Doorloopend.

Doorlucht, -luchter, -luchtst.

Doorluchtig, -luchtiger, -luchtigst.

Doorluchtigheid, V., -heden.

Doormalen, maalde door, heeft doorgemalen.

Doormarcheeren, marcheerde door, heeft en is doorgemarcheerd.

Doormarsch, M., -marschen.

Doormengen, mengde door, heeft doorgemengd; ook doormengde, heeft
doormengd.

Doormijmeren, mijmerde door, heeft doorgemijmerd; ook doormijmerde,
heeft doormijmerd.

Doorn en Doren, M., doornen en doorns of dorens. Doorntje en dorentje,
O., -jes.

Doornaaien, naaide door, heeft doorgenaaid; ook doornaaide, heeft
doornaaid.

Doornachtig, -achtiger, -achtigst.

Doornagelen, doornagelde, heeft doornageld.

Doornat, -natte.

Doornen (bnw.).

Doornenkroon, V., -kronen.

Doornig, doorniger, doornigst.

Doornommeren, nommerde door, heeft doorgenommerd.

Doorpennen, pende door, heeft doorgepend.

Doorpersen, perste door, heeft doorgeperst.

Doorpikken, pikte door, heeft doorgepikt.

Doorploegen, doorploegde, heeft doorploegd.

Doorpraten, praatte door, heeft doorgepraat.

Doorpriemen, priemde door, heeft doorgepriemd; ook doorpriemde,
heeft doorpriemd.

Doorprikken, prikte door, heeft doorgeprikt.

Doorpruimen, pruimde door, heeft doorgepruimd.

Doorrazen, raasde door, heeft doorgeraasd.

Doorredeneeren, redeneerde door, heeft doorgeredeneerd.

Doorregenen, regende door, heeft en is doorgeregend.

Doorreis, V., -reizen.

Doorreizen, reisde door, heeft en is doorgereisd; ook doorreisde,
heeft doorreisd.

Doorrennen, rende door, heeft en is doorgerend.

Doorrijden, reed door, reden door, heeft en is doorgereden; ook
doorreed, doorreden, heeft doorreden.

Doorrijgen, reeg door, regen door, heeft doorgeregen; ook doorreeg,
doorregen, heeft doorregen.

Doorroeien, roeide door, heeft en is doorgeroeid.

Doorroeren, roerde door, heeft doorgeroerd.

Doorroesten, roestte door, is doorgeroest.

Doorrollen, rolde door, heeft en is doorgerold.

Doorrooken, rookte door, heeft doorgerookt; ook doorrookte, heeft
doorrookt.

Doorrooker, M., -rookers; -rookertje, O., -jes.

Doorschemeren, schemerde door, is en heeft doorgeschemerd.

Doorschermen, schermde door, heeft doorgeschermd.

Doorscheuren, scheurde door, heeft en is doorgescheurd; ook
doorscheurde, heeft doorscheurd.

Doorschieten, schoot door, schoten door, heeft en is doorgeschoten;
ook doorschoot, doorschoten, heeft doorschoten.

Doorschijnen, scheen door, schenen door, heeft doorgeschenen; ook
doorscheen, doorschenen, heeft doorschenen.

Doorschijnend.

Doorschijnendheid, V.

Doorschrappen, schrapte door, heeft doorgeschrapt.

Doorschrapping, V., -schrappingen.

Doorschreeuwen, schreeuwde door, heeft doorgeschreeuwd.

Doorschreien, schreide door, heeft doorgeschreid.

Doorschrijven, schreef door, schreven door, heeft doorgeschreven.

Doorschudden, schudde door, heeft doorgeschud.

Doorschuiven, schoof door, schoven door, heeft doorgeschoven.

Doorschutten, schutte door, heeft doorgeschut.

Doorsijpelen, sijpelde door, heeft en is doorgesijpeld.

Doorslaan, sloeg door, heeft en is doorgeslagen.

Doorslaand, -slaander, -slaandst.

Doorslag, M., -slagen; -slagje, O., -jes.

Doorslapen, sliep door, heeft doorgeslapen.

Doorsleepen, sleepte door, heeft doorgesleept.

Doorslepen, -slepener, -slepenst.

Doorslepenheid, V.

Doorslijten, sleet door, sleten door, heeft en is doorgesleten.

Doorslikken, slikte door, heeft doorgeslikt.

Doorslokken, slokte door, heeft doorgeslokt.

Doorsluimeren, sluimerde door, heeft doorgesluimerd.

Doorsluipen, sloop door, slopen door, is doorgeslopen.

Doorsmeulen, smeulde door, heeft doorgesmeuld.

Doorsnede, V., -sneden.

Doorsneeuwen, sneeuwde door, heeft doorgesneeuwd.

Doorsnijden, sneed door, sneden door, heeft doorgesneden; ook
doorsneed, doorsneden, heeft doorsneden.

Doorsnijding, V., -snijdingen.

Doorsnorren, snorde door, heeft en is doorgesnord.

Doorsnuffelaar, M., -snuffelaars.

Doorsnuffelen, doorsnuffelde, heeft doorsnuffeld.

Doorspekken, doorspekte, heeft doorspekt.

Doorspelen, speelde door, heeft doorgespeeld.

Doorspijkeren, doorspijkerde, heeft doorspijkerd.

Doorspitten, spitte door, heeft doorgespit.

Doorspoelen, spoelde door, heeft doorgespoeld.

Doorspoeling, V., -spoelingen.

Doorspreken, sprak door, spraken door, heeft doorgesproken.

Doorspringen, sprong door, heeft doorgesprongen.

Doorspuiten, spoot door, spoten door, heeft doorgespoten.

Doorstaan, stond door, heeft doorgestaan; ook doorstond, heeft
doorstaan.

Doorstampen, stampte door, heeft doorgestampt.

Doorstappen, stapte door, heeft en is doorgestapt.

Doorsteek, M., -steken.

Doorsteken, stak door, staken door, heeft doorgestoken; ook doorstak,
doorstaken, heeft doorstoken.

Doorsteker, M., -stekers; -stekertje, O., -jes.

Doorsteking, V., -stekingen.

Doorstevenen, stevende door, is doorgestevend.

Doorstikken, doorstikte, heeft doorstikt.

Doorstoomen, stoomde door, heeft en is doorgestoomd.

Doorstooten, stiet door, heeft doorgestooten; ook stootte door;
en doorstiet, heeft doorstooten.

Doorstormen, stormde door, heeft doorgestormd.

Doorstralen, straalde door, heeft doorgestraald; ook doorstraalde,
heeft doorstraald.

Doorstraling, V.

Doorstrepen, streepte door, heeft doorgestreept.

Doorstrijden, streed door, streden door, heeft doorgestreden.

Doorstrijken, streek door, streken door, heeft en is doorgestreken.

Doorstrompelen, strompelde door, is doorgestrompeld.

Doorstroomen, stroomde door, heeft doorgestroomd; ook doorstroomde,
heeft doorstroomd.

Doorstudeeren, studeerde door, heeft doorgestudeerd.

Doorsturen, stuurde door, heeft doorgestuurd.

Doorsukkelen, sukkelde door, heeft en is doorgesukkeld.

Doortasten, tastte door, heeft doorgetast; ook doortastte, heeft
doortast.

Doorteekenen, teekende door, heeft doorgeteekend.

Doortellen, telde door, heeft doorgeteld.

Doortimmerd.

Doortintelen, doortintelde, heeft doortinteld.

Doortocht, M., -tochten.

Doortrappen, trapte door, heeft doorgetrapt.

Doortrapt, -trapter, -traptst.

Doortraptheid, V.

Doortreden, trad door, traden door, heeft en is doorgetreden.

Doortrekken, trok door, trokken door, heeft en is doorgetrokken;
ook doortrok, doortrokken, heeft doortrokken.

Doortrekking, V.

Doortrillen, doortrilde, heeft doortrild.

Doortrokken.

Doorvaart, V., -vaarten.

Doorvallen, viel door, is doorgevallen.

Doorvaren, voer door, is en heeft doorgevaren.

Doorvechten, vocht door, heeft doorgevochten.

Doorvijlen, vijlde door, heeft doorgevijld.

Doorvlechten, vlocht door, heeft doorgevlochten; ook doorvlocht,
heeft doorvlochten.

Doorvliegen, vloog door, vlogen door, is doorgevlogen; ook doorvloog,
doorvlogen, heeft doorvlogen.

Doorvloeien, vloeide door, is doorgevloeid.

Doorvoed.

Doorvoeden, doorvoedde, heeft doorvoed.

Doorvoer, M., -voeren.

Doorvoeren, voerde door, heeft doorgevoerd.

Doorvouwen, vouwde door, heeft doorgevouwen.

Doorvragen, vraagde door, heeft doorgevraagd; ook vroeg door.

Doorvreten, vrat door, vraten door, heeft doorgevreten.

Doorvriezen, vroor door, heeft doorgevroren en doorgevrozen.

Doorwaadbaar, -bare.

Doorwaaien, waaide door, heeft en is doorgewaaid; ook woei door,
woeien door; en doorwaaide (doorwoei), heeft doorwaaid.

Doorwaden, waadde door, heeft doorgewaad; ook doorwaadde, heeft
doorwaad.

Doorwandelen, wandelde door, heeft en is doorgewandeld; ook
doorwandelde, heeft doorwandeld.

Doorwasemen, doorwasemde, heeft doorwasemd.

Doorwassen, wies door, wiesen door, is doorgewassen.

Doorwassen (bnw.).

Doorwateren, waterde door, heeft en is doorgewaterd; ook doorwaterde,
heeft doorwaterd.

Doorweeken, weekte door, is en heeft doorgeweekt; ook doorweekte,
heeft doorweekt.

Doorweeking, V.

Doorweenen, weende door, heeft doorgeweend.

Doorwerken, werkte door, heeft doorgewerkt; ook doorwerkte, heeft
doorwerkt.

Doorweven, weefde door, heeft doorgeweven; ook doorweefde, heeft
doorweven.

Doorwoeden, woedde door, heeft doorgewoed.

Doorwoelen, doorwoelde, heeft doorwoeld.

Doorwonden, doorwondde, heeft doorwond.

Doorworstelen, doorworstelde, heeft doorworsteld.

Doorworsteling, V.

Doorwrocht, -wrochter, -wrochtst.

Doorwroeten, wroette door, heeft doorgewroet; ook doorwroette,
heeft doorwroet.

Doorwroeting, V.

Doorzaaien, zaaide door, heeft doorgezaaid; ook doorzaaide, heeft
doorzaaid.

Doorzagen, zaagde door, heeft doorgezaagd.

Doorzaging, V.

Doorzakken, zakte door, is doorgezakt.

Doorzakking, V., -zakkingen.

Doorzeilen, zeilde door, is en heeft doorgezeild.

Doorzenden, zond door, heeft doorgezonden.

Doorzetten, zette door, heeft doorgezet.

Doorzicht, O.

Doorzichtbaar, -bare.

Doorzichtbaarheid, V.

Doorzichtig, -zichtiger, -zichtigst.

Doorzichtigheid, V.

Doorzichtkunde, V.

Doorzien, zag door, zagen door, heeft doorgezien; ook doorzag,
doorzagen, heeft doorzien.

Doorziften, ziftte door, heeft doorgezift.

Doorzijgen, zeeg door, zegen door, heeft en is doorgezegen.

Doorzingen, zong door, heeft doorgezongen.

Doorzinken, zonk door, is doorgezonken.

Doorzitten, zat door, zaten door, heeft doorgezeten.

Doorzoeken, zocht door, heeft doorgezocht; ook doorzocht, heeft
doorzocht.

Doorzoeking, V., -zoekingen.

Doorzouten, doorzoutte, heeft doorzouten.

Doorzweeten, zweette door, heeft doorgezweet.

Doorzwelgen, zwolg door, heeft doorgezwolgen.

Doorzwelger, M., -zwelgers.

Doorzwelging, V.

Doorzwemmen, zwom door, zwommen door, heeft en is doorgezwommen.

Doorzweren, zwoor door, zworen door, is doorgezworen.

Doorzwerven, zwierf door, zwierven door, heeft doorgezworven.

Doorzweven, zweefde door, is doorgezweefd; ook doorzweefde, heeft
doorzweefd.

Doos, V., doozen. Doosje, O., -jes.

Doovekool, V., -kolen.

Dooven, doofde, heeft gedoofd.

Doovenetel, V., -netels.

Doovigheid, V.

Doozenfabriek, V., -fabrieken.

Doozenmaakster, V., -maaksters.

Dop, M., doppen. Dopje, O., -jes.

Dopjesspel, O., -spellen.

Dopknier, V., -knieren.

Doppen, dopte, heeft gedopt.

Dopper, M., doppers.

Dor, dorder, dorst.

Doren. Zie Doorn.

Dorheid, V.

Dormter, M.

Dorp, O., dorpen. Dorpje, O., -jes.

Dorpachtig.

Dorpel, M., dorpels. Dorpeltje, O., -jes.

Dorpeling, M. en V., dorpelingen. V. ook dorpelinge.

Dorpsbestuur, O., -besturen.

Dorpsch.

Dorpsherberg, V., -herbergen.

Dorpskerk, V., -kerken; -kerkje, O., -jes.

Dorpsleeraar, M., -leeraars en -leeraren.

Dorpsschool, V., -scholen.

Dorsch, M.

Dorschdeel, V., -delen.

Dorschen, dorschte, heeft gedorscht.

Dorscher, M., dorschers.

Dorsching, V., dorschingen.

Dorschschuur, V., -schuren.

Dorschtijd, M.

Dorschvlegel, M., -vlegels.

Dorschvloer, M., -vloeren.

Dorst, M.

Dorsten, dorstte, heeft gedorst.

Dorstig, dorstiger, dorstigst.

Dorstigheid, V.

Dos, M.

Dosis, V., dosissen.

Dossen, doste, heeft gedost.

Dot, M., dotten. Dotje, O., -jes.

Douairière, V., douairières.

Douane, V.

Douanekantoor, O., -kantoren.

Douanen (mv.) (de beambten der douane), M.

Douarie, V., douarieën.

Doubleeren, doubleerde, heeft gedoubleerd.

Doublet, O., doubletten. Doubletje, O., -jes.

Douceur, V. Douceurtje, O., -jes.

Douche, V.

Douw, M., douwen. Douwtje, O., -jes.

Dozijn, O., dozijnen. Dozijntje, O., -jes.

Dra.

Draad (voorwerp), M., draden; (stof), O. Draadje, O., -jes.

Draadloos, -looze.

Draadschaar, V., -scharen.

Draadsgewijze en -wijs.

Draadtrekken, O.

Draadtrekker, M., -trekkers.

Draagbaar, V., -baren.

Draagbaar, -bare.

Draagbalk, M., -balken.

Draagband, M., -banden.

Draagboom, M., -boomen; -boompje, O., -jes.

Draaggeld, O., -gelden.

Draagkoets, V., -koetsen.

Draagkorf, M., -korven; -korfje, O., -jes.

Draaglijk, -lijker, -lijkst.

Draagloon, O., -loonen.

Draagriem, M., -riemen.

Draagster, V., draagsters.

Draagstoel, M., -stoelen; -stoeltje, O., -jes.

Draagstok, M., -stokken.

Draagvermogen, O.

Draagzadel, M. en O., -zadels.

Draagzeel, O., -zeelen.

Draagzetel, M., -zetels.

Draai, M., draaien. Draaitje, O., -jes.

Draaibank, V., -banken.

Draaibeitel, M., -beitels.

Draaiboom, M., -boomen.

Draaibord, O., -borden.

Draaibrug, V., -bruggen.

Draaien, draaide, heeft en is gedraaid.

Draaier, M., draaiers.

Draaierig, draaieriger, draaierigst.

Draaierij, V., draaierijen.

Draaiing, V., draaiingen.

Draaikap, V., -kappen.

Draaikolk, V., -kolken.

Draaikruk, V., -krukken.

Draaikunst, V.

Draaimolen, M., -molens.

Draaiorgel, O., -orgels.

Draaipen, V., -pennen.

Draaischijf, V., -schijven.

Draaispil, V., -spillen.

Draaispit, O., -spitten.

Draaister, V., draaisters.

Draaistroom, M.

Draaitol, M., -tollen.

Draaiwerk, O.

Draak, M., draken. Draakje, O., -jes.

Draakwortel (plant), V.

Drab en Drabbe, V.

Drabbigheid, V.

Drachme, V. en O., drachmen.

Dracht, V., drachten.

Drachtig.

Dradig, dradiger, dradigst.

Draf (het draven), M. Drafje, O.

Draf (voeder), M.

Dragen, droeg, heeft gedragen.

Drager, M., dragers.

Dragersplaats, V., -plaatsen.

Dragon (kruid), V.

Dragon (kwast), V., dragons.

Dragonder, M., dragonders.

Draineerbuis, V., -buizen.

Draineeren, draineerde, heeft gedraineerd.

Drakenbloed, O.

Drakenboom, M., -boomen.

Drakenkop, M., -koppen.

Drakenkruid, O.

Drakenplant, V., -planten.

Drakenslang, V., -slangen.

Dralen, draalde, heeft gedraald.

Draler, M., dralers.

Drama, O., drama's.

Dramatiek, V.

Dramatisch.

Dramaturg, M., dramaturgen.

Dramaturgie, V.

Drang, M.

Drangreden, V., -redenen.

Drank, M., dranken. Drankje, O., -jes.

Drankaccijns, M., -accijnzen.

Drankbestrijder, M., -bestrijders.

Drankgebruik, O.

Drankjesflesch, V., -flesschen; drankjesfleschje, O., -jes.

Drankmisbruik, O.

Drankwet, V.

Drankwinkel, M., -winkels.

Drapeeren, drapeerde, heeft gedrapeerd.

Drapeering, V., drapeeringen.

Draperie, V., draperieën.

Dras, V.

Dras, drasser, drast.

Drassig, drassiger, drassigst.

Drassigheid, V.

Drastisch.

Draven, draafde, heeft gedraafd.

Draver, M., dravers.

Dravik, V.

Dreef, V., dreven. Dreefje, O., -jes.

Dreet, V., dreten. Dreetje, O., -jes.

Dreg en Dregge, V., dreggen. Dregje, O., -jes.

Dreggen, dregde, heeft gedregd.

Dreigbrief, M., -brieven.

Dreigement, O., dreigementen.

Dreigen, dreigde, heeft gedreigd.

Dreiging, V., dreigingen.

Drek, M.

Drekkig, drekkiger, drekkigst.

Drempel, M., drempels. Drempeltje, O., -jes.

Drenkbak, M., -bakken.

Drenkeling, M. en V., drenkelingen. V. ook drenkelinge.

Drenkelinghuisje, O., -huisjes.

Drenken, drenkte, heeft gedrenkt.

Drenkplaats, V., -plaatsen.

Drenktrog, M., -troggen.

Drenkwed, O., -wedden.

Drent, M., Drenten.

Drente (gewest), O.

Drentelen, drentelde, heeft en is gedrenteld.

Drentenaar, M., Drentenaars en Drentenaren.

Drenzen, drensde, heeft gedrensd.

Dressuur, V.

Dreum, M.

Dreumes, M., dreumessen. Dreumesje, O., -jes.

Dreun, M., dreunen. Dreuntje, O., -jes.

Dreunen, dreunde, heeft gedreund.

Dreuning, V., dreuningen.

Dreutel, M., dreutels. Dreuteltje, O., -jes.

Dreutelaar, M., dreutelaars.

Dreutelen, dreutelde, heeft gedreuteld.

Drevel, M., drevels.

Dribbel, M. en V., dribbels. Dribbeltje, O., -jes.

Dribbelaar, M., dribbelaars.

Dribbelaarster, V., dribbelaarsters.

Dribbelen, dribbelde, heeft en is gedribbeld.

Drie (telwoord). Als znw., V., drieën. Drietje, O., -jes.

Driedaagsch.

Driedeelen, driedeelde, heeft gedriedeeld.

Driedeelig.

Driedekker, M., -dekkers.

Driedik, -dikke.

Driedraadsch.

Driedubbel.

Drieduizendste.

Drieëenheid.

Drieëenig.

Drieërhande.

Drieërlei.

Driegdraad, M.

Driehoek, M., -hoeken; -hoekje, O., -jes.

Driehoekig.

Driehoeksmeting, V., -metingen.

Driehonderd.

Driehonderdste.

Drieklank, M., -klanken.

Driekleur, V.

Driekleurig.

Driekoningen (-dag, M., -dagen; -feest, O., -feesten).

Driekroon, V.

Drieledig.

Drieling, M. en V., drielingen.

Driemaal.

Drieman, M., -mannen.

Driemanschap, O., -schappen.

Driemast, M., -masten.

Driemaster, M., -masters.

Drieponder, M., -ponders.

Driepuntig.

Drieschijfsblok, O., -blokken en -bloks.

Driesprong, M., -sprongen.

Driest, driester.

Driestal, M., -stallen; -stalletje, O., -jes.

Driestemmig.

Driestheid, V., -heden.

Drietal, O., -tallen.

Drievlakshoek, M., -hoeken.

Drievoet, M., drievoeten.

Drievoudig.

Drievuldigheid, V.

Driewerf.

Drift, V., driften.

Driftig, driftiger, driftigst.

Driftigheid, V.

Driftkop, M. en V., -koppen.

Driftzand, O.

Drijfbeitel, M., -beitels.

Drijfhamer, M., -hamers.

Drijfhout, O., -houten.

Drijfijs, O.

Drijfjacht, V., -jachten.

Drijfkracht, V., -krachten.

Drijfrad, O., -raderen.

Drijfsteen, M., -steenen.

Drijftol, M., -tollen.

Drijfton, V., -tonnen.

Drijfveer, V., -veeren.

Drijfzand, O.

Drijnen, drijnde, heeft gedrijnd.

Drijten, dreet, dreten, heeft gedreten.

Drijven, dreef, dreven, is en heeft gedreven.

Drijver, M., drijvers.

Drijverij, V., drijverijen.

Dril (werktuig en klap), M., drillen.

Dril (gestold vleeschnat), V.

Dril (stof), O.

Drilboog, M., -bogen.

Drilboor, V., -boren.

Drilgat, O., -gaten.

Drilkunst, V.

Drillen, drilde, heeft gedrild.

Driller, M., drillers.

Drilmeester, M., -meesters.

Drilplaats, V., -plaatsen.

Drilschool, V., -scholen.

Dringen, drong, heeft en is gedrongen.

Dringend, dringender, dringendst.

Drinkbaar, -bare.

Drinkbak, M., -bakken; -bakje, O., -jes.

Drinkbeker, M., -bekers.

Drinkebroer, M., -broers.

Drinken, dronk, heeft gedronken.

Drinker, M., drinkers.

Drinkerij, V., drinkerijen.

Drinkgelag, O., -gelagen.

Drinkgeld, O., -gelden.

Drinkglas, O., -glazen; -glaasje, O., -jes.

Drinkhoorn en -horen, M., -hoorns en -horens.

Drinkkan, V., -kannen.

Drinklied, O., -liederen; -liedje, O., -jes.

Drinknap, M., -nappen; -napje, O., -jes.

Drinkpartij, V., -partijen.

Drinkschaal, V., -schalen.

Drinkvat, O., -vaten.

Drinkwater, O.

Droef, droever, droefst.

Droefenis, V.

Droefgeestig, -geestiger, -geestigst.

Droefgeestigheid, V.

Droefheid, V.

Droelen, droelde, heeft gedroeld.

Droes (duivel), M.

Droes (paardenziekte), M.

Droesem, M.

Droevig, droeviger, droevigst.

Droezig, droeziger, droezigst.

Drogen, droogde, heeft en is gedroogd.

Drogerij, V., drogerijen.

Droging, V., drogingen.

Drogist, M., drogisten.

Drogreden, V., -redenen.

Drogredenaar, M., -redenaren en -redenaars.

Drok. Zie Druk.

Drol, M., drollen. Drolletje, O., -jes.

Drollig, drolliger, drolligst.

Drolligheid, V., -heden.

Drom, M., drommen.

Dromedaris, M., dromedarissen.

Drommel, M., drommels. Drommeltje, O., -jes.

Drommels (bijw.).

Drommelsch (bnw.).

Dronk, M., dronken. Dronkje, O., -jes.

Dronkaard, M., dronkaards en dronkaarden.

Dronkelap, M., -lappen.

Dronken.

Dronkenman en Dronkeman, M., -mannen.

Dronkenschap, V.

Droog, droger, droogst.

Droogdoek, M., -doeken.

Droogheid, V.

Droogje, O.

Droogjes.

Drooglat, V., -latten.

Droogleggen, legde en leide droog, heeft drooggelegd en drooggeleid.

Drooglegging, V., -leggingen.

Droogloopen, liep droog, is drooggeloopen.

Droogmachine, V., -machines.

Droogmaken, maakte droog, heeft drooggemaakt.

Droogmakerij, V., -makerijen.

Droogmaking, V., -makingen.

Droogmalen, maalde droog, heeft drooggemalen.

Droogmaling, V., -malingen.

Droogoven, M., -ovens.

Droogpijp, V., -pijpen.

Droogplaats, V., -plaatsen.

Droograam, O., -ramen.

Droogrek, O., -rekken.

Droogscheerder, M., -scheerders.

Droogscheren, O.

Droogschuren, schuurde droog, heeft drooggeschuurd.

Droogschuur, V., -schuren.

Droogstok, M., -stokken.

Droogte, V., droogten.

Droogtouw, O., -touwen.

Droogvoets en Droogsvoets.

Droogzolder, M., -zolders.

Droom, M., droomen. Droompje, O., -jes.

Droombeeld, O., -beelden.

Droomen, droomde, heeft gedroomd.

Droomer, M., droomers.

Droomerig, droomeriger, droomerigst.

Droomerij, V., droomerijen.

Droomgezicht, O., -gezichten.

Droomig, droomiger, droomigst.

Droomuitlegger, M., -uitleggers.

Droopen, droopte, heeft gedroopt.

Drooping, V.

Drop (drup). Zie Drup.

Drop (geneesmiddel), V.

Droppel, Droppelen, enz. Zie Druppel, Druppelen, enz.

Dropsteen (een steen), M., -steenen; (als stofnaam), O.

Drossaard, M., drossaards.

Drossen, droste, is gedrost.

Drost, M., drosten.

Drostendienst, M., -diensten.

Drostschap, O.

Druïde, M., Druïden.

Druif, V., druiven. Druifje, O., -jes.

Druifluis, V., -luizen.

Druil (zeil), M., druilen.

Druil (persoon), M. en V., druilen.

Druilen, druilde, heeft gedruild.

Druiler, M., druilers.

Druilerig, druileriger, druilerigst.

Druilig, druiliger, druiligst.

Druiloor, M., -ooren.

Druilooren, druiloorde, heeft gedruiloord.

Druiloorig, -ooriger, -oorigst.

Druilsra, V., -raas.

Druip, M.

Druipbad, O., -baden.

Druipen, droop, dropen, heeft en is gedropen.

Druiper, M., druipers.

Druipnat, -natte.

Druipneus, M. en V., -neuzen.

Druipoog, M. en V., -oogen.

Druipstaart, M. en V., -staarten.

Druipstaarten, druipstaartte, heeft gedruipstaart.

Druipsteen (een steen), M., -steenen; (als stofnaam), O.

Druischen, druischte, heeft gedruischt.

Druiveblad, O., -bladeren.

Druiveboom, M., -boomen.

Druivenbloed, O.

Druivenkas, V., -kassen; druivenkasje, O., -jes.

Druivenlezen, O.

Druivenlezer, M., -lezers.

Druivenmand, V., -manden.

Druivenmoer, V.

Druivennat, O.

Druivenoogst, M.

Druivenpers, V., -persen.

Druivenrank, V., -ranken.

Druivensap, O.

Druivenschaar, V., -scharen.

Druivensuiker, V.

Druiventreden, O.

Druiventreder, M., -treders.

Druiventros, M., -trossen.

Druivepit, V., -pitten.

Druiveschil, V., -schillen.

Druivesteel, M., -stelen.

Druk, M., drukken. Drukje, O., -jes.

Druk, drukker, drukst.

Drukbal, M., -ballen.

Drukbank, V., -banken.

Drukfeil, V., -feilen.

Drukfout, V., -fouten; -foutje, O., -jes.

Drukinkt, M.

Drukken, drukte, heeft gedrukt.

Drukkend, drukkender, drukkendst.

Drukker, M., drukkers.

Drukkerij, V., drukkerijen.

Drukkersraam, O., -ramen.

Drukkersrol, V., -rollen.

Drukkerswerk, O.

Drukking, V., drukkingen.

Drukkosten (mv.), M.

Drukkunst, V.

Drukletter, V., -letters.

Drukloon, O., -loonen.

Drukpapier, O., -papieren.

Drukpers, V., -persen.

Drukproef, V., -proeven.

Drukschrift, O.

Druksel, O.

Drukte, V., drukten.

Druktelegraaf, V., -telegrafen.

Drukvorm, M., -vormen.

Drukwerk, O., -werken.

Drup en Drop, M., druppen (droppen). Drupje en dropje, O., -jes.

Druppel en Droppel, M., druppels (droppels) en druppelen
(droppelen). Druppeltje en droppeltje, O., -jes.

Druppelen en Droppelen, druppelde (droppelde), heeft en is gedruppeld
(gedroppeld).

Druppeling en Droppeling, V., druppelingen en droppelingen.

Druppelings en Droppelings.

Druppelsgewijze en -gewijs, ook Droppelsgewijze en -gewijs, en
Druppelswijze of Droppelswijze.

Druppen en Droppen, drupte (dropte), heeft en is gedrupt (gedropt).

Dryade, V., dryaden.

D-trein, M.

Dualisme, O.

Dualist, M., dualisten.

Dubbel, ook Dubbeld.

Dubbelaar, M., dubbelaars.

Dubbelen, dubbelde, heeft gedubbeld.

Dubbelhartig, -hartiger, -hartigst.

Dubbelhartigheid, V.

Dubbelpunt, O., -punten (in de wiskunde).

Dubbeltje, O., -jes.

Dubbeltongig, -tongiger, -tongigst.

Dubbelzinnig, -zinniger, -zinnigst.

Dubbelzinnigheid, V., -heden.

Dubbelzout, O., -zouten.

Dubben, dubde, heeft gedubd.

Dubber, M., dubbers.

Dubbing, V., dubbingen.

Dubieus, dubieuzer, dubieust.

Dubio (In -).

Dubloen, M., dubloenen.

Duchten, duchtte, heeft geducht.

Duchtig, duchtiger, duchtigst.

Duel, O., duellen.

Duelleeren, duelleerde, heeft geduelleerd.

Duellist, M., duellisten.

Duet, O., duetten. Duetje, O., -jes.

Duf, duffer, dufst.

Duffel (stof), O.; (jas), M., duffels. Duffeltje, O., -jes.

Duffelsch.

Dufheid, V.

Dufsteen. Zie Tufsteen.

Duidelijk, -lijker, -lijkst.

Duidelijkheid, V.

Duidelijkheidshalve.

Duiden, duidde, heeft geduid.

Duiding, V.

Duif, V., duiven. Duifje, O., -jes.

Duig, V., duigen. Duigje, O., -jes.

Duikelaar, M., duikelaars.

Duikelen, duikelde, heeft geduikeld.

Duikeling, V., duikelingen.

Duiken, dook, doken, heeft gedoken.

Duiker, M., duikers. Duikertje, O., -jes.

Duikerklok, V., -klokken.

Duiking, V., duikingen.

Duim, M., duimen. Duimpje, O., -jes.

Duimbreed, O.

Duimelen, duimelde, heeft geduimeld.

Duimeling, M., duimelingen.

Duimkruid, O.

Duimschroef, V., -schroeven.

Duimstok, M., -stokken.

Duin (zandheuvel), V., duinen; (collectief), O.

Duinaardappel, M., -aardappelen.

Duinachtig, -achtiger, -achtigst.

Duinflora, V.

Duingrond, M., -gronden.

Duinroos, V., -rozen.

Duinwater, O.

Duinwaterijs, O.

Duinwaterkraan, V., -kranen; -kraantje, O., -jes.

Duinwaterleiding, V., -leidingen.

Duinwatermaatschappij, V., -maatschappijen.

Duinzand, O.

Duist, O.

Duister, duisterder, duisterst.

Duisterheid, V., -heden.

Duisterling, M. en V., duisterlingen. V. ook duisterlinge.

Duisternis, V.

Duit, M., duiten. Duitje, O., -jes.

Duitendief, M., -dieven.

Duitsch.

Duitsch, O.

Duitscher, M., Duitschers.

Duitschland, O.

Duivekater (wat -!)

Duivel, M., duivels en duivelen. Duiveltje, O., -jes.

Duivelachtig, -achtiger, -achtigst.

Duivelarij, V., duivelarijen.

Duivelin, V., duivelinnen. Duivelinnetje, O., -jes.

Duivels (bijw.)

Duivelsbeet, M.

Duivelsbrood, O.

Duivelsch (bnw.).

Duivelsdrek, M.

Duivelskop, M., -koppen.

Duivelskunstenaar, M., -kunstenaars.

Duivelskunstenarij, V., -kunstenarijen.

Duivelsmelk, V.

Duivelspoot, M., -pooten.

Duivelstoejager, M., -toejagers.

Duivenboon, V., -boonen.

Duivendrek, M.

Duivenei, O., -eieren; -eitje, O., -eitjes en -eiertjes.

Duivenhok, O., -hokken; -hokje, O., -jes.

Duivenkervel, V.

Duivenkot, O., -kotten.

Duivenmarkt, V.

Duivenmelker, M., -melkers.

Duivenpost, V.

Duivenslag, O., -slagen.

Duiventil, V., -tillen; -tilletje, O., -jes.

Duivenvlucht, V.

Duizelen, duizelde, heeft geduizeld.

Duizelig, duizeliger, duizeligst.

Duizeling, V., duizelingen.

Duizend.

Duizend, O., duizenden.

Duizendbloempje, O., -jes.

Duizenderhande.

Duizenderlei.

Duizendjarig.

Duizendmaal.

Duizendschoon, V., -schoonen; -schoontje, O., -jes.

Duizendste.

Duizendvoud, O.

Duizendvoudig.

Duizendwerf.

Dukaat, M., dukaten. Dukaatje, O., -jes.

Dukatengoud, O.

Dukaton, M., dukatonnen en dukatons.

Dukdalf, M., dukdalven.

Duldeloos, -loozer, -loost.

Dulden, duldde, heeft geduld.

Dun, dunner, dunst.

Dunbloedig, -bloediger, -bloedigst.

Dunbloedigheid, V.

Dunbuikig, -buikiger, -buikigst.

Dundoek, O.

Dunharig.

Dunheid, V.

Dunk, M.

Dunken, hem dunkt, hem dacht en docht.

Dunlijvig, -lijviger, -lijvigst.

Dunlijvigheid, V.

Dunnen, dunde, heeft en is gedund.

Dunnetjes.

Dunnigheid, V.

Dunning, V.

Dunsel, O.

Dunte, V., dunten.

Duo, O., duo's.

Duodecimo (bnw.). Als znw., O., duodecimo's. Duodecimootje, O., -jes.

Dupe, M. en V., dupes.

Dupeeren, dupeerde, heeft gedupeerd.

Duplicaat, O., duplicaten.

Dupliek, V., duplieken.

Duplo (In -).

Duren, duurde, heeft geduurd.

Durf (Een heele -), M.

Durfal, M. en V., durfallen.

Durfniet, M. en V., durfnieten.

Durk, M., durken.

Durven, dorst en durfde, heeft gedurfd.

Dus.

Dusdanig.

Dusverre en Dusver.

Dut, M. Dutje, O., -jes.

Dutten, dutte, heeft gedut.

Duur, M.

Duur, duurder, duurst.

Duurkoop.

Duurte, V.

Duurzaam, -zamer, -zaamst.

Duurzaamheid, V.

Duw, M., duwen.

Duwen, duwde, heeft geduwd.

Dwaal, V., dwalen.

Dwaalbegrip, O., -begrippen.

Dwaalgeest, M., -geesten.

Dwaalleer, V., -leeren.

Dwaallicht, O., -lichten.

Dwaalpad, O., -paden.

Dwaalspoor, O., -sporen.

Dwaalster en -star, V., -sterren en -starren.

Dwaalweg, M., -wegen.

Dwaas, dwazer, dwaast.

Dwaasheid, V., -heden.

Dwaashoofd, M. en V., -hoofden.

Dwalen, dwaalde, heeft gedwaald.

Dwaling, V., dwalingen.

Dwang, M.

Dwangarbeid, M.

Dwangarbeider, M., -arbeiders.

Dwangbevel, O., -bevelen.

Dwangbuis, O., -buizen.

Dwangmiddel, O., -middelen.

Dwarrel, M.

Dwarrelen, dwarrelde, heeft gedwarreld.

Dwarreling, V., dwarrelingen.

Dwarrelwind, M., -winden.

Dwars, dwarser, dwarst.

Dwarsarm, M., -armen.

Dwarsboomen, dwarsboomde, heeft gedwarsboomd.

Dwarsdraads.

Dwarsdrijven, dwarsdrijfde, heeft gedwarsdrijfd.

Dwarsdrijver, M., -drijvers.

Dwarsdrijverij, V., -drijverijen.

Dwarsfluit, V., -fluiten.

Dwarsheid, V.

Dwarshout, O., -houten; -houtje, O., -jes.

Dwarskijker, M., -kijkers.

Dwarskijkerij, V.

Dwarskop, M. en V., -koppen.

Dwarsscheeps (bijw.).

Dwarsscheepsch (bnw.).

Dwarsstraat, V., -straten; -straatje, O., -jes.

Dwarsstrooms.

Dwarste, V.

Dwarsuit.

Dwaselijk.

Dweepachtig, -achtiger, -achtigst.

Dweepster, V., dweepsters.

Dweepziek, -zieker, -ziekst.

Dweepzucht, V.

Dweepzuchtig, -zuchtiger, -zuchtigst.

Dweil, V., dweilen. Dweiltje, O., -jes.

Dweilen, dweilde, heeft gedweild.

Dwepen, dweepte, heeft gedweept.

Dweper, M., dwepers.

Dweperij, V., dweperijen.

Dwerg, M., dwergen. Dwergje, O., -jes.

Dwergachtig, -achtiger, -achtigst.

Dwergeik, M., -eiken.

Dwergkruid, O.

Dwingeland, M., dwingelanden. Dwingelandje, O., -jes.

Dwingelandij, V.

Dwingen, dwong, heeft gedwongen.

Dwinger, M., dwingers.

Dwingerig, dwingeriger, dwingerigst.

Dwingster, V., dwingsters.

Dynamica, V.

Dynamiet, O.

Dynamietaanslag, M., -aanslagen.

Dynamietbom, V., -bommen.

Dynamietpatroon, V., -patronen.

Dynamometer, M., -meters.

Dynast, M., dynasten.

Dynastie, V., dynastieën.

Dynastiek.

Dysenterie, V.

Dyspepsie, V.



E


E, V., e's.

Eau de cologne-fabriek, V., -fabrieken.

Eau de cologne-zeep, V.

Eb en Ebbe, V.

Ebben, ebde, heeft geëbd.

Ebbenhout, O.

Ebbenhouten (bnw.).

Ebdeur, V., -deuren.

Ecarté, O.

Ecarteeren, ecarteerde, heeft geëcarteerd.

Echel, M., echels.

Echo, V., echo's.

Echt, M.

Echt, echter, echtst.

Echtbreker, M., -brekers.

Echtbreuk, V.

Echtelieden (mv.), M.

Echtelijk.

Echtelingen (mv.), M.

Echteloos, -looze.

Echten, echtte, heeft geëcht.

Echter.

Echtgenoot, M., -genooten.

Echtgenoote, V., -genooten.

Echtheid, V.

Echting, V.

Echtscheiding, V., -scheidingen.

Echtvereeniging, V., -vereenigingen.

Eclatant, eclatanter, eclatantst.

Eclectisch.

Eclips, V., eclipsen.

Eclipseeren, eclipseerde, is en heeft geëclipseerd.

Ecliptica, V.

Economie, V.

Economisch.

Economiseeren, economiseerde, heeft geëconomiseerd.

Economist, M., economisten.

Econoom, M., economen.

Edel, edeler, edelst.

Edelaardig, -aardiger, -aardigst.

Edelaardigheid, V.

Edelachtbaar, -bare.

Edelgeboren.

Edelgesteente, O., -gesteenten.

Edelgrootachtbaar, -bare.

Edelheid, V.

Edelknaap, M., -knapen.

Edelman, M., -lieden.

Edelmoedig, -moediger, -moedigst.

Edelmoedigheid, V.

Edelmogend.

Edelvrouw, V., -vrouwen.

Edict, O., edicten.

Edik, M.

Editie, V., editiën en edities.

Edoch.

Educatie, V., educaties.

Eed, M., eeden.

Eedaflegging, V.

Eedgenoot, M., -genooten.

Eega en Eegade, M. en V., eegaas en eegaden.

Eek (eikenschors), V.

Eekelaar, M., eekelaars.

Eekhoorn en Eekhoren, M., eekhoorns en eekhorens. Eekhoorntje en
eekhorentje, O., -jes.

Eelt, O.

Eeltachtig, -achtiger, -achtigst.

Eelterig, eelteriger, eelterigst.

Eeltig, eeltiger, eeltigst.

Eeltigheid, V.

Eeltknobbel, M., -knobbels; -knobbeltje, O., -jes.

Eeltzweer, V., -zweren.

Een, eene, een. Als znw., V., eenen. Eentje, O., -jes.

Eenarmig.

Eend, V., eenden. Eendje, O., -jes.

Eendebout, M., -bouten.

Eendenei, O., -eieren; -eitje, O., -eitjes en -eiertjes.

Eendenjacht, V.

Eendenkom, V., -kommen; -kommetje, O., -jes.

Eendenkooi, V., -kooien.

Eendenkroos, O.

Eendennest, O., -nesten.

Eender.

Eendracht, V.

Eendrachtelijk.

Eendrachtig, -drachtiger, -drachtigst.

Eendrachtiglijk.

Eenenmale (Ten -).

Eenerhande.

Eenerlei.

Eenhandig.

Eenheid, V., -heden.

Eenhoevig.

Eenhoofdig.

Eenhoorn en Eenhoren, M., eenhoorns en eenhorens.

Eenhuizig.

Eenig.

Eenigerhande.

Eenigerlei.

Eenigermate.

Eenigerwijze en -wijs.

Eenigheid, V.

Eeniglijk.

Eenigszins.

Eenjarig.

Eenkennig, -kenniger, -kennigst.

Eenkennigheid, V.

Eenlettergrepig.

Eenlobbig.

Eenmaal.

Eenmannig.

Eenoog, M. en V., eenoogen.

Eenoogig.

Eenparig, -pariger, -parigst.

Eenparigheid, V.

Eenpariglijk.

Eens.

Eensdeels.

Eensdenkend.

Eensgestemd.

Eensgezind.

Eensgezindheid, V.

Eensklaps.

Eensluidend.

Eensluidendheid, V.

Eenstemmig, -stemmiger, -stemmigst.

Eenstemmigheid, V.

Eentonig, -toniger, -tonigst.

Eentonigheid, V.

Eenvormig, -vormiger, -vormigst.

Eenvormigheid, V.

Eenvoud, M.

Eenvoudig, -voudiger, -voudigst.

Eenvoudigheid, V.

Eenwaardig.

Eenwerf.

Eenzaam, -zamer, -zaamst.

Eenzaamheid, V.

Eenzelvig, -zelviger, -zelvigst.

Eenzelvigheid, V.

Eenzijdig, -zijdiger, -zijdigst.

Eenzijdigheid, V.

Eer, V.

Eer (bijw.).

Eerbaar, -baarder, -baarst.

Eerbaarheid, V.

Eerbetoon, O.

Eerbetooning, V., -betooningen.

Eerbewijs, O., -bewijzen.

Eerbied, M.

Eerbiedelijk.

Eerbiedenis, V.

Eerbiedig, -biediger, -biedigst.

Eerbiedigen, eerbiedigde, heeft geëerbiedigd.

Eerbiedigheid, V.

Eerbiediging, V.

Eerbiediglijk.

Eerbiedshalve.

Eerbiedwaardig, -waardiger, -waardigst.

Eerbiedwekkend.

Eerder.

Eereblijk, O., -blijken.

Eereboog, M., -bogen.

Eeredienst en Eerdienst, M., -diensten.

Eerediploma, O., -diploma's.

Eeredoctoraat, O., -doctoraten.

Eerekrans, M., -kransen.

Eerelid, O., -leden.

Eerelidmaatschap, O., -schappen.

Eeremetaal en Eermetaal, O.

Eeren, eerde, heeft geëerd.

Eerepalm, M., -palmen.

Eereplaats, V., -plaatsen.

Eerepoort, V., -poorten.

Eerepost, M., -posten; -postje, O., -jes.

Eereprijs (belooning), M., -prijzen.

Eereprijs (plant), V.

Eeresabel, V., -sabels.

Eereschot, O., -schoten.

Eereschuld, V., -schulden.

Eereteeken, O., -teekenen en -teekens.

Eeretitel, M., -titels.

Eerewacht, V., -wachten.

Eerewijn, M.

Eerewoord, O.

Eergevoel, O.

Eergierig, -gieriger, -gierigst.

Eergierigheid, V.

Eergisteren.

Eerlang.

Eerlijk, -lijker, -lijkst.

Eerlijkheid, V.

Eerloos, -loozer, -loost.

Eermetaal, O., zie Eeremetaal.

Eerroover, M., -roovers.

Eershalve.

Eerst.

Eerstaanwezend.

Eerstbeginnende, M. en V., -beginnenden.

Eerstdaags.

Eerste.

Eerstelijk.

Eersteling, M. en V., eerstelingen. V. ook eerstelinge.

Eerstgeboorte, V.

Eerstgeborene, M. en V., -geborenen.

Eerstkomend.

Eertijds.

Eervergeten, -vergetener, -vergetenst.

Eervol, -voller, -volst.

Eerwaard.

Eerwaardig, -waardiger, -waardigst.

Eerwaardigheid, V.

Eerzuchtig, -zuchtiger, -zuchtigst.

Eerzuil, V., -zuilen.

Eest, M., eesten.

Eesten, eestte, heeft geëest.

Eesting, V.

Eetbaar, -bare.

Eetbaarheid, V.

Eethuis, O., -huizen.

Eetkamer, V., -kamers.

Eetlepel, M., -lepels.

Eetlust, M.

Eetster, V., eetsters.

Eetwaar, V., -waren.

Eetzaal, V., -zalen.

Eeuw, V., eeuwen.

Eeuwenoud.

Eeuwig.

Eeuwigdurend.

Eeuwigheid, V., -heden.

Effect, O., effecten. Effectje, O., -jes

Effectenbeurs, V., -beurzen.

Effectenhandel, M.

Effectenhoek, M.

Effectenmakelaars, M., -makelaars.

Effectentrommel, V., -trommels.

Effectief, O.

Effectief, effectieve.

Effen, effener, effenst.

Effenen, effende, heeft geëffend.

Effenheid, V.

Effening, V., effeningen.

Eg. Zie Egge.

Egaal, egaler, egaalst.

Egel, M., egels. Egeltje, O., -jes.

Egelantier, M., egelantieren en egelantiers.

Egelskop, M., -koppen.

Egelsvoet, M.

Egge en Eg, V., eggen.

Eggen, egde, heeft geëgd.

Eggerig, eggeriger, eggerigst.

Eggig, eggiger, eggigst.

Egging, V.

Egoisme, O.

Egoist, M., egoisten.

Egoistisch.

Egsmid, M., -smeden.

Egtand, M., -tanden.

Ei (tusschenw.).

Ei, O., eieren. Eitje, O., eitjes en eiertjes.

Eiber, M., eibers.

Eiderdons, O.

Eierdop, M., -doppen; -dopje, O., -jes.

Eierkoek, M., -koeken; -koekje, O., -jes.

Eierkorf, M., -korven; -korfje, O., -jes.

Eierkrans, M., -kransen.

Eierlepel, M., -lepels; -lepeltje, O., -jes.

Eierlijst, V., -lijsten; -lijstje, O., -jes.

Eiernetje, O., -netjes.

Eierpruim, V., -pruimen.

Eierrek, O., -rekken; -rekje, O., -jes.

Eiersaus, V.; -sausje, O., -jes.

Eierschaal, V., -schalen.

Eierstok, M., -stokken.

Eierstruif, V., -struiven.

Eiervrouw, V., -vrouwen.

Eigen, eigener, eigenst.

Eigenaar, M., eigenaren en eigenaars.

Eigenaardig, -aardiger, -aardigst.

Eigenaardigheid, V., -heden.

Eigenares, V., eigenaressen.

Eigenbaat, V.

Eigenbelang, O.

Eigendom (recht), M.,; (bezitting), O., -dommen. Eigendommetje,
O., -jes.

Eigendomsoverdracht, V., -overdrachten.

Eigendomsrecht, O.

Eigendunk, M.

Eigendunkelijk, -lijker, -lijkst.

Eigendunkelijkheid, V.

Eigenen, eigenden, heeft geëigend.

Eigengebakken.

Eigengeërfde, M. en V., -geërfden.

Eigengemaakt.

Eigenhandig.

Eigenhoorig.

Eigenhoorigheid, V.

Eigenlijk.

Eigenlof, M.

Eigenmachtig, -machtiger, -machtigst.

Eigenmachtigheid, V.

Eigennaam, M., -namen.

Eigenschap, V., -schappen.

Eigenwaan, M.

Eigenwijs, -wijzer, -wijst.

Eigenwijsheid, V.

Eigenwillig, -williger, -willigst.

Eigenzinnig, -zinniger, -zinnigst.

Eigenzinnigheid, V.

Eik, M., eiken. Eikje, O., -jes.

Eikeblad, O., -bladen en -bladeren; -blaadje, O., -blaadjes en
-bladertjes.

Eikeboom, M., -boomen; -boompje, O., -jes.

Eikekrans, of Eikenkrans, M., -kransen.

Eikekroon, of Eikenkroon, V., -kronen.

Eikel, M., eikels. Eikeltje, O., -jes.

Eikeloof en Eikenloof, O.

Eiken (bnw.).

Eikenbast, M., -basten.

Eikenbosch, O., -bosschen.

Eikendreef, V., -dreven.

Eikenhout, O.

Eikenhouten (bnw.).

Eikenlaan, V., -lanen; -laantje. O., -jes.

Eikenmos, O.

Eikenschors, V.

Eiker (vrachtschip), M., eikers.

Eikestam, M., -stammen.

Eiketak, -takken; -takje, O., -jes.

Eilaas.

Eiland, O., eilanden. Eilandje, O., -jes.

Eilander, M., eilanders.

Eilieve.

Eiloof, O.

Eindbeslissing, V., -beslissingen.

Eindbesluit, O., -besluiten.

Eindcijfer, O., -cijfers.

Einddoel, O.

Einde, ook Eind en End, O., einden en enden. Eindje en endje, O., -jes.

Eindelijk.

Eindelinghout, O.

Eindeloos, -looze.

Eindeloosheid, V.

Einden, eindde, heeft geëind.

Eindig.

Eindigen, eindigde, heeft en is geëindigd.

Eindigheid, V.

Eindoogmerk, O., -oogmerken.

Eindoorzaak, V., -oorzaken.

Eindpaal, M., -palen.

Eindstation, O., -stations.

Eindstemming, V., -stemmingen.

Eindvonnis, O., -vonnissen.

Eirond.

Eisch, M., eischen.

Eischen, eischte, heeft geëischt.

Eischer, M., eischers.

Eischeres, V., eischeressen.

Eiwit, O.

Eiwitgehalte, O.

Eiwitstof, V.

Eiwitten, eiwitte, heeft geëiwit.

Ekster (ook Aakster), V., eksters (aaksters).

Eksteroog, O., -oogen.

El, V., ellen. Elletje, O., -jes.

Eland, M., elanden.

Elasticiteit, V.

Elastiek, O., elastieken; elastiekje, O., -jes.

Elastiek, elastieker, elastiekst.

Elders.

Eldorado, O.

Electricien, M., electriciens.

Electriciteit, V.

Electriek, electrieke.

Electriseeren, electriseerde, heeft geëlectriseerd.

Electriseermachine, V., -machines.

Electrocutie, V.

Electro-magnetisch.

Electromotor, M., -motors of -motoren.

Electrotechniek, V.

Electrotherapie, V.

Elegant, eleganter, elegantst.

Elegantie, V.

Elegie, V., elegieën.

Elegisch.

Element, O., elementen.

Elementair.

Elf, elven.

Elfde.

Elfdehalf, -halve.

Elfderhande.

Elfderlei.

Elf-en-dertigst (op zijn -).

Elfhonderd.

Elfmaal.

Elfrank, V., -ranken.

Elft, M., elften. Elftje, O., -jes

Elfvoud, O.

Elfvoudig.

Elger (aalgeer), M., elgers.

Elisie, V.

Elixir en Elixer, O., elixir en elixers.

Elk.

Elkaar (_afbreken_ elk-aar).

Elkander (_afbreken_ elk-ander).

Elkeen.

Elleboog, M., -bogen; -boogje. O., -jes.

Elleboogsbeen, O., -beenderen.

Elleboogsknokkel, M., -knokkels.

Elleboogslengte, V., -lengten.

Elleboogsmouw, V., -mouwen.

Ellemaat, V., -maten.

Ellende, V., ellenden.

Ellendeling, M. en V., ellendelingen. V. ook ellendelinge.

Ellendig, ellendiger, ellendigst.

Ellendigheid, V.

Ellestok, M., -stokken.

Ellewaar, V., -waren.

Ellewinkel, M., -winkels.

Ellips, V., ellipsen.

Ellipsoïde, V., ellipsoïden.

Elliptisch.

Elpenbeen, O.

Elpenbeenen (bnw.).

Els (boom), M., elzen.

Els (priem), V., elzen. Elsje, O., -jes.

Elzeblad, O., -bladen en -bladeren.

Elzeboom, M., -boomen.

Elzenbosch, O., -bosschen.

Elzenheg, V., -heggen.

Elzenhout, O.

Elzenlaan, V., -lanen; -laantje, O., -jes.

Elzestam, M., -stammen.

Elzestruik, M., -struiken.

Elzetak, M., -takken; -takje, O., -jes.

Email, O.

Emailleeren, emailleerde, heeft geëmailleerd.

Emancipatie, V.

Emancipeeren, emancipeerde, heeft geëmancipeerd.

Emballage, V.

Embargo, O.

Emblema, O., emblema's en emblemata.

Embryo, O., embryo's.

Embryologie, V.

Embryoloog, M., -logen.

Emeritus.

Emigrant, M., emigranten.

Emigrante, V., emigranten.

Emigratie, V.

Emigreeren, emigreerde, is geëmigreerd.

Eminent, eminenter, eminentst.

Eminentie, V., eminentiën.

Emissie, V., emissies.

Emitteeren, emitteerde, heeft geëmitteerd.

Emmer, M., emmers. Emmertje, O., -jes.

Emolument, O., emolumenten.

Emphase, V.

Empirie, V.

Empirisch.

Emplooi, O., emplooien.

Emulsie, V., emulsies.

En.

Encycliek, V., encyclieken.

Encyclopedie, V., encyclopedieën.

Encyclopedisch.

End. (Zie Einde).

Endeldarm, M., -darmen.

Endosseeren, endosseerde, heeft geëndosseerd.

Endossement, O., endossementen

Energie, V.

Energiek, energieker, energiekst.

Eng, enger, engst.

Engageeren, engageerde, heeft geëngageerd.

Engagement, O., engagementen.

Engagementstijd, M.

Engborstig.

Engel, M., engelen. Engeltje, O., -jes

Engelachtig, -achtiger, -achtigst.

Engelbewaarder, M., -bewaarders.

Engelenbak, M., -bakken.

Engelengeduld, O.

Engelenkoor, O., -koren.

Engelenschaar, V., -scharen.

Engelenzang, M.

Engelsch.

Engelsch, O.

Engelzoet, O.

Engerling, M., engerlingen.

Engheid, V.

Engte, V., engten.

Enkel, M., enkels. Enkeltje, O., -jes

Enkel, ook Enkeld.

Enkelvoud, O., enkelvouden.

Enkelvoudig.

Enkhuizer (persoon, almanak, kabelslag), M., Enkhuizers.

Enorm, enormer, enormst.

Enormiteit, V., enormiteiten.

Enquête, V., enquêtes.

Enquête-commisie, V., -commissiën.

Ent, V., enten.

Enten, entte, heeft geënt.

Enter, M., enters.

Enterbijl, V., -bijlen.

Enterdreg, V., -dreggen.

Enteren, enterde, heeft geënterd.

Entering, V., enteringen.

Enterluik, O., -luiken.

Enternet, O., -netten.

Enthusiasme, O.

Enthusiast, M., enthusiasten.

Enting, V.

Entmes, O., -messen.

Entomologie, V.

Entomologisch.

Entomoloog, M., entomologen.

En-tout-cas, M.

Entrée, V., entrée's.

Entrée-kaart, -kaarten.

Entrepot, O., entrepots.

Entwas, O. en V.

Enveloppe, V., enveloppen.

Epaulet, V., epauletten.

Epicurist, M., epicuristen.

Epidemie, V., epidemieën.

Epidemisch.

Epigram, O., epigrammen.

Epilepsie, V.

Episch.

Episcopaal, episcopale.

Episcopaat, O.

Episode, V., episoden en episodes.

Epistel, M., epistels. Episteltje, O., -jes.

Epitheton, O., epitheta.

Epoque, V., epoques.

Epos, O.

Eppe, V.

Equipage, V., equipages.

Equipeeren, equipeerde, heeft geëquipeerd.

Equipement, O., equipementen.

Equivalent, O., equivalenten.

Er.

Erachten, O., (mijns erachtens).

Erbarmelijk, -lijker, -lijkst.

Erbarmelijkheid, V.

Erbarmen, erbarmde, heeft erbarmd.

Erbarming, V.

Erf, O., erven. Erfje, O., -jes.

Erfcijns, M., -cijnzen.

Erfdeel, O., -deelen, -deeltje, O., -jes.

Erfdochter, V., -dochters.

Erfelijk.

Erfelijkheid, V.

Erfenis, V., erfenissen. Erfenisje, O., -jes.

Erfgenaam, M. en V., erfgenamen. V. ook erfgename.

Erfgoed, O., -goederen.

Erfhuis, O., -huizen.

Erflater, M., -laters.

Erfoom, M., -ooms; -oompje, O., -jes.

Erfopvolging, V.

Erfpacht, V., -pachten.

Erfportie, V., -portiën en -porties.

Erfprins, M., -prinsen.

Erfprinses, V., -prinsessen.

Erfrecht, O.

Erfrente, V., -renten.

Erfschuld, V.

Erfstadhouder, M., -stadhouders.

Erfstelling, V., -stellingen.

Erfstuk, O., -stukken.

Erftante, V., -tantes.

Erfvijand, M., -vijanden.

Erfzonde, V.

Erg, erger, ergst.

Ergdenkend, -denkender, -denkendst.

Ergdenkendheid, V.

Ergens.

Ergeren, ergerde, heeft geërgerd.

Ergerlijk, -lijker, -lijkst.

Ergerlijkheid, V., -heden.

Ergernis, V., ergernissen.

Ergje, O.

Erkennen, erkende, heeft erkend.

Erkenning, V.

Erkentelijk, -lijker, -lijkst.

Erkentelijkheid, V.

Erkentenis, V.

Erlangen, erlangde, heeft erlangd.

Erlanging, V.

Ernst, M.

Ernstig, ernstiger, ernstigst.

Erotisch.

Erratum, O., errata.

Erts, O., ertsen.

Ervaren, ervoer, heeft ervaren.

Ervaren, ervarener, ervarenst.

Ervarenheid, V.

Ervaring, V., ervaringen.

Erven (mv.), M.

Erven, erfde, heeft geërfd.

Erwt, V., erwten. Erwtje, O., -jes.

Erwtenblazer, M., -blazers.

Erwtensoep, V.

Esch, M., esschen.

Eschdoorn en -doren, M., -doornen en -dorens.

Escorte, O.

Eskader, O., eskaders. Eskadertje, O., -jes.

Eskadron, O., eskadrons.

Esp, M., espen.

Espeblad, O., -bladen en -bladeren.

Espeboom, M., -boomen.

Espenhout, O.

Espenhouten (bnw.).

Essaai, O.

Essaieeren, essaieerde, heeft geëssaieerd.

Essaieur, M., essaieurs.

Esscheboom, M., -boomen.

Esschenhout, O.

Esschenhouten (bnw.).

Essence, V., essences.

Essentieel, essentieele.

Estafette, M., estafetten.

Estrik, M., estriken.

Etablisseeren, etablisseerde, heeft geëtablisseerd.

Etablissement, O., etablissementen.

Étagère, V., étagères.

Etalage, V., etalages.

Etaleeren, etaleerde, heeft geëtaleerd.

Eten, at, aten, heeft gegeten.

Eten, O.

Etensdrager, M., -dragers.

Etenstijd, M.

Etensuur, O., -uren; -uurtje, O., -jes.

Eter, M., eters.

Eterij, V.

Etgroen, O.

Etherisch.

Ethnographie, V.

Ethnographisch.

Etiquette (briefje), V., etiquetten.

Etiquette (wellevendheid), V.

Etmaal, O., etmalen.

Ets, V., etsen. Etsje, O., -jes.

Etsen, etste, heeft geëtst.

Etser, M., etsers.

Etsgrond, M.

Etskunst, V.

Etsnaald, V., -naalden.

Etswerk, O.

Ettelijke.

Etter, M.

Etterachtig, -achtiger, -achtigst.

Etteren, etterde, heeft geëtterd.

Etterig, etteriger, etterigst.

Ettering, V.

Etterzak, M., -zakken.

Etui, O., etuis. Etuitje, O., etuitjes.

Etymologie, V., etymologieën.

Etymologisch.

Etymoloog, M., etymologen.

Euphemisme, O., euphemismen.

Euphonie, V.

Europeaan, M., Europeanen.

Europeesch, Europeesche.

Euvel, O., euvelen.

Euvel, euveler, euvelst.

Euveldaad, V., -daden.

Euvelmoed, M.

Euvelmoedig, -moediger, -moedigst.

Evangelie, O., evangeliën.

Evangeliewoord, O., -woorden.

Evangelisatie, V.

Evangelisch.

Evangelist, M., Evangelisten.

Even.

Evenaar, M., evenaars en evenaren. Evenaartje, O., -jes.

Evenals.

Evenaren, evenaarde, heeft geëvenaard.

Evenbeeld, O., -beelden.

Eveneens.

Evenement, O., evenementen.

Evengoed (bijw.).

Evening, V., eveningen.

Evenknie, M., -knieën.

Evenmatig.

Evenmatigheid, V.

Evenmensch, M., -menschen.

Evenmin.

Evennaaste, M. en V., -naasten.

Evennachtslijn, V.

Evenredig, -rediger, -redigst.

Evenredigen, evenredigde, heeft geëvenredigd.

Evenredigheid, V., -heden.

Eventjes.

Eventueel, eventueele.

Evenveel.

Evenveeltje, O., -jes.

Evenwel.

Evenwicht, O.

Evenwijdig.

Evenwijdigheid, V.

Evenzeer.

Evenzoo.

Ever, M., evers.

Everwortel, M.

Everzwijn, O., -zwijnen.

Evident, evidenter, evidentst.

Evidentie, V.

Evolutie, V., evolutiën.

Evolutieleer, V.

Exact.

Examen, O., examens en examina.

Examencommissie, V., -commissies en -commissiën.

Examengeld, O., -gelden.

Examenkiezer, M., -kiezers.

Examentijd, M., -tijden.

Examenvrees, V.

Examinator, M., examinatoren.

Examineeren, examineerde, heeft geëxamineerd.

Excedent, O., excedenten.

Excelleeren, excelleerde, heeft geëxcelleerd.

Excellent, excellenter, excellentst.

Excellentie, V., excellentiën en excellenties.

Excentriciteit, V.

Excentriek, excentrieker, excentriekst.

Excentriek, O., excentrieken.

Exceptie, V., exceptiën en excepties.

Exceptioneel, exceptioneele.

Excerpeeren, excerpeerde, heeft geëxcerpeerd.

Excerpt, O., excerpten.

Exces, O., excessen.

Exclusief, exclusiever, exclusiefst.

Exclusivisme, O.

Excrement, O., excrementen.

Excuseeren, excuseerde, heeft geëxcuseerd.

Excuus, O., excuses.

Executeeren, executeerde, heeft geëxecuteerd.

Executeur, M., executeuren en executeurs.

Executeur-testamentair, M., executeurs-testamentair.

Executie, V., executiën en executies.

Executoir.

Exegeet, M., exegeten.

Exegese, V., exegesen.

Exempel, O. exempels.

Exemplaar, O., exemplaren. Exemplaartje, O., -jes.

Exerceeren, exerceerde, heeft geëxerceerd.

Exercitie, V., exercitiën en exercities.

Exercitieplein, O., -pleinen.

Exercitiereglement, O., -reglementen.

Ex-keizer, M., ex-keizers.

Ex-minister, M., ex-ministers.

Exorbitant, exorbitanter, exorbitantst.

Expansie, V.

Expedieeren, expedieerde, heeft geëxpedieerd.

Expediet.

Expediteur, M., expediteuren en expediteurs.

Expeditie, V., expeditiën en expedities.

Expeditiekantoor, O., -kantoren.

Expert, M., experts.

Explicatie, V., explicatiën en explicaties.

Expliceeren, expliceerde, heeft geëxpliceerd.

Exploitatiemaatschappij, V., -maatschappijen.

Exploot, O., exploten.

Explosie, V., explosies.

Exponeeren, exponeerde, heeft geëxponeerd.

Exponent, M., exponenten.

Exporthandel, M.

Exposé, O., exposé's.

Expositie, V., exposities.

Expres (bijw.).

Expres (trein), M.

Extempore, O., extempore's.

Extern.

Extra.

Extraatje, O., -jes.

Extract, O., extracten.

Ezel, M., ezels. Ezeltje, O., -jes.

Ezelachtig, -achtiger, -achtigst.

Ezelachtigheid, V.

Ezelen, ezelde, heeft geëzeld.

Ezelin, V., ezelinnen. Ezelinnetje, O., -jes.

Ezelinnenmelk, V.

Ezelsbrug, V., -bruggen.

Ezelskop, (kop van een ezel), M., -koppen.

Ezelskop, (schimpnaam), M. en V., -koppen.

Ezelsoor, O., -ooren.

Ezelsveulen, O., -veulens.

Ezelwagen, M., -wagens; -wagentje, O., -jes.



F


F., V., f's.

Faam, V.

Faas, V., fazen.

Fabel, V., fabelen en fabels. Fabeltje, O., -jes.

Fabelachtig, -achtiger, -achtigst.

Fabelleer, V.

Fabricage, V.

Fabriceeren, fabriceerde, heeft gefabriceerd.

Fabriceering, V.

Fabriek, V., fabrieken.

Fabrieken, fabriekte, heeft gefabriekt.

Fabrieksarbeider, M., -arbeiders.

Fabrieksmerk, O., -merken.

Fabrieksnijverheid, V.

Fabrieksprijs, M., -prijzen.

Fabrieksstad, V., -steden.

Fabrieksvolk, O.

Fabrikaat, O., fabrikaten.

Fabrikant, M., fabrikanten.

Fabuleus, fabuleuze.

Facsimile, O., facsimile's.

Factie, factiën en facties.

Factor, M., factoren.

Factorij, V., factorijen.

Factotum, M., factotums.

Factuur, V., facturen.

Facultatief, facultatieve.

Faculteit, V., faculteiten.

Faculteitsschool, V., -scholen.

Faculteitsvergadering, V., -vergaderingen.

Fagot, V., fagotten.

Fagottist, M., fagottisten.

Failleeren, failleerde, is gefailleerd.

Failliet, M. en O., faillieten.

Failliet (bnw.).

Faillietverklaring, V., -verklaringen.

Faillissement, O., faillissementen.

Fakkel, V., fakkels. Fakkeltje, O., -jes.

Fakkeldrager, M., -dragers.

Fakkellicht, O.

Fakkeltocht, M., -tochten.

Falbala, V., falbala's.

Falen, faalde, heeft gefaald.

Falie, V., faliën en falies.

Faliekant.

Falsaris, M., falsarissen.

Fameus, fameuzer, fameust.

Familiaar, familiaarder, familiaarst.

Familiariteit, V., familiariteiten.

Familie, V., familiën en families.

Familiedag, M., -dagen.

Familiegraf, O., -graven.

Familiekring, M., -kringen.

Familiekwaal, V., -kwalen.

Familielid, O., -leden.

Familienaam, M., -namen.

Familieraad, M., -raden.

Familieregeering, V., -regeeringen.

Familiewapen, O., -wapens.

Familiezwak, O.

Fanatiek, fanatieker, fanatiekst.

Fanatisme, O.

Fanfare, V., fanfares.

Fanfarecorps, O., -corpsen.

Fantasiehoed, M., -hoeden.

Fantasiepak, O., -pakken.

Farizeër, M., Farizeërs en Farizeën.

Farizeesch.

Faro (spel en drank), O.

Fascine, V., fascinen en fascines.

Fat, M., fatten. Fatje, O., -jes.

Fataal, fataler, fataalst.

Fatalisme, O.

Fataliteit, V., fataliteiten.

Fatigant, fatiganter, fatigantst.

Fatigeeren, fatigeerde, heeft gefatigeerd.

Fatsen (mv.), V.

Fatsoen, O., fatsoenen. Fatsoentje, O., -jes.

Fatsoeneeren, fatsoeneerde, heeft gefatsoeneerd.

Fatsoeneering, V.

Fatsoenlijk, -lijker, -lijkst.

Fatsoenlijkheid, V.

Fatsoenshalve.

Fatterig, fatteriger, fatterigst.

Fatterigheid, V.

Fauteuil, M., fauteuils.

Faveur, V., faveurs; faveurtje, O., -jes.

Favoriet, M., favorieten.

Favoriete, V., favorieten.

Fazant, M., fazanten.

Fazantenei, O., -eieren.

Fazantenhaan, M., -hanen.

Fazantenhen, V., -hennen.

Fazantenhok, O., -hokken.

Fazantenjacht, V.

Fazantennest, O., -nesten.

Februari, M.

Februari-omwenteling, V.

Fee, V., feeën.

Feeks, V., feeksen. Feeksje, O., -jes.

Feest, O., feesten. Feestje, O., -jes.

Feestcatalogus, M., -catalogussen.

Feestdag, M., -dagen.

Feestelijk, -lijker, -lijkst.

Feestelijkheid, V., -heden.

Feesteling, M. en V., feestelingen. V. ook feestelinge.

Feestgenoot, M., -genooten.

Feestgewaad, O., -gewaden.

Feestgroet, M., -groeten.

Feestinsigne, O., -insignes.

Feestlied, O., -liederen.

Feestlokaal, O., -lokalen.

Feestmarsch, M., -marschen.

Feestprogramma, O., -programma's.

Feestterrein, O., -terreinen.

Feestvieren, vierde feest, heeft feestgevierd.

Feestviering, V., -vieringen.

Feestvreugde, V.

Feil, V., feilen. Feiltje, O., -jes.

Feilbaar, -bare.

Feilbaarheid, V.

Feilen, feilde, heeft gefeild.

Feilloos, -looze.

Feilloosheid, V.

Feit, O., feiten.

Feitel, V., feitels. Feiteltje, O., -jes.

Feitelijk.

Feitelijkheid, V., -heden.

Fel, feller, felst.

Felheid, V.

Felicitatie, V., felicitatiën en felicitaties.

Felicitatiebrief, M., -brieven.

Feliciteeren, feliciteerde, heeft gefeliciteerd.

Femelaar, M., femelaars.

Femelen, femelde, heeft gefemeld.

Feminisme, O.

Feminist, M. en V. (V. ook -iste), feministen.

Fenegriek, O.

Feniks, ook Phoenix, M., feniksen en phoenixen.

Fep, V.

Feppen, fepte, heeft gefept.

Ferm, fermer, fermst.

Fermenteeren, fermenteerde, heeft gefermenteerd.

Fermenteerschuur, V., -schuren.

Fermeteit en Fermiteit, V.

Fermoor, O., fermoren.

Festijn, O., festijnen.

Festival, O., festivals.

Festiviteit, V., festiviteiten.

Festoen, V. en O., festoenen. Festoentje, O., -jes.

Festonneeren, festonneerde, heeft gefestonneerd.

Fêteeren, fêteerde, heeft gefêteerd.

Feuilleton, O., feuilletons.

Feuilletonschrijver, M., -schrijvers.

Fiacre, V., fiacres.

Fiasco, O.

Fiat, O.

Fiatteeren, fiatteerde, heeft gefiatteerd.

Fiatteering, V.

Fiche, O., fiches.

Fichesdoos, V., -doozen.

Fichu, V., fichu's.

Fictie, V., fictiën en ficties.

Fideel, fideeler, fideelst.

Fidei-commis, O., -commissen.

Fielt, M., fielten.

Fieltenstreek, M., -streken.

Fielterig, fielteriger, fielterigst.

Fielterigheid, V.

Fier, fierder, fierst.

Fierheid, V.

Fierte, V.

Fiets, V., fietsen.

Fietsbel, V., -bellen; -belletje, O., -jes.

Fietsen, fietste, heeft gefietst.

Fietskostuum, O.

Fietspet, V., -petten; -petje, O., -jes.

Fietspomp, V., -pompen; -pompje, O., -jes.

Figurant, M., figuranten.

Figurante, V., figuranten.

Figuur, V., en O., figuren. Figuurtje, O., -jes.

Figuurlijk.

Figuurlijkheid, V.

Fij.

Fijmelaar, M., fijmelaars.

Fijmelaarster, V., fijmelaarsters.

Fijmelachtig, -achtiger, -achtigst.

Fijmelarij, V., fijmelarijen.

Fijmelen, fijmelde, heeft gefijmeld.

Fijn, fijner, fijnst.

Fijnhakken, hakte fijn, heeft fijngehakt.

Fijnheid, V., -heden.

Fijnigheid, V., -heden.

Fijnkauwen, kauwde fijn, heeft fijngekauwd.

Fijnmaken, maakte fijn, heeft fijngemaakt.

Fijnmalen, maalde fijn, heeft fijngemalen.

Fijnstampen, stampte fijn, heeft fijngestampt.

Fijnstooten, stiet en stootte fijn, heeft fijngestooten.

Fijnte, V., fijnten.

Fijntjes.

Fijnwrijven, wreef fijn, wreven fijn, heeft fijngewreven.

Fijt, V.

Fiks (bijw.), fikser, fikst.

Fiksch, (bnw.) fikscher, fikscht.

Fikschheid, V.

Fikshond, M., -honden; -hondje, O., -jes.

Filomeel, V., filomeelen. Filomeeltje, O., -jes.

Filozel, V.

Filozellen (bnw.).

Filtreerdoek, M., -doeken.

Filtreeren, filtreerde, heeft gefiltreerd.

Filtreerkan, V., -kannen.

Filtreermachine, V., -machines.

Filtreerpapier, O.

Filtreertoestel, M. en O., -toestellen.

Finaal, finale.

Finale, V.

Financieel, fiancieele.

Financiën (mv.), V.

Financier, M., financieren en financiers.

Financiewezen, O.

Fiool (flesch), V., fiolen.

Firma, V., firma's.

Firmament, O.

Firmant, M., firmanten.

Fiscaal, fiscale.

Fiscus, M.

Fiskaal, M., fiskalen.

Fistel, V., fistels. Fisteltje, O., -jes.

Fitter, M., fitters.

Fixeeren, fixeerde, heeft gefixeerd.

Flab. Zie Fleb.

Flabberen, flabberde, heeft geflabberd.

Flacon, M., flacons. Flaconnetje, O., -jes.

Fladderen, fladderde, heeft gefladderd.

Flageolet, V., flageoletten.

Flakkeren, flakkerde, heeft geflakkerd.

Flambeeren, flambeerde, heeft geflambeerd.

Flambouw, V., flambouwen.

Flamingo, M., flamingo's.

Flaneeren, flaneerde, heeft geflaneerd.

Flanel, O., flanellen; flanelletje, O., -jes.

Flanellen (bnw.).

Flank, V., flanken.

Flankeeren, flankeerde, heeft geflankeerd.

Flankeering, V.

Flankeur, M., flankeurs.

Flansen, flanste, heeft geflanst.

Flap, M., flappen.

Flappen, flapte, heeft geflapt.

Flapuit, M., en V., flapuiten.

Flarden (mv.), M.

Flater, M., flaters. Flatertje, O., -jes.

Flauw, flauwer, flauwst.

Flauwerd, M., flauwerds.

Flauwhartig, -hartiger, -hartigst.

Flauwhartigheid, V.

Flauwheid, V., -heden.

Flauwigheid, V., -heden.

Flauwiteit, V., flauwiteiten.

Flauwte, V., flauwten.

Flauwtjes.

Fleemen, fleemde, heeft gefleemd.

Fleemer, M., fleemers.

Fleemerij, V., fleemerijen.

Fleemkous, M. en V., -kousen.

Fleemster, V., fleemsters.

Fleemtaal, V.

Fleer (klap), M., fleeren.

Fleer (vrouwspersoon), V., fleeren.

Fleers, M., fleerzen.

Flegma, O.

Flegmatiek, flegmatieker, flegmatiekst.

Flegmatisch.

Flens (ijzeren kraag), V., flenzen.

Flensje (gebak), O., flensjes.

Flenter, M., flenters.

Flep, V., fleppen. Flepje, O., -jes.

Fleppen, flepte, heeft geflept.

Flerecijn, O.

Flesch, V., flesschen. Fleschje, O., -jes.

Flesschebakje, O., -bakjes.

Flesschenblazer, M., -blazers.

Flesschenglas, O.

Flesschenkooper, M., -koopers.

Flesschenmaker, M., -makers.

Flesschenmand, V., -manden.

Flesschenrek, O., -rekken.

Flesschentrekker, M., -trekkers.

Flets, fletser, fletst.

Fletsheid, V.

Fleur (bloei), V.

Fleur (vischlijn), V., fleuren.

Fleur (aardappel), V., fleuren.

Fleuren, fleurde, heeft gefleurd.

Fleuret, V. Zie Floret.

Fleurig, fleuriger, fleurigst.

Fleurigheid, V.

Flikflooien, flikflooide, heeft geflikflooid.

Flikflooier, M., -flooiers.

Flikflooierij, V., -flooierijen.

Flikje, O., flikjes.

Flikker, M., flikkers.

Flikkeren, flikkerde, heeft geflikkerd.

Flikkerglans, M., -glansen.

Flikkerij, V.

Flikkering, V., flikkeringen.

Flikkerlicht, O., -lichten; -lichtje, O., -jes.

Flink, flinker, flinkst.

Flinkheid, V.

Flits, M., flitsen.

Flodder, V., flodders.

Flodderen, flodderde, heeft geflodderd.

Flodderkous, V., -kousen.

Floddermoer, V., -moeren en -moers.

Floddermuts, V., -mutsen.

Floers, O., floersen.

Flonkerbag, V., -baggen.

Flonkeren, flonkerde, heeft geflonkerd.

Flonkering, V., flonkeringen.

Flonkerlicht, O.

Flonkerster, en -star, V., -sterren en -starren.

Floreen, M., floreenen.

Floreenplichtig.

Floret (schermdegen), V., floretten.

Floret (zijde), O.

Floretten (bnw.).

Florijn, M., florijnen.

Flottille, V., flottilles.

Flottille-vaartuig, O., -vaartuigen.

Flous, V., flouzen. Flousje, O., -jes.

Flouw, V., flouwen.

Fluctuatie, V., fluctuaties.

Fluim, V., fluimen. Fluimpje, O., -jes.

Fluimachtig.

Fluimen, fluimde, heeft gefluimd.

Fluisteraar, M., fluisteraars.

Fluisteren, fluisterde, heeft gefluisterd.

Fluistering, V., fluisteringen.

Fluit, V., fluiten. Fluitje, O., -jes.

Fluiten, floot, floten, heeft gefloten.

Fluitenmaker, M., -makers.

Fluiter, M., fluiters.

Fluitist, M., fluitisten.

Fluitspeler, M., -spelers.

Fluks (bijw.), flukser, flukst.

Fluksch (bnw.), flukscher, flukscht.

Fluweel, O., fluweelen.

Fluweelachtig, -achtiger, -achtigst.

Fluweelen (bnw.).

Fluwijn, O., fluwijnen.

Fniezen, fniesde, heeft gefniesd.

Fnuiken, fnuikte, heeft gefnuikt.

Fnuiking, V., fnuikingen.

Foedraal, O., foedralen. Foedraaltje, O., -jes.

Foef, V. Foefje, O., -jes.

Foei.

Foelie, V., foeliën.

Foeliën, foeliede, heeft gefoelied.

Foeteren, foeterde, heeft gefoeterd.

Foetus, O., foetussen.

Foezel, V.

Fok, V., fokken. Fokje, O., -jes.

Fokkemast, M., -masten.

Fokken, fokte, heeft gefokt.

Fokkenhals, M., -halzen.

Fokker, M., fokkers.

Fokkera, V., -raas.

Fokkerij, V., fokkerijen.

Fokkerust, V.

Fokking, V., fokkingen.

Foksia, V., foksia's.

Fokstier, M., -stieren.

Fokvee, O.

Folen, foolde, heeft gefoold.

Foliant, M., folianten.

Folio (bnw.). Als znw., O., folio's.

Folklore, V.

Folklorist, M. en V. (V. ook -iste), folkloristen.

Folteraar, M., folteraars.

Folterbank, V., -banken.

Folteren, folterde, heeft gefolterd.

Foltering, V., folteringen.

Folterkamer, V., -kamers.

Folterkoord, O., -koorden.

Foltertuig, O., -tuigen.

Fommelen, fommelde, heeft gefommeld.

Fondament en Fondement, ook Fundament, O., fondamenten en fondementen
(fundamenten).

Fonds, O., fondsen. Fondsje, O., -jes.

Fondsartikel, O., -artikelen.

Fondscatalogus, M., -catalogussen.

Fondsdokter, M., -dokters.

Fondsenbeurs, V., -beurzen.

Fondsenblad, O., -bladen.

Fondsenhouder, M., -houders.

Fondsenmarkt, V., -markten.

Fondsveiling, V., -veilingen.

Fonkelen (overdrachtelijk), fonkelde, heeft
gefonkeld. (Verg. Vonkelen).

Fonkeling, V., fonkelingen.

Fonkelnieuw.

Fontein, V., fonteinen. Fonteintje, O., -jes.

Fontenel, V., fontenellen.

Fooi, V., fooien. Fooitje, O., -jes.

Fop, M.

Foppage, V.

Foppen, fopte, heeft gefopt.

Fopperij, V., fopperijen. Fopperijtje, O., -jes.

Fopspeen, V., -spenen; fopspeentje, O., -jes.

Forceeren, forceerde, heeft geforceerd.

Forel, V., forellen. Forelletje, O., -jes.

Forellenvangst, V.

Forens, M. en V., forensen.

Forket, O., forketten.

Formaat, O., formaten. Formaatje, O., -jes.

Formaatvel, O., -vellen.

Formaatzegel, O., -zegels.

Formaliteit, V., formaliteiten.

Formeel, formeele.

Formeerder, M., formeerders.

Formeeren, formeerde, heeft geformeerd.

Formeering, V.

Formule, V., formules.

Formulier, O., formulieren.

Fornuis, O., fornuizen. Fornuisje, O., -jes.

Forsch, forscher, forscht.

Forschheid, V.

Fort, O., forten. Fortje, O., -jes.

Fortenlinie, V., -linies.

Fortificatie, V., fortificatiën en fortificaties.

Fortuin (vermogen), O., fortuinen; (geluk), O.; (geluksgodin),
V. Fortuintje, O., -jes.

Fortuinzoeker, M., -zoekers.

Fossiel, fossiele.

Fossiel, O., fossielen.

Fourage, V.

Fourageeren, fourageerde, heeft gefourageerd.

Fourgon, M., fourgons.

Fourier, M., fouriers.

Fourneeren, fourneerde, heeft gefourneerd.

Fout, V., fouten. Foutje, O., -jes.

Foutief, foutieve.

Foyer, M., foyers.

Fraai, fraaier, fraaist.

Fraaiheid, V., -heden.

Fraaiigheid, V., -heden.

Fraaitjes.

Fractie, V., fracties en fractiën.

Fragment, O., fragmenten. Fragmentje, O., -jes.

Frak, V., frakken.

Framboos, V., frambozen. Framboosje, O., -jes.

Frambozeboom, M., -boomen; -boompje, O., -jes.

Frambozenazijn, M.

Frambozengelei, V.

Frambozenkoekje, O., -jes.

Frambozenlimonade, V.

Frambozenstroop, V.

Frambozentaart, V., -taarten; -taartje, O., -jes.

Franciscaan, M., Franciscanen.

Franciscanenklooster, O., -kloosters.

Franciscanenorde, V.

Franco.

Franje, V., franjes. Franjetje, O., -jes.

Frank (geldstuk), M., franken. Frankje, O., -jes. Ook Franc, francs.

Frank (bnw.).

Frankeeren, frankeerde, heeft gefrankeerd.

Frankeering, V., frankeeringen.

Frankeerkosten (mv.), M.

Frankeerzegel, O., -zegels.

Frankisch.

Fransch.

Fransch, O.

Fransijn, O.

Frappant, frappanter, frappantst.

Frappeeren, frappeerde, heeft gefrappeerd.

Fratsen, (mv.), V.

Fratsenmaker, M., -makers.

Fraude, V., fraudes.

Frauduleus, frauduleuzer.

Frees, V., freezen.

Fregat, O., fregatten. Fregatje, O., -jes.

Fresco, O., fresco's.

Frescoschilder, M., -schilders.

Fret, O., fretten.

Fretten, frette, heeft gefret.

Freule, V., freules. Freuletje, O., -jes.

Fricandeau, M., fricandeau's.

Fries (volksnaam), M., Friezen.

Friesch.

Friesch, O.

Friesland, O.

Friezin, V., Friezinnen. Friezinnetje, O., -jes.

Frikkadel, V., frikkadellen.

Frisch, frisscher, frischt.

Frischheid, V.

Friseeren, friseerde, heeft gefriseerd.

Friseerijzer, O., -ijzers.

Frisket, ook Verschet, O., frisketten en verschetten.

Frommel, M., frommels.

Frommelen, frommelde, heeft gefrommeld.

Frons, V., fronsen.

Fronsel, V., fronsels.

Fronselen, fronselde, heeft gefronseld.

Fronsen, fronste, heeft gefronst.

Front, O., fronten.

Frontaanval, M., -aanvallen.

Frontieren (mv.), V.

Frontispice, V., frontispicen; ook Frontispies, O., frontispiesen.

Frontmarsch, M., -marschen.

Fronton, O., frontons.

Frontverandering, V., -veranderingen.

Fruit, V. en O., fruiten.

Fruiten, fruitte, heeft gefruit.

Fruitpan, V., -pannen.

Fruitschaal, V., -schalen; -schaaltje, O., -jes.

Fruitvrouw, V., -vrouwen.

Fruitwinkel, M., -winkels.

Fuchsine, V.

Fuga, V., fuga's.

Fuif, V., fuiven. Fuifje, O., -jes.

Fuiven, fuifde, heeft gefuifd.

Fuik, V., fuiken. Fuikje, O., -jes.

Fulmineeren, fulmineerde, heeft gefulmineerd.

Fulp, O.

Fulpen (bnw.).

Functie, V., functiën en functies.

Functionaris, M., functionarissen.

Fundament. Zie Fondament.

Fundeering, V., fundeeringen.

Fungeeren, fungeerde, heeft gefungeerd.

Furie, V., furiën en furies.

Fuselier, M., fuseliers.

Fusilleeren, fusilleerde, heeft gefusilleerd.

Fust, O., fusten.

Fustage, V.

Fustein, O.

Fut, V.

Futselaar, M., futselaars. Futselaartje, O., -jes.

Futselarij, V., futselarijen.

Futselen, futselde, heeft gefutseld.

Futselwerk, O.

Futteloos en Futloos, -looze.

Fuut, M., futen.



G


G, V., g's.

Ga. Zie Gade.

Gaaf en Gave, V., gaven.

Gaaf, gaver, gaafst.

Gaafheid, V.

Gaai, V., gaaien. Gaaitje, O., -jes.

Gaaien, gaaide, heeft gegaaid.

Gaaike, Gaaiken en Gaaitje, O., gaaikes, gaaikens en gaaitjes.

Gaal, V., galen. Gaaltje, O., -jes.

Gaan, gaat, ging, is en heeft gegaan.

Gaanderij, V., gaanderijen.

Gaandeweg.

Gaap, M., gapen. Gaapje, O., -jes.

Gaapschelp, V., -schelpen.

Gaar, gaarder, gaarst.

Gaarbak, M., -bakken; -bakje, O., -jes.

Gaarboord, O., -boorden.

Gaard, M., gaarden.

Gaarde, V., gaarden.

Gaardenier, M., gaardeniers en gaardenieren.

Gaarder, M., gaarders.

Gaarheid, V.

Gaarkeuken, V., -keukens; -keukentje, O., -jes.

Gaarkok, M., -koks; -kokje, O., -jes.

Gaarkookster, V., -kooksters.

Gaarne,

Gaarte, V.

Gaarvat, O., -vaten; -vaatje, O., -jes.

Gaas, O., gazen. Gaasje, O., -jes.

Gaatels, V., -elzen.

Gaatje. Zie Gat.

Gaatring, M., -ringen; -ringetje, O., -jes.

Gaatschijf, V., -schijven; -schijfje, O., -jes.

Gaatstempel, M., -stempels; -stempeltje, O., -jes.

Gabberen, gabberde, heeft gegabberd.

Gabel, V., gabellen.

Gade en Ga, M. en V., gaden.

Gadeloos, -looze.

Gader (Te -).

Gaderen, gaderde, heeft gegaderd.

Gadeslaan, slaat gade, sloeg gade, heeft gadegeslagen.

Gading, V.

Gaffel, V., gaffels. Gaffeltje, O., -jes.

Gaffeler, M., gaffelers.

Gaffelval, O., -vallen.

Gaffelvormig.

Gaffelzeil, O., -zeilen.

Gage, V., gages.

Gagel (heester), M., gagels. Als stofnaam, V.

Gagel (verhemelte), O., gagels.

Gagelen. Zie Gaggelen.

Gagement, O., gagementen.

Gaggelen, gaggelde, heeft gegaggeld.

Gal (vocht), V.

Gal (gezwel), V., gallen. Galletje, O., -jes.

Gal (gebrek in gegoten ijzer), V., gallen.

Gala, O.

Galabal, O., -bals.

Galachtig, -achtiger, -achtigst.

Galachtigheid, V.

Galakoets, V., -koetsen.

Galant, galanter, galantst.

Galant, M., galanten en galants.

Galanterie, V., galanterieën. Galanterietje, O., -jes.

Galanteriewinkel, M., -winkels.

Galappel, M., -appels.

Galarok, M., -rokken.

Galavoorstelling, V., -voorstellingen.

Galblaas, V., -blazen.

Galbuis, V., -buizen.

Galeas (groot vaartuig), V., galeassen.

Galei, V., galeien. Galeitje, O., -jes.

Galeiboef, M., -boeven.

Galeislaaf, M., -slaven.

Galerij, V., galerijen. Galerijtje, O., -jes.

Galg, V., galgen. Galgje, O., -jes.

Galgebrok, M., -brokken; -brokje, O., -jes.

Galgemaal, O., -malen.

Galgenaas, O., -azen.

Galgetronie, V., -tronies.

Galgeveld, O.

Galigaan, V., galiganen.

Galigaangras, O., -grassen.

Galijk.

Galijkheid, V.

Galjas (klein koopvaardijschip), V., galjassen.

Galjoen, O., galjoenen en galjoens. Galjoentje, O., -jes.

Galjoenskapitein, M., -kapiteins; -kapiteintje, O., -jes.

Galjoot, V., galjoten en galjoots. Galjootje, O., -jes.

Galkoorts, V., -koortsen.

Gallen, galde, heeft gegald.

Gallicisme, O., gallicismen.

Gallig, galliger, galligst.

Galligheid, V.

Galm, M., galmen. Galmpje, O., -jes.

Galmei, O.

Galmen, galmde, heeft gegalmd.

Galmgat, O., -gaten.

Galming, V., galmingen.

Galnoot, V., -noten.

Galon, O., galons en galonnen.

Galonwever, M., -wevers.

Galop, M., galops. Galopje, O., -jes.

Galoppade, V., galoppades.

Galoppeeren, galoppeerde, heeft en is gegaloppeerd.

Galpeiler, M., -peilers.

Galpen, galpte, heeft gegalpt.

Galsteen, M., -steenen; -steentje, O., -jes.

Galsteenkoliek, V., -kolieken.

Galsterig.

Galvanisch.

Galvaniseeren, galvaniseerde, heeft gegalvaniseerd.

Galvanisme, O.

Galvanoplastiek, V.

Galvanoplastisch.

Galvet, O.

Galvlieg, V., -vliegen.

Galwesp, V., -wespen.

Galziekte, V.

Gamander, V.

Gamanderlijn, O.

Gambiet, V., gambieten.

Gamma, V., gamma's.

Gander, M., ganders.

Gang (loop), M., gangen. Gangetje, O., -jes.

Gang (gaanderij, weg), V., gangen. Gangetje, O., -jes.

Gangbaar, -bare.

Gangbaarheid, V.

Gangboord, O., -boorden.

Gangdeur, V., -deuren.

Gangklok, V., -klokken.

Gangkruk, V., -krukken.

Gangmaker, M., -makers.

Gangmassa, V., -massa's.

Gangpad, O., -paden; -paadje, O., -jes.

Gangspil, O., -spillen.

Gangwerk, O.

Gannef, M., gannefen en ganneven. Gannefje, O., -jes.

Gans, V., ganzen. Gansje, O., -jes.

Gansch.

Ganschelijk.

Gansknuppelen, O.

Gansrijden, O.

Gansslaan, O.

Ganstrekken, O.

Ganzebek, M., -bekken.

Ganzebout, M., -bouten.

Ganzegat, O., -gatten.

Ganzelever, V.

Ganzeleverpastei, V., -pasteien.

Ganzenbloem, V., -bloemen; -bloempje, O., -jes.

Ganzenbord, O., -borden; -bordje, O., -jes.

Ganzendistel, V., -distels; -disteltje, O., -jes.

Ganzenei, O., -eieren.

Ganzenhagel, M.

Ganzenhoeder, M., -hoeders.

Ganzenjacht, V.

Ganzenmarkt, V., -markten.

Ganzenoog, O., -oogen; -oogje, O., -jes.

Ganzenroer, O., -roeren en -roers.

Ganzenspel, O., -spellen.

Ganzepen, V., -pennen; -pennetje, O., -jes.

Ganzepoot, M., -pooten; -pootje, O., -jes.

Ganzerik (mannetjesgans), M., ganzeriken. Ganzerikje, O., -jes.

Ganzerik (plant), V.

Ganzeschacht, V., -schachten; -schachtje, O., -jes.

Ganzetong, V., -tongen.

Ganzeveder en Ganzeveer, V., -vederen (-veeren) en -veders; -vedertje
(-veertje), O., -jes.

Ganzevleugel, M., -vleugels.

Ganzevoet, M., -voeten.

Gapen, gaapte, heeft gegaapt.

Gaper, M., gapers.

Gaperig, gaperiger, gaperigst.

Gaping, V., gapingen.

Gaps, V., gapsen.

Garancine, V.

Garandeeren, garandeerde, heeft gegarandeerd.

Garant, M., garanten.

Garantie, V.

Gard, V. Zie Garde.

Garde en Gard (roede), V., garden. Gardje, O., -jes.

Garde (wacht), V.

Garderobe, V., garderobes.

Gardiaan, M., gardianen.

Gareel, O., gareelen.

Gareelblok, O., -blokken.

Garen, O., garens.

Garen (bnw.).

Garen, gaarde, heeft gegaard.

Garenklos, M., -klossen; -klosje, O., -jes.

Garenstrop, M., -stroppen.

Garenwinder, M., -winders.

Garf en Garve, V., garven.

Garfboer, M., -boeren.

Garfland, O., -landen.

Garfplichtig.

Garfster, V., garfsters.

Garnaal, V., garnalen. Garnaaltje, O., -jes.

Garnalenbroodje, O., -jes.

Garnalenpasteitje, O., -jes.

Garnalenvangst, V.

Garnalenvrouw, V., -vrouwen.

Garneeren, garneerde, heeft gegarneerd.

Garneering, V., garneeringen.

Garneersel, O., garneersels. Garneerseltje, O., -jes.

Garnituur, O., garnituren. Garnituurtje, O., -jes.

Garnizoen, O., garnizoenen.

Garnizoenscommandant, M., -commandanten.

Garnizoensdienst, M., -diensten.

Garnizoensplaats, V., -plaatsen.

Garnizoensverandering, V., -veranderingen.

Garoe, V.

Garoeboom, M., -boomen; -boompje, O., -jes.

Garst. Zie Gerst.

Garstig, garstiger, garstigst.

Garstigheid, V.

Garven, garfde, heeft gegarfd.

Garvenbinder, M., -binders.

Garver, M., garvers.

Gas, O., gassen.

Gasaanleg, M.

Gasachtig, -achtiger, -achtigst.

Gasco, M.

Gasfabriek, V., -fabrieken.

Gasfitter, M., -fitters.

Gasgloeilicht, O.

Gashouder, M., -houders.

Gaskachel, V., -kachels; -kacheltje, O., -jes.

Gaskomfoor, O., -komforen.

Gaskraan, V., -kranen; -kraantje, O., -jes.

Gaskroon, V., -kronen.

Gaslantaarn, V., -lantaarns.

Gasleiding, V., -leidingen.

Gaslicht, O., -lichten.

Gasmeter, M., -meters.

Gasmotor, M., -motoren.

Gasontploffing, V., -ontploffingen.

Gasornament, O., -ornamenten.

Gaspeldoorn en -doren, M., -doornen en -dorens.

Gaspijp, V., -pijpen.

Gaspit, V., -pitten; -pitje, O., -jes.

Gassen, gaste, heeft gegast.

Gassig.

Gast, M. en V., gasten. Gastje, O., -jes.

Gastenbak, M., -bakken.

Gastereeren en Gastreeren, gastereerde (gastreerde), heeft gegastereerd
(gegastreerd).

Gasterij, V., gasterijen.

Gastheer, M., -heeren.

Gasthuis, O., -huizen.

Gastmaal, O., -malen.

Gastrol, V., -rollen.

Gastronomie, V.

Gastronoom, M., gastronomen.

Gastvriend, M., -vrienden.

Gastvrij, -vrijer, -vrijst.

Gastvrijheid, V.

Gastvrouw, V., -vrouwen.

Gasverbruik, O.

Gasvlam, V., -vlammen.

Gasvormig.

Gat (opening), O., gaten. Gaatje, O., -jes.

Gat (achterste), O., gatten. Gatje, O., -jes.

Gaten, gaatte, heeft gegaat.

Gatenplateel, O., -plateelen; -plateeltje, O., -jes.

Gaterig, gateriger, gaterigst.

Gauw, gauwer, gauwst.

Gauwdief, M., -dieven.

Gauwdieverij, V., -dieverijen.

Gauwerd, M., gauwerds. Gauwerdje, O., -jes.

Gauwheid, V.

Gauwigheid, V., -heden.

Gauwte, V.

Gave. Zie Gaaf.

Gazel, V., gazellen.

Gazellenoog, O., -oogen.

Gazen (bnw. van Gaas).

Gazon, O., gazons.

Geaardheid, V., -heden.

Geabonneerd.

Geabonneerde, M. en V., geabonneerden.

Geaderd.

Geankerd.

Geappeld.

Gearmd.

Geassureerd.

Gebaand.

Gebaar, O., gebaren.

Gebaard.

Gebabbel, O.

Gebak, O., gebakken. Gebakje, O., -jes.

Gebalder, O.

Gebarenkunst, V.

Gebarenspel, O.

Gebarentaal, V.

Gebas, O.

Gebazel, O.

Gebbe, V., gebben.

Gebed, O., gebeden. Gebedje, O., -jes.

Gebedel, O.

Gebedenboek, O., -boeken; -boekje, O., -jes.

Gebedsoefening, V., -oefeningen.

Gebeente, O., gebeenten.

Gebeft.

Gebeid (op bessen overgehaald).

Gebeier, O.

Gebel, O.

Gebengel, O.

Gebergte, O., gebergten.

Gebeten.

Gebeteren (Iets niet kunnen -).

Gebeuren, gebeurde, is gebeurd.

Gebeurlijk.

Gebeurlijkheid, V., -heden.

Gebeurtenis, V., gebeurtenissen.

Gebeuzel, O.

Gebied, O.

Gebieden, gebood, geboden, heeft geboden.

Gebiedend.

Gebiedenis, V.

Gebieder, M., gebieders.

Gebiedster, V., gebiedsters.

Gebiedswapen, O., -wapens.

Gebint en Gebinte, O., gebinten.

Gebit, O., gebitten.

Geblaard.

Geblaas, O.

Geblaat, O.

Gebladerd.

Gebladerte, O.

Geblaf, O.

Gebloemd.

Geblokt.

Gebocheld.

Gebod, O., geboden.

Geboefte, O.

Geboegd.

Gebogen.

Gebogenheid, V.

Gebonden, gebondener, gebondenst.

Gebondenheid, V.

Gebons, O.

Geboogd.

Geboomte, O., geboomten.

Geboord.

Geboorte, V., geboorten.

Geboortedag, M., -dagen.

Geboortefeest, O., -feesten.

Geboortegrond, M.

Geboorteland, O.

Geboortenregister, O., -registers.

Geboorteplaats, V., -plaatsen.

Geboorterecht, O.

Geboortig.

Geboren.

Geborrel, O.

Gebouw, O., gebouwen. Gebouwtje, O., -jes.

Gebraad, O.

Gebrabbel, O.

Gebrek, O., gebreken. Gebrekje, O., -jes.

Gebrekkelijk, -lijker, -lijkst.

Gebrekkelijkheid, V., -heden.

Gebrekkig, gebrekkiger, gebrekkigst.

Gebrekkigheid, V.

Gebrild.

Gebroed, O.

Gebroeders en Gebroederen (mv.), M.

Gebroederschap, V., -schappen.

Gebroedsel, O., gebroedsels.

Gebrom, O.

Gebrouwte en Gebrouwt, O.

Gebruik, O., gebruiken.

Gebruikelijk, -lijker, -lijkst.

Gebruikelijkheid, V., -heden.

Gebruiken, gebruikte, heeft gebruikt.

Gebruiker, M., gebruikers.

Gebruiksaanwijzing, V., -aanwijzingen.

Gebruikskunst, V.

Gebruikster, V., gebruiksters.

Gebrul, O.

Gebuikt.

Gebulder, O.

Gebulk, O.

Gebult.

Geburin, V., geburinnen.

Gebuur, M., geburen.

Gebuurschap, V.

Gebuurte, V., gebuurten.

Geconfedereerden (mv.), M.

Gecontrarieerd.

Gecontrasigneerd.

Gecostumeerd.

Gedaagde, M. en V., gedaagden.

Gedaan, gedane.

Gedaante, V., gedaanten.

Gedaanteverwisseling, V., -verwisselingen.

Gedachte, V., gedachten.

Gedachteloos, -loozer, -loost.

Gedachteloosheid, V.

Gedachtengang, M.

Gedachtenis, V., gedachtenissen. Gedachtenisje, O., -jes.

Gedachtenkring, M.

Gedachtenloop, M.

Gedachtenstreep, V., -strepen.

Gedachtenwisseling, V., -wisselingen.

Gedachtig.

Gedamd.

Gedarmte, O., gedarmten.

Gedartel, O.

Gedaver, O.

Gedecideerd.

Gedecideerdheid, V.

Gedecolleteerd.

Gedecoreerd.

Gedeeld.

Gedeelte, O., gedeelten.

Gedeeltelijk.

Gedegen.

Gedegradeerd.

Gedekt.

Gedenkboek, O., -boeken; -boekje, O., -jes.

Gedenkdag, M., -dagen.

Gedenken, gedacht, heeft gedacht.

Gedenknaald, V., -naalden.

Gedenkpenning, M., -penningen.

Gedenkrol, V., -rollen.

Gedenkschrift, O., -schriften.

Gedenksteen, M., -steenen.

Gedenkstuk, O., -stukken.

Gedenktafel, V., -tafelen en -tafels.

Gedenkteeken, O., -teekenen en -teekens.

Gedenkwaardig, -waardiger, -waardigst, of meer en meest -waardig.

Gedenkwaardigheid, V., -heden.

Gedenkzuil, V., -zuilen.

Gedeputeerde, M., gedeputeerden.

Gedicht, O., gedichten. Gedichtje, O., -jes.

Gediende, M., gedienden.

Gedienstig, gedienstiger, gedienstigst.

Gedienstige, M. en V., gedienstigen.

Gedienstigheid, V., -heden.

Gedierte, O., gedierten.

Gedijen, gedijde, is en heeft gedijd.

Geding, O., gedingen.

Gedistilleerd, O.

Gedistingeerd, gedistingeerder, gedistingeerdst.

Gedobbel, O.

Gedoe, O.

Gedoen, ook Gedoente, O.

Gedomicilieerd.

Gedonder, O.

Gedoogen, gedoogde, heeft gedoogd.

Gedraaf, O.

Gedraai, O.

Gedrag, O.

Gedragen (zich -), gedroeg zich, heeft zich gedragen.

Gedraging, V., gedragingen.

Gedragslijn, V.

Gedrang, O.

Gedrentel, O.

Gedreun, O.

Gedrocht, O., gedrochten. Gedrochtje, O., -jes.

Gedrochtelijk, -lijker, -lijkst.

Gedrongenheid, V.

Gedruisch, O.

Gedrukt, gedrukter, gedruktst.

Gedruktheid, V.

Geducht, geduchter, geduchtst.

Geduchtheid, V.

Geduld, O.

Geduldig, geduldiger, geduldigst.

Gedurende.

Gedurig.

Gedwarrel, O.

Gedwee, gedweeër, gedweest.

Gedweeheid, V.

Gedwongen, gedwongener, gedwongenst.

Gedwongenheid, V.

Geef (Te -).

Geefster, V., geefsters.

Geel, geler, geelst.

Geel (kleur), O.

Geel (vischnet), V., geelen.

Geelachtig, -achtiger, -achtigst.

Geelachtigheid, V.

Geelbal, M., -ballen.

Geelbes, V., -bessen.

Geelbleek, -bleeke.

Geelbloem, V., -bloemen.

Geelbruin.

Geelgieten, O.

Geelgieter, M., -gieters.

Geelgieterij, V., -gieterijen.

Geelgors, V., -gorzen.

Geelhaar, O.

Geelhart, O.

Geelheid, V.

Geelhout, O.

Geelkoper, O.

Geelpelde.

Geelrood, -roode.

Geelsel, O.

Geeltje, O., -jes.

Geelvink, M., -vinken.

Geelwortel, V.

Geelzucht, V.

Geëmancipeerd.

Geen (ontkenning), geene.

Geenerhande.

Geenerlei.

Geëngageerd.

Geëngageerden (mv.).

Geenszins.

Geep, V., geepen. Geepje, O., -jes.

Geepsch.

Geer, V., geeren. Geertje, O., -jes.

Geerard (kruid), V.

Geerardskruid, O.

Geeren, geerde, heeft gegeerd.

Geërfde, M. en V., geërfden.

Geerig.

Geertelsel, M., -telsels.

Geerten, geertte, heeft gegeert.

Geervalk, M., -valken.

Geesel, M., geesels en geeselen. Geeseltje, O., -jes.

Geeselbank, V., -banken.

Geeselbroeder, M., -broeders.

Geeselen, geeselde, heeft gegeeseld.

Geeseling, V., geeselingen.

Geeselmonnik, M., -monniken.

Geeselpaal, M., -palen.

Geeselpaard, O., -paarden.

Geeselroede, V., -roeden.

Geeselslag, M., -slagen.

Geeselsteen, M., -steenen.

Geeselstraf, V.

Geest (ziel en geestverschijning), M., geesten. Geestje, O., -jes.

Geest (zandige streek), V.

Geestdoodend, -doodender, -doodendst.

Geestdrift, V.

Geestdriftig, -driftiger, -driftigst.

Geestdrijvend.

Geestdrijver, M., -drijvers.

Geestdrijverij, V.

Geestelijk.

Geestelijke, M., geestelijken.

Geestelijkheid, V.

Geesteloos, -loozer, -loost.

Geestenbanner, M., -banners.

Geestendom, O.

Geestenleer, V.

Geestenrijk, O.

Geestenwereld, V.

Geestenziener, M., -zieners.

Geestesarbeid, M.

Geestesgaven (mv.), V.

Geestesrichting, V., -richtingen.

Geestgrond, M., -gronden.

Geestig, geestiger, geestigst.

Geestigheid, V., -heden.

Geestkracht, V.

Geestrijk.

Geestverheffend.

Geestverheffing, V.

Geestvermogen, O., -vermogens.

Geestverschijning, V., -verschijningen.

Geestverwant, M., -verwanten.

Geeuw, M., geeuwen. Geeuwtje, O., -jes.

Geeuwen, geeuwde, heeft gegeeuwd.

Geeuwerig, geeuweriger, geeuwerigst.

Geeuwhonger, M.

Geëvenredigd.

Gefemel, O.

Gefijmel en Gefiemel, O.

Gefladder, O.

Gefleem, O.

Geflikflooi, O.

Geflikker, O.

Geflonker, O.

Gefluister, O.

Gefluit, O.

Gefoeter, O.

Gefonkel, O.

Geforceerd.

Gefortuneerd.

Gegadigde, M. en V., gegadigden.

Gegageerde, M., gegageerden.

Gegalm, O.

Gegeven, O., gegevens.

Gegil, O.

Geglansd.

Gegleufd.

Geglinster, O.

Gegoed, gegoedst

Gegoedheid, V.

Gegons, O.

Gegrabbel, O.

Gegradueerd.

Gegradueerde, M., gegradueerden.

Gegrijns, O.

Gegrinnik, O.

Gegroefd.

Gegrond, gegronder, gegrondst.

Gegrondheid, V.

Gehaast (bnw).

Gehaat, gehater, gehaatst.

Gehakketeer, O.

Gehakt, O., Gehaktje, O.

Gehakt (bnw.).

Gehalte, O., gehalten.

Gehamer, O.

Gehandschoend.

Gehard, geharder, gehardst.

Gehardheid, V.

Geharnast.

Geharrewar, O.

Gehaspel, O.

Gehecht.

Gehechtheid, V.

Geheel, geheele.

Geheel, O., geheelen.

Geheelonthouder, M., -onthouders.

Geheiligd, geheiligdst.

Geheim, O., geheimen. Geheimpje, O., -jes.

Geheimenis, V., geheimenissen.

Geheimhouden, hield geheim, heeft geheimgehouden.

Geheimhouding, V.

Geheimschrift; O,

Geheimschrijver, M., -schrijvers.

Geheimzinnig, -zinniger, -zinnigst.

Geheimzinnigheid, V.

Gehelmd.

Gehemelte, O., gehemelten.

Gehemelteletter, V., -letters.

Geheng, O., gehengen.

Gehengen, gehengde, heeft gehengd.

Geheugen, O.

Geheugenis, V., geheugenissen.

Geheugenloos, -loozer, -loost.

Geheugenwerk, O.

Gehijg, O.

Gehik, O.

Gehinnik, O.

Gehoefslaagde, M. en V., gehoefslaagden.

Gehoest, O.

Gehoofd (gehuisd en -).

Gehoor, O., gehooren.

Gehoorbeen, O., -beenderen; -beentje, O., -jes.

Gehoorgang, V., -gangen.

Gehoorig, gehooriger, gehoorigst.

Gehoorigheid, V.

Gehoornd en Gehorend.

Gehoororgaan, O., -organen.

Gehoorweg, M., -wegen.

Gehoorzaal, V., -zalen; -zaaltje, O., -jes.

Gehoorzaam, -zamer, -zaamst.

Gehoorzaamheid, V.

Gehoorzamen, gehoorzaamde, heeft gehoorzaamd.

Gehoorzenuw, V., -zenuwen.

Gehouden (bnw.).

Gehoudenheid, V.

Gehoudenis, V., gehoudenissen.

Gehucht, O., gehuchten. Gehuchtje, O., -jes.

Gehuichel, O.

Gehuil, O.

Gehumeurd.

Gehunker, O.

Gehuwd.

Gei, V., geien.

Geiblok, O., -blokken en -bloks.

Geien, geide, heeft gegeid.

Geijkt.

Geil, geiler, geilst.

Geil (vocht), O.

Geil (plant), O.

Geilen, geilde, heeft gegeild.

Geilheid, V.

Geïllustreerd.

Geinster, V., geinsters.

Geïnteresseerd.

Geit, V., geiten. Geitje, O., -jes.

Geitachtig.

Geitebaard, M., -baarden.

Geitebok, M., -bokken; -bokje, O., -jes.

Geiteleer en Geitenleer, O.

Geiteleeren en Geitenleeren (bnw.).

Geitenblad, O.

Geitenfokkerij, V., -fokkerijen.

Geitenhaar, O.

Geitenhoeder, M., -hoeders.

Geitenhoedster, V., -hoedsters.

Geitenmelk, V.

Geitenmelker, M., -melkers.

Geitenstal, M., -stallen; -stalletje, O., -jes.

Geitepoot, M., -pooten.

Geitevel, O., -vellen; -velletje, O., -jes.

Geitevellen (bnw.).

Geitevleesch en Geitenvleesch, O.

Geitouw, O., -touwen.

Gejaag, O.

Gejaagd, gejaagder, gejaagdst.

Gejaagdheid, V.

Gejacht, O.

Gejakker, O.

Gejammer, O.

Gejank, O.

Gejoel, O.

Gejubel, O.

Gejuich, O.

Gek, gekker, gekst.

Gek (dwaas en draaiende kap), M., gekken. Gekje, O., -jes.

Gekakel, O.

Gekamerd.

Gekarteld.

Gekef, O.

Gekeperd.

Gekerm, O.

Gekeuvel, O.

Gekheid, V., -heden. Gekheidje, O., -jes.

Gekibbel, O.

Gekield.

Gekietel, O.

Gekijf, O.

Gekir, O.

Gekittel, O.

Gekken, gekte, heeft gegekt.

Gekkengetal, O.

Gekkenhuis, O., -huizen.

Gekkennommer, O.

Gekkenpraat, M.

Gekkentaal, V.

Gekkenwerk, O.

Gekker, M., gekkers.

Gekkernij, V., gekkernijen. Gekkernijtje, O., -jes.

Gekkin, V., gekkinnen. Gekkinnetje, O., -jes.

Geklaag, O.

Geklapper, O.

Geklater, O.

Geklauwd.

Gekleed, gekleeder, gekleedst.

Geklep, O.

Geklepper, O.

Geklets, O.

Gekletter, O.

Gekleurd.

Geklikklak, O.

Geklonken.

Geklop, O.

Geklots, O.

Geklungel, O.

Geknabbel, O.

Geknal, O

Geknars, O.

Geknetter, O.

Geknipoog, O.

Geknoei, O.

Geknor, O.

Geknot, geknotte.

Geknutsel, O.

Gekonkel, O.

Gekoppeld.

Gekorven.

Gekoust.

Gekraagd.

Gekraai, O.

Gekraak, O.

Gekrab, O.

Gekrabbel, O.

Gekras, O.

Gekreun, O.

Gekriebel, O.

Gekrieuw, O.

Gekriewel, O.

Gekrijsch, O.

Gekrioel, O.

Gekroesd.

Gekromd.

Gekroond.

Gekruist.

Gekruld.

Gekscheren, gekscheerde, heeft gegekscheerd.

Gekscheren, O.

Gekskap (kap), V., -kappen; -kapje O., -jes.

Gekskap (persoon), M. en V., -kappen; -kapje, O., -jes.

Gekskolf, V., -kolven; -kolfje, O., -jes.

Geksstok (zotskolf), M., -stokken; -stokje, O., -jes.

Geksteken, O.

Gekstok (van eene pomp), M., -stokken.

Gekuch, O.

Gekuip, O.

Gekuischt, gekuischter.

Gekuischtheid, V.

Gekunsteld.

Gekunsteldheid, V.

Gekwaak, O.

Gekwansel, O.

Gekwartileerd.

Gekweel, O.

Gekwel, O.

Gekwetter, O.

Gekwispel, O.

Gelaarsd.

Gelaat, O.

Gelaatkunde, V.

Gelaatkundig.

Gelaatshoek, M., -hoeken.

Gelaatskleur, V.

Gelaatsspier, V., -spieren.

Gelaatstint, V.

Gelaatstrek, M., -trekken.

Gelaatstype, O., -typen.

Gelaatsuitdrukking, V., -uitdrukkingen.

Gelach (het lachen), O.

Gelag (drinkgelag), O., gelagen.

Gelag (lot), O.

Gelagkamer, V., -kamers.

Gelakt.

Gelambrizeerd.

Gelamenteer, O.

Geland.

Gelande, M. en V., gelanden.

Gelang (Naar - van).

Gelasten, gelastte, heeft gelast.

Gelastigde, M. en V., gelastigden.

Gelaten, gelatener, gelatenst.

Gelaten (zich -), geliet zich, heeft zich gelaten.

Gelatenheid, V.

Gelatine, V.

Gelauwerd.

Geld, O., gelden. Geldje, O.

Geld (bnw.), gelde.

Geldboete, V., -boeten.

Geldelijk.

Geldeloos, -looze.

Gelden, gold, heeft gegolden.

Geldend.

Geldgebrek, O.

Geldgierig.

Geldhandel, M.

Geldheffing, V., -heffingen.

Geldig, geldiger, geldigst.

Geldigheid, V.

Geldkist, V., -kisten.

Geldkoers, M., -koersen.

Geldlade, V., -laden; -laatje, O., -jes.

Geldleening, V., -leeningen.

Geldmarkt, V., -markten.

Geldmiddelen (mv.), O.

Geldschieter, M., -schieters.

Geldslaan, O.

Geldsom, V., -sommen.

Geldstuk, O., -stukken; -stukje, O., -jes.

Geldswaarde, V.

Geldswaardig.

Geldtrommel, V., -trommels; -trommeltje, O., -jes.

Geldverlegenheid, V.

Geldverlies, O., -verliezen.

Geldwinning, V.

Geldzaak, V., -zaken.

Geldzak, M., -zakken; -zakje, O., -jes.

Geldzucht, V.

Geldzuchtig, -zuchtiger, -zuchtigst.

Geleden.

Geledigd.

Geleding, V., geledingen.

Geleed, gelede.

Geleend.

Geleerd (kundig), geleerder, geleerdst.

Geleerd (geladderd).

Geleerde, M. en V., geleerden.

Geleerdheid, V., -heden.

Gelegen, gelegener, gelegenst.

Gelegenheid, V., -heden. Gelegenheidje, O., -jes.

Gelegenheidsgedicht, O., -gedichten.

Gelegenheidsgezicht, O., -gezichten.

Gelegenheidspreek, V., -preeken.

Gelegenheidsvers, O., -verzen.

Gelei, V., geleien.

Geleiachtig, -achtiger, -achtigst.

Geleibiljet, O., -biljetten.

Geleibrief, M., -brieven.

Geleide, O.

Geleidelijk, -lijker, -lijkst.

Geleiden, geleidde, heeft geleid.

Geleider, M., geleiders.

Geleiding, V., geleidingen.

Geleidingsvermogen, O.

Geleidraad, M., -draden.

Geleidster en -star, V., -sterren en -starren.

Geleidster, V., geleidsters.

Geleigeest, M., -geesten.

Geleigeld, O., -gelden.

Geleipotje, O., -potjes.

Gelel, O.

Gelen, geelde, heeft en is gegeeld.

Geletterd.

Geletterdheid, V.

Geleuter, O.

Gelfsch.

Gelid, O., gelederen.

Geliefd, geliefder, geliefdst.

Geliefde, M. en V., geliefden.

Geliefhebber, O.

Geliefkoosd.

Gelieven (mv.), M.

Gelieven, geliefde, heeft geliefd.

Gelijk, gelijker, gelijkst.

Gelijk, O.

Gelijkbeenig.

Gelijkbreien, breide gelijk, heeft gelijkgebreid.

Gelijkdraadsch.

Gelijkelijk.

Gelijken, geleek, geleken, heeft geleken.

Gelijkenis, V., gelijkenissen.

Gelijkerwijze en -wijs.

Gelijkheid, V.

Gelijkhoekig.

Gelijkkloppen, klopte gelijk, heeft gelijkgeklopt.

Gelijkknippen, knipte gelijk, heeft gelijkgeknipt.

Gelijkkomen, komt gelijk, kwam gelijk, kwamen gelijk, is gelijk
gekomen.

Gelijkloopen, liep gelijk, heeft gelijkgeloopen.

Gelijkluidend.

Gelijkluidendheid, V.

Gelijkmaken, maakte gelijk, heeft gelijkgemaakt.

Gelijkmatig, -matiger, -matigst.

Gelijkmatigheid, V.

Gelijkmoedig.

Gelijkmoedigheid, V.

Gelijknamig.

Gelijknamigheid, V.

Gelijkschaven, schaafde gelijk, heeft gelijkgeschaafd.

Gelijkslachtig.

Gelijkslachtigheid, V.

Gelijksoortig.

Gelijksoortigheid, V.

Gelijkstaan, staat gelijk, stond gelijk, heeft gelijkgestaan.

Gelijkstandig.

Gelijkstellen, stelde gelijk, heeft gelijkgesteld.

Gelijkstrijken, streek gelijk, streken gelijk, heeft gelijkgestreken.

Gelijkstroom, M.

Gelijkteeken, O., -teekens.

Gelijktijdig.

Gelijktijdigheid, V.

Gelijkvijlen, vijlde gelijk, heeft gelijkgevijld.

Gelijkvloeiend.

Gelijkvloers.

Gelijkvormig.

Gelijkvormigheid, V.

Gelijkvormigheidspunt, O., -punten.

Gelijkzetten, zette gelijk, heeft gelijkgezet.

Gelijkzijdig.

Gelijkzijdigheid, V.

Gelijnd.

Gelik, O.

Gelinieerd.

Gelispel, O.

Gelletje, O., -jes.

Gelling, V.

Geloei, O.

Gelofte, V., geloften.

Geloftenis, V., geloftenissen.

Gelol, O.

Geloof, O.

Geloofbaar, -baarder, -baarst.

Geloofbaarheid, V.

Geloofelijk, -lijker, -lijkst.

Geloofelijkheid, V.

Geloofsartikel, O., -artikelen en -artikels.

Geloofsbelijdenis, V., -belijdenissen.

Geloofsbrief, M., -brieven.

Geloofsdwang, M.

Geloofsgenoot, M., -genooten.

Geloofsgenoote, V., -genooten.

Geloofshaat, M.

Geloofsheld, M., -helden.

Geloofsleer, V.

Geloofsovertuiging, V., -overtuigingen.

Geloofspunt, O., -punten.

Geloofsstuk, O., -stukken.

Geloofsvervolging, V., -vervolgingen.

Geloofsvrijheid, V.

Geloofswaarheid, V., -waarheden.

Geloofszaak, V., -zaken.

Geloofwaardig, -waardiger, -waardigst, of meer en meest -waardig.

Geloofwaardigheid, V.

Geloop, O.

Gelooven, geloofde, heeft geloofd.

Geloovig, gelooviger, geloovigst.

Geloovige, M. en V., geloovigen.

Geloovigheid, V.

Gelui, O.

Geluid, O., geluiden. Geluidje, O., -jes.

Geluidgevend.

Geluidsleer, V.

Geluier, O.

Geluimd.

Geluk, O. Gelukje, O., -jes.

Gelukken, gelukte, is gelukt.

Gelukkig, gelukkiger, gelukkigst.

Gelukkigerwijze en -wijs.

Geluksbode, M. en V., -boden.

Geluksgodin, V., -godinnen.

Gelukshans, M., -hanzen.

Gelukskind, O., -kinderen.

Geluksster en -star, V., -sterren en -starren.

Geluksvogel, M., -vogels.

Gelukwensch, M., -wenschen.

Gelukwenschen, wenschte geluk, heeft gelukgewenscht.

Gelukwensching, V., -wenschingen.

Gelukzalig, -zaliger, -zaligst.

Gelukzaligheid, V., -heden.

Gelukzoeker, M., -zoekers.

Gelusten, gelustte, heeft gelust.

Gemaakt, gemaakter, gemaaktst.

Gemaaktheid, V.

Gemaal, M., gemaals en gemalen.

Gemaal (gezanik), O.

Gemaal, O. (Gemaal en geslacht).

Gemacht, O.

Gemachtigde, M. en V., gemachtigden.

Gemak, O., gemakken. Gemakje, O., -jes.

Gemakkelijk, -lijker, -lijkst.

Gemakkelijkheid, V.

Gemakshalve.

Gemakzucht, V.

Gemal, O.

Gemalin, V., gemalinnen.

Gemanierd, gemanierder, gemanierdst.

Gemanierdheid, V.

Gemartel, O.

Gemaskerd.

Gematigd, gematigder, gematigdst.

Gematigdheid, V.

Gemauw, O.

Gember, V.

Gemberbier, O.

Gemberlepel, M., -lepels.

Gemberpot, M., -potten.

Gemberstroop, V.

Gembervork, V., -vorken.

Gemeen, gemeener, gemeenst.

Gemeen, O.

Gemeenebest, O., -besten.

Gemeenheid, V., -heden.

Gemeeniteit, V., -teiten.

Gemeenlandshuis, O.

Gemeenlijk.

Gemeenplaats, V., -plaatsen.

Gemeenschap, V., -schappen.

Gemeenschappelijk.

Gemeenslachtig.

Gemeente, V., gemeenten.

Gemeente-archief, O., -archieven.

Gemeente-archivaris, M., -archivarissen.

Gemeentebegrooting, V., -begrootingen.

Gemeentebelasting, V., -belastingen.

Gemeentebestuur, O., -besturen.

Gemeentegrond, M., -gronden.

Gemeentehuis, O., -huizen.

Gemeentenaar, M., -naren.

Gemeente-ontvanger, M., -ontvangers.

Gemeente-opzichter, M., -opzichters.

Gemeenteraad, M., -raden.

Gemeenterekening, V.

Gemeenteschool, V., -scholen.

Gemeentesecretaris, M., -secretarissen.

Gemeentewet, V., -wetten.

Gemeentezaak, V., -zaken.

Gemeenzaam, -zamer, -zaamst.

Gemeenzaamheid, V., -heden.

Gemeesmuil, O.

Gemeet, O.

Gemelijk, -lijker, -lijkst.

Gemelijkheid, V.

Gemengd.

Gemerkt.

Gemet, O., gemeten.

Gemetsel, O.

Gemeubileerd.

Gemiauw of Gemiaauw, O.

Gemiddelde, O., gemiddelden.

Gemijmer, O.

Gemijterd.

Gemis, O.

Gemoed, O., gemoederen.

Gemoedelijk, -lijker, -lijkst.

Gemoedelijkheid, V.

Gemoedsaandoening, V., -aandoeningen.

Gemoedsaard, M.

Gemoedsbeweging, V., -bewegingen.

Gemoedsbezwaar, O., -bezwaren.

Gemoedsgesteldheid, V.

Gemoedsleven, O.

Gemoedsrust, V.

Gemoedsstemming, V., -stemmingen.

Gemoet (Te gemoet).

Gemok, O.

Gemompel, O.

Gemopper, O.

Gemor, O.

Gemors, O.

Gems, V., gemzen. Gemsje, O., -jes.

Gemshoorn, M., -hoorns.

Gemurmel, O.

Gemutst.

Gemzeleer en Gemzenleer, O.

Gemzeleeren en Gemzenleeren (bnw.).

Gemzenhaar, O.

Gemzenjacht, V.

Gemzenjager, M., -jagers.

Genaakbaar, -baarder, -baarst.

Genaakbaarheid, V.

Genaamd.

Genade, V.

Genadebrood, O.

Genadegift, V., -giften.

Genademiddel, O., -middelen.

Genadeslag, M.

Genadestoot, M.

Genadeverbond, O.

Genadig, genadiger, genadigst.

Genadigheid, V.

Genaken, genaakte, is genaakt.

Genan en Genant, M. en V., genannen en genanten. V. ook genante.

Gendarme, M., gendarmes.

Gendarmerie, V.

Gene (gindsche).

Genealogie, V., genealogieën.

Genealogisch.

Genealoog, M., genealogen.

Geneeren (fr. _gêner_), geneerde, heeft gegeneerd.

Geneesbaar, -bare.

Geneesheer, M., -heeren.

Geneeskracht, V.

Geneeskunde, V.

Geneeskundige, M. en V., -kundigen.

Geneeskunst, V.

Geneeslijk en Geneselijk, -lijker, -lijkst.

Geneesmeester, M., -meesters.

Geneesmiddel, O., -middelen.

Geneesvleesch, O.

Geneeswijze en Geneeswijs, V., -wijzen.

Genegen, genegener, genegenst.

Genegenheid, V., -heden.

Geneigd, geneigder, geneigdst.

Geneigdheid, V.

Generaal, M., generaals.

Generaal-majoor, M., -majoors.

Generaalschap, O.

Generaliseeren, generaliseerde, heeft gegeneraliseerd.

Generaliteit, V.

Generaliteitslanden (mv.), O.

Generen (zich -), (onderhouden), geneerde zich, heeft zich
geneerd.

Genereus, genereuzer, genereust.

Genet, O., genetten.

Genetkat, V., genetkatten.

Geneugte, V., geneugten.

Geneurie, O.

Genezen, genas, genazen, heeft en is genezen.

Genezing, V., genezingen.

Geniaal, genialer, geniaalst.

Genialiteit, V.

Genie (wapen in 't leger), V.

Genie (vernuft en vernuftig persoon), O., genieën.

Genie-officier, M., -officieren.

Geniep (In 't -), O.

Geniepig, geniepiger, geniepigst.

Geniepigerd, M., geniepigerds.

Geniepigheid, V.

Genieten, genoot, genoten, heeft genoten.

Genieting, V., genietingen.

Genius, M., geniën.

Genoeg.

Genoegdoening, V.

Genoegen, O., genoegens.

Genoegen, genoegde, heeft genoegd.

Genoeglijk, -lijker, -lijkst.

Genoeglijkheid, V., -heden.

Genoegzaam, -zame.

Genoegzaamheid, V., -heden.

Genoffel, V., genoffels.

Genomen.

Genoot M., genooten.

Genoote, V., genooten.

Genootschap, O., -schappen.

Genootschappelijk.

Genootschapsjaar, O., -jaren.

Genootschapswerk, O., -werken.

Genot, O.

Genotrijk, -rijker, -rijkst.

Genotzucht, V.

Gent, M., genten.

Gentiaan, V., gentianen.

Genugte, V., genugten.

Geodesie, V.

Geodetisch.

Geograaf, M., geografen.

Geographie, V.

Geographisch.

Geologie, V.

Geoloog, M., geologen.

Geoorloofd, geoorloofder, geoorloofdst.

Geoorloofdheid, V.

Gepaard.

Gepalmd.

Gepareld.

Geparfumeerd.

Gepasporteerd.

Gepast, gepaster, meest gepast.

Gepastheid, V.

Gepatenteerd.

Gepeesd.

Gepeins, O., gepeinzen.

Gepen, O.

Gepeperd.

Geperforeerd.

Gepeupel, O.

Gepeuter, O.

Gepiep, O.

Gepiker en Gepieker, O.

Geplas, O.

Geplekt.

Geploeter, O.

Gepluimd.

Gepluimte, O.

Gepoch, O.

Gepomp, O.

Gepopel, O.

Geposeerd, geposeerder, geposeerdst.

Gepraat, O.

Gepresseerd.

Geprevel, O.

Geproest, O.

Gepromoveerd.

Gepromoveerde, M. en V., gepromoveerden.

Gepruttel, O.

Geraamte, O., geraamten.

Geraas, O.

Geraaskal, O.

Geraden.

Gerak, O.

Geraken, geraakte, is geraakt.

Geranium, V., geraniums.

Geratel, O.

Gerecht en Gericht (rechtbank), O., gerechten en gerichten.

Gerecht (spijs), O., gerechten. Gerechtje, O., -jes.

Gerecht, gerechter, gerechtst.

Gerechtelijk.

Gerechtig, gerechtiger, gerechtigst.

Gerechtigd.

Gerechtigen, gerechtigde, heeft gerechtigd.

Gerechtigheid, V.

Gerechtsbode, M., -boden.

Gerechtsdag, M., -dagen.

Gerechtsdienaar, M., -dienaars en -dienaren.

Gerechtsgebouw, O., -gebouwen.

Gerechtshof, O., -hoven.

Gerechtsplaats, V., -plaatsen.

Gerechtszaak, V., -zaken.

Geredeneer, O.

Gereed, gereeder, gereedst.

Gereedelijk.

Gereedheid, V.

Gereedhouden, hield gereed, heeft gereed gehouden.

Gereedkomen, komt gereed, kwam gereed, kwamen gereed, is gereedgekomen.

Gereedleggen, legde en leide gereed, heeft gereedgelegd.

Gereedliggen, lag gereed, lagen gereed, heeft gereedgelegen.

Gereedmaken, maakte gereed, heeft gereedgemaakt.

Gereedschap, O., -schappen.

Gereedstaan, staat gereed, stond gereed, heeft gereedgestaan.

Gereedzetten, zette gereed, heeft gereedgezet.

Gereformeerd.

Gereformeerde, M. en V., gereformeerden.

Geregeld, geregelder, geregeldst.

Geregeldheid, V.

Gerei, O.

Gerekt, gerekter, gerektst.

Gerektheid, V.

Gereutel, O.

Gerevel, O.

Gerfkamer, V., -kamers.

Gerfschaaf, V., -schaven.

Gergel, ook Girgel, M., gergels en girgels.

Geribd.

Gericht. Zie Gerecht.

Gerief, O.

Geriefelijk, -lijker, -lijkst.

Geriefelijkheid, V., -heden.

Gerieven, geriefde, heeft geriefd.

Gerij, O.

Gering, geringer, geringst.

Geringachten, achtte gering, heeft geringgeacht.

Geringachting, V.

Geringd.

Geringheid, V., -heden.

Gerinkel, O.

Gerinkink, O.

Geritsel, O.

Germanisme, O., germanismen.

Germanist, M., germanisten.

Germanistisch.

Gerochel, O.

Geroep, O.

Geroffel, O.

Gerokt.

Gerommel, O.

Geronk, O.

Geronnen.

Geros, O.

Geroutineerd.

Gerst, ook Garst, V. Gerstje, O., -jes.

Gerstebier, O.

Gerstebrij, V.

Gerstebrood, O., -brooden.

Gerstedrank, M., -dranken.

Gerstekorrel en Gerstkorrel, V., -korrels.

Gerstemeel, O.

Gerstenat, O.

Gerstepap, V.

Gerstewater, O.

Gerucht, O., geruchten. Geruchtje, O., -jes.

Geruim (In een geruimen tijd).

Geruisch, O.

Geruit.

Gerust, geruster, meest gerust.

Gerustelijk.

Gerustheid, V.

Geruststellen, stelde gerust, heeft gerustgesteld.

Geruststellend.

Geruststelling, V.

Gerw, V.

Gesar, O.

Geschaard.

Geschacher, O.

Geschakeerd.

Geschal, O.

Geschapen.

Gescharrel, O.

Geschater, O.

Gescheept.

Geschenk, O., geschenken. Geschenkje, O., -jes.

Gescherm, O.

Geschetter, O.

Gescheurd.

Geschiedboek, O., -boeken.

Geschieden, geschiedde, is geschied.

Geschiedenis, V., geschiedenissen. Geschiedenisje, O., -jes.

Geschiedenisles, V., -lessen.

Geschiedkunde, V.

Geschiedkundig.

Geschiedkundige, M. en V., -kundigen.

Geschiedrol, V., -rollen.

Geschiedschrijver, M., -schrijvers.

Geschiedverhaal, O., -verhalen.

Geschiedvorscher, M., -vorschers.

Geschiet, O.

Geschikt, geschikter, geschiktst.

Geschiktheid, V.

Geschil, O., geschillen. Geschilletje, O., -jes.

Geschilpunt, O., -punten.

Geschilstuk, O., -stukken.

Geschimmeld.

Geschimp, O.

Geschitter, O.

Geschommel, O.

Geschooi, O.

Geschraap, O.

Geschreeuw, O.

Geschrei, O.

Geschrift, O., geschriften. Geschriftje, O., -jes.

Geschubd.

Geschuif, O.

Geschuifel, O.

Geschut, O.

Geschutbedding, V., -beddingen.

Geschutbrons, O.

Geschutstelling, V., -stellingen.

Geschuttalie, V., -talies.

Geschutvuur, O.

Gesignaleerd.

Gesis, O.

Gesjouw, O.

Geslacht (familie, soort), O., geslachten.

Geslacht (slacht), O.

Geslachtelijk.

Geslachtsboom en Geslachtboom, M. -boomen.

Geslachtsdeelen (mv.), O.

Geslachtsdrift, V.

Geslachtsnaam en Geslachtnaam, M. -namen.

Geslachtsorgaan, O., -organen.

Geslachtswapen en Geslachtwapen, O. -wapens.

Geslenter, O.

Geslepen, geslepener, geslepenst.

Geslepenheid, V.

Gesloten, geslotener, geslotenst.

Geslotenheid, V.

Gesmaal, O.

Gesmeek, O.

Gesmijdig, gesmijdiger, gesmijdigst.

Gesmook, O.

Gesnaard.

Gesnedene, M., gesnedenen.

Gesnotter, O.

Gesnurk, O.

Gesoes, O.

Gesorteerd.

Gesp, M., gespen. Gespje, O., -jes.

Gespan (span), O.

Gespartel, O.

Gespeel (het spelen), O.

Gespelen (makkers), M. en V.

Gespen, gespte, heeft gegespt.

Gespenmaker, M., -makers.

Gespierd, gespierder, gespierdst.

Gespierdheid, V.

Gespin, O.

Gespoord.

Gesprek, O., gesprekken. Gesprekje, O., -jes.

Gesprenkeld.

Gespring, O.

Gespuis, O.

Gest. Zie Gist.

Gestaald.

Gestadig, gestadiger, gestadigst.

Gestadigheid, V.

Gestalte, V., gestalten.

Gestaltenis, V.

Gestamel, O.

Gestamer, O.

Gestamp, O.

Gestampvoet, O.

Gestand (Gestand doen).

Gestarnd, Gestarnte. Zie Gesternd, Gesternte.

Geste, V., gestes.

Gesteente, O., gesteenten.

Gesteentenkenner, M., -kenners.

Gestel, O., gestellen. Gestelletje, O., -jes.

Gesteld.

Gesteldheid, V., -heden.

Gesteltenis, V.

Gesternd en Gestarnd.

Gesternte en Gestarnte, O., gesternten en gestarnten.

Gesticht, O., gestichten. Gestichtje, O., -jes.

Gesticulatie, V., gesticulatiën en gesticulaties.

Gesticuleeren, gesticuleerde, heeft gegesticuleerd.

Gestoei, O.

Gestoelte, O., gestoelten.

Gestoffeerd.

Gestommel, O.

Gestotter, O.

Gestreept.

Gestreng, gestrenger, gestrengst.

Gestrengheid, V., -heden.

Gestrikt.

Gestroomd.

Gestudeerd.

Getal, O., getallen. (Ten getale van).

Getallenleer, V.

Getalmerk, O., -merken.

Getalsterkte, V.

Getand.

Geteekend.

Geteem, O.

Getemperd.

Geteut, O.

Getier, O.

Getij, O., getijen.

Getijde, O., getijden.

Getijdenboek, O., -boeken; -boekje, O., -jes.

Getijgerd.

Getik, O.

Getimmer, O.

Getimmerte, O., getimmerten.

Getjilp, O.

Getogen (verl. deelw.).

Getokkel, O.

Getongd.

Getouw, O., getouwen.

Getralied.

Getrappel, O.

Getrommel, O.

Getroost.

Getroosten (zich -), getroostte zich, heeft zich getroost.

Getroubleerd.

Getrouw, getrouwer, getrouwst.

Getrouwd.

Getrouwelijk.

Getrouwheid, V.

Getrouwigheid, V.

Getuige, M. en V., getuigen.

Getuigen, getuigde, heeft getuigd.

Getuigenbewijs, O.

Getuigengeld, O.

Getuigenis, O. en V., getuigenissen

Getuigenverhoor, O., -verhooren.

Getuigschrift, O., -schriften.

Getuimel, O.

Getuur, O.

Getwist, O.

Geul, V., geulen. Geultje, O., -jes.

Geur, M., geuren. Geurtje, O., -jes.

Geuren, geurde, heeft gegeurd.

Geurig, geuriger, geurigst.

Geurigheid, V.

Geürm, O.

Geurmaker, M., -makers.

Geurstof, V., -stoffen.

Geus (persoonsnaam), M., geuzen.

Geus (vlag), V., geuzen. Geusje, O., -jes.

Geuzenpenning, M., -penningen.

Gevaar (aanhoudend varen), O.

Gevaar (hachelijke kans), O., gevaren.

Gevaarlijk, -lijker, -lijkst.

Gevaarlijkheid, V.

Gevaarte, O., gevaarten; ook gevaartes.

Gevaarvol, -volle.

Gevaccineerd.

Gevader, M., gevaders.

Gevaderschap, O.

Geval, O., gevallen. Gevalletje, O., -jes.

Gevallen, geviel, is gevallen.

Gevallig, gevalliger, gevalligst.

Gevalligheid, V.

Gevangen.

Gevangenbewaarder, M., -bewaarders.

Gevangene, M. en V., gevangenen.

Gevangenhuis, O., -huizen.

Gevangenis, V., gevangenissen.

Gevangenisstraf, V.

Gevangeniswezen, O.

Gevangenmaken, maakte gevangen, heeft gevangengemaakt.

Gevangennemen, nam gevangen, namen gevangen, heeft gevangengenomen.

Gevangenneming, V., -nemingen.

Gevangenpoort, V., -poorten.

Gevangenschap, V.

Gevangenwagen, M., -wagens.

Gevangenzetten, zette gevangen, heeft gevangengezet.

Gevangenzetting, V., -zettingen.

Gevangenzitten, zat gevangen, zaten gevangen, heeft gevangengezeten.

Gevankelijk.

Gevat, gevatter, gevatst.

Gevatheid, V.

Gevecht, O., gevechten.

Gevechtsafstand, M., -afstanden.

Gevechtsstelling, V., -stellingen.

Gevechtswaarde, V.

Gevederd.

Geveinsd.

Geveinsde, M. en V., geveinsden.

Geveinsdheid, V.

Gevel, M., gevels. Geveltje. O., -jes.

Gevelsteen, M., -steenen.

Geveltop, M., -toppen.

Geven, gaf, gaven, heeft gegeven.

Gevensgezind.

Gever, M., gevers.

Geverseerd.

Gevest, O., gevesten.

Gevit, O.

Gevlakt.

Gevlamd.

Gevleesd.

Gevlei, O.

Gevlekt.

Gevleugeld.

Gevlij (in 't -), O.

Gevloek, O.

Gevoeg, O.

Gevoeglijk, -lijker, -lijkst.

Gevoel, O.

Gevoelen, O., gevoelens.

Gevoelen, gevoelde, heeft gevoeld.

Gevoelig, gevoeliger, gevoeligst.

Gevoeligheid, V., -heden.

Gevoelloos, -loozer, -loost.

Gevoelloosheid, V.

Gevoelsleven, O.

Gevoelsmensch, M., -menschen.

Gevoelszenuw, V., -zenuwen.

Gevoelszin, M.

Gevoelvol.

Gevogelte, O.

Gevolg, O., gevolgen.

Gevolglijk.

Gevolgtrekking, V., -trekkingen.

Gevolmachtigde, M., gevolmachtigden.

Gevonkel, O.

Gevorkt.

Gevrij, O.

Gewaad, O., gewaden.

Gewaagd, gewaagder, gewaagdst.

Gewaagdheid, V.

Gewaand.

Gewaarworden, wordt gewaar, werd gewaar, is gewaargeworden.

Gewaarwording, V., -wordingen.

Gewag, O.

Gewagen, gewaagde, heeft gewaagd.

Gewalm, O.

Gewapend.

Gewapenderhand.

Gewarrel, O.

Gewas, O., gewassen. Gewasje, O., -jes.

Gewaterd.

Gewauwel, O.

Geweeklaag, O.

Geween, O.

Geweer, O., geweren. Geweertje, O., -jes.

Geweerkogel, M., -kogels.

Geweerkolf, V., -kolven.

Geweerloop, M., -loopen.

Geweermaker, M., -makers.

Geweerrek, O., -rekken.

Geweerschot, O., -schoten.

Geweervuur, O.

Gewei (Geweide), O.

Geweld, O.

Gewelddadig, -dadiger, -dadigst.

Gewelddadigheid, V., -heden.

Geweldenaar, M., geweldenaars en geweldenaren.

Geweldenarij, V., geweldenarijen.

Geweldig, geweldiger, geweldigst.

Gewelf, O., gewelven. Gewelfje, O., -jes.

Gewemel, O.

Gewennen, gewende, heeft gewend.

Gewenscht, gewenschter, meest gewenscht.

Gewerveld.

Gewest, O., gewesten.

Gewestelijk.

Geweten, O., gewetens.

Gewetenloos, -loozer, -loost.

Gewetenloosheid, V.

Gewetensbezwaar, O., -bezwaren.

Gewetensdwang, M.

Gewetensvraag, V., -vragen.

Gewetensvrijheid, V.

Gewetenszaak, V., -zaken.

Gewettigd.

Gewezen.

Gewicht, O., gewichten. Gewichtje, O., -jes.

Gewichtig, gewichtiger, gewichtigst.

Gewichtigheid, V.

Gewichtseenheid, V., -eenheden.

Gewichtsverlies, O.

Gewiekt.

Gewijd.

Gewijsde, O., gewijsden.

Gewikst, gewikster.

Gewikstheid, V.

Gewild, gewilder, gewildst.

Gewillig, gewilliger, gewilligst.

Gewilligheid, V.

Gewin, O.

Gewinnen, gewon, gewonnen, heeft gewonnen.

Gewinziek, -zieker, -ziekst.

Gewis, gewisser, meest gewis.

Gewisheid, V.

Gewisselijk.

Gewoel, O.

Gewolkt.

Gewoon, gewoner, meest gewoon.

Gewoonheid, V.

Gewoonlijk.

Gewoonte, V., gewoonten.

Gewoonterecht, O.

Gewoonweg.

Geworden, gewordt, gewerd, is geworden.

Gewormte, O.

Geworteld.

Gewricht, O., gewrichten.

Gewrichtsrheumatiek, V.

Gewrocht, O., gewrochten.

Gewroet, O.

Gewrongen, gewrongener, gewrongenst.

Gewrongenheid.

Gewurm, O.

Gezaag, O.

Gezaaide, O.

Gezag, O.

Gezaghebbend.

Gezaghebber, M., -hebbers.

Gezagvoerder, M., -voerders.

Gezalfde, M., gezalfden.

Gezamenlijk.

Gezang, O., gezangen. Gezangetje, O., -jes.

Gezangbundel, M., -bundels.

Gezanik, O.

Gezant, M., gezanten.

Gezantschap, O., -schappen.

Gezantschapshotel, O., -hotels.

Gezantschapssecretaris, M., -secretarissen.

Gezeegd.

Gezegde, O., gezegden.

Gezegeld.

Gezegend, gezegender, gezegendst.

Gezeggen (zich laten -).

Gezeglijk, -lijker, -lijkst.

Gezeglijkheid, V.

Gezel, M., gezellen.

Gezellig, gezelliger, gezelligst.

Gezelligheid, V.

Gezellin, V., gezellinnen. Gezellinnetje, O., -jes.

Gezelschap, O., -schappen.

Gezelschapsbiljet, O., -biljetten.

Gezelschapslied, O., -liederen; -liedje, O., -jes.

Gezelschapsplicht, M., -plichten.

Gezelschapsrekening, V.

Gezelschapsspel, O., -spelen en -spellen; -spelletje, O., -jes.

Gezelschapszaal, V., -zalen.

Gezet, gezetter, gezetst.

Gezeten.

Gezetheid, V.

Gezeur, O.

Gezicht, O., gezichten. Gezichtje, O., -jes.

Gezichteinder, M.

Gezichtsafstand, M., -afstanden.

Gezichtsbedrog, O.

Gezichtshoek, M., -hoeken.

Gezichtskring, M.

Gezichtslijn, V., -lijnen.

Gezichtsorgaan, O., -organen.

Gezichtspunt, O., -punten.

Gezichtsveld, O., -velden.

Gezien.

Gezin, O., gezinnen.

Gezind.

Gezindheid, V., -heden.

Gezindte, V., gezindten.

Gezocht, gezochter, gezochtst.

Gezochtheid, V.

Gezoek, O.

Gezond, gezonder, gezondst.

Gezondheid, V., -heden.

Gezondheidscommissie, V., -commissiën.

Gezondheidsgordel, M., -gordels.

Gezondheidsleer, V.

Gezondheidsmaatregel, M., -maatregelen.

Gezondheidspas, M., -passen.

Gezondheidspolitie, V.

Gezondheidsraad, M., -raden.

Gezondheidsregel, M., -regelen.

Gezondheidstoestand, M.

Gezondmakertje, O., -makertjes.

Gezucht, O.

Gezusters en Gezusteren (mv.), V.

Gezwagers (mv.), M.

Gezwatel, O.

Gezwel, O., gezwellen. Gezwelletje, O., -jes.

Gezwets, O.

Gezwind, gezwinder, gezwindst.

Gezwindheid, V.

Gezwoeg, O.

Gezwollen, gezwollener, gezwollenst.

Gezwollenheid, V.

Gezworene, M., gezworenen.

Gichelen, gichelde, heeft gegicheld.

Gids, M. en V., gidsen.

Gidsartikel, O., -artikelen.

Giegagen, giegaagde, heeft gegiegaagd.

Giegelen, giegelde, heeft gegiegeld.

Giek, V., gieken.

Giekslag, M., -slagen.

Gier, M., gieren.

Gierbrug, V., -bruggen.

Gierbuizerd, M., -buizerds.

Gieren, gierde, heeft gegierd.

Gierennest, O., -nesten.

Gierig, gieriger, gierigst.

Gierigaard, M., gierigaards.

Gierigheid, V.

Giering, V., gieringen.

Gierkabel, M., -kabels.

Gierketting, M., -kettingen.

Gierkoning, M., -koningen.

Gierpont, V., -ponten.

Gierst, V. Gierstje, O., -jes.

Gierstgras, O.

Gierstvink, M., -vinken.

Giertelsel, M., -telsels.

Giertoom, M., -toomen.

Giertouw, O., -touwen.

Giervalk, M., -valken.

Gierzwaluw, V., -zwaluwen.

Gieteling, M., gietelingen.

Gietemmer, M., -emmers.

Gieten, goot, goten, heeft gegoten.

Gieter, M., gieters.

Gieterij, V., gieterijen.

Gietgat, O., -gaten.

Giethuis, O., -huizen.

Gietijzer, O.

Gieting, V., gietingen.

Gietlepel, M., -lepels.

Gietnaad, M., -naden.

Gietregenen, gietregende.

Gietsel, O., gietsels.

Gietstaal, O.

Gietvorm, M., -vormen.

Gif en Gift (vergif), O., giften.

Gift (geschenk), V., giften. Giftje, O, -jes.

Giftbeker, M., -bekers.

Giftblaas, V., -blazen.

Giftbrief, M., -brieven.

Giftig, giftiger, giftigst.

Giftigheid, V., -heden.

Giftklier, V., -klieren.

Giftmenger, M., -mengers.

Gifttand, M., -tanden.

Gij.

Gijbelen, gijbelde, heeft gegijbeld.

Gijk, V., gijken.

Gijl, O.

Gijlen, gijlde, heeft gegijld.

Gijlieden.

Gijling, V.

Gijlkuip, V., -kuipen.

Gijn, O., gijnen en gijns; ook Jijn.

Gijnbalk, M., -balken.

Gijnblok, O., -blokken en -bloks.

Gijnlooper, M., -loopers.

Gijp, V.

Gijpen, gijpte, heeft gegijpt.

Gijzelaar, M., gijzelaars en gijzelaren.

Gijzelen, gijzelde, heeft gegijzeld.

Gijzeling, V., gijzelingen.

Gijzelkamer, V., -kamers.

Gijzelrecht, O.

Gil, M., gillen. Gilletje, O., -jes.

Gild en Gilde, O., gilden.

Gildebrief, M., -brieven.

Gildebroeder, M., -broeders.

Gildemeester, M., -meesters.

Gildepatroon, M., -patroons.

Gildepenning, M., -penningen.

Gildos, M., -ossen.

Gillen, gilde, heeft gegild.

Gilling (scheepsw.), V., gillingen.

Ginder.

Ginds (bijw.).

Gindsch (bnw.).

Gingang, O.

Ginnegabben en Ginnegappen, ginnegabde en ginnegapte, heeft geginnegabd
en geginnegapt.

Ginst, V.

Gips, O., gipsen.

Gipsafgietsel, O., -afgietsels.

Gipsbeeld, O., -beelden; -beeldje, O., -jes.

Gipsen (bnw.).

Gipsen, gipste, heeft gegipst.

Gipsverband, O., -verbanden.

Gipsvorm, M., -vormen.

Giraffe, V., giraffen en giraffes.

Girgel. Zie Gergel.

Girsen, girste, heeft gegirst.

Gis, V.

Gisp, V., gispen.

Gispen, gispte, heeft gegispt.

Gisping, V., gispingen.

Gissen, giste, heeft gegist.

Gissing, V., gissingen. Gissinkje, O., -jes.

Gist, V.

Gisten, gistte, heeft gegist.

Gisteravond.

Gisteren.

Gistermiddag.

Gistermorgen.

Gisternacht.

Gisterochtend.

Gisting, V.

Gistingsproces, O., -processen.

Gistkladder, M., -kladders.

Gistkuip, V., -kuipen.

Gistvorming, V.

Gistzwam, V. -zwammen.

Git (stof), O.; (stuk), V., gitten. Gitje, O., -jes.

Gitaar, V., gitaren.

Gitaardoos, V., -doozen.

Gitaarspeler, M, -spelers.

Gittegom. Zie Guttegom.

Gitten (bnw.).

Gitzwart.

Glaasje. Zie Glas.

Glaceetjes (mv.), O.

Glacéhandschoen, M., -handschoenen.

Glacis, O., glacieën.

Glad, gladder, gladst.

Gladakker, M., gladakkers.

Gladborstelen, borstelde glad, heeft gladgeborsteld.

Gladden, gladde, heeft geglad.

Gladdigheid, V.

Gladheid, V.

Gladiator, M., gladiatoren.

Gladschaven, schaafde glad, heeft gladgeschaafd.

Gladscheren, schoor glad, schoren glad, heeft gladgeschoren.

Gladschuren, schuurde glad, heeft gladgeschuurd.

Gladslijpen, sleep glad, slepen glad, heeft gladgeslepen.

Gladstrijken, streek glad, streken glad, heeft gladgestreken.

Gladvijlen, vijlde glad, heeft gladgevijld.

Gladwrijven, wreef glad, wreven glad, heeft gladgewreven.

Glans, M., glansen.

Glansijzer, O., -ijzers.

Glanspapier, O.

Glanspunt, O., -punten.

Glansrijk, -rijker, -rijkst.

Glansrijkheid, V.

Glanssteen, M., -steenen.

Glansstijfsel, V.

Glanzen, glansde, heeft geglansd.

Glanzer, M., glanzers.

Glanzig, glanziger, glanzigst.

Glanzigheid, V.

Glanzing, V.

Glas (stof), O.; (stuk), O., glazen. Glaasje, O., -jes.

Glasachtig.

Glasblazen, O.

Glasblazer, M., -blazers.

Glasblazerij, V., -blazerijen.

Glasgordijn, V. en O., -gordijnen.

Glashelder.

Glaskruid, O.

Glasraam, O., -ramen.

Glasruit, V., -ruiten.

Glasverzekering, V.

Glaswerk, O.

Glazen (bnw.).

Glazendak, O., -daken.

Glazendeur, V., -deuren.

Glazendoek, M., -doeken.

Glazenkast, V., -kasten.

Glazenmaker, M., -makers.

Glazenspuit, V., -spuiten.

Glazenwasscher, M., -wasschers.

Glazenwasscherij, V.

Glazig, glaziger, glazigst.

Glazigheid, V.

Glazuur, O.

Glazuursel, O.

Glee, V., gleeën.

Gleierwerk, O.

Gleis, O.

Gleiswerk, O.

Gleuf, V., gleuven. Gleufje, O., -jes.

Glibberen, glibberde, is geglibberd.

Glibberig, glibberiger, glibberigst.

Glibberigheid, V.

Glid, O.

Glidkruid, O.

Glijbaan, V., -banen; -baantje, O., -jes.

Glijden, gleed, gleden, heeft en is gegleden.

Glijgewicht, O., -gewichten.

Glimlach, M., -lachje, O., -jes.

Glimlachen, glimlachte, heeft geglimlacht.

Glimmen, glom, glommen, heeft geglommen.

Glimmend, glimmender, glimmendst.

Glimmer, O.

Glimp, M.

Glimworm, M., -wormen; -wormpje, O., -jes.

Glinster, M., glinsters.

Glinsteren, glinsterde, heeft geglinsterd.

Glinsterend, glinsterender, glinsterendst.

Glinsterig, glinsteriger, glinsterigst.

Glinstering, V., glinsteringen.

Glint, O., glinten.

Glinting, V., glintingen. Glintinkje, O., -jes.

Glippen (ontglippen), glipte, is geglipt.

Glipper, M., glippers.

Glissen, gliste, heeft en is geglist.

Glit, O.

Globaal, globale.

Globe, V., globes.

Gloed, M.

Gloednieuw.

Gloeien, gloeide, heeft gegloeid.

Gloeiend, gloeiender, gloeiendst.

Gloeiendheet, -heete.

Gloeierig.

Gloeihitte, V.

Gloeiing, V., gloeiingen.

Gloeikousje, O., -kousjes.

Gloeilamp, V., -lampen.

Gloeilichaam, O., -lichamen.

Gloeilicht, O.

Gloeioven, M., -ovens.

Gloeipan, V., -pannen.

Gloeiplaat, V., -platen.

Glooien, glooide, heeft geglooid.

Glooiend.

Glooiing, V., glooiingen.

Glooiingshoek, M., -hoeken.

Gloop, V., glopen.

Gloor, M.

Glop, O., gloppen. Glopje, O., -jes.

Gloren, gloorde, heeft gegloord.

Glorie, V.

Glorieus, glorieuzer.

Gloring, V.

Glos en Glosse, V., glossen.

Glossarium, O., glossaria.

Glui, O., gluien.

Gluip, V., gluipen.

Gluipen, gluipte, heeft gegluipt.

Gluiper, M., gluipers.

Gluiperd, M., gluiperds.

Gluiperig, gluiperiger, gluiperigst.

Glunder, glunderder, glunderst.

Gluren, gluurde, heeft gegluurd.

Gluten, O.

Glutenbrood, O.

Gluur, M. Gluurtje, O., -jes.

Gluurder, M., gluurders.

Glycerine, V.

Gnap, gnapper, gnapst.

Gniffelen, gniffelde, heeft gegniffeld.

God, M., 3de nv. Gode.

God (in het heidendom), M., goden. Godje, O., -jes.

Goddank.

Goddelijk, -lijker, -lijkst.

Goddelijkheid, V.

Goddeloos, -loozer, -loost.

Goddeloosheid, V., -heden.

Godebehaaglijk.

Godendom, O.

Godendrank, M., -dranken.

Godenleer, V.

Godenmaal, O., -malen.

Godenspijs, V., -spijzen.

Godes, V., godessen.

Godgansch.

Godganschelijk.

Godgeklaagd.

Godgeleerd.

Godgeleerde, M., -geleerden.

Godgeleerdheid, V.

Godgevallig, V.

Godgewijd.

Godheid, V., -heden.

Godin, V., godinnen.

Godlof.

Godloochenaar, M., -loochenaars.

Godloochening, V.

Godmensch, M.

Godsakker, M.

Godsbegrip, O., -begrippen.

Godsbestuur, O.

Godsdienst, M., -diensten.

Godsdiensthaat, M.

Godsdienstig, -dienstiger, -dienstigst.

Godsdienstigheid, V.

Godsdienstleer, V.

Godsdienstleeraar, M., -leeraars.

Godsdienstoefening, V., -oefeningen.

Godsdienstonderwijs, O.

Godsdienstonderwijzer, M., -onderwijzers.

Godsdienstoorlog, M., -oorlogen.

Godsdienstplicht, M., -plichten.

Godsdienstwetenschap, V.

Godsdienstzin, M.

Godsgericht, O., -gerichten.

Godsgezant, M., -gezanten.

Godshuis, O. -huizen.

Godsjammerlijk, -lijker, -lijkst.

Godslasteraar, M., -lasteraars en -lasteraren.

Godslastering, V., -lasteringen.

Godslasterlijk.

Godsman, M., -mannen.

Godsnaam (In -).

Godsoordeel, O., -oordeelen.

Godspenning en Goodspenning, M., -penningen.

Godsregeering, V.

Godsrijk, O.

Godsspraak, V., -spraken.

Godsvereering, V.

Godsvrucht, V.

Godswil (Om -).

Godvergeten.

Godvreezend, -vreezender, -vreezendst.

Godvreezendheid, V.

Godvruchtig, -vruchtiger, -vruchtigst.

Godvruchtigheid, V.

Godzalig, -zaliger, -zaligst.

Godzaligheid, V.

Goed, beter, best.

Goed, O., goederen. Goedje, O.

Goedaardig, -aardiger, -aardigst.

Goedaardigheid, V.

Goeddeels.

Goeddoen, doet goed, deed goed, deden goed, heeft goedgedaan.

Goeddunken, O.

Goeddunken, dunkt goed, dacht en docht goed, heeft goedgedacht en
goedgedocht.

Goedendag, M., goedendags.

Goedendagzeggen, zeide goedendag, heeft goedendaggezegd (-gezeid).

Goederenbureau, O., -bureau's.

Goederenhandel, M.

Goederenkantoor, O., -kantoren.

Goederenloods, V., -loodsen.

Goederentrein, M., -treinen.

Goederenvervoer, O.

Goederenwagen, M., -wagens.

Goederhand (Van -).

Goedertieren, -tierener, -tierenst.

Goedertierenheid, V., -heden.

Goedgeefsch.

Goedgeefschheid, V.

Goedgeloovig, -gelooviger, -geloovigst.

Goedgunstig, -gunstiger, -gunstigst.

Goedgunstigheid, V.

Goedhartig, -hartiger, -hartigst.

Goedhartigheid, V.

Goedheid, V., -heden.

Goedig, goediger, goedigst.

Goedigheid, V.

Goedkeuren, keurde goed, heeft goedgekeurd.

Goedkeuring, V., -keuringen.

Goedkoop, -kooper, -koopst (ook beterkoop).

Goedkoopheid, V.

Goedlachsch.

Goedleersch.

Goedleven (Pater -), M.

Goedmaken, maakte goed, heeft goedgemaakt.

Goedmaking, V.

Goedmoedig, -moediger, -moedigst.

Goedpraten, praatte goed, heeft goedgepraat.

Goedrond.

Goedschiks.

Goedsmoeds.

Goedvinden, vond goed, heeft goedgevonden.

Goedvinden, O.

Goedwillig, -williger, -willigst.

Goeierd, M., goeierds.

Goelijk, -lijker, -lijkst.

Goesting, V.

Golf, V., golven. Golfje, O., -jes.

Golfbreker, M., -brekers.

Golflengte, V.

Golflijn, V., -lijnen.

Golfslag, M.

Golfstroom, M., -stroomen.

Golven, golfde, heeft gegolfd.

Golving, V., golvingen.

Gom, V., gommen.

Gomachtig, -achtiger, -achtigst.

Gombal, M., -ballen; -balletje, O., -jes.

Gomboom, M., -boomen.

Gomdragant, O.

Gomflesch, V., -flesschen; -fleschje, O., -jes.

Gomkwast, M., -kwasten.

Gomlastiek en Gom-elastiek, O.

Gomlastieken (bnw.).

Gommen, gomde, heeft gegomd.

Gondel, V., gondels. Gondeltje, O., -jes.

Gondelier, M., gondelieren en gondeliers.

Gong, V., gongs.

Goniometrie, V.

Goniometrisch.

Gons, M.

Gonzen, gonsde, heeft gegonsd.

Goochelaar, M., goochelaren en goochelaars.

Goochelaarskunst, V., -kunsten; -kunstje, O., -jes.

Goochelarij, V., goochelarijen.

Goochelbal, M., -ballen.

Goochelbeker, M., -bekers.

Goochelen, goochelde, heeft gegoocheld.

Goochelkunst, V.

Goochelspel, O.

Goochelstuk, O., -stukken.

Goocheltasch, V., -tasschen.

Goocheltoer, M., -toeren.

Goodspenning. Zie Godspenning.

Gooi (worp), V., gooien.

Gooi (naam eener landstreek). O.

Gooien, gooide, heeft gegooid.

Gooier, M., gooiers.

Goor, gore, goorder, goorst.

Goorheid, V., -heden.

Goot, V., goten. Gootje, O., -jes.

Gootgat, O., -gaten.

Gootplank, V., -planken.

Gootrecht, O.

Gootsteen, M., -steenen.

Gootwater, O.

Gord (scheepsw.), V., gorden.

Gordel, M., gordels. Gordeltje, O., -jes.

Gordeldier, O., -dieren.

Gordelriem, M., -riemen.

Gordelroos, V.

Gorden, gordde, heeft gegord.

Gordijn, V. en O., gordijnen. Gordijntje, O., -jes.

Gordijnfranje, V.

Gordijnkoord, O., -koorden.

Gordijnring, M., -ringen.

Gordijnroede, V., -roeden.

Gording, V., gordingen en gordings.

Gorgel, M., gorgels. Gorgeltje, O., -jes.

Gorgeldrank, M., -dranken.

Gorgelen, gorgelde, heeft gegorgeld.

Gorig, goriger, gorigst.

Gorigheid, V., -heden.

Gors (vogel), V., gorzen.

Gors (land) V. en O., gorzen.

Gorsdijk, M., -dijken.

Gort (grutten), V., gorten. Gortje, O., -jes.

Gortbus, V., -bussen; -busje, O., -jes.

Gortenteller, M., -tellers.

Gortepap, V.

Gorter, M., gorters.

Gorterij, V.

Gortewater, O.

Gortig, gortiger, gortigst.

Gortigheid, V.

Gorzing, V., gorzingen.

Goteling, M., gotelingen.

Gothiek, V.

Gothisch en Gotisch.

Goud, O.

Goudader, V., -aderen en -aders.

Goudbeurs, V., -beurzen.

Goudbeweging, V., -bewegingen.

Goudblond.

Goudbrons, O.

Gouddorst, M.

Gouddraad, O.

Gouden (bnw.).

Goudenregen, M., -regens.

Goudessaai, O., -essaaien.

Goudgeel, -gele.

Goudgeld, O.

Goudgewicht, O., -gewichten.

Goudgulden, M., -guldens.

Goudhaan, M., -hanen; -haantje, O., -jes.

Goudklomp, M., -klompen; -klompje, O., -jes.

Goudkoorts, V.

Goudkorrel, V., -korrels.

Goudlak, O.

Goudlaken, O.

Goudlakensch.

Goudland, O., -landen.

Goudmijn, V., -mijnen.

Goudpelde.

Goudsbloem, V., -bloemen.

Goudschaal, V., -schalen; -schaaltje, O., -jes.

Goudsmid, M., -smeden.

Goudstuk, O., -stukken; -stukje, O., -jes.

Goudveld, O., -velden.

Goudvink, M., -vinken.

Goudvisch, M., -visschen; -vischje, O., -jes.

Goudzoeker, M., -zoekers.

Goulard-water, O.

Gouvernante, V., gouvernantes.

Gouvernement, O., gouvernementen.

Gouvernementsambtenaar, M., -ambtenaars en -ambtenaren.

Gouvernementsgebouw, O., -gebouwen.

Gouvernementsland, O., -landen.

Gouverneur, M., gouverneuren en gouverneurs.

Gouverneur-generaal, M., gouverneuren- en gouverneurs-generaal.

Gouw, V.

Gouwenaar (Goudsche pijp), M., gouwenaars.

Graad, M., graden. Graadje, O., -jes.

Graadboog, M., -bogen; -boogje, O., -jes.

Graadmeting, V., -metingen.

Graaf, M., graven. Graafje, O., -jes.

Graafschap (in 't algemeen), O., -schappen.

Graafschap (van Zutfen), V.

Graafwesp, V., -wespen.

Graag, grager, graagst.

Graagheid, V.

Graagte, V.

Graan, O., granen. Graantje, O., -jes.

Graanbeurs, V., -beurzen.

Graanbouw, M.

Graan-elevator, M., -elevatoren en -elevators.

Graangewas, O., -gewassen.

Graankooper, M., -koopers.

Graanmarkt, V., -markten.

Graanoogst, M., -oogsten.

Graanpakhuis, O., -pakhuizen.

Graanrecht, O., -rechten.

Graanwet, V., -wetten.

Graanzolder, M., -zolders.

Graat, V., graten. Graatje, O., -jes.

Grabbel, V.

Grabbelen, grabbelde, heeft gegrabbeld.

Gracelijk, -lijker, -lijkst.

Gracht, V., grachten. Grachtje, O., -jes.

Grachtwater, O.

Gracieus.

Gradeeren.

Gradeermachine, V.

Graecisme, O., graecismen.

Graf, O., graven. Grafje, O., -jes.

Grafelijk en Graaflijk.

Grafelijkheid en Graaflijkheid, V.

Grafheuvel, M., -heuvels.

Grafkelder, M., -kelders.

Grafkuil, M., -kuilen.

Grafmonument, O., -monumenten.

Grafschrift, O., -schriften.

Grafsteen, M., -steenen.

Grafstem, V.

Grafteeken, O., -teekens.

Graftombe, V., -tombes en -tomben.

Grafwaarts.

Grafzerk, V., -zerken.

Gram (gewicht), O., grammen.

Gram, grammer, gramst.

Grammatica, V., grammatica's.

Grammaticaal, grammaticale.

Gramophoon, V., gramophonen.

Gramschap, V.

Gramstorig, -storiger, -storigst.

Gramstorigheid, V.

Granaat (boom), M.; (vrucht), V., granaten.

Granaat (edelgesteente), M., granaten; (stof), O. Granaatje, O., -jes.

Granaat (projectiel), V., granaten.

Granaatappel, M., -appels.

Granaatkartets, V., -kartetsen.

Granaatvrij.

Granaatvuur, O.

Graniet, O.

Granietblok, O., -blokken

Granietrots, V., -rotsen.

Grap, V., grappen. Grapje, O., -jes.

Graphiet, O.

Grappenmaker, M., -makers.

Grappig, grappiger, grappigst.

Grappigheid, V.

Gras, O., grassen en grazen. Grasje, O., -jes.

Grasachtig.

Grasboter, V.

Grasduinen (mv.), V. (In - gaan).

Grasduinen, grasduinde, heeft gegrasduind.

Grasetting, V.

Grasgewas, O., -gewassen.

Grasgroen.

Grashalm, M., -halmen.

Graskaas, V., -kazen.

Grasland, O., -landen.

Graslinnen, O.

Grasmaaier, M., -maaiers.

Grasmaand, V.

Grasperk, O., -perken.

Grasplein, O., -pleinen.

Grasscheut, M., -scheuten; -scheutje, O., -jes.

Grasspriet, M., -sprieten; -sprietje, O., -jes.

Grasveld, O., -velden.

Grasvellig.

Grasvilt, V.

Graszaad, O.

Graszode, V., -zoden.

Gratias, V., gratiassen.

Gratie (bevalligheid en genade), V.

Gratie (godin), V., Gratiën.

Gratificatie, V., gratificatiën en gratificaties.

Gratig, gratiger, gratigst.

Gratigheid, V.

Gratis.

Grauw (snauw), M., grauwen.

Grauw (gemeen volk), O.

Grauw, grauwer, grauwst.

Grauwen, grauwde, heeft gegrauwd.

Grauwgors, V., -gorzen.

Grauwheid, V.

Grauwtje, O., grauwtjes.

Graveel, O.

Graveelig, graveeliger, graveeligst.

Graveeligheid, V.

Graveeren, graveerde, heeft gegraveerd.

Graveerijzer, O., -ijzers.

Graveering, V.

Graveerkunst, V.

Graveernaald, V., -naalden.

Graveerstift, V., -stiften.

Graven, groef, groeven, heeft gegraven.

Gravenkroon, V., -kronen; -kroontje, O., -jes.

Graver, M., gravers.

Graveur, M., graveurs.

Gravin, V., gravinnen. Gravinnetje, O., -jes.

Graving, V., gravingen.

Gravinnentooi, M.

Gravure, V., gravures.

Grazen, graasde, heeft gegraasd.

Grazig, graziger, grazigst.

Greb, V., grebben.

Greel (voor Gareel), O., greelen.

Greep (het grijpen), M. en V., grepen. Greepje, O., -jes.

Greep (handvol, handvatsel en mestvork), V., grepen. Greepje, O., -jes.

Greid, V., greiden.

Greidboer, M., -boeren.

Greidhoek, M.

Grein (korrel, gewicht en geweven stof), O., greinen. Greintje,
O., -jes.

Greinen (bnw.).

Greling, M., grelingen.

Grenadier, M., grenadiers.

Grenadiersmuts, V., -mutsen.

Grenadine, V.

Grendel, M., grendels en grendelen. Grendeltje, O., -jes.

Grendelen, grendelde, heeft gegrendeld.

Grendelslot, O., -sloten.

Grendelsteen, M., -steenen.

Grenen (bnw.).

Grenenhout, O.

Grenenhouten (bnw.).

Grens, V., grenzen.

Grensbewoner, M., -bewoners.

Grensgebied, O.

Grenskantoor, O., -kantoren.

Grenslijn, V., -lijnen.

Grensmuur, M., -muren.

Grenspaal, M., -palen.

Grensplaats, V., -plaatsen.

Grensregeling, V., -regelingen.

Grensscheiding, V., -scheidingen.

Grensverandering, V., -veranderingen.

Grensvesting, V., -vestingen.

Grenzen, grensde, heeft gegrensd.

Grenzenloos, -looze.

Greppel, V., greppels. Greppeltje, O., -jes.

Gretig, gretiger, gretigst.

Gretigheid, V.

Grief en Grieve, V., grieven. Griefje, O., -jes.

Griek, M., Grieken. Griekje, O., -jes.

Griekenland, O.

Grieksch.

Grieksch, O.

Griel, V., grielen.

Griend, V., grienden.

Griendbaas, M., -bazen.

Griendgewas, O.

Griendkade, V., -kaden.

Griendwaard, V., -waarden.

Griep, V.

Griesmeel, O.

Griet, V., grieten. Grietje, O., -jes.

Grietenij, V., grietenijen.

Grietjesbras, M., -brassen.

Grietman, M., -mannen.

Grieve. Zie Grief.

Grieven, griefde, heeft gegriefd.

Grievend, grievender, grievendst.

Griezelen, Griezelig. Zie Grijzelen, Grijzelig.

Griezeltje, O., -jes.

Grif, griffer, grifst.

Grif (bijw.).

Griffel, V., griffels. Griffeltje, O., -jes.

Griffelen, griffelde, heeft gegriffeld.

Griffen, grifte, heeft gegrift.

Griffie, V., griffiën en griffies.

Griffier, M., griffiers.

Griffierschap, O.

Griffiersplaats, V., -plaatsen.

Griffioen en Griffoen, M., griffioenen en griffoenen.

Grifheid, V.

Grift, V., griften. Griftje. O., -jes.

Griftenkoker, M., -kokers.

Grifweg.

Grijn (knorrepot), M., grijnen.

Grijnen, green, grenen, heeft gegrenen; ook grijnde, heeft gegrijnd.

Grijnig, grijniger, grijnigst.

Grijns, V., grijnzen.

Grijnslach, M.; -lachje, O., -jes.

Grijnslachen, grijnslachte, heeft gegrijnslacht.

Grijnzaard, M., grijnzaards.

Grijnzen, grijnsde, heeft gegrijnsd.

Grijp, M., grijpen.

Grijpen, greep, grepen, heeft gegrepen.

Grijpvogel, M., -vogels.

Grijs, grijzer.

Grijsaard, M., grijsaards.

Grijsachtig, -achtiger, -achtigst.

Grijsbaard, M., -baarden.

Grijsblauw.

Grijsharig.

Grijsheid, V.

Grijskop, M., -koppen.

Grijzelen (griezelen), grijzelde (griezelde), heeft gegrijzeld
(gegriezeld).

Grijzelig en Griezelig, -iger, -igst.

Grijzen, grijsde, is gegrijsd.

Grijzigheid, V.

Gril, V., grillen. Grilletje, O., -jes.

Grillen, grilde, heeft gegrild.

Grillig, grilliger, grilligst.

Grilligheid, V., -heden.

Grilling, V., grillingen.

Grim, V.

Grimas, V., grimassen.

Grimassen, grimaste, heeft gegrimast.

Grimassenmaker, M., -makers.

Grimlach, M.; -lachje, O., -jes.

Grimlachen, grimlachte, heeft gegrimlacht.

Grimmelen, grimmelde, heeft gegrimmeld.

Grimmen, grimde, heeft gegrimd.

Grimmig, grimmiger, grimmigst.

Grimmigheid, V.

Grind, O.

Grindbank, V., -banken.

Grind-depot, O., -depot's.

Grinden, grindde, heeft gegrind.

Grindschipper, M., -schippers.

Grindweg, M., -wegen.

Grindzand, O.

Grinniken, grinnikte, heeft gegrinnikt.

Grissen, griste, heeft gegrist.

Groef, V., groeven. Groefje, O., -jes.

Groefbeitel, M., -beitels.

Groefschaaf, V., -schaven.

Groefverband, O., -verbanden.

Groei, M.

Groeien, groeide, is gegroeid.

Groeiing, V.

Groeikracht, V.

Groeisel, O.

Groeistuip, V., -stuipen; -stuipje, O., -jes.

Groeizaam, -zamer, -zaamst.

Groeizaamheid, V.

Groen, groener, groenst.

Groen (nieuweling), M., groenen. Groentje, O., -jes.

Groen (kleur), O.

Groenachtig, -achtiger, -achtigst.

Groenboer, M., -boeren.

Groenen, groende, heeft en is gegroend

Groengrond, M., -gronden.

Groenheid, V.

Groenlandsvaarder, M., -vaarders.

Groenling, M., groenlingen.

Groenloopen, liep groen, heeft groengeloopen.

Groenmarkt, V., -markten.

Groensel (vogel), M., groensels.

Groensel (groente en verfaarde), O.

Groente, V., groenten.

Groenteboer, M., -boeren.

Groentesoep, V.

Groentevrouw. V., -vrouwen.

Groentijd, M.

Groenvrouw, V., -vrouwen.

Groep, V., groepen. Groepje. O., -jes.

Groepeeren, groepeerde, heeft gegroepeerd.

Groepeering, V., groepeeringen.

Groepen, groepte, heeft gegroept.

Groepvergadering, V., -vergaderingen.

Groet, M., groeten.

Groete, V., groeten.

Groeten, groette, heeft gegroet.

Groetenis, V., groetenissen.

Groeven, groefde, heeft gegroefd.

Groeze, V.

Groezelig, groezeliger, groezeligst.

Groezeligheid, V.

Grof, grover, grofst.

Grofgebouwd.

Grofgrein, O., -greinen.

Grofheid, V., -heden.

Grofsmederij, V., -smederijen.

Grofsmid, M., -smeden.

Grofte, V.

Grog, M. Grogje, O., -jes.

Grogglas, O., -glazen.

Grogstem, V., -stemmen.

Grol, V., grollen.

Grollen, grolde, heeft gegrold.

Grollenmaker, M., -makers.

Grom, O.

Grombaard, M., -baarden.

Grommelen, grommelde, heeft gegrommeld.

Grommen (knorren), gromde, heeft gegromd.

Grommen (ingewand uithalen), gromde, heeft gegromd.

Grommer, M., grommers.

Grommig, grommiger, grommigst.

Grommigheid, V.

Grompot, M. en V., -potten.

Grond, M., gronden.

Grondakkoord, O., -akkoorden.

Grondbeginsel, O., -beginselen.

Grondbegrip, O., -begrippen.

Grondbelasting, V., -belastingen.

Grondbezit, O.

Grondbezitter, M., -bezitters.

Grondboring, V., -boringen.

Grondeigenaar, M., -eigenaars.

Grondeigendom, M. en O., -eigendommen.

Grondel, M., grondels.

Grondeling, M., grondelingen.

Grondeloos, -loozer, -loost.

Grondeloosheid, V.

Gronden, grondde, heeft gegrond.

Gronderig, gronderiger, gronderigst.

Grondgebied, O.

Grondgesteldheid, V.

Grondhout, O.

Grondig, grondiger, grondigst.

Grondigheid, V.

Grondijs, O.

Grondkleur, V., -kleuren.

Grondkrediet, O.

Grondlasten (mv.), M.

Grondlegger, M., -leggers.

Grondnoot, V., -noten.

Grondpapier, O.

Grondsap en -sop, O.

Grondslag M., -slagen.

Grondspecie, V., -speciën.

Grondstof, V., -stoffen.

Grondtoon, M., -tonen.

Grondverf, V.

Grondvesten, grondvestte, heeft gegrondvest.

Grondvesting, V., -vestingen.

Grondvorm, M., -vormen.

Grondwater, O.

Grondwet, V., -wetten.

Grondwetgever, M., -gevers.

Grondwetsherziening, V., -herzieningen.

Groot, grooter, grootst.

Groot (muntstuk), M., grooten.

Groot (in het -), O.

Grootachtbaar, -bare.

Grootachtbaarheid, V.

Grootambtenaarsexamen, O.

Grootboek, O., -boeken.

Grootbrengen, bracht groot, heeft grootgebracht.

Grootdadig, -dadiger, -dadigst.

Grootedelachtbaar, -bare.

Grootelijks.

Grootendeels.

Groothandel, M.

Groothandelaar, M., -handelaars.

Groothartig, -hartiger, -hartigst.

Groothartigheid, V.

Grootheid, V., -heden.

Grootheidswaanzin, M.

Groothertog, M., -hertogen.

Groothertogdom, O., -hertogdommen.

Groothouden (zich -), hield zich groot, heeft zich grootgehouden.

Grootje, O., grootjes.

Grootkorrelig.

Grootkruis, O., -kruisen.

Grootmachtig, -machtiger, -machtigst.

Grootmaken (verheerlijken), maakte groot, heeft grootgemaakt.

Grootmaking, V.

Grootmama, V., -mama's.

Grootmeester, M., -meesters.

Grootmeester-nationaal, M., -meesters-nationaal.

Grootmoeder, V., -moeders; -moedertje, O., -jes.

Grootmoedig, -moediger, -moedigst.

Grootmoedigheid, V.

Grootouders (mv.), M.

Grootsch, grootscher, meest grootsch.

Grootscheepsch.

Grootschheid, V.

Grootschrift, O.

Grootspraak, V.

Grootspreken, O.

Grootspreker, M., -sprekers.

Grootsteedsch.

Grootte, V., grootten.

Grootvader, M., -vaders; -vadertje, O., -jes.

Grootvisscherij, V.

Grootvizier, M., -viziers en -vizieren.

Grootvorst, M., -vorsten.

Grootvorstin, V., -vorstinnen.

Groot-zegelbewaarder, M., -bewaarders.

Grop en Grup, V., groppen en gruppen.

Gros, O., grossen.

Grosse, V., grossen.

Grossier, M., grossiers.

Grossierderij, V., grossierderijen.

Grossierskantoor, O., -kantoren.

Grossiersvak, O.

Grot, V., grotten. Grotje, O., -jes.

Grotesk.

Grovelijk.

Gruis, O. Gruisje, O., -jes.

Gruisbak, M., -bakken.

Gruit, V.

Gruizelementen (mv.), O.

Gruizen, gruisde, heeft gegruisd.

Gruizig.

Gruizigheid, V.

Grup. Zie Grop.

Grut, V., grutten. Grutje, O., -jes.

Gruttenbrij, V.

Gruttenmeel, O.

Grutter, M., grutters.

Grutterij, V., grutterijen.

Gruttersmolen, M., -molens.

Grutterswaar, V., -waren.

Grutterswinkel, M., -winkels.

Grutto, M., grutto's.

Gruwel, M., gruwelen.

Gruweldaad, V., -daden.

Gruwelen, gruwelde, heeft gegruweld.

Gruwelijk, -lijker, -lijkst.

Gruwelijkheid, V., -heden.

Gruwen, gruwde, heeft gegruwd.

Gruwzaam, -zamer, -zaamst.

Gruwzaamheid, V., -heden.

Guano, V.

Guichelen, guichelde, heeft geguicheld.

Guichelheil, O.

Guichelspel, O.

Guillotine, V., guillotines.

Guinje, V., guinjes.

Guirlande, V., guirlandes.

Guit, M., guiten. Guitje, O., -jes.

Guitenstreek, M., -streken.

Guitenstuk, O., -stukken.

Guiterij, V., guiterijen.

Guitig, guitiger, guitigst.

Guitigheid, V., -heden.

Gul, V., gullen. Gulletje, O., -jes.

Gul, guller, gulst.

Guldeling, M., guldelingen.

Gulden, M., guldens. Guldentje, O., -jes.

Gulden (bnw.).

Guldengetal, O.

Guldenmond, M.

Guldenwater, O.

Gulhartig, -hartiger, -hartigst.

Gulhartigheid, V.

Gulheid, V., -heden.

Gulp, V., gulpen. Gulpje, O., -jes.

Gulpen, gulpte, heeft gegulpt.

Guluit.

Gulzig, gulziger, gulzigst.

Gulzigaard, M., gulzigaards.

Gulzigheid, V.

Gummistok, M., -stokken.

Gunnen, gunde, heeft gegund.

Gunning, V., gunningen.

Gunst, V., gunsten. Gunstje, O., -jes.

Gunstbejag, O.

Gunstbewijs, O., -bewijzen.

Gunsteling, M. en V., gunstelingen. V. ook gunstelinge.

Gunstig, gunstiger, gunstigst.

Gust (bnw.).

Guts, V., gutsen.

Gutsen, gutste, heeft gegutst.

Guttapercha, V.

Guttegom, ook Gittegom, V.

Gutturaal, V., gutturalen.

Guur, guurder, guurst.

Guurheid, V.

Gymnasiast, M., gymnasiasten.

Gymnasium, O., gymnasiën en gymnasia.

Gymnast, M., gymnasten.

Gymnastiek, V.

Gymnastiekmeester, M., -meesters.

Gymnastiekonderwijs, O.

Gymnastiekschool, V., -scholen.

Gymnastisch.



H


H, V., h's.

Ha.

Haag, V., hagen. Haagje, O., -jes.

Haagbeuk, M., -beuken.

Haagdoorn en Haagdoren (ook Hagedoorn), M., -doornen en -dorens.

Haagwinde, V.

Haai, M., haaien.

Haaievangst, V.

Haaievel, O., -vellen.

Haak, M., haken. Haakje, O. -jes.

Haakbeentje, O., -jes.

Haakboekje, O., -jes.

Haakbus, V., -bussen.

Haakpen, V., -pennen; -pennetje, O., -jes.

Haaks (bijw.).

Haaksch (bnw.).

Haakswijze en -wijs.

Haakvormig.

Haakwerk, O.

Haal (trek), M., halen. Haaltje, O., -jes.

Haal (werktuig), V. en O., halen.

Haalbaar, -bare.

Haalbier, O.

Haalboter, V.

Haalkan, V., -kannen.

Haalwijn, M.

Haam (vischnet), M., hamen.

Haam (paardetuig), O., hamen. Haampje, O., -jes.

Haan, M., hanen. Haantje, O., -jes.

Haar.

Haar, O., haren. Haartje, O., -jes.

Haarachtig.

Haarborstel, M., -borstels.

Haarbreed, O.

Haarbuisje, O., -buisjes.

Haard, M., haarden. Haardje, O., -jes.

Haardstede, V., -steden.

Haardstedengeld, O.

Haarfijn.

Haarkam, M., -kammen.

Haarklein.

Haarklooven, haarkloofde, heeft gehaarkloofd.

Haarklooverij, V., -klooverijen.

Haarknippen, O.

Haarknipper, M., -knippers.

Haarlemmer, M., Haarlemmers.

Haarlint, O., -linten; -lintje, O., -jes.

Haarlok, M., -lokken.

Haarloos, -looze.

Haarmiddel, O., -middelen; -middeltje, O., -jes.

Haarnaald, V.; -naalden.

Haarschuier, M., -schuiers.

Haarsnijden, O.

Haarsnijder, M., -snijders.

Haarspeld, V., -spelden.

Haarvlok, V., -vlokken.

Haas, M. en O., hazen. Haasje, O., -jes.

Haas (van een rund), M. Haasje, O.

Haasjeover, O.

Haast, V.

Haast (bijw.).

Haastelijk.

Haasten, haastte, heeft gehaast.

Haastig, haastiger, haastigst.

Haastigheid, V.

Haat, M.

Haatdragend, -dragender, -dragendst.

Haatdragendheid, V.

Habitué, M., habitué's.

Hach, V. Hachje, O., -jes.

Hachée en Hachis (gehakt vleesch), O.

Hachelijk, -lijker, -lijkst.

Hachelijkheid, V.

Hachis. Zie Hachée.

Hachje (persoon), O., hachjes.

Hacht, M., hachten. Hachtje, O., -jes.

Haft (uitsteeksel), V., haften.

Haft (insect), O., haften.

Hagedis, V., hagedissen. Hagedisje, O., -jes.

Hagedoorn. Zie Haagdoorn.

Hagel, M.

Hagelblank.

Hagelbui, V., -buien; -buitje, O., -jes.

Hagelen, hagelde, heeft gehageld.

Hageljacht, V.

Hagelkorrel, V., -korrels; -korreltje, O., -jes.

Hagelschade, V.

Hagelslag, M.

Hagelsteen, M., -steenen.

Hagelwit, -witte.

Hagenaar, M., Hagenaars en Hagenaren.

Hagepreek, V., -preeken.

Hak (houw), M., hakken. Hakje, O., -jes.

Hak (hiel en houweel), V., hakken.

Hakbank, V., -banken.

Hakbijl, V., -bijlen.

Hakblok, O., -blokken.

Hakbord en Hakkebord, O., -borden.

Hakbosch, O., -bosschen.

Haken, haakte, heeft gehaakt.

Hakgeld, O.

Hakhout, O.

Hakkebord. Zie Hakbord.

Hakkel, M., hakkels.

Hakkelaar, M., hakkelaars.

Hakkelbout, M., -bouten.

Hakkelen, hakkelde, heeft gehakkeld.

Hakken, hakte, heeft gehakt.

Hakkenei, V., hakkeneien.

Hakker, M., hakkers.

Hakketeeren, hakketeerde, heeft gehakketeerd.

Hakmes, O., -messen.

Hakmoes, O.

Haksel, O.

Hakstroo, O.

Hakstuk, O., -stukken.

Hal (overdekte plaats), V., hallen.

Hal (de hardigheid der aarde), O.

Halen, haalde, heeft gehaald.

Half, halve.

Halfacht.

Halfbakken.

Halfbroeder, M., -broeders.

Halfdek, O.

Halfdood, -doode.

Halfdrie.

Halfdronken.

Halfgod, M., -goden.

Halfheid, V.

Halfhemdje, O., -jes.

Halfhonderd, O.

Halfhout, O.

Halfjaar, O., -jaren; -jaartje, O., -jes.

Halfje, O., -jes.

Halfklinker, M., -klinkers.

Halfluid.

Halfnegen.

Halfrond, O., -ronden.

Halfslachtig.

Halfslachtigheid, V.

Halfsleetsch.

Halfstok.

Halfvasten, V.

Halfvier.

Halfvijf.

Halfwas, M.

Halfweg.

Halfwind, M., -winden.

Halfzacht.

Halfzes.

Halfzijden.

Halfzuster, V., -zusters.

Halleluja, O., halleluja's.

Halletje, O., -jes.

Halm, M., halmen. Halmpje, O., -jes.

Hals, M., halzen. Halsje. O., -jes.

Halsbrekend, -brekender, -brekendst.

Halsdoek, M., -doeken; -doekje, O., -jes.

Halsketting, M., -kettingen.

Halskraag, M., -kragen.

Halsrecht, O.

Halssierraad, O., -sieraden.

Halsstarrig, -starriger, -starrigst.

Halsstarrigheid, V.

Halsstarriglijk.

Halster, M., halsters.

Halszaak, V., -zaken.

Halt en Halte, V., halten.

Halter, M., halters.

Halveeren, halveerde, heeft gehalveerd.

Halvemaan, V.

Halverwegen.

Halvezolen, halvezoolde, heeft gehalvezoold.

Halzen, halsde, heeft gehalsd.

Ham, V., hammen. Hammetje, O., -jes.

Hamei, V., hameien.

Hamel, M., hamels.

Hamer, M., hamers en hameren. Hamertje, O., -jes.

Hameren, hamerde, heeft gehamerd.

Hamerslag (slag met een hamer), M., -slagen.

Hamerslag (afspringende deeltjes van gesmeed ijzer en kleine
wolkjes), O.

Hammebeen, O., -beenen.

Hammevet, O.

Hamster, V., hamsters.

Hand, V., handen. Handje, O., -jes.

Handboek, O., -boeken.

Handboog, M., -bogen.

Handbreed, O.

Handcamera, V., -camera's.

Handdoek, M., -doeken; -doekje, O., -jes.

Handdruk, M., -drukken; -drukje, O., -jes.

Handel, M.

Handelaar, M., handelaars en handelaren.

Handelbaar, -baarder, -baarst.

Handelen, handelde, heeft gehandeld.

Handeling, V., handelingen.

Handelmaatschappij, V.

Handelsbetrekking, V., -betrekkingen.

Handelsblad, O., -bladen.

Handelsgeest, M.

Handelshuis, O., -huizen.

Handelsonderneming, V., -ondernemingen.

Handelsrecht, O.

Handelsreiziger, M., -reizigers.

Handelsschool en ook Handelschool, V., -scholen.

Handelsstad, V., -steden.

Handelsverdrag, O., -verdragen.

Handelsverkeer, O.

Handelsvrijheid, V.

Handelswetenschap, V., -wetenschappen.

Handelszaak, V., -zaken.

Handelwijze en handelwijs, V., -wijzen.

Handen, handde, heeft gehand.

Handenarbeid, M.

Handenloos, -looze.

Handenloosheid, V.

Handgebaar, O., -gebaren.

Handgeklap, O.

Handgeld, O., -gelden.

Handgemeen.

Handgemeen, O.

Handgift, V.

Handgreep, M., -grepen.

Handhaven, handhaafde, heeft gehandhaafd.

Handhaver, M., handhavers.

Handhaving, V.

Handig, handiger, handigst.

Handigheid, V.

Handjegauw, M. en V., -gauws.

Handkar, V., -karren.

Handkoffer, M., -koffers; -koffertje, O., -jes.

Handkus, M., -kussen.

Handlanger, M., -langers.

Handleiding, V., -leidingen.

Handlichting, V.

Handpaard, O., -paarden.

Handreiken, handreikte, heeft gehandreikt.

Handreiking, V., -reikingen.

Handschoen, M., -schoenen; -schoentje, O., -jes.

Handschoenendoos, V., -doozen.

Handschrift, O., -schriften.

Handtastelijk, -lijker, -lijkst.

Handtastelijkheid, V., -heden.

Handtasting, V.

Handteekenen, O.

Handteekening, V., -teekeningen.

Handvat, O., -vatten.

Handvatsel, O., -vatsels.

Handvest, V. en O., -vesten.

Handvol, V. (mv. handen vol).

Handwagen, M., -wagens.

Handwerk, O., -werken.

Handwerksman, M., -lieden en -lui.

Handwijzer, M., -wijzers.

Handzaam, -zamer, -zaamst.

Handzaamheid, V.

Hanebalk, M., -balken.

Hanekam, M., -kammen.

Hanenei, O., -eieren.

Hanengekraai, O.

Hanengevecht, O., -gevechten.

Hanenmat, V., -matten.

Hanepoot, M., -pooten.

Haneschree, V.

Hanespoor, V., -sporen.

Hanetred, M., ook Hanetree, V., -treden.

Haneveer, V., -veeren.

Hang, M., hangen.

Hangbuik, M. en V., -buiken.

Hangebast (karnemelk), V.

Hangen, hing, heeft gehangen.

Hanger, M., hangers. Hangertje, O., -jes.

Hangijzer, O., -ijzers.

Hangklok, V., -klokken.

Hangkompas, O., -kompassen.

Hanglamp, V., -lampen; -lampje, O., -jes.

Hanglip, M. en V., -lippen.

Hangmat, V., -matten.

Hangoor (persoon), M. en V., -ooren.

Hangoor (tafel), V., -ooren.

Hangop, V.

Hangslot, O., -sloten; -slotje en -slootje, O., -slootjes.

Hanig, haniger, hanigst.

Hannekemaaier, M., -maaiers.

Hans, M., hanzen. Hansje, O., -jes.

Hanssop, M., hanssoppen.

Hansworst, M., hansworsten.

Hanteeren, hanteerde, heeft gehanteerd.

Hanteering, V., hanteeringen.

Hanze, V.

Hap, M., happen. Hapje, O., -jes.

Haperen, haperde, heeft gehaperd.

Hapering, V., haperingen.

Happa.

Happen, hapte, heeft gehapt.

Happig, happiger, happigst.

Happigheid, V.

Hapschaar, M., -scharen.

Har en Harre, ook Her en Herre, V., harren en herren. Harretje en
herretje, O., -jes.

Hard, harder, hardst.

Harddraven, harddraafde, heeft geharddraafd.

Harddraver, M., -dravers.

Harddraverij, V., -draverijen.

Harden, hardde, heeft gehard.

Hardgeel, -gele.

Hardglas, O.

Hardhandig, -handiger, -handigst.

Hardheid, V., -heden.

Hardhoorig, -hooriger, -hoorigst.

Hardhoorigheid, V.

Hardigheid, V., -heden.

Hardleersch.

Hardlijvig, -lijviger, -lijvigst.

Hardlijvigheid, V.

Hardlooper, M., -loopers.

Hardlooperij, V., -looperijen.

Hardnekkig, -nekkiger, -nekkigst.

Hardnekkigheid, V.

Hardop.

Hardrijder, M., -rijders.

Hardrijderij, V., -rijderijen.

Hardsteen, O.

Hardsteenen (bnw.).

Hardvallen, viel hard, is hardgevallen.

Hardvochtig, -vochtiger, -vochtigst.

Hardvochtigheid, V.

Hardzeiler, M., -zeilers.

Hardzeilerij, V., -zeilerijen.

Harem, M., harems.

Haren (bnw.).

Haren, haarde, heeft gehaard.

Harent (Te -).

Harenthalve.

Harentwege.

Harentwil (Om -).

Harig, hariger, harigst.

Haring (een visch), M., haringen. Harinkje, O., -jes. Als stofnaam, V.

Haringband, O.

Haringbuis, V., -buizen.

Haringjager, M., -jagers.

Haringkaken, O.

Haringkaker, M., -kakers.

Haringpakker, M., -pakkers.

Haringsla, V.

Haringspeetster, V., -speetsters.

Haringspeten, O.

Harington, V., -tonnen.

Haringvangst, V.

Hark, V., harken. Harkje, O., -jes.

Harken, harkte, heeft geharkt.

Harksel, O., harksels.

Harlekijn, M., harlekijns.

Harmonica, V., harmonica's.

Harmonie, V., harmonieën.

Harmonieeren, harmonieerde, heeft geharmonieerd.

Harmonieleer, V.

Harmoniemuziek, V.

Harmonisch.

Harnas, O., harnassen.

Harp, V., harpen. Harpje, O., -jes.

Harpen, harpte, heeft geharpt.

Harpij, V., harpijen.

Harpoen, M., harpoenen.

Harpoenen, harpoende, heeft geharpoend.

Harpoenier, M., harpoeniers.

Harpuis, O.

Harpuizen, harpuisde, heeft geharpuisd.

Harrewarren, harrewarde, heeft geharreward.

Harrewarrerij, V., harrewarrerijen.

Hars, V. en O., harsen.

Harsachtig, -achtiger, -achtigst.

Harst, M., harsten. Harstje, O., -jes.

Hart, O., harten. Hartje, O., -jes.

Hartader, V.

Hartebloed, O.

Hartediefje, O., -jes.

Harteleed, O.

Hartelijk, -lijker, -lijkst.

Hartelijkheid, V.

Harteloos, -looze.

Hartelust, M.

Harten (mv.), O.

Hartenaas, O., -azen.

Hartenboer, M., -boeren.

Hartenet, O., -netten.

Hartenheer, M., -heeren.

Hartenvrouw, V., -vrouwen.

Hartepijn, V.

Hartewee, O.

Hartewensch, M., -wenschen.

Hartgebrek, O., -gebreken.

Hartgrondig, -grondiger, -grondigst.

Hartig, hartiger, hartigst.

Hartigheid, V.

Hartjesdag, M., -dagen.

Hartklopping, V., -kloppingen.

Hartkwaal, V., -kwalen.

Hartlap en Hartelap, M. en V., -lappen. Hartlapje en hartelapje,
O., -jes.

Hartroerend, -roerender, -roerendst.

Hartseeren, hartseerde, heeft gehartseerd.

Hartsteken (- dood).

Hartsterking, V., -sterkingen; -sterkinkje, O., -jes.

Hartstocht, M., -tochten.

Hartstochtelijk, -lijker, -lijkst.

Hartstochtelijkheid, V., -heden.

Hartsvanger, M., -vangers.

Hartsvriend, M., -vrienden.

Hartverscheurend, -verscheurender, -verscheurendst.

Hartwater, O.

Hartzakje, O., -jes.

Hartzeer, O.

Haspel, M., haspels en haspelen. Haspeltje, O., -jes.

Haspelaar, M., haspelaars.

Haspelarij, V., haspelarijen.

Haspelen, haspelde, heeft gehaspeld.

Haspelraam, O., -ramen.

Haspelwerk, O., -werken.

Hassebassen, hassebaste, heeft gehassebast.

Hatelijk, -lijker, -lijkst.

Hatelijkheid, V., -heden.

Haten, haatte, heeft gehaat.

Hater, M., haters en hateren.

Hauw, V., hauwen. Hauwtje, O., -jes.

Have, V.

Haveloos, -loozer, -loost.

Haveloosheid, V.

Haven, V., havens.

Havenbootje, O., -jes.

Havendienst, M.

Havenen, havende, heeft gehavend.

Havenfront, O., -fronten.

Havengeld, O., -gelden.

Havenhoofd, O., -hoofden.

Havenlicht, O., -lichten.

Havenmeester, M., -meesters.

Havenpolitie, V.

Havenwerken (mv.), O.

Haver, V.

Haverdegort, V.

Haverkist, V., -kisten.

Haverklap, M.

Havermeel, O.

Havermout, O. en V.

Haverstroo, O.

Haverzak, M., -zakken.

Havezate, V., havezaten.

Havik, M., haviken.

Haviksbek, M., -bekken.

Haviksneus, M., -neuzen.

Hazardspel, O., -spelen.

Hazelaar, M., hazelaren en hazelaars.

Hazelaarsbosch, O., -bosschen.

Hazelaarshout, O.

Hazelhoen, O., -hoenders.

Hazelnoot (vrucht), V.; (boom), M., -noten; -nootje, O., -jes.

Hazelnoteboom, M., -boomen.

Hazelwortel, V.

Hazendistel, V., -distels.

Hazenjacht, V.

Hazenlip, V., -lippen.

Hazenpad, O.

Hazenslaap, M.; -slaapje, O., -jes.

Hazenwind, M., -winden.

Hazepeper, V.

Hazesprong, M., -sprongen.

Hazevel, O., -vellen.

He.

Hebbelijk, -lijker, -lijkst.

Hebbelijkheid, V., -heden.

Hebben, heeft, had, hadden, heeft gehad.

Hebreër, M., Hebreërs en Hebreën.

Hebreeuwsch.

Hebreeuwsch, O.

Hebzucht, V.

Hebzuchtig, -zuchtiger, -zuchtigst.

Hecatombe, V., hecatombes en -tomben.

Hecht en Heft, O., hechten en heften. Hechtje en heftje, O., -jes.

Hecht, hechter, hechtst.

Hechtdraad, M., -draden.

Hechten, hechtte, heeft gehecht.

Hechtenis, V.

Hechtheid, V.

Hechting, V., hechtingen.

Hechtpleister, V., -pleisters.

Hechtsel, O., hechtsels.

Hectare, V., hectaren en hectares.

Hectisch.

Hectogram, O., hectogrammen.

Hectoliter, M., hectoliters.

Hectometer, M., hectometers.

Heden.

Hedenavond.

Hedendaags (bijw.).

Hedendaagsch (bnw.).

Hedenmiddag.

Hedenmorgen.

Heede, V.

Heel, heele.

Heel (bijw.).

Heelal, O.

Heelbaar, -bare.

Heelegaar.

Heelemaal.

Heelen (genezen), heelde, heeft geheeld.

Heelendal.

Heelheid, V.

Heeling, V.

Heelkracht, V.

Heelkruid, O.

Heelkunde, V.

Heelkundig.

Heelkundige, M. en V., -kundigen.

Heelkunst, V.

Heelmeester, M., -meesters.

Heelshuids en Heelhuids.

Heelster, V., heelsters.

Heelvleesch, O.

Heem en Heim, O., heemen en heimen.

Heemraad, M., -raden.

Heemraadschap, O., -schappen.

Heen en Henen. Zoo ook in de samenstellingen.

Heenbrengen, bracht heen, heeft heengebracht.

Heendrijven, dreef heen, dreven heen, heeft en is heengedreven.

Heengaan, gaat heen, ging heen, is heengegaan.

Heenkomen, komt heen, kwam heen, kwamen heen, is heengekomen.

Heenkomen, O.

Heenloopen, liep heen, is heengeloopen.

Heenreis, V.

Heenrijden, reed heen, reden heen, is heengereden.

Heenrit, M.

Heenspoeden, spoedde heen, is heengespoed.

Heentrekken, trok heen, trokken heen, is heengetrokken.

Heenvaren, voer heen, is heengevaren.

Heenvlieden, vlood heen, vloden heen, is heengevloden.

Heenvliegen, vloog heen, vlogen heen, is heengevlogen.

Heep, V., hepen.

Heer (meester), M., heeren; (met minachting), O. Heertje, O., -jes.

Heer (leger). Zie Heir.

Heerachtig, -achtiger, -achtigst.

Heerachtigheid, V.

Heerboer en Heereboer, M., -boeren.

Heeremijntijd (tusschenw.).

Heerenboon, V., -boonen.

Heerendienst, M., -diensten.

Heerendiner, O., -diners; -dineetje, O., -jes.

Heerenhuis, O., -huizen.

Heerenhuizing, V., -huizingen.

Heerenknecht, M, -knechts.

Heerenloge, V., -loges.

Heerig, heeriger, heerigst.

Heerlijk, -lijker, -lijkst.

Heerlijkheid, V., -heden.

Heeroom, M., -ooms.

Heerschap, O., -schappen.

Heerschappij, V., heerschappijen.

Heerschen, heerschte, heeft geheerscht.

Heerscher, M., heerschers.

Heerscheres, V., heerscheressen.

Heerschzucht, V.

Heerschzuchtig, -zuchtiger, -zuchtigst.

Heerweg en Heirweg, M., -wegen.

Heesch, heescher, meest heesch.

Heeschheid, V.

Heester, M., heesters. Heestertje, O., -jes.

Heet, heeter, heetst.

Heeten (heet maken), heette, heeft geheet.

Heeten (noemen en genoemd worden), heette, heeft geheeten.

Heethoofd, M. en V., -hoofden.

Heethoofdig, -hoofdiger, -hoofdigst.

Hef en Heffe, V.

Hefboom, M., -boomen; -boompje, O., -jes.

Heffen, hief, hieven, heeft geheven.

Heffer, M., heffers.

Heffing, V., heffingen.

Heft. Zie Hecht.

Heftang, V., -tangen.

Heftig, heftiger, heftigst.

Heftigheid, V.

Heg en Hegge, V., heggen. Hegje en heggetje, O., -jes.

Hei (tusschenw.).

Hei (werktuig), V., heien.

Heibaas, M., -bazen.

Heibei, V., heibeien.

Heibeien, heibeide, heeft geheibeid.

Heibezem, M., -bezems.

Heiblok, O., -blokken.

Heiboender, M., -boenders.

Heibrand, M.

Heidamp, M.

Heide en Hei, V., heiden.

Heidebloem, V., -bloemen.

Heidegrond en Heigrond, M., -gronden.

Heidekruid, O.

Heiden (afgodendienaar),M., heidenen.

Heiden (landlooper), M., heidens.

Heidendom, O.

Heidensch.

Heideontginning, V.

Heideveld, O., -velden.

Heidin, V., heidinnen.

Heien, heide, heeft geheid.

Heier, M., heiers.

Heihaas, M., -hazen.

Heikrekel, M., -krekels; -krekeltje, O., -jes.

Heil, O.

Heiland, M.

Heilbede, V., -beden.

Heilbot, V., -botten.

Heilig, heiliger, heiligst.

Heiligavond, M.

Heiligbeen, O.

Heiligdom, O., heiligdommen.

Heilige, M. en V., heiligen. Heiligje, O., -jes.

Heiligedag, M., -dagen.

Heiligen, heiligde, heeft geheiligd.

Heiligenbeeld, O., -beelden; -beeldje, O., -jes.

Heiligendienst, M.

Heiligheid, V.

Heiliging, V.

Heiligmaking, V.

Heiligschennis, V.

Heiligverklaring, V., -verklaringen.

Heilloos, -loozer.

Heilloosheid, V.

Heilsleger, O.

Heilsoldaat, M., -soldaten.

Heilwensch, M., heilwenschen.

Heilzaam, -zamer, -zaamst.

Heilzaamheid, V.

Heimast, M., -masten.

Heimelijk, -lijker, -lijkst.

Heimelijkheid, V., -heden.

Heimwee, O.

Heinde.

Heinen, heinde, heeft geheind.

Heining, V., heiningen. Heininkje, O., -jes.

Heipaal, M., -palen.

Heir, ook Heer (leger), O., heiren en heren.

Heireep, M., -reepen.

Heirook, M.

Heirvaart, ook Heervaart, V., -vaarten.

Heisa.

Heistelling, V., -stellingen.

Heisteren, heisterde, heeft geheisterd.

Heiwerk, O.

Hek, O., hekken. Hekje, O., -jes.

Hekel (werktuig), M., hekels.

Hekel (afkeer), M.

Hekelaar, M., hekelaars.

Hekelaarster, V., hekelaarsters.

Hekeldicht, O., -dichten; -dichtje, O., -jes.

Hekeldichter, M., -dichters.

Hekelen, hekelde, heeft gehekeld.

Hekelig, hekeliger, hekeligst.

Hekeling, V., hekelingen.

Hekelschrift, O., -schriften.

Hekkenspringer, M., -springers.

Heks, V., heksen. Heksje, O., -jes.

Heksen, hekste, heeft gehekst.

Heksendans, M., -dansen.

Heksenmeester, M., -meesters.

Heksenproces, O., -processen.

Heksentoer, M., -toeren.

Heksenwerk, O.

Hekserij, V., hekserijen.

Heksluiter, M., -sluiters.

Hekwielstoomer, M., -stoomers.

Hel, V.

Hel, heller, helst.

Helaas.

Held, M., helden.

Heldenarm, M., -armen.

Heldendaad, V., -daden.

Heldendeugd, V., -deugden.

Heldendicht, O., -dichten.

Heldendichter, M., -dichters.

Heldendood, M.

Heldenmoed, M.

Heldenschaar, V., -scharen.

Heldentijdvak, O., -tijdvakken.

Heldentrouw, V.

Heldenzang, M., -zangen.

Helder, helderder, helderst.

Helderheid, V.

Helderziend.

Heldhaftig, -haftiger, -haftigst.

Heldhaftigheid, V.

Heldin, V., heldinnen.

Helen (verbergen), heelde, heeft geheeld.

Heler, M., helers.

Helft, V., helften. Helftje, O., -jes.

Helhond, M.

Helicon, M.

Heling, V., helingen.

Heliogravure, V., -gravuren.

Helioscoop, M., helioscopen.

Heliotroop, M., heliotropen.

Hellebaard, V., hellebaarden.

Hellebaardier, M., hellebaardieren en hellebaardiers.

Hellen, helde, heeft geheld.

Hellenist, M., hellenisten.

Hellepijn, V., -pijnen.

Hellevaart, V.

Helleveeg, V., -vegen.

Hellig, helliger, helligst.

Helligheid, V.

Helling, V., hellingen.

Helm (hoofddeksel), M., helmen.

Helm (duingras), V.

Helmbindsel, O., -bindsels.

Helmdraad, M., -draden.

Helmhoed, M., -hoeden.

Helmteeken, O.

Heloot, M., heloten.

Helpen, hielp, heeft geholpen.

Helper, M., helpers.

Helpster, V., helpsters.

Helpzeel en Hulpzeel, O., -zeelen.

Helsch.

Hem.

Hem (tusschenw.).

Hemd, O., hemden. Hemdje, O., -jes.

Hemdsboord, M., -boorden.

Hemdsknoop, M., -knoopen.

Hemdskraag, M., -kragen.

Hemdsmouw, V., -mouwen.

Hemel (uitspansel), M., hemelen; (van een bed), M., hemels.

Hemelglobe, V., -globes.

Hemelhoog.

Hemellichaam, O., -lichamen.

Hemellicht, O., -lichten.

Hemelrijk, O.

Hemelrond, O.

Hemelsblauw.

Hemelsbreed.

Hemelsbreedte, V.

Hemelsch.

Hemelschgezind.

Hemelstreek, V., -streken.

Hemeltergend.

Hemelvaart, V.

Hemelvaartsdag, M., -dagen.

Hemelwaarts.

Hemmen, hemde, heeft gehemd.

Hen, V., hennen. Hennetje, O., -jes.

Hen.

Henen, en de samenstellingen. Zie Heen, enz.

Heng, V., hengen.

Hengel, M., hengels. Hengeltje, O., -jes.

Hengelaar, M., hengelaars.

Hengelen, hengelde, heeft gehengeld.

Hengelroede, V., -roeden.

Hengelsnoer, O., -snoeren.

Hengelstok, M., -stokken.

Hengsel, O., hengsels. Hengseltje, O., -jes.

Hengst (paard), M., hengsten.

Hengst (vaartuig), V., hengsten.

Hengsten, hengstte, heeft gehengst.

Hengstenkeuring, V., -keuringen.

Hennegat, O., -gaten.

Hennenei, O., -eieren.

Hennep, M.

Hennepolie, V.

Hennepteelt, V.

Hennepzaad, O.

Her (bijw.).

Herademen, herademde, heeft herademd.

Heraldiek, V.

Heraldiek (bnw.).

Heraut, M., herauten.

Herbarium, O., herbariums en herbaria.

Herbenoemen, herbenoemde, heeft herbenoemd.

Herbenoeming, V., herbenoemingen.

Herberg, V., herbergen. Herbergje, O., -jes.

Herbergen, herbergde, heeft geherbergd.

Herbergier, M., herbergiers.

Herbergierster, V., herbergiersters.

Herbergzaam, -zamer, -zaamst.

Herbergzaamheid, V.

Herboren.

Herbouw, M.

Herbouwen, herbouwde, heeft herbouwd.

Herdenken, herdacht, heeft herdacht.

Herdenken, O.

Herdenking, V., herdenkingen.

Herder, M., herders. Herdertje, O., -jes.

Herderin, V., herderinnen. Herderinnetje, O., -jes.

Herderinnenhoed, M., -hoeden; -hoedje, O., -jes.

Herderlijk.

Herdersambt, O.

Herdersdicht, O., -dichten; -dichtje, O., -jes.

Herdersfluit, V., -fluiten.

Herdershond, M., -honden.

Herdershut, V., -hutten.

Herdersknaap, M., -knapen.

Herdersleven, O.

Herderslied, O., -liederen; -liedje, O., -jes.

Herdersspel, O., -spelen.

Herdersstaf, M., -staven.

Herdersstok, M., -stokken.

Herdersvolk, O.

Herderszang, M., -zangen.

Herdoop, M.

Herdoopen, herdoopte, heeft herdoopt.

Herdooper, M., herdoopers.

Herdooping, V., herdoopingen.

Herdruk, M., herdrukken.

Herdrukken, herdrukte, heeft herdrukt.

Hereenen, hereende, heeft hereend.

Hereenigen, hereenigde, heeft hereenigd.

Hereeniging, V., hereenigingen.

Heremiet, M., heremieten.

Herexamen, O., herexamens.

Herfst, M.

Herfstachtig, -achtiger, -achtigst.

Herfstdag, M., -dagen.

Herfstdraad, M., -draden.

Herfstig, herfstiger, herfstigst.

Herfstlandschap, O., -landschappen.

Herfstmaand, V.

Herfstmanoeuvres (mv.), V.

Herfstweder en -weer, O.

Hergeven, hergaf, hergaven, heeft hergeven.

Herhaaldelijk.

Herhalen, herhaalde, heeft herhaald.

Herhaling, V., herhalingen.

Herhalingsonderwijs, O.

Herhalingsschool, V., -scholen.

Herijk, M.

Herijken, herijkte, heeft herijkt.

Herinneren, herinnerde, heeft herinnerd.

Herinnering, V., herinneringen.

Herinneringsvermogen, O.

Herkauwen, herkauwde, heeft herkauwd.

Herkauwer, M., herkauwers.

Herkennen, herkende, heeft herkend.

Herkenning, V., herkenningen.

Herkenningsteeken, O., -teekenen.

Herkeuren, herkeurde, heeft herkeurd.

Herkeuring, V., herkeuringen.

Herkiesbaar, -bare.

Herkiesbaarheid, V.

Herkiezen, herkoos, herkozen, heeft herkozen.

Herkiezing, V., herkiezingen.

Herkomen, O.

Herkomst, V.

Herkomstig.

Herkoop, M.

Herkrijgen, herkreeg, herkregen, heeft herkregen.

Herkrijging, V.

Herleiden, herleidde, heeft herleid.

Herleiding, V., herleidingen.

Herleven, herleefde, is herleefd.

Herleving, V.

Herlezen, herlas, herlazen, heeft herlezen.

Herlezing, V., herlezingen.

Hermelijn (dier), M., hermelijnen; (bont), O.

Hermelijnen (bnw.).

Hermeting, V., hermetingen.

Hermetisch.

Hermitage, V., hermitages.

Hermoes, V.

Hernemen, hernam, hernamen, heeft hernomen.

Hernhutter, M., Hernhutters.

Hernieuwen, hernieuwde, heeft hernieuwd.

Hernieuwing, V., hernieuwingen.

Heroën. Zie Heros.

Heroïek, heroïeker, heroïekst.

Heroïsme, O.

Heropenen, heropende, heeft heropend.

Heropening, V.

Heros, M., heroën.

Heroveren, heroverde, heeft heroverd.

Herovering, V., heroveringen.

Herplaatsen, herplaatste, heeft herplaatst.

Herplaatsing, V.

Herrie, V.

Herrijzen, herrees, herrezen, is herrezen.

Herrijzenis, V.

Herrijzing, V.

Herroepbaar, -bare.

Herroepbaarheid, V.

Herroepen, herriep, heeft herroepen.

Herroeping, V., herroepingen.

Herschatten, herschatte, heeft herschat.

Herschatting, V., herschattingen.

Herscheppen, (van gedaante doen veranderen), herschiep, heeft
herschapen.

Herschepper, M., herscheppers.

Herschepping, V., herscheppingen.

Hersenen en Hersens, ook Harsenen en Harsens (mv.), V.

Hersenloos, -looze.

Hersenontsteking, V., -ontstekingen.

Hersenschim, V., -schimmen.

Hersenschimmig, -schimmiger, -schimmigst.

Hersenschudding, V., -schuddingen.

Hersenverweeking, V., -verweekingen.

Hersenvlies, O., -vliezen.

Hersenziekte, V., -ziekten.

Hersmeden, hersmeedde, heeft hersmeed.

Herstel, O.

Herstelbaar, -bare.

Herstellen, herstelde, heeft en is hersteld.

Hersteller, M., herstellers.

Herstelling, V., herstellingen.

Herstellingsoord, V., -oorden.

Herstellingsteeken, O., -teekens.

Herstemming, V., herstemmingen.

Hert, O., herten. Hertje, O., -jes.

Hertebeest, O., -beesten.

Hertebout, M., -bouten.

Hertekop, M., -koppen.

Hertenjacht, V., -jachten.

Hertenkamp, M., -kampen.

Hertevleesch en Hertenvleesch, O.

Hertog, M., hertogen.

Hertogdom, O., hertogdommen.

Hertogelijk.

Hertogin, V., hertoginnen.

Hertrouwen, hertrouwde, heeft en is hertrouwd.

Hertshoorn en Hertshoren (voorwerp), M.; als stofnaam, O.

Hertsleder en -leer, O.

Hertslederen en -leeren (bnw.).

Hervatten, hervatte, heeft hervat.

Hervatting, V.

Hervinden, hervond, heeft hervonden.

Hervormd.

Hervormde, M. en V., Hervormden.

Hervormen, hervormde, heeft hervormd.

Hervormer, M., hervormers.

Hervorming, V., hervormingen.

Hervormingsdag, M.

Hervormingsfeest, O., -feesten.

Hervormingsgezind.

Herwaarts.

Herwinnen, herwon, herwonnen, heeft herwonnen.

Herwinning, V., herwinningen.

Herwissel, M., herwissels.

Herzeggen, herzeide, heeft herzegd en herzeid.

Herzegging, V.

Herzien, herzag, herzagen, heeft herzien.

Herziener, M., herzieners.

Herziening, V., herzieningen.

Hes (volksnaam), M., Hessen.

Hes (kiel), V., hessen. Hesje, O., -jes.

Hesp, V., hespen.

Het.

Heterodox, heterodoxe.

Heterodoxie, V.

Heterogeen, heterogene.

Hette. Zie Hitte.

Hetwelk.

Hetzelfde.

Hetzelve.

Hetzij.

Heug, V. (Tegen - en meug).

Heugel, M., heugels.

Heugen, heugde, heeft geheugd.

Heugenis, V.

Heuglijk, -lijker, -lijkst.

Heuglijkheid, V.

Heuker, M., heukers.

Heul (slaapbol), M.

Heul (hulp), O.

Heul (houten bruggetje), V., heulen. Heultje, O., -jes.

Heulen, heulde, heeft geheuld.

Heulsap, O.

Heulzaad, O.

Heumig, heumiger, heumigst.

Heup, V., heupen. Heupje, O., -jes.

Heupbeen, O., -beenderen.

Heupgewricht, O., -gewrichten.

Heupziekte, V., -ziekten.

Heuristisch.

Heusch, heuscher, meest heusch.

Heusch (bijw.).

Heuschelijk.

Heuschheid, V., -heden.

Heuvel, M., heuvels en heuvelen. Heuveltje, O., -jes.

Heuvelachtig, -achtiger, -achtigst.

Heuvelig, heuveliger, heuveligst.

Heuvelkling, V., -klingen.

Heuveltop, M., -toppen.

Hevel, M., hevels. Heveltje, O., -jes.

Hevelbarometer, M., -meters.

Hevig, heviger, hevigst.

Hevigheid, V., -heden.

Hexameter, M., hexameters.

Hiaat (stooting van klinkers), M.; (gaping), O., hiaten.

Hidalgo, M., hidalgo's.

Hiel, M., hielen. Hieltje, O., -jes.

Hielen, hielde, heeft gehield.

Hieling, V., hielingen.

Hielingsplaat, V., -platen.

Hielingssteek, M., -steken.

Hiep (verkorting van Hypochonder), bnw.

Hier.

Hieraan.

Hierachter.

Hieraf.

Hiërarchie.

Hiëratisch.

Hierbeneden.

Hierbenevens.

Hierbij.

Hierbinnen.

Hierboven.

Hierbuiten.

Hierdoor.

Hierheen.

Hierin.

Hierlangs.

Hiermede.

Hierna.

Hiernaar.

Hiernaast.

Hiernamaals.

Hiernevens.

Hiëroglyphe en Hiëroglief, V., hiëroglyphen en hiërogliefen.

Hierom.

Hieromheen.

Hieromtrent.

Hieronder.

Hierop.

Hierover.

Hiertegen.

Hiertegenover.

Hiertoe.

Hiertusschen.

Hieruit.

Hiervan.

Hiervoor.

Hierzijn, O.

Hij.

Hijgen, hijgde, heeft gehijgd.

Hijlikmaker, M., -makers.

Hijs en Hijze, V., hijzen. Hijsje, O., -jes.

Hijschblok, O., -blokken en -bloks.

Hijschen, heesch, heschen, heeft geheschen.

Hijschtoestel, O., -toestellen.

Hijschtouw, O., -touwen.

Hijze. Zie Hijs.

Hik, M., hikken. Hikje, O., -jes.

Hikken, hikte, heeft gehikt.

Hinde, V., hinden.

Hinder, M.

Hinderen, hinderde, heeft gehinderd.

Hinderlaag, V., -lagen.

Hinderlijk, -lijker, -lijkst.

Hindernis, V., hindernissen.

Hinderpaal, M., -palen.

Hinderwet, V.

Hinkelbaan, V., -banen; -baantje, O., -jes.

Hinkelen, hinkelde, heeft gehinkeld.

Hinken, hinkte, heeft gehinkt.

Hinkepink, M. en V., -pinken.

Hinkepoot, M., -pooten.

Hinniken, hinnikte, heeft gehinnikt.

Hipocras, M.

Hippelen, hippelde, heeft gehippeld.

Hippen, hipte, heeft gehipt.

Hippocreen, V.

Hippopotamus, M., hippopotamussen.

Histologie, V.

Historie, V., historiën en histories. Historietje, O., -jes.

Historiepenning, M., -penningen.

Historieprent, V., -prenten.

Historieschrijver, M., -schrijvers.

Historiestuk, O., -stukken.

Historisch.

Hit, M., hitten. Hitje, O., -jes.

Hitsen, hitste, heeft gehitst.

Hitsigheid, V.

Hitte en Hette, V.

Hittenwagen, M., -wagens; -wagentje, O., -jes.

Ho.

Hobbel, M., hobbels. Hobbeltje, O. -jes.

Hobbelen, hobbelde, heeft gehobbeld.

Hobbelig, hobbeliger, hobbeligst.

Hobbelpaard, O., -paarden; -paardje, O., -jes.

Hobbelstoel, M., -stoelen.

Hobo, V., hobo's.

Hoboïst, M., hoboïsten.

Hoe.

Hoed (hoofddeksel), M., hoeden. Hoedje, O., -jes.

Hoed (maat), O.

Hoedanig.

Hoedanigheid, V., -heden.

Hoede, V.

Hoedebol, M., -bollen.

Hoededoos, V., -doozen.

Hoeden, hoedde, heeft gehoed.

Hoedenfabriek, V., -fabrieken.

Hoedenfabrikant, M., -fabrikanten.

Hoedenmaakster, V., -maaksters.

Hoedenmaker, M., -makers.

Hoedenwinkel, M., -winkels.

Hoedepen, V., -pennen.

Hoeder, M., hoeders.

Hoedster, V., hoedsters.

Hoef (paardenhoef), M., hoeven. Hoefje, O., -jes.

Hoef en Hoeve (hofstede), V., hoeven. Hoefje, O., -jes.

Hoefbeslag, O.

Hoefijzer, O., -ijzers.

Hoefslag, M., -slagen.

Hoefsmederij, V., -smederijen.

Hoefsmid, M., -smeden.

Hoefstal, M., -stallen.

Hoegenaamd.

Hoegrootheid, V.

Hoek, M., hoeken. Hoekje, O., -jes.

Hoeker, M., hoekers.

Hoekhuis, O., -huizen.

Hoekig, hoekiger, hoekigst.

Hoekigheid, V.

Hoekpunt, O., -punten.

Hoekpuntslijn, V., -lijnen.

Hoeksch.

Hoeksche, M. en V., Hoekschen.

Hoekschop, M., -schoppen.

Hoeksteen, M., -steenen.

Hoekswijze en -wijs.

Hoektand, M., -tanden.

Hoekzak, M., -zakken.

Hoelang (Tot -).

Hoen, O., hoenderen en hoenders. Hoentje, O., hoentjes en hoendertjes.

Hoenderdief, M., -dieven.

Hoenderdrek, M.

Hoenderei, O., -eieren; -eitje, O., -eitjes en -eiertjes.

Hoenderhof, M.

Hoenderhok, O., -hokken.

Hoendermaag, V.

Hoendermarkt, V., -markten.

Hoendermelker, M., -melkers.

Hoendermest, M.

Hoenderpark, O., -parken.

Hoep, M., hoepen. Hoepje, O., -jes.

Hoepel, M., hoepels. Hoepeltje, O., -jes.

Hoepelen, hoepelde, heeft gehoepeld.

Hoepelrok, M., -rokken.

Hoepelstok, M., -stokken.

Hoer, V., hoeren. Hoertje, O., -jes.

Hoera.

Hoereerder, M., hoereerders.

Hoereeren, hoereerde, heeft gehoereerd.

Hoerekind, O., -kinderen.

Hoerenhuis, O., -huizen.

Hoerenjager, M., -jagers.

Hoerenwaard, M., -waarden.

Hoes, V., hoezen. Hoesje, O., -jes.

Hoest, M.

Hoestbui, V., -buien.

Hoesten, hoestte, heeft gehoest.

Hoetelaar, M., hoetelaars.

Hoetelen, hoetelde, heeft gehoeteld.

Hoeve. Zie Hoef.

Hoeveel.

Hoeveelheid, V., -heden.

Hoeveelste.

Hoeven, hoefde, heeft gehoefd.

Hoevenaar, M., hoevenaars en hoevenaren.

Hoever en Hoeverre.

Hoewel.

Hoezee.

Hoezeer.

Hof (tuin), M., hoven.

Hof (vorstelijk verblijf), O., hoven.

Hofbal, O., -bals.

Hofcabaal, O., -cabalen.

Hofcharge, V., -charges.

Hofdame, V., -dames.

Hoffelijk, -lijker, -lijkst.

Hoffelijkheid, V., -heden.

Hofhoorig.

Hofhoorigheid, V.

Hofhouding, V., -houdingen.

Hofje, O., -jes.

Hofjesjuffrouw, V., -juffrouwen.

Hofkring, M., -kringen.

Hofleverancier, M., -leveranciers.

Hofmeester, M., -meesters.

Hofphotograaf, M., -photografen.

Hofprediker, M., -predikers.

Hofrijtuig, O., -rijtuigen.

Hofstad, V., -steden.

Hofstede en Hofstee, V., -steden.

Hofstoet, M.

Hoggen, hogde, heeft gehogd.

Hok, O., hokken. Hokje, O., -jes.

Hokkeling, M. en V., hokkelingen.

Hokken, hokte, heeft gehokt.

Hokkerig, hokkeriger, hokkerigst.

Hokkerigheid, V.

Hokvast.

Hol (het hollen), M.

Hol (uitgeholde ruimte), O., holen. Holletje, O., -jes.

Hol, holler, holst.

Hola en Holla.

Holderdebolder.

Holheid, V.

Holla. Zie Hola.

Holland, O.

Hollander (volksnaam), M., Hollanders.

Hollander (maal- of roerbak), M., hollanders.

Hollandsch.

Hollandsch, O.

Hollen, holde, heeft en is gehold.

Holligheid, V., -heden.

Holographisch.

Holoogig.

Holrond.

Holsblok, O., -blokken.

Holster, M., holsters.

Holte, V., holten.

Hom, V., hommen. Hommetje, O., -jes.

Hombaars, M., -baarzen.

Homiletiek, V.

Hommel, V., hommels. Hommeltje, O., -jes.

Hommeles.

Hommer, M., hommers.

Hommergat, O., -gaten.

Homoeopaat, M., homoeopaten.

Homoeopathie, V.

Homoeopathisch.

Homogeen, homogene.

Homogeniteit, V.

Homologatie, V., homologatiën en homologaties.

Homologeeren, homologeerde, heeft gehomologeerd.

Homoniem.

Homoniem, O., homoniemen.

Homp, V., hompen. Hompje, O., -jes.

Hompelen, hompelde, heeft en is gehompeld.

Hompelvoet, M. en V., -voeten.

Hond, M., honden. Hondje, O., -jes.

Hondefok, V., -fokken.

Hondejong, O., -jongen.

Hondekar, V., -karren; -karretje, O., -jes.

Hondekot, O., -kotten.

Hondenbaantje, O., -jes.

Hondenbelasting, V.

Hondenbrood, O.

Hondendokter, M., -dokters.

Hondenend, O., -enden.

Hondenhaar, O.

Hondenhok, O., -hokken.

Hondenkost, M.

Hondenleer, O.

Hondenslager, M., -slagers.

Hondententoonstelling, V., -stellingen.

Hondenwacht, V.

Hondenwagen, M., -wagens.

Hondenweer, O.

Hondenwerk, O.

Hondenziekte, V.

Hondenzweep, V., -zweepen.

Honderd.

Honderd, O., honderden.

Honderdjarig.

Honderdmaal.

Honderdste.

Honderdtal, O., -tallen.

Honderdvoud, O.

Honderdvoudig.

Honderdwerf.

Hondestaart, M., -staarten.

Hondetong (plant), V.

Hondevel, O., -vellen.

Hondsch, hondscher, meest hondsch.

Hondschheid, V.

Hondsdagen (mv.), M.

Hondsdolheid, V.

Hondsdraf (plant), V.

Hondsgesternte en -gestarnte, O.

Hondskop, M., -koppen.

Hondsster en -star, V.

Hondsvot, M., -votten.

Hongaar, M., Hongaren.

Hongaarsch.

Hongaarsch, O.

Hongarije, O.

Honger, M.

Hongeren, hongerde, heeft gehongerd.

Hongerig, hongeriger, hongerigst.

Hongerkuur, V., -kuren.

Hongerlijder, M., -lijders.

Hongersnood, M.

Honig en Honing, M.

Honigachtig en Honingachtig, -achtiger, -achtigst.

Honigbij en Honingbij, V., -bijen.

Honigdauw en Honingdauw, M.

Honigraat en Honingraat, V., -raten.

Honigzeem en Honingzeem, O.

Honigzoet en Honingzoet.

Honk, O.

Honken, honkte, heeft gehonkt.

Honnig, honniger, honnigst.

Honorabel, honorabeler, honorabelst.

Honorair.

Honorarium, O., honoraria.

Honoreeren, honoreerde, heeft gehonoreerd.

Hoofd, O., hoofden. Hoofdje, O., -jes.

Hoofdadministratie, V.

Hoofdambtenaar, M., -ambtenaren en -ambtenaars.

Hoofdartikel, O., -artikelen.

Hoofdas, V., -assen.

Hoofdbewerker, M., -bewerkers.

Hoofdbreken, O.

Hoofddeksel, O., -deksels.

Hoofddoek, M., -doeken.

Hoofddoel, O.

Hoofdelijk.

Hoofdeloos, -looze.

Hoofdeneinde, O.

Hoofdenschool, V., -scholen.

Hoofdgebouw, O., -gebouwen.

Hoofdhaar, O.

Hoofdig, hoofdiger, hoofdigst.

Hoofdigheid, V.

Hoofdingeland, M., -ingelanden.

Hoofdingenieur, M., -ingenieurs.

Hoofdinhoud, M.

Hoofdinspecteur, M., -inspecteurs.

Hoofdkaas, V., -kazen; -kaasje, O., -jes.

Hoofdkraan, V., -kranen.

Hoofdkussen, O., -kussens.

Hoofdkwartier, O., -kwartieren.

Hoofdmaaltijd, M., -maaltijden.

Hoofdmacht, V.

Hoofdman, M., -mannen en -lieden.

Hoofdofficier, M., -officieren.

Hoofdonderwijzer, M., -onderwijzers.

Hoofdopzichter, M., -opzichters.

Hoofdpersoon, M. en V., -personen.

Hoofdpijn, V., -pijnen.

Hoofdplaats, V., -plaatsen.

Hoofdredacteur, M., -redacteurs.

Hoofdschudden, O.

Hoofdschudding, V.

Hoofdsom, V., -sommen.

Hoofdstad, V., -steden.

Hoofdvak, O., -vakken.

Hoofdwacht, V.

Hoofdwater, O., -wateren.

Hoofdweg, M., -wegen.

Hoofdzaak, V., -zaken.

Hoofsch, hoofscher, meest hoofsch.

Hoofschheid, V.

Hoog, hooger, hoogst.

Hoogaars, V., hoogaarzen.

Hoogachtbaar, -bare.

Hoogachten, achtte hoog, heeft hooggeacht.

Hoogachting, V.

Hoogaltaar, O., -altaren.

Hoogambt, O., -ambten.

Hoogbejaard.

Hoogdag, M., -dagen.

Hoogdienst, M., -diensten.

Hoogdravend, -dravender, -dravendst.

Hoogdravendheid, V.

Hoogduitsch.

Hoogduitsch, O.

Hoogduitscher, M., -duitschers.

Hoogeerwaard.

Hoogelied, O.

Hoogelijk en Hooglijk.

Hoogen, hoogde, heeft gehoogd.

Hoogepriester, M., -priesters.

Hoogerhand, V.

Hoogerhuis, O.

Hoogerop.

Hoogeschool, V., -scholen.

Hooggaand.

Hooggeacht.

Hooggeboren.

Hooggeel, -gele.

Hooggeleerd.

Hooggeplaatst.

Hooggeschat, -geschatte.

Hooghartig, -hartiger, -hartigst.

Hooghartigheid, V.

Hoogheemraad, M., -heemraden.

Hoogheemraadschap, O., -schappen.

Hoogheid, V., -heden.

Hooging, V., hoogingen.

Hooglander, M., -landers.

Hoogleeraar, M., -leeraren en -leeraars.

Hoogloopend.

Hoogmis, V.

Hoogmoed, M.

Hoogmoedig, -moediger, -moedigst.

Hoogmogend.

Hoognoodig.

Hoogoven, M., -ovens.

Hoogrood, -roode.

Hoogschatten, schatte hoog, heeft hooggeschat.

Hoogschatter, M., -schatters.

Hoogschatting, V.

Hoogsel, O., hoogsels.

Hoogst.

Hoogstammig.

Hoogte, V., hoogten. Hoogtetje, O., -jes.

Hoogtelijn, V., -lijnen.

Hoogtepunt, O., -punten.

Hoogtijd, M., -tijden.

Hoogverraad, O.

Hoogvlieger, M., -vliegers.

Hoogwaardige, O.

Hoogwelgeboren.

Hoogzuinig.

Hooi, O.

Hooiberg, M., -bergen.

Hooiboter, V.

Hooibouw, M.

Hooien, hooide, heeft gehooid.

Hooier, M., hooiers.

Hooikist, V., -kisten; -kistje, O., -jes.

Hooiland, O., -landen.

Hooimaand, V.

Hooimijt, V., -mijten.

Hooischelf, V., -schelven.

Hooischuur, V., -schuren.

Hooivork, V., -vorken.

Hooiwagen, M., -wagens.

Hoon, M.

Hoonen, hoonde, heeft gehoond.

Hoonend, hoonender, hoonendst.

Hoop (menigte), M., hoopen. Hoopje, O., -jes.

Hoop en Hope (verwachting), V.

Hoopen (opstapelen), hoopte, heeft gehoopt.

Hoopsgewijze en -gewijs.

Hoopvol, -volle.

Hoorbaar, -bare.

Hoorder, M., hoorders.

Hoorderes, V., hoorderessen.

Hooren, hoorde, heeft gehoord.

Hoorn en Horen (als stofnaam), O.; (als voorwerp), M., hoornen,
hoorns en horens. Hoorntje en horentje. O., -jes.

Hoornachtig en Horenachtig, -achtiger, -achtigst.

Hoornblazer, M., -blazers.

Hoornen (bnw.).

Hoorngeschal, O.

Hoornist, M., hoornisten.

Hoornsignaal, O., -signalen.

Hoornvee, O.

Hoos (waterhoos), V., hoozen.

Hoos (kous), V., hozen.

Hoosgat, O., -gaten.

Hoosvat, O., -vaten.

Hoovaardig, -vaardiger, -vaardigst.

Hoovaardij, V.

Hoozen, hoosde, heeft gehoosd.

Hop (vogel), M., hoppen.

Hop (plant), V.

Hopeloos, -looze.

Hopen (verwachten), hoopte, heeft gehoopt.

Hopje, O., -jes.

Hopman, M., -mans en -lieden.

Hoppebloem, V., -bloemen.

Hoppekorrel, V., -korrels.

Hoppen, hopte, heeft gehopt.

Hopperd, M.

Hoppestaak, M., -staken.

Hoppezak, M., -zakken.

Hopsasa.

Hor, V., horren. Horretje, O., -jes.

Horde, V., horden.

Hordenvlechter, M., -vlechters.

Hordenwand, M., -wanden.

Horen. Zie Hoorn.

Horizon en Horizont, M., horizonten.

Horizontaal, horizontale.

Horlepijp, V., horlepijpen.

Horloge, O., horloges. Horlogetje, O., -jes.

Horlogeglas, O., -glazen.

Horlogeketting, M., -kettingen.

Horlogemaker, M., -makers.

Horlogesleutel, M., -sleutels; -sleuteltje, O., -jes.

Horlogestander, M., -standers.

Horlogeveer, V., -veeren.

Horlogewijzer, M., -wijzers.

Horlogezakje, O., -zakjes.

Horn, M., hornen.

Horoscoop, M., horoscopen.

Horrel, M., horrels.

Horrelvoet (misvormde voet), M., -voeten.

Horrelvoet (persoon), M. en V., -voeten.

Horribel, horribeler, horribelst.

Hort (stoot), M., horten. Hortje, O., -jes.

Hort (Op de -), V.

Horten, hortte, heeft gehort.

Hortensia, V., hortensia's.

Horzel, V., horzels en horzelen.

Hospita, V., hospita's.

Hospitaal, O., hospitalen.

Hospitaaldienst, M., -diensten.

Hospitaallinnen, O.

Hospitaalsoldaat, M., -soldaten.

Hossebossen, hosseboste, heeft gehossebost.

Hossen, hoste, heeft gehost.

Hostie, V., hostiën en hosties.

Hot, V.

Hotel, O., hotels.

Hotelhouder, M., -houders.

Hotsen, hotste, heeft gehotst.

Hotten, hotte, heeft gehot.

Hottentot, M., Hottentotten.

Hottentotsch.

Hou (bnw.). (Hou en getrouw).

Houdbaar, -bare.

Houden, hield, heeft gehouden.

Houder, M., houders.

Houding, V., houdingen.

Houdster, V., houdsters.

Houkind, O., -kinderen.

Houpaard, O., -paarden. Houpaardje, O., -jes.

Hout, O., houten. Houtje, O., -jes.

Houtachtig, -achtiger, -achtigst.

Houtazijn, M.

Houtdeeg, O.

Houtduif, V., -duiven.

Houten (bnw.).

Houterig, houteriger, houterigst.

Houterigheid, V.

Houtgravure, V., -gravures.

Houthak, M.

Houthakker, M., -hakkers.

Houthandel, M.

Houtig, houtiger, houtigst.

Houting, M., houtingen.

Houtkooper, M., -koopers.

Houtluis, V., -luizen.

Houtmarkt, V., -markten.

Houtskool, V., -kolen.

Houtskoolbriket, V., -briketten.

Houtsnede en Houtsnee, V., -sneden, en -sneeën; -sneetje. O., -jes.

Houtsnip, V., -snippen.

Houtvester, M., -vesters.

Houtvesterij, V.

Houtwol, V.

Houtzaagmolen, M., -molens.

Houtzager, M., -zagers.

Houvast, O., houvasten.

Houw, M., houwen.

Houwbijl, V., -bijlen.

Houwblok, O., -blokken.

Houwbosch, O., -bosschen.

Houweel, O., houweelen.

Houwen, hieuw, heeft gehouwen.

Houwer, M., houwers. Houwertje, O., -jes.

Houwhamer, M., -hamers.

Houwitser, M., houwitsers.

Houwitserbatterij, V., -batterijen.

Houwmes, O., -messen.

Hoveling, M., hovelingen.

Hoven, hoofde, heeft gehoofd.

Hovenier, M., hoveniers en hovenieren.

Hovenieren, hovenierde, heeft gehovenierd.

Hovenierskunst, V.

Hoveniersmes, O., -messen.

Hugenoot, M., Hugenoten.

Hui, V.

Hui (tusschenw.).

Huichelaar, M., huichelaars en huichelaren.

Huichelaarster, V., huichelaarsters.

Huichelachtig, -achtiger, -achtigst.

Huichelarij, V., huichelarijen.

Huichelen, huichelde, heeft gehuicheld.

Huid, V., huiden. Huidje, O., -jes.

Huidenkooper, M., -koopers.

Huidenmarkt, V., -markten.

Huidig.

Huidkleur, V.

Huidklier, V., -klieren.

Huiduitslag, M.

Huidvetten, huidvette, heeft gehuidvet.

Huidvetter, M., -vetters.

Huidvetterij, V., -vetterijen.

Huidziekte, V., -ziekten.

Huif, V., huiven. Huifje, O., -jes.

Huig, V., huigen. Huigje, O., -jes.

Huik, V., huiken. Huikje, O., -jes.

Huiken, huikte, heeft gehuikt.

Huiker, M., huikers.

Huilebalk (persoon), M. en V., -balken.

Huilebalk (hoed), V., -balken.

Huilebalken, huilebalkte, heeft gehuilebalkt.

Huilen, huilde, heeft gehuild.

Huilerig, huileriger, huilerigst.

Huis, O., huizen. Huisje, O., -jes.

Huisakte, V., -akten.

Huisbaas, M., -bazen.

Huisbakken.

Huisbel, V., -bellen; -belletje, O., -jes.

Huisdeur, V., -deuren.

Huisdier, O., -dieren.

Huisdokter, M., -dokters.

Huiselijk en Huislijk, -lijker, -lijkst.

Huiselijkheid en Huislijkheid, V.

Huisgenoot, M., -genooten.

Huisgenoote, V., -genooten.

Huishoudboek, O., -boeken; -boekje, O., -jes.

Huishoudelijk, -lijker, -lijkst.

Huishoudelijkheid, V.

Huishouden, O., -houdens. Huishoudentje, O., -jes.

Huishouden, hield huis, heeft huisgehouden.

Huishouder, M., -houders.

Huishoudgeld, O.

Huishoudgroente, V., -groenten.

Huishouding, V., -houdingen. Huishoudinkje, O., -jes.

Huishoudkunde, V.

Huishoudschool, V., -scholen.

Huishoudster, V., -houdsters.

Huishoudzeep, V.

Huishuur, V., -huren.

Huisjesmelker, M., -melkers.

Huisjesslak, V., -slakken.

Huiskamer, V., -kamers.

Huisknecht, M., -knechts.

Huismanskiesrecht, O.

Huismiddel, O., -middelen; -middeltje, O., -jes.

Huismoeder, V., -moeders; -moedertje, O., -jes.

Huisonderwijzer, M., -onderwijzers.

Huisprelaat, M., -prelaten.

Huisraad, O.

Huisschilder, M., -schilders.

Huissleutel, M., -sleutels.

Huistiran, M., -tirannen.

Huisvader, M., -vaders.

Huisvesten, huisvestte, heeft gehuisvest.

Huisvesting, V.

Huisvrouw, V., -vrouwen.

Huiswaarts.

Huiszittend.

Huiszittenhuis, O., -huizen.

Huiszoeking, V., -zoekingen.

Huiven, huifde, heeft gehuifd.

Huiveren, huiverde, heeft gehuiverd.

Huiverig, huiveriger, huiverigst.

Huiverigheid, V.

Huivering, V., huiveringen.

Huiveringwekkend, -wekkender, -wekkendst.

Huizen, huisde, heeft gehuisd.

Huizing, V., huizingen.

Hul, V., hullen. Hulletje, O., -jes.

Hulde, V.

Huldebetoon, O.

Huldeblijk, O., -blijken.

Hulden, huldde, heeft gehuld.

Huldigen, huldigde, heeft gehuldigd.

Huldiging, V., huldigingen.

Huldigingseed, M.

Hulk, V., hulken. Hulkje, O., -jes.

Hullen, hulde, heeft gehuld.

Hulp, V.

Hulpbank, V., -banken.

Hulpeloos, -loozer.

Hulpeloosheid, V.

Hulpkantoor, O., -kantoren.

Hulplijn, V., -lijnen.

Hulpmiddel, O., -middelen.

Hulppersoneel, O.

Hulpvaardig, -vaardiger, -vaardigst.

Hulpvaardigheid, V.

Huls en Hulze, V., hulzen.

Hulsel, O., hulsels. Hulseltje, O., -jes.

Hulst, M., hulsten.

Hulze. Zie Huls.

Hulzenbosch, O., -bosschen.

Hum (tusschenw.).

Humaan, humaner, humaanst.

Humanisme, O.

Humanist, M., humanisten.

Humaniteit, V.

Humeur, O., humeuren. Humeurtje, O., -jes.

Hummen, humde, heeft gehumd.

Humor, M.

Humorist, M., humoristen.

Humoristisch.

Hun.

Hunebed en Hunnebed, O., -bedden.

Hunkeren, hunkerde, heeft gehunkerd.

Hunkering, V., hunkeringen.

Hunnebed. Zie Hunebed.

Hunnent (Te -).

Hunnenthalve.

Hunnentwege.

Hunnentwil (Om -).

Huppelen, huppelde, heeft en is gehuppeld.

Hupsch, hupscher, meest hupsch.

Hupschheid, V.

Huren, huurde, heeft gehuurd.

Hurk, V., hurken.

Hurken, hurkte, heeft gehurkt.

Hut, V., hutten. Hutje, O., -jes.

Hutjongen, M., -jongens.

Hutkoffer, M., -koffers.

Hutselen, hutselde, heeft gehutseld.

Hutspot, V.

Huur, V., huren.

Huurceêl, V., -ceêlen.

Huurcontract, O., -contracten.

Huurder, M., huurders.

Huurhuis, O., -huizen; -huisje, O., -jes.

Huurkoetsier, M., -koetsiers.

Huurling, M. en V., huurlingen.

Huurpenningen (mv.), M.

Huurprijs, M.

Huurrijtuig, O., -rijtuigen.

Huurwaarde, V., -waarden.

Huwbaar, -bare.

Huwelijk, O., huwelijken.

Huwelijksaanzoek, O., -aanzoeken.

Huwelijksbed, O.

Huwelijksbericht, O., -berichten.

Huwelijksbootje, O.

Huwelijksch.

Huwelijkscontract, O., -contracten.

Huwelijksgeluk, O.

Huwelijksgift, V., -giften.

Huwelijksgoed, O.

Huwelijksleven, O.

Huwelijksliefde, V.

Huwelijksplicht, M., -plichten.

Huwelijksreis, V., -reizen; -reisje, O., -jes.

Huwelijkstrouw, V.

Huwelijksvoltrekking, V., -voltrekkingen.

Huwelijksvoorwaarde, V., -voorwaarden.

Huwelijkszegen, M.

Huwen, huwde, heeft en is gehuwd.

Huzaar, M., huzaren.

Huzarenmantel, M., -mantels.

Huzarensla, V.

Hyacint (edelgesteente), M., hyacinten; (als stofnaam), O.

Hyacint (bloem), V., hyacinten.

Hybridisch.

Hydra, V.

Hydraulica, V.

Hydraulisch.

Hydrographisch.

Hyena, V., hyena's.

Hygiëne, V.

Hymne, V., hymnen.

Hyperbolisch.

Hyperbool, V., hyperbolen.

Hypochonder.

Hypochondrie, V.

Hypotenusa, V., hypotenusa's.

Hypotheek, V., hypotheken.

Hypotheekbank, V., -banken.

Hypotheekbewaarder, M., -bewaarders.

Hypothese, V., hypothesen.

Hypothetisch.

Hysop, V.

Hysterie, V.

Hysterisch.



I


I, V., i's.

Ibis, M., ibissen.

Ideaal, O., idealen.

Ideaal (bnw.).

Idealiseeren, idealiseerde, heeft geïdealiseerd.

Idee, V. en O., ideeën. Ideetje, O., -jes.

Identiek.

Identiteit, V.

Idioma, O.

Idiomatisch.

Idioom, O., idiomen.

Idioot, M., idioten.

Idiotisme, O., idiotismen.

Idolaat.

Idylle, V., idyllen.

Idyllisch.

Ieder.

Iedereen.

Iegelijk.

Iemand.

Iep, enz. Zie IJp, enz.

Ier, M., Ieren.

Iersch.

Iersch, O.

Iets.

Ietwat.

Iezegrim, M.

Ignoreeren, ignoreerde, heeft geïgnoreerd.

IJdel, ijdeler, ijdelst.

IJdelheid, V., -heden.

IJdeltuit, V., -tuiten. IJdeltuitje, O., -jes.

IJdeltuiterij, V.

IJf, M., ijven.

IJk, M.

IJken, ijkte, heeft geijkt.

IJker, M., ijkers.

IJkerspost, M., -posten; -postje, O., -jes.

IJkhamer, M., -hamers.

IJkhuisje, O., -jes.

IJkijzer, O.; -ijzers.

IJking, V., ijkingen.

IJkkantoor, O., -kantoren.

IJkmaat, V., -maten.

IJkmeester, M., -meesters.

IJkplaats, V., -plaatsen.

IJkwezen, O.

IJl, V. (In aller -).

IJl, ijler, ijlst.

IJlen (spoeden), ijlde, heeft en is geijld.

IJlen (in de koorts), ijlde, heeft geijld.

IJlgoed, O., -goederen.

IJlheid, V.

IJlhoofdig, -hoofdiger -hoofdigst.

IJlhoofdigheid, V.

IJlings.

IJp (en Iep), M., ijpen (iepen).

IJpeboom (en Iepeboom), M., -boomen.

IJpelaar (en Iepelaar), M., ijpelaars (iepelaars).

IJpeloof en IJpenloof (en Iepeloof, Iepenloof), O.

IJpen (en Iepen) (bnw.).

IJpenbosch (en Iepenbosch), O., -bosschen.

IJpenlaan (en Iepenlaan), V., -lanen.

IJs, O.

IJsbaan, V., -banen.

IJsbeer, M., -beren.

IJsbreker, M., -brekers.

IJsclub, V., -clubs.

IJselijk, -lijker, -lijkst.

IJselijkheid, V., -heden.

IJsgang, M.

IJskast, V., -kasten.

IJskegel, M., -kegels.

IJskelder, M., -kelders.

IJskist, V., -kisten.

IJskoud.

IJsploeg, M., -ploegen.

IJsschol, V., -schollen.

IJsschots, V., -schotsen.

IJsvermaak, O., -vermaken.

IJswater, O.

IJszak, M., -zakken.

IJver, M.

IJveraar, M., ijveraren en ijveraars.

IJveren, ijverde, heeft geijverd.

IJverig, ijveriger, ijverigst.

IJverzucht, V.

IJverzuchtig, -zuchtiger, -zuchtigst.

IJzel, M.

IJzelen, ijzelde, heeft geijzeld.

IJzen, ijsde, heeft geijsd.

IJzer, O., ijzers. IJzertje, O., -jes.

IJzerachtig, -achtiger, -achtigst.

IJzerdraad, O.

IJzeren (bnw.).

IJzererts, O.

IJzergieterij, V., -gieterijen.

IJzerglans, O.

IJzerhard.

IJzerhout, O.

IJzerhouten (bnw.).

IJzeroxyde, O.

IJzerroest, O.

IJzersmelterij, V., -smelterijen.

IJzersterk.

IJzervitriool, O.

IJzervreter, M., -vreters.

IJzerwaren (mv.), V.

IJzerwinkel, M., -winkels.

IJzig, ijziger, ijzigst.

IJzigheid, V.

IJzingwekkend, -wekkender, -wekkendst.

Ik.

Ikheid, V.

Ikker, M., ikkers.

Ilias, V., Iliaden.

Illiberaal, illiberaler, illiberaalst.

Illiberaliteit, V.

Illuminatie, V., illuminatiën en illuminaties.

Illumineeren, illumineerde, heeft geïllumineerd.

Illusie, V., illusiën en illusies.

Illustratie, V., illustratiën en illustraties.

Illustreeren, illustreerde, heeft geïllustreerd.

Imker, M., imkers.

Immer.

Immermeer.

Immers.

Immigrant, M., immigranten.

Immigratie, V.

Immoraliteit, V.

Immoreel, immoreeler, immoreelst.

Imperatief en Imperativus, M., imperatieven.

Imperiaal, V., imperialen.

Imperialisme, O.

Impertinent, impertinenter, impertinentst.

Impertinentie, V., impertinentiën en impertinenties.

Imponeeren, imponeerde, heeft geïmponeerd.

Important, importanter, importantst.

Importantie, V.

Imposant, imposanter, imposantst.

Impost, M., imposten.

Impressie, V., impressies.

Impressionnisme, O.

Improductief, improductiever, improductiefst.

Impromptu, O., impromptu's.

Improvisatie, V., improvisatiën en improvisaties.

Improvisator, M., improvisators en improvisatoren.

Improviseeren, improviseerde, heeft geïmproviseerd.

In.

Inachtneming, V.

Inademen, ademde in, heeft ingeademd.

Inademing, V., -ademingen.

Inauguratie, V., inauguratiën en inauguraties.

Inaugureel, inaugureele.

Inaugureeren, inaugureerde, heeft geïnaugureerd.

Inbakeren, bakerde in, heeft ingebakerd.

Inbeelden (zich -), beeldde (zich) in, heeft (zich) ingebeeld.

Inbeelding, V., -beeldingen.

Inbegrip, O.

Inbeslagneming. V., -nemingen.

Inbewaringhouding, V.

Inbewaringneming, V.

Inbezitneming, V., -nemingen.

Inbezitstelling, V.

Inbijten, beet in, beten in, heeft ingebeten.

Inbijten (bijt hakken), bijtte in, heeft ingebijt.

Inbinden, bond in, heeft ingebonden.

Inblazen, blies in, bliezen in, heeft ingeblazen.

Inblazer, M., -blazers.

Inblazing, V., -blazingen.

Inblijven, bleef in, bleven in, is ingebleven.

Inboedel en Inboel, M., -boedels en -boelen. Inboedeltje (inboeltje),
O., -jes.

Inboeken, boekte in, heeft ingeboekt.

Inboezemen, boezemde in, heeft ingeboezemd.

Inboezeming, V., -boezemingen.

Inboorling, M. en V., -boorlingen. V. ook inboorlinge.

Inborst, V.

Inbraak, V.

Inbranden, brandde in, heeft en is ingebrand.

Inbreien, breide in, heeft ingebreid.

Inbreken, brak in, braken in, heeft ingebroken.

Inbreker, M., -brekers.

Inbreng, M.

Inbrengen, bracht in, heeft ingebracht.

Inbrenger, M., -brengers.

Inbrengst, V., -brengsten.

Inbreuk, V.

Inbrokkelen, brokkelde in, heeft ingebrokkeld.

Inbuigen, boog in, bogen in, heeft en is ingebogen.

Inbuiging, V.

Incarnatie, V.

Incasseeren, incasseerde, heeft geïncasseerd.

Incasseering, V., incasseeringen.

Incident, O., incidenten.

Incidenteel.

Inclinatie, V., inclinatiën en inclinaties.

Inclineeren, inclineerde, heeft geïnclineerd.

Incluis.

Incognito, O.

Incommodeeren, incommodeerde, heeft geïncommodeerd.

Incompatibel.

Incompatibiliteit, V., incompatibiliteiten.

Incompetent.

Incompetentie, V., incompetentiën en incompetenties.

Incompleet, incompleter, incompleetst.

Inconsequent, inconsequenter, inconsequentst.

Inconsequentie, V., inconsequentiën en inconsequenties.

Inconstitutioneel, inconstitutioneele.

Inconveniënt, O., inconveniënten.

Incunabel, M., incunabelen.

Indachtig.

Indagen, daagde in, heeft ingedaagd.

Indaging, V., -dagingen.

Indammen, damde in, heeft ingedamd.

Indamming, V., -dammingen.

Indecent, indecenter, indecentst.

Indecentie, V., indecentiën en indecenties.

Indeelen, deelde in, heeft ingedeeld.

Indelven, dolf in, dolven in, heeft ingedolven.

Indemniteit, V., indemniteiten.

Indenken, dacht in, heeft ingedacht.

Inderdaad.

Inderhaast.

Indertijd.

Indeuken, deukte in, is ingedeukt.

Index, M., indices.

Indiaan, M., Indianen.

Indiaansch.

Indicatief en Indicativus, M., indicatieven.

Indictie, V., indictiën.

Indië, O., Indiën.

Indien.

Indienen, diende in, heeft ingediend.

Indiening, V.

Indiër, M., Indiërs.

Indigestie, V.

Indigo, V.

Indijken, dijkte in, heeft ingedijkt.

Indijking, V., -dijkingen.

Indirect.

Indisch.

Indiscreet, indiscreter, indiscreetst.

Indiscretie, V., indiscreties.

Individu, O., individuen en individu's.

Individualisme, O.

Individualiteit, V.

Individueel, individueele.

Indo, M., Indo's.

Indo-germaansch.

Indolent, indolenter, indolentst.

Indolentie, V.

Indoloog, M., Indologen.

Indommelen, dommelde in, is ingedommeld.

Indompeling, V., -dompelingen.

Indoopen, doopte in, heeft ingedoopt.

Indooping, V., -doopingen.

Indraaien, draaide in, heeft en is ingedraaid.

Indragen, droeg in, heeft ingedragen.

Indraven, draafde in, is ingedraafd.

Indrijven, dreef in, dreven in, heeft en is ingedreven.

Indringen, drong in, heeft en is ingedrongen.

Indringend, -dringender, -dringendst.

Indringendheid, V.

Indringer, M., -dringers.

Indrinken, dronk in, heeft ingedronken.

Indrogen, droogde in, is ingedroogd.

Indroging, V.

Indroog, -droge.

Indruischen, druischte in, heeft en is ingedruischt.

Indruk, M., -drukken.

Indrukken, drukte in, heeft ingedrukt.

Indruksel, O., -druksels en -drukselen. Indrukseltje, O., -jes.

Indruppelen, druppelde in, is ingedruppeld.

Inductie, V., inducties en inductiën.

Inductiestroom, M., -stroomen.

Induiken, dook in, doken in, heeft en is ingedoken.

Indulgentie, V., indulgentiën.

Industrie, V., industrieën.

Industrieel, industrieele.

Industrieel, M., industrieelen.

Industrieschool, V., -scholen.

Indutten, dutte in, is ingedut.

Induwen, duwde in, heeft ingeduwd.

Ineen.

Ineendraaien, draaide ineen, heeft ineengedraaid.

Ineenfrommelen, frommelde ineen, heeft ineengefrommeld.

Ineenkrimpen, kromp ineen, is ineengekrompen.

Ineenkrimping, V.

Ineenloopen, liep ineen, is ineengeloopen.

Ineenrollen, rolde ineen, heeft ineengerold.

Ineenschakelen, schakelde ineen, heeft ineengeschakeld.

Ineenschakeling, V.

Ineenschakelingscommissie, V.

Ineenschuiven, schoof ineen, schoven ineen, heeft ineengeschoven.

Ineenslaan, sloeg ineen, heeft ineengeslagen.

Ineensluiten, sloot ineen, sloten ineen, heeft ineengesloten.

Ineensmelten, smolt ineen, heeft ineengesmolten.

Ineenstorten, stortte ineen, is ineengestort.

Ineenstorting, V.

Ineenvloeien, vloeide ineen, is ineengevloeid.

Ineenvoegen, voegde ineen, heeft ineengevoegd.

Ineenvoeging, V., -voegingen.

Ineenzetten, zette ineen, heeft ineengezet.

Ineenzetting, V.

Ineenzinken, zonk ineen, is ineengezonken.

Inenten, entte in, heeft ingeënt.

Inenting, V., -entingen.

Infaam, infamer, infaamst.

Infamie, V.

Infanterie, V.

Infanteriekazerne, V., -kazernen.

Infanterist, M., infanteristen.

Inferieur.

Inferieur, M., inferieuren.

Infirmerie, V., infirmerieën.

Influenza, V.

Influenzalijder, M., -lijders.

Influisteren, fluisterde in, heeft ingefluisterd.

Informatie, V., informatiën en informaties.

Informatiebureau, O., -bureau's.

Informeeren, informeerde, heeft geïnformeerd.

Infusiediertje, O., -jes.

Ingaan, gaat in, ging in, is en heeft ingegaan.

Ingang, M., -gangen.

Ingebeeld, -gebeelder, -gebeeldst.

Ingeboren.

Ingeërfde, M. en V., -geërfden.

Ingeland en Ingelande, M., -gelanden.

Ingelande, V., -gelanden.

Ingenieur, M., ingenieurs.

Ingenieursplaats, V., -plaatsen.

Ingenieus, ingenieuzer.

Ingenomen, -genomener, -genomenst.

Ingenomenheid, V.

Ingeschapen.

Ingesloten.

Ingetogen, -getogener, -getogenst.

Ingetogenheid, V.

Ingeval (voegw.).

Ingeven, gaf in, gaven in, heeft ingegeven.

Ingeving, V., -gevingen.

Ingevolge.

Ingewand, O., -gewanden.

Ingewandskwaal, V., -kwalen.

Ingewandsworm, M., -wormen.

Ingewandsziekte, V., -ziekten.

Ingewikkeld, -gewikkelder, -gewikkeldst.

Ingewikkeldheid, V.

Ingeworteld.

Ingezetene, M. en V., -gezetenen.

Ingieten, goot in, goten in, heeft ingegoten.

Inglijden, gleed in, gleden in, is ingegleden.

Inglippen, glipte in, is ingeglipt.

Ingoed.

Ingooien, gooide in, heeft ingegooid.

Ingraven, groef in, groeven in, heeft ingegraven.

Ingrediënt, O., ingrediënten.

Ingrijpen, greep in, grepen in, heeft ingegrepen.

Ingrijping, V., -grijpingen.

Ingroeien, groeide in, is ingegroeid.

Ingroeven, groefde in, heeft ingegroefd.

Inhaerent.

Inhakken, hakte in, heeft ingehakt.

Inhalatie, V., inhalatiën en inhalaties.

Inhalatietoestel, O., -toestellen; -toestelletje, O., -jes.

Inhaleeren, inhaleerde, heeft geïnhaleerd.

Inhalen, haalde in, heeft ingehaald.

Inhalig, -haliger, -haligst.

Inhaligheid, V.

Inhaling, V., -halingen.

Inham, M., -hammen.

Inhebben, heeft in, had in, hadden in, heeft ingehad.

Inhechtenisneming, V., -nemingen.

Inheemsch.

Inheien, heide in, heeft ingeheid.

Inhijschen, heesch in, heschen in, heeft ingeheschen.

Inhoud, M., -houden.

Inhouden, hield in, heeft ingehouden.

Inhoudsmaat, V., -maten.

Inhoudsopgave, V., -opgaven.

Inhout, O., -houten.

Inhouwen, hieuw in, heeft ingehouwen.

Inhuldigen, huldigde in, heeft ingehuldigd.

Inhuldiging, V., -huldigingen.

Inhuldigingsfeest, O., -feesten.

Inhumaan, inhumaner, inhumaanst.

Inhuren, huurde in, heeft ingehuurd.

Inhuring, V., -huringen.

Initiale, V., initialen.

Initiatief, O., initiatieven.

Injagen, jaagde in, heeft ingejaagd; ook joeg in.

Injectie, V., injecties.

Ink, M., inken.

Inkalven, kalfde in, is ingekalfd.

Inkankeren, kankerde in, is ingekankerd.

Inkankering, V.

Inkarnaat, O.

Inkarnaten (bnw.).

Inkeep, V., -kepen.

Inkeer, M.

Inkeeren, keerde in, is ingekeerd.

Inkelderen, kelderde in, heeft ingekelderd.

Inkepen, keepte in, heeft ingekeept.

Inkeping, V., -kepingen.

Inkerven, korf in, korven in, heeft en is ingekorven.

Inkerving, V., -kervingen.

Inkiezen, koos in, kozen in, heeft ingekozen.

Inkijk, M. Inkijkje, O., -jes.

Inkijken, keek in, keken in, heeft ingekeken.

Inklaren, klaarde in, heeft ingeklaard.

Inklaring, V., -klaringen.

Inklauteren, klauterde in, is ingeklauterd.

Inkleeden, kleedde in, heeft ingekleed.

Inkleeding, V., -kleedingen.

Inklemmen, klemde in, heeft ingeklemd.

Inklimmen, klom in, klommen in, is ingeklommen.

Inklinken (inslaan), klonk in, heeft ingeklonken.

Inklinken (inkrimpen), klonk in, is ingeklonken.

Inkloppen, klopte in, heeft en is ingeklopt.

Inkoken, kookte in, heeft en is ingekookt.

Inkomeling, M. en V., -komelingen. V. ook inkomelinge.

Inkomen, komt in, kwam in, kwamen in, is ingekomen.

Inkomen, O.

Inkomst, V., -komsten. Inkomstje, O., -jes.

Inkomstenbelasting, V., -belastingen.

Inkoop, M., -koopen.

Inkoopboek, O., -boeken.

Inkoopen, kocht in, heeft ingekocht.

Inkooprekening, V., -rekeningen.

Inkoopsprijs, M., -prijzen.

Inkorten, kortte in, heeft ingekort.

Inkorting, V., -kortingen.

Inkoud.

Inkrijgen, kreeg in, kregen in, heeft ingekregen.

Inkrimpen, kromp in, heeft en is ingekrompen.

Inkrimping, V., inkrimpingen.

Inkruipen, kroop in, kropen in, is ingekropen.

Inkruipsel, O., inkruipsels.

Inkt, M., inkten.

Inkten, inkte, heeft geïnkt.

Inktflesch, V., -flesschen; -fleschje, O., -jes.

Inktkoker, M., -kokers; -kokertje, O., -jes.

Inktlap, M., -lappen; -lapje, O., -jes.

Inktpotlood, O., -potlooden.

Inktrol, V., -rollen.

Inktstel, O., -stellen.

Inkttafel, V., -tafels.

Inktvat, O., -vaten.

Inktvisch, M., -visschen.

Inktvlek, V., -vlekken.

Inktwrijver, M., -wrijvers.

Inkuipen, kuipte in, heeft ingekuipt.

Inkwartieren, kwartierde in, heeft ingekwartierd.

Inkwartiering, V., inkwartieringen.

Inkwartieringsbiljet, O., -biljetten.

Inlaag, V., -lagen.

Inladen, laadde in, heeft ingeladen.

Inlander, M., -landers.

Inlandsch.

Inlasch, M., -lasschen.

Inlasschen, laschte in, heeft ingelascht.

Inlassching, V., -lasschingen.

Inlaten, liet in, heeft ingelaten.

Inlating, V.

Inlaveeren, laveerde in, is ingelaveerd.

Inleg, M.

Inlegblad, O., -bladen.

Inlegeren, legerde in, heeft ingelegerd.

Inlegering, V., -legeringen.

Inleggeld, O., -gelden.

Inleggen, legde en leide in, heeft ingelegd en ingeleid.

Inlegger, M., -leggers.

Inlegkas, V., -kassen.

Inleiden, leidde in, heeft ingeleid.

Inleider, M., -leiders.

Inleiding, V., -leidingen.

Inlekken, lekte in, is ingelekt.

Inleveren, leverde in, heeft ingeleverd.

Inlevering, V.

Inlichten, lichtte in, heeft ingelicht.

Inlichting, V., -lichtingen.

Inliggen, lag in, lagen in, heeft ingelegen.

Inliggend.

Inlijmen, lijmde in, heeft ingelijmd.

Inlijsten, lijstte in, heeft ingelijst.

Inlijven, lijfde in, heeft ingelijfd.

Inlijving, V., inlijvingen.

Inlijvingsdecreet, O., -decreten.

Inloodsen, loodste in, heeft ingeloodst.

Inloop, M.

Inloopen, liep in, heeft en is ingeloopen.

Inlossen, loste in, heeft ingelost.

Inlossing, V., inlossingen.

Inluiden en Inluien, luidde en luide in, heeft ingeluid.

Inluiding, V.

Inmaak, V. en M.

Inmaakbus, V., -bussen.

Inmaakgroente, V., -groenten.

Inmaakkruiden (mv.), O.

Inmaaktijd, M.

Inmaken, maakte in, heeft ingemaakt.

Inmaker, M., -makers.

Inmaking, V.

Inmengen, mengde in, heeft ingemengd.

Inmenging, V., inmengingen.

Inmeten, mat in, maten in, heeft ingemeten.

Inmetselen, metselde in, heeft ingemetseld.

Inmiddels.

Innaaien, naaide in, heeft ingenaaid.

Innagelen, nagelde in, heeft ingenageld.

Innemen, nam in, namen in, heeft ingenomen.

Innemend, -nemender, -nemendst.

Innemendheid, V.

Innemer, M., -nemers.

Inneming, V.

Innen, inde, heeft geïnd.

Innerlijk.

Innig, inniger, innigst.

Innigheid, V.

Inning, V., inningen.

Innovatie, V., innovaties.

Inoogsten, oogstte in, heeft ingeoogst.

Inoogsting, V., inoogstingen.

Inpakken, pakte in, heeft ingepakt.

Inpalmen, palmde in, heeft ingepalmd.

Inpandgeving, V., inpandgevingen.

Inpennen, pende in, heeft ingepend.

Inpeperen, peperde in, heeft ingepeperd.

Inpersen, perste in, heeft ingeperst.

Inpikken, pikte in, heeft ingepikt.

Inplanten, plantte in, heeft ingeplant.

Inplanting, V., -plantingen.

Inploegen, ploegde in, heeft ingeploegd.

Inploffen, plofte in, is ingeploft.

Inplukken, plukte in, heeft ingeplukt.

Inpolderen, polderde in, heeft ingepolderd.

Inpoldering, V., inpolderingen.

Inpompen, pompte in, heeft ingepompt.

Inpreeken, preekte in, heeft ingepreekt.

Inprenten, prentte in, heeft ingeprent.

Inprenting, V., -prentingen.

Inprikken, prikte in, heeft ingeprikt.

Inproppen, propte in, heeft ingepropt.

Inquisiteur, M., inquisiteurs.

Inquisitie, V.

Inregenen, regende in, heeft ingeregend.

Inrekenen, rekende in, heeft ingerekend.

Inrekening, V.

Inrennen, rende in, heeft en is ingerend.

Inrichten, richtte in, heeft ingericht.

Inrichter, M., -richters.

Inrichting, V., -richtingen.

Inrijden, reed in, reden in, heeft en is ingereden.

Inrijgen, reeg in, regen in, heeft ingeregen.

Inrijging, V., -rijgingen.

Inrit, M.

Inroeien, roeide in, heeft en is ingeroeid.

Inroepen, riep in, heeft ingeroepen.

Inroeping, V.

Inroesten, roestte in, is ingeroest.

Inrollen, rolde in, heeft en is ingerold.

Inruilen, ruilde in, heeft ingeruild.

Inruiling, V., -ruilingen.

Inruimen, ruimde in, heeft ingeruimd.

Inruiming, V., -ruimingen.

Inrukken, rukte in, heeft en is ingerukt.

Inschakelen, schakelde in, heeft ingeschakeld.

Inschenken, schonk in, heeft ingeschonken.

Inschepen, scheepte in, heeft ingescheept.

Inscheping, V.

Inscheppen (van de Godheid), schiep in, heeft ingeschapen.

Inscherpen, scherpte in, heeft ingescherpt.

Inscherping, V.

Inscheuren, scheurde in, heeft en is ingescheurd.

Inscheuring, V., inscheuringen. Inscheurinkje, O., -jes.

Inschieten, schoot in, schoten in, heeft en is ingeschoten.

Inschikkelijk, -lijker, -lijkst.

Inschikkelijkheid, V., -heden.

Inschikken, schikte in, is en heeft ingeschikt.

Inschoppen, schopte in, heeft ingeschopt.

Inschrift, O., inschriften. Inschriftje, O., -jes.

Inschrijven, schreef in, schreven in, heeft ingeschreven.

Inschrijver, M., inschrijvers.

Inschrijving, V., inschrijvingen.

Inschrijvingsbiljet, O., -biljetten.

Inschroeven, schroefde in, heeft ingeschroefd.

Inschrokken, schrokte in, heeft ingeschrokt.

Inschuifsel, O., inschuifsels.

Inschuiftafel, V., -tafels.

Inschuiven, schoof in, schoven in, heeft ingeschoven.

Inschuiving, V., inschuivingen.

Inschuld, V., inschulden.

Inschuldenaar, M., inschuldenaars.

Inscriptie, V., inscripties en inscriptiën.

Insect, O., insecten. Insectje, O., -jes.

Insectendoos, V., -doozen.

Insecteneter, M., -eters.

Insectenpoeder, O.

Insgelijks.

Insigne, O., insignes.

Insinuatie, V., insinuatiën en insinuaties.

Insinueeren, insinueerde, heeft geïnsinueerd.

Insisteeren, insisteerde, heeft geïnsisteerd.

Inslaan, slaat in, sloeg in, heeft en is ingeslagen.

Inslag, M., inslagen.

Inslager, M., inslagers.

Inslapen, sliep in, heeft ingeslapen.

Inslikken, slikte in, heeft ingeslikt.

Inslobberen, slobberde in, heeft ingeslobberd.

Inslokken, slokte in, heeft ingeslokt.

Inslorpen en Inslurpen, slorpte (slurpte) in, heeft ingeslorpt
(ingeslurpt).

Insluimeren, sluimerde in, is ingesluimerd.

Insluipen, sloop in, slopen in, is ingeslopen.

Insluiten, sloot in, sloten in, heeft ingesloten.

Insluiting, V., -sluitingen.

Insluitingsteeken, O., -teekens.

Inslurpen. Zie Inslorpen.

Insmelten, smolt in, heeft en is ingesmolten.

Insmeren, smeerde in, heeft ingesmeerd.

Insmijten, smeet in, smeten in, heeft ingesmeten.

Insnijden, sneed in, sneden in, heeft ingesneden.

Insnijding, V., -snijdingen.

Insnuiven, snoof in, snoven in, heeft ingesnoven.

Insolent, insolenter, insolentst.

Insolentie, V., insolentiën en insolenties.

Insolvent.

Insolventverklaring, V.

Inspannen, spande in, heeft ingespannen.

Inspanning, V., -spanningen.

Inspecteeren, inspecteerde, heeft geïnspecteerd.

Inspecteur, M., inspecteuren en inspecteurs.

Inspectie, V., inspectiën en inspecties.

Inspectiereis, V., -reizen.

Inspijkeren, spijkerde in, heeft ingespijkerd.

Inspiratie, V., inspiraties.

Inspireeren, inspireerde, heeft geïnspireerd.

Inspit, O.

Inspitten, spitte in, heeft ingespit.

Inspraak, V.

Inspreken, sprak in, spraken in, heeft ingesproken.

Inspringen, sprong in, is ingesprongen.

Inspuiten, spoot in, spoten in, heeft ingespoten.

Inspuiting, V., -spuitingen.

Instaan, staat in, stond in, heeft ingestaan.

Instal, M., -stallen.

Installatie, V., installatiën en installaties.

Installeeren, installeerde, heeft geïnstalleerd.

Installig.

Instampen, stampte in, heeft ingestampt.

Instamping, V., -stampingen.

Instandhouding, V.

Instantané, O., instantané's.

Instantelijk.

Instantie, V., instantiën en instanties.

Instappen, stapte in, is ingestapt.

Insteekhaard, M., -haarden.

Insteekkamer, V., -kamers.

Insteken, stak in, staken in, heeft ingestoken.

Insteking, V., -stekingen.

Instellen, stelde in, heeft ingesteld.

Insteller, M., -stellers.

Instelling, V., -stellingen.

Instemmen, stemde in, heeft ingestemd.

Instemming, V.

Instevenen, stevende in, is ingestevend.

Instigatie, V.

Instijgen, steeg in, stegen in, is ingestegen.

Instinct, O.

Instinctmatig.

Instippen, stipte in, heeft ingestipt.

Instituteur, M., instituteuren en instituteurs.

Institutrice, V., institutrices.

Instituut, O., instituten.

Instoomen, stoomde in, is ingestoomd.

Instooten, stiet in, heeft ingestooten; ook stootte in.

Instoppen, stopte in, heeft ingestopt.

Instopping, V., -stoppingen.

Instormen, stormde in, is ingestormd.

Instorten, stortte in, is en heeft ingestort.

Instorting, V.

Instrijken, streek in, streken in, heeft en is ingestreken.

Instrooien, strooide in, heeft ingestrooid.

Instrooiing, V., -strooiingen. Instrooiinkje, O., -jes.

Instroomen, stroomde in, is ingestroomd.

Instrooming, V.

Instructeur, M., instructeurs.

Instructie, V., instructiën en instructies.

Instructie-bataljon, O., -bataljons.

Instructief, instructieve.

Instrueeren, instrueerde, heeft geïnstrueerd.

Instrument, O., instrumenten. Instrumentje, O., -jes.

Instrumentaal, instrumentale.

Instrumentatie, V.

Instrumentmaker, M., -makers.

Instudeeren, studeerde in, heeft ingestudeerd.

Instuif, M.

Instuiven, stoof in, stoven in, is ingestoven.

Insturen, stuurde in, heeft ingestuurd.

Insubordinatie, V.

Insuikeren, suikerde in, heeft ingesuikerd.

Insulair.

Insult, O., insulten.

Insulteeren, insulteerde, heeft geïnsulteerd.

Insurgent, M., insurgenten.

Insurrectie, V., insurrecties.

Intact.

Intanden, tandde in, heeft ingetand.

Intappen, tapte in, heeft ingetapt.

Inteekenaar, M., -teekenaren en -teekenaars.

Inteekenbiljet, O., -biljetten.

Inteekenen, teekende in, heeft ingeteekend.

Inteekening, V., -teekeningen.

Inteekenlijst, V., -lijsten.

Integendeel.

Integraal, V., integralen.

Integraalrekening, V.

Integreerend.

Integriteit, V.

Intellectueel, intellectueele.

Intelligent, intelligenter, intelligentst.

Intelligentie, V.

Intendance, V.

Intendant, M., intendanten.

Intens, intense.

Intensiteit, V.

Intentie, V., intenties en intentiën.

Intercellulair.

Intercommunaal.

Interdict, O.

Interen, teerde in, heeft en is ingeteerd.

Interessant, interessanter, interessantst.

Interesseeren, interesseerde, heeft geïnteresseerd.

Interest, ook Intrest, M., interesten en intresten.

Interestrekening, V.

Interieur, O., interieurs.

Interim, O.

Interim-dividend, O., -dividenden.

Interjectie, V., interjecties.

Interlineair.

Interlinie, V., interlinies.

Intermediair, O.

Intermezzo, O., intermezzo's.

Internationaal, internationale.

Interpellatie, V., interpellatiën en interpellaties.

Interpelleeren, interpelleerde, heeft geïnterpelleerd.

Interpolatie, V., interpolaties.

Interpoleeren, interpoleerde, heeft geïnterpoleerd.

Interpretatie, V., interpretaties.

Interpreteeren, interpreteerde, heeft geïnterpreteerd.

Interpunctie, V.

Interregnum, O.

Interval, O., intervallen.

Intervenieeren, intervenieerde, heeft geïntervenieerd.

Interventie, V., interventies.

Interview, O.

Interviewen, interviewde, heeft geïnterviewd.

Intiem, intiemer, intiemst.

Intijds.

Intillen, tilde in, heeft ingetild.

Intimiteit, V., intimiteiten.

Intocht, M., -tochten.

Intonatie, V., intonaties.

Intoomen, toomde in, heeft ingetoomd.

Intrappen, trapte in, heeft ingetrapt.

Intrede en Intree, V.

Intreden, trad in, traden in, heeft en is ingetreden.

Intreebiljet, O., -biljetten.

Intreekaartje, O., -jes.

Intreepreek, V., -preeken.

Intrek, M.

Intrekken, trok in, trokken in, heeft en is ingetrokken.

Intrekking, V.

Intrigant, M., intriganten.

Intrigante, V., intriganten.

Intrige, V., intriges. Ook Intrigue.

Intrigeeren, intrigeerde, heeft geïntrigeerd.

Introduceeren, introduceerde, heeft geïntroduceerd.

Introductie, V., introductiën en introducties.

Intusschen.

Inval, M., -vallen.

Invalide, M., invaliden.

Invalidenhuis, O., -huizen.

Invallen, viel in, is ingevallen.

Invaren, voer in, heeft en is ingevaren.

Invaten, vaatte in, heeft ingevaat.

Inventaris, M., inventarissen.

Inventarisatie, V.

Inventariseeren, inventariseerde, heeft geïnventariseerd.

Inventie, V., inventies.

Inventief, inventiever, inventiefst.

Inversie, V.

Investituur, V., investituren.

Invitatie, V., invitatiën en invitaties.

Invitatie-concert, O., -concerten.

Inviteeren, inviteerde, heeft geïnviteerd.

Invlechten, vlocht in, heeft ingevlochten.

Invliegen, vloog in, vlogen in, is ingevlogen.

Invlijen, vlijde in, heeft ingevlijd.

Invloed, M., -vloeden.

Invloeien, vloeide in, is ingevloeid.

Invloeiing, V.

Invluchten, vluchtte in, is ingevlucht.

Invoege.

Invoegen, voegde in, heeft ingevoegd.

Invoeging, V., -voegingen.

Invoegsel, O., -voegsels en -voegselen.

Invoer, M., -voeren.

Invoerder, M., -voerders.

Invoeren, voerde in, heeft ingevoerd.

Invoering, V.

Invoerrecht, O., -rechten.

Involgen, volgde in, heeft ingevolgd.

Invorderaar, M., -vorderaars.

Invorderbaar, -bare.

Invorderen, vorderde in, heeft ingevorderd.

Invordering, V., -vorderingen.

Invouwen, vouwde in, heeft ingevouwen.

Invreten, vrat in, vraten in, heeft en is ingevreten.

Invrijheidstelling, V.

Invullen, vulde in, heeft ingevuld.

Invulling, V., -vullingen.

Inwaaien, waaide in, heeft en is ingewaaid; ook woei in, woeien in.

Inwaarts (bijw.).

Inwaartsch (bnw.).

Inwachten, wachtte in, heeft ingewacht.

Inwarm.

Inwateren, waterde in, heeft ingewaterd.

Inwatering, V.

Inweefsel, O., -weefsels.

Inwellen, welde in, is ingeweld.

Inwendig.

Inwerken, werkte in, heeft ingewerkt.

Inwerking, V., -werkingen.

Inwerpen, wierp in, heeft ingeworpen.

Inweven, weefde in, heeft ingeweven.

Inwijden, wijdde in, heeft ingewijd.

Inwijding, V., -wijdingen.

Inwijdingsrede, V., -redenen.

Inwijk, V., -wijken.

Inwijken, week in, weken in, is ingeweken.

Inwijking, V., -wijkingen.

Inwikkelen, wikkelde in, heeft ingewikkeld.

Inwikkeling, V., -wikkelingen.

Inwilligen, willigde in, heeft ingewilligd.

Inwinden, wond in, heeft ingewonden.

Inwinnen, won in, wonnen in, heeft ingewonnen.

Inwippen, wipte in, is ingewipt.

Inwonen, woonde in, heeft ingewoond.

Inwoner, M., -woners.

Inwoning, V.

Inwoonster, V., -woonsters.

Inwortelen, wortelde in, is ingeworteld.

Inwrijven, wreef in, wreven in, heeft ingewreven.

Inwrijving, V., -wrijvingen.

Inzaaien, zaaide in, heeft ingezaaid.

Inzage, V.

Inzagen, zaagde in, heeft ingezaagd.

Inzakken, zakte in, is ingezakt.

Inzakking, V., -zakkingen.

Inzamelen, zamelde in, heeft ingezameld.

Inzameling, V., -zamelingen.

Inzeepen, zeepte in, heeft ingezeept.

Inzegenen, zegende in, heeft ingezegend.

Inzegening, V., -zegeningen.

Inzeilen, zeilde in, heeft en is ingezeild.

Inzenden, zond in, heeft ingezonden.

Inzender, M., -zenders.

Inzending, V., -zendingen.

Inzet, M., -zetten.

Inzetsel, O., -zetsels.

Inzetten, zette in, heeft ingezet.

Inzetting, V., -zettingen.

Inzicht, O., -zichten.

Inzieden, zood in, zoden in, is ingezoden.

Inzien, zag in, zagen in, heeft ingezien.

Inzinken, zonk in, is ingezonken.

Inzitten, zat in, zaten in, heeft ingezeten.

Inzonderheid.

Inzouten, zoutte in, heeft ingezouten.

Inzuigen, zoog in, zogen in, heeft ingezogen.

Inzulten, zultte in, heeft ingezult.

Inzwachtelen, zwachtelde in, heeft ingezwachteld.

Inzwachteling, V., -zwachtelingen.

Inzwart.

Inzwelgen, zwolg in, heeft ingezwolgen.

Inzwelging, V., -zwelgingen.

Inzwemmen, zwom in, zwommen in, is ingezwommen.

Ioon, O., ionen.

Irenisch.

Irias, V., iriassen.

Iris (regenboogvlies en plantnaam), V., irissen.

Ironie, V.

Ironiek.

Ironisch.

Islam, M.

Islamisme, O.

Isochroon, -chrone.

Isoleerbuis, V., -buizen.

Isothermen (mv.), V.

Israëliet, M., Israëlieten.

Israëlietisch.

Isthmus, M.

Italiaan, M., Italianen.

Italiaansch.

Italiaansch, O.

Italië, O.

Item, O., items. Itempje, O., -jes.

Iteratief, O., iteratieven.

Ivoor, O.

Ivoordraaier, M., -draaiers.

Ivoorzwart, O.

Ivoren (bnw.).

Izabel (bnw.).

Izabel (geelachtig paard), M., izabellen.



J


J, V., j's.

Ja.

Jaaghout, O.

Jaagloon, O., -loonen.

Jaagpaard, O., -paarden.

Jaagpad, O., -paden.

Jaagschuit, V., -schuiten.

Jaap, M., japen. Jaapje, O., -jes.

Jaar, O., jaren. Jaartje, O., -jes.

Jaarboek, O., -boeken; -boekje, O., -jes.

Jaardag, M., -dagen.

Jaargang, M., -gangen.

Jaargeld, O., -gelden.

Jaargetijde en Jaargetij, O., -getijden en -getijen.

Jaarkring, M., -kringen.

Jaarlijks (bijw.).

Jaarlijksch (bnw.).

Jaarling, M., -lingen.

Jaarmarkt, V., -markten.

Jaartal, O., -tallen.

Jaartelling, V., -tellingen.

Jaarwedde, V., -wedden.

Jabroer, M., -broers.

Jacht (het jagen), V., jachten.

Jacht (vaartuig), O., jachten. Jachtje, O., -jes.

Jachtakte, V., -akten.

Jachtbedrijf, O.

Jachten, jachtte, heeft gejacht.

Jachthond, M., -honden.

Jachtig, jachtiger, jachtigst.

Jachtslot, O., -sloten.

Jachtsneeuw, V.

Jachtstoet, M.

Jachttijd, M.

Jachtvermaak, O., -vermaken.

Jachtwagen, M., -wagens; -wagentje, O., -jes.

Jacobakannetje, O., -kannetjes.

Jacobijn, M., Jacobijnen.

Jacobijnenmuts, V., -mutsen.

Jagen, jaagde, heeft gejaagd; ook joeg.

Jager, M., jagers. Jagertje, O., -jes.

Jagersleven, O.

Jagersmuts, V., -mutsen.

Jagerspet, V., -petten.

Jagerstaal, V.

Jagerstasch, V., -tasschen.

Jagersterm, M., -termen.

Jak, O., jakken. Jakje, O., -jes.

Jakhals, M., jakhalzen.

Jakhalzen, jakhalsde, heeft gejakhalsd.

Jakken, jakte, heeft gejakt.

Jakkeren, jakkerde, heeft gejakkerd.

Jakobsladder, V.

Jalappe, V., jalappen.

Jaloersch, jaloerscher, meest jaloersch.

Jaloerschheid, V.

Jaloezie (ijverzucht), V.

Jaloezie (zonneblind), V., jaloezieën.

Jaloezielat, V., -latten.

Jam, V., jammen.

Jam (Engelsch woord), V.

Jambe, V., jamben.

Jammer, O., jammeren.

Jammerdal, O.

Jammeren, jammerde, heeft gejammerd.

Jammerhartig, -hartiger, -hartigst.

Jammerklacht, V., -klachten.

Jammerlijk, -lijker, -lijkst.

Jampotje, O., -potjes.

Jan, M., jannen. Jantje, O., -jes.

Janhagel (koek), V.

Janhagel (gemeen), O.

Janhen, M., janhennen.

Janitsaar, M., Janitsaren.

Janken, jankte, heeft gejankt.

Janmaat, M.

Jansalie, M., jansalies.

Jansalieachtig, -achtiger, -achtigst.

Jansenist, M., Jansenisten.

Jansenistenkerk, V., -kerken.

Januari, M.

Japannees, M., Japanneezen.

Japanneesch en Japansch, O.

Japansch. Zie Japanneesch.

Japen, jaapte, heeft gejaapt.

Japon, V., japonnen en japons. Japonnetje, O., -jes.

Japonlijf, O., -lijven; -lijfje, O., -jes.

Japonrok, M., -rokken.

Japonstof, V., -stoffen.

Jarenlang (bijw.).

Jargon, O.

Jarig.

Jas (kleed), V., jassen. Jasje, O., -jes.

Jas (troefboer), M.

Jaskaart, V., -kaarten.

Jasmijn, V., jasmijnen. Jasmijntje, O., -jes.

Jaspis (steen), M., jaspissen; (als stofnaam), O.

Jassen, jaste, heeft gejast.

Jassenkamer, V., -kamers.

Jassenknecht, M., -knechts.

Java-koffie, V.

Jawoord, O.

Je.

Jegens.

Jenever, V.

Jeneverachtig, -achtiger, -achtigst.

Jeneverbes, V., -bessen.

Jeneverflesch, V., -flesschen.

Jeneverlucht, V.

Jenevermoed, M.

Jeneverneus (neus), M., -neuzen.

Jeneverneus (persoon), M. en V., -neuzen.

Jeneverstoker, M., -stokers.

Jeremiade, V., jeremiaden en jeremiades.

Jeruzalemmer (appel), M., jeruzalemmers.

Jeugd, V.

Jeugdig, jeugdiger, jeugdigst.

Jeugdigheid, V.

Jeuk, M.

Jeuken (ook Joken), jeukte (jookte), heeft gejeukt (gejookt).

Jeuking (ook Joking), V., jeukingen.

Jeukte, V.

Jeukziekte, V.

Jezuïet, M., Jezuïeten.

Jezuïetenkerk, V., -kerken.

Jezuïetisch.

Jezuïtisme, O.

Jicht, V.

Jichtaanval, M., -aanvallen.

Jichtig, jichtiger, jichtigst.

Jichtigheid, V.

Jichtknobbel, M., -knobbels.

Jij.

Jijn, O., jijns. Zie Gijn.

Jingo, M., jingo's.

Jingo-blad, O., -bladen.

Jobsbode, M. en V., -boden.

Jobstijding, V., -tijdingen.

Jockey, M., jockeys.

Jockey-pet, V., -petten; -petje, O., -jes.

Jodenbrood, O., -brooden.

Jodenbuurt, V., -buurten.

Jodendom, O.

Jodengenoot, M., -genooten.

Jodenhoek, M.

Jodenkerk, V., -kerken.

Jodenkind, O., -kinderen.

Jodenkoekje, O., -jes.

Jodenkriek, V., -krieken.

Jodenlijm, V.

Jodenpek, O.

Jodentaal, V.

Jodin, V., Jodinnen. Jodinnetje, O., -jes.

Jodium, O.

Jodiumtinctuur, V.

Jodoform, O. en V.

Jodoformgaas, O.

Joechjachen, joechjachte, heeft gejoechjacht.

Joedelen, joedelde, heeft gejoedeld.

Joelen, joelde, heeft gejoeld.

Jok, M.

Joken, Joking. Zie Jeuken, enz.

Jokkebrok, M. en V., -brokken.

Jokken, jokte, heeft gejokt.

Jokken, M., jokkens. Jokkentje, O., -jes.

Jokkernij, V., jokkernijen. Jokkernijtje, O., -jes.

Jol, V., jollen. Jolletje, O., -jes.

Jolen, joolde, heeft gejoold.

Jolig, joliger, joligst.

Joligheid, V.

Jolleman, M., -mannen.

Jonassen, jonaste, heeft gejonast.

Jong, jonger, jongst.

Jong, O., jongen.

Jongedochter, V., -dochters.

Jongeheer en Jongenheer, M., jongeheeren.

Jongejuffrouw, V., -juffrouwen.

Jongeling, M., jongelingen.

Jongelingschap, V.

Jongelingsdroom, M., -droomen.

Jongelingsjaren (mv.), O.

Jongelingsvereeniging, V., -vereenigingen.

Jongen, M., jongens. Jongetje, O., -jes.

Jongen, jongde, heeft gejongd.

Jongensachtig, -achtiger, -achtigst.

Jongensgek, V., -gekken.

Jongenspak, O., -pakken.

Jongenswerk, O.

Jonger, M., jongeren en jongers.

Jonggeborene, M. en V., -geborenen.

Jonggehuwde, M. en V., -gehuwden.

Jonggezel, M., jonggezellen.

Jongmaatje, O., -jes.

Jongmensch, O., jongelieden en jongelui.

Jongs (Van jongs af).

Jongsken en Jongske, O., jongskens en jongskes.

Jongstleden.

Jonk, V., jonken.

Jonker, M., jonkers. Jonkertje, O., -jes.

Jonkerachtig, -achtiger, -achtigst.

Jonkheer, M., -heeren; -heertje, O., -jes.

Jonkheerstitel, M., -titels.

Jonkheid, V.

Jonkman, M., jongelieden en jongelui.

Jonkvrouw, V., -vrouwen.

Jonkvrouwelijk.

Jood, M., Joden en joden. Joodje, O., -jes.

Joodsch.

Jool, M., jolen. Jooltje, O., -jes.

Joop, V., jopen.

Jopenbier, O.

Jota, V., jota's.

Jou.

Journaal, O., journalen.

Journalist, M., journalisten.

Journalistenkring, M., -kringen.

Journalistiek, V.

Jouw, M.

Jouwen, jouwde, heeft gejouwd.

Joviaal, jovialer, joviaalst.

Jovialiteit, V.

Jubel, M., jubels.

Jubelen, jubelde, heeft gejubeld.

Jubelfeest, O., -feesten.

Jubeljaar, O., -jaren.

Jubilaris, M., jubilarissen.

Jubilé, O., jubilé's.

Jucht, O.

Juchtleder en -leer, O.

Juchtlederen en -leeren (bnw.).

Judashaar, O.

Judaskus, M.

Judaspenning, M.

Juffer (juffrouw), V., juffers en jufferen. Juffertje, O., -jes.

Juffer (spar, balk), V., juffers.

Jufferachtig, -achtiger, -achtigst.

Jufferlijk, -lijker, -lijkst.

Jufferschap, V.

Juffershondje, O., -jes.

Juffrouw, V., juffrouwen.

Juichen, juichte, heeft gejuicht.

Juist, juister, juistste.

Juist (bijw.).

Juistheid, V.

Jujube, V., jujubes.

Juk, O., jukken. Jukje, O., -jes.

Jukbeen, O., -beenderen.

Juli, M.

Juni, M.

Juridisch.

Jurisprudentie, V.

Jurist, M., juristen.

Juristenvereeniging, V., -vereenigingen.

Jurk, V., jurken. Jurkje, O., -jes.

Jury, V., jury's.

Justeerder, M., justeerders.

Justeeren, justeerde, heeft gejusteerd.

Justitie, V.

Jut (peer), V., jutten.

Jute, V.

Jutmis en Juttemis, V.

Juttepeer (vrucht), V., -peren; (boom), M., -peren.

Juweel, O., juweelen. Juweeltje, O., -jes.

Juweelen (bnw.).

Juweelenkistje, O., -jes.

Juweelenkoffertje, O., -jes.

Juweelig.

Juwelier, M., juweliers.

Juwelierswinkel, M., -winkels.



K


K, V., k's.

Ka. Zie Kade.

Kaag, V., kagen.

Kaai, V., kaaien. Kaaitje, O., -jes.

Kaaidraaien en Kadraaien, kaaidraaide (kadraaide), heeft gekaaidraaid
(gekadraaid).

Kaaidraaier en Kadraaier, M., -draaiers.

Kaaien, kaaide, heeft gekaaid.

Kaailooper, M., -loopers.

Kaaiman, M., kaaimans en kaaimannen.

Kaaimuur, M., -muren.

Kaaiwerker, M., -werkers.

Kaak (wang), V., kaken. Kaakje, O., -jes.

Kaak (schandpaal), V., kaken.

Kaakje (gebakje), O., -jes.

Kaakmes, O., -messen.

Kaakslag, M., -slagen.

Kaal, kaler, kaalst.

Kaalheid, V.

Kaalhoofdig, -hoofdiger, -hoofdigst.

Kaalkop, M. en V., -koppen.

Kaam, V.

Kaamsel, O., kaamsels.

Kaan, V., kanen.

Kaankoek, M., -koeken; (als stofnaam), V.

Kaap (voorgebergte), V., kapen. Kaapje, O., -jes.

Kaap (roof), V. (Ter - varen).

Kaapkolonie, V.

Kaapsch.

Kaapstander, M., -standers.

Kaapvaarder, M., -vaarders.

Kaapvaart, V.

Kaar, V., karen.

Kaarde, V., kaarden.

Kaardebol (voorwerp), M.; (als plantnaam), V., -bollen.

Kaarden, kaardde, heeft gekaard.

Kaardendistel, V., -distels.

Kaardenmaker, M., -makers.

Kaarder, M., kaarders.

Kaardsel, O.

Kaardster, V., kaardsters.

Kaars, V., kaarsen. Kaarsje, O., -jes.

Kaarsedief, M., -dieven.

Kaarsenbak, M., -bakken.

Kaarsenkatoen, O.

Kaarsenkooper, M., -koopers.

Kaarsenmaker, M., -makers.

Kaarsenwinkel, M., -winkels.

Kaarsepit, V., -pitten.

Kaarslicht, O., -lichten.

Kaarsvet, O.

Kaart, V., kaarten. Kaartje, O., -jes.

Kaarteblad (eene speelkaart), O., -bladen.

Kaarten, kaartte, heeft gekaart.

Kaartenblad (karton, en papier om eene kaart op te teekenen), O.

Kaartenfabriek, V., -fabrieken.

Kaartengeld, O.

Kaartenhuis, O., -huizen; -huisje, O., -jes.

Kaartenmaker, M., -makers.

Kaartenpapier, O.

Kaartenwinkel, M., -winkels.

Kaartlegster, V., -legsters.

Kaartspel, O., -spelen en -spellen.

Kaartspelen, O.

Kaartspeler, M., -spelers.

Kaas, V., kazen. Kaasje, O., -jes.

Kaascontrôle, V.

Kaasjeskruid, O.

Kaaskleursel, O.

Kaaskooper, M., -koopers.

Kaasmaken, O.

Kaasmarkt, V., -markten.

Kaasmes, O., -messen.

Kaaspakhuis, O., -pakhuizen.

Kaasstolp, V., -stolpen.

Kaats, V.

Kaatsbaan, V., -banen.

Kaatsbal, M., -ballen.

Kaatsdak, O., -daken.

Kaatsen, kaatste, heeft gekaatst.

Kaatser, M., kaatsers.

Kaatsnet, O., -netten.

Kaatsspel, O., -spellen.

Kabaai, V., kabaaien.

Kabas, V., kabassen.

Kabassen, kabaste, heeft gekabast.

Kabbelen, kabbelde, heeft gekabbeld.

Kabbeling, V., kabbelingen.

Kabel, M., kabels. Kabeltje, O., -jes.

Kabelaring of Kabellarga, V.

Kabelen, kabelde, heeft gekabeld.

Kabelgat, O., -gaten.

Kabeljauw (visch), M., kabeljauwen; (als stofnaam), V. Kabeljauwtje,
O., -jes.

Kabelslengte, V., -lengten.

Kabeltouw, O., -touwen.

Kabinet, O., kabinetten. Kabinetje, O., -jes.

Kabinetscrisis, V.

Kabinetsorder, V., -orders.

Kabinetsquaestie en Kabinetskwestie, V., -quaestiën en -kwesties.

Kabinetsraad, M., -raden.

Kabinetsschrijven, O.

Kabinetsstuk, O., -stukken; -stukje, O., -jes.

Kabinetswerk, O.

Kabouter, M., kabouters.

Kaboutermannetje, O., -jes.

Kabuis, V., kabuizen.

Kachel, V., kachels. Kacheltje, O., -jes.

Kacheldeur, V., -deuren; -deurtje, O., -jes.

Kachelkolen, mv., V.

Kachelpijp, V., -pijpen.

Kachelplaat, V., -platen.

Kachelwarmte, V.

Kadaster, O.

Kadastraal, kadastrale.

Kadastreeren, kadastreerde, heeft gekadastreerd.

Kade en Ka, V., kaden.

Kader, O., kaders.

Kadernood, M.

Kaderplicht, M.

Kadet (broodje), V., kadetten. Kadetje, O., -jes.

Kadijk, M., kadijken.

Kadraai, V., kadraaien.

Kadraaien. Zie Kaaidraaien.

Kaf, O.

Kaffa, O.

Kaffer, M., Kaffers.

Kafferhoofd, O., -hoofden.

Kafferkraal, V., -kralen.

Kafferpolitiek, V.

Kaft, O., kaften. Kaftje, O., -jes.

Kaftan, M., kaftans.

Kaften, kaftte, heeft gekaft.

Kajapoetolie, V.

Kajuit, V., kajuiten.

Kajuitsjongen, M., -jongens.

Kajuitswachter, M., -wachters.

Kak, M.

Kakebeen, O., -beenen.

Kakelaar, M., kakelaars.

Kakelaarster, V., kakelaarsters.

Kakelbont, -bonter, -bontst.

Kakelen, kakelde, heeft gekakeld.

Kakement, O., kakementen.

Kaken, kaakte, heeft gekaakt.

Kaketoe, V., kaketoes.

Kakhiel, M., -hielen.

Kakhuis, O., -huizen; -huisje, O., -jes.

Kakken, kakte, heeft gekakt.

Kakkerlak, M., kakkerlakken. Kakkerlakje, O., -jes.

Kakschool, V., -scholen; -schooltje, O., -jes.

Kalamijnsteen, M., -steenen.

Kalamink en Kalmink, O.

Kalaminken en Kalminken (bnw.).

Kalander, V., kalanders.

Kalanderaar, M., kalanderaars.

Kalanderen, kalanderde, heeft gekalanderd.

Kalandermolen, M., -molens.

Kalebas, V., kalebassen.

Kalefaten, enz. Zie Kalfaten, enz.

Kalender, M., kalenders.

Kales, V., kalessen. Kalesje, O., -jes. Verg. Calêche.

Kalevink, M., -vinken.

Kalf, O., kalveren en kalven. Kalfje, O., -jes.

Kalfaathamer, M., -hamers.

Kalfaatijzer, O., -ijzers.

Kalfaattang, V., -tangen.

Kalfaten (ook Kalefaten), kalfaatte, heeft gekalfaat.

Kalfateren (ook Kalefateren), kalfaterde, heeft gekalfaterd.

Kalfatering, V., kalfateringen.

Kalfsbiefstuk, M., -biefstukken.

Kalfsborst, V., -borsten.

Kalfsgehakt, O.

Kalfsgelei, V.

Kalfskarbonade, V., -karbonaden.

Kalfskop, M., -koppen.

Kalfskotelet, V., -koteletten.

Kalfslap, M., -lappen; -lapje, O., -jes.

Kalfsleder en -leer, O.

Kalfslederen en -leeren (bnw.).

Kalfslever, V., -levers.

Kalfsnier, V., -nieren.

Kalfsoog, O., -oogen.

Kalfspoelet, O.

Kalfspoot, M., -pooten.

Kalfsrib, V., -ribben.

Kalfsschijf, V., -schijven; -schijfje, O., -jes.

Kalfssoep, V.

Kalfstong, V., -tongen; -tongetje, O., -jes.

Kalfsvel, O., -vellen.

Kalfsvleesch, O.

Kalfsvoet, M., -voeten.

Kalfszwezerik, M., -zwezeriken.

Kaliber, O.

Kalief, M., kaliefen.

Kalifaat, O.

Kalis, M., kalissen.

Kalk, V.

Kalkachtig, -achtiger, -achtigst.

Kalkbak, M., -bakken.

Kalkbranderij, V., -branderijen.

Kalken, kalkte, heeft gekalkt.

Kalkhydraat, O.

Kalklicht, O.

Kalkmelk, V.

Kalkoen, M., kalkoenen. Kalkoentje, O., -jes.

Kalkoenenei, O., -eieren.

Kalkoenenvleesch en Kalkoenevleesch, O.

Kalkoensch.

Kalkoentje (1/4 van eene flesch), O., -jes.

Kalkoven, M., -ovens.

Kalkwater, O.

Kallen, kalde, heeft gekald.

Kalm, kalmer, kalmst.

Kalmink. Zie Kalamink.

Kalmpjes.

Kalmte, V.

Kalmus, M.

Kalot, V., kalotten. Kalotje, O., -jes.

Kalven, kalfde, heeft gekalfd.

Kalverachtig, -achtiger, -achtigst.

Kalveren, kalverde, heeft gekalverd.

Kalverliefde, V.

Kalvijn, (appel), V., kalvijnen.

Kam, M., kammen. Kammetje, O., -jes.

Kameel (dier), M., kameelen.

Kameel (werktuig om schepen te lichten), O.

Kameelshaar, O.

Kameelsharen (bnw.).

Kameelsrug, M., -ruggen.

Kameleon, O., kameleons.

Kamelot, O.

Kamelotten (bnw.).

Kamen, kaamde, heeft gekaamd.

Kamenier, V., kameniers en kamenieren. Kameniertje, O., -jes.

Kamenieren, kamenierde, heeft gekamenierd.

Kameniersdienst, M., -diensten.

Kamer, V., kamers en kameren. Kamertje, O., -jes.

Kameraad, M. en V., kameraden en kameraads. Kameraadje, O., -jes.

Kameraadschap, O.

Kameraadschappelijk.

Kamerarrest, O., -arresten.

Kamerbehanger, M., -behangers.

Kamerbewaarder, M., -bewaarders.

Kamerbuks, V., -buksen.

Kamerdienaar, M., -dienaars.

Kameren, kamerde, heeft gekamerd.

Kamergymnastiek, V.

Kamerheer, M., -heeren.

Kamerjapon, V., -japonnen.

Kamerlid, O., -leden.

Kamerling, M., kamerlingen.

Kamermeisje, O., -meisjes.

Kamermuziek, V.

Kamerontbinding, V., -ontbindingen.

Kameroverzicht, O., -overzichten.

Kamerplant, V., -planten.

Kamerverslag, O., -verslagen.

Kamervleugel, M., -vleugels.

Kamerzanger, M., -zangers.

Kamerzitting, V., -zittingen.

Kamfer, V.

Kamferspiritus, M.

Kamfertandpoeder, O.

Kamig, kamiger, kamigst.

Kamille, V., kamillen.

Kamillethee, V.

Kamizool, O., kamizolen. Kamizooltje, O., -jes.

Kamizoolszak, M., -zakken.

Kammeling, V.

Kammen, kamde, heeft gekamd.

Kammenmaker, M., -makers.

Kamoesleer en Kamuisleer, O.

Kamoesleeren (bnw.).

Kamp (strijd en stuk land), M., kampen. Kampje, O., -jes.

Kamp (legerplaats), O.

Kamp (gelijk), (bijw.).

Kampanje, V., kampanjes.

Kampeeren, kampeerde, heeft gekampeerd.

Kampement, O., kampementen.

Kampen, kampte, heeft gekampt.

Kamper, M., kampers.

Kamperfoelie, V.

Kampernoelie, V., kampernoelies.

Kampersteur, M.

Kampioen, M., kampioenen.

Kampioenschap, O.

Kampioensprijs, M., -prijzen.

Kampong, M., kampongs.

Kamponghond, M., -honden.

Kamuis, kamuize.

Kamuisleer. Zie Kamoesleer.

Kan, V., kannen. Kannetje, O., -jes.

Kanaal, O., kanalen. Kanaaltje, O., -jes.

Kanaaltol, M., -tollen.

Kanalisatie, V.

Kanalje (ook Canaille), (menigte), O.; (persoon), V.

Kanarie, M., kanaries. Kanarietje, O., -jes.

Kanariegeel, -gele.

Kanarievogel, M., -vogels; -vogeltje, O., -jes.

Kanariezaad, O.

Kanaster. Zie Knaster.

Kandeel, V. Kandeeltje, O., -jes.

Kandeelketeltje, O., -keteltjes.

Kandelaar, M., kandelaren en kandelaars. Kandelaartje, O., -jes.

Kandij, V.

Kandijklontje, O., -jes.

Kaneel, V. en O.

Kaneelkleurig.

Kaneelwater, O.

Kanefas, O.

Kanenbrood, O.

Kangoeroe, V., kangoeroe's.

Kanjer, M.

Kanker, M.

Kankerachtig, -achtiger, -achtigst.

Kankeren, kankerde, is gekankerd.

Kannibaal, M., kannibalen.

Kanon (geschut), O., kanonnen. Kanonnetje, O., -jes.

Kanongebulder, O.

Kanonnade, V., kanonnades.

Kanonneerboot, V., -booten.

Kanonnenkoorts, V.

Kanonnier, M., kanonniers.

Kanonnierskazerne, V., -kazernen.

Kanonschot, O., -schoten.

Kanonskogel, M., -kogels.

Kanonvuur, O.

Kans, V., kansen. Kansje, O., -jes.

Kansbiljet, O., -biljetten.

Kansel, M., kansels.

Kanselarij, V., kanselarijen.

Kanselarijtaal, V.

Kanselier, M., kanseliers en kanselieren.

Kanselredenaar, M., -redenaars.

Kant (zijde), M., kanten. Kantje, O., -jes.

Kant (speldenwerk), V., kanten. Kantje, O., -jes.

Kant (Kant en klaar).

Kanteel, M., kanteelen.

Kantelen, kantelde, heeft en is gekanteld.

Kanteling, V.

Kanteloep, V., kanteloepen.

Kanten (bnw.).

Kanten, kantte, heeft gekant.

Kanterstok, M., -stokken.

Kanthouwen, kanthouwde, heeft gekanthouwd.

Kantig, kantiger, kantigst.

Kanton, O., kantons.

Kantongerecht, O., -gerechten.

Kantonnement, O., kantonnementen.

Kantonrechter, M., -rechters.

Kantoor, O., kantoren. Kantoortje, O., -jes.

Kantooragenda, V., -agenda's.

Kantooralmanak, M., -almanakken.

Kantoorbediende, M., -bedienden.

Kantoorbehoeften (mv.), V.

Kantoorboek, O., -boeken.

Kantoorklerk, M., -klerken.

Kantoorlessenaar, M., -lessenaars.

Kantoorschrijver, M., -schrijvers.

Kantoorstoel, M., -stoelen.

Kantooruur, O., -uren.

Kantoorwerk, O.

Kantrechten, kantrechtte, heeft gekantrecht.

Kantshaak, M., kantshaken.

Kantsteek, M., -steken.

Kantteekening, V., -teekeningen.

Kantwerkster, V., -werksters.

Kanunnik, M., kanunniken.

Kap, V., kappen. Kapje, O., -jes.

Kapbeitel, M., -beitels.

Kapblok, O., -blokken.

Kapdoos, V., -doozen.

Kapel (heiligdom en vlinder), V., kapellen. Kapelletje, O., -jes.

Kapelaan, M., kapelanen.

Kapelmeester, M., -meesters.

Kapen, kaapte, heeft gekaapt.

Kaper (vrijbuiter), M., kapers.

Kaper (muts), V., kapers. Kapertje, O., -jes.

Kaphamer, M., -hamers.

Kapitaal, O., kapitalen. Kapitaaltje, O., -jes.

Kapitaal, kapitale.

Kapitaalsverzekering, V., -verzekeringen.

Kapitaalvorming, V.

Kapitaliseeren, kapitaliseerde, heeft gekapitaliseerd.

Kapitalist, M., kapitalisten.

Kapiteel, O., kapiteelen.

Kapitein, M., kapiteins.

Kapitein-adjudant, M., kapiteins-adjudanten.

Kapitein-generaal, M., kapiteins-generaal.

Kapitein-ingenieur, M., kapiteins-ingenieurs.

Kapitein-kwartiermeester, M., kapiteins-kwartiermeesters en
kapitein-kwartiermeesters.

Kapitein-luitenant, M., kapitein-luitenants.

Kapiteinschap, O.

Kapiteinsplaats, V., -plaatsen.

Kapiteinsrang, M.

Kapiteinsuniform, V., -uniformen.

Kapitorie, O., kapitories.

Kapittel, O., kapittels en kapittelen. Kapitteltje, O., -jes.

Kapittelbank, V., -banken.

Kapittelen, kapittelde, heeft gekapitteld.

Kapittelkamer, V., -kamers.

Kapittelstok, M., -stokken; -stokje, O., -jes.

Kaplaars, V., -laarzen.

Kaplaken, O.

Kapmantel, M., -mantels.

Kapmes, O., -messen.

Kapoen, M., kapoenen. Kapoentje, O., -jes.

Kapoenen, kapoende, heeft gekapoend.

Kapoeres.

Kapoets (kapoetsmuts). Zie Kapuitsmuts.

Kapok, V.

Kapokmatras, V., -matrassen.

Kapot, V., kapotten. Kapotje, O., -jes.

Kapot, kapotte.

Kapotgaan, ging kapot, is kapotgegaan.

Kapotjas, V., -jassen.

Kappelen, kappelde, is gekappeld.

Kappen (hakken), kapte, heeft gekapt.

Kappen (het haar optooien), kapte, heeft gekapt.

Kapper (haartooier), M., kappers.

Kapper (gewas), V., kappers. Kappertje, O., -jes.

Kappersbediende, M., -bedienden.

Kapperswinkel, M., -winkels.

Kappertjeskool, V., -koolen.

Kaproen, V., kaproenen.

Kapsel, O., kapsels. Kapseltje, O., -jes.

Kapspiegel, M., -spiegels.

Kapster, V., kapsters.

Kapstok, M., -stokken; -stokje, O., -jes.

Kaptafel, V., -tafels.

Kapucijn, M., Kapucijnen.

Kapucijnenklooster, O., -kloosters.

Kapucijner (monnik), M., Kapucijners.

Kapucijner (erwt), M., kapucijners.

Kapuitsmuts en Kapoetsmuts, V., -mutsen.

Kar, V., karren. Karretje, O., -jes.

Karaak en Kraak, V., karaken en kraken.

Karaat, O., karaten en karaats.

Karabijn, V., karabijnen.

Karabinier, M., karabinieren en karabiniers.

Karaf en Kraf, V., karaffen en kraffen. Karafje en krafje, O., -jes.

Karakter, O., karakters. Karaktertje, O., -jes.

Karakteriseeren, karakteriseerde, heeft gekarakteriseerd.

Karakteristiek, karakteristieker, karakteristiekst.

Karakteristiek, V.

Karakterloos, -loozer.

Karakterloosheid, V.

Karaktertrek, M., -trekken.

Karavaan, V., karavanen.

Karavaanthee, V.

Karbeel, M., karbeels en karbeelen.

Karbonade, V., karbonades en karbonaden. Karbonaadje, O., -jes.

Karbonkel (steen), M., karbonkelen en karbonkels.

Karbouw, M., karbouwen.

Kardeel, O., kardeels.

Kardemom, V.

Kardinaal, M., kardinalen.

Kardinaalshoed, M., -hoeden.

Kardoes (hond), M., kardoezen.

Kardoes (artillerie en bouwkunde), V., kardoezen.

Kareel, M., kareelen.

Kareelsteen, M., -steenen.

Karig, kariger, karigst.

Karigheid, V.

Karkant, M., karkanten.

Karkas, O., karkassen. Karkasje, O., -jes.

Karkiet, M., karkieten.

Karmeliet, M., Karmelieten.

Karmelietenklooster, O., -kloosters.

Karmijn, O.

Karmozijn, O.

Karmozijnen (bnw.).

Karn, V., karnen.

Karnemelk, V.

Karnemelksbrij, V.

Karnemelkspap, V.

Karnen, karnde, heeft gekarnd.

Karnton, V., -tonnen.

Karnoffelen, karnoffelde, heeft gekarnoffeld.

Karonje, V., karonjes.

Karos, V., karossen.

Karot, V., karotten. Karotje, O., -jes.

Karottenfabriek, V., -fabrieken.

Karper, M., karpers. Karpertje, O., -jes.

Karpet, O., karpetten. Karpetje, O., -jes.

Karpoets, V., karpoetsen. Karpoetsje, O., -jes.

Karreman, M., -lieden en -lui.

Karrepaard, O., -paarden.

Karrevracht, V., -vrachten.

Karsaai, O., karsaaien.

Karsaaien (bnw.).

Karsteling, M., karstelingen. Karstelingetje, O., -jes.

Kartel, M., kartels.

Kartelen, kartelde, heeft en is gekarteld.

Karteling, V., kartelingen.

Kartets, V., kartetsen.

Kartetskogel, M., -kogels.

Kartetsvuur, O.

Karton (papier), O.

Kartonneeren, kartonneerde, heeft gekartonneerd.

Kartonneering, V., kartonneeringen.

Kartonnen (bnw.).

Kartuizer, M., Kartuizers.

Karveel, V. en O., karveels en karveelen.

Karveelswerk, O.

Karviel, O., karviels en karvielen.

Karwats, V., karwatsen. Karwatsje, O., -jes.

Karwei (werk), V., karweien. Karweitje, O., -jes.

Karwij (zaad), V.

Kas, V., kassen. Kasje, O., -jes.

Kasboek, O., -boeken; -boekje, O., -jes.

Kasgeld, O.

Kaskien en Kaskijn, M., kaskienen en kaskijnen.

Kasregister, O., -registers.

Kasseien, kasseide, heeft gekasseid.

Kassen, kaste, heeft gekast.

Kassie, V.

Kassier, M., kassiers en kassieren. Kassiertje, O., -jes.

Kassierderij, V.

Kassiersboek, O., -boeken.

Kassiersbriefje, O., -jes.

Kassierskantoor, O., -kantoren.

Kassiersknecht, M., -knechts.

Kassiersrekening, V., -rekeningen.

Kassig.

Kast, V., kasten. Kastje, O., -jes.

Kastanje (boom), M.; (vrucht), V., kastanjes.

Kastanjeboom, M., -boomen.

Kastanjebruin.

Kastanjebruin, O.

Kastdeur, V., -deuren.

Kaste, V., kasten.

Kasteel, O., kasteelen. Kasteeltje, O., -jes.

Kastegeest, M.

Kastekort, O.

Kastelein, M., kasteleins. Kasteleintje, O., -jes.

Kasteleines, V., kasteleinessen.

Kasteleinsrekening, V., -rekeningen.

Kastelenij, V., kastelenijen.

Kastenmaker, M., -makers.

Kastiespel, O.

Kastijden, kastijdde, heeft gekastijd.

Kastijding, V., kastijdingen.

Kastoor (stof), O.

Kastoren (bnw.).

Kastpapier, O.

Kastrol, V., kastrollen.

Kat, V., katten. Katje, O., -jes.

Kataas, O.

Katafalk, V., katafalken.

Kater, M., katers.

Katern, V. en O., katernen. Katerntje, O., -jes.

Kathalzen, kathalsde, heeft gekathalsd.

Katheder (leerstoel), M., katheders.

Kathedraal, kathedrale.

Kathedraal, V., kathedralen.

Katheter (buis), M., katheters.

Katholiek en Catholiek, M., Katholieken en Catholieken.

Katjesspel, O.

Katoen (als stof), O.; (als handelswaar), V., katoenen. Katoentje,
O., -jes.

Katoenbaal, V., -balen.

Katoenboom, M., -boomen.

Katoenen (bnw.).

Katoenfluweel, O.

Katoenmarkt, V.

Katoenplantage, V., -plantages.

Katoenspinnerij, V., -spinnerijen.

Katrol, V., katrollen. Katrolletje, O., -jes.

Kattebak, M., -bakken.

Kattebelletje, O., kattebelletjes.

Kattekop, M., -koppen.

Kattekwaad, O.

Katten, katte, heeft gekat.

Kattendoorn en -doren, M.

Kattengemauw, O.

Kattengeslacht, O.

Kattenhaar, O.

Kattenmuziek, V.

Katterig, katteriger, katterigst.

Katterigheid, V.

Kattesprong, M., -sprongen.

Kattestaart, M., -staarten.

Kattevel, O., -vellen.

Katuil, M., -uilen.

Katvisch, V.

Kauw, V., kauwen.

Kauwen, kauwde, heeft gekauwd.

Kauwoerde, V., kauwoerden.

Kavalje, V. en O., kavaljes.

Kavel, M., kavels en kavelen.

Kavelen, kavelde, heeft gekaveld.

Kaveling, V., kavelingen.

Kaviaar, V.

Kazak, V., kazakken.

Kazemat, V., kazematten.

Kazen, kaasde, heeft gekaasd.

Kazerne, V., kazernen.

Kazerneeren, kazerneerde, heeft gekazerneerd.

Kazerneering, V.

Kazuaris, M., kazuarissen.

Kazuifel, V., kazuifels en kazuifelen.

Ked, Kedde. Zie Kid.

Keel (in de bouwkunde), V., kelen.

Keel (lichaamsdeel), V., kelen. Keeltje, O., -jes.

Keel (rood), O. Verg. Kelen (bnw.).

Keelband, M., -banden,

Keelgat, O.

Keelgeluid, O., -geluiden.

Keelletter, V., -letters.

Keelpijn, V.

Keelstem, V.

Keeltering, V.

Keelziekte, V., -ziekten.

Keen, V., kenen.

Keep, V., kepen. Keepje, O., -jes.

Keer, M., keeren.

Keerdam, M., -dammen.

Keeren (wenden), keerde, heeft en is gekeerd.

Keering, V., keeringen.

Keerkring, M., -kringen.

Keerkringslijn, V., -lijnen.

Keerkringsplant, V., -planten.

Keerkringsvogel, M., -vogels.

Keerkringswarmte, V.

Keerkringszon, V.

Keernagel, M., -nagels.

Keerpunt, O., -punten.

Keertouw, O., -touwen.

Keerweer, M., -weeren.

Keerweg, M., -wegen.

Keerzijde, V., -zijden.

Kees, M., keezen. Keesje, O., -jes.

Keeshond, M., -honden.

Keest, M.

Keet, V., keten.

Keffen, kefte, heeft gekeft.

Keffer, M., keffers. Keffertje, O., -jes.

Keg en Kegge, V., keggen. Kegje en keggetje, O., -jes.

Kegel, M., kegels en kegelen. Kegeltje, O., -jes.

Kegelaar, M., kegelaars.

Kegelbaan, V., -banen.

Kegelbal, M., -ballen.

Kegelconcours, O., -concoursen.

Kegelen, kegelde, heeft gekegeld.

Kegeljongen, M., -jongens.

Kegelplaats, V., -plaatsen.

Kegelsnede, V., -sneden.

Kegeltop, M., -toppen.

Kegelvlak, O., -vlakken.

Kegelvormig.

Kei, M., keien. Keitje, O., -jes.

Keil, M., keilen. Keiltje, O., -jes.

Keilen, keilde, heeft gekeild.

Keisteen, M., -steenen; -steentje, O., -jes.

Keizer, M., keizers.

Keizerdom, O.

Keizerin, V., keizerinnen.

Keizerlijk.

Keizerrijk, O., -rijken.

Keizershof, O., -hoven.

Keizerskroon, V., -kronen.

Keizersnede, V., -sneden.

Keker, V., kekers.

Kekeren, kekerde, heeft gekekerd.

Kelder, M., kelders. Keldertje, O., -jes.

Kelderachtig, -achtiger, -achtigst.

Kelderen, kelderde, heeft gekelderd.

Keldergat, O., -gaten.

Kelderluik, O., -luiken.

Kelderraam, O., -ramen.

Kelderrat of -rot, V., -ratten en -rotten.

Keldertrap, V., -trappen.

Kelderwinde, V., -winden.

Kelen, keelde, heeft gekeeld.

Kelen (bnw. in de wapenkunde).

Kelk, M., kelken. Kelkje, O., -jes.

Kemel, M., kemels.

Kemelshaar, O.

Kemelsharen (bnw.).

Kemphaan, M., -hanen; -haantje, O., -jes.

Kenbaar, -baarder, -baarst.

Kenen, keende, is gekeend.

Kenlijk en Kennelijk, -lijker, -lijkst.

Kenmerk, O., -merken.

Kenmerken, kenmerkte, heeft gekenmerkt.

Kenmerkend.

Kennelijk. Zie Kenlijk.

Kennen, kende, heeft gekend.

Kennep. Zie Hennep.

Kenner, M., kenners.

Kennersblik, M., -blikken.

Kennersoog, O.

Kennis (wetenschap), V.

Kennis (bekende), V., kennissen. Kennisje, O., -jes.

Kennisgeving, V., -gevingen.

Kennismaking, V., -makingen.

Kennisneming, V.

Kenschets, V., -schetsen.

Kenschetsen, kenschetste, heeft gekenschetst.

Kenspreuk, V., -spreuken.

Kenster, V., kensters.

Kenteeken, O., -teekenen.

Kenteekenen, kenteekende, heeft gekenteekend.

Kenteren, kenterde, heeft en is gekenterd.

Kenterhaak, M., -haken.

Kentering, V., kenteringen.

Kenvermogen, O.

Kepen, keepte, heeft gekeept.

Keper, V., kepers.

Keperen, keperde, heeft gekeperd.

Kerel, M., kerels. Kereltje, O., -jes.

Keren (vegen), keerde, heeft gekeerd.

Kerf, V., kerven. Kerfje, O., -jes.

Kerfbank, V., -banken.

Kerfbijl, V., -bijlen.

Kerfmes, O., -messen.

Kerfstok, M., -stokken.

Kerk, V., kerken. Kerkje, O., -jes.

Kerkbaljuw, M., -baljuwen.

Kerkbank, V., -banken.

Kerkboek, O., -boeken; -boekje, O., -jes.

Kerkdag, M., -dagen.

Kerkdienst, M.

Kerkedienaar, M., -dienaars en -dienaren.

Kerkekamer, V., -kamers.

Kerkekas, V.

Kerkeknecht, M., -knechts.

Kerkelijk.

Kerken, kerkte, heeft gekerkt.

Kerkenorde en Kerkorde, V.

Kerkenordening, V., -ordeningen.

Kerker, M., kerkers.

Kerkeraad, M., -raden.

Kerkeren, kerkerde, heeft gekerkerd.

Kerkerkot, O., -kotten.

Kerkezakje, O., -jes.

Kerkgang, M., -gangen.

Kerkgebouw, O., -gebouwen.

Kerkgenootschap, O., -genootschappen.

Kerkgeschiedenis, V.

Kerkgezang, O.

Kerkhervorming, V., -hervormingen.

Kerkhof, O., -hoven; -hofje, O., -jes.

Kerkhofbloem, V., -bloemen.

Kerkklok, V., -klokken.

Kerkkroon, V., -kronen.

Kerkleer, V.

Kerkmeester, M., -meesters.

Kerkmuziek, V.

Kerkorgel, O., -orgels.

Kerkportaal, O., -portalen.

Kerkrat, V., -ratten.

Kerkrecht, O.

Kerkrechtelijk.

Kerkroof, M.

Kerksch, kerkscher, meest kerksch.

Kerkschheid, V.

Kerkstoel, M., -stoelen.

Kerktijd, M., -tijden.

Kerktoren, M., -torens.

Kerkuil, M., -uilen.

Kerkvader, M., -vaders.

Kerkvergadering, V., -vergaderingen.

Kerkvoogd, M., -voogden.

Kermen, kermde, heeft gekermd.

Kermer, M., kermers.

Kermis, V., kermissen.

Kermisbed, O., -bedden; -bedje, O., -jes.

Kermisfooi, V., -fooien.

Kermisgaan, O.

Kermisganger, M., -gangers.

Kermisgeld, O.

Kermisklant, M., -klanten.

Kermisstuk, O., -stukken.

Kermistent, V., -tenten.

Kermisvolk, O.

Kermisvrijer, M., -vrijers.

Kermisweek, V., -weken.

Kern, V., kernen.

Kernachtig, -achtiger, -achtigst.

Kernachtigheid, V.

Kers (vrucht), V., kersen. Kersje, O., -jes.

Kers (kruid), V.

Kerseboom, M., -boomen.

Kerseboomenhout, O.

Kerseboomgaard, M., -gaarden.

Kersenmand, V., -manden.

Kersentaart, V., -taarten.

Kersentijd, M.

Kersepit, V., -pitten.

Kersouw, V., kersouwen. Kersouwtje, O., -jes.

Kerspel, O., kerspelen en kerspels.

Kerstavond, M., -avonden.

Kerstboom, M., -boomen; -boompje, O., -jes.

Kerstbrood, O., -brooden.

Kerstdag, M., -dagen.

Kerstenen, kerstende, heeft gekerstend.

Kerstfeest, O., -feesten.

Kerstkrans, M., -kransen.

Kerstlied, O., -liederen; -liedje, O., -jes.

Kerstmis, V., -missen.

Kerstnacht, M., -nachten.

Kersttijd, M.

Kerstvacantie, V., -vacantiën en -vacanties.

Kerstweek, V., -weken.

Kerstzang, M., -zangen.

Kersversch.

Kervel, V.

Kerven, korf, korven, heeft en is gekorven.

Kesp, V., kespen.

Ketel, M., ketels. Keteltje, O., -jes.

Ketelachtig. Zie Kittelachtig.

Ketelbikker, M., -bikkers.

Ketelboeter, M., -boeters.

Ketelen. Zie Kittelen.

Ketelig. Zie Kittelig.

Ketelkoek, M., -koeken.

Ketellapper, M., -lappers.

Ketelmuziek, V.

Ketelsteen, M.

Keten, V., ketenen en ketens. Ketentje, O., -jes.

Keten, keette, heeft gekeet.

Ketenen, ketende, heeft geketend.

Ketsen, ketste, heeft geketst.

Ketter, M., ketters.

Ketterdom, O.

Ketterij, V., ketterijen. Ketterijtje, O., -jes.

Ketterjager, M., -jagers.

Kettersch.

Ketting, M., kettingen. Kettinkje, O., -jes.

Kettingbreuk, V., -breuken.

Kettingbrug, V., -bruggen.

Kettingganger, M., -gangers.

Kettingjongen, M., -jongens.

Kettingkogel, M., -kogels.

Kettingregel, M.

Kettingsteek, M., -steken.

Kettingwant, O.

Keu (biljartstok), V., keuen en keus.

Keuken, V., keukens. Keukentje, O., -jes.

Keukenboek, O., -boeken.

Keukenkast, V., -kasten.

Keukenmeid, V., -meiden.

Keukenpiet, M., -pieten.

Keukenprinses, V., -prinsessen.

Keukenschort, O., -schorten; -schortje, O., -jes.

Keukenwagen, M., -wagens.

Keukenzout, O.

Keule, V.

Keulenaar (persoon), M., Keulenaars.

Keulenaar (vaartuig), M., keulenaars.

Keulsch.

Keur, V., keuren.

Keurbende, V., -benden.

Keurder, M., keurders.

Keuren, keurde, heeft gekeurd.

Keurig, keuriger, keurigst.

Keurigheid, V.

Keuring, V., keuringen.

Keuringsdienst, M.

Keurkorps, O., -korpsen.

Keurlijk, -lijker, -lijkst.

Keurmeester, M., -meesters.

Keurprins, M., -prinsen.

Keurprinses, V., -prinsessen.

Keurs, V., keurzen. Keursje, O., -jes.

Keurslijf, O., -lijven.

Keursoldaat, M., -soldaten.

Keurteeken, O., -teekens.

Keurteekenen, keurteekende, heeft gekeurteekend.

Keurverwantschap, V.

Keurvorst, M., -vorsten.

Keurvorstelijk.

Keurvorstendom, O., -dommen.

Keus. Zie Keuze.

Keutel, V., keutels. Keuteltje, O., -jes.

Keutelaar, M., keutelaars.

Keutelachtig, -achtiger, -achtigst.

Keutelarij, V., keutelarijen.

Keutelen, keutelde, heeft gekeuteld.

Keutelig, keuteliger, keuteligst.

Keuteren, keuterde, heeft gekeuterd.

Keuvel, V., keuvels.

Keuvelaar, M., keuvelaars.

Keuvelen, keuvelde, heeft gekeuveld.

Keuze en Keus, V., keuzen.

Kevel, M., kevels. Keveltje, O., -jes.

Kever, M., kevers. Kevertje, O., -jes.

Kevie, V., kevies.

Kib en Kibbe, V., kibben. Kibje en kibbetje, O., -jes.

Kibbelaar, M., kibbelaars.

Kibbelarij, V., kibbelarijen. Kibbelarijtje, O., -jes.

Kibbelen, kibbelde, heeft gekibbeld.

Kibbeling (afval van zoutevisch), V.

Kibbelzucht, V.

Kid en Kidde (ook Ked en Kedde), V., kidden (en kedden).

Kiekeboe.

Kieken en Kuiken, O., kiekens en kuikens. Kiekentje en kuikentje,
O., -jes.

Kiel (kleedingstuk), M., kielen. Kieltje, O., -jes.

Kiel (van een schip), V., kielen.

Kielbalk, M., -balken.

Kielen, kielde, heeft gekield.

Kielhalen, kielhaalde, heeft gekielhaald.

Kieling, V.

Kielkeper, V., -kepers.

Kielwater, O.

Kiem, V., kiemen. Kiempje, O., -jes.

Kiemblaadje, O., -blaadjes.

Kiemblaasje, O., -blaasjes.

Kiemen, kiemde, heeft gekiemd.

Kiemwit, O.

Kienen, kiende, heeft gekiend.

Kienspel, O., -spellen.

Kier, M., kieren. Kiertje, O., -jes.

Kiereboe, V., kiereboes.

Kieren, kierde, heeft gekierd.

Kies, V., kiezen. Kiesje, O., -jes.

Kiesbevoegdheid, V.

Kiesch, kiescher, meest kiesch.

Kieschheid, V.

Kieschkeurig en Kieskeurig, -keuriger, -keurigst.

Kieschkeurigheid, V.

Kiescollege, O., -colleges.

Kiesdistrict, O., -districten.

Kiesgerechtigd.

Kieskauw, M. en V., kieskauwen.

Kieskauwen, kieskauwde, heeft gekieskauwd.

Kieskauwer, M., -kauwers.

Kiespijn, V.

Kiespijndoek, M., -doeken.

Kiesplicht, M.

Kiesrecht, O.

Kiestabel, V.

Kiesstelsel, O., -stelsels.

Kiesvereeniging, V., -vereenigingen.

Kiesvergadering, V., -vergaderingen.

Kieswet, V., -wetten.

Kietelen. Zie Kittelen.

Kieuw, V., kieuwen.

Kieuwdeksel, O., -deksels.

Kievit, M., kieviten.

Kievitsei, O., -eieren; -eitje, O., -eitjes en -eiertjes.

Kievitsnest, O., -nesten.

Kiezel, O.

Kiezelsteen, M., -steenen; -steentje, O., -jes.

Kiezelzuur, O.

Kiezen, koos, kozen, heeft gekozen.

Kiezentrekker, M., -trekkers.

Kiezer, M., kiezers.

Kiezerslijst, V., -lijsten.

Kif, O.

Kijf, V. (buiten kijf).

Kijfachtig, -achtiger, -achtigst.

Kijk, M. Kijkje, O., -jes.

Kijkdag, M., -dagen.

Kijken, keek, keken, heeft gekeken.

Kijker, M., kijkers. Kijkertje, O., -jes.

Kijkgat, O., -gaten.

Kijkglas, O., -glazen.

Kijk-in-de-pot, M. en V., kijk-in-de-potten.

Kijkkast, V., -kasten.

Kijkspel, O., -spellen.

Kijvage, V.

Kijven, keef, keven, heeft gekeven.

Kik, M. Kikje, O.

Kikken, kikte, heeft gekikt.

Kikker, M., kikkers. Kikkertje, O., -jes.

Kikkerbil, V., -billen; -billetje, O., -jes.

Kikkerland, O.

Kikkerpoel, M., -poelen.

Kikkerrit, O.

Kikvorsch, M., -vorschen; -vorschje, O., -jes.

Kikvorschennet, O., -netten.

Kil, V., killen.

Kil, killer, kilst.

Kilheid, V.

Killen, kilde, heeft gekild.

Killig, killiger, killigst.

Kilo, O., kilo's. Kilootje, O., -jes.

Kilogram, O., kilogrammen.

Kilometer, M., kilometers.

Kilometerboekje, O., -boekjes.

Kilometerraai, V., -raaien.

Kim, V., kimmen.

Kimduiking, V.

Kimweger, M., kimwegers.

Kin, V., kinnen. Kinnetje, O., -jes.

Kina, V.

Kinabast, V. (als stofnaam).

Kinawijn, M.

Kind, O., kinderen en kinders. Kindje, O., kindertjes.

Kinderachtig, -achtiger, -achtigst.

Kinderachtigheid, V., -heden.

Kinderarts, M., -artsen.

Kinderbal, O, -bals.

Kinderbalk, M., -balken; -balkje, O. -jes.

Kinderbewaarplaats, V., -plaatsen.

Kinderbijbel, M., -bijbels.

Kindercourant, V., -couranten.

Kinderdief, M., -dieven.

Kinderdokter, M., -dokters.

Kinderdoop, M.

Kinderdracht, V., -drachten.

Kinderen, kinderde, heeft gekinderd.

Kinderfeest, O., -feesten.

Kindergeld, O.

Kindergeschreeuw, O.

Kindergezang, O.

Kindergoed, O.

Kindergril, V., -grillen.

Kinderhand, V., -handen.

Kinderhoofd, O., -hoofden.

Kinderjaren (mv.), O.

Kinderjuffrouw, V., -juffrouwen.

Kinderkamer, V., -kamers.

Kinderkost, M.

Kinderkuur, V., -kuren.

Kinderleven, O.

Kinderlied, O., -liederen; -liedje, O., -jes.

Kinderliefde, V.

Kinderlijk, -lijker, -lijkst.

Kinderlijkheid, V.

Kinderloos, -looze.

Kinderloosheid, V.

Kindermaal, O., -malen.

Kindermand, V., -manden.

Kindermeid, V., -meiden.

Kindermeisje, O., -jes.

Kindermoord, M., -moorden.

Kindermoordenares, V., -moordenaressen.

Kinderpartij, V., -partijen.

Kinderplaag (plaag), V., -plagen.

Kinderplaag (persoon), M. en V., -plagen.

Kinderplicht, M., -plichten.

Kinderpokken (mv.), V.

Kinderpraat, M.

Kinderroof, M.

Kinderschoen, M., -schoenen; -schoentje, O., -jes.

Kinderschool, V. en O., -scholen; -schooltje, O., -jes.

Kinderspeelgoed, O.

Kinderspel, O., -spellen en -spelen.

Kinderstoel, M., -stoelen.

Kindervoeding, V.

Kindervraag, V., -vragen.

Kindervriend, M., -vrienden.

Kinderwagen, M., -wagens; -wagentje, O., -jes.

Kinderwereld, V.

Kinderwerk, O.

Kinderwetten (mv.), V.

Kinderzegen, M.

Kinderziekenhuis, O., -huizen.

Kinderziekte, V., -ziekten.

Kindlief.

Kindsbeen (Van - af).

Kindsch.

Kindschheid (gebrek van den ouderdom), V.

Kindsgedeelte, O., -gedeelten.

Kindsheid (eerste jeugd), V.

Kindskind, O., -kinderen.

Kinine, V.

Kininedrank, M., -dranken; -drankje, O., -jes.

Kininepil, V., -pillen.

Kininepoeder en -poeier, V., -poeders en -poeiers.

Kink, V., kinken.

Kinkel, M., kinkels.

Kinken, kinkte, heeft gekinkt.

Kinkhoest, M.

Kinkhoorn en Kinkhoren, M., -hoorns en -horens; -hoorntje en -horentje,
O., -jes.

Kinnebak, V., -bakken.

Kinnebaksblok, O., -blokken.

Kinnebaksham, V., -hammen; -hammetje, O., -jes.

Kinnetje (maat), O., -jes.

Kiosk, V., kiosken.

Kiosk-onderneming, V., -ondernemingen.

Kip (band, knip, enz.), V., kippen.

Kip (vogel), V., kippen. Kipje en kippetje, O., -jes.

Kippeborst, V., -borsten.

Kippeboutje, O., -jes.

Kippen, kipte, heeft gekipt.

Kippenboer, M., -boeren.

Kippendief, M., -dieven.

Kippenei, O., -eieren; -eitje, O., -eitjes en -eiertjes.

Kippengaas, O.

Kippengerst, V.

Kippenhok, O., -hokken.

Kippenkoopman, M., -kooplui.

Kippenkuur, V., -kuren.

Kippenladder, V., -ladders.

Kippenloop, M., -loopen.

Kippenpastei, V., -pasteien.

Kippenren, V., -rennen.

Kippensoep, V.

Kippenvel, O.

Kippenvoer, O.

Kippetjesgort, V.

Kippetjesgrutten (mv.), V.

Kippetjeskost, M.

Kippig, kippiger, kippigst.

Kipsel, O., kipsels.

Kiptakel, M., -takels.

Kirren, kirde, heeft gekird.

Kissen, kiste, heeft gekist.

Kist, V., kisten. Kistje, O., -jes.

Kisten, kistte, heeft gekist.

Kistenhout, O.

Kistenmaker, M., -makers.

Kit, V., kitten.

Kits, V., kitsen.

Kitsen, kitste, heeft gekitst.

Kittebroer, M., -broers.

Kittelaar, M., kittelaars.

Kittelen (ook Ketelen en Kietelen), kittelde, heeft gekitteld.

Kitteling, V., kittelingen.

Kitteloorig, -ooriger, -oorigst.

Kitteloorigheid, V.

Kittig, kittiger, kittigst.

Klaaghuis, O., -huizen.

Klaaglied, O., -liederen.

Klaaglijk, -lijker, -lijkst.

Klaagpsalm, M., -psalmen.

Klaagrede, V., -redenen.

Klaagschrift, O., -schriften.

Klaagstem, V., -stemmen.

Klaagtoon, M., -tonen.

Klaagzang, M., -zangen.

Klaar, klaarder, klaarst.

Klaarblijkelijk, -lijker, -lijkst.

Klaarheid, V.

Klaarkomen, komt klaar, kwam klaar, kwamen klaar, is klaargekomen.

Klaarkrijgen, kreeg klaar, kregen klaar, heeft klaargekregen.

Klaarleggen, legde en leide klaar, heeft klaargelegd en klaargeleid.

Klaarlicht (bnw.).

Klaarliggen, lag klaar, lagen klaar, heeft klaargelegen.

Klaarmaken, maakte klaar, heeft klaargemaakt.

Klaarspelen, speelde klaar, heeft klaargespeeld.

Klaarstaan, stond klaar, heeft klaargestaan.

Klaarzetten, zette klaar, heeft klaargezet.

Klaas, M., klazen. Klaasje, O., -jes.

Klacht, V., klachten.

Klachtenboek, O., -boeken.

Klachtig, klachtiger, klachtigst.

Klad (vlek), V., kladden. Kladje, O., -jes.

Klad (ruw opstel), O. Kladje, O., -jes.

Kladboek, O., -boeken.

Kladdeboter, V.

Kladden, kladde, heeft geklad.

Kladder, M., kladders.

Kladderig, kladderiger, kladderigst.

Kladderigheid, V.

Kladdig, kladdiger, kladdigst.

Kladpapier, O., -papieren.

Kladschilder, M., -schilders.

Kladschrijver, M., -schrijvers.

Kladschrift, O., (schrijfsel), O.; (schrijfboek), O., -schriften.

Kladschuld, V., -schulden.

Kladwerk, O.

Klagen, klaagde, heeft geklaagd.

Klager, M., klagers.

Klak, V., klakken.

Klakkebus, V., -bussen.

Klakkeloos, -looze.

Klakken, klakte, heeft geklakt.

Klam, klammer, klamst.

Klamaai, M., klamaaien.

Klamaaien, klamaaide, heeft geklamaaid.

Klamheid, V.

Klamp, M., klampen. Klampje, O., -jes.

Klampen, klampte, heeft geklampt.

Klamplat, V., -latten.

Klampspijker, M., -spijkers.

Klandizie, V.

Klank, M., klanken. Klankje, O., -jes.

Klankbodem, M., -bodems.

Klankbord, O., -borden.

Klankleer, V.

Klankloos, -looze.

Klanknabootsing, V., -nabootsingen.

Klankverandering, V., -veranderingen.

Klankverschuiving, V.

Klankwet, V., -wetten.

Klankwijziging, V., -wijzigingen.

Klant, M., klanten. Klantje, O., -jes.

Klap (slag), M., klappen. Klapje, O., -jes.

Klap (gepraat), M.

Klapachtig, -achtiger, -achtigst.

Klapbes, V., -bessen; -besje. O., -jes.

Klapbrug, V., -bruggen.

Klaphek, O., -hekken.

Klaphout, O.

Klaphoutje, O., -jes.

Klaploopen, O.

Klaplooper, M., -loopers.

Klaplooperij, V.

Klapmuts, V., -mutsen.

Klappei, V., klappeien.

Klappeien, klappeide, heeft geklappeid.

Klappen, klapte, heeft geklapt.

Klapper, M., klappers.

Klapperboom, M., -boomen.

Klapperen, klapperde, heeft geklapperd.

Klapperman, M., -lieden en -lui.

Klappermelk, V.

Klappermolen, M., -molens.

Klappernoot (boom), M.; (vrucht), V., -noten.

Klapperolie, V.

Klappertanden, klappertandde, heeft geklappertand.

Klaproos, V., -rozen.

Klapsigaar, V., -sigaren.

Klapspaan (molenklapper), V., -spanen.

Klapster, V, klapsters.

Klapstuk, O., -stukken.

Klaptafel, V., -tafels; -tafeltje, O., -jes.

Klaptouw, O., -touwen.

Klapwieken, klapwiekte, heeft geklapwiekt.

Klare (jenever), V.

Klaren, klaarde, heeft geklaard.

Klarigheid, V.

Klarinet, V., klarinetten.

Klarinettist, M., klarinettisten.

Klaring, V.

Klaringsvaartuig, O., -vaartuigen.

Klaroen, V., klaroenen.

Klaroengeschal, O.

Klasse, V., klassen.

Klassenstrijd, M.

Klassenverdeeling, V., -verdeelingen.

Klater, V., klaters. Klatertje, O., -jes.

Klateren, klaterde, heeft geklaterd.

Klatergoud, O.

Klats (tusschenw.).

Klauteraar, M., klauteraars.

Klauteren, klauterde, heeft en is geklauterd.

Klauterpaal, M., -palen.

Klauw, M., klauwen. Klauwtje; O., -jes.

Klauwen, klauwde, heeft geklauwd.

Klauwer, M., klauwers.

Klauwier, M., klauwieren.

Klauwzeer, O.

Klavaatshamer, M., -hamers.

Klavecimbaal en Klavecimbel, V., klavecimbalen en klavecimbels.

Klaver, V.

Klaveren (mv.), V.

Klaveren, klaverde, heeft geklaverd.

Klaverenaas en Klaveraas, O., -azen.

Klaverenboer en Klaverboer, M., -boeren.

Klaverenheer en Klaverheer, M., -heeren.

Klaverenvrouw en Klavervrouw, V., -vrouwen.

Klaverjassen, klaverjaste, heeft geklaverjast.

Klaverrijk, -rijker, -rijkst.

Klavier, O., klavieren.

Klavierconcert, O., -concerten.

Klavierspel, O.

Klavierspeler, M., -spelers.

Kleed (kleedingstuk), O., kleederen en kleeren. Kleedje, O., kleedjes
en kleertjes.

Kleed (dekkleed), O., kleeden. Kleedje, O., -jes.

Kleeden, kleedde, heeft gekleed.

Kleederdracht, V., -drachten.

Kleedermaker en Kleermaker (ook Kleerenmaker), M., -makers.

Kleederpracht, V.

Kleedij, V.

Kleeding, V.

Kleedingstuk, O., -stukken.

Kleedkamer, V., -kamers.

Kleefgaren, O.

Kleefkruid, O.

Kleefpleister, V., -pleisters.

Kleefrijst, V.

Kleefstof, V.

Kleen, kleene. Zie Klein.

Kleerbak, M., -bakken.

Kleerborstel, M., -borstels.

Kleerenbleeker, M., -bleekers.

Kleerenmaker. Zie Kleedermaker.

Kleerkast, V., -kasten.

Kleerklopper, M., -kloppers.

Kleerkoop, M., -koopen.

Kleerkooper, M., -koopers.

Kleermaken, O.

Kleermaker. Zie Kleedermaker.

Kleermakerstafel, V., -tafels.

Kleermakerswinkel, M., -winkels.

Kleermand, V., -manden.

Kleerscheuren (zonder -).

Kleerstok, M., -stokken.

Kleerwinkel en Kleerenwinkel, M., -winkels.

Kleerzolder en Kleerenzolder, M., -zolders.

Klef, kleffe.

Klei, V.

Kleiaardappel, M., -aardappels.

Kleiachtig, -achtiger, -achtigst.

Kleigrond, M., -gronden.

Klein (ook Kleen), kleiner, kleinst.

Klein (in het -), O.

Kleinachten, achtte klein, heeft kleingeacht.

Kleinachting, V.

Klein-Azië, O.

Kleindochter, V., -dochters; -dochtertje, O., -jes.

Kleinduimpje, O.

Kleine, M. en V., kleinen.

Kleineeren, kleineerde, heeft gekleineerd.

Kleingeestig, -geestiger, -geestigst.

Kleingeestigheid, V.

Kleingeld, O.

Kleingeloovig, -gelooviger, -geloovigst.

Kleingeloovigheid, V.

Kleinhandel, M.

Kleinhandelaar, M., -handelaars.

Kleinheid, V.

Kleinigheid, V., -heden. Kleinigheidje, O., -jes.

Kleinkind, O., -kinderen; -kindje, O., -kindertjes.

Klein-kinderschooltje, O., -jes.

Kleinkrijgen, kreeg klein, heeft kleingekregen.

Kleinmoedig, -moediger, -moedigst.

Kleinmoedigheid, V.

Kleinood, O., kleinooden en kleinoodiën. Kleinoodje, O., -jes.

Kleins, V., kleinzen.

Kleinschrift, O.

Kleinsmid, M., -smeden.

Kleinsteedsch.

Kleinsteedschheid, V.

Kleinte, V.

Kleintje, O., -jes.

Kleinzeerig, -zeeriger, -zeerigst.

Kleinzeerigheid, V.

Kleinzen, kleinsde, heeft gekleinsd.

Kleinzing, V., kleinzingen.

Kleinzoon, M., -zoons en -zonen; -zoontje, O., -jes.

Kleiweg, M., -wegen.

Klem, V., klemmen.

Klemhaak, M., -haken.

Klemmen, klemde, heeft geklemd.

Klemmerblad. Zie Klimmerblad.

Klemmerkruid. Zie Klimmerkruid.

Klemtoon, M., -tonen.

Klemvogel, M., -vogels.

Klens, Klenzen. Zie Kleins, Kleinzen.

Klep, V., kleppen. Klepje, O., -jes.

Klepel, M., klepels. Klepeltje, O., -jes.

Kleppel, M., kleppels.

Kleppen, klepte, heeft geklept.

Klepper, M., kleppers.

Klepperen, klepperde, heeft geklepperd.

Klepperman. Zie Klapperman.

Klerk, M., klerken. Klerkje, O., -jes.

Klerkschap, O.

Klessen. Zie Kletsen.

Klet, V.

Klets, V., kletsen. Kletsje, O., -jes.

Klets (tusschenw.).

Kletsen, kletste, heeft gekletst.

Kletskop, M. en V., -koppen.

Kletskous, V., -kousen.

Kletsnat en Klesnat, -natte.

Kletspraat, M.

Kletstafel, V.

Kletteren, kletterde, heeft gekletterd.

Kleumen, kleumde, heeft gekleumd.

Kleumer, M., kleumers.

Kleumsch.

Kleunen, kleunde, heeft gekleund.

Kleur, V., kleuren. Kleurtje, O., -jes.

Kleuren, kleurde, heeft gekleurd.

Kleurenblind.

Kleurenblindheid, V.

Kleurendruk, M.

Kleurenpracht, V.

Kleurhoudend.

Kleurig, kleuriger, kleurigst.

Kleuring, V., kleuringen.

Kleurling, M. en V., kleurlingen. V. ook kleurlinge.

Kleurloos, -looze.

Kleurloosheid, V.

Kleurmiddel, O., -middelen; -middeltje, O., -jes.

Kleurschakeering, V., -schakeeringen.

Kleursel, O., kleursels. Kleurseltje, O., -jes.

Kleurstof, V., -stoffen.

Kleuter, V., kleuters. Kleutertje, O., -jes.

Kleven, kleefde, heeft gekleefd.

Klevenaar, M., klevenaars.

Kleverig, kleveriger, kleverigst.

Kleverigheid, V.

Klewang, M., klewangs.

Klibber, O.

Kliefbaar.

Kliek, V., klieken. Kliekje, O., -jes.

Klieken, kliekte, heeft gekliekt.

Klieker, M., kliekers.

Kliekjesdag, M., -dagen.

Klier, V., klieren. Kliertje, O., -jes.

Klierachtig, -achtiger, -achtigst.

Kliergezwel, O., -gezwellen.

Kliertering, V.

Klierziekte, V.

Klieven, kliefde, heeft gekliefd.

Klif, O.

Klijf, O.

Klik, M., klikken.

Klikken, klikte, heeft geklikt.

Klikker, M., klikkers.

Klikklakken, klikklakte, heeft geklikklakt.

Klikspaan, M. en V., -spanen.

Klikspillen, klikspilde, heeft geklikspild.

Klim (het klimmen), M. (een heele -).

Klim (klimop), O.

Klimaat, O., klimaten.

Klimaatschieten, O.

Klimboon, V., -boonen.

Klimmen, klom, klommen, heeft en is geklommen.

Klimmer, M., klimmers.

Klimmerblad en Klemmerblad, O., -bladen.

Klimmerij, V.

Klimmerkruid en Klemmerkruid, O.

Klimop (het loof), O.; (de boom), M.

Kling, V., klingen. Klingetje, O., -jes.

Klingelbuil, M., -builen.

Klingelingeling.

Klink (klap), M., klinken. Klinkje, O., -jes.

Klink (van eene deur), V., klinken. Klinkje, O., -jes.

Klinkbout, M., -bouten.

Klinkdicht, O., -dichten; -dichtje, O., -jes.

Klinken, klonk, heeft geklonken.

Klinker, M., klinkers.

Klinkerpad, O., -paden.

Klinket, O., klinketten.

Klinkhaak, M., -haken.

Klinkhamer, M., -hamers.

Klinkklaar, -klare.

Klinkklank, M.

Klinkletter, V., -letters.

Klinknagel, M., -nagels.

Klinknagelshaak, M., -haken.

Klinkplaat, V., -platen.

Klinkring, M., -ringen.

Klinkwerk, O.

Klip, V., klippen. Klipje, O, -jes.

Klipgeit, V., -geiten.

Klipmuis, V., -muizen.

Klipper, M., klippers.

Klippertanden, klippertandde, heeft geklippertand.

Klipzout, O.

Klis, V., klissen. Klisje, O., -jes.

Klisklas, O.

Kliskruid en Klissekruid, O.

Klissen, kliste, is geklist.

Klisteer, V., klisteeren. Klisteertje, O., -jes.

Klisteeren, klisteerde, heeft geklisteerd.

Klisteerspuit, V., -spuiten.

Klit, V., klitten. Klitje, O., -jes.

Klits, V., klitsen. Klitsje, O., -jes.

Klodder, V., klodders.

Kloek, kloeker, kloekst.

Kloekhartig, -hartiger, -hartigst.

Kloekheid, V.

Kloekmoedig, -moediger, -moedigst.

Kloekmoedigheid, V.

Kloekzinnig, -zinniger, -zinnigst.

Kloen, O.; (persoon), V., kloenen. Kloentje, O., -jes.

Kloet, M., kloeten. Kloetje, O., -jes.

Kloeten, kloette, heeft gekloet.

Kloeter, M., kloeters.

Klok (teug), M., klokken. Klokje, O., -jes.

Klok (klokhen), V., klokken. Klokje, O., -jes.

Klok (metalen werktuig, glazen stolp enz.), V., klokken. Klokje,
O., -jes.

Klokbloemig.

Klok-en-hamerspel, O.

Kloker, M., klokers.

Klokgelui, O.

Klokhen, V., -hennen.

Klokhuis, O., -huizen.

Klokkegalg, V.

Klokken, klokte, heeft geklokt.

Klokkengieter, M., -gieters.

Klokkenist, M., klokkenisten.

Klokkenmaker, M., -makers.

Klokkenspel, O., -spellen.

Klokkenspeler, M., -spelers.

Klokkereep en Klokreep, M., -reepen.

Klokkestoel, M., -stoelen.

Klokketoren, M., -torens.

Kloksignaal, O., -signalen.

Klokslag, M.

Klokspijs, V.

Klomp, M., klompen. Klompje, O., -jes.

Klompenmaker, M., -makers.

Klongel. Zie Klungel.

Klongelen. Zie Klungelen.

Klont, V., klonten. Klontje, O., -jes.

Klonter, M., klonters. Klontertje, O., -jes.

Klonteren, klonterde, is geklonterd.

Klonterig, klonteriger, klonterigst.

Klontig, klontiger, klontigst.

Kloof en Klove, V., kloven. Kloofje, O., -jes.

Kloofbijl, V., -bijlen.

Kloofhamer, M., -hamers.

Kloofhout, O.

Kloofmes, O., -messen.

Kloofstok, M., -stokken.

Klooster, O., kloosters. Kloostertje, O., -jes.

Kloosterachtig, -achtiger, -achtigst.

Kloosterbroeder, M., -broeders.

Kloostercel, V., -cellen.

Kloosteren, kloosterde, heeft gekloosterd.

Kloostergang, V., -gangen.

Kloosterhout, O.

Kloosterkerk, V., -kerken.

Kloosterleven, O.

Kloosterling, M. en V., kloosterlingen. V. ook kloosterlinge.

Kloosterorde, V., -orden.

Kloosterschool, V., -scholen.

Kloosterzuster, V., -zusters.

Kloot, M., klooten. Klootje, O., -jes.

Klootzak, M., -zakken.

Klooven, kloofde, heeft gekloofd.

Kloover, M., kloovers.

Klop (slag), M., kloppen. Klopje, O., -jes.

Klop (non), V., kloppen. Klopje, O., -jes.

Klopgeest, M., -geesten.

Klopgeesterij, V.

Klophamer, M., -hamers.

Klophengst, M., -hengsten.

Klophout, O.

Klopjacht, V., -jachten.

Kloppartij, V., -partijen.

Kloppen, klopte, heeft geklopt.

Klopper, M., kloppers. Kloppertje, O., -jes.

Klopping, V., kloppingen.

Klopscheen, V., -schenen.

Klopsteen, M., -steenen.

Klopzee, V., -zeeën.

Klos, M., klossen. Klosje, O., -jes.

Klosbaan, V., -banen.

Klosbeitel, M., -beitels.

Klossen, kloste, heeft geklost.

Klotsen, klotste, heeft geklotst.

Klove. Zie Kloof.

Klovenier en Kolvenier, M., kloveniers en kolveniers.

Kloveniersburgwal, M.

Kloveniersdoelen, M., -doelens.

Klucht (boert), V., kluchten. Kluchtje, O., -jes.

Klucht (mast), V., kluchten.

Kluchtig, kluchtiger, kluchtigst.

Kluchtigheid, V.

Kluchtspel, O., -spelen.

Kluft, V., kluften. Kluftje, O., -jes.

Kluif (het kluiven), M. Kluifje, O., -jes.

Kluif (klauw), V., kluiven.

Kluiffok, V., -fokken.

Kluifhout, O.

Kluifje (kluifbeentje), O., -jes.

Kluis, V., kluizen. Kluisje, O., -jes.

Kluisdeur, V., -deuren.

Kluisgat, O., -gaten.

Kluisplaat, V., -platen.

Kluister, V., kluisters.

Kluisteren, kluisterde, heeft gekluisterd.

Kluit, V., kluiten. Kluitje, O., -jes.

Kluitenbreker, M., -brekers.

Kluitig, kluitiger, kluitigst.

Kluiven, kloof, kloven, heeft gekloven.

Kluiver, M., kluivers.

Kluiverboom, M., -boomen.

Kluizen, kluisde, heeft gekluisd.

Kluizenaar, M., kluizenaren en kluizenaars.

Kluizenaarshut, V., -hutten.

Kluizenaarsleven, O.

Klungel (ook Klongel), V., klungels.

Klungelen (ook Klongelen), klungelde, heeft geklungeld.

Klungelwerk, O.

Kluppel, M., kluppels en kluppelen. Kluppeltje, O., -jes.

Kluppelen, kluppelde, heeft gekluppeld.

Kluppelkoek, M., -koeken.

Kluppelspel, O., -spellen.

Kluppelvers, O., -verzen.

Kluts, V.

Klutsei, O., -eieren.

Klutsen, klutste, heeft geklutst.

Kluwen, O., kluwens. Kluwentje, O., -jes.

Kluwenen, kluwende, heeft gekluwend.

Knaagdier, O., -dieren; -diertje, O., -jes.

Knaap, M., knapen. Knaapje, O., -jes.

Knaapjeskruid, O.

Knabbelen, knabbelde, heeft geknabbeld.

Knagen, knaagde, heeft geknaagd.

Knaging, V., knagingen.

Knak, M., knakken. Knakje, O., -jes.

Knak (bnw.).

Knak (tusschenw.).

Knakhamer, M., -hamers.

Knakken, knakte, heeft en is geknakt.

Knal, M., knallen.

Knaleffect, O., -effecten.

Knalgas, O.

Knalgoud, O.

Knallen, knalde, heeft geknald.

Knalpot, M., -potten.

Knalsignaal, O., -signalen.

Knap, M., knappen. Knapje, O., -jes.

Knap, knapper, knapst.

Knapenleeftijd, M.

Knaphandig, -handiger, -handigst.

Knapheid, V.

Knapjes.

Knapkers, V., -kersen.

Knapkoek (een koek), M., -koeken; (als stofnaam), V.

Knappen, knapte, is en heeft geknapt.

Knapper, M., knappers. Knappertje, O., -jes.

Knapperd (knap mensch), M., knapperds. Knapperdje, O., -jes.

Knapperen, knapperde, heeft geknapperd.

Knapzak, M., -zakken.

Knar, M., knarren.

Knarpen, knarpte, heeft geknarpt.

Knarsbeen en Knarsebeen, O.; -beentje, O., -jes.

Knarsen (ook Knersen), knarste, heeft geknarst.

Knarsetanden (ook Knersetanden), knarsetandde, heeft geknarsetand.

Knarsing, V., knarsingen.

Knaster, M., knasters.

Knaster (tabak), V.

Knauw, M., knauwen.

Knauwen, knauwde, heeft geknauwd.

Knauwsel, O., knauwsels.

Knecht, M., knechten en knechts. Knechtje, O., -jes; ook knechtken
en knechtke, O., knechtkens en knechtkes.

Knechtsch.

Knechtschap, O.

Knechtsdienst, M., -diensten.

Knechtskamer, V., -kamers.

Knechtslivrei, V., -livreien.

Knechtsloon, O., -loonen.

Knechtswerk, O.

Kneden, kneedde, heeft gekneed.

Kneedbaar, -baarder, -baarst.

Kneedbaarheid, V.

Kneep, V., knepen. Kneepje, O., -jes.

Knekelhuis, O., -huizen; -huisje, O., -jes.

Knel, V., knellen. (In de knel).

Knellen, knelde, heeft gekneld.

Knelling, V., knellingen.

Kneppel, Kneppelen. Zie Knuppel, Knuppelen.

Knersen, enz. Zie Knarsen, enz.

Knetteren (ook Knitteren), knetterde, heeft geknetterd.

Knettering, V.

Knetterslag, M., -slagen.

Kneu, V., kneuen. Kneutje, O., -jes.

Kneukel. Zie Knokkel.

Kneukelvast.

Kneuter, V., kneuters. Kneutertje, O., -jes.

Kneuteraar, M., kneuteraars.

Kneuteren, kneuterde, heeft gekneuterd.

Kneuterig, kneuteriger, kneuterigst.

Kneuzen, kneusde, heeft gekneusd.

Kneuzing, V., kneuzingen.

Knevel, M., knevels. Kneveltje, O., -jes.

Knevelaar, M., knevelaars.

Knevelarij, V., knevelarijen.

Knevelbaard, M., -baarden.

Knevelband, M., -banden.

Knevelen, knevelde, heeft gekneveld.

Knibbelaar, M., knibbelaars.

Knibbelarij, V., knibbelarijen.

Knibbelen, knibbelde, heeft geknibbeld.

Knibbelspel, O., -spellen; -spelletje, O., -jes.

Knie, V., knieën. Knietje, O., -jes.

Knieboog, M., -bogen.

Kniegebed, O., -gebeden.

Kniegezwel, O., -gezwellen.

Knielen, knielde, heeft en is geknield.

Knieling, V., knielingen.

Knier, V., knieren.

Knieriem, M., -riemen.

Knieschijf, V., -schijven.

Kniesoor, M. en V., -ooren.

Kniezen (ook Knijzen), kniesde, heeft gekniesd.

Kniezer, M., kniezers.

Kniezerig, kniezeriger, kniezerigst.

Kniezerigheid, V.

Kniezig, knieziger, kniezigst.

Knijf, O., knijven. Knijfje, O., -jes.

Knijp, V. (In de knijp).

Knijpbril, M., -brillen.

Knijpen, kneep, knepen, heeft geknepen.

Knijper, M., knijpers. Knijpertje, O., -jes.

Knijping, V.

Knijptang, V., -tangen.

Knijzen, enz. Zie Kniezen, enz.

Knik, M., knikken. Knikje, O., -jes.

Knikkebeenen, knikkebeende, heeft geknikkebeend.

Knikkebollen, knikkebolde, heeft geknikkebold.

Knikken, knikte, heeft en is geknikt.

Knikker, M., knikkers. Knikkertje, O., -jes.

Knikkeren, knikkerde, heeft geknikkerd.

Knikkerspel, O., -spelen.

Knikkertijd, M.

Knikkerzak, M., -zakken; -zakje, O., -jes.

Knikstag, O., -stagen.

Knip (handeling), M., knippen. Knipje, O., -jes.

Knip (werktuig), V., knippen. Knipje, O., -jes.

Knipbeurs, V., -beurzen; -beursje, O., -jes.

Knipbriefje, O., -jes.

Knipmes, O., -messen; -mesje, O., -jes.

Knipmuts, V., -mutsen.

Knipoog, M. en V., -oogen.

Knipoogen, knipoogde, heeft geknipoogd.

Knipoogje, O., -jes.

Knippen, knipte, heeft geknipt.

Knipper, M., knippers.

Knipschaar, V., -scharen.

Knipsel, O., knipsels. Knipseltje, O., -jes.

Knipslot, O., -sloten; -slotje en -slootje, O., -slootjes.

Knipster, V., knipsters.

Knitteren. Zie Knetteren.

Knobbel, M., knobbels. Knobbeltje, O., -jes.

Knobbelachtig, -achtiger, -achtigst.

Knobbelig, knobbeliger, knobbeligst.

Knobbeljicht, V.

Knoei, M. (In den knoei).

Knoeien, knoeide, heeft geknoeid.

Knoeier, M., knoeiers.

Knoeierig, knoeieriger, knoeierigst.

Knoeierij, V., knoeierijen. Knoeierijtje, O., -jes.

Knoeister, V., knoeisters.

Knoeiwerk, O.

Knoest, M., knoesten. Knoestje, O., -jes.

Knoesterig, knoesteriger, knoesterigst.

Knoesterigheid, V.

Knoestig, knoestiger, knoestigst.

Knoestigheid, V.

Knoet, M., knoeten.

Knoetachtig, -achtiger, -achtigst.

Knoetslag, M., -slagen.

Knoffelen, enz. Zie Knuffelen, enz.

Knoflook, O.

Knoflooksoep, V.

Knok, M., knokken. Knokje, O., -jes.

Knokig, knokiger, knokigst.

Knokkel, M., knokkels. Knokkeltje, O., -jes.

Knokkeljicht, V.

Knokkelkoorts, V.

Knol, M., knollen. Knolletje, O., -jes.

Knolachtig.

Knollentuin, M.

Knolleschil, V., -schillen.

Knolvormig.

Knook, M., knoken. Knookje, O., -jes.

Knoop, M., knoopen. Knoopje, O., -jes.

Knoopen, knoopte, heeft geknoopt.

Knoopendraaier, M., -draaiers.

Knoopenfabriek, V., -fabrieken.

Knoopenhaak, M., -haken.

Knoopenmaker, M., -makers.

Knoopenschaar (om knoopen te poetsen), V., -scharen.

Knoopentrekker, M., -trekkers.

Knoopig, knoopiger, knoopigst.

Knooping, V., knoopingen.

Knoopkoord, O.

Knooplaars, V., -laarzen; -laarsje, O., -jes.

Knoopnaald, V., -naalden.

Knoopschaar (om te knoopen), V., -scharen.

Knoopsgat, O., -gaten; -gaatje, O., -jes.

Knoopster, V., knoopsters.

Knoopwerk, O.

Knoopzijde, V.

Knop, M., knoppen. Knopje, O., -jes.

Knoppen, knopte, heeft geknopt.

Knor, M., knorren.

Knorf, M., knorven. Knorfje, O., -jes.

Knorhaan, M., -hanen; -haantje, O., -jes.

Knorren, knorde, heeft geknord.

Knorrepot, M. en V., -potten.

Knorrig, knorriger, knorrigst.

Knorrigheid, V.

Knorvleesch, O.

Knot, V., knotten. Knotje, O., -jes.

Knots, V., knotsen. Knotsje, O., -jes.

Knotsslag, M., -slagen.

Knotten, knotte, heeft geknot.

Knotting, V., knottingen.

Knotwilg, M., -wilgen.

Knuffelen (ook Knoffelen), knuffelde, heeft geknuffeld.

Knuffeling, V., knuffelingen.

Knuist, M., knuisten. Knuistje, O., -jes.

Knul, M., knullen.

Knullig, knulliger, knulligst.

Knuppel (ook Kneppel), M., knuppels. Knuppeltje, O., -jes.

Knuppelen (ook Kneppelen), knuppelde, heeft geknuppeld.

Knuppelvers, O., -verzen.

Knusjes.

Knutselaar, M., knutselaars.

Knutselarij, V., knutselarijen. Knutselarijtje, O., -jes.

Knutselen, knutselde, heeft geknutseld.

Knutseling, V., knutselingen.

Knutselwerk, O.; -werkje, O., -jes.

Knuttel, V., knuttels.

Knutterig, knutteriger, knutterigst.

Kobalt, O.

Kobaltblauw, O.

Kodde, V., kodden.

Koddebeier, M., koddebeiers.

Koddenaar, M., koddenaars.

Koddig, koddiger, koddigst.

Koddigheid, V., -heden.

Koe, V., koeien. Koetje, O., -jes.

Koebeest, O., -beesten.

Koebrug, V., -bruggen.

Koebrugsdek, O.

Koeiekop, M., -koppen.

Koeiendrijver, M., -drijvers.

Koeienmelker, M., -melkers.

Koeienstal. Zie Koestal.

Koeionneeren, koeionneerde, heeft gekoeionneerd.

Koek (gebak, enz.). Als voorwerpsnaam, M., koeken. Koekje, O.,
-jes. Als stofnaam, V.

Koekamp, M.

Koekbakker en Koekenbakker, M., -bakkers.

Koekbakkerij, V., -bakkerijen.

Koekdeeg, O.

Koekeloeren, koekeloerde, heeft gekoekeloerd.

Koekenpan, V., -pannen.

Koekhakken, hakte koek, heeft koekgehakt.

Koekoek, M., koekoeken. Koekoekje, O., -jes.

Koekoekklok, V., -klokken; -klokje, O., -jes.

Koekoeksbloem, V., -bloemen.

Koekoeksbrood, O.

Koekoekslook, O.

Koekoeksplant, V.

Koekoeksveer, V., -veeren.

Koekoekszang, M., -zangen.

Koekwinkel, M., -winkels; -winkeltje, O., -jes.

Koel, koeler, koelst.

Koelbak, M., -bakken.

Koelbalie, V., -balies.

Koelbloedig, -bloediger, -bloedigst.

Koelbloedigheid, V.

Koeldrank, M., -dranken; -drankje, O., -jes.

Koelemmer, M., -emmers.

Koelen, koelde, heeft en is gekoeld.

Koelhartig, -hartiger, -hartigst.

Koelhartigheid, V.

Koelheid, V.

Koelhuis, O., -huizen.

Koelie, M., koelies.

Koelie-ordonnantie, V., -ordonnanties.

Koeliewerk, O.

Koeling, V., koelingen.

Koelkelder, M., -kelders.

Koelketel, M., -ketels.

Koelkruik, V., -kruiken.

Koelkuip, V., -kuipen.

Koeloven, M., -ovens.

Koelpan, V., -pannen.

Koelte, V.

Koeltje, O., -jes.

Koeltjes (bijw.).

Koelvat, O., -vaten.

Koelzeil, O., -zeilen.

Koelzinnig, -zinniger, -zinnigst.

Koelzinnigheid, V.

Koelzwabber, M., -zwabbers.

Koemelk, V.

Koen, koener, koenst.

Koenheid, V.

Koepel, M., koepels. Koepeltje, O., -jes.

Koepeldak, O., -daken.

Koepelkamer, V., -kamers.

Koepelkerk, V., -kerken.

Koepokinenting, V.

Koepokstof, V.

Koer, M., koeren.

Koeren, koerde, heeft gekoerd.

Koerier, M., koeriers.

Koers, M., koersen.

Koersen, koerste, heeft gekoerst.

Koersing, V.

Koersnoteering, V., -noteeringen.

Koersverschil, O., -verschillen.

Koeskoes, V.

Koeskoesen, koeskoeste, heeft gekoeskoest.

Koest (tusschenw.).

Koestal, M., -stallen.

Koesteren, koesterde, heeft gekoesterd.

Koestering, V., koesteringen.

Koet, V., koeten. Koetje, O., -jes.

Koeteraar, M., koeteraars.

Koeteraarster, V., koeteraarsters.

Koeteren, koeterde, heeft gekoeterd.

Koeterwaal, M., koeterwalen.

Koeterwaalsch, O.

Koeterwalen, koeterwaalde, heeft gekoeterwaald.

Koets (rijtuig), V., koetsen. Koetsje, O., -jes.

Koets (bed), V.

Koetsen, koetste, heeft gekoetst.

Koetser, M., koetsers.

Koetshuis, O., -huizen.

Koetsier, M., koetsiers. Koetsiertje, O., -jes.

Koetsiersjas, V., -jassen.

Koetspaard, O., -paarden.

Koevoet, M., -voeten.

Kof, V., koffen. Kofje, O., -jes.

Koffer, M., koffers. Koffertje, O., -jes.

Kofferen, kofferde, heeft gekofferd.

Koffermaker, M., -makers.

Koffie, V.

Koffieboon, V., -boonen; -boontje, O., -jes.

Koffiebrander, M., -branders.

Koffiecultuur, V.

Koffiedik, O.

Koffiedrinken, O.

Koffiehuis, O., -huizen.

Koffiehuishouder, M., -houders.

Koffieijs, O.

Koffiekamer, V., -kamers.

Koffiekan, V., -kannen.

Koffiekleurig.

Koffiekopje, O., -kopjes.

Koffiemolen, M., -molens.

Koffieplantage, V., -plantages.

Koffiepot, M., -potten; -potje, O., -jes.

Koffiestroop, V.

Koffietafel, V.

Koffietijd, M.

Koffietrommel, V., -trommels.

Koffieuur, O.; -uurtje, O.

Koffieveiling, V., -veilingen.

Koffiewater, O.

Kog en Kogge, V., koggen.

Kogel, M., kogels. Kogeltje, O., -jes.

Kogelbaan, V., -banen.

Kogelen, kogelde, heeft gekogeld.

Kogelflesch, V., -flesschen; -fleschje, O., -jes.

Kogelregen, M., -regens.

Kogelrond.

Kogelvanger, M., -vangers.

Kogelvormig.

Kohier, O., kohieren.

Kohort, V., kohorten.

Kok, M., koks. Kokje, O., -jes.

Kokarde, V., kokardes.

Koken, kookte, heeft gekookt.

Kokendheet, -heete.

Koker (persoon), M., kokers.

Koker (voorwerp), M., kokers. Kokertje, O., -jes.

Kokerellen, kokerelde, heeft gekokereld.

Kokeren, kokerde, heeft gekokerd.

Kokerij, V., kokerijen. Kokerijtje, O., -jes.

Kokerjuffertje, O., -jes.

Kokermuilen, kokermuilde, heeft gekokermuild.

Kokhalzen, kokhalsde, heeft gekokhalsd.

Koking, V., kokingen.

Kokinje, V., kokinjes.

Kokkelen, kokkelde, heeft gekokkeld.

Kokkerd, M., kokkerds.

Kokkin, V., kokkinnen.

Kokosboom, M., -boomen; -boompje, O., -jes.

Kokosnoot, V., -noten.

Kokospalm, M., -palmen.

Kokoszeep, V.

Koksjongen, M., -jongens.

Koksmaat, M., -maats.

Kokswerk, O.

Kol (slag), M., kollen.

Kol (bles en heks), V., kollen. Kolletje, O., -jes.

Kolbak, M., kolbaks.

Kolbijl, V., -bijlen.

Kolder, M., kolders.

Kolderen, kolderde, heeft gekolderd.

Kolderig, -iger, -igst.

Kolenbak, M., -bakken.

Kolenbrander, M., -branders.

Kolendamp, M.

Kolendistrict, O., -districten.

Kolendrager, M., -dragers.

Kolenemmer, M., -emmers.

Kolenhok, O., -hokken.

Kolenkooper, M., -koopers.

Kolenmaat, V., -maten.

Kolenmagazijn, O., -magazijnen.

Kolenmeter, M., -meters.

Kolenmijn, V., -mijnen.

Kolenpakhuis, O., -pakhuizen.

Kolenschip, O., -schepen.

Kolenschop, V., -schoppen.

Kolentip, V., -tippen.

Kolenvuur, O., -vuren.

Kolenwagen, M., -wagens.

Kolenzak, M., -zakken.

Kolf, V., kolven. Kolfje, O., -jes.

Kolfbaan, V., -banen.

Kolfbal, M., -ballen.

Kolfhout, O.

Kolfspel, O.

Kolhamer, M., -hamers.

Kolibrie, M., kolibries. Kolibrietje, O., -jes.

Koliek, O. en V.

Kolk, V., kolken. Kolkje, O., -jes.

Kolken, kolkte, heeft gekolkt.

Kollebloem, V., -bloemen; -bloempje, O., -jes.

Kollen, kolde, heeft gekold.

Kolokwint, M., kolokwinten.

Kolom, V., kolommen. Kolommetje, O., -jes.

Kolomkachel, V., -kachels.

Kolonel, M., kolonels.

Kolonel-ingenieur, M., kolonels-ingenieurs.

Kolonelschap, O.

Kolonelsplaats, V., -plaatsen.

Koloniaal, koloniale.

Koloniaal, M., kolonialen.

Kolonie, V., koloniën en kolonies.

Kolonisatie, V., kolonisatiën.

Koloniseeren, koloniseerde, heeft gekoloniseerd.

Kolonist, M., kolonisten.

Koloriet, O.

Kolos, M., kolossen.

Kolossaal, kolossale.

Kolsem, M., kolsems.

Kolter, M., kolters.

Kolven, kolfde, heeft gekolfd.

Kolvenier, enz. Zie Klovenier, enz.

Kolver, M., kolvers.

Kom, V., kommen. Kommetje, O., -jes.

Komaan.

Komaf (Van hooge -), V.

Kombaars, V., kombaarzen.

Kombof, V., kombofs en komboffen.

Kombuis, V., kombuizen.

Komediant, M., komedianten.

Komediantentroep, M., -troepen.

Komedie (schouwburg), V., komedies.

Komediespel, O.

Komedievertooning, V., -vertooningen.

Komeet, V., kometen.

Komen, komt, kwam, kwamen, is gekomen.

Komfoor, O., komforen. Komfoortje, O., -jes.

Komiek, komieker, komiekst.

Komiek, M., komieken.

Komijn, M. Komijntje, O., -jes.

Komijnekaas en Komijnkaas, V., -kazen. Komijnekaasje, O., -jes.

Komkommer, V., komkommers. Komkommertje, O., -jes.

Komkommerschaaf, V., -schaven.

Komkommertijd, M.

Komma, V. en O., komma's.

Kommaliebehoefte, V., -behoeften.

Kommaliewant, O.

Kommapunt, V., -punten.

Kommer (zorg), M.

Kommer (hazendrek), V.

Kommerlijk, -lijker, -lijkst.

Kommerloos, -looze.

Kommernis, V., kommernissen.

Kommervol, -volle.

Kommies (ambtenaar bij de belastingen), M., kommiezen.

Kommiesbrood, O.

Kompas, O., kompassen. Kompasje, O., -jes.

Kompashuisje, O., -huisjes.

Kompasnaald, V., -naalden.

Komplot, O., komplotten.

Kompres, V., kompressen. Kompresje, O., -jes.

Komst, V.

Kond (- doen).

Kondschap, V., -schappen.

Kondschappen, kondschapte, heeft gekondschapt.

Kondschapper, M., -schappers.

Konfijt, O.

Konfijten, konfijtte, heeft gekonfijt.

Kongeraal, M., -alen.

Konijn, O., konijnen. Konijntje, O., -jes.

Konijnenberg, M., -bergen.

Konijnenblad, O.

Konijnenfokker, M., -fokkers.

Konijnenfokkerij, V., -fokkerijen.

Konijnenhok, O., -hokken.

Konijnenhol, O., -holen.

Konijnenjacht, V.

Konijnenpastei, V., -pasteien.

Konijnenveld, O., -velden.

Konijnevel, O., -vellen.

Koning, M., koningen. Koninkje, O., -jes.

Koningin, V., koninginnen.

Koninginnenkroon, V., -kronen.

Koningsarend, M., -arenden.

Koningschap, O.

Koningsdochter, V., -dochters.

Koningsgeel, O.

Koningsgezind.

Koningsgezindheid, V.

Koningshof, O., -hoven.

Koningskind, O., -kinderen.

Koningskroon, V., -kronen.

Koningsmantel, M., -mantels.

Koningsmoord, M., -moorden.

Koningsmoorder, M., -moorders.

Koningstijger, M., -tijgers.

Koningstroon, M., -tronen.

Koningswater, O.

Koningszeer, O.

Koningszoon, M., -zonen.

Koninklijk, -lijker, -lijkst.

Koninkrijk, O., -rijken; -rijkje, O., -jes.

Konkel (slag), M., konkels.

Konkel (persoon), V., konkels. Konkeltje, O., -jes.

Konkelaar, M., konkelaars.

Konkelaarster, V., konkelaarsters.

Konkelachtig, -achtiger, -achtigst.

Konkelboel, M.

Konkelen, konkelde, heeft gekonkeld.

Konkelhuis, O., -huizen.

Konserf, O., konserven.

Konstabel, M., konstabels.

Konstabelskamer, V., -kamers.

Konstabelsmaat, M., -maats.

Kont, V., konten. Kontje, O., -jes.

Konterfeiten, konterfeitte, heeft gekonterfeit.

Konterfeitsel, O., konterfeitsels.

Konvooi, O., konvooien.

Konvooibiljet, O., -biljetten.

Konvooilooper, M., -loopers.

Konzenielje (volksterm voor Cochenille), V.

Koog, V., kogen.

Kooi, V., kooien. Kooitje, O., -jes.

Kooien, kooide, heeft gekooid.

Kooihout, O., -houten.

Kooiker, M., kooikers.

Kook, V. (Aan de -, van de kook).

Kookboek, O., -boeken.

Kookfornuis, O., -fornuizen.

Kookgereedschap, O., -gereedschappen.

Kookhok, O., -hokken.

Kookhuis, O., -huizen.

Kookkachel, V., -kachels.

Kookketel, M., -ketels.

Kookkunst, V.

Kookmachine, V., -machines.

Kookpan, V., -pannen.

Kookpunt, O., -punten.

Kookschool, V., -scholen.

Kooksel, O., kooksels. Kookseltje, O., -jes.

Kookster, V., kooksters.

Kooktoestel, M. en O., -toestellen.

Kookvrouw, V., -vrouwen.

Kool (brandstof), V., kolen. Kooltje, O., -jes.

Kool (gewas), V., koolen. Kooltje, O., -jes.

Koolblad, O., -bladeren.

Kooldruk, M.

Koolhaas, M., -hazen.

Koolmees, V., -meezen.

Kooloxyde, O.

Koolraap, V., -rapen.

Koolsla, V.

Koolspits, V., -spitsen.

Koolstof, V.

Koolstofverbinding, V., -verbindingen.

Koolstronk, M., -stronken.

Koolteer, V.

Kooltje-vuur, O.

Koolwaterstofgas, O.

Koolzaad, O.

Koolzuur, O.

Koolzuurhoudend.

Koolzwart.

Koomenij, V., koomenijen.

Koomenijswinkel, M., -winkels.

Koon, V., koonen. Koontje, O., -jes.

Koop, M., koopen. Koopje, O., -jes.

Koopakte, V., -akten.

Koopbrief, M., -brieven.

Koopdag, M., -dagen.

Koopen, kocht, heeft gekocht.

Kooper, M., koopers.

Koopgoed, O., -goederen.

Koopgraag, -grager, -graagst.

Koophandel, M.

Kooplust, M.

Kooplustig, -lustiger, -lustigst.

Koopman, M., -lieden en -lui.

Koopmansbeurs, V., -beurzen.

Koopmansboek, O., -boeken.

Koopmansbrief, M., -brieven.

Koopmanschap, V.

Koopmansgeest, M.

Koopmanshuis, O., -huizen.

Koopmanskantoor, O., -kantoren.

Koopmansstijl, M.

Koopmanszoon, M., -zoons en -zonen.

Kooppenning, M., -penningen.

Koopprijs, M., -prijzen.

Koopstad, V., -steden.

Koopster, V., koopsters.

Koopvaarder, M., -vaarders.

Koopvaardij, V.

Koopvaardijkapitein, M., -kapiteins.

Koopvaardijschip, O., -schepen.

Koopvaardijvloot, V., -vloten.

Koopvrouw, V., -vrouwen.

Koopwaar, V., -waren.

Koopziek.

Koopzucht, V.

Koor, O., koren.

Koord (touw), V. en O., koorden. Koordje, O., -jes.

Koorddansen, O.

Koorddanser, M., -dansers.

Koorde (in de meetkunde), V., koorden.

Koordfabriek, V., -fabrieken.

Koorgestoelte, O., -gestoelten.

Koorgezang, O.

Koorhek, O., -hekken.

Koorknaap, M., -knapen.

Koorn. Zie Koren.

Koorts, V., koortsen. Koortsje, O., -jes.

Koortsachtig, -achtiger, -achtigst.

Koortsachtigheid, V.

Koortsbitter, O.

Koortsdrank, M., -dranken; -drankje, O., -jes.

Koortsgloed, M.

Koortsig, koortsiger, koortsigst.

Koortsmiddel, O., -middelen.

Koortsthermometer, M., -thermometers.

Koortsverwekkend.

Koortsvrij.

Koorzang, M.

Koorzanger, M., -zangers.

Koot, V., kooten. Kootje, O., -jes.

Kooten, kootte, heeft gekoot.

Kootspel, O.

Koozen, koosde, heeft gekoosd.

Kop (hoofd), M., koppen. Kopje, O., -jes.

Kop (beker, maat enz.), M., koppen. Kopje, O., -jes.

Kopbout, M., -bouten.

Kopek, M., kopekken.

Koper, O.

Koperachtig, -achtiger, -achtigst.

Koperdraad, O.

Koperdruk, M.

Koperen (bnw.).

Koperen, koperde, heeft gekoperd.

Kopererts, O.

Kopergeld, O.

Kopergieter, M., -gieters.

Kopergieterij, V., -gieterijen.

Kopergravure, V., -gravures.

Kopergroen, O.

Koperkleurig.

Kopermijn, V., -mijnen.

Koperroest, O.

Koperrood, O.

Koperslager, M., -slagers.

Koperslagerij, V., -slagerijen.

Kopervitriool, O.

Koperwerk, O.

Kopglas, O., -glazen; -glaasje, O., -jes.

Kopie (nabootsing), V., kopieën. Kopietje, O., -jes.

Kopieboek, O., -boeken.

Kopieeren, kopieerde, heeft gekopieerd.

Kopieerinkt, M.

Kopieermachine, V., -machines.

Kopieerpers, V., -persen.

Kopieerwerk, O.

Kopiïst, M., kopiïsten.

Kopij (handschrift voor de pers), V., kopijen.

Kopijrecht, O.

Koplaag, V., -lagen.

Koppel (band), M., koppels. Koppeltje, O., -jes.

Koppel (paar), O., koppels. Koppeltje, O., -jes.

Koppelaar, M., koppelaars.

Koppelaarster, V., koppelaarsters.

Koppelarij, V., koppelarijen.

Koppelbout, M., -bouten.

Koppelen, koppelde, heeft gekoppeld.

Koppeling, V., koppelingen.

Koppelkompas, O., -kompassen.

Koppelriem, M., -riemen.

Koppelstuk, O., -stukken.

Koppelteeken, O., -teekens.

Koppelwoord, O., -woorden.

Koppen, kopte, heeft gekopt.

Koppensneller, M., -snellers.

Kopper, M., koppers.

Kopper- en Koppertjesmaandag, M., -maandagen.

Koppig, koppiger, koppigst.

Koppigheid, V.

Kopping, V., koppingen.

Kopshout, O.

Kopstuk, O., -stukken.

Koraal (koorknaap), M., koralen.

Koraal (koorzang), O., koralen.

Koraal (stof), O.; (voorwerp), V., koralen.

Koraalbank, V., -banken.

Koraaldier, O., -dieren.

Koraalgezang, O., -gezangen.

Koraalmuziek, V.

Koraalrif, O., -riffen.

Koraalrood.

Koraalvereeniging, V., -vereenigingen.

Koralen (bnw.).

Koran, M.

Korbeel, M., korbeelen. Korbeeltje, O., -jes.

Kordaat, kordater, kordaatst.

Kordaatheid, V.

Kordelier, M., kordeliers en kordelieren.

Kordon, O., kordons.

Kordonbeugel, M., -beugels.

Koren en Koorn, O.

Koren, koorde, heeft gekoord.

Korenaar, V., -aren.

Korenbeurs, V., -beurzen.

Korenbloem, V., -bloemen.

Korendrager, M., -dragers.

Korenkooper, M., -koopers.

Korenland, O., -landen.

Korenmaat, V., -maten.

Korenmarkt, V., -markten.

Korenmolen, M., -molens.

Korenschoof, V., -schooven.

Korenschop, V., -schoppen.

Korenschuur, V., -schuren.

Korenveld, O., -velden.

Korenzolder, M., -zolders.

Korf, M., korven. Korfje, O., -jes.

Korfbal (spel), O.

Korfbalspel, O.

Korfbalwedstrijd, M., -wedstrijden.

Korhaan, M., -hanen; -haantje, O., -jes.

Korhoen, O., -hoenderen en -hoenders; -hoentje, O., -jes.

Koriander, M.

Kornak, M., kornaks.

Kornel, V.

Kornet (vaandrig), M., kornetten.

Kornet (muts), V., kornetten. Kornetje, O., -jes.

Kornis, V., kornissen.

Kornoelje, V., kornoeljes.

Kornoeljen (bnw.).

Kornuit, M., kornuiten. Kornuitje, O., -jes.

Koroester, V., -oesters.

Korporaal, M., korporaals en korporalen. Korporaaltje, O., -jes.

Korporaalsstrepen, mv.

Korps, O., korpsen.

Korre, V., korren.

Korrel, V., korrels en korrelen. Korreltje, O., -jes.

Korrelen, korrelde, is gekorreld.

Korrelig, korreliger, korreligst.

Korren (oesters vangen), korde, heeft gekord.

Korren (van duiven), korde, heeft gekord.

Korset, O., korsetten. Korsetje, O., -jes.

Korsettenmaakster, V., -maaksters.

Korsetveer, V., -veeren.

Korsetveter, M., -veters.

Korst, V., korsten. Korstje, O., -jes.

Korsten, korstte, is gekorst.

Korstig, korstiger, korstigst.

Kort, korter, kortst.

Kortademig, -ademiger, -ademigst.

Kortarmig.

Kortaf.

Kortegaard, V., kortegaarden.

Kortelas, V., kortelassen.

Kortelijk.

Korteling, M., kortelingen.

Kortelings.

Korten, kortte, heeft en is gekort.

Kortheid, V.

Kortheidshalve.

Kortijd, M.

Korting, V., kortingen.

Kortjan, O.

Kortom.

Kortooren, kortoorde, heeft gekortoord.

Kortschaaf, V., -schaven.

Kortschaven, kortschaafde, heeft gekortschaafd.

Kortsluiting, V., -sluitingen.

Kortstaart, M. en V., -staarten.

Kortstaarten, kortstaartte, heeft gekortstaart.

Kortstondig.

Kortswijl, V.

Kortvoer, O.

Kortweg.

Kortwieken, kortwiekte, heeft gekortwiekt.

Kortzichtig, -zichtiger, -zichtigst.

Kortzichtigheid, V.

Korven, korfde, heeft gekorfd.

Korvet, V., korvetten.

Korzel, korzeler, korzelst.

Korzelheid, V.

Korzelig, korzeliger, korzeligst.

Korzeligheid, V.

Kossem, M., kossems.

Kost (spijs), M., kosten. Kostje, O., -jes.

Kost (uitgaaf), M., kosten.

Kostbaar, -baarder, -baarst.

Kostbaarheid, V., -heden.

Kostelijk, -lijker, -lijkst.

Kostelijkheid, V., -heden.

Kosteloos, -looze.

Kosten, kostte, heeft gekost.

Koster, M., kosters.

Kosteres, V., kosteressen.

Kosterin, V., kosterinnen.

Kosterschap, O.

Kostershuis, O., -huizen.

Kostganger, M., -gangers.

Kostgeld, O., -gelden.

Kosthuis, O., -huizen.

Kostjongen, M., -jongens.

Kostkind, O., -kinderen.

Kostleerling, M. en V., -leerlingen.

Kostschool, V., -scholen.

Kostschoolhouder, M., -houders.

Kostschoolvriendin, V., -vriendinnen.

Kostuum, O., kostumen en kostumes. Kostuumpje, O., -jes.

Kostuumnaaister, V., -naaisters.

Kostwinning, V., -winningen.

Kot, O., kotten. Kotje, O., -jes.

Kotelet, V., koteletten. Koteletje, O., -jes.

Koteren, koterde, heeft gekoterd.

Kotsen, kotste, heeft gekotst.

Kotter, M., kotters. Kottertje, O., -jes.

Koubeitel, M., -beitels.

Koud, kouder, koudst.

Koudbloedig.

Koudbros, -brosse.

Koude en Kou, V.

Koudekeuken, V.

Koudeschaal, V.

Koudheid, V.

Koudjes.

Koudvuur, O.

Koudwaterinrichting, V., -inrichtingen.

Koukleum, M. en V., -kleumen en -kleums.

Kous, V., kousen. Kousje, O., -jes.

Kouseband, M., -banden.

Kousenbreien, O.

Kousenkooper, M., -koopers.

Kousenwever, M., -wevers.

Kousenwinkel, M., -winkels.

Kousjesbrander, M., -branders.

Kout, M.

Kouten, koutte, heeft gekout.

Kouter (ploegmes), O., kouters.

Kouw, V., kouwen. Kouwtje, O., -jes.

Kouwelijk, -lijker, -lijkst.

Kouwelijkheid, V.

Kozak, M., Kozakken.

Kozakjesdag, M.

Kozijn, O., kozijnen. Kozijntje, O., -jes.

Kraag, M., kragen. Kraagje, O., -jes.

Kraagmantel, M., -mantels.

Kraai (vaartuig), V., kraaien.

Kraai (vogel), V., kraaien. Kraaitje, O., -jes.

Kraaien, kraaide, heeft gekraaid.

Kraaienmarsch, M.

Kraaiennest, O., -nesten.

Kraaienoog, O., -oogen.

Kraaier, M., kraaiers.

Kraak (krak), M.

Kraak (vaartuig), V., kraken.

Kraakamandel, V., -amandels.

Kraakbeen, O., -beenderen; -beentje, O., -jes.

Kraakbes, V., -bessen.

Kraakporselein, O.

Kraakzindelijk.

Kraal (koraal), V., kralen. Kraaltje, O., -jes.

Kraal (perk en gehucht), V., kralen.

Kraam (tent), V., kramen. Kraampje, O., -jes.

Kraam (bevalling), V.

Kraambed, O., -bedden.

Kraambezoek, O., -bezoeken.

Kraamheer, M., -heeren.

Kraamkamer, V., -kamers.

Kraamkind, O., -kinderen.

Kraamschut, O., -schutten.

Kraamster, V., kraamsters.

Kraamvisite, V., -visites.

Kraamvrouw, V., -vrouwen.

Kraamvrouwenkoorts, V.

Kraan (kraanvogel), M., kranen.

Kraan (persoon), M. en V., kranen.

Kraan (tap en hijschtuig), V., kranen. Kraantje, O., -jes.

Kraanbalk, M., -balken.

Kraanbalksgewijze.

Kraanboom, M., -boomen.

Kraandraaier, M., -draaiers.

Kraanoog, O., -oogen.

Kraanoogen, kraanoogde, heeft gekraanoogd.

Kraanvogel, M., -vogels.

Krab (krauw), V., krabben. Krabje, O., -jes.

Krab en Krabbe (schaaldier), V., krabben. Krabbetje, O., -jes.

Krabbedieven, krabbediefde, heeft gekrabbediefd.

Krabbedieverij, V.

Krabbel, V., krabbels.

Krabbelaar, M., krabbelaars.

Krabbelen, krabbelde, heeft gekrabbeld.

Krabbelig, krabbeliger, krabbeligst.

Krabbeling, V., krabbelingen.

Krabbelschrift, O.

Krabbelvuisten, krabbelvuistte, heeft gekrabbelvuist.

Krabben, krabde, heeft gekrabd.

Krabbeneter, M., -eters.

Krabber, M., krabbers.

Krabsel, O., krabsels.

Kracht, V., krachten.

Krachtdadig, -dadiger, -dadigst.

Krachtdadigheid, V.

Krachteloos, -loozer, -loost.

Krachteloosheid, V.

Krachtens.

Krachtig, krachtiger, krachtigst.

Krachtkabel, M., -kabels.

Krachtmeter, M., -meters.

Krachtsinspanning, V.

Krachtsoefening, V., -oefeningen.

Kraf. Zie Karaf.

Krak, M., krakken. Krakje, O., -jes.

Krak (tusschenw.).

Krakeel, O., krakeelen. Krakeeltje, O., -jes.

Krakeelen, krakeelde, heeft gekrakeeld.

Krakeeler, M., krakeelers.

Krakeelziek, -zieker, -ziekst.

Krakeelzucht, V.

Krakeling, M., krakelingen. Krakelingetje, O., -jes.

Krakelingentrommel, V., -trommels.

Kraken, kraakte, heeft gekraakt.

Kraker, M., krakers.

Kraking, V., krakingen.

Krakken, krakte, heeft en is gekrakt.

Kram, V., krammen. Krammetje, O., -jes.

Kramen, kraamde, heeft gekraamd.

Kramer, M., kramers.

Kramerij, V., kramerijen.

Kramerskans, V.

Krammat, V., -matten.

Krammen, kramde, heeft gekramd.

Krammer, M., krammers.

Kramming, V., krammingen.

Kramp, V., krampen, Krampje, O., -jes.

Krampachtig, -achtiger, -achtigst.

Krampachtigheid, V.

Kramphoest, M.

Kramwerk, O., -werken.

Kranen, kraande, heeft gekraand.

Kranig, kraniger, kranigst.

Kranigheid, V.

Krank, kranker, krankst.

Kranke, M. en V., kranken.

Krankheid, V., -heden.

Krankte, V.

Krankzinnig, -zinniger, -zinnigst.

Krankzinnigengesticht, O., -gestichten.

Krankzinnigenhuis, O., -huizen.

Krankzinnigheid, V.

Krans, M., kransen. Kransje, O., -jes.

Kransen, kranste, heeft gekranst.

Krant en Courant (zoo ook in de samenstellingen), V., kranten. Krantje,
O., -jes.

Krantenbericht, O., -berichten.

Krantendrukkerij, V., -drukkerijen.

Krantenjongen, M., -jongens.

Krantenman, M., -mannen.

Krantennieuws, O.

Krantenombrenger, M., -ombrengers.

Krantenschrijver, M., -schrijvers.

Krantenstijl, M.

Krantenvrouw, V., -vrouwen.

Krap (meekrap), V.

Krap (kram aan een boek), V., krappen. Krapje, O., -jes.

Krap (varkensrib), V., krappen. Krapje, O., -jes.

Krap (bijw.).

Krapjes.

Krapschuitswijze en -wijs.

Kras (schrap), V., krassen. Krasje, O., -jes.

Kras, krasser.

Kras (Bij kris en kras).

Kras (tusschenw.).

Krasheid, V.

Krassen, kraste, heeft gekrast.

Krasser, M., krassers.

Krat, O., kratten. Kratje, O., -jes.

Krater, M., kraters.

Krates, M., kratessen.

Kraton, M., kratons.

Krauw, V., krauwen. Krauwtje, O., -jes.

Krauwel, M., krauwels.

Krauwen, krauwde, heelt gekrauwd.

Kreatuur, O., kreaturen. Kreatuurtje, O., -jes.

Kreb. Zie Krib.

Krediet (vertrouwen, enz.), O., kredieten.

Kredietbank, V., -banken.

Kredietbrief, M., -brieven.

Kredietinstelling, V., -instellingen.

Kredietvereeniging, V., -vereenigingen.

Kredietwet, V., -wetten.

Kreeft, M., kreeften. Kreeftje, O., -jes.

Kreeftengang, M.

Kreeftensla, V.

Kreeftskeerkring, M.

Kreeftsoog, O., -oogen.

Kreeftsschaar, V., -scharen.

Kreek, V., kreken. Kreekje, O., -jes.

Kreel, V., kreelen. Kreeltje, O., -jes.

Kreelen, kreelde, heeft gekreeld.

Kreet, M., kreten.

Kregel, kregeler, kregelst.

Kregelheid, V.

Kregelig, kregeliger, kregeligst.

Kregeligheid, V.

Kregelkop, M. en V., -koppen.

Kreits, M., kreitsen.

Krek.

Krekel, M., krekels. Krekeltje, O., -jes.

Kreng, O., krengen.

Krengen, krengde, heeft gekrengd.

Krenken, krenkte, heeft gekrenkt.

Krenking, V., krenkingen.

Krent, V., krenten. Krentje, O., -jes.

Krenteboom, M., -boomen.

Krentenbaard, M., -baarden.

Krentenbol, M., -bollen; -bolletje, O., -jes.

Krentenbrood, O., -brooden; -broodje, O., -jes.

Krentenkakker, M., -kakkers.

Krentenkoek, M., -koeken; -koekje, O., -jes.

Krenterig, krenteriger, krenterigst.

Krenterigheid, V.

Krepijzer, O., -ijzers.

Kreppen, krepte, heeft gekrept.

Kreuk, V., kreuken. Kreukje, O., -jes.

Kreukel, V., kreukels. Kreukeltje, O., -jes.

Kreukelen, kreukelde, heeft en is gekreukeld.

Kreukelig, kreukeliger, kreukeligst.

Kreuken, kreukte, heeft en is gekreukt.

Kreuking, V., kreukingen.

Kreunen, kreunde, heeft gekreund.

Kreupel, kreupeler, kreupelst.

Kreupelbosch, O., -bosschen.

Kreupele, M. en V., kreupelen.

Kreupelhout, O.

Kreus, V., kreuzen.

Krevel, V.

Krevelen, krevelde, heeft gekreveld.

Kreveling, V., krevelingen.

Krevelkruid, O.

Krevelzaad, O.

Krib en Kribbe, V., kribben. Kribje en kribbetje, O., -jes.

Krib (kribbige vrouw), V., kribben.

Kribbebijter, M., -bijters.

Kribbebijtster, V., -bijtsters.

Kribbekat, V., -katten; -katje, O., -jes.

Kribbelen, kribbelde, heeft gekribbeld.

Kribben, kribde, heeft gekribd.

Kribberij, V., kribberijen.

Kribbig, kribbiger, kribbigst.

Kribbigheid, V.

Kriebelen, kriebelde, heeft gekriebeld.

Kriebelig, kriebeliger, kriebeligst.

Kriebelschrift, O.

Kriek (krekel), V., krieken. Kriekje, O., -jes.

Kriek (zwarte kers), V., krieken. Kriekje, O., -jes.

Kriekeboom, M., -boomen; -boompje, O., -jes.

Kriekelaar, M., kriekelaars.

Krieken (piepen), kriekte, heeft gekriekt.

Krieken (van den dag), O.

Kriekentijd, M.

Kriel (persoon), M. en V., krielen. Krieltje, O., -jes.

Kriel (mand), V., krielen.

Kriel (klein goed), O.

Kriel, krieler, krielst.

Krielen, krielde, heeft gekrield.

Krielhaan, M., -hanen; -haantje, O., -jes.

Krielheid, V.

Krielhen, V., -hennen; -hennetje, O., -jee.

Krielkip, V., -kippen; -kippetje, O., -jes.

Kriemelen, kriemelde, heeft gekriemeld.

Kriemelig, kriemeliger, kriemeligst.

Krieuwel, V.

Krieuwelen, krieuwelde, heeft gekrieuweld.

Krieuwelig, krieuweliger, krieuweligst.

Krieuweling, V., krieuwelingen.

Krieuwen, krieuwde, heeft gekrieuwd.

Kriezel, V., kriezels. Kriezeltje, O., -jes.

Kriezelen, kriezelde, heeft gekriezeld.

Krijg, M.

Krijgen (ontvangen), kreeg, kregen, heeft gekregen.

Krijgen (oorlogen), krijgde, heeft gekrijgd.

Krijger, M., krijgers.

Krijgertje, O. (- spelen).

Krijgsartikel, O., -artikels en -artikelen.

Krijgsbanier, V., -banieren.

Krijgsbedrijf, O., -bedrijven.

Krijgsbehoefte, V., -behoeften.

Krijgsbeleid, O.

Krijgsbende, V., -benden.

Krijgsbewind, O.

Krijgsdaad, V., -daden.

Krijgsdeugd, V., -deugden.

Krijgsdienst, M.

Krijgseer, V.

Krijgsgebruik, O., -gebruiken.

Krijgsberoep, O.

Krijgsgeschiedenis, V.

Krijgsgevangene, M., -gevangenen.

Krijgsgeweld, O.

Krijgsgod, M.

Krijgshaftig, -haftiger, -haftigst.

Krijgshaftigheid, V.

Krijgsheld, M., -helden.

Krijgshoofd, O., -hoofden.

Krijgskans, V., -kansen.

Krijgskas, V., -kassen.

Krijgsklaroen, V., -klaroenen.

Krijgsknecht, M., -knechten.

Krijgskunde, V.

Krijgskundig.

Krijgskunst, V.

Krijgslied, O., -liederen.

Krijgslist, V., -listen.

Krijgsmacht, V.

Krijgsmakker, M., -makkers.

Krijgsman, M., -lieden.

Krijgsmanseer, V.

Krijgsmansstand, M.

Krijgsmuziek, V.

Krijgsorde, V.

Krijgsordening, V., -ordeningen.

Krijgsoverste, M., -oversten.

Krijgsplicht, M., -plichten.

Krijgsraad, M., -raden.

Krijgsrecht, O.

Krijgsroem, M.

Krijgsrumoer, M.

Krijgsschool, V., -scholen.

Krijgstocht, M., -tochten.

Krijgstoerusting, V., -toerustingen.

Krijgstrompet, V., -trompetten.

Krijgstucht, V.

Krijgsverrichting, V., -verrichtingen.

Krijgsvolk, O.

Krijgsvoorraad, M.

Krijgswet, V., -wetten.

Krijgswetenschap, V., -wetenschappen.

Krijgswezen, O.

Krijgszaak, V., -zaken.

Krijgzuchtig, -zuchtiger, -zuchtigst.

Krijsch, M., krijschen.

Krijschen, kreesch, kreschen, heeft gekreschen; ook krijschte,
heeft gekrijscht.

Krijt (stof), O. Krijtje, O., -jes.

Krijt (strijdperk), O.

Krijtachtig, -achtiger; -achtigst.

Krijtberg, M., -bergen.

Krijten, kreet, kreten, heeft gekreten.

Krijtend, krijtender, krijtendst.

Krijter, M., krijters. Krijtertje, O., -jes.

Krijthouder, M., -houders.

Krijtmolen, M., -molens. v

Krijtrots, V., -rotsen.

Krijtstreep, V., -strepen; -streepje, O., -jes.

Krijtwit.

Krijzeltanden, krijzeltandde, heeft gekrijzeltand.

Krik (tusschenw.).

Krikkemik, V., -mikken.

Krikkrakken, krikkrakte, heeft gekrikkrakt.

Krim, V.

Krimp, V.

Krimp (bnw.).

Krimpen, kromp, heeft en is gekrompen.

Krimperd, M., krimperds.

Krimping, V., krimpingen.

Krimpkabeljauw, V.

Krimpschol, V.

Krimpvisch, V.

Krimpvrij.

Krimpzalm, V.

Kring, M., kringen. Kringetje, O., -jes.

Kringelen, kringelde, heeft gekringeld.

Kringloop, M.

Kringswijze en -wijs.

Kringvormig.

Krinkel, M., krinkels. Krinkeltje, O., -jes.

Krinkelen, krinkelde, heeft en is gekrinkeld.

Krinkeling, V., krinkelingen.

Krioelen, krioelde, heeft gekrioeld.

Krip, O.

Krippen (bnw.).

Kris (dolk), V., krissen. Krisje, O., -jes.

Kris. (Bij kris en kras).

Krissen, kriste, heeft gekrist.

Kristal, O., kristallen.

Kristalhelder.

Kristallen (bnw.).

Kristallig.

Kristallijn, O.

Kristallijnen (bnw.).

Kristallisatie, V., kristallisatiën.

Kristalliseeren, kristalliseerde, is gekristalliseerd.

Kristalwater, O.

Kritiek (hachelijk), kritieker, kritiekst.

Krocht, V., krochten.

Krodde, V.

Kroeg, V., kroegen. Kroegje, O., -jes.

Kroegen, kroegde, heeft gekroegd.

Kroeghouder, M., -houders.

Kroeglooper, M., -loopers.

Kroep, V.

Kroes, M., kroezen. Kroesje, O., -jes.

Kroes, kroezer.

Kroeskop (kroeshoofd), M., -koppen.

Kroeskop (persoon), M., -koppen.

Kroezen, kroesde, heeft en is gekroesd.

Krok, V., krokken.

Kroken, krookte, heeft gekrookt.

Krokodil, M., krokodillen. Krokodilletje, O., -jes.

Krokodillentranen (mv.), M.

Krokus, M., krokussen. Krokusje, O., -jes.

Krol, O., krollen.

Krollen, krolde, heeft gekrold.

Krollig, krolliger, krolligst.

Krolsch (bnw.), krolscher, meest krolsch.

Krolschheid, V.

Krom, krommer, kromst.

Krombeen, M. en V., -beenen.

Krombek (boon), M., -bekken.

Kromhals (persoon), M. en V., -halzen.

Kromhals (retort), V., -halzen.

Kromhals (plant), V.

Kromheid, V.

Kromhout, O., -houten.

Kromliggen, lag krom, lagen krom, heeft kromgelegen.

Kromloopen, liep krom, is kromgeloopen.

Kromme, V., krommen.

Krommen, kromde, heeft en is gekromd.

Krommer, M., krommers.

Kromming, V., krommingen.

Kromneus, M. en V., -neuzen.

Kromsluiten, sloot krom, sloten krom heeft kromgesloten.

Kromspreken, O.

Kromstaart, M., -staarten.

Kromstaf, M., -staven.

Kromsteven, V., -stevens.

Kromte, V., kromten.

Kromtevlak, O., -vlakken.

Kromtrekken, trok krom, trokken krom, is kromgetrokken.

Kromvoet, M. en V., -voeten.

Kronen, kroonde, heeft gekroond.

Kronengoud, O.

Kroniek, V., kronieken. Kroniekje, O., -jes.

Kroniekachtig, -achtiger, -achtigst.

Kroniekschrijver, M., -schrijvers.

Kroning, V., kroningen.

Kroningsfeest, O., -feesten.

Kroningsplechtigheid, V., -heden.

Kronkel, M., kronkels. Kronkeltje, O., -jes.

Kronkelbocht, V., -bochten.

Kronkelen, kronkelde, heeft en is gekronkeld.

Kronkelig, kronkeliger, kronkeligst.

Kronkeling, V., kronkelingen.

Kronkelpad, O., -paden; -paadje, O.; -jes.

Kronkelweg, M., -wegen; -wegje, O., -jes.

Kroon, V., kronen. Kroontje, O., -jes.

Kroonbalk, M., -balken.

Kroondomein, O., -domeinen.

Kroonlijst, V., -lijsten.

Kroonprins, M., -prinsen.

Kroonprinses. V., -prinsessen.

Kroontjeskruid, O.

Kroos, O.

Kroos (kuipersterm), V., krozen.

Kroosje (pruim), O., -jes.

Kroost, O.

Kroot, V., kroten. Krootje, O., -jes.

Krop (voormaag en gezwel), M., kroppen. Kropje, O., -jes.

Krop (salade), V., kroppen. Kropje, O., -jes.

Krop (meel), O.

Kropader, V., -aderen.

Kropbrood, O.

Kropgans, V., -ganzen.

Kropgezwel, O., -gezwellen.

Kroppen, kropte, heeft en is gekropt.

Kroppig, kroppiger, kroppigst.

Kropsla, V.

Krot, O., krotten. Krotje, O., -jes.

Krotenstroop, V.

Krotensuiker, V.

Krotten, krotte, heeft gekrot.

Krozen, kroosde, heeft gekroosd.

Kruchen, kruchte, heeft gekrucht.

Kruid (gewas), O., kruiden. Kruidje, O., -jes.

Kruidachtig.

Kruidboek, O., -boeken.

Kruiden, kruidde, heeft gekruid.

Kruidenazijn, M.

Kruidenier, M., kruideniers.

Kruideniersvak, O.

Kruidenierswaren (mv.), V.

Kruidenierswinkel, M., -winkels.

Kruidenthee, V.

Kruidenwijn, M.

Kruiderij, V., kruiderijen.

Kruidig, kruidiger, kruidigst.

Kruidigheid, V.

Kruidje-roer-mij-niet, O.

Kruidkaas, V.

Kruidkoek, M., -koeken.

Kruidkunde, V.

Kruidkundige, M., -kundigen.

Kruidnagel, M., -nagels; -nageltje, O., -jes.

Kruidnoot, V., -noten; -nootje, O., -jes.

Kruidtuin, M., -tuinen.

Kruien, krooi, krooien, heeft gekrooien; ook kruide, heeft gekruid.

Kruier, M., kruiers.

Kruiersloon, O., -loonen.

Kruierswerk, O.

Kruiing, V., kruiingen.

Kruik, V., kruiken. Kruikje, O., -jes.

Kruikeblad, O., -bladen en -bladeren.

Kruiken, kruikte, heeft gekruikt.

Kruil, V.

Kruilen, kruilde, heeft gekruild.

Kruiling, M., kruilingen en kruilings.

Kruiloon, O., -loonen.

Kruim, V., kruimen. Kruimpje, O., -jes.

Kruimel, V., kruimels en kruimelen. Kruimeltje, O., -jes.

Kruimelaar, M., kruimelaars.

Kruimelen, kruimelde, heeft en is gekruimeld.

Kruimelig, kruimeliger, kruimeligst.

Kruimeling, V., kruimelingen.

Kruimen, kruimde, is gekruimd.

Kruimig, kruimiger, kruimigst.

Kruin, V., kruinen. Kruintje, O., -jes.

Kruinpunt, O.

Kruipelings.

Kruipen, kroop, kropen, heeft en is gekropen.

Kruipend, kruipender, kruipendst.

Kruiper, M., kruipers. Kruipertje, O., -jes.

Kruiperwt, V., -erwten.

Kruiphaantje, O., -jes.

Kruiphennetje, O., -jes.

Kruiphol, O., -holen.

Kruipwilg, M., -wilgen.

Kruis, O., kruisen. Kruisje, O., -jes.

Kruisband, M., -banden.

Kruisbanier, V.

Kruisberg, M.

Kruisbes, V., -bessen.

Kruisbesseboom, M., -boomen.

Kruisbezie, V., -beziën.

Kruisbloem, V.

Kruisboog, M., -bogen.

Kruisdag, M., -dagen.

Kruisdood, M.

Kruisdrager, M., -dragers.

Kruiselings.

Kruisen, kruiste, heeft gekruist.

Kruiser, M., kruisers.

Kruisgang, M.

Kruisgebed, O., -gebeden.

Kruisgewelf, O., -gewelven.

Kruisheer, M., -heeren.

Kruisheuvel, M., -heuvels.

Kruishout, O., -houten.

Kruisigen, kruisigde, heeft gekruisigd.

Kruisiging, V., kruisigingen.

Kruising, V., kruisingen.

Kruisjassen, kruisjaste, heeft gekruisjast.

Kruiskerk, V., -kerken.

Kruiskozijn, O., -kozijnen.

Kruisnet, O., -netten.

Kruispaal, M., -palen.

Kruisra, V., -raas.

Kruisraam, O., -ramen.

Kruissteek, M., -steken.

Kruisstraat, V., -straten.

Kruisstraf, V.

Kruisteeken, O., -teekens.

Kruistocht, M., -tochten.

Kruisvaarder, M., -vaarders.

Kruisverband, O., -verbanden.

Kruisverheffing, V.

Kruisvinding, V.

Kruisvormig.

Kruisvuur, O.

Kruisweg, M., -wegen.

Kruiswijze en -wijs.

Kruiswoord, O., -woorden.

Kruiszeil, O., -zeilen.

Kruit (poeder), O.

Kruitdamp, M.

Kruithoorn, M., -hoorns.

Kruitkamer, V., -kamers.

Kruitmagazijn, O., -magazijnen.

Kruitmolen, M., -molens.

Kruitouw, O., -touwen.

Kruittoren, M., -torens.

Kruitwagen, M., -wagens.

Kruiven, kruifde, heeft gekruifd.

Kruiwagen, M., -wagens; -wagentje, O., -jes.

Kruizeel, O., -zeelen.

Kruizemunt, V.

Kruk (persoon), M., krukken.

Kruk (voorwerp), V., krukken. Krukje, O., -jes.

Krukas, V., -assen.

Krukken, krukte, heeft gekrukt.

Krukkig, krukkiger, krukkigst.

Krul, V., krullen. Krulletje, O., -jes.

Krulhaar, O.

Krulhond, M., -honden.

Krulijzer, O., -ijzers.

Krulkop en Krullekop (hoofd), M., -koppen.

Krulkop en Krullekop (persoon), M. en V., -koppen.

Krullebol (hoofd), M., -bollen.

Krullebol (persoon), M. en V., -bollen.

Krullen, krulde, heeft gekruld.

Krullenjongen, M., -jongens.

Krullenmand, V., -manden.

Krullig, krulliger, krulligst.

Krulling, V.

Krulloot, V., en Krullot, O.; krulloten.

Krullotenziekte, V.

Krulsalade, V.

Krultabak, V.

Krultang, V., -tangen.

Kub en Kubbe, V., kubben. Kubje en kubbetje, O., -jes.

Kubboot, V., -booten.

Kubiek, kubieke.

Kubiekgetal, O., -getallen.

Kubiekwortel, M., -wortels.

Kuch (hoest), V. Kuchje, O., -jes.

Kuch (kommiesbrood), O.

Kuchen, kuchte, heeft gekucht.

Kudde, V., kudden. Kuddetje, O., -jes; ook kuddeken en kuddeke, O.,
kuddekens en kuddekes.

Kuf, V., kuffen. Kufje, O., -jes.

Kuier, M. Kuiertje, O., -jes.

Kuieren, kuierde, heeft en is gekuierd.

Kuif, V., kuiven. Kuifje, O., -jes.

Kuifmuts, V., -mutsen.

Kuifpootig.

Kuiken. Zie Kieken.

Kuil, M., kuilen. Kuiltje, O., -jes.

Kuildek, O., -dekken.

Kuilen, kuilde, heeft gekuild.

Kuilkorvet, V., -korvetten.

Kuip, V., kuipen. Kuipje, O., -jes.

Kuipen, kuipte, heeft gekuipt.

Kuiper, M., kuipers.

Kuiperij, V., kuiperijen. Kuiperijtje, O., -jes.

Kuipersambacht, O.

Kuipersboor, V., -boren.

Kuipersdissel, M., -dissels.

Kuipershaak, M., -haken.

Kuiperswinkel, M., -winkels.

Kuiphout, O.

Kuiploon, O., -loonen.

Kuis, V., kuizen.

Kuisch, kuischer, meest kuisch.

Kuischboom, M., -boomen.

Kuischen, kuischte, heeft gekuischt.

Kuischheid, V.

Kuischmolen, M., -molens.

Kuit (lichaamsdeel), V., kuiten. Kuitje, O., -jes.

Kuit (zaad van een visch), V., kuiten. Kuitje, O., -jes.

Kuitbeen, O.

Kuitendekker, M., -dekkers.

Kuitenflikker, M., -flikkers.

Kuiter, V., kuiters.

Kul, V., kullen.

Kulas, V. kulassen.

Kullage, V.

Kullekenskruid, O.

Kullen, kulde, heeft gekuld.

Kunde, V.

Kundig, kundiger, kundigst.

Kundigheid, V., -heden.

Kunne, V.

Kunnen, kan, kunnen, konde of kon, gij kondt, konden of konnen,
heeft gekund.

Kunst, V., kunsten. Kunstje, O., -jes.

Kunstbeen, O., -beenen.

Kunstbeschouwing, V., -beschouwingen.

Kunstbewerking, V., -bewerkingen.

Kunstbloem, V., -bloemen.

Kunstboter, V.

Kunstdraaier, M., -draaiers.

Kunsteloos, -loozer, -loost.

Kunstenaar, M., kunstenaars en kunstenaren.

Kunstenaarsloopbaan, V.

Kunstenares, V., kunstenaressen.

Kunstenarij, V., kunstenarijen.

Kunstenmaker, M., -makers.

Kunstgenoot, M., -genooten.

Kunstgeschiedenis, V.

Kunstgevoel, O.

Kunstgewrocht, O., -gewrochten.

Kunstgreep, M., -grepen.

Kunsthandel, M.

Kunstig, kunstiger, kunstigst.

Kunstigheid, V.

Kunstkenner, M., -kenners.

Kunstkooper, M., -koopers.

Kunstlicht, O.

Kunstliefde, V.

Kunstlievend, -lievender, -lievendst.

Kunstmatig, -matiger, -matigst.

Kunstmest, M.

Kunstmiddel, O., -middelen.

Kunstnaaldwerk, O.

Kunstnijverheid, V.

Kunstoog, O., -oogen.

Kunstproduct, O., -producten.

Kunstreis, V., -reizen.

Kunstschilder, M., -schilders.

Kunststuk, O., -stukken; -stukje, O. -jes.

Kunsttand, M., -tanden.

Kunstterm, M., -termen.

Kunsttheorie, V., -theorieën.

Kunstvaardig, -vaardiger, -vaardigst.

Kunstvaardigheid, V.

Kunstverzameling, V., -verzamelingen.

Kunstwerk, O., -werken.

Kuras, O., kurassen.

Kurassier, M., kurassiers.

Kurassiershelm, M., -helmen.

Kuren, kuurde, heeft gekuurd.

Kurenmaker, M., -makers.

Kurk (stof), O., (voorwerp), V., kurken. Kurkje, O., -jes.

Kurkegeld, O.

Kurkeik, M., -eiken.

Kurken (bnw.).

Kurkenmandje, O., -jes.

Kurketang, V., -tangen.

Kurketrekker, M., -trekkers.

Kurkuma, V.

Kus, M., kussen. Kusje, O., -jes.

Kushandje, O., -jes.

Kussen, O., kussens. Kussentje, O., -jes.

Kussen, kuste, heeft gekust.

Kussenblok, O., -blokken.

Kussensloop, V., -sloopen.

Kust (oever), V., kusten.

Kust (verkiezing), V.

Kustbatterij, V., -batterijen.

Kustbewoner, M., -bewoners.

Kustboot, V., -booten.

Kusting, V., kustingen.

Kustingbrief, M., -brieven.

Kustlijn, V., -lijnen.

Kustontwikkeling, V.

Kustplaats, V., -plaatsen.

Kustvaarder, M., -vaarders.

Kustverdediging, V.

Kut, V., kutten.

Kuur, V., kuren. Kuurtje, O., -jes.

Kwaad, kwader, kwaadst; ook erger, ergst.

Kwaad, O.

Kwaadaardig, -aardiger, -aardigst.

Kwaadaardigheid, V.

Kwaadheid, V.

Kwaadsappig, -sappiger, -sappigst.

Kwaadsappigheid, V.

Kwaadschiks.

Kwaadspreekster, V., -spreeksters.

Kwaadspreken, sprak kwaad, spraken kwaad, heeft kwaadgesproken.

Kwaadsprekend, -sprekender, -sprekendst.

Kwaadsprekendheid, V.

Kwaadspreker, M., -sprekers.

Kwaadwillig, -williger, -willigst.

Kwaadwilligheid, V.

Kwaal, V., kwalen. Kwaaltje, O., -jes.

Kwab en Kwabbe, V., kwabben. Kwabbetje, O., -jes.

Kwabbig, kwabbiger, kwabbigst.

Kwajongen, M., kwajongens.

Kwajongensachtig, -achtiger, -achtigst.

Kwajongensstreek, M., -streken.

Kwak, M., kwakken. Kwakje, O., -jes.

Kwaken, kwaakte, heeft gekwaakt.

Kwaker, M., kwakers.

Kwakerskerk, V., -kerken.

Kwakkel, M., kwakkels en kwakkelen. Kwakkeltje, O., -jes.

Kwakkelaar, M., kwakkelaars.

Kwakkelen, kwakkelde, heeft gekwakkeld.

Kwakkelwinter, M., -winters.

Kwakkelziekte, V.

Kwakken, kwakte, heeft gekwakt.

Kwakzalven, kwakzalfde, heeft gekwakzalfd.

Kwakzalver, M., -zalvers.

Kwakzalverij, V., -zalverijen.

Kwakzalversmiddel, O., -middelen; -middeltje, O., -jes.

Kwal, V., kwallen.

Kwalie, V., kwaliën en kwalies.

Kwalijk.

Kwalijkheid, V.

Kwalm, M.

Kwalmen, kwalmde, heeft gekwalmd.

Kwalster, M., kwalsters. Kwalstertje, O., -jes.

Kwanselaar, M., kwanselaars.

Kwanselarij, V., kwanselarijen.

Kwanselen, kwanselde, heeft gekwanseld.

Kwanseling, V., kwanselingen.

Kwansuis.

Kwant, M., kwanten. Kwantje, O., -jes.

Kwapsch, kwapscher.

Kwarrel, M., kwarrels. Kwarreltje, O., -jes.

Kwarrelig, kwarreliger, kwarreligst.

Kwart, O., kwarten. Kwartje, O., -jes.

Kwartaal, O., kwartalen.

Kwartaalstaat, M., -staten.

Kwartanker, O., -ankers; -ankertje, O., -jes.

Kwartel, M., kwartels. Kwarteltje, O., -jes.

Kwartgulden, M., -guldens.

Kwartier, O., kwartieren. Kwartiertje, O., -jes.

Kwartierboom, M., -boomen.

Kwartiermaker, M., -makers; -makertje, O., -jes.

Kwartiermeester, M., -meesters.

Kwartiermuts, V., -mutsen; -mutsje, O., -jes.

Kwartiersvergadering, V., -vergaderingen.

Kwartierziek.

Kwartijn, M., kwartijnen.

Kwartjesvinder, M., -vinders.

Kwartnoot, V., -noten.

Kwartrond, O., -ronden.

Kwartrust, V., -rusten.

Kwarts, O., kwartsen.

Kwartsachtig.

Kwassiehout, O.

Kwast (voorwerp en persoon), M., kwasten. Kwastje, O., -jes.

Kwast (drank), V., kwasten.

Kwasterig, kwasteriger, kwasterigst.

Kwasterigheid, V.

Kwastig, kwastiger, kwastigst.

Kwastlepel, M., -lepels.

Kwee, V., kweeën. Kweetje, O., -jes.

Kweeappel, M., -appels en -appelen.

Kweek, V.

Kweekeling, M. en V., kweekelingen. V., ook kweekelinge.

Kweeken, kweekte, heeft gekweekt.

Kweeker, M., kweekers.

Kweekerij, V., kweekerijen.

Kweekgras, O.

Kweekhof, M., -hoven.

Kweeking, V., kweekingen.

Kweekplaats, V., -plaatsen.

Kweekschool, V., -scholen.

Kweekster, V., kweeksters.

Kweektuin, M., -tuinen.

Kweelen (zingen), kweelde, heeft gekweeld.

Kween, V., kwenen.

Kweepeer, V., -peren.

Kweern, V., kweernen. Kweerntje, O., -jes.

Kweesten, kweestte, heeft gekweest.

Kweken en Kwekken. Zie Kwaken.

Kwel, V.

Kweldam, M., -dammen.

Kwelder, V., kwelders.

Kweldergras, O.

Kweldijk, M., -dijken.

Kwelduivel, M., -duivels.

Kwelgeest, M., -geesten.

Kwellage, V., kwellages.

Kwellen, kwelde, heeft gekweld.

Kweller, M., kwellers.

Kwelling, V., kwellingen.

Kwelwater, O.

Kwelziek, -zieker, -ziekst.

Kwelzucht, V.

Kwendel (wilde tijm), V.

Kwestie, V., kwesties. Zie ook Quaestie.

Kwets, V., kwetsen. Kwetsje, O., -jes.

Kwetsbaar, -baarder, -baarst.

Kwetsbaarheid, V.

Kwetsen, kwetste, heeft gekwetst.

Kwetsing, V., kwetsingen.

Kwetsuur, V., kwetsuren. Kwetsuurtje, O., -jes.

Kwetteraar, M., kwetteraars.

Kwetteren, kwetterde, heeft gekwetterd.

Kwezel, V., kwezels. Kwezeltje, O., -jes.

Kwezelaar, M., kwezelaars en kwezelaren.

Kwezelaarster, V., kwezelaarsters.

Kwezelachtig, -achtiger, -achtigst.

Kwezelarij, V., kwezelarijen.

Kwezelen, kwezelde, heeft gekwezeld.

Kwibus, M., kwibussen. Kwibusje, O., -jes.

Kwidam, M., kwidams.

Kwijl, V.

Kwijlbaard, M., -baarden.

Kwijlbab, V., -babben; -babje, O., -jes.

Kwijlen, kwijlde, heeft gekwijld.

Kwijnen, kwijnde, heeft gekwijnd.

Kwijning, V.

Kwijt.

Kwijtbrief, M., -brieven.

Kwijten, kweet, kweten, heeft gekweten.

Kwijting, V., kwijtingen.

Kwijtraken, raakte kwijt, is kwijtgeraakt.

Kwijtschelden, schold kwijt, heeft kwijtgescholden.

Kwijtschelding, V.

Kwik (beuzeling), V., kwikken. Kwikje, O., -jes.

Kwik (kwikzilver), O.

Kwik, kwikker, kwikst.

Kwikafsluiter, M., -afsluiters.

Kwikbak, M., -bakken; -bakje, O., -jes.

Kwikbarometer, M., -barometers.

Kwikkolom, V., -kolommen.

Kwikkuur, V., -kuren.

Kwikoxyde, O.

Kwikstaart, M., -staarten; -staartje, O., -jes.

Kwikstaarten, kwikstaartte, heeft gekwikstaart.

Kwikthermometer, M., -thermometers.

Kwikzalf, V.

Kwikzilver, O.

Kwinkeleeren, kwinkeleerde, heeft gekwinkeleerd.

Kwinken, kwinkte, heeft gekwinkt.

Kwinkslag, M., -slagen.

Kwint (streek), V., kwinten. Zie ook Quint.

Kwipsch, kwipscher, meest kwipsch.

Kwispedoor, O., kwispedoren. Kwispedoortje, O., -jes.

Kwispel, M., kwispels. Kwispeltje, O., -jes.

Kwispelen, kwispelde, heeft gekwispeld.

Kwispeling, V., kwispelingen.

Kwispelstaarten, kwispelstaartte, heeft gekwispelstaart.

Kwisten, kwistte, heeft gekwist.

Kwistgeld, M. en V., -gelden.

Kwistgoed, M. en V.

Kwistig, kwistiger, kwistigst.

Kwistigheid, V.

Kwistpenning, M. en V., -penningen.



L


L, V., l's.

La. Zie Lade.

Laadboom, M., -boomen.

Laadruim, O., -ruimen.

Laadstok, M., -stokken.

Laag, lager, laagst.

Laag, V., lagen. Laagje, O., -jes.

Laaghartig, -hartiger, -hartigst.

Laaghartigheid, V.

Laagheid, V., -heden.

Laagjes.

Laagland, O., -landen.

Laagte, V., laagten.

Laai en Laaie, V. (In lichter -).

Laakbaar, -baarder, -baarst.

Laakbaarheid, V.

Laakzucht, V.

Laan, V., lanen. Laantje, O., -jes.

Laars, V., laarzen. Laarsje, O., -jes.

Laarzen, laarsde, heeft gelaarsd.

Laarzenknecht, M., -knechts.

Laarzenmaker, M., -makers.

Laarzentrekker, M., -trekkers.

Laarzenwinkel, M., -winkels.

Laarzeschacht, V., -schachten.

Laas (tusschenw.).

Laat, later, laatst.

Laatbekken, O., -bekkens.

Laatdunkend, -dunkerder, -dunkendst.

Laatdunkendheid, V.

Laatijzer, O., -ijzers.

Laatkop, M., -koppen.

Laatst.

Laatstelijk.

Laatstleden.

Laatstmaal.

Laatvlijm, V., -vlijmen.

Labaar, V., labaren.

Labbei, V., labbeien.

Labbeien, labbeide, heeft gelabbeid.

Labbekak, M. en V., labbekakken.

Labben, labde, heeft gelabd.

Labber (bnw.).

Labberdaan, ook Abberdaan, V.

Labberen, labberde, heeft gelabberd.

Labberkoelte, V.

Labberlot (nachtbraker), M., labberlotten.

Labberlot (sloep), V., labberlotten.

Labiaal, -ale.

Laboratorium, O., laboratoria.

Laboreeren, laboreerde, heeft gelaboreerd.

Labyrint, O., labyrinten.

Lach, M. Lachje, O., -jes.

Lachebek, M. en V., -bekken; -bekje, O., -jes.

Lachen, lachte, heeft gelachen.

Lacher, M., lachers.

Lachlust, M.

Lachspier, V., -spieren.

Lachstuip, V., -stuipen.

Lachverwekkend, -verwekkender, -verwekkendst.

Laconiek, laconieker, laconiekst.

Laconisme, O.

Lacune, V., lacunes.

Ladder, V., ladders. Laddertje, O., -jes.

Laddersport, V., -sporten.

Lade en La, V., laden. Laatje, O., -jes.

Laden, laadde, heeft geladen.

Lader, M., laders.

Lading, V., ladingen. Ladinkje, O., -jes.

Ladingsbrief, M., -brieven.

Ladingspoort, V., -poorten.

Lady, V., lady's.

Laf, laffer, lafst.

Lafaard, M., lafaards.

Lafbek, M., -bekken.

Lafenis, V., lafenissen. Lafenisje, O., -jes.

Lafhartig, -hartiger, -hartigst.

Lafhartigheid, V.

Lafheid, V., -heden.

Lagerbier, O.

Lagerhand, V.

Lagerhuis, O.

Lagerwal, M.

Lagune, V., lagunen.

Laisser-aller, O.

Lak (lastering), M.

Lak (stof), O., lakken.

Lak (bnw.).

Lakei, M., lakeien. Lakeitje, O., -jes.

Laken, O., lakens. Lakentje, O., -jes.

Laken, laakte, heeft gelaakt.

Lakenfabriek, V., -fabrieken.

Lakenhal, V., -hallen.

Lakenkooper, M., -koopers.

Lakensch.

Lakenvelder, M. en V., -velders.

Lakenwinkel, M., -winkels.

Laker, M., lakers.

Laking, V., lakingen.

Lakken, lakte, heeft gelakt.

Lakmoes, O.

Lakmoesfabriek, V., -fabrieken.

Lakmoespapier, O.

Lakooi, V., lakooien.

Lakooienbed, O., -bedden.

Lakooienzaad, O.

Lakstelletje, O., -stelletjes.

Laks, lakse.

Lakstempel, O., -stempels.

Lam, O., lammeren. Lammetje, O., lammetjes en lammertjes.

Lam, lammer, lamst.

Lambrizeering, V., lambrizeeringen.

Lamentabel, lamentabeler, lamentabelst.

Lamenteeren, lamenteerde, heeft gelamenteerd.

Lamfer, M. en O., lamfers.

Lamheid, V., -heden.

Lamlendig, -lendiger, -lendigst.

Lamlendigheid, V.

Lammeling, M., lammelingen.

Lammelot, M. en V., lammelotten.

Lammelottig, -lottiger, -lottigst. Ook Lammerlottig.

Lammelottigheid, V.

Lammenadig.

Lammeren, lammerde, heeft gelammerd.

Lammergier, M., -gieren.

Lammerlotten, lammerlotte, heeft gelammerlot.

Lammermarkt, V., -markten.

Lammertjesbaai, V.

Lammertjespap, V.

Lammigheid, V., -heden.

Lamoen. Zie Lemoen.

Lamp, V., lampen. Lampje, O., -jes.

Lampeglas, O., -glazen.

Lampekap, V., -kappen.

Lampekleedje, O., -jes.

Lampekousje, O., -jes.

Lampenfabriek, V., -fabrieken.

Lampenist, M., lampenisten.

Lampenkatoen, O.

Lampenmaker, M., -makers.

Lampepit, V., -pitten.

Lampeschaar, V., -scharen.

Lampet, O., lampetten. Lampetje, O., -jes.

Lampetkan, V., -kannen.

Lampion, V., lampions.

Lampoot, M. en V., -pooten.

Lamprei (visch), V., lampreien.

Lamprei (jong konijn), O., lampreien. Lampreitje, O., -jes.

Lampzwart, O.

Lamsbout, M., -bouten; -boutje, O., -jes.

Lamskop, M., -koppen.

Lamskotelet, V., -koteletten.

Lamsoor, O., -ooren.

Lamspoot, M., -pooten.

Lamsvacht, V., -vachten.

Lamsvel, O., -vellen.

Lamsvleesch, O.

Lamswol, V.

Lamzalig, -zaliger, -zaligst.

Lamzaligheid, V.

Lanceerbuis, V., -buizen.

Lanceeren, lanceerde, heeft gelanceerd.

Lanceer-inrichting, V.

Lancet, O., lancetten. Lancetje, O., -jes.

Land, O., landen. Landje, O., -jes.

Landaanwinning, V.

Landaard, M.

Landauer, M., landauers.

Landbouw, M.

Landbouwcongres, O., -congressen.

Landbouwer, M., -bouwers.

Landbouwkrediet, O.

Landbouwschool, V., -scholen.

Landbouwtentoonstelling, V., -tentoonstellingen.

Landedelman, M., -edellieden.

Landelijk.

Landen, landde, is geland.

Landengte, V., -engten.

Landerig, landeriger, landerigst.

Landerigheid, V.

Landerijen (mv.), V.

Landgenoot, M., -genooten.

Landgenoote, V., -genooten.

Landgoed, O., -goederen.

Landheer, M., -heeren.

Landhuis, O., -huizen.

Landhuishoudkunde, V.

Landhuishoudkundig.

Landhuur, V., -huren.

Landing, V., landingen.

Landingsboot, V., -booten.

Landingsplaats, V., -plaatsen.

Landingstroepen (mv.), M.

Landjuweel, O., -juweelen.

Landkaart, V., -kaarten.

Landkrab (persoon), M., -krabben.

Landleven, O.

Landlooper, M., -loopers.

Landlooperij, V.

Landman (landbouwer), M., -lieden.

Landmeter, M., -meters.

Landnationalisatie, V.

Landontginning, V., -ontginningen.

Landouw, V., landouwen.

Landpaal, M., -palen.

Landraad, M., -raden.

Landrecht, O., -rechten.

Landrente, V., -renten.

Landrot (persoon), M., -rotten.

Landsbediening, V., -bedieningen.

Landschap, O., landschappen. Landschapje, O., -jes.

Landschapschilder, M., -schilders.

Landscheiding, V., -scheidingen.

Landsdrukkerij, V., -drukkerijen.

Landsgebouw, O., -gebouwen.

Landsheer, M., -heeren.

Landsheerlijk.

Landskind, O., -kinderen.

Landsman (landgenoot), M., -lieden.

Landstad, V., -steden; -stadje, O., -jes.

Landstreek, V., -streken.

Landsverdediging, V.

Landsvrouw, V., -vrouwen.

Landtaal, V., -talen.

Landtong, V., -tongen.

Landverhuizer, M., -verhuizers.

Landverhuizing, V.

Landverraad, O.

Landverrader, M., -verraders.

Landvoogd, M., -voogden.

Landvoogdes, V., -voogdessen.

Landvoogdij, V.

Landwaarts.

Landweer, V.

Landweerdistrict, O., -districten.

Landweerman, M., -mannen.

Landweerwet, V.

Landwind, M., -winden.

Landwinning, V., -winningen.

Landzaat, M., -zaten.

Landziekig, -ziekiger, -ziekigst.

Lang, langer, langst.

Langbeen (persoon), M. en V., -beenen.

Langbeen (ooievaar), M., -beenen.

Langbeen (mug), V., -beenen.

Langbeenig, -beeniger, -beenigst.

Langdradig, -dradiger, -dradigst.

Langdradigheid, V.

Langdurig, -duriger, -durigst.

Langdurigheid, V.

Langen, langde, heeft gelangd.

Langet, V., langetten. Langetje, O., -jes.

Langeveld, O.

Langhals (persoon), M. en V., -halzen.

Langhals (flesch), V., -halzen.

Langhalzig, -halziger, -halzigst.

Langharig.

Langheid, V.

Langjarig.

Langlijvig.

Langneus, M. en V., -neuzen.

Langoor (persoon), M. en V., -ooren.

Langoor (ezel), M., -ooren.

Langpoot, M., -pooten.

Langs.

Langscheeps (bijw.).

Langscheepsch (bnw.).

Langsgaan, ging langs, is langsgegaan.

Langsloopen, liep langs, heeft en is langsgeloopen.

Langsrijden, reed langs, reden langs, heeft en is langsgereden.

Langstaart, M., -staarten.

Langstlevend.

Langsvaren, voer langs, heeft en is langsgevaren.

Langszijde, (bijw.).

Langtand, M. en V., -tanden.

Langtong, M. en V., -tongen.

Langtongig, -tongiger, -tongigst.

Langwerpig, -werpiger, -werpigst. Ook Lankwerpig.

Langwerpigheid, V.

Langwijlig, -wijliger, -wijligst.

Langwijligheid, V.

Langzaam, -zamer, -zaamst.

Langzaamheid, V.

Langzamerhand.

Laning, V., laningen.

Lankmoedig, -moediger, -moedigst.

Lankmoedigheid, V.

Lankwerpig. Zie Langwerpig.

Lans, V., lansen. Lansje, O., -jes.

Lansier, M., lansiers.

Lanskenet (kaartspel), O.

Lantaarnopsteker, M., -opstekers.

Lantaren en Lantaarn, V., lantarens en lantaarnen. Lantarentje en
lantaarntje, O., -jes.

Lantarenpaal, M., -palen.

Lanterfant, M., lanterfanten.

Lanterfanten, lanterfantte, heeft gelanterfant.

Lanterfanterij, V., lanterfanterijen.

Lap, M., lappen. Lapje, O., -jes.

Lapidair.

Lappen, lapte, heeft gelapt.

Lappendag, M., -dagen.

Lappendeken, V., -dekens.

Lappendief, M., -dieven.

Lappenmand, V., -manden.

Lappenmarkt, V., -markten.

Lapper, M., lappers.

Lapperij, V., lapperijen.

Lapwerk, O.

Lapwoord, O., -woorden.

Lapzalf, V.

Lapzalven, lapzalfde, heeft gelapzalfd.

Lapzalver, M., -zalvers.

Lapzalverij, V., -zalverijen.

Lardeeren, lardeerde, heeft gelardeerd.

Lardeerpriem, M., -priemen.

Lardeersel, O., lardeersels.

Lardeerspeetje, O., -jes.

Lardeerspek, O.

Largo, O., largo's.

Larie, V.

Lariemoer, V., -moers.

Lariën, lariede, heeft gelaried.

Lariks, M., lariksen. Lariksje, O., -jes.

Lariksboom, M., -boomen; -boompje, O., -jes.

Larve, V., larven.

Lasch, V., lasschen. Laschje, O., -jes.

Laschijzer, O., -ijzers.

Laschmes, O., -messen.

Laschnagel, M., -nagels.

Lasschen, laschte, heeft gelascht.

Lassching, V., lasschingen.

Last (vracht, bevel), M., lasten.

Last (maat), O., lasten.

Lastage, V.

Lastbrief, M., -brieven.

Lastdrager, M., -dragers.

Lasten, lastte, heeft gelast.

Laster, M.

Lasteraar, M., lasteraars en lasteraren.

Lasteren, lasterde, heeft gelasterd.

Lastering, V., lasteringen.

Lasterlijk, -lijker, -lijkst.

Lastermond, M. en V., -monden.

Lasterpen, V., -pennen.

Lasterrede, V., -redenen.

Lasterschrift, O., -schriften.

Lasterstuk, O., -stukken.

Lastertaal, V.

Lastertong, M. en V., -tongen.

Lastgever, M., -gevers.

Lastgeving, V., -gevingen.

Lasthebber, M., -hebbers.

Lastig, lastiger, lastigst.

Lastigheid, V.

Lat, V., latten. Latje, O., -jes.

Latafel, V., -tafels; -tafeltje, O., -jes.

Laten, liet, heeft gelaten.

Lateraal, laterale.

Latierboom, M., -boomen.

Latijn, O.

Latijnsch.

Latijnzeil, O., -zeilen.

Lating, V., latingen. Latinkje, O., -jes.

Latinisme, O., latinismen.

Latinist, M., latinisten.

Latiniteit, V.

Latoen, O.

Lats en Latse, V., latsen.

Latten, latte, heeft gelat.

Lattenzager, M., -zagers.

Latuw, V.

Laudanum, O.

Laurier, M., laurieren.

Laurierbes, V., -bessen.

Laurieren, laurierde, heeft gelaurierd.

Laurierkers (vrucht), V.

Laurierkerswater, O.

Lauw, lauwer, lauwst.

Lauwer, M., lauweren en lauwers.

Lauweren, lauwerde, heeft gelauwerd.

Lauwerkrans, M., -kransen.

Lauwerkroon, V., -kronen.

Lauwertak, M., -takken.

Lauwheid, V.

Lauwte, V.

Lava, V.

Lavas, V.

Lavastroom, M., -stroomen.

Laveeren, laveerde, heeft en is gelaveerd.

Lavei, V.

Laveien, laveide, heeft gelaveid.

Lavement, O., lavementen. Lavementje, O., -jes.

Lavementspuit, V., -spuiten; -spuitje, O., -jes.

Laven, laafde, heeft gelaafd.

Lavendel, V.

Lavendelbloem, V., -bloemen.

Lavendelolie, V.

Lawaai, O.

Lawaaimaker, M., -makers.

Lawine, V., lawinen en lawines.

Laxans, O.

Laxeeren, laxeerde, heeft gelaxeerd.

Laxeermiddel, O., -middelen.

Lazaret, O., lazaretten.

Lazarij, V.

Lazarusklep, V., -kleppen.

Lazuren (bnw.).

Lazuur (steen), M., lazuren; (stof), O.

Leb en Lebbe, V., lebben.

Lebaal, V.

Lebbig, lebbiger, lebbigst.

Lebbigheid, V.

Lector, M., lectoren.

Lectoraat, O., lectoraten.

Lectuur, V.

Ledebraak en Leebraak, V.

Ledebraken en Leebraken, ledebraakte, heeft geledebraakt.

Ledebreuk, V.

Ledekant (ook Ledikant), O., ledekanten. Ledekantje, O., -jes.

Ledekantgordijn, O., -gordijnen.

Ledeman. Zie Leeman.

Ledematen. Zie Lidmaat.

Ledenlijst, V., -lijsten.

Ledenvergadering, V., -vergaderingen.

Ledepop, V., -poppen.

Leder en Leer, O. Leertje, O., -jes.

Lederachtig en Leerachtig.

Lederen en Leeren (bnw.).

Lederwaren (mv.), V.

Lederwerk, O.

Ledewater en Leewater, O.

Ledig (ook Leeg), lediger, ledigst.

Ledigen (ook leegen), ledigde, heeft geledigd.

Lediggang, M.

Ledigganger, M., -gangers.

Lediggieten (ook Leeggieten), goot ledig, goten ledig, heeft
lediggegoten.

Ledigheid, V.

Lediging, V.

Ledigloopen (ook Leegloopen), liep ledig, heeft en is lediggeloopen.

Ledigmaken (ook Leegmaken), maakte ledig, heeft lediggemaakt.

Ledigpompen (ook Leegpompen), pompte ledig, heeft lediggepompt.

Ledigscheppen (ook Leegscheppen), schepte ledig, heeft lediggeschept.

Ledigstaan (ook Leegstaan), stond ledig, heeft lediggestaan.

Ledigzitten (ook Leegzitten), zat ledig, zaten ledig, heeft
lediggezeten.

Leebraak, Leebraken. Zie Ledebraak enz.

Leed.

Leed, O.

Leedwezen, O.

Leefbaar, -bare.

Leefregel, M., -regels.

Leeftijd, M., -tijden.

Leeftocht, M.

Leefwijze en -wijs, V., -wijzen.

Leeg (voor Ledig), leeger, leegst.

Leegen (voor Ledigen), leegde, heeft geleegd.

Leeglooper, M., -loopers.

Leegloopster, V., -loopsters.

Leegte, V.

Leek, M., leeken.

Leekebroeder, M., -broeders.

Leekezuster, V., -zusters.

Leelijk, leelijker, leelijkst.

Leelijkerd, M., leelijkerds.

Leelijkheid, V., -heden.

Leem, O.

Leemachtig, -achtiger, -achtigst.

Leeman, M., leemans en leemannen.

Leemen, leemde, heeft geleemd.

Leemen (bnw.).

Leemgroeve, V., -groeven.

Leemput, M., -putten.

Leemte, V., leemten.

Leen, V. (Ter leen en te leen).

Leen, O., leenen.

Leenbrief, M., -brieven.

Leeneed, M., -eeden.

Leenen, leende, heeft geleend.

Leener, M., leeners.

Leenheer, M., -heeren.

Leenheerschap, O.

Leening, V., leeningen.

Leenman, M., -mannen.

Leenmanschap, O.

Leenplicht, M., -plichten.

Leenrecht, O.

Leenroerig.

Leenroerigheid, V.

Leenspreuk, V., -spreuken.

Leenspreukig.

Leenstelsel, O.

Leentjebuur, V. (- spelen).

Leenvorst, M., -vorsten.

Leep, V.

Leep (slim), leeper, leepst.

Leep (druipoogig), leper, leepst.

Leeperd, M., leeperds. Leeperdje, O., -jes.

Leepheid, V.

Leepigheid, V.

Leepoog, M. en V., -oogen.

Leepoogig, -oogiger, -oogigst.

Leer (leering), V.

Leer (ladder), V., leeren.

Leer. Zie Leder.

Leeraar, M., leeraren en leeraars.

Leeraarsambt, O., -ambten.

Leeraarsbetrekking, V., -betrekkingen.

Leeraarschap, O.

Leeraarsvergadering, V., -vergaderingen.

Leerachtig. Zie Lederachtig.

Leeraren, leeraarde, heeft geleeraard.

Leerares, V., leeraressen.

Leerbegrip, O., -begrippen.

Leerbereiden, O.

Leerbereider, M., -bereiders.

Leerboek, O., -boeken; -boekje, O., -jes.

Leerdicht, O., -dichten.

Leeren (bnw.). Zie Lederen.

Leeren, leerde, heeft geleerd.

Leergang, M., -gangen.

Leergeld, O.

Leergierig, -gieriger, -gierigst.

Leergierigheid, V.

Leergraag, -grager, -graagst.

Leering, V., leeringen.

Leerjaar, O., -jaren.

Leerjongen, M., -jongens.

Leerkamer, V., -kamers.

Leerknaap, M., -knapen.

Leerkracht, V., -krachten.

Leerling, M. en V., leerlingen. V. ook leerlinge.

Leerling-consul, M.

Leerlingschap, O.

Leerlooien, O.

Leerlooier, M., -looiers.

Leerlooierij, V., -looierijen.

Leermarkt en Ledermarkt, V., -markten.

Leermeester, M., -meesters.

Leermeesteres, V., -meesteressen.

Leermeesterschap, O.

Leermeisje, O., -jes.

Leermiddel, O., -middelen.

Leerplan, O.

Leerplicht, M.

Leerplichtig.

Leerplichtwet, V.

Leerrede, V., -redenen.

Leerrijk.

Leerschool, V., -scholen.

Leerstellig.

Leerstelling, V., -stellingen.

Leerstelsel, O., -stelsels.

Leerstoel, M., -stoelen.

Leerstof, V.

Leerstuk, O., -stukken.

Leertijd, M.

Leertouwen, O.

Leertouwer, M., -touwers.

Leertouwerij, V., -touwerijen.

Leeruur, O., -uren.

Leervak, O., -vakken.

Leerwijze en -wijs, V., -wijzen.

Leerzaam, -zamer, -zaamst.

Leerzaamheid, V.

Leerzucht, V.

Leesbaar, -baarder, -baarst.

Leesbaarheid, V.

Leesbeurt, V., -beurten.

Leesbibliotheek, V., -bibliotheken.

Leesboek, O., -boeken; -boekje, O., -jes.

Leesgezelschap, O., -gezelschappen.

Leesinrichting, V., -inrichtingen.

Leeskabinet, O., -kabinetten.

Leeskamer, V., -kamers; -kamertje, O., -jes.

Leesmuseum, O., -museums.

Leesoefening, V., -oefeningen.

Leest, V., leesten. Leestje, O., -jes.

Leestafel, V., -tafels.

Leesteeken, O., -teekens; -teekentje, O., -jes.

Leestenhout, O.

Leestenmaker, M., -makers.

Leestijd, M.

Leestoon, M., -tonen.

Leestrant, M.

Leestrommel, V., -trommels.

Leesuur, O., -uren.

Leeswijze en -wijs, V., -wijzen.

Leeszaal, V., -zalen; -zaaltje, O., -jes.

Leeuw, M., leeuwen. Leeuwtje, O., -jes.

Leeuwenbek (bek van een leeuw), M., -bekken.

Leeuwenbek (plant), M., -bekken; -bekje, O., -jes.

Leeuwendeel, O.

Leeuwenhart, O.

Leeuwenhol, O., -holen.

Leeuwenhuid, V., -huiden.

Leeuwenjong, O., -jongen.

Leeuwenkop, M., -koppen.

Leeuwenkuil, M., -kuilen.

Leeuwenmanen (mv.), V.

Leeuwenmoed, M.

Leeuwenwelp, O., -welpen; -welpje, O., -jes.

Leeuwerik, M., leeuweriken. Leeuwerikje, O., -jes.

Leeuweriksnest, O., -nesten.

Leeuweriksstaart, M., -staarten.

Leeuwerikszang, M.

Leeuwin, V., leeuwinnen. Leeuwinnetje, O., -jes.

Leewater. Zie Ledewater.

Leg (het leggen), M. (Aan -, van den leg).

Leg en Legge (lichaamsdeel van vogels), V., leggen.

Legaal, legaler, legaalst.

Legaat, O., legaten. Legaatje, O., -jes.

Legaliseeren, legaliseerde, heeft gelegaliseerd.

Legataris, M., legatarissen.

Legateeren, legateerde, heeft gelegateerd.

Legbord, O., -borden.

Legeeren, legeerde, heeft gelegeerd.

Legeering, V., legeeringen.

Legende, V., legenden en legendes.

Legendendichter, M., -dichters.

Leger, O., legers. Legertje, O., -jes.

Legerafdeeling, V., -afdeelingen.

Legerbende, V., -benden.

Legerbericht, O., -berichten.

Legercommandant, M., -commandanten.

Legeren, legerde, heeft gelegerd.

Legerhoofd, O., -hoofden.

Legering, V., legeringen.

Legerkorps, O., -korpsen.

Legermacht, V., -machten.

Legerplaats, V., -plaatsen.

Legerschaar, V., -scharen.

Legersterkte, V.

Legertent, V., -tenten.

Legertrein, M., -treinen.

Legerwet, V., -wetten.

Leges (mv.), V.

Leggen, legde en leide, heeft gelegd en geleid.

Legger, M., leggers.

Leghen, V., -hennen; -hennetje, O., -jes.

Legioen, O., legioenen.

Legitiem, legitieme.

Legitimeeren, legitimeerde, heeft gelegitimeerd.

Legitimist, M., legitimisten.

Legitimiteit, V.

Legkaart, V., -kaarten; -kaartje, O., -jes.

Legpenning, M., -penningen.

Legprent, V., -prenten.

Legsel, O., legsels.

Legster, V., legsters.

Legtijd, M., -tijden.

Leguaan, M., leguanen.

Lei (voorwerp), V., leien; (stof), O. Leitje, O., -jes.

Leiband, M., -banden.

Leiboom, M., -boomen.

Leidekker, M., -dekkers.

Leiden (stad), O.

Leiden, leidde, heeft geleid.

Leidenaar, M., Leidenaars en Leidenaren.

Leider, M., leiders.

Leiding, V., leidingen.

Leidraad, M., -draden.

Leidsch.

Leidsel en Leisel, O., leidsels en leisels.

Leidsman, M., -lieden.

Leidster en -star, V., -sterren en -starren.

Leidster, V., leidsters.

Leidsvrouw, V., -vrouwen.

Leien (bnw.).

Leiendak, O., -daken; -dakje, O.

Leigroeve, V., -groeven.

Leikleur, V.

Leikleurig.

Leireep, M., -reepen.

Leis, V., leisen.

Leisel. Zie Leidsel.

Leist (leizeel), V., leisten.

Leizeel, O., -zeelen.

Lek, V.

Lek (het lekken), M.

Lek (lekgat), O., lekken.

Lek, lekke.

Lekbier, O.

Leken, leekte, heeft en is geleekt.

Lekgat, O., -gaten.

Lekkage, V., lekkages.

Lekken (druipen), lekte, heeft en is gelekt.

Lekken (voor Likken). Zie Likken.

Lekker, lekkerder, lekkerst.

Lekkerbeetje, O., -jes.

Lekkerbek, M. en V., -bekken.

Lekkerbekken, lekkerbekte, heeft gelekkerbekt.

Lekkerbekkerij, V., -bekkerijen.

Lekkerheid, V.

Lekkernij, V., lekkernijen. Lekkernijtje, O., -jes.

Lekkers, O.

Lekkertjes.

Lekking, V., lekkingen.

Leksteen, M., -steenen.

Lekton, V., -tonnen.

Lekvat, O., -vaten.

Lekwater, O.

Lekwijn, M.

Lekzak, M., -zakken.

Lekzand, O.

Lel, V., lellen. Lelletje, O., -jes.

Lelie, V., lelies en leliën. Lelietje, O., -jes.

Lelieblank.

Leliënbed, O., -bedden.

Leliewit, -witte.

Lellen, lelde, heeft geleld.

Lemma, O., lemmata.

Lemmen, lemde, heeft gelemd.

Lemmer, O., lemmers en lemmeren. Lemmertje, O., -jes.

Lemmet, O., lemmeten. Lemmetje, O., -jes.

Lemoen (ook Lamoen), O., lemoenen.

Lende, V., lenden en lendenen.

Lendekussen, O., -kussens; -kussentje, O., -jes.

Lendenpijn, V.

Lendestuk, O., -stukken.

Lenen. Zie Leunen.

Leng (stokvisch), V., lengen.

Leng (touw), O., lengen.

Lengen, lengde, heeft en is gelengd.

Lengsel, O., lengsels.

Lengte, V., lengten.

Lengtecirkel, M., -cirkels.

Lengtegraad, M., -graden.

Lengtemaat, V., -maten.

Lenig, leniger, lenigst.

Lenigen, lenigde, heeft gelenigd.

Leniger, M., lenigers.

Lenigheid, V.

Leniging, V., lenigingen.

Lens (spiets), V., lensen.

Lens (glas), V., lenzen.

Lens (ledig), lenze.

Lensen (spietsen), lenste, heeft gelenst.

Lensgat, O., -gaten.

Lenspomp, V., -pompen.

Lente, V.

Lenteavond, M., -avonden.

Lentebloem, V., -bloemen.

Lentedag, M., -dagen.

Lentefeest, O., -feesten.

Lentelied, O., -liederen.

Lentemaand, V.

Lenteren, lenterde, heeft gelenterd.

Lenteteeken, O., -teekens.

Lentetijd, M.

Lenteweder, O.

Lenzen (ledigmaken), lensde, heeft gelensd.

Lenzen (scheepsw.), lensde, heeft en is gelensd.

Lenzing, V., lenzingen.

Lep, M., leppen.

Lepel, M., lepels. Lepeltje, O., -jes.

Lepelaar, M., lepelaars en lepelaren.

Lepelblad, O.

Lepeldoos, V., -doozen; -doosje, O., -jes.

Lepelen, lepelde, heeft gelepeld.

Lepelkistje, O., -jes.

Lepelkost, M.

Lepelspijs, V.

Lepelvaasje, O., -vaasjes.

Leplam, O., -lammeren.

Leppen, lepte, heeft gelept.

Lepper, M., leppers.

Lepperen, lepperde, heeft gelepperd.

Lepra, V.

Leproos, leproze.

Leprozenhuis, O., -huizen.

Les, V., lessen. Lesje, O., -jes.

Lesboek en Lessenboek, O., -boeken; -boekje, O., -jes.

Leschbak, M., -bakken.

Leschdrank, M., -dranken.

Leschtrog, M., -troggen.

Leschwater, O.

Lesgeefster, V., -geefsters.

Lesgever, M., -gevers.

Lesschen, leschte, heeft gelescht.

Lessching, V.

Lessenaar, M., lessenaars. Lessenaartje, O., -jes.

Lessenplan, O.

Lesuur, O., -uren.

Lethargie, V.

Letsel, O.

Letten, lette, heeft gelet.

Letter, V., letters en letteren. Lettertje, O., -jes.

Letterarbeid, M.

Letterbanket, O.

Letterbode, M., -boden.

Letterdief, M., -dieven.

Letterdieverij, V., -dieverijen.

Lettereindje, O., -eindjes.

Letteren, letterde, heeft geletterd.

Lettergieten, O.

Lettergieter, M., -gieters.

Lettergieterij, V., -gieterijen.

Lettergreep, V., -grepen.

Letterkast, V., -kasten.

Letterklank, M., -klanken.

Letterknecht, M., -knechten.

Letterknechterij, V.

Letterkunde, V.

Letterkundig.

Letterkundige, M. en V., -kundigen.

Letterlievend.

Letterlijk, -lijker, -lijkst.

Letterproef, V., -proeven.

Letterraadsel, O., -raadsels.

Letterschrift, O.

Letterslot, O., -sloten; -slootje, O., -jes.

Lettersnijder, M., -snijders.

Lettersoort, V., -soorten.

Letterspecie, V.

Letterteeken, O., -teekens.

Letterwijs, -wijze.

Letterzetten, O.

Letterzetter, M., -zetters.

Leugen (ook Logen), V., leugens. Leugentje, O., -jes.

Leugenaar en Logenaar, M., leugenaars en leugenaren.

Leugenaarster, V., leugenaarsters.

Leugenachtig, -achtiger, -achtigst.

Leugenachtigheid, V.

Leugentaal, V.

Leugenzak, M., -zakken.

Leuk, leuker, leukst.

Leukheid, V.

Leukweg.

Leunen, leunde, heeft geleund.

Leuning, V., leuningen. Leuninkje, O., -jes.

Leuningstoel, M., -stoelen.

Leunspaan, V., -spanen.

Leunstoel, M., -stoelen.

Leur (drank), V.

Leus en Leuze, V., leuzen.

Leuter, M.

Leuteraar, M., leuteraars.

Leuteren, leuterde, heeft geleuterd.

Leuterig, leuteriger, leuterigst.

Leuterkous, M. en V., -kousen.

Leuterwerk, O.

Leuver, M., leuvers.

Leuze. Zie Leus.

Levant, M.

Levantijn (Oosterling), M., Levantijnen.

Levantijn (stormwind), M., levantijnen.

Levantijnsch.

Leven, leefde, heeft geleefd.

Leven, O., levens. Leventje, O.

Levend (niet dood).

Levendbarend.

Levendig (vroolijk), levendiger, levendigst.

Levendigheid, V.

Levenloos, -looze.

Levenmaken, O.

Levenmaker, M., -makers.

Levensbaan, V.

Levensbeginsel, O.

Levensbehoefte, V., -behoeften.

Levensbehoud, O.

Levensbericht, O., -berichten.

Levensbeschouwing, V., -beschouwingen.

Levensbeschrijver, M., -beschrijvers.

Levensbeschrijving, V., -beschrijvingen.

Levensbijzonderheden (mv.), V.

Levensbron, V.

Levensdagen (mv.), M.

Levensdoel, O.

Levensdraad, M.

Levensduur, M.

Levensgeesten (mv.), M.

Levensgeluk, O.

Levensgenot, O.

Levensgevaar, O.

Levensgezellin, V., -gezellinnen.

Levensgroot, -groote.

Levensgrootte, V.

Levenskracht, V., -krachten.

Levenslang.

Levenslicht, O.

Levensloop, M.

Levenslust, M.

Levenslustig, -lustiger, -lustigst.

Levensmiddelen (mv.), O.

Levensmoede en -moe.

Levensmoeheid, V.

Levensonderhoud, O.

Levenspad, O.

Levensschets, V., -schetsen.

Levensteeken, O., -teekenen.

Levensverzekering, V.

Levenswandel, M.

Levenswijsheid, V.

Levenswijze en -wijs, V., -wijzen.

Levenwekkend.

Lever, V., levers. Levertje, O., -jes.

Leveraar, M., leveraars.

Leverancier, M., leveranciers.

Leverantie, V., leverantiën en leveranties.

Leverbaar, -bare.

Leveren, leverde, heeft geleverd.

Levering, V., leveringen.

Leveringstermijn, M., -termijnen.

Leveringstijd, M., -tijden.

Leverkleurig.

Leverkwaal, V., -kwalen.

Levertraan, V.

Leverworst, V., -worsten.

Leverzucht, V.

Leverzuchtig.

Leviathan, M., leviathans.

Lexicograaf, M., lexicografen.

Lexicographie, V.

Lexicographisch.

Lexicon, O., lexica.

Lezen, las, lazen, heeft gelezen.

Lezenaar, M., lezenaars. Lezenaartje, O., -jes.

Lezenswaardig, -waardiger, -waardigst, of meer en meest -waardig.

Lezer, M., lezers.

Lezeres, V., lezeressen.

Lezing, V., lezingen. Lezinkje, O., -jes.

Lias, V., liassen.

Liashaak, M., -haken.

Libel, O., libellen.

Liberaal, liberaler, liberaalst.

Liberaal, M., liberalen.

Liberalisme, O.

Liberaliteit, V.

Libertijn, M., libertijnen.

Lichaam, O., lichamen. Lichaampje, O., -jes.

Lichaamsarbeid, M.

Lichaamsbeweging, V., -bewegingen.

Lichaamsbouw, M.

Lichaamsdeel, O., -deelen.

Lichaamsgebrek, O., -gebreken.

Lichaamsgestel, O., -gestellen.

Lichaamskracht, V., -krachten.

Lichaamsoefening, V., -oefeningen.

Lichaamsstraf, V., -straffen.

Lichamelijk.

Licht, O., lichten. Lichtje, O., -jes.

Licht (helder), lichter, lichtst.

Licht (niet zwaar), lichter, lichtst.

Lichtbeeld, O., -beelden.

Lichtblauw.

Lichtbron, V., -bronnen.

Lichtbruin.

Lichtdruk, M.

Lichtekooi, V., -kooien.

Lichtelijk.

Lichten (licht geven), lichtte, heeft gelicht.

Lichten (opheffen), lichtte, heeft gelicht.

Lichter, M., lichters.

Lichtergeld, O., -gelden.

Lichterlaaie en Lichtelaaie (bijw.).

Lichterschip, O., -schepen.

Lichtfabriek, V., -fabrieken.

Lichtgas, O.

Lichtgeel, -gele.

Lichtgeloovig, -gelooviger, -geloovigst.

Lichtgeloovigheid, V.

Lichtgeraakt, -geraakter, -geraaktst.

Lichtgeraaktheid, V.

Lichtgevend.

Lichtgewapend.

Lichtgrauw.

Lichtgrijs, -grijze.

Lichtgroen.

Lichthart, M. en V., -harten.

Lichtheid, V.

Lichthoofd, M. en V., -hoofden.

Lichting, V., lichtingen.

Lichtkegel, M., -kegels.

Lichtkogel, M., -kogels.

Lichtkrans, M., -kransen.

Lichtkroon, V., -kronen.

Lichtmis (losbol), M., lichtmissen. Lichtmisje, O., -jes.

Lichtmis (Vrouwendag), V.

Lichtmissen, lichtmiste, heeft gelichtmist.

Lichtmisserij, V., lichtmisserijen.

Lichtopstand, M., -opstanden.

Lichtrood, -roode.

Lichtschuw.

Lichtsterkte, V.

Lichtstraal, M., -stralen.

Lichtvaardig, -vaardiger, -vaardigst.

Lichtvaardigheid, V.

Lichtzinnig, -zinniger, -zinnigst.

Lid, O., leden. Lidje, O., leedjes.

Lidmaat (medelid), M. en V., lidmaten.

Lidmaat (deel des lichaams), O., ledematen.

Lidmaatschap, O.

Lidmatencatechisatie, V., -catechisatiën en -catechisaties.

Lidwoord, O., -woorden.

Liebaard, M., liebaards.

Lied, O., liederen. Liedje, O., -jes.

Lieden (mv.). Zie ook Lui.

Liederboek en Liedboek of Liedeboek, O., -boeken; -boekje, O., -jes.

Liederlijk, -lijker, -lijkst.

Liederlijkheid, V., -heden.

Liedertafel, V., -tafels.

Liedjeszanger, M., -zangers.

Lief, liever, liefst.

Lief, O.

Liefdadig, -dadiger, -dadigst.

Liefdadigheid, V.

Liefde, V.

Liefdebeurt, V., -beurten.

Liefdeblijk, O., -blijken.

Liefdedienst, M., -diensten.

Liefdefonds, O., -fondsen.

Liefdegave, V., -gaven.

Liefdegift, V., -giften.

Liefdeloos, -loozer.

Liefdeloosheid, V.

Liefderijk, -rijker, -rijkst.

Liefderijkheid, V.

Liefdesavontuur, O., -avonturen.

Liefdesbetrekking, V., -betrekkingen.

Liefdesbetuiging, V., -betuigingen.

Liefdeshistorie, V., -histories.

Liefdesverklaring, V., -verklaringen.

Liefelijk, -lijker, -lijkst.

Liefelijkheid, V., -heden.

Liefhebben, heeft lief, had lief, hadden lief, heeft liefgehad.

Liefhebber, M., -hebbers; -hebbertje, O., -jes.

Liefhebberen, liefhebberde, heeft geliefhebberd.

Liefhebberij, V., -hebberijen.

Liefhebberijtooneel, O., -tooneelen.

Liefhebster, V., -hebsters.

Liefje, O., -jes.

Liefkoozen, liefkoosde, heeft geliefkoosd.

Liefkoozing, V., -koozingen.

Liefst (bijw.).

Liefste, M. en V., liefsten.

Lieftallig, -talliger, -talligst.

Lieftalligheid, V.

Liegen, loog, logen, heeft gelogen.

Lier, V., lieren. Liertje, O., -jes.

Lierdicht, O., -dichten.

Lierdichter, M., -dichters.

Liereman, M., -mannen.

Lieren, lierde, heeft gelierd.

Lierlauw.

Lierzang, M., -zangen.

Lies, V., liezen. Liesje, O., -jes.

Liesbreuk, V., -breuken.

Lieveling, M. en V., lievelingen. V. ook lievelinge. Lievelingetje,
O., -jes.

Lievelingsbezigheid, V., -bezigheden.

Lievelingsdichter, M., -dichters.

Lievelingskleur, V., -kleuren.

Lievelingsplaats, V., -plaatsen.

Lievelingsplekje, O., -jes.

Lievelingsschrijver, M., -schrijvers.

Lievelingsuitdrukking, V., -uitdrukkingen.

Lievemoederen, O.

Lieven, liefde, heeft geliefd.

Lieverd, M., lieverds. Lieverdje, O., -jes.

Lieverlede (Van -).

Lieve-vrouwenbedstroo, O.

Lieve-vrouwenkerk, V., -kerken.

Lievigheid, V., -heden.

Liflaffen, liflafte, heeft geliflaft.

Liflafferij, V., liflafferijen.

Liflafje, O., liflafjes.

Lift, V., liften.

Liftjongen, M., -jongens.

Liftkoker, M., -kokers.

Ligdag, M., -dagen.

Liggeld, O.

Liggen, ligt, lag, lagen, heeft gelegen.

Ligger, M., liggers.

Ligging, V., liggingen.

Ligplaats, V., -plaatsen.

Ligue, V.

Liguster, M, ligusters.

Lij (scheepsw.) V.

Lijboelijn, V., -boelijns.

Lijdelijk, -lijker, -lijkst.

Lijdelijkheid, V.

Lijden (dulden), leed, leden, heeft geleden.

Lijden (duren), leed, is geleden.

Lijden, O.

Lijdend.

Lijdensbeker, M.

Lijdensgeschiedenis, V., -geschiedenissen.

Lijdenskelk, M.

Lijdenspreek, V., -preeken.

Lijdenstekst, M., -teksten.

Lijdensweek, V., -weken.

Lijdensweg, M., -wegen.

Lijder, M., lijders.

Lijderes, V., lijderessen.

Lijdzaam, -zamer, -zaamst.

Lijdzaamheid, V.

Lijf, O., lijven. Lijfje, O., -jes.

Lijfarts, M., -artsen.

Lijfeigene, M. en V., -eigenen.

Lijfeigenschap, V.

Lijfelijk.

Lijfgoed, O., -goederen.

Lijfknecht, M., -knechten.

Lijfrente, V., -renten.

Lijfsbehoud, O.

Lijfsberging, V.

Lijfsdwang, M.

Lijfsgevaar, O., -gevaren.

Lijfssierraad, O., -sieraden.

Lijfstraf, V., -straffen.

Lijfstraffelijk.

Lijfstuk, O., -stukken; -stukje, O., -jes.

Lijftocht, M.

Lijftochten, lijftochtte, heeft gelijftocht.

Lijftochtenaar, M., -tochtenaars.

Lijftochtenares, V., -tochtenaressen.

Lijfwacht (persoon), M., -wachten.

Lijfwacht (de gezamenlijke wachten), V., -wachten.

Lijk (touw). O., lijken.

Lijk (dood lichaam), O., lijken. Lijkje, O., -jes.

Lijkbaar, V., -baren.

Lijkbus, V. -bussen.

Lijkdienst, M., -diensten.

Lijken (gelijken), leek, leken, heeft geleken.

Lijken (scheepsw.), lijkte, heeft gelijkt.

Lijkenhuis, O., -huizen; -huisje, O., -jes.

Lijkenverbranding, V.

Lijkgaren, O.

Lijkklacht, V., -klachten.

Lijkkleed, O., -kleeden.

Lijkkleur, V.

Lijkkleurig.

Lijkkoets, V., -koetsen.

Lijklucht, V.

Lijknaald, V., -naalden.

Lijkopening, V.

Lijkplechtigheid, V., -plechtigheden.

Lijkrede, V. -redenen.

Lijkschouwing, V., -schouwingen.

Lijkstaatsie, V., -staatsies.

Lijkstoet, M.

Lijkwade en Lijkwa, V. -waden.

Lijkwagen, M., -wagens.

Lijm, V.

Lijmen, lijmde, heeft gelijmd.

Lijmer, M., lijmers.

Lijmerig, lijmeriger, lijmerigst.

Lijmerigheid, V.

Lijmerij, V., lijmerijen.

Lijmig, lijmiger, lijmigst.

Lijmigheid, V.

Lijmketel, M., -ketels.

Lijmkokerij, V., -kokerijen.

Lijmkwast, M., -kwasten.

Lijmpot, M., -potten.

Lijmstok, M., -stokken.

Lijmverband, O., -verbanden.

Lijn (touw), V., lijnen. Lijntje, O., -jes.

Lijn (streep), V., lijnen. Lijntje, O., -jes.

Lijnbaan, V., -banen.

Lijndraaier, M., -draaiers.

Lijnen, lijnde, heeft gelijnd.

Lijnkoek, M., -koeken.

Lijnmeel, O.

Lijnolie, V.

Lijnrecht.

Lijnslager, M., -slagers.

Lijnwaad, O., -waden.

Lijnzaad, O.

Lijs, M. en V., lijzen.

Lijst, V., lijsten. Lijstje, O., -jes.

Lijsten, lijstte, heeft gelijst.

Lijstenmaker, M., -makers.

Lijster, V., lijsters.

Lijsterbes, V., -bessen.

Lijsterboog, M., -bogen.

Lijstwerk, O.

Lijvig, lijviger, lijvigst.

Lijvigheid, V.

Lijwaarts.

Lijzeil, O., -zeilen en -zeils.

Lijzeilsra, V., -raas.

Lijzig, lijziger, lijzigst.

Lik, M., likken. Likje, O., -jes.

Likdoorn en Likdoren, M., -doorns en -dorens; -doorntje en -dorentje,
O., -jes.

Likdoornsnijder, M., -snijders.

Likeur, V., likeuren. Likeurtje, O., -jes.

Likeurglas, O., -glazen; -glaasje, O., -jes.

Likeurstoker, M., -stokers.

Likhout, O., -houten.

Likkebaard, M., -baarden.

Likkebaarden, likkebaardde, heeft gelikkebaard.

Likkebroer, M., -broers.

Likken en Lekken, likte en lekte, heeft gelikt en gelekt.

Likken (gladmaken), likte, heeft gelikt.

Likkepot, M., -potten; -potje, O., -jes.

Liksteen, M., -steenen.

Likstok, M., -stokken.

Lil, O.

Lila, O.

Lillen, lilde, heeft gelild.

Lillig, lilliger, lilligst.

Lilliputter, M., lilliputters.

Limiet, V., limieten.

Limietpaal, M., -palen.

Limoen, M., limoenen. Limoentje, O., -jes.

Limoensap, O.

Limonade, V., limonaden en limonades.

Limonadeglas, O., -glazen.

Linde, V., linden.

Lindeblad, O., -bladen en -bladeren; -blaadje, O., -blaadjes en
-bladertjes.

Lindebloesem, M.

Lindeboom, M., -boomen; -boompje, O., -jes.

Linden (bnw.).

Lindenhout, O.

Lindenlaan, V., -lanen.

Lineair.

Linguist, M., linguisten.

Linguistiek, V.

Liniaal, V. en O., linialen. Liniaaltje, O., -jes.

Linie, V., liniën en linies.

Linieeren, linieerde, heeft gelinieerd.

Linieerfabriek, V., -fabrieken.

Linieermachine, V., -machines.

Linieerpen, V., -pennen.

Linieschip, O., -schepen.

Linietroepen (mv.), M.

Link, V., linken.

Linkerarm, M., -armen.

Linkerbeen, O., -beenen.

Linkerhand, V., -handen.

Linkerkant, M.

Linkermouw, V., -mouwen.

Linkeroever, M.

Linkeroog, O., -oogen.

Linkeroor, O., -ooren.

Linkervleugel, M., -vleugels.

Linkervoet, M., -voeten.

Linkerzijde, V.

Links.

Linksaf.

Linksch, linkscher, meest linksch.

Linkschheid, V.

Linksom.

Linnen, O., linnens.

Linnen (bnw.).

Linnengoed, O.

Linnenjuffrouw, V., -juffrouwen.

Linnenkamer, V., -kamers.

Linnenkast, V., -kasten.

Linnenmeid, V., -meiden.

Linnennaaister, V., -naaisters.

Linnenpers, V., -persen.

Linnenwever, M., -wevers.

Lint, O., linten. Lintje, O., -jes.

Lintjesjager, M., -jagers.

Lintwinkel, M., -winkels.

Lintworm, M., -wormen.

Linze, V., linzen.

Linzeboom, M., -boomen; -boompje, O., -jes.

Linzenakker, M., -akkers.

Linzenmeel, O.

Linzensoep, V.

Lip, V., lippen. Lipje, O., -jes.

Lipbloemig.

Liplap, M., liplappen.

Lipletter, V., -letters.

Lippen, lipte, heeft gelipt.

Lippenpommade, V., -pommades.

Lippenzalf, V., -zalven; -zalfje, O., -jes.

Liquidatie, V., liquidatiën en liquidaties.

Liquideeren, liquideerde, heeft geliquideerd.

Lis en Lus, V., lissen en lussen. Lisje en lusje, O., -jes.

Lisch, O., lisschen.

Lischbloem, V., -bloemen.

Lispelen, lispelde, heeft gelispeld.

Lispen, lispte, heeft gelispt.

Lisper, M., lispers.

Lissen, liste, heeft gelist.

List, V., listen. Listje, O., -jes.

Listig, listiger, listigst.

Listigheid, V.

Listiglijk.

Litanie, V., litanieën.

Liter, M., liters.

Literarisch.

Literator, M., literatoren.

Literatuur, V., literaturen.

Literatuurgeschiedenis, V.

Literflesch, V., -flesschen.

Literglas, O., -glazen.

Lithograaf, M., lithografen.

Lithographeeren, lithographeerde, heeft gelithographeerd.

Lithographie, V., lithographieën.

Litteeken, O., -teekens en -teekenen. Litteekentje, O., -jes.

Liturgie, V., liturgieën.

Livrei, V., livreien.

Livreibediende, M., -bedienden.

Livreiknecht, M., -knechts.

Livreirok, M., -rokken.

Livret, O., livretten.

Lob, V., lobben. Lobbetje, O., -jes.

Lobberen, lobberde, heeft gelobberd.

Lobberig, lobberiger, lobberigst.

Lobbes, M., lobbesen.

Lobbig, lobbiger, lobbigst.

Loboor, M., -ooren.

Locaal (plaatselijk), locale.

Locaalspoorweg, M., -spoorwegen.

Locaaltrein, M., -treinen; -treintje, O., -jes.

Localiteit, V., localiteiten.

Locomobiel, V., locomobielen.

Locomotief, V., locomotieven.

Lodder, M., lodders.

Lodderen, lodderde, heeft gelodderd.

Lodderig, lodderiger, lodderigst.

Loeder, M., loeders.

Loef, V.

Loefbalk, M., -balken.

Loefboom, M., -boomen.

Loefgierig.

Loefhouder, M., -houders.

Loefwaarts.

Loefzijde, V.

Loeien, loeide, heeft geloeid.

Loensch.

Loep, V., loepen. Loepje, O., -jes.

Loer (lomperd), M., loeren.

Loer (het loeren), V.

Loeren, loerde, heeft geloerd.

Loeres, M., loeresen. Loeresje, O., -jes.

Loergat, O., -gaten.

Loeroogen, loeroogde, heeft geloeroogd.

Loerplaats, V., -plaatsen.

Loervogel, M., -vogels.

Loet, V., loeten.

Loeven, loefde, heeft en is geloefd.

Loevert en Loever (Te -).

Lof, M.

Lof, O. Zie Loof.

Lof (kerkwoord), O.

Lofdicht, O., -dichten.

Loffelijk, -lijker, -lijkst.

Lofgalm, M., -galmen.

Loflied, O., -liederen.

Lofpsalm, M., -psalmen.

Lofrede, V., -redenen.

Lofredenaar, M., -redenaars.

Lofspraak, V., -spraken.

Loftrompet, V., -trompetten.

Loftuiting, V., -tuitingen.

Lofwaardig, -waardiger, -waardigst, of meer en meest -waardig.

Lofwaardigheid, V.

Lofwerk, O.

Lofzang, M., -zangen.

Log, logger, logst.

Log, V., loggen.

Logarithme, V., logarithmen.

Logarithmentafel, V., -tafels.

Logboek, O., -boeken.

Loge, V., loges.

Logé, M. en V., logé's.

Logeabel.

Logeeren, logeerde, heeft gelogeerd.

Logeergast, M. en V., -gasten.

Logeerkamer, V., -kamers; -kamertje, O., -jes.

Logement, O., logementen. Logementje, O., -jes.

Logementhouder, M., -houders.

Logen, enz. Zie Leugen, enz.

Logenstraffen, logenstrafte, heeft gelogenstraft.

Loggen, logde, heeft gelogd.

Logger, M., loggers. Loggertje, O., -jes.

Loggerschip, O., -schepen.

Logglas, O., -glazen.

Logheid, V.

Logica, V.

Logies, O.

Logisch.

Loglijn, V., -lijnen.

Logplankje, O., -plankjes.

Lok, V., lokken. Lokje, O., -jes.

Lokaal (vertrek), O., lokalen. Lokaaltje, O., -jes.

Lokaalhuur, V.

Lokaas, O.

Lokbrood, O. Lokbroodje, O., -jes.

Lokduif, V., -duiven.

Lokeend, V., -eenden.

Loket, O., loketten. Loketje, O., -jes.

Loketkast, V., -kasten.

Lokfluitje, O., -jes.

Lokken, lokte, heeft gelokt.

Lokkig, lokkiger, lokkigst.

Lokmees, V., -meezen.

Lokspijs, V., -spijzen.

Lokvink, M., -vinken.

Lokvogel, M., -vogels.

Lol, V. Lolletje, O., -jes.

Lollen, lolde, heeft gelold.

Lollepot, M., -potten.

Loller, M., lollers.

Lombard en Lomberd. Zie Lommerd.

Lombarden en Lomberden. Zie Lommerden.

Lommer, O.

Lommerd (ook Lomberd en Lombard), M., lommerds.

Lommerdbriefje, O., -jes.

Lommerden (ook Lomberden en Lombarden), lommerde, heeft gelommerd.

Lommeren, lommerde, heeft gelommerd.

Lommerig, lommeriger, lommerigst.

Lomp, V., lompen. Lompje, O., -jes.

Lomp, lomper, lompst.

Lompenbak, M., -bakken.

Lompengaarder, M., -gaarders.

Lompenkoopman, M., -kooplieden.

Lompenkramer, M., -kramers.

Lompenmand, V., -manden.

Lompenpakhuis, O., -pakhuizen.

Lompenschuur, V., -schuren.

Lompenzak, M., -zakken.

Lompenzolder, M., -zolders.

Lomperd, M., lomperds. Lomperdje, O., -jes.

Lompheid, V., -heden.

Lompigheid, V., -heden.

Long, V., longen. Longetje, O., -jes.

Longengymnastiek, V.

Longontsteking, V., -ontstekingen.

Longtering, V.

Longziekte, V., -ziekten.

Lonk, M., lonken. Lonkje, O., -jes.

Lonken, lonkte, heeft gelonkt.

Lonker, M., lonkers.

Lont, V., lonten. Lontje, O., -jes.

Loochenaar, M., loochenaars en loochenaren.

Loochenen, loochende, heeft geloochend.

Loochening, V., loocheningen.

Lood (metaal), O.

Lood (gewicht), O., looden. Loodje, O., -jes.

Loodachtig, -achtiger, -achtigst.

Loodazijn, M.

Loodboom, M., -boomen.

Looden (bnw.).

Looden, loodde, heeft gelood.

Loodgieter, M., -gieters.

Loodgieterij, V., -gieterijen.

Loodglans, O.

Loodglit, O.

Loodhoudend.

Looding, V., loodingen.

Loodkleur, V.

Loodkleurig.

Loodkoliek, V.

Loodlijn, V., -lijnen; -lijntje, O., -jes.

Loodoxyde, O.

Loodrecht.

Loods (persoon), M., loodsen.

Loods (houten gebouw), V., loodsen. Loodsje, O., -jes.

Loodsen, loodste, heeft geloodst.

Loodsgeld, O., -gelden.

Loodskotter, M., -kotters.

Loodsmannetje, O., -mannetjes.

Loodsmansboot, V., -booten.

Loodsmanswater, O., -waters.

Loodsuiker, V.

Loodswezen, O.

Loodvergiftiging, V.

Loodwit, O.

Loodwitfabriek, V., -fabrieken.

Loodwitfabrikant, M., -fabrikanten.

Loodwitmolen, M., -molens.

Loodzwaar.

Loof en Lof, O.

Loofdak, O., -daken.

Loofhut, V., -hutten.

Loofhuttenfeest, O., -feesten.

Loofhuttenzetting, V.

Loofrijk, -rijker, -rijkst.

Loofwerk, O.

Loog, V.

Loogasch, V.

Loogbak, M., -bakken.

Loogdoek, M., -doeken.

Loogen, loogde, heeft geloogd.

Looging, V., loogingen.

Loogkuip, V., -kuipen.

Loogwater, O.

Loogzout, O., -zouten.

Looi, V.

Looien, looide, heeft gelooid.

Looier, M., looiers.

Looierij, V., looierijen.

Looierskalk, V.

Looiersmes, O., -messen.

Looikuip, V., -kuipen.

Looistof, V.

Looizuur, O.

Look, O.

Looksaus, V., -sausen.

Loom, loomer, loomst.

Loomheid, V.

Loomig, loomiger, loomigst.

Loomigheid, V.

Loon, O., loonen. Loontje, O.

Loondienaar, M., -dienaars.

Loonen, loonde, heeft geloond.

Loonkiezer, M., -kiezers.

Loonstandaard, M.

Loonsverhooging, V., -verhoogingen.

Loontrekkend.

Loontrekker, M., -trekkers.

Loop, M., loopen. Loopje, O., -jes.

Loopbaan, V., -banen.

Loopbrug, V., -bruggen.

Loopen, liep, heeft en is geloopen.

Looper, M., loopers. Loopertje, O., -jes.

Loopgraaf, V., -graven.

Loopjongen, M., -jongens.

Loopkraan, V., -kranen.

Loopmeisje, O., -jes.

Loopplaats, V., -plaatsen.

Loopplank, V., -planken.

Loopsch.

Loopschheid, V.

Loopstag, O., -stagen.

Loopstrijd, M., -strijden.

Loopveld, O., -velden.

Loopwagen, M., -wagens.

Loos (touw), V., loozen.

Loos (listig), loozer, loost.

Loos (ledig), looze.

Loosheid, V., -heden.

Loospijp, V., -pijpen.

Loot, V., loten. Lootje, O., -jes.

Loover, O.

Loovertje (blaadje klatergoud, enz.), O., -jes.

Loozen, loosde, heeft geloosd.

Loozing, V., loozingen. Loozinkje, O., -jes.

Lor, V., lorren. Lorretje, O., -jes.

Lord, M., lords.

Lording, V., lordings.

Lorgneeren, lorgneerde, heeft gelorgneerd.

Lorgnet, O., lorgnetten. Lorgnetje, O., -jes.

Lorgnon, O., lorgnons.

Lorkeboom, M., -boomen.

Lorren, lorde, heeft gelord.

Lorrendraaien, lorrendraaide, heeft gelorrendraaid.

Lorrendraaier, M., -draaiers.

Lorrendraaierij, V., -draaierijen.

Lorretje (papegaai), O., -jes.

Lorrewerk, O.

Lorrie, V., lorries.

Lorrig, lorriger, lorrigst.

Los (lynx), M., lossen.

Los, losser.

Losbaar, -bare.

Losbak, M., -bakken.

Losbandig, -bandiger, -bandigst.

Losbandigheid, V., -heden.

Losbarsten en Losbersten, barstte los, is losgebarsten; ook borst los,
is losgeborsten.

Losbarsting, V., -barstingen.

Losbersten. Zie Losbarsten.

Losbinden, bond los, heeft losgebonden.

Losblijven, bleef los, bleven los, is losgebleven.

Losbol, M., -bollen; -bolletje, O., -jes.

Losbranden, brandde los, heeft en is losgebrand.

Losbreken, brak los, braken los, heeft en is losgebroken.

Losceel, V., -ceelen.

Losdag, M., -dagen.

Losdooien, dooide los, is losgedooid.

Losdraaien, draaide los, heeft losgedraaid.

Losdrukken, drukte los, heeft losgedrukt.

Losgaan, gaat los, ging los, is losgegaan.

Losgeld, O., -gelden.

Losgespen, gespte los, heeft losgegespt.

Losgooien, gooide los, heeft losgegooid.

Losgraven, groef los, groeven los, heeft losgegraven.

Losgrendelen, grendelde los, heeft losgegrendeld.

Loshaken, haakte los, heeft losgehaakt.

Loshakken, hakte los, heeft losgehakt.

Loshangen, hing los, heeft losgehangen.

Losheid, V., -heden.

Loshoofd, M. en V., -hoofden.

Loshoofdig, -hoofdiger, -hoofdigst.

Losjes.

Loskade, V., -kaden.

Losknippen, knipte los, heeft losgeknipt.

Losknoopen, knoopte los, heeft losgeknoopt.

Loskomen, komt los, kwam los, kwamen los, is losgekomen.

Loskoopen, kocht los, heeft losgekocht.

Loskrijgen, kreeg los, kregen los, heeft losgekregen.

Loslaten, liet los, heeft losgelaten.

Loslating, V.

Loslijvig, -lijviger, -lijvigst.

Loslijvigheid, V.

Losloopen, liep los, heeft en is losgeloopen.

Losmaken, maakte los, heeft losgemaakt.

Losplaats, V., -plaatsen.

Losprijs, M., -prijzen.

Losraken, raakte los, is losgeraakt.

Losrente, V., -renten.

Losrijgen, reeg los, regen los, heeft losgeregen.

Losrukken, rukte los, heeft losgerukt.

Losscheuren, scheurde los, heeft en is losgescheurd.

Losschieten, schoot los, schoten los, is losgeschoten.

Losschroeven, schroefde los, heeft losgeschroefd.

Lossen, loste, heeft gelost.

Losser, M., lossers.

Lossigheid, V., -heden.

Lossing, V., lossingen.

Losslaan, slaat los, sloeg los, heeft en is losgeslagen.

Lossmijten, smeet los, smeten los, heeft losgesmeten.

Lossnijden, sneed los, sneden los, heeft losgesneden.

Losspelden, speldde los, heeft losgespeld.

Losspil, O., -spillen.

Losspringen, sprong los, is losgesprongen.

Losstaan, staat los, stond los, heeft losgestaan.

Losstrikken, strikte los, heeft losgestrikt.

Lostarnen, tarnde los, heeft losgetarnd.

Lostornen. Zie Lostarnen.

Lostrekken, trok los, trokken los, heeft losgetrokken.

Losvliegen, vloog los, vlogen los, is losgevlogen.

Loswaaien, waaide los, is losgewaaid; ook woei los, woeien los.

Losweeken, weekte los, heeft en is losgeweekt.

Loswringen, wrong los, heeft losgewrongen.

Loswroeten, wroette los, heeft losgewroet.

Loszagen, zaagde los, heeft losgezaagd.

Loszinnig, -zinniger, -zinnigst.

Loszinnigheid, V., -heden.

Loszitten, zat los, zaten los, heeft losgezeten.

Lot (in de loterij). O., loten. Lotje en lootje, O., lootjes.

Lot (levenstoestand), O.

Lot (scheut), O., loten. Lootje, O., -jes.

Lotbus, V., -bussen.

Loteling, M., lotelingen.

Loten, lootte, heeft geloot.

Loterij, V., loterijen. Loterijtje, O., -jes.

Loterijbriefje, O., -briefjes.

Loterijjood, M., -joden.

Loterijkantoor, O., -kantoren.

Loterijlijst, V., -lijsten.

Loterijzaal, V.

Lotgemeen.

Lotgenoot, M., -genooten.

Lotgenoote, V., -genooten.

Lotgeval, O., -gevallen.

Loting, V., lotingen.

Lotsbedeeling, V., -bedeelingen.

Lotsbestel, O.

Lotsverbetering, V.

Lotsverwisseling, V., -verwisselingen.

Lotto, O., lotto's.

Lottospel, O.

Lotus, M., lotussen.

Lotusbloem, V., -bloemen.

Loupe (vergrootglas), V., loupen.

Louter, louterder, louterst.

Louteraar, M, louteraars.

Louteren, louterde, heeft gelouterd

Louterheid, V.

Loutering, V., louteringen.

Louterpan, V., -pannen.

Louterstal, M.

Loutertrog, M., -troggen.

Louw, V., louwen. Louwtje, O., -jes.

Louwmaand, V.

Loven, loofde, heeft geloofd.

Loyaal, loyaler, loyaalst.

Loyaliteit, V.

Lub en Lubbe, V., lubben.

Lubben, lubde, heeft gelubd.

Lubbing, V., lubbingen.

Lubmes, O., -messen.

Lucht, V., luchten. Luchtje, O., -jes.

Luchtbal, M., -ballen.

Luchtballon, M., -ballons.

Luchtband, M., -banden.

Luchtbel, V., -bellen.

Luchtbol, M., -bollen.

Luchtdicht.

Luchtdruk, M.

Luchten, luchtte, heeft gelucht.

Luchter, M., luchters.

Luchtgat, O., -gaten; -gaatje, O., -jes.

Luchthart, M. en V., -harten.

Luchthartig, -hartiger, -hartigst.

Luchthartigheid, V.

Luchtig, luchtiger, luchtigst.

Luchtigheid, V.

Luchtigjes.

Luchtkasteel, O., -kasteelen.

Luchtkolom, V., -kolommen.

Luchtkuur, V., -kuren.

Luchtledig.

Luchtledig, O.

Luchtpijp, V., -pijpen.

Luchtpomp, V., -pompen.

Luchtreis, V., -reizen.

Luchtreiziger, M., -reizigers.

Luchtruim, O.

Luchtschipper, M., -schippers.

Luchtsgesteldheid, V.

Luchtsoort, V., -soorten.

Luchtspiegeling, V., -spiegelingen.

Luchtstreek, V., -streken.

Luchtverschijnsel, O., -verschijnselen.

Luchtverversching, V.

Lucifer, M., lucifers. Lucifertje, O., -jes.

Lucifersdoosje, O., -jes.

Lucifersfabriek, V., -fabrieken.

Luciferskop, M., -koppen.

Lucratief, lucratiever, lucratiefst.

Lui (lieden), mv., M. Luitjes, mv., O.

Lui, luier, luist.

Luiaard, M., luiaards.

Luibak, M. en V., -bakken.

Luibakken, luibakte, heeft geluibakt.

Luibuis, M., -buizen.

Luibuizen, luibuisde, heeft geluibuisd.

Luid (Naar - van).

Luid, luider, luidst.

Luiden (ook Luien), luidde en luide, heeft geluid.

Luider (ook Luier), M., luiders en luiers.

Luidkeels.

Luidruchtig, -ruchtiger, -ruchtigst.

Luidruchtigheid, V.

Luien, enz. Zie Luiden, enz.

Luier, V., luiers. Luiertje, O., -jes.

Luieren, luierde, heeft geluierd.

Luiermand, V., -manden.

Luifel, V., luifels. Luifeltje, O., -jes.

Luiheid, V.

Luik, O., luiken. Luikje, O., -jes.

Luiken, look, loken, heeft geloken.

Luikerwaal, M., -walen.

Luilak, M. en V., luilakken.

Luilakken, luilakte, heeft geluilakt.

Luilekkerland, O.

Luim, V., luimen. Luimpje, O., -jes.

Luimen, luimde, heeft geluimd.

Luimig, luimiger, luimigst.

Luimigheid, V.

Luip, M., luipen.

Luipaard, M., luipaarden. Luipaardje, O., -jes.

Luipen, luipte, heeft geluipt.

Luiperd, M., luiperds.

Luis, V., luizen. Luisje, O., -jes.

Luishark (persoon), M., -harken.

Luister, M.

Luisteraar, M., luisteraars.

Luisteraarster, V., luisteraarsters.

Luisteren, luisterde, heeft geluisterd.

Luisterrijk, -rijker, -rijkst.

Luistervink, M. en V., -vinken.

Luit, V., luiten.

Luitenant, M., luitenants. Luitenantje, O., -jes.

Luitenant-adjudant, M., luitenants-adjudanten.

Luitenant-admiraal, M., luitenant-admiraals.

Luitenant-generaal, M., luitenant-generaals.

Luitenant-ingenieur, M., luitenants-ingenieurs.

Luitenant-kolonel, M., luitenant-kolonels.

Luitenantstraktement, O., -traktementen; -traktementje, O., -jes.

Luiwagen, M., -wagens.

Luiwammes, M., -wammesen.

Luiwijvengoed, O.

Luizen, luisde, heeft geluisd.

Luizenmarkt, V., -markten.

Luizenzalf, V.

Luizig, luiziger, luizigst.

Luk, O. Lukje, O., -jes.

Lukken, lukte, is gelukt.

Lukraak.

Lul (stagzeil), M., lullen.

Lul (pijp), V., lullen. Lulletje, O., -jes.

Lullen, lulde, heeft geluld.

Lullepijp, V., -pijpen.

Lumieren, O.

Lumineus, lumineuzer.

Lumme, V., lummen.

Lummel, M., lummels.

Lummelachtig, -achtiger, -achtigst.

Lummelachtigheid, V.

Lummelen, lummelde, heeft gelummeld.

Lummelig, lummeliger, lummeligst.

Lummerharst, M., -harsten.

Lummerstuk, O., -stukken.

Lunderen, lunderde, heeft gelunderd.

Lunet, V., lunetten.

Luns, V., lunzen. Lunsje, O., -jes.

Lunteren, lunterde, heeft gelunterd.

Lunzen, lunsde, heeft gelunsd.

Lurf, V., lurven.

Lurken, lurkte, heeft gelurkt.

Lus. Zie Lis.

Lust, M., lusten. Lustje, O., -jes.

Lusteloos, -loozer.

Lusteloosheid, V.

Lusten, lustte, heeft gelust.

Lusthof, M., -hoven.

Lustig, lustiger, lustigst.

Lustigheid, V.

Lustoord, O., -oorden.

Lustprieel, O., -prieelen.

Lustre, O.

Lustrum, O., lustra.

Lustrumfeest, O., -feesten.

Lustwarande, V., -waranden.

Lutheraan, M., Lutheranen.

Luthersch.

Lutje, O.

Luttel (bijw.).

Luttel, O.

Luur, V., luren. Luurtje, O., -jes.

Luw, luwer, luwst.

Luwen, luwde, heeft en is geluwd.

Luwte, V., luwten.

Luxe, V.

Luxe-artikel, O., -artikelen.

Luxe-trein, M.

Luxueus, luxueuze.

Lyceum, O., lycea.

Lynx, M., lynxen.

Lyriek, V.

Lyrisch.

Lyrisme, O.



M


M, V., m's.

Ma. Zie Mama.

Maag (bloedverwant), M. en V., magen.

Maag (lichaamsdeel), V., magen. Maagje, O., -jes.

Maagbitter, O.

Maagd, V., maagden.

Maagdelijk.

Maagdelijkheid, V.

Maagdelijn, O., maagdelijns.

Maagdenblos, M.

Maagdenhart, O., -harten.

Maagdenpalm, V., -palmen.

Maagdenpeer, V., -peren.

Maagdenrei, M., -reien.

Maagdenroof, M.

Maagdenschennis, V.

Maagdenwas, O.

Maagdevlies, O., -vliezen.

Maagdom, M.

Maagkanker, M.

Maagkramp, V., -krampen.

Maagkwaal, V., -kwalen.

Maagpijn, V., -pijnen.

Maagpomp, V., -pompen.

Maagsap, O.

Maagschap (magen), V.; (vermaagschapping), O.

Maagstreek, V.

Maaien, maaide, heeft gemaaid.

Maaier, M., maaiers.

Maaigeld, O.

Maaiing, V., maaiingen.

Maailand, O.

Maailoon, O., -loonen.

Maaitijd, M.

Maaiveld, O., -velden.

Maaivoet, M. en V., -voeten.

Maaivoeten, maaivoette, heeft gemaaivoet.

Maaiweder en -weer, O.

Maak, V. (In de maak).

Maakloon, O., -loonen.

Maaksel, O. Maakseltje, O., -jes.

Maakster, V., maaksters.

Maal (keer), V., malen.

Maal (kofferzak), V., malen.

Maal (maaltijd), O., malen. Maaltje, O., -jes.

Maalfeest, O., -feesten.

Maalgeld, O.

Maalloon, O., -loonen.

Maalsteen, M., -steenen.

Maalstok, M., -stokken.

Maalstroom, M., -stroomen.

Maaltand, M., -tanden.

Maaltijd (maal), M., -tijden.

Maaltijd (eener suikerfabriek), M.

Maalzolder, M., -zolders.

Maan (hemellichaam), V., manen. Maantje, O., -jes.

Maanbewoner, M., -bewoners.

Maanbrief, M., -brieven.

Maand, V., maanden. Maandje, O., -jes.

Maandag, M., -dagen.

Maandaghouder, M., -houders.

Maandagsch.

Maandblad, O., -bladen.

Maandbloeiers (mv.), M.

Maandelijks (bijw.).

Maandelijksch (bnw.).

Maandgeld, O., -gelden.

Maandkaart, V., -kaarten.

Maandkamer, V., -kamers.

Maandpaard, O., -paarden.

Maandroos, V., -rozen.

Maandschrift, O., -schriften.

Maandstaat, M., -staten.

Maandstond, M., -stonden.

Maaneclips, V., -eclipsen.

Maanjaar, O., -jaren.

Maankop (kop of zaadhuisje), M.; (de plant), V., -koppen;
(slaapmiddel), O.

Maanlicht, O.

Maansverduistering, V., -verduisteringen.

Maanziek, -zieker, -ziekst.

Maanziekte, V.

Maar.

Maar. Zie Mare.

Maarschalk, M., -schalken.

Maarschalksstaf, M., -staven.

Maarschalkstafel, V., -tafels.

Maart, M.

Maartsch.

Maas (rivier), V.

Maas (van een net), V., mazen. Maasje, O., -jes.

Maasbal, M., -ballen.

Maasmand, V.; -mandje, O.

Maat (makker), M., maats. Maatje, O., -jes.

Maat (van meten), V., maten. Maatje, O., -jes.

Maatflesch, V., -flesschen.

Maatgevoel, O.

Maatglas, O., -glazen; -glaasje, O., -jes.

Maathouden, O.

Maatjesharing, V.

Maatjespeer, V., -peren.

Maatregel, M., -regelen en -regels.

Maatschap, V., -schappen.

Maatschappelijk.

Maatschappij, V., maatschappijen.

Maatstaf, M., -staven.

Maatstok, M., -stokken.

Maatstreep, V., -strepen.

Maatvast, -vaster.

Maatverdeeling, V., -verdeelingen.

Macadamweg, M., -wegen.

Macaroni, V.

Macaroni-schoteltje, O., -schoteltjes.

Macchiavellisme, O.

Macedoine, V., macedoines.

Machinaal, machinale.

Machine, V., machines.

Machinekamer, V., -kamers.

Machinekamer-behoeften (mv.), V.

Machine-olie, V.

Machinerie, V., machinerieën.

Machinist, M., machinisten.

Machinistenschool, V., -scholen.

Macht, V., machten.

Machteloos, -loozer.

Machteloosheid, V.

Machthebbende, M. en V., -hebbenden.

Machthebber, M., -hebbers.

Machtig, machtiger, machtigst.

Machtigen, machtigde, heeft gemachtigd.

Machtiging, V., machtigingen.

Machtsaanwijzer, M., -aanwijzers.

Machtsbetoon, O.

Machtsoefening, V., -oefeningen.

Machtsontwikkeling, V.

Machtspreuk, V., -spreuken.

Machtsverheffing, V., -verheffingen.

Machtsvertoon, O.

Mad, O.

Made, V., maden.

Madelief, V., madelieven. Madeliefje, O., -jes.

Madera, V.

Maderakaraf, V., -karaffen.

Madonna, V., madonna's.

Madonnabeeld, O., -beelden.

Madrigaal, O., madrigalen.

Maecenas, M., Maecenaten.

Maestro, M., maestro's.

Maf, maffer, mafst.

Maf (geldstuk), M., maffen. Mafje, O., -jes.

Mafheid, V.

Magazijn, O., magazijnen. Magazijntje, O., -jes.

Magazijngeweer, O., -geweren.

Magazijnhouder, M., -houders.

Magazijnmeester, M., -meesters.

Magazijnvuur, O.

Mager, magerder, magerst.

Mageren, magerde, is gemagerd.

Magerheid, V.

Magerte, V.

Magertjes.

Magisch.

Magistraat, M., magistraten.

Magistraatspersoon, M., -personen.

Magistratuur, V.

Magnaat, M., magnaten.

Magneet, M., magneten.

Magneetkracht, V.

Magneetnaald, V., -naalden.

Magnesia, V.

Magnesium, O.

Magnesiumlicht, O.

Magnetisch.

Magnetiseeren, magnetiseerde, heeft gemagnetiseerd.

Magnetiseur, M., magnetiseurs.

Magnetisme, O.

Magyaar, M., Magyaren.

Mahomedaan, M., Mahomedanen.

Mahomedaansch.

Mahoniehout, O.

Mahoniehouten (bnw.).

Mail, V., mails.

Mailboot, V., -booten.

Mailbrief, M., -brieven.

Mailcourant, V., -couranten.

Mail-editie, V., -edities.

Mailpapier, O.

Mailsluiting, V.

Mainteneeren, mainteneerde, heeft gemainteneerd. Zie ook Mentineeren.

Maïs, V.

Maïsoogst, M.

Majesteit, V., majesteiten.

Majesteitsschennis, V.

Majestueus, -euze.

Majolica, O.

Majoor, M., majoors.

Majoor-ingenieur, M., majoors-ingenieurs.

Majoraat, O., majoraten.

Mak, makker, makst.

Makelaar (persoon en zaak), M., makelaars en makelaren. Makelaartje,
O., -jes.

Makelaardij, V.

Makelaarschap, O.

Makelaarsloon, O.

Makelaarsprovisie, V.

Makelarij, V., makelarijen.

Makelen, makelde, heeft gemakeld.

Makelij, V.

Maken, maakte, heeft gemaakt.

Maker, M., makers.

Makheid, V.

Making, V., makingen.

Makkelijk, -lijker, -lijkst.

Makker, M., makkers. Makkertje, O., -jes.

Makreel, M., makreelen. Makreeltje, O., -jes.

Makrol, V., makrollen. Makrolletje, O., -jes.

Mal (vorm), M., mallen. Malletje, O., -jes.

Mal, maller, malst.

Malachiet, O.

Malaria, V.

Malaria-bacil, M., -bacillen.

Malaria-mug, V., -muggen.

Malder en Maller (werkman), M., malders en mallers.

Malder (maat), O., malders.

Maleier, M., Maleiers.

Maleisch.

Maleisch, O.

Malen (fijnmaken), maalde, heeft gemalen.

Malen (schilderen), maalde, heeft gemaald.

Malen (lastig zijn), maalde, heeft gemaald.

Maler, M., malers.

Malerij, V., malerijen.

Malheid, V., -heden.

Malicieus, malicieuzer.

Malie (ring en nestel), V., maliën en malies.

Malie (kolf), V., maliën en malies.

Maliebaan, V., -banen.

Maliën, maliede, heeft gemalied.

Maliënkolder, M., -kolders.

Malieveld, O., -velden.

Maling, V.

Malkaar (_afbreken_ malk-aar).

Malkander, (_afbreken_ malk-ander).

Malkruid, O.

Mallejan, M., -jans.

Mallemolen, M., -molens.

Mallen, malde, heeft gemald.

Mallepraat, M.

Malligheid, V., -heden.

Malloot (vrouwmensch), V., malloten.

Mallote (steenklaver), V.

Malsch, malscher, malscht.

Malschheid, V., -heden.

Malteezer, M., Malteezers.

Maltentig, maltentiger, maltentigst.

Maltentigheid, V.

Malthusianisme, O.

Maluwe, V.

Malve, V., malven.

Malversatie, V., malversatiën.

Malvezij, V.

Malzolder, M., -zolders.

Mam, V., mammen. Mammetje, O., -jes.

Mama en Ma, V., mama's en ma's. Mamaatje en maatje, O., -jes.

Mamiering, V., mamieringen en mamierings.

Mammekenskruid, O.

Mammeluk, M., Mammelukken.

Mammen, mamde, heeft gemamd.

Mammon, M.

Man, M., mannen en mans. Mannetje, O., -jes; ook manneken en manneke,
O., mannekens en mannekes.

Manachtig, -achtiger, -achtigst.

Manbaar, -bare.

Manbaarheid, V.

Manchet, V., manchetten. Manchetje, O., -jes.

Manchetknoop, M., -knoopen; -knoopje, O., -jes.

Manco, O.

Mand, V., manden. Mandje, O., -jes.

Mandaat, O., mandaten.

Mandarijn, M., mandarijnen.

Mandarijntje, O., mandarijntjes.

Mandataris, M., mandatarissen.

Mandement, O., mandementen.

Manden, mandde, heeft gemand.

Mandenmaken, O.

Mandenmaker, M., -makers.

Mandenwinkel, M., -winkels.

Mandewagen, M., -wagens; -wagentje, O., -jes.

Mandewerk, O.

Mandewerker, M., -werkers.

Mandjeskoop, M., -koopen.

Mandoline, V., mandolines.

Mandragora, V.

Mandril, M., mandrils.

Mandvol, V. (mv. manden vol).

Manege, V., maneges.

Manegepaard, O., -paarden.

Manen (haren), mv., V.

Manen, maande, heeft gemaand.

Maner, M., maners.

Maneschijn, M., -schijntje, O.

Mangaan, O.

Mangat en Mannegat, O., -gaten.

Mangel (werktuig), M., mangels. Mangeltje, O., -jes.

Mangel (gebrek), O.

Mangelbord, O., -borden.

Mangelen (gladmaken), mangelde, heeft gemangeld.

Mangelen (ontbreken), mangelde, heeft gemangeld.

Mangelgeld, O.

Mangelgoed, O.

Mangelkamer, V., -kamers.

Mangelrol, V., -rollen.

Mangelvrouw, V., -vrouwen.

Mangelwortel, M., -wortels.

Manhaftig, -haftiger, -haftigst.

Manhaftigheid, V.

Manheid, V.

Manier, V., manieren.

Manifest, O., manifesten.

Manifestatie, V., manifestaties en manifestatiën.

Manilla, V., manilla's.

Manilla-sigaar, V., -sigaren.

Manille, V., manilles.

Maning, V., maningen.

Mank, manker, mankst.

Mankeeren, mankeerde, heeft gemankeerd.

Mankement, O., mankementen. Mankementje, O., -jes.

Mankheid, V.

Mankpoot, M. en V., -pooten.

Manlief.

Manlijk en Mannelijk, -lijker, -lijkst.

Manlijkheid, V.

Manmoedig, -moediger, -moedigst.

Manmoedigheid, V.

Manna, O.

Mannen, mande, heeft gemand.

Mannenhuis, O., -huizen.

Mannenklooster, O., -kloosters.

Mannenkoor, O., -koren.

Mannenkracht, V.

Mannenmoed, M.

Mannenstem, V., -stemmen.

Mannentaal, V.

Mannenzaal, V., -zalen.

Mannenzangvereeniging, V., -vereenigingen.

Mannetjes. De diernamen, met mannetjes verbonden, als samenstellingen
aaneen te schrijven, b. v. mannetjeseend, mannetjesvink enz.

Mannetjesboon, V., -boonen.

Mannetjesnoot, V., -noten.

Mannin, V., manninnen.

Manoeuvre, V., manoeuvres.

Manoeuvreeren, manoeuvreerde, heeft gemanoeuvreerd.

Manometer, M., -meters.

Mans (Mans genoeg).

Mansbloed, O.

Manschap (bemanning), V.

Manschappen (mv.), V.

Manshemd, O., -hemden.

Manshoed, M., -hoeden.

Manshoofd, O.

Manshoogte, V.

Manskerel, M., -kerels.

Manskleed, O., -kleederen en -kleeren.

Manskleermaker, M., -kleermakers.

Manslaars, V., -laarzen.

Manslag, M., -slagen.

Manslengte, V.

Mansmoeder, V.

Mansnaam, M., -namen.

Manspersoon, O., -personen.

Mantel (kleedingstuk), M., mantels. Manteltje, O., -jes.

Mantel (takel), M., mantels.

Mantelen, mantelde, heeft gemanteld.

Manteling, V., mantelingen.

Manteljas, V., -jassen.

Mantelmagazijn, O., -magazijnen.

Mantelstof, V., -stoffen.

Mantelzak, M., -zakken.

Mantille, V., mantilles.

Manuaal, O., manualen.

Manufacturen (mv.), V.

Manufacturier, M., manufacturiers.

Manufactuurwinkel, M., -winkels.

Manuscript, O., manuscripten.

Manvolk, O.

Manwijf, O., -wijven.

Manziek, -zieker, -ziekst.

Maraskijn, M. Maraskijntje, O.

Marcheeren, marcheerde, heeft en is gemarcheerd.

Marconist, M., marconisten.

Mare en Maar (tijding), V., maren.

Marechaussee (politie), V.; (persoon), M., marechaussees. In de eerste
bet. ook Maréchaussée.

Margarine, V.

Margarineboter, V.

Mariabeeld, O., -beelden.

Maria-Boodschap, V.

Mariadag, M., -dagen.

Mariadienst, M.

Maria-Geboorte, V.

Marialied, O., -liederen.

Mariavereering, V.

Marine, V.

Marineblauw, O.

Marineeren, marineerde, heeft gemarineerd.

Marine-officier, M., -officieren.

Marinewerf, V., -werven.

Marinier, M., mariniers.

Mariniersbak, M.

Marinierskazerne, V., -kazernes.

Mariolein en Marjolein, V.

Marionet, V., marionetten.

Marionettenspel, O., -spellen.

Maritiem, maritieme.

Mark (landstreek), V., marken.

Mark (geldstuk), V., marken.

Mark (gewicht), O., marken.

Markegrond, M., -gronden. Ook Markgrond.

Marketentster, V., marketentsters. Marketentstertje, O., -jes.

Marketentstersvaatje, O., -jes.

Markeur, M., markeurs.

Markgenoot, M., -genooten.

Markgraaf, M., -graven.

Markgravin, V., -gravinnen.

Markies, M., markiezen.

Markiezaat. O., -aten.

Markiezin, V., markiezinnen.

Markje, O., -jes.

Markt, V., markten.

Marktbericht, O., -berichten.

Marktdag, M., -dagen.

Markten, marktte, heeft gemarkt.

Marktganger, M., -gangers.

Marktgangster, V., -gangsters.

Marktgeld, O.

Marktmeester, M., -meesters.

Marktplaats, V., -plaatsen.

Marktplein, O., -pleinen.

Marktpolitie, V.

Marktprijs, M., -prijzen.

Marktrecht, O., -rechten.

Marktschip, O., -schepen.

Marktvlek, O., -vlekken.

Marktwaar, V., -waren.

Marlen, marlde, heeft gemarld.

Marlijn, V., marlijnen.

Marling, V., marlingen.

Marlpriem, M., -priemen.

Marlreep, M., -reepen.

Marltouw, O.

Marmel, M., marmels.

Marmelade, V., marmeladen en marmelades.

Marmeladepotje, O., -potjes.

Marmelen, marmelde, heeft gemarmeld.

Marmer, O., marmers.

Marmeren (bnw.).

Marmeren, marmerde, heeft gemarmerd.

Marmergroeve, V., -groeven.

Marmerkleur, V.

Marmerzaag, V., -zagen.

Marmot, V., marmotten. Marmotje, O., -jes.

Marmottenhok, O., -hokken.

Marmottevel, O., -vellen.

Marokijn, O.

Marokijnen (bnw.).

Marren, marde, heeft gemard.

Mars, V., marsen. Marsje, O., -jes.

Marsch (tusschenw.).

Marsch, M., marschen.

Marschroute, V.

Marschtenue, V.

Marschvaardig.

Marsepein, V. en O., marsepeinen. Marsepeintje, O., -jes.

Marsepeinen (bnw.).

Marsiliaan (vaartuig), M., marsilianen.

Marskramer, M., -kramers.

Marslantaarn, V., -lantaarns.

Marszeil, O., -zeilen en -zeils.

Martelaar, M., martelaren en martelaars. Martelaartje, O., -jes.

Martelaarsboek, O., -boeken.

Martelaarschap, O.

Martelaarskroon, V., -kronen.

Martelares, V., martelaressen.

Marteldood, M.

Martelen, martelde, heeft gemarteld.

Marteling, V., martelingen.

Martelkroon, V., -kronen.

Marteltuig, O., -tuigen.

Marter (dier), M., marters; (bont), O. Martertje, O., -jes.

Martiaal, martialer, martiaalst.

Maskeeren (verbergen), maskeerde, heeft gemaskeerd.

Masker, O., maskers. Maskertje, O., -jes.

Maskerade, V., maskeraden.

Maskeradefeest, O., -feesten.

Maskeradepak, O., -pakken.

Maskeren (vermommen), maskerde, heeft gemaskerd.

Massa, V., massa's.

Massaal, massale.

Massage, V.

Masseeren, masseerde, heeft gemasseerd.

Masseur, M., masseurs.

Masseuse, V., masseuses.

Massief, massiever, massiefst.

Mast, M., masten. Mastje, O., -jes.

Mastboom, M., -boomen.

Mastbosch, O., -bosschen.

Masteluin, O. of M., masteluinen. Masteluintje, O., -jes.

Masteluinen (bnw.).

Masten, mastte, heeft gemast.

Mastenmaker, M., -makers.

Mastenmakerij, V., -makerijen.

Mastik, M.

Mastklimmen, O.

Mastkoker, M., -kokers.

Mat (geldstuk), M., matten.

Mat (vlechtwerk), V., matten. Matje, O., -jes.

Mat (landmaat), O. Zie Mad.

Mat, matter, matst.

Matador, M., matadors.

Mateloos, -looze.

Materiaal, O., materialen.

Materialisme, O.

Materialist, M., materialisten.

Materie, V., materiën en materies.

Materieel, materieeler, materieelst.

Matglas, O.

Matglazen (bnw.).

Matheid, V.

Mathematicus, M., mathematici.

Mathematisch.

Mathesis, V.

Matig, matiger, matigst.

Matigen, matigde, heeft gematigd.

Matigheid, V.

Matigheidsgenootschap, O., -genootschappen.

Matiging, V.

Matinée, V., matinée's.

Matras, V., matrassen. Matrasje, O., -jes.

Matrassenmaker, M., -makers.

Matres,V., matressen. Matresje, O., -jes.

Matresseschool, V., -scholen.

Matriarchaat, O.

Matrijs, V., matrijzen.

Matrone, V., matronen en matrones.

Matroos, M., matrozen. Matroosje, O., -jes.

Matrozenbak, M., -bakken.

Matrozenherberg, V., -herbergen.

Matrozenhoed, M., -hoeden.

Matrozenkist, V., -kisten.

Matrozenkraag, M.

Matrozenkroeg, V., -kroegen.

Matrozenlied, O., -liederen.

Matrozenpak, O., -pakken; -pakje, O., -jes.

Matrozenplunje, V.

Matschudding, V.

Matsen, matste, heeft gematst.

Mattekeesje, O., -keesjes.

Matten (stoelen matten), matte, heeft gemat.

Mattenbies, V., -biezen.

Mattenmaken, O.

Mattenmaker, M., -makers.

Mattenvlechter, M., -vlechters.

Matter, M., matters.

Mausoleum, O., mausolea.

Mauwen, mauwde, heeft gemauwd.

Maximaal, maximale.

Maximum, O.

Maximum-thermometer, M., -thermometers.

Mazelen (mv.), V.

Mazelen, mazelde, heeft gemazeld.

Mazen, maasde, heeft gemaasd.

Mazurka, V., mazurka's.

Mechanica, V.

Mechaniek, V. en O.

Mechanisch.

Mechanisme, O.

Medaille, V., medailles.

Medaillon, O., medaillons. Medaillonnetje, O., -jes.

Mede en Mee (drank), V.

Mede en Mee (meekrap), V.

Mede en Mee, bijw. (Zoo ook in de meeste samenstellingen).

Medeafgevaardigde, M. en V., -afgevaardigden.

Medearbeiden, arbeidde mede, heeft medegearbeid.

Medearbeider, M., -arbeiders.

Medebestuurder, M., -bestuurders.

Medebewoner, M., -bewoners.

Medebrengen, bracht mede, heeft medegebracht.

Medebroeder, M., -broeders.

Medeburger, M., -burgers.

Medeburgerschap, O.

Medechristen, M., -christenen.

Medecommissaris, M., -commissarissen.

Medecrediteur, M., -crediteuren.

Mededansen, danste mede, heeft medegedanst.

Mededeelbaar, -bare.

Mededeelen, deelde mede, heeft medegedeeld.

Mededeeling, V., -deelingen.

Mededeelzaam, -zamer, -zaamst.

Mededeelzaamheid, V.

Mededingen, dong mede, heeft medegedongen.

Mededinger, M., -dingers.

Mededoen, deed mede, deden mede, heeft medegedaan.

Mededoogen, O.

Mededoogend. Zie Meedoogend.

Mededoogendheid, V. Zie Meedoogendheid.

Mededoogenloos. Zie Meedoogenloos.

Medeëigenaar, M., -ëigenaars en -ëigenaren.

Medeëigenares, V., -ëigenaressen.

Medeërfgenaam, M. en V., -ërfgenamen. V. ook -ërfgename.

Medeëten, at mede, aten mede, heeft medegegeten.

Medegaan, gaat mede, ging mede, is medegegaan.

Medegaand. Zie Meegaand.

Medegetuige, M. en V., -getuigen.

Medegeven, gaf mede, gaven mede, heeft medegegeven.

Medehelper, M., -helpers.

Medeïngezetene, M. en V., -ïngezetenen.

Medeklinker, M., -klinkers.

Medekomen, komt mede, kwam mede, kwamen mede, is medegekomen.

Medelid, O., -leden.

Medelijden, leed mede, leden mede, heeft medegeleden.

Medelijden, O.

Medelijdend, -lijdender, -lijdendst.

Medelijdendheid, V.

Medelijdenswaardig, -waardiger, -waardigst, of meer en meest -waardig.

Medeloopen, liep mede, heeft en is medegeloopen.

Medelooper (persoon), M., -loopers.

Medelooper (buitenkansje). Zie Meelooper.

Medemensch, M., -menschen.

Medeminnaar, M., -minnaars.

Medeminnares, V., -minnaressen.

Meden, meedde, heeft gemeed.

Medenemen, nam mede, namen mede, heeft medegenomen.

Medeonderteekenaar, M., -onderteekenaars.

Medeoorzaak, V., -oorzaken.

Medepakken, pakte mede, heeft medegepakt.

Medeplichtig.

Medeplichtige, M. en V., -plichtigen.

Medepraten, praatte mede, heeft medegepraat.

Medeprater. Zie Meeprater.

Mederedacteur, M., -redacteurs.

Medereeder, M., -reeders.

Mederegeeren, regeerde mede, heeft medegeregeerd.

Medereizen, reisde mede, heeft en is medegereisd.

Mederekenen, rekende mede, heeft medegerekend.

Mederijden, reed mede, reden mede, heeft en is medegereden.

Medeschepsel, O., -schepselen.

Medeschuldige, M. en V., -schuldigen.

Medesleepen, sleepte mede, heeft medegesleept.

Medespelen, speelde mede, heeft medegespeeld.

Medespeler, M., -spelers.

Medespreken, sprak mede, spraken mede, heeft medegesproken.

Medestander, M., -standers.

Medestemmen, stemde mede, heeft medegestemd.

Medestrijden, streed mede, streden mede, heeft medegestreden.

Medestrijder, M., -strijders.

Medetrekken, trok mede, trokken mede, heeft en is medegetrokken.

Medetroonen, troonde mede, heeft medegetroond.

Medevallen, viel mede, is medegevallen.

Medevaller. Zie Meevaller.

Medevoeren, voerde mede, heeft medegevoerd.

Medevrijer, M., -vrijers.

Medewerken, werkte mede, heeft medegewerkt.

Medewerker, M., -werkers.

Medewerking, V.

Medewerkster, V., -werksters.

Medeweten, O.

Medeweter, M., -weters.

Medezeggenschap, O.

Medezingen, zong mede, heeft medegezongen.

Mediaan (papier), O.

Mediaan (lettersoort), V.

Medicament, O., medicamenten.

Medicijn, V., medicijnen.

Medicijnflesch, V., -flesschen; -fleschje, O., -jes.

Medicijnmeester, M., -meesters.

Medicinaal.

Medicineeren, medicineerde, heeft gemedicineerd.

Medicus, M., medici.

Mediocriteit, V., mediocriteiten.

Medisch.

Medium, O., mediums.

Mee. Zie Mede.

Meedoogend, -doogender, -doogendst.

Meedoogendheid, V.

Meedoogenloos, -looze.

Meegaand, -gaander, -gaandst.

Meegaandheid, V.

Meekrap, V.

Meekrapplant, V., -planten.

Meekraprups, V., -rupsen.

Meekrapwortel (stofnaam), V.

Meel, O.

Meelachtig, -achtiger, -achtigst.

Meeldauw, M.

Meeldraad, M., -draden.

Meelfabriek, V., -fabrieken.

Meelhandelaar, M., -handelaars.

Meeligger, M., meeliggers.

Meelkost, M., -kosten.

Meelmolen, M., -molens.

Meelooper (buitenkansje), M., -loopers; -loopertje, O., -jes.

Meelspijs, V., -spijzen.

Meelworm, M., -wormen.

Meelzak, M., -zakken.

Meelzolder, M., -zolders.

Meemaler, M., -malers.

Meenen, meende, heeft gemeend.

Meenens (Het is -).

Meening, V., meeningen.

Meeprater, M., -praters.

Meepsch, meepscher, meest meepsch.

Meer (water), O., meren. Meertje, O., -jes.

Meer (drooggemaakt meer), V.

Meer.

Meerboei, V., -boeien.

Meerder.

Meerdere, M. en V., meerderen.

Meerderen, meerderde, heeft en is gemeerderd.

Meerderheid, V., -heden.

Meerderjarig.

Meerderjarigheid, V.

Meerderjarigverklaring, V., -verklaringen.

Meerendeel, O.

Meerendeels.

Meergeld, O., -gelden.

Meergemeld.

Meergenoemd.

Meerkat, V., -katten.

Meerketting, M., -kettingen.

Meerkoet, V., -koeten.

Meerkol, M., -kollen.

Meerle en Merel, V., meerlen en merels.

Meerlenei, O., -eieren.

Meermalen.

Meermin, V., -minnen.

Meerpaal, M., -palen.

Meerring, M., -ringen.

Meerschuim, O.

Meerschuimen (bnw.).

Meerslachtig.

Meerstoel, M., -stoelen.

Meertouw, O., -touwen.

Meervoud, O., meervouden.

Meervoudig.

Meervoudsvorm, M., -vormen.

Mees, V., meezen. Meesje, O., -jes.

Meesmuilen, meesmuilde, heeft gemeesmuild.

Meest.

Meestal.

Meestamper, M., -stampers.

Meestbiedende, M., -biedenden.

Meestendeels.

Meestentijds. Verg. Meesttijds.

Meester, M., meesters en meesteren. Meestertje, O., -jes.

Meesterachtig, -achtiger, -achtigst.

Meesterachtigheid, V.

Meesteren, meesterde, heeft gemeesterd.

Meesteres, V., meesteressen.

Meestergast, M., -gasten.

Meesterhand, V.

Meesterknecht, M., -knechts.

Meesterlijk, -lijker, -lijkst.

Meesterschap, O.

Meesterstitel, M., -titels.

Meesterstuk, O., -stukken; -stukje, O., -jes.

Meesterwerk, O., -werken; -werkje, O., -jes.

Meestoof, V., -stoven.

Meesttijds en Meestentijds.

Meet, V. (Van meet aan).

Meetbaar, -bare.

Meetbrief, M., -brieven.

Meetgeld, O.

Meetkan, V., -kannen.

Meetketting, M., -kettingen.

Meetkunde, V.

Meetkundig.

Meetkundige, M. en V., -kundigen.

Meetkunst, V.

Meetkunstig.

Meetlijn, V., -lijnen.

Meetloon, O., -loonen.

Meetroede, V., -roeden.

Meetstok, M., -stokken.

Meettafeltje, O., -jes.

Meeuw, V., meeuwen. Meeuwtje, O., -jes.

Meeuwenei, O., -eieren.

Meeuwennest, O., -nesten.

Meeuweveer, V., -veeren.

Meevaller, M., -vallers; -vallertje, O., -jes.

Meevat, O., -vaten.

Meeverf, V.

Meewarig, -wariger, -warigst.

Meewarigheid, V.

Mei (Bloeimaand), M.

Mei (tak), M., meien.

Meiavond, M., -avonden.

Meiboom, M., -boomen; -boompje, O., -jes.

Meid, V., meiden.

Meidenkamer, V., -kamers; -kamertje, O., -jes.

Meidenloon, O., -loonen.

Meidenplaag (persoon), V., -plagen.

Meidenpraat, M.

Meidenwerk, O.

Meier, M., meiers.

Meierij, V., meierijen.

Meikers, V., -kersen.

Meikever, M., -kevers.

Meimaand, V.

Meineed, M., -eeden.

Meineedig, -eediger, -eedigst.

Meineedige, M. en V., -eedigen.

Meisje, O., -jes.

Meisjesachtig, -achtiger, -achtigst.

Meisjesboek, O., -boeken.

Meisjesburgerschool, V., -scholen.

Meisjesgek, M., -gekken.

Meisjesgezicht, O., -gezichten.

Meisjeshand, V., -handen.

Meisjeskleeren (mv.), O.

Meisjesschool, V., -scholen.

Meisjesstem, V., -stemmen.

Mejuffer, V., mejuffers. Mejuffertje, O., -jes.

Mejuffrouw, V., mejuffrouwen.

Mekka-ganger, M., -gangers.

Mekken, mekte, heeft gemekt.

Melaatsch, melaatscher, meest melaatsch.

Melaatschheid, V., -heden.

Melancholie, V.

Melancholiek, melancholieker, melancholiekst.

Melancholisch.

Melasse, V.

Melde, V.

Melden, meldde, heeft gemeld.

Meldenswaardig, -waardiger, -waardigst, of meer en meest -waardig.

Melder, M., melders.

Melding, V., meldingen.

Melig, meliger, meligst.

Meligheid, V.

Melis (suiker), V.

Melis en Melisse (plant), V.

Melisseblad, O., -bladen en -bladeren.

Melissekruid, O.

Melk, V.

Melkbaard, M., -baarden.

Melkboer, M., -boeren.

Melkchocolade, V.

Melkemmer, M., -emmers.

Melken, molk, heeft gemolken.

Melker, M., melkers.

Melkerij, V., melkerijen.

Melkgevend.

Melkglas (voorwerp), O., -glazen; (stof), O.

Melkglazen (bnw.).

Melkhuisje, O., -huisjes.

Melkinrichting, V., -inrichtingen.

Melkkan, V., -kannen.

Melkkoe, V., -koeien; -koetje, O., -jes.

Melkkuur, V.

Melkmaat, V., -maten.

Melkmuil, M., -muilen.

Melkpot, M., -potten.

Melksap, O.

Melkschuit, V., -schuiten.

Melkster, V., melksters.

Melksuiker, V.

Melktand, M., -tanden.

Melkuur, O., -uren.

Melkvee, O.

Melkwagen, M., -wagens; -wagentje, O., -jes.

Melkweg, M.

Melkweger, M., -wegers.

Melkwit.

Melodie, V., melodieën.

Melodieus, melodieuzer.

Melodrama, O., -drama's.

Meloen, M., meloenen. Meloentje, O., -jes.

Melomaan, M., -manen.

Melomanie, V.

Meltbak, M., -bakken; -bakje, O., -jes.

Melter, M., melters.

Melterij, V., melterijen.

Memelig, memeliger, memeligst.

Memorandum, O., -ums.

Memoriaal, O., memorialen.

Memorie (geheugen), V.

Memorie (geschrift), V., memories en memoriën.

Memoriseeren, memoriseerde, heeft gememoriseerd.

Men.

Menage, V., menages.

Menageeren, menageerde, heeft gemenageerd.

Menageketel, M., -ketels.

Menagerie, V., menagerieën.

Mengbaar, -bare.

Mengel, O., mengelen. Mengeltje, O., -jes.

Mengelen, mengelde, heeft gemengeld.

Mengeling, V., mengelingen.

Mengelklomp, M.

Mengelmoes, O.

Mengelwerk, O.

Mengen, mengde, heeft gemengd.

Menger, M., mengers.

Menging, V., mengingen.

Mengingrekening, V.

Mengkoren, O.

Mengsel, O., mengsels. Mengseltje, O., -jes.

Mengster, V., mengsters.

Menie, V.

Meniën, meniede, heeft gemenied.

Menig.

Menigeen.

Menigerhande.

Menigerlei.

Menigmaal.

Menigte, V., menigten.

Menigvuldig, -vuldiger, -vuldigst.

Menigvuldigheid, V.

Menigwerf.

Menist, M., Menisten. Menistje, O., -jes.

Menistenkerk, V.

Mennen, mende, heeft gemend.

Menner, M., menners.

Mennoniet, M., Mennonieten.

Mensch, M., menschen; (met minachting), O. Menschje, O., -jes.

Menschdom, O.

Menschelijk, -lijker, -lijkst.

Menschelijkerwijze.

Menschelijkheid, V.

Menschenbloed, O.

Menscheneter, M., -eters.

Menschengedaante, V.

Menschenhaat, M.

Menschenhater, M., -haters.

Menschenkenner, M., -kenners.

Menschenkennis, V.

Menschenkind, O., -kinderen.

Menschenleven, O., -levens.

Menschenliefde, V.

Menschenmin, V.

Menschenoffer, O., -offers.

Menschenpaar, O., -paren.

Menschenplicht, M., -plichten.

Menschenras, O., -rassen.

Menschenschuw, -schuwer, -schuwst.

Menschenvrees, V.

Menschenvriend, M., -vrienden.

Menschenwaarde, V.

Menschenwerk, O.

Menschheid, V.

Menschkundig, -kundiger, -kundigst.

Menschlievend, -lievender, -lievendst.

Menschlievendheid, V.

Menschwording, V.

Mentenee en Mentinee, V., mentenee's.

Mentineeren, mentineerde, heeft gementineerd. Ook Menteneeren.

Mentor, M., Mentors.

Menu, O., menu's.

Menuet, V., menuetten. Menuetje, O., -jes.

Mep, M., meppen. Mepje, O., -jes.

Meppen, mepte, heeft gemept.

Mercantiel.

Merel. Zie Meerle.

Meren, meerde, heeft gemeerd.

Merg, O.

Mergel, V.

Mergelachtig, -achtiger, -achtigst.

Mergelen, mergelde, heeft gemergeld.

Mergelgroeve, V., -groeven.

Mergelput, M., -putten.

Merglepel, M., -lepels.

Mergpijp, V., -pijpen.

Meridiaan, M., meridianen.

Meridiaancirkel, M., -cirkels.

Meridiaankijker, M., -kijkers.

Meridionaal, meridionale.

Merinos, O.

Merinossen (bnw.).

Merk, O., merken. Merkje, O., -jes.

Merkbaar, -baarder, -baarst.

Merkelijk, -lijker, -lijkst.

Merkels (mv.), M.

Merken, merkte, heeft gemerkt.

Merker, M., merkers.

Merkkatoen, O.

Merklap, M., -lappen.

Merkletter, V., -letters.

Merknaald, V., -naalden.

Merkpaal, M., -palen.

Merkteeken, O., -teekenen.

Merkteekenen, merkteekende, heeft gemerkteekend.

Merkwaardig, -waardiger, -waardigst, of meer en meest -waardig.

Merkwaardigheid, V., -heden.

Merrie, V., merries en merriën. Merrietje, O., -jes.

Mes, O., messen. Mesje, O., -jes.

Messekoker en Messenkoker, M., -kokers.

Messelegger, M., -leggers; -leggertje, O., -jes.

Messenbak, M., -bakken; -bakje, O., -jes.

Messenhandel, M.

Messenlade, V., -laden.

Messenmaker, M., -makers.

Messenmandje, O., -jes.

Messenslijper, M., -slijpers.

Messenwinkel, M., -winkels.

Messescheede, V., -scheeden.

Messias, M.

Messing (van eene plank), V., messingen.

Messing (metaal), O.

Messingploeg, V., -ploegen.

Mest (meststof), ook Mist, M., mesten en misten.

Mesten, mestte, heeft gemest.

Mestgreep, V., -grepen.

Mesthaak, M., -haken.

Mesthoop, M., -hoopen.

Mesties, M. en V., mestiezen.

Mesting, V., mestingen.

Mestkalf, O., -kalveren.

Mestkar, V., -karren.

Mestkoe, V., -koeien.

Mestspecie, V.

Meststof, V., -stoffen.

Mestvaalt, V., -vaalten.

Mestvarken, O., -varkens.

Mestvoeder en -voer, O.

Mestvork, V., -vorken.

Mestwagen, M., -wagens.

Met (gehakt vleesch), O.

Met (voorz.).

Metaal, O., metalen.

Metaalachtig.

Metaalgieter, M., -gieters.

Metaalgieterij, V., -gieterijen.

Metalen (bnw.).

Metalloïde, O., metalloïden.

Metallurgie, V.

Metamorphose, V., metamorphosen.

Metamorphoseeren, metamorphoseerde, heeft gemetamorphoseerd.

Metaphoor, V., metaphoren.

Metaphorisch.

Metaphysica, V.

Metaphysisch.

Metathesis, V.

Meteen.

Metempsychose, V.

Meten, mat, maten, heeft gemeten.

Meteoor, M., meteoren.

Meteoorsteen, M., -steenen.

Meteorologie, V.

Meter (persoon die meet), M., meters.

Meter (maat), M., meters.

Meter (peet), V., meters.

Metgezel, M., -gezellen.

Methode, V., methoden en methodes.

Methodisch.

Methodist, M., methodisten.

Meting, V., metingen.

Metriek, V.

Metriek, metrieke.

Metrisch.

Metronoom, M., metronomen.

Metropool, V., metropolen.

Metropolitaan, M., -tanen.

Metrum, O., metra.

Metselaar, M., metselaren en metselaars.

Metselaarsbaas, M., -bazen.

Metselaarsknecht, M., -knechts.

Metselaarswerk, O.

Metselen, metselde, heeft gemetseld.

Metselkalk, V.

Metselspecie, V.

Metselsteen, M., -steenen.

Metselverband, O., -verbanden.

Metselwerk, O.

Metten (mv.), V.

Metterdaad.

Mettertijd.

Metterwoon.

Metworst, V., -worsten.

Meubel, O., meubelen en meubels. Meubeltje, O., -jes.

Meubelgordijn, O., -gordijnen.

Meubelmagazijn, O., -magazijnen.

Meubelmaker, M., -makers.

Meubelpapier, O., -papieren.

Meubelstuk, O., -stukken.

Meubileeren, meubileerde, heeft gemeubileerd.

Meubileering, V.

Meug, V. (Tegen heug en meug).

Meugebet, M. en V.; ook Muggebet.

Meuk, V.

Meuken, meukte, heeft gemeukt.

Meulen. Zie Molen.

Meuzelen, meuzelde, heeft gemeuzeld.

Mevrouw, V., mevrouwen. Mevrouwtje, O., -jes.

Mevrouwschap, O.

Miasma, O., miasmen.

Miauw en Miaauw.

Miauwen en Miaauwen, miauwde, heeft gemiauwd.

Micrometer, M., -meters.

Microscoop, M. en O., microscopen.

Microscopisch.

Middag, M., middagen. Middagje, O., -jes.

Middagbeurt, V., -beurten.

Middagdut, M.; -dutje, O.

Middageten, O.

Middaghoogte, V.

Middagmaal, O., -malen; -maaltje, O. -jes.

Middagmalen, middagmaalde, heeft gemiddagmaald.

Middagpreek, V., -preeken.

Middagslaapje, O., -slaapjes.

Middagtrein, M., -treinen.

Middaguur, O., -uren.

Middagzon, V.

Middel (middellijf), V. en O., middels. Middeltje, O., -jes.

Middel (om een doel te bereiken), O., middelen. Middeltje, O., -jes.

Middelaar, M., middelaren en middelaars.

Middelaarschap, O.

Middelbaar, -bare.

Middeldeur, V., -deuren.

Middeleeuwen (mv.), V.

Middeleeuwsch.

Middelen, middelde, heeft gemiddeld.

Middelerwijl.

Middelevenredig.

Middelhand, V.

Middelhoogduitsch.

Middellandsch (bnw.).

Middellijk.

Middellijn, V., -lijnen.

Middelmaat, V.

Middelmatig, -matiger, -matigst.

Middelmatigheid, V., -heden.

Middelmoot, V., -mooten; -mootje, O., -jes.

Middelnederlandsch.

Middelperk, O., -perken.

Middelpunt, O., -punten.

Middelpuntvliedend.

Middelpuntzoekend.

Middelrif, O., -riffen.

Middelschot, O., -schotten; -schotje, O., -jes.

Middelslag, O.

Middelsoort, V. en O., -soorten.

Middelstand, M.

Middelste.

Middelstuk, O., -stukken; -stukje, O., -jes.

Middelterm, M., -termen.

Middelvinger, M., -vingers.

Middelweg, M., -wegen.

Middelzout, O., -zouten.

Midden, O.

Midden (bijw.).

Middenbeurs (bijw.).

Middenboords (bijw.).

Middending, O., -dingen.

Middendoor.

Middeneuropeesch.

Middenin.

Middenman, M., -mannen.

Middenstof, V., -stoffen.

Middernacht, M., -nachten.

Middernachtelijk.

Middernachtsuur, O., -uren.

Middernachtzendeling, M., -zendelingen.

Middernachtzending, V.

Middernachtzon, V.

Midscheeps (bijw.).

Midscheepsch (bnw.).

Midwinter, M., -winters.

Mier (insect), V., mieren. Miertje, O., -jes.

Mier (afkeer), V.

Mierenei, O., -eieren; -eitje, O., -eitjes en -eiertjes.

Miereneter, M., -eters.

Mierenhoop, M., -hoopen.

Mierenjager, M., -jagers.

Mierenleeuw, M., -leeuwen.

Mierennest, O., -nesten.

Mierenzuur, O.

Mierik, M.

Mierikswortel en Mierikwortel (wortel), M., -wortels; (stof), V.

Miezerig.

Mij.

Mijden, meed, meden, heeft gemeden.

Mijl, V., mijlen. Mijltje, O., -jes.

Mijlpaal, M., -palen.

Mijlsteen, M., -steenen.

Mijmeraar, M., mijmeraars.

Mijmeren, mijmerde, heeft gemijmerd.

Mijmerig, mijmeriger, mijmerigst.

Mijmerij, V., mijmerijen.

Mijmering, V., mijmeringen.

Mijn, mijne, mijn.

Mijn, V., mijnen.

Mijnbouw, M.

Mijnen (eene mijn maken), mijnde, heeft gemijnd.

Mijnen (bij eene verkooping), mijnde, heeft gemijnd.

Mijnenlegger, M., -leggers.

Mijnent (Te -).

Mijnenthalve.

Mijnentwege.

Mijnentwil (Om -).

Mijner, M., mijners.

Mijngang, V., -gangen.

Mijngas, O.

Mijnheer, M., Mijne Heeren en Mijnheeren.

Mijningenieur, M., -ingenieurs.

Mijnontginning, V., -ontginningen.

Mijnpomp, V., -pompen.

Mijnraad, M., -raden.

Mijnschacht, V., -schachten.

Mijnwerker, M., -werkers.

Mijnwezen, O.

Mijt (munt), V., mijten. Mijtje, O., -jes.

Mijt (worm), V., mijten. Mijtje, O., -jes.

Mijt (houtstapel), V., mijten. Mijtje, O., -jes.

Mijten, mijtte, heeft gemijt.

Mijter, M., mijters.

Mijteren, mijterde, heeft gemijterd.

Mijterig, mijteriger, mijterigst.

Mijterstad, V., -steden.

Mik (het mikken), M.

Mik (vork), V., mikken. Mikje, O., -jes.

Mik (brood), V., mikken. Mikje, O., -jes.

Mik (meel), V.

Mikken, mikte, heeft gemikt.

Mikmak, M. Mikmakje, O.

Mikpunt, O., -punten.

Mild, milder, mildst.

Milddadig, -dadiger, -dadigst.

Milddadigheid, V.

Mildheid, V., -heden.

Milicien, M., miliciens.

Militair (bnw.).

Militair, M., militairen.

Militie, V.

Militiecommissaris, M., -commissarissen.

Militieraad, M., -raden.

Milliard, O., milliarden.

Milligram, O., milligrammen.

Millimeter, M., millimeters.

Millimeteren, millimeterde, heeft gemillimeterd.

Millioen, O., millioenen. Millioentje, O., -jes.

Millioenennota, V.

Millioenenspeech, V.

Millionnair, M., millionnairs.

Milt, V., milten.

Milter, M., milters.

Miltvuur, O.

Mimiek, V.

Mimisch.

Min (liefde), V.

Min en Minne (zoogster), V., minnen.

Min.

Minachten, minachtte, heeft geminacht.

Minachting, V.

Minaret, V., minaretten.

Minbekend.

Minder.

Minderbroeder, M., -broeders.

Mindere, M. en V., minderen.

Minderen, minderde, heeft en is geminderd.

Minderheid, V., -heden.

Mindering, V., minderingen.

Minderjarig.

Minderjarigheid, V.

Mineraal, minerale.

Mineraal, O., mineralen.

Mineraalwater, O.

Mineralogie, V.

Mineraloog, M., mineralogen.

Minerval, O., minervalia.

Mineur, M., mineurs.

Mingele, O., mingelen.

Miniatuur, V., miniaturen.

Miniatuurschilder, M., -schilders.

Minimum, O., minima.

Minister, M., ministers.

Ministerie, O., ministeriën en ministeries.

Ministerieel, ministerieele.

Ministerraad, M.

Minister-resident, M., ministers-residenten.

Ministerschap, O.

Ministersportefeuille, V., -portefeuilles.

Minlijk en Minnelijk, -lijker, -lijkst.

Minlijkheid en Minnelijkheid, V.

Minnaar, M., minnaars en minnaren.

Minnares, V., minnaressen.

Minnarij, V., minnarijen.

Minne. Zie Min.

Minnebrief, M., -brieven; -briefje, O., -jes.

Minnedicht, O., -dichten; -dichtje, O., -jes.

Minnedichter, M., -dichters.

Minnedrank, M., -dranken.

Minnegloed, M.

Minnegod, M.

Minnehandel, M.

Minnekoorts, V., -koortsen.

Minnekoozen, minnekoosde, heeft geminnekoosd.

Minnekoozerij, V., -koozerijen.

Minnelied, O., -liederen; -liedje, O., -jes.

Minnelijk. Zie Minlijk.

Minnelijkheid. Zie Minlijkheid.

Minnemoer, V., -moers.

Minnen, minde, heeft gemind.

Minnenijd, M.

Minnenswaardig, -waardiger, -waardigst, of meer en meest -waardig.

Minnepijn, V., -pijnen.

Minnespel, O.

Minnevlaag, V., -vlagen.

Minnevuur, O.

Minnezang, M., -zangen.

Minst.

Minste, M. en V., minsten.

Minste (Ten -).

Minteeken, O., -teekens.

Minutieus, minutieuzer, minutieust.

Minuut en Minute (opstel), V., minuten. Minuutje, O., -jes.

Minuut (tijdmaat), V., minuten. Minuutje, O., -jes.

Minuutglas, O., -glazen.

Minuutwijzer, M., -wijzers.

Minvermogend.

Minzaam, -zamer, -zaamst.

Minzaamheid, V.

Mirabel, V., mirabellen.

Miraculeus, miraculeuzer, miraculeust.

Mirakel, O., mirakelen en mirakels.

Mirakelspel, O., -spelen.

Mirre en Myrrhe, V.

Mirt, M., mirten.

Mirteblad, O., -bladen en -bladeren.

Mirteboom, M., -boomen.

Mirtekrans, M., -kransen.

Mirteloof, O.

Mirtenbosch, O., -bosschen.

Mirtestruik, M., -struiken.

Mirtetak, M., -takken.

Mis en Misse, V., missen.

Mis (bijw.).

Misanthroop, M., misanthropen.

Misanthropie, V.

Misanthropisch.

Misbaar, O.

Misbak, O., -bakken. Misbakje, O., -jes.

Misbakken (bnw.).

Misbaksel, O., -baksels.

Misboek, O., -boeken.

Misbrood, O.

Misbruik, O., -bruiken. Misbruikje, O., -jes.

Misbruiken, misbruikte, heeft misbruikt.

Misbruiker, M., -bruikers.

Misdaad, V., -daden.

Misdadig, -dadiger, -dadigst.

Misdadiger, M., -dadigers.

Misdadigster, V., -dadigsters.

Misdeelen, misdeelde, heeft misdeeld.

Misdienaar, M., -dienaren.

Misdoen, deed mis, deden mis, heeft misgedaan; ook misdeed, misdeden,
heeft misdaan.

Misdracht, V., -drachten.

Misdragen (zich -), misdroeg (zich), heeft (zich) misdragen.

Misdrijf, O., -drijven.

Misdrijven, misdreef, misdreven, heeft misdreven; ook dreef mis,
dreven mis, is misgedreven.

Misdruk, O.

Misduiden, misduidde, heeft misduid.

Mise, V.

Miserabel, miserabeler, miserabelst.

Misère, V., misères.

Miserie, V.

Misgaan, ging mis, is misgegaan; ook misging, is misgaan.

Misgeboorte, V., -geboorten.

Misgewaad, O., -gewaden.

Misgewas, O., gewassen. Misgewasje, O., -jes.

Misgooien, gooide mis, heeft misgegooid.

Misgreep, M., -grepen.

Misgrijpen, greep mis, grepen mis, heeft misgegrepen; ook misgreep
(zich), misgrepen (zich), heeft (zich) misgrepen.

Misgunnen, misgunde, heeft misgund.

Mishagen, mishaagde, heeft mishaagd.

Mishagen, O.

Mishakken, hakte mis, heeft misgehakt.

Mishandelen, mishandelde, heeft mishandeld.

Mishandeling, V., -handelingen.

Mishebben, heeft mis, had mis, hadden mis, heeft misgehad.

Mishooren, hoorde mis, heeft misgehoord.

Miskelk, M., -kelken.

Miskennen, miskende, heeft miskend.

Miskenning, V., -kenningen.

Miskraam, V., -kramen.

Misleiden, misleidde, heeft misleid.

Misleiding, V., -leidingen.

Mislezen, las mis, lazen mis, heeft misgelezen; ook mislas (zich),
mislazen (zich), heeft (zich) mislezen.

Misloopen, liep mis, is misgeloopen.

Mislukken, mislukte, is mislukt.

Mislukking, V., -lukkingen.

Mismaakt, -maakter, -maaktst.

Mismaaktheid, V., -heden.

Mismaken, mismaakte, heeft mismaakt.

Mismas, M., mismassen. Mismasje, O., -jes.

Mismoedig, -moediger, -moedigst.

Mismoedigheid, V.

Misnoegd, -noegder, -noegdst.

Misnoegdheid, V.

Misnoegen, O.

Misoordeelen, oordeelde mis, heeft misgeoordeeld.

Mispas, M., -passen. Mispasje, O., -jes.

Mispel (vrucht), V., (boom), M., mispels en mispelen. Mispeltje,
O., -jes.

Misplaatst.

Misplaatstheid, V.

Misprijzen, misprees, misprezen, heeft misprezen.

Mispunt, O., -punten. Mispuntje, O., -jes.

Misraden, ried mis en raadde mis, heeft misgeraden; ook misried en
misraadde, heeft misraden.

Misramen, raamde mis, heeft misgeraamd; ook misraamde (zich), heeft
(zich) misraamd.

Misrekenen, rekende mis, heeft misgerekend; ook misrekende (zich),
heeft (zich) misrekend.

Misrekening, V., -rekeningen.

Missaal, O., missalen.

Misschatten, schatte mis, heeft misgeschat.

Misschien.

Misschieten, schoot mis, schoten mis, heeft misgeschoten.

Misschoppen, schopte mis, heeft misgeschopt.

Misselijk, -lijker, -lijkst.

Misselijkheid, V., -heden.

Missen, miste, heeft gemist.

Missie, V., missiën.

Missiekruis, O., -kruisen.

Missionaris, M., missionarissen.

Missive, V., missiven en missives.

Misslaan, slaat mis, sloeg mis, heeft misgeslagen.

Misslag, M., -slagen. Misslagje, O., -jes.

Misspringen, sprong mis, heeft en is misgesprongen.

Misstaan, misstaat, misstond, heeft misstaan.

Misstal, M.

Misstand, M.

Misstap, M., -stappen. Misstapje, O., -jes.

Misstappen, stapte mis, heeft en is misgestapt.

Missteken, stak mis, staken mis, heeft misgestoken.

Misstelling, V., -stellingen.

Misstooten, stiet mis, heeft misgestooten; ook stootte mis.

Missturen, stuurde mis, heeft misgestuurd.

Mist (damp), M., misten.

Mist (meststof). Zie Mest.

Mistasten, tastte mis, heeft misgetast.

Mistelboom, M., -boomen.

Mistellen, telde mis, heeft misgeteld.

Misteltak, M., -takken.

Misten, mistte, heeft gemist.

Misthoorn, M., -hoorns.

Mistig, mistiger, mistigst.

Mistigheid, V.

Mistral, M.

Mistrappen, trapte mis, heeft misgetrapt.

Mistred, M., -treden.

Mistreden, trad mis, traden mis, heeft en is misgetreden.

Mistroostig, -troostiger, -troostigst.

Mistroostigheid, V.

Misvallen, viel mis, is misgevallen; ook misviel, heeft misvallen.

Misvallen, O.

Misvaren, voer mis, heeft en is misgevaren.

Misvatten, vatte mis, heeft misgevat.

Misvatting, V., -vattingen.

Misverstaan, verstond mis, heeft misverstaan.

Misverstand, O., -verstanden.

Misvormen, misvormde, heeft misvormd.

Misvorming, V., -vormingen.

Miswas, O., -wassen.

Miswerpen, wierp mis, heeft misgeworpen.

Miswijzen, wees mis, heeft misgewezen.

Miswijzing, V., -wijzingen.

Miszeggen, miszeide, heeft miszegd en miszeid.

Miszien, zag mis, zagen mis, heeft misgezien.

Mitrailleur, M., mitrailleurs.

Mitrailleur-afdeeling, V., -afdeelingen.

Mitrailleuse, V., mitrailleuses.

Mits.

Mitsdien.

Mitsgaders.

Mixtuur, V., mixturen.

Mnemoniek, V.

Mnemotechnisch.

Mobiel, mobieler, mobielst.

Mobilisatie, V., mobilisatiën.

Mobilisatieplan, O., -plannen.

Mobiliseeren, mobiliseerde, heeft gemobiliseerd.

Modaal.

Modaliteit, V.

Modde, V., modden.

Modden, modde, heeft gemod.

Modder, V.

Modderaar, M., modderaars.

Modderen, modderde, heeft gemodderd.

Modderig, modderiger, modderigst.

Modderigheid, V.

Modderkuil, M., -kuilen.

Modderlaars, V., -laarzen.

Modderman, M., -lui.

Moddermolen, M., -molens.

Modderplas, M., -plassen.

Modderpoel, M., -poelen.

Modderschuit, V., -schuiten.

Moddersloot, V., -slooten.

Moddervet.

Mode, V., modes.

Mode-artikel, O., -artikelen.

Modegek, M., -gekken.

Modekleur, V., -kleuren.

Model, O., modellen. Modelletje, O., -jes.

Mode-lectuur, V.

Modeleeren, modeleerde, heeft gemodeleerd.

Modelhoeve, V., -hoeven.

Modelkamer, V., -kamers.

Modemaakster, V., -maaksters.

Modemagazijn, O., -magazijnen.

Modeplaat, V., -platen; -plaatje, O., -jes.

Modepop, V., -poppen. Als persoonsnaam ook M.

Moderateurlamp, V., -lampen.

Moderato, O., moderato's.

Modern, moderner, modernst.

Moderniseeren, moderniseerde, heeft gemoderniseerd.

Modernisme, O.

Moderniteit, V.

Modewinkel, M., -winkels.

Modieus, modieuzer, modieust.

Modiste, V., modisten.

Modulus, M.

Moe. Zie Moede.

Moed, M.

Moede en Moe, moeder, meest moede.

Moedeloos, -loozer.

Moedeloosheid, V.

Moeder, V., moeders. Moedertje, O., -jes.

Moederborst, V., -borsten.

Moederhart, O.

Moederhuis, O., -huizen.

Moederkerk, V.

Moederklooster, O., -kloosters.

Moederkoorn, O.

Moederland, O.

Moederlief.

Moederliefde, V.

Moederlijk, -lijker, -lijkst.

Moederloos, -looze.

Moedermaagd, V.

Moedermelk, V.

Moedernaakt.

Moeder-overste, V., -oversten.

Moederplant, V., -planten.

Moederschap, O.

Moederschoot, M.

Moederskind, O., -kinderen; -kindje, O., -kindjes en -kindertjes.

Moedertaal, V.

Moedervlek, V., -vlekken.

Moederzegen, M.

Moederzielalleen en Moerzielalleen.

Moedig, moediger, moedigst.

Moedwil, M.

Moedwillig, -williger, -willigst.

Moedwilligheid, V., -heden.

Moeheid, V.

Moei, V., moeien.

Moeial, M. en V., moeiallen.

Moeien, moeide, heeft gemoeid.

Moeilijk en Moeielijk, -lijker, -lijkst.

Moeilijkheid en Moeielijkheid, V., -heden.

Moeite, V., moeiten.

Moer (droesem), V.

Moer (van eene schroef), V., moeren. Moertje, O., -jes.

Moer (moerassig land), O., moeren.

Moeras, O., moerassen. Moerasje, O., -jes.

Moerasachtig, -achtiger, -achtigst.

Moerasdamp, M., -dampen.

Moeraskoorts, V., -koortsen.

Moerasplant, V., -planten.

Moerassig, moerassiger, moerassigst.

Moerassigheid, V.

Moerbalk, M., -balken.

Moerbei. Zie Moerbezie.

Moerbeiensap, O.

Moerbezie en Moerbei, V., -beziën en -beien.

Moerbezieboom en Moerbeiboom, M., -boomen; -boompje, O., -jes.

Moerbout, M., -bouten.

Moeren, moerde, heeft gemoerd.

Moerig, moeriger, moerigst.

Moes, O.

Moesgroente, V., -groenten.

Moesje (moedertje), O., -jes.

Moesje (op 't gelaat), O., moesjes.

Moesjesdoos, V.

Moesson, M., moessons.

Moestuin, M., -tuinen; -tuintje, O., -jes.

Moet, V., moeten. Moetje, O., -jes.

Moeten (voortduwen), moette, heeft gemoet.

Moeten (verplicht zijn), moest, heeft gemoeten.

Moezerij, V., moezerijen.

Mof (Westfaling), M., Moffen. Mofje, O., -jes.

Mof (bontwerk), V., moffen. Mofje, O., -jes.

Moffel (oven), M., moffels.

Moffel (mof, mouw), V., moffels. Moffeltje, O., -jes.

Moffelarij, V., moffelarijen.

Moffelen, moffelde, heeft gemoffeld.

Moffenland, O.

Moffenpijp, V., -pijpen; -pijpje, O., -jes.

Moffentoer, M., -toeren.

Moffin, V., Moffinnen. Moffinnetje, O., -jes.

Mogelijk.

Mogelijkheid, V., -heden.

Mogen, mag, mogen, mocht.

Mogendheid, V., -heden.

Mohammedaan, M., Mohammedanen.

Moker, M., mokers.

Mokeren, mokerde, heeft gemokerd.

Mokka-kopje, O., -kopjes.

Mokkel, M. en V., mokkels. Mokkeltje, O., -jes.

Mokkelen, mokkelde, heeft gemokkeld.

Mokken, mokte, heeft gemokt.

Mol (dier), M., mollen. Molletje, O., -jes.

Mol (bier), V.

Mol (in de muziek), V., mollen.

Moleculair.

Molecule, V. (ook O.), moleculen.

Molen (ook Meulen), M., molens (meulens). Molentje (meulentje),
O., -jes.

Molenaar, M., molenaars en molenaren.

Molenaarsknecht, M., -knechts.

Molenaarspak, O.

Molenaarster, V., molenaarsters.

Molenas, V., -assen.

Molenkap, V., -kappen.

Molenmaker, M., -makers.

Molenpaard, O., -paarden.

Molenpad, O., -paden.

Molenrad, O., -raderen.

Molenroede, V., -roeden.

Molensteen, M., -steenen.

Molenwiek, V., -wieken.

Molferd, M., molferds.

Molik, M., moliken.

Mollen, molde, heeft gemold.

Mollenkruid, O.

Mollenval, V., -vallen.

Mollepoot, M., -pooten.

Mollevel, O., -vellen.

Mollevellig.

Mollig, molliger, molligst.

Molligheid, V.

Molm, M. en O.

Molmen, molmde, is gemolmd.

Molos, M., molossen.

Molsem, M.

Molsemen, molsemde, is gemolsemd.

Molsgat, O., -gaten.

Molshoop, M., -hoopen.

Molsla, V.

Molteeken, O., -teekens.

Molton, O.

Moltonnen (bnw.).

Mom (bier), V.

Mom (masker), V., mommen.

Mombakkes, O., -bakkesen; -bakkesje, O., -jes.

Momber. Zie Momboor.

Momboor en Momber, M., momboren en mombers.

Momboorschap, O.

Moment, O., momenten. Momentje, O., -jes.

Mommelen, mommelde, heeft gemommeld.

Mommen, momde, heeft gemomd.

Mommer, M., mommers.

Mommerij, V., mommerijen.

Mommespel, O.

Mompelen, mompelde, heeft gemompeld.

Mompeling, V., mompelingen.

Monarch, M., monarchen.

Monarchaal, monarchale.

Monarchie, V., monarchieën.

Mond, M., monden. Mondje, O., -jes.

Mondbehoeften (mv.), V.

Mondeling.

Monden, mondde, heeft gemond.

Mondgesprek, O., -gesprekken.

Mondharmonica, V., -harmonica's.

Mondhoek, M., -hoeken.

Mondig.

Mondigheid, V.

Mondjesmaat, V.

Mondklem, V.

Mondkost, M.

Mondlijm, V.

Mondspoeling, V., -spoelingen.

Mondstopper, M., -stoppers.

Mondstuk, O., -stukken.

Mondvol, M.

Mondwater, O.

Mondzeer, O.

Monnik en Munnik, M., monniken en munniken. Monnikje en munnikje,
O., -jes.

Monnikachtig.

Monnikengeleerdheid, V.

Monnikenklooster, O., -kloosters.

Monnikenlatijn, O.

Monnikenwerk, O.

Monnikskap, V., -kappen.

Monnikskleed, O.

Monniksorde, V., -orden.

Monnikspij, V., -pijen.

Monnikswezen, O.

Monogamie, V.

Monogram, O., monogrammen.

Monographie, V., monographieën.

Monoloog, M., monologen.

Monomaan.

Monomanie, V., monomanieën.

Monopolie, O., monopoliën en monopolies.

Monster (staaltje), O., monsters. Monstertje, O., -jes.

Monster (gedrocht), O., monsters. Monstertje, O., -jes.

Monsterachtig, -achtiger, -achtigst.

Monsterachtigheid, V.

Monsterconcert, O., -concerten.

Monsterdoos, V., -doozen.

Monsteren, monsterde, heeft gemonsterd.

Monstering, V., monsteringen.

Monsterplaat, V., -platen.

Monsterrol, V., -rollen.

Monsterverbond, O.

Monsterzak, O., -zakken; -zakje, O., -jes.

Monstrueus, monstrueuzer, monstrueust.

Montant, O.

Monteeren, monteerde, heeft gemonteerd.

Monteering, V., monteeringen.

Monter, monterder, monterst.

Monterheid, V.

Monteur, M., monteurs.

Montuur, V., monturen.

Monument, O., monumenten. Monumentje, O., -jes.

Monumentaal, -tale.

Mooi, mooier, mooist.

Mooiheid, V.

Mooiigheid, V., -heden.

Mooiprater, M., -praters.

Moois, O.

Mookhamer, M., -hamers.

Moor (persoon), M., mooren. Moortje, O., -jes.

Moor (stof), O., moren.

Moord, M., moorden.

Moordaanslag, M., -aanslagen.

Moorddadig, -dadiger, -dadigst.

Moorddadigheid, V.

Moorden, moordde, heeft gemoord.

Moordenaar, M., moordenaren en moordenaars.

Moordenares, V., moordenaressen.

Moordtooneel, O., -tooneelen.

Moordtuig, O., -tuigen.

Moorendans, M., -dansen.

Moorenland, O.

Moorsch.

Moot, V., mooten. Mootje, O., -jes.

Mop (hond), M., moppen. Mopje, O., -jes.

Mop (steen en koekje), V., moppen.

Mopneus, M. en V., -neuzen.

Moppen, mopte, heeft gemopt.

Moppentrommel, V., -trommels.

Mopper, M., moppers.

Mopperen, mopperde, heeft gemopperd.

Mops, M., mopsen. Mopsje, O., -jes.

Moraal, V.

Moralisatie, V., moralisaties.

Moralist, M., moralisten.

Moraliteit, V.

Moraliteitsbeginsel, O., -beginselen.

Moreel, moreele.

Moreene, V., moreenen.

Morel, V., morellen. Morelletje, O., -jes.

Morelleboom, M., -boomen; -boompje, O., -jes.

Morellenbrandewijn, M.

Morganatisch.

Morgen (ochtend), M., morgens. Morgentje, O., -jes.

Morgen (landmaat), O. en M., morgens.

Morgen (bijw.).

Morgenavond.

Morgenbezoek, O., -bezoeken.

Morgendrank, M., -dranken.

Morgengave, V., -gaven.

Morgengebed, O., -gebeden.

Morgengewaad, O., -gewaden.

Morgenjapon, V., -japonnen.

Morgenland, O.

Morgenlicht, O.

Morgenlied, O., -liederen.

Morgenmiddag.

Morgenochtend.

Morgenrood, O.

Morgenspraak, V.

Morgenster, V.

Morgenstond, M.

Morgenuur, O., -uren.

Morgenwandeling, V., -wandelingen.

Moriaan, M., Morianen. Moriaantje, O., -jes.

Morille, V., morilles.

Mormel, O., mormels.

Mormeldier, O., -dieren.

Morphine, V.

Morphine-inspuiting, V., -inspuitingen.

Morphinist, M. en Morphiniste, V., morphinisten.

Morphinepoeder, V., -poeders.

Morphinespuitje, O.

Morphologie, V.

Morrelen, morrelde, heeft gemorreld.

Morren, morde, heeft gemord.

Mors, V., morsen.

Morsbroek, V., -broeken.

Morsdood.

Morsebel, V., -bellen; -belletje, O., -jes.

Morsen, morste, heeft gemorst.

Morserij, V., morserijen.

Morsig, morsiger, morsigst.

Morsigheid, V.

Morsjurk, V., -jurken.

Morskiel, M., -kielen.

Morsmouw, V., -mouwen.

Morspot, M. en V., -potten; -potje, O., -jes.

Morsschort, V. en O., -schorten; -schortje, O., -jes.

Mortaliteit, V.

Mortel, V.

Mortelbak, M., -bakken.

Mortelen, mortelde, heeft en is gemorteld.

Mortelmolen, M., -molens.

Mortier, M., mortieren. Mortiertje, O., -jes.

Morzel, M., morzelen en morzels. Morzeltje, O., -jes.

Morzelen, morzelde, heeft gemorzeld.

Morzeling, V., morzelingen.

Mos, O., mossen.

Mosachtig.

Mosch. Zie Musch.

Moscovisch.

Moskee, V., moskeeën.

Mossel, V., mosselen en mossels. Mosseltje, O., -jes.

Mosselbank, V., -banken.

Mosselkraam, V., -kramen.

Mosselman (persoon), M.; (vaartuig), V., -mannen.

Mosselschelp, V., -schelpen.

Mosselwagen, M., -wagens.

Mosselwijf, O., -wijven.

Mossig.

Most, M.

Mosterd en Mostaard, M.

Mosterdjongen, M., -jongens.

Mosterdlepeltje, O., -lepeltjes.

Mosterdmolen, M., -molens.

Mosterdpap, V., -pappen.

Mosterdpleister, V., -pleisters.

Mosterdpot, M., -potten; -potje, O., -jes.

Mosterdpapier, O.

Mosterdsaus, V.

Mosterdzaad, O.

Mot (insect), V., motten. Motje, O., -jes.

Mot (fijne regen), V.

Mot (turfmolm), O.

Motie, V., motiën en moties.

Motief, O., motieven.

Motiveeren, motiveerde, heeft gemotiveerd.

Motiveering, V., motiveeringen.

Motor, M., motors.

Motorboot, V., -booten.

Motorfiets, V., -fietsen.

Motorjacht, O., -jachten, -jachtje, O., -jes.

Motorjongen, M., -jongens.

Motorrijtuig, O., -rijtuigen.

Motorwagen, M., -wagens.

Motorwet, V.

Motregen, M.

Motregenen, motregende, heeft gemotregend.

Mots (paard), M., motsen.

Motse (schippersbroek), V., motsen.

Motsen, motste, heeft gemotst.

Motten, motte, heeft gemot.

Mottig, mottiger, mottigst.

Motto, O., motto's.

Motto-album, O., motto-.

Mousseeren, mousseerde, heeft gemousseerd.

Mousseline, V. en O.

Mousselinen (bnw.).

Moustache, V., moustaches.

Mout, O.

Mouteest, M., -eesten.

Mouten, moutte, heeft gemout.

Mouter, M., mouters.

Mouterij, V., mouterijen.

Moutextract, O.

Moutwijn, M.

Mouw, V., mouwen. Mouwtje, O., -jes.

Mouwstrepen (mv.), V.

Mouwvest, O., -vesten.

Mozaïek, O.

Mozaïsch.

Mud, V. en O., mudden. Mudje, O., -jes.

Mudde, V., mudden.

Mudszak, M., -zakken.

Muf, muffer, mufst.

Muffen, mufte, heeft gemuft.

Muffig, muffiger, muffigst.

Muffigheid, V.

Mufheid, V.

Mug, V., muggen. Mugje, O., -jes.

Muggebeet, M., -beten.

Muggendoek, O., -doeken.

Muggengegons, O.

Muggenziften, muggenzifte, heeft gemuggenzift.

Muggenzifter, M., -zifters.

Muggenzifterij, V., -zifterijen.

Muggesteek, M., -steken.

Muil (dier), M., muilen.

Muil (bek), M., muilen.

Muil (schoeisel), V., muilen. Muiltje, O., -jes.

Muilband, M., -banden.

Muilbanden, muilbandde, heeft gemuilband.

Muildier, O., -dieren.

Muildierdrijver, M., -drijvers.

Muilezel, M., -ezels.

Muilkorf, M., -korven.

Muilpeer, V., -peren.

Muis, V., muizen. Muisje, O., -jes.

Muisgrauw.

Muisje (suikergebak en aardappel), O., -jes.

Muiskat, V., -katten.

Muisstil, -stille.

Muisvaal, -vale.

Muit en Muite, V., muiten.

Muiteling, M. en V., muitelingen.

Muiten, muitte, heeft gemuit.

Muiter, M., muiters.

Muiterij, V., muiterijen.

Muitziek, -zieker, -ziekst.

Muitzucht, V.

Muizen, muisde, heeft gemuisd.

Muizendrek, M.

Muizengat, O., -gaten.

Muizengerst, V.

Muizenis, V., muizenissen.

Muizenkeutel, V., -keutels; -keuteltje, O., -jes.

Muizenmaaltijd, M., -maaltijden.

Muizennest, O., -nesten.

Muizenoor, O.

Muizentarwe, V.

Muizenval, V., -vallen.

Muizenvanger, M., -vangers.

Muizestaart, M., -staarten.

Muizetand, M., -tanden.

Muizevel, O., -vellen.

Muizing, V., muizings.

Mul, V.

Mul, muller, mulst.

Mulat, M., mulatten.

Mulattin, V., mulattinnen.

Mulheid, V.

Mullen, mulde, is en heeft gemuld.

Mullig, mulliger, mulligst.

Mulligheid, V.

Mummelen, mummelde, heeft gemummeld.

Mummie, V., mummiën en mummies.

Munitie, V.

Munnik. Zie Monnik.

Munt (geld en muntplaats), V., munten. Muntje, O., -jes.

Munt (kruid), V.

Muntbiljet, O., -biljetten.

Muntboek, O., -boeken.

Muntconferentie, V., -conferenties.

Munten (geldslaan), muntte, heeft gemunt.

Munten (doelen), muntte, heeft gemunt.

Muntenkabinet, O., -kabinetten.

Munter, M., munters.

Muntgasmeter, M., -meters.

Munting, V., muntingen.

Muntloon, O.

Muntmateriaal, O.

Muntmeester, M., -meesters.

Muntmeter, M., -meters.

Muntrecht, O.

Muntslag, M.

Muntsoort, V., -soorten.

Muntspecie, V., -speciën.

Muntstelsel, O., -stelsels.

Muntstempel, M., -stempels.

Munt-unie, V. (De Latijnsche -).

Muntvoet, M.

Muntvoorraad, M.

Muntwezen, O.

Muren, muurde, heeft gemuurd.

Murf, V., murven.

Murik, V.

Murmelen, murmelde, heeft gemurmeld.

Murmureerder, M., murmureerders.

Murmureeren, murmureerde, heeft gemurmureerd.

Murmureering, V., murmureeringen.

Murw, murwer, murwst.

Murwen, murwde, heeft en is gemurwd.

Musch en Mosch, V., musschen en mosschen. Muschje en moschje, O., -jes.

Muscus, V.

Muscusdier, O., -dieren.

Muscusgeur, M.

Museum, O., museums, musea en museën.

Musiceeren, musiceerde, heeft gemusiceerd.

Musicus, M., musici.

Muskaat (wijn), M.

Muskaatnoot, V., -noten.

Muskaatwijn, M.

Muskadel, V., muskadellen.

Musket, O., musketten. Musketje, O., -jes.

Musketier, M., musketiers.

Musketkogel, M., -kogels.

Musketvuur, O.

Muskiet, M., muskieten.

Muskietennet, O.

Musschenhagel, M.

Musschennest, O., -nesten.

Musscheveer, V., -veeren.

Mutatie, V., mutatiën en mutaties.

Muts, V., mutsen. Mutsje, O., -jes.

Mutsaard en Mutserd, M., mutsaards en mutserds.

Mutsebol, M., -bollen.

Mutsenlint, O.

Mutsenmaakster, V., -maaksters.

Mutsenstijfster, V., -stijfsters.

Mutsenwaschster, V., -waschsters.

Mutsje (maat), O., -jes.

Muur, M., muren. Muurtje, O., -jes.

Muur (murik, kruid), V.

Muurbloem, V., -bloemen.

Muurplaat, V., -platen.

Muze, V., Muzen.

Muzelman, M., Muzelmannen.

Muzenzoon, M., -zonen.

Muziek, V.

Muziekavondje, O., -avondjes.

Muziekboek, O., -boeken.

Muziekcorps, O., -corpsen. Ook wel Muziekkorps, O., -korpsen.

Muziekdoos, V., -doozen.

Muziekfeest, O., -feesten.

Muziekgezelschap, O., -gezelschappen.

Muziekinstrument, O., -instrumenten.

Muziekles, V., -lessen.

Muzieklessenaar, M., -lessenaars.

Muziekliefhebber, M., -liefhebbers.

Muzieknoot, V., -noten.

Muziekmeester, M., -meesters.

Muziekpapier, O.

Muziekschool, V., -scholen.

Muziekstuk, O., -stukken.

Muziektent, V., -tenten.

Muziekuitvoering, V., -uitvoeringen.

Muzikaal, muzikaler, muzikaalst.

Muzikant, M., muzikanten. Muzikantje, O., -jes.

Myoop.

Myopie, V.

Myriade, V., myriaden.

Myriagram, O., myriagrammen.

Myriameter, M., myriameters.

Myrrhe. Zie Mirre.

Mysterie, O., mysteriën en mysteries.

Mysteriespel, O., -spelen.

Mysterieus, mysterieuzer, mysterieust.

Mysticisme, O.

Mystiek, V.

Mystiek, mystieker, mystiekst.

Mystificatie, V., mystificatiën en mystificaties.

Mystificeeren, mystificeerde, heeft gemystificeerd.

Mythe, V., mythen.

Mythisch.

Mythologie, V., mythologieën.

Mythologisch.

Mytholoog, M., mythologen.



N


N, V., n's.

Na.

Na, nader, naast.

Naäapster, V., -äapsters.

Naad, M., naden. Naadje, O., -jes.

Naaf, V., naven.

Naaibank, V., -banken.

Naaibout, M., -bouten.

Naaidoos, V., -doozen.

Naaien, naaide, heeft genaaid.

Naaigaren, O.

Naaikamer, V., -kamers.

Naaikistje, O., -jes.

Naaikussen, O., -kussens; -kussentje, O., -jes.

Naaimachine, V., -machines.

Naaimand, V., -manden; -mandje, O., -jes.

Naaimeisje, O., -jes.

Naainaald, V., -naalden.

Naaischool, V., -scholen; -schooltje, O., -jes.

Naaister, V., naaisters. Naaistertje, O., -jes.

Naaitafel, V., -tafels; -tafeltje, O., -jes.

Naaiwerk, O.

Naaiwinkel, M., -winkels.

Naaizak, M., -zakken.

Naaizijde, V.

Naakt, naakter, naaktst.

Naaktheid, V.

Naald, V., naalden. Naaldje, O., -jes.

Naaldboom, M., -boomen.

Naaldenboekje, O., -boekjes.

Naaldenfabriek, V., -fabrieken.

Naaldengeld, O.

Naaldenkoker, M., -kokers.

Naaldenoog, O.

Naaldenwerk, O.

Naaldenwinkel, M., -winkels.

Naaldgeweer, O., -geweren.

Naaldhout, O.

Naam, M., namen. Naampje, O., -jes.

Naambord, O., -borden; -bordje, O., -jes.

Naamchristen, M., -christenen.

Naamcijfer, O., -cijfers.

Naamdag, M., -dagen.

Naamgenoot, M., -genooten. V. ook naamgenoote.

Naamgeving, V.

Naamkaartje, O., -kaartjes.

Naamloos (zonder naam), -looze.

Naamloosheid, V.

Naamlijst, V., -lijsten.

Naamstempel, M., -stempels.

Naamsverandering, V., -veranderingen.

Naamval, M., -vallen.

Naamvalsuitgang, M., -uitgangen.

Naamwoord, O., -woorden.

Naäpen, aapte na, heeft nageaapt.

Naäper, M., -äpers.

Naäperij, V., -äperijen.

Naäping, V., -äpingen.

Naar, naarder, naarst.

Naar (voorz.).

Naardien.

Naargeestig, -geestiger, -geestigst.

Naargeestigheid, V.

Naarheid, V., -heden.

Naarmate (voegw.).

Naars. Zie Aars.

Naarstig, naarstiger, naarstigst.

Naarstigheid, V.

Naarstiglijk.

Naast.

Naastbestaande, M. en V., -bestaanden.

Naaste, M. en V., naasten.

Naaste (Ten naaste bij).

Naasten, naastte, heeft genaast.

Naasting, V., naastingen.

Nababbelen, babbelde na, heeft nagebabbeld.

Nabassen, baste na, heeft nagebast.

Nabauwen, bauwde na, heeft nagebauwd.

Nabauwer, M., -bauwers.

Naberouw, O.

Nabeurs, V.

Nabestaande, M. en V., -bestaanden.

Nabetrachting, V., -betrachtingen.

Nabij (bijw.).

Nabijgelegen.

Nabijheid, V.

Nabijzijnd.

Nablaffen, blafte na, heeft nageblaft.

Nablijven, bleef na, bleven na, is nagebleven.

Nablijver, M., -blijvers.

Nabloeden, bloedde na, heeft nagebloed.

Nabloeien, bloeide na, heeft nagebloeid.

Nabloeier, M., -bloeiers.

Nabootsen, bootste na, heeft nagebootst.

Nabootser, M., -bootsers.

Nabootsing, V., -bootsingen.

Nabrengen, bracht na, heeft nagebracht.

Nabroodje, O., -jes.

Nabrullen, brulde na, heeft nagebruld,

Naburig, -buriger, -burigst.

Nabuur, M., -buren. Nabuurtje, O., -jes.

Nabuurschap, V.

Nacht, M., nachten. Nachtje, O., -jes.

Nachtarbeid, M.

Nachtblaker, M., -blakers.

Nachtboot, V., -booten.

Nachtbraken, nachtbraakte, heeft genachtbraakt.

Nachtbraken, O.

Nachtbraker, M., -brakers.

Nachtbroek, V., -broeken.

Nachtdoek, M., -doeken.

Nachtdienst, M.

Nachtegaal, M., nachtegalen en nachtegaals. Nachtegaaltje, O., -jes.

Nachtegaalsnest, O., -nesten.

Nachtegaalsslag, M.

Nachtegaalsstem, V., -stemmen.

Nachtegaalstoon, M., -tonen.

Nachtelijk.

Nachtevening, V.

Nachtgerucht, O.

Nachtgewaad, O., -gewaden.

Nachtglas, O., -glazen.

Nachtgoed, O.

Nachthemd, O., -hemden.

Nachthuisje, O., -huisjes.

Nachtjapon, V., -japonnen. Zie ook Nachtpon.

Nachtkaars, V., -kaarsen.

Nachtkwartier, O., -kwartieren.

Nachtlamp, V., -lampen; -lampje, O., -jes.

Nachtlicht, O. Nachtlichtje, O., -jes.

Nachtlijst, V., -lijsten,

Nachtlooper, M., -loopers.

Nachtlucht, V.

Nachtmaal, O.

Nachtmaalganger, M., -gangers.

Nachtmaalsbeker, M., -bekers.

Nachtmaalsbrood, O.

Nachtmaalstafel, V., -tafels.

Nachtmerrie, V., -merries.

Nachtmuts, V., -mutsen.

Nachtpitje, O., -jes.

Nachtpon, V., -ponnen; -ponnetje, O., -jes.

Nachtraaf, M., -raven.

Nachtroofvogel, M., -vogels.

Nachtrust, V.

Nachtschade, V.

Nachtschuit, V., -schuiten.

Nachtsein, O., -seinen.

Nachtslot, O.

Nachtspiegel, M., -spiegels.

Nachttafeltje, O., -tafeltjes.

Nachttrein, M., -treinen.

Nachtuil, M., -uilen.

Nachtverblijf, O., -verblijven.

Nachtvlinder, M., -vlinders.

Nachtvogel, M., -vogels.

Nachtvorst, V., -vorsten.

Nachtwacht (wachter), M.; (het wachthouden en de gezamenlijke
wachters), V., -wachten.

Nachtwaker, M., -wakers.

Nachtwerk, O.

Nachtwerken, nachtwerkte, heeft genachtwerkt.

Nachtwerker, M., -werkers.

Nachtwind, M.

Nachtzoen, M., -zoenen.

Nacijferen, cijferde na, heeft nagecijferd.

Nadag, M., -dagen.

Nadansen, danste na, heeft nagedanst.

Nadat.

Nadeel, O., -deelen. Nadeeltje, O., -jes.

Nadeelig, -deeliger, -deeligst.

Nademaal.

Nadenken, dacht na, heeft nagedacht.

Nadenkend, -denkender, -denkendst.

Nader. Zie Na.

Naderbij.

Naderen, naderde, is genaderd.

Naderhand.

Nadering, V., naderingen.

Nadezen.

Nadir, O.

Nadoen, deed na, deden na, heeft nagedaan.

Nadoener, M., -doeners.

Nadorst, M.

Nadragen, droeg na, heeft nagedragen.

Nadraven, draafde na, heeft en is nagedraafd.

Nadruk (nagedrukt boek), M., -drukken. Nadrukje, O., -jes.

Nadruk (het nadrukken), M.

Nadruk (klem), M.

Nadrukkelijk, -lijker, -lijkst.

Nadrukken, drukte na, heeft nagedrukt.

Nadweilen, dweilde na, heeft nagedweild.

Naëten, at na, aten na, heeft nagegeten.

Nafluiten, floot na, floten na, heeft nagefloten.

Nagaan, gaat na, ging na, heeft en is nagegaan.

Nagalm, M.

Nageboorte, V., -geboorten.

Nagebuur, M., -geburen.

Nagel (aan het lichaam), M., nagels en nagelen. Nageltje, O., -jes.

Nagelbank, V., -banken.

Nagelbed, O.

Nagelbijter, M., -bijters.

Nagelbloem, V., -bloemen.

Nagelborstel, M., -borstels; -borsteltje, O., -jes.

Nagelen, nagelde, heeft genageld.

Nagelhout (rookvleesch), O.

Nagelijzer, O., -ijzers.

Nagelkruid, O.

Nagelolie, V.

Nagelvast.

Nagelvijltje, O., -jes.

Nagelwortel (stofnaam), V.

Nagenoeg.

Nagerecht, O., -gerechten.

Nageslacht, O., -geslachten.

Nageven, gaf na, gaven na, heeft nagegeven.

Nagezang, O., -gezangen.

Nagieten, goot na, goten na, heeft nagegoten.

Nagisten, gistte na, heeft nagegist.

Nagluren, gluurde na, heeft nagegluurd.

Nagooien, gooide na, heeft nagegooid.

Nagras, O.

Naherfst, M.

Nahollen, holde na, heeft en is nagehold.

Nahooi, O.

Nahouden, hield na, heeft nagehouden.

Naïef, naïever, naïefst.

Naijlen, ijlde na, is nageijld.

Naijver, M.

Naijverig, -ijveriger, -ijverigst.

Naïveteit, V., naïveteiten.

Najaar, O., -jaren.

Najaarsblad, O., -bladen en -bladeren.

Najaarsbloem, V., -bloemen; -bloempje, O., -jes.

Najaarskoorts, V., -koortsen.

Najaarsloover, O.

Najaarsmis, V., -missen.

Najaarsopruiming, V., -opruimingen.

Najaarsregen, M., -regens.

Najaarsreis, V., -reizen.

Najaarsveiling, V., -veilingen.

Najaarsvergadering, V., -vergaderingen.

Najaarsweder en -weer, O.

Najaarszon, V.

Najade, V., najaden

Najagen, jaagde na, heeft nagejaagd; ook joeg na.

Najager, M., -jagers.

Najouwen, jouwde na, heeft nagejouwd.

Naken, naakte, is genaakt.

Nakermis, V., -kermissen.

Nakijken, keek na, keken na, heeft nagekeken.

Nakind, O., -kinderen.

Naking, V.

Naklank, M.

Naklauteren, klauterde na, is nageklauterd.

Naklimmen, klom na, klommen na, is nageklommen.

Naklinken, klonk na, heeft nageklonken.

Nakomeling, M. en V., -komelingen. V. ook nakomelinge.

Nakomelingschap, V.

Nakomen, komt na, kwam na, kwamen na, is nagekomen.

Nakomer, M., -komers; -komertje, O., -jes.

Nakoming, V.

Nakoop, M.

Nakroost, O.

Nakruipen, kroop na, kropen na, heeft en is nagekropen.

Nalaten, liet na, heeft nagelaten.

Nalatenschap, V., -schappen.

Nalatig, -latiger, -latigst.

Nalatigheid, V.

Nalating, V.

Nalekken, lekte na, heeft nagelekt.

Naleven, leefde na, heeft nageleefd.

Naleving, V.

Nalezen, las na, lazen na, heeft nagelezen.

Nalezing, V., -lezingen. Nalezinkje, O., -jes.

Nalikken, likte na, heeft nagelikt.

Naloop, M.

Naloopen, liep na, heeft en is nageloopen.

Nalooper, M., -loopers.

Nalooping, V.

Naloopster, V., -loopsters.

Namaag, M. en V., -magen.

Namaagschap (namagen), V.; (vermaagschapping), O.

Namaaien, maaide na, heeft nagemaaid.

Namaaisel, O., -maaisels.

Namaak, V. Namaakje, O., -jes.

Namaaksel, O., -maaksels. Namaakseltje, O., -jes.

Namaakster, V., -maaksters.

Namaals.

Namaken, maakte na, heeft nagemaakt.

Namaker, M., -makers.

Namaking, V., -makingen.

Namalen (molenaarsterm), maalde na, heeft nagemalen.

Namarkt, V.

Namelijk.

Nameloos (onnoemelijk), -looze.

Nameloosheid, V.

Namens.

Nameten, mat na, maten na, heeft nagemeten.

Namiddag, M., -middagen. Namiddagje, O., -jes.

Namiddagpreek, V., -preeken.

Namiddaguur, O., -uren.

Namis, V., -missen.

Nanacht, M., -nachten.

Naneef, M., -neven.

Nanking, O.

Naoogen, oogde na, heeft nageoogd.

Naooging, V.

Naoogst, M.

Naoogsten, oogstte na, heeft nageoogst.

Nap, M., nappen. Napje, O., -jes.

Napeinzen, peinsde na, heeft nagepeinsd.

Naphtha, V.

Napleiten, pleitte na, heeft nagepleit.

Naploegen, ploegde na, heeft nageploegd.

Napluizen, ploos na, plozen na, heeft nageplozen.

Napluizer, M., -pluizers.

Napluizing, V., -pluizingen.

Napok, V., -pokken. Napokje, O., -jes.

Napraat, M.

Napraten, praatte na, heeft nagepraat.

Naprater, M., -praters.

Napret, V. Napretje, O., -jes.

Nar, M., narren.

Narcis, V., narcissen. Narcisje, O., -jes.

Narcissenbed, O., -bedden.

Narcose, V.

Narcotisch.

Nardus, V.

Nardusgeur, M.

Narede, V., -redenen.

Nareizen, reisde na, heeft en is nagereisd.

Narekenen, rekende na, heeft nagerekend.

Narekening, V., -rekeningen.

Narennen, rende na, is nagerend.

Naricht, O.

Narigheid, V., -heden.

Narijden, reed na, reden na, heeft en is nagereden.

Naroep, M.

Naroepen, riep na, heeft nageroepen.

Narren. Zie Arren.

Narrenkap, V., -kappen.

Narreslede. Zie Arreslede.

Narrig, narriger, narrigst.

Narrigheid, V., -heden.

Narwal, M., narwals en narwallen.

Nasaal, nasale.

Nasaal, V., nasalen.

Nasaleering, V.

Naschetsen, schetste na, heeft nageschetst.

Naschilderen, schilderde na, heeft nageschilderd.

Naschouw, V.

Naschouwen, schouwde na, heeft nageschouwd.

Naschreeuwen, schreeuwde na, heeft nageschreeuwd.

Naschrift, O., -schriften; -schriftje, O., -jes.

Naschrijven, schreef na, schreven na, heeft nageschreven.

Naschrijver, M., -schrijvers.

Naseinen, seinde na, heeft nageseind.

Naseining, V.

Naslaan, slaat na, sloeg na, heeft nageslagen.

Naslag, M., -slagen.

Nasleep, M.

Nasleepen (bedr.), sleepte na, heeft nagesleept.

Naslepen (onz.), sleepte na, heeft nagesleept.

Nasluipen, sloop na, slopen na, is nageslopen.

Nasmaak, M., -smaken. Nasmaakje, O., -jes.

Nasmijten, smeet na, smeten na, heeft nagesmeten.

Nasnede, V., -sneden.

Nasnuffelaar, M., -snuffelaars.

Nasnuffelen, snuffelde na, heeft nagesnuffeld.

Nasnuffeling, V., -snuffelingen.

Nasopje, O., -jes.

Naspel, O., -spelen. Naspelletje, O., -jes.

Naspelen, speelde na, heeft nagespeeld.

Naspellen, spelde na, heeft nagespeld.

Naspeuren, speurde na, heeft nagespeurd.

Naspeuring, V., -speuringen.

Naspeurlijk.

Naspoelen, spoelde na, heeft nagespoeld.

Naspoeling, V.

Nasporen (onderzoeken), spoorde na, heeft nagespoord.

Nasporen (met den spoorwagen narijden), spoorde na, is nagespoord.

Nasporing, V., -sporingen.

Naspringen, sprong na, is nagesprongen.

Naspui, O.

Nastappen, stapte na, heeft en is nagestapt.

Nastaren, staarde na, heeft nagestaard.

Nastormen, stormde na, heeft en is nagestormd.

Nastreven, streefde na, heeft en is nagestreefd.

Nastuiven, stoof na, stoven na, is nagestoven.

Nastuk, O., -stukken. Nastukje, O., -jes.

Nasturen, stuurde na, heeft nagestuurd.

Nasukkelen, sukkelde na, is nagesukkeld.

Nat, natter, natst.

Nat, O. Natje, O.

Natafelen, tafelde na, heeft nagetafeld.

Nateekenen, teekende na, heeft nageteekend.

Nateekening, V.

Natellen, telde na, heeft nageteld.

Natelling, V.

Nater, V., naters.

Nateren, teerde na, heeft nageteerd.

Nathals, M. en V., -halzen. Nathalsje, O., -jes.

Natheid, V.

Natie, V., natiën en naties.

Natievlag, V., -vlaggen.

Natijd, M.

Nationaal, nationale.

Nationaliteit, V., nationaliteiten.

Nationaliteitsgevoel, O.

Natorsen, torste na, heeft nagetorst.

Natrachten, trachtte na, heeft nagetracht.

Natred, M.

Natreden, trad na, traden na, heeft en is nagetreden.

Natrekken, trok na, trokken na, heeft en is nagetrokken.

Natrium, O.

Natten, natte, heeft genat.

Nattig, nattiger, nattigst.

Nattigheid, V.

Naturalisatie, V., naturalisatiën en naturalisaties.

Naturaliseeren, naturaliseerde, heeft genaturaliseerd.

Naturalisme, O.

Naturelletje, O., -jes.

Naturen, tuurde na, heeft nagetuurd.

Natuur, V., naturen.

Natuurbeschouwer, M., -beschouwers.

Natuurbeschrijving, V., -beschrijvingen.

Natuurboter, V.

Natuurdienst, M.

Natuurdrift, V.

Natuurgenoot, M., -genooten.

Natuurgenoote, V., -genooten.

Natuurkennis, V.

Natuurkracht, V., -krachten.

Natuurkunde, V.

Natuurkundig.

Natuurkundige, M. en V., -kundigen.

Natuurlijk, -lijker, -lijkst.

Natuurlijkerwijze.

Natuurlijkheid, V.

Natuurmensch, M., -menschen.

Natuuronderzoeker, M., -onderzoekers.

Natuurproduct, O., -producten.

Natuurrecht, O.

Natuurstaat, M.

Natuurverschijnsel, O., -verschijnselen.

Natuurvoortbrengsel, O., -voortbrengselen.

Natuurwet, V., -wetten.

Natuurwetenschap, V., -wetenschappen.

Nautiek, V.

Nauw, nauwer, nauwst.

Nauwelijks.

Nauwgezet, -gezetter, -gezetst.

Nauwgezetheid, V.

Nauwheid, V.

Nauwkeurig, -keuriger, -keurigst.

Nauwkeurigheid, V.

Nauwlettend, -lettender, -lettendst.

Nauwlettendheid, V.

Nauwnemend, -nemender, -nemendst.

Nauwnemendheid, V.

Nauwte, V.

Navel, M., navels. Naveltje, O., -jes.

Navelband, M., -banden; -bandje, O., -jes.

Navelbreuk, V., -breuken.

Navelmerk, O., -merken.

Navelstreng, V., -strengen.

Naverhalen, verhaalde na, heeft naverhaald.

Navertellen, vertelde na, heeft naverteld.

Naverwant, M., -verwanten.

Naverwantschap, V.

Navloed, M.

Navloeien, vloeide na, heeft nagevloeid.

Navloeiing, V., -vloeiingen.

Navloeken, vloekte na, heeft nagevloekt.

Navluchten, vluchtte na, is nagevlucht.

Navoeren, voerde na, heeft nagevoerd.

Navolgbaar, -bare.

Navolgen, volgde na, heeft nagevolgd.

Navolgend.

Navolgenswaardig, -waardiger, -waardigst, of meer en meest -waardig.

Navolger, M., -volgers.

Navolging, V., -volgingen.

Navolgster, V., -volgsters.

Navorschen, vorschte na, heeft nagevorscht.

Navorscher, M., -vorschers.

Navorsching, V., -vorschingen.

Navraag, V.

Navragen, vraagde na, heeft nagevraagd; ook vroeg na.

Navrucht, V., -vruchten.

Nawee, O., -weeën.

Nawegen, woog na, wogen na, heeft nagewogen.

Naweging, V.

Naweide, V.

Nawerken, werkte na, heeft nagewerkt.

Nawerking, V.

Nawerpen, wierp na, heeft nageworpen.

Naweven, weefde na, heeft nageweven.

Nawijn, M.

Nawijzen, wees na, wezen na, heeft nagewezen.

Nawinter, M., -winters. Nawintertje, O., -jes.

Nazaaien, zaaide na, heeft nagezaaid.

Nazaat, M., -zaten.

Nazamelen, zamelde na, heeft nagezameld.

Nazang, M., -zangen.

Nazeggen, zeide na, heeft nagezegd en nagezeid.

Nazegger, M., -zeggers.

Nazeilen, zeilde na, is nagezeild.

Nazenden, zond na, heeft nagezonden.

Nazending, V.

Nazetten, zette na, heeft nagezet.

Nazien, zag na, zagen na, heeft nagezien.

Nazingen, zong na, heeft nagezongen.

Nazitten, zat na, zaten na, heeft nagezeten.

Nazoeken, zocht na, heeft nagezocht.

Nazomer, M., -zomers. Nazomertje, O., -jes.

Nazorg, V., -zorgen.

Neb en Nebbe, V., nebben. Nebje en nebbetje, O., -jes.

Nebbeling (nebaal), M., nebbelingen. Als stofnaam, V.

Necrologie, V., necrologieën.

Necroloog, M., necrologen.

Nectar, M.

Nectarteug, V., -teugen.

Neder en Neer. (Zoo ook in de meeste samenstellingen).

Neder-Betuwe, V.

Nederbiggelen, biggelde neder, is nedergebiggeld.

Nederbliksemen, bliksemde neder, heeft nedergebliksemd.

Nederbonzen, bonsde neder, heeft en is nedergebonsd.

Nederbrengen, bracht neder, heeft nedergebracht.

Nederbuigen, boog neder, bogen neder, heeft en is nedergebogen.

Nederbuigend, -buigender, -buigendst.

Nederbuigendheid, V.

Nederbukken, bukte neder, heeft en is nedergebukt.

Nederdalen, daalde neder, is nedergedaald.

Nederdaling, V., -dalingen.

Nederdonderen, donderde neder, is en heeft nedergedonderd.

Nederdringen, drong neder, heeft nedergedrongen.

Nederdruipen, droop neder, dropen neder, is nedergedropen.

Nederdrukken, drukte neder, heeft nedergedrukt.

Nederduiken, dook neder, doken neder, is nedergedoken.

Nederduitsch.

Nederduitsch, O.

Nederduitscher, M., -duitschers.

Nederduwen, duwde neder, heeft nedergeduwd.

Nederflansen, flanste neder, heeft nedergeflanst.

Nedergaan, gaat neder, ging neder, is nedergegaan.

Nederglijden, gleed neder, gleden neder, is nedergegleden.

Nedergolven, golfde neder, is nedergegolfd.

Nedergooien, gooide neder, heeft nedergegooid.

Nederhagelen, hagelde neder, is nedergehageld.

Nederhalen, haalde neder, heeft nedergehaald.

Nederhaler. Zie Neerhaler.

Nederhangen, hing neder, heeft nedergehangen.

Nederhellen, helde neder, heeft nedergeheld.

Nederhelling, V.

Nederhouwen, hieuw neder, heeft nedergehouwen.

Nederhurken, hurkte neder, is nedergehurkt.

Nederig, nederiger, nederigst.

Nederigheid, V.

Nederkammen, kamde neder, heeft nedergekamd.

Nederkijken, keek neder, keken neder, heeft nedergekeken.

Nederkladden, kladde neder, heeft nedergeklad.

Nederknielen, knielde neder, heeft en is nedergeknield.

Nederknieling, V.

Nederkomen, komt neder, kwam neder, kwamen neder, is nedergekomen.

Nederkrijgen, kreeg neder, kregen neder, heeft nedergekregen.

Nederlaag, V., -lagen. Nederlaagje, O., -jes.

Nederland, O., -landen.

Nederlander, M., -landers.

Nederlanderschap, O.

Nederlandsch.

Nederlandsch, O.

Nederlaten, liet neder, heeft nedergelaten.

Nederlating, V.

Nederleggen, legde en leide neder, heeft nedergelegd en nedergeleid.

Nederliggen, lag neder, lagen neder, heeft nedergelegen.

Nederloopen, liep neder, heeft en is nedergeloopen.

Nederpersen, perste neder, heeft nedergeperst.

Nederploffen, plofte neder, is en heeft nedergeploft.

Nederplompen, plompte neder, is nedergeplompt.

Nederplonzen, plonsde neder, heeft en is nedergeplonsd.

Neder-Rijn, M.

Nederrollen, rolde neder, is nedergerold.

Nedersabelen, sabelde neder, heeft nedergesabeld.

Nedersaksisch.

Nedersaksisch, O.

Nederschieten, schoot neder, schoten neder, heeft en is nedergeschoten.

Nederschijnen, scheen neder, schenen neder, heeft nedergeschenen.

Nederschrijven, schreef neder, schreven neder, heeft nedergeschreven.

Nederschuiven, schoof neder, schoven neder, heeft en is nedergeschoven.

Nedersijpelen, sijpelde neder, is nedergesijpeld.

Nederslaan, sloeg neder, heeft en is nedergeslagen.

Nederslag. Zie Neerslag.

Nedersmakken, smakte neder, heeft en is nedergesmakt.

Nedersmijten, smeet neder, smeten neder, heeft nedergesmeten.

Nederspringen, sprong neder, is nedergesprongen.

Nederstampen, stampte neder, heeft nedergestampt.

Nederstooten, stiet neder, heeft nedergestooten; ook stootte neder.

Nederstormen, stormde neder, heeft en is nedergestormd.

Nederstorten, stortte neder, heeft en is nedergestort.

Nederstorting, V.

Nederstrekken, strekte neder, heeft nedergestrekt.

Nederstrijken, streek neder, streken neder, heeft en is nedergestreken.

Nederstroomen, stroomde neder, is nedergestroomd.

Nederstuiven, stoof neder, stoven neder, is nedergestoven.

Nedertrappen, trapte neder, heeft nedergetrapt.

Nedertrekken, trok neder, trokken neder, heeft nedergetrokken.

Nedertuimelen, tuimelde neder, is nedergetuimeld.

Nederval, M.

Nedervallen, viel neder, is nedergevallen.

Nedervellen, velde neder, heeft nedergeveld.

Nedervliegen, vloog neder, vlogen neder, is nedergevlogen.

Nedervlijen, vlijde neder, heeft nedergevlijd.

Nedervloeien, vloeide neder, is nedergevloeid.

Nederwaarts (bijw.).

Nederwaartsch (bnw.).

Nederwerpen, wierp neder, heeft nedergeworpen.

Nederwerping, V.

Nederzetten, zette neder, heeft nedergezet.

Nederzetting, V., -zettingen.

Nederzien, zag neder, zagen neder, heeft nedergezien.

Nederzijgen, zeeg neder, zegen neder, is nedergezegen.

Nederzinken, zonk neder, is nedergezonken.

Nederzitten, zat neder, zaten neder, heeft nedergezeten.

Nederzweven, zweefde neder, is nedergezweefd.

Neef, M., neven. Neefje, O., -jes.

Neefje (mugje), O., -jes.

Neefschap, O.

Neen (tusschenw.). Als znw., O.

Neep, V., nepen. Neepje, O., -jes.

Neepjeskapje, O., -jes.

Neepjesmuts, V., -mutsen; -mutsje, O., -jes.

Neer, V.

Neer. Zie Neder.

Neerhaal, M., -halen.

Neerhaler, M., -halers.

Neerslachtig, -slachtiger, -slachtigst.

Neerslachtigheid, V.

Neerslag (het nederslaan), M.

Neerslag (rustbed), V., -slagen.

Neerslag (bezinksel), O., -slagen.

Neet (luizenei), V., neten. Neetje, O., -jes.

Neet, ook Niet (klinknageltje), V., neeten. Neetje, O., -jes.

Neeten, ook Nieten (klinken), neette, heeft geneet.

Neetoor, M. en V., -ooren.

Neffens.

Neg en Negge, V., neggen.

Negatie, V., negatiën en negaties.

Negatief, negatieve.

Negatief (in de photographie), O., negatieven.

Negeeren, negeerde, heeft genegeerd.

Negen (telwoord). Als znw., V., negens. Negentje, O., -jes.

Negendaagsch.

Negende.

Negendehalf, -halve.

Negenderhande.

Negenderlei.

Negenduizendste.

Negenhonderd.

Negenmaal.

Negenoog, V., -oogen; -oogje, O., -jes.

Negenponder, M., -ponders.

Negentallig.

Negentien.

Negentig.

Negenwerf.

Neger, M., negers. Negertje, O., -jes.

Negerbevolking, V.

Negeren, negerde, heeft genegerd.

Negerhut, V., -hutten.

Negerin, V., negerinnen.

Negerland, O.

Negerslaaf, M., -slaven.

Negge. Zie Neg.

Négligé, O.

Negorij, V., negorijen.

Negotiatie, V., negotiatiën en negotiaties.

Negotie, V., negotiën en negoties.

Negotieeren, negotieerde, heeft genegotieerd.

Negotiepenning, M., -penningen.

Neigen, neigde, heeft geneigd.

Neiging (begeerte), V., neigingen.

Nek, M., nekken. Nekje, O., -jes.

Nekken, nekte, heeft genekt.

Nekslag, M.

Nekvel, O.

Nel, V., nellen.

Nemen, nam, namen, heeft genomen.

Nemesis, V.

Neologie, V.

Neologisme, O., neologismen.

Neoloog, M., neologen.

Nephritis, V.

Nepotisme, O.

Neppe (ook Nippe), V.

Nereïde, V., nereïden.

Nerf, V.

Nergens.

Nering, V., neringen.

Neringdoende, M. en V., -doenden.

Neringloos, -looze.

Nerveus, nerveuzer, nerveust.

Nervig.

Nervositeit, V.

Nes, V., nessen.

Nest, O., nesten. Nestje, O., -jes.

Nestei, O., -eieren.

Nestel, M., nestels en nestelen. Nesteltje, O., -jes.

Nestelen (toerijgen enz.), nestelde, heeft genesteld.

Nestelen (een nest maken), nestelde, heeft genesteld.

Nesteling (dier), M., nestelingen.

Nesteling, V., nestelingen.

Nestel-lakei, M., -lakeien.

Nesterij, V., nesterijen. Nesterijtje, O., -jes.

Nestig, nestiger, nestigst.

Nestigheid, V., -heden.

Nestkuiken, O., -kuikens.

Nestvederen (mv.), V.

Net, O., netten. Netje, O., -jes.

Net (netschrift), O.

Net, netter, netst.

Net (bijw.).

Netbord, O., -borden.

Netel, V., netels en netelen. Neteltje, O., -jes.

Netelachtig, -achtiger, -achtigst.

Netelachtigheid, V.

Neteldoek, O.

Neteldoeksch.

Netelig, neteliger, neteligst.

Neteligheid, V.

Netelroos, V.

Netheid, V.

Netjes.

Netschrift, O.

Netten, nette, heeft genet.

Nettenboeter, M., -boeters.

Nettenbreien, O.

Nettenbreier, M., -breiers.

Nettenknoopen, O.

Nettenknooper, M., -knoopers.

Nettigheid, V.

Netto.

Netto-winst, V.

Netvlies, O.

Neulen, neulde, heeft geneuld.

Neurasthenicus, M., neurasthenici.

Neurasthenie, V.

Neuriën, neuriede, heeft geneuried.

Neurose, V.

Neus, M., neuzen. Neusje, O., -jes.

Neusbeen, O.

Neusbloeding, V., -bloedingen.

Neusdoek, M., -doeken; -doekje, O., -jes.

Neusgat, O., -gaten.

Neusholte, V.

Neushoorn en Neushoren, M., -hoorns en -horens.

Neuskijker, M., -kijkers.

Neusklank, M., -klanken.

Neusknijper, M., -knijpers.

Neusstem, V., -stemmen.

Neusvleugel, M., -vleugels.

Neuswijs, -wijze.

Neut, V., neuten.

Neutelaar, M., neutelaars.

Neutelarij, V., neutelarijen.

Neutelen, neutelde, heeft geneuteld.

Neutelig, neuteliger, neuteligst.

Neutraal, neutrale.

Neutraliseeren, neutraliseerde, heeft geneutraliseerd.

Neutraliteit, V.

Neutraliteitsverklaring, V.

Neuzelaar, M., neuzelaars.

Neuzelen, neuzelde, heeft geneuzeld.

Neuzen, neusde, heeft geneusd.

Nevel, M., nevels en nevelen. Neveltje, O., -jes.

Nevelachtig, -achtiger, -achtigst.

Nevelen, nevelde, heeft geneveld.

Nevelig, neveliger, neveligst.

Nevelvlek, V., -vlekken.

Nevens.

Nevensgaand.

Nicht, V., nichten. Nichtje, O., -jes.

Nicotine, V.

Nicotinevergiftiging, V.

Niemand.

Niemendal.

Nier, V., nieren. Niertje, O., -jes.

Nierbed, O.

Nierbroodje, O., -broodjes.

Niersteen, M., -steenen; -steentje, O., -jes.

Niervormig.

Nierziekte, V., -ziekten.

Nieskruid, O.

Niesmiddel, O., -middelen.

Nieswortel, V.

Niet (in de loterij), V., nieten. Nietje, O., -jes.

Niet (klinknageltje). Zie Neet.

Niet (niets), O.

Niet (stof), O.

Niet (bijw.).

Nieten (klinken). Zie Neeten.

Nietig, nietiger, nietigst.

Nietigheid, V., -heden.

Niets.

Nietsbeteekenend.

Nietswaardig.

Niettegenstaande.

Niettemin.

Nieuw, nieuwer, nieuwst.

Nieuwbakken.

Nieuwelijks.

Nieuweling, M. en V., nieuwelingen. V. ook nieuwelinge.

Nieuwemaan, V.

Nieuwerwets (bijw.).

Nieuwerwetsch (bnw.), -wetscher, meest -wetsch.

Nieuwgebonden.

Nieuwgebouwd.

Nieuwgemunt.

Nieuwgeverfd.

Nieuwgevormd.

Nieuwheid, V.

Nieuw-Holland, O.

Nieuwigheid, V., -heden. Nieuwigheidje, O., -jes.

Nieuwigheidsbejag, O.

Nieuwigheidszucht, V.

Nieuwjaar, O.

Nieuwjaarsbezoek, O., -bezoeken.

Nieuwjaarsbrief, M., -brieven.

Nieuwjaarsdag, M., -dagen.

Nieuwjaarsfooi, V., -fooien.

Nieuwjaarsgeschenk, O., -geschenken.

Nieuwjaarsgroet, M., -groeten.

Nieuwjaarskaart, V., -kaarten; -kaartje, O., -jes.

Nieuwjaarsmorgen, M., -morgens.

Nieuwjaarswensch, M., -wenschen.

Nieuwkoop, M.; -koopje, O.

Nieuwlichter, M., -lichters.

Nieuwlichterij, V.

Nieuwmodisch.

Nieuws, O.

Nieuwsbericht, O., -berichten.

Nieuwsgierig, -gieriger, -gierigst.

Nieuwsgierigheid, V.

Nieuwspapier, O., -papieren.

Nieuwstijding, V., -tijdingen.

Nieuwtje, O., -jes.

Niezen, niesde, heeft geniesd.

Nihilisme, O.

Nihilist, M., nihilisten.

Nihiliste, V., nihilisten.

Nijd, M.

Nijdas, M., nijdassen.

Nijdasserig.

Nijdig, nijdiger, nijdigst.

Nijdigaard, M., nijdigaards.

Nijdigheid, V.

Nijgen, neeg, negen, heeft genegen.

Nijging (buiging), V., nijgingen.

Nijnagel en Nijdnagel, M., -nagels. Nijnageltje, O., -jes.

Nijpen, neep, nepen, heeft genepen.

Nijper, M., nijpers. Nijpertje, O., -jes.

Nijptang, V., -tangen.

Nijver, nijverder, nijverst.

Nijverheid, V.

Nik, M., nikken.

Nikkel (onkruid), V.

Nikkel (metaal), O.

Nikkelen (bnw.).

Nikken, nikte, heeft genikt.

Nikker, M., nikkers. Nikkertje, O., -jes.

Niks.

Nimf, V., nimfen. Nimfje, O., -jes.

Nimfenstoet, M.

Nimmer.

Nimmermeer.

Nippe. Zie Neppe.

Nippen, nipte, heeft genipt.

Nippertje, O.

Nis, V., nissen. Nisje, O., -jes.

Niveau, O., niveau's.

Nivelleeren, nivelleerde, heeft genivelleerd.

Nobel, M., nobels en nobelen.

Nobel, nobeler, nobelst.

Noch (ook niet).

Nochtans.

Nocturne, V., nocturnes.

Noembaar, -bare.

Noemen, noemde, heeft genoemd.

Noemenswaardig, -waardiger, -waardigst, of meer en meest -waardig.

Noemer, M., noemers.

Noen, M.

Noenmaal, O.

Noest (ook oest), M., noesten.

Noest, noester.

Noesterig, noesteriger, noesterigst.

Noestheid, V.

Noestig, noestiger, noestigst.

Noestigheid, V.

Nog (daarenboven, tot nu toe).

Noga, V.

Nogal.

Nogataart, V., -taarten; -taartje, O., -jes.

Nogmaals.

Nok (snik), M., nokken. Nokje, O., -jes.

Nok (van het dak enz.), V., nokken. Nokje, O., -jes.

Nokbalk, M., -balken.

Nokken, nokte, heeft genokt.

Nomaden (mv.), M.

Nomadenleven, O.

Nomadenstam, M., -stammen.

Nomadisch.

Nomenclatuur, V., nomenclaturen.

Nominaal, nominale.

Nominalisme, O.

Nominalist, M., nominalisten.

Nominatie, V., nominatiën en nominaties.

Nommer en Nummer, O., nommers en nummers. Nommertje en nummertje,
O., -jes.

Nommeren en Nummeren, nommerde, heeft genommerd.

Nommerijzer, O., -ijzers.

Nommering, V., nommeringen.

Nommervlag, V., -vlaggen.

Non, V., nonnen. Nonnetje, O., -jes; ook nonneken en nonneke, O.,
nonnekens en nonnekes.

Nonactief, nonactieve.

Nonactiviteit, V.

Nonactiviteits-traktement, O., -traktementen.

Nonchalance, V.

Nonchalant, nonchalanter, nonchalantst.

Non-interventie, V.

Nonnengewaad, O.

Nonnenkleed, O., -kleederen.

Nonnenklooster, O., -kloosters.

Nonnenorde, V., -orden.

Nonnensluier, M. -sluiers.

Nonsens, M.

Nonsensicaal, -cale.

Nonvaleur, M., nonvaleurs.

Nood, M., nooden.

Noodanker, O., -ankers.

Noodbrug, V., -bruggen.

Nooddeur, V., -deuren.

Nooddoop, M.

Nooddruft, V.

Noode (Van noode).

Noode (ongaarne).

Noodeloos, -looze.

Noodeloosheid, V.

Nooden, noodde, heeft genood.

Noodhaven, V., -havens.

Noodhulp, V., -hulpen.

Noodig, noodiger, noodigst.

Noodigen, noodigde, heeft genoodigd.

Noodiger, M., noodigers.

Noodiging, V., noodigingen.

Noodklok, V., -klokken.

Noodlijdend.

Noodlijdende, M. en V., -lijdenden.

Noodlot, O.

Noodlottig, -lottiger, -lottigst.

Noodlottigheid, V.

Noodmunt, V., -munten.

Noodrem, V., -remmen.

Noodschot, O., -schoten.

Noodsein, O., -seinen.

Noodweer (tegenweer), V.

Noodweer en Noodweder (hevig onweder), O.

Noodwendig, -wendiger, -wendigst.

Noodwendigheid, V.

Noodwet, V., -wetten.

Noodzaak, V.

Noodzakelijk, -lijker, -lijkst.

Noodzakelijkheid, V.

Noodzaken, noodzaakte, heeft genoodzaakt.

Nooit.

Noopijzer, O., -ijzers.

Noor, M., Noren.

Noord (bijw.). Noord (het Noorden), O.; (de noordelijk gelegen
landen), V.

Noord-Brabant, O.

Noordelijk, -lijker, -lijkst.

Noordelijken, noordelijkte, is genoordelijkt.

Noorden, O.

Noordenwind, M., -winden.

Noorderbreedte, V.

Noorderlicht, O.

Noorderzon, V.

Noordfriesch.

Noord-Holland, O.

Noordhollandsch.

Noordnoordoost (bijw.). Als znw., O.

Noordnoordwest (bijw.). Als znw., O.

Noordoost (bijw.). Als znw., O.

Noordoostelijk.

Noordoosten, O.

Noordoosteren, noordoosterde, is genoordoosterd.

Noordpool, V.

Noordpoolexpeditie, V., -expedities.

Noordpoolreis, V., -reizen.

Noordpoolreiziger, M., -reizigers.

Noordpoolvaarder, M., -vaarders.

Noordsch.

Noordwaarts.

Noordwest (bijw.). Als znw., O.

Noordwestelijk.

Noordwesten, O.

Noordwesteren, noordwesterde, is genoordwesterd.

Noordzee, V.

Noorman, M., -mannen.

Noorsch (Noorweegsch).

Noorsch, O.

Noorweegsch.

Noorwegen, O.

Noot (zangnoot en aanteekening), V., noten. Nootje, O., -jes.

Noot (vrucht), V., noten. Nootje, O., -jes.

Nop, V., noppen. Nopje, O., -jes.

Nopen, noopte, heeft genoopt.

Nopens.

Nopijzer, O., -ijzers.

Nopjesgoed, O.

Noppen, nopte, heeft genopt.

Nopper, M., noppers.

Noppig, noppiger, noppigst.

Nopschaar, V., -scharen.

Norbertijn, M., Norbertijnen.

Normaal, normale.

Normaallessen (mv.), V.

Normaalpapier, O.

Normaalschool, V., -scholen.

Normaliseeren, normaliseerde, heeft genormaliseerd.

Normaliteit, V.

Norsch, norscher, meest norsch.

Norschheid, V., -heden.

Nota, V., nota's.

Notabel, notabeler, notabelst.

Notabele, M., notabelen.

Notariaat, O., notariaten.

Notarieel, notarieele.

Notaris, M., notarissen.

Notarisambt, O.

Notarishuis, O., -huizen.

Notariskantoor, O., -kantoren.

Notarisklerk, M., -klerken.

Noteboom, M., -boomen; -boompje, O., -jes.

Noteboomen (bnw.).

Noteboomhout, O.

Notedop, M., -doppen; -dopje, O., -jes.

Noteeren, noteerde, heeft genoteerd.

Noteering, V., noteeringen.

Notemuskaat (noot), V., -muskaten; (stof), O. Notemuskaatje, O., -jes.

Notenbalk, M., -balken.

Notendruk, M.

Notenhouten (bnw.).

Notenkraker, M., -krakers.

Notenschrift, O.

Notie, V., notiën en noties.

Notificatie, V., notificatiën en notificaties.

Notitie, V., notitiën en notities.

Notitieboekje, O., -boekjes.

Notulen (mv.), V.

Notulenboek, O., -boeken.

Notweg, M., -wegen.

Novelle, V., novellen.

Novellist, M., novellisten.

November, M.

Novene, V., novenen.

Novice, M. en V., novices.

Noviciaat, O.

Nu.

Nuance, V., nuances en nuancen.

Nuanceeren, nuanceerde, heeft genuanceerd.

Nuanceering, V., nuanceeringen.

Nuchter, nuchterder, nuchterst.

Nuchterheid, V.

Nuf, V., nuffen. Nufje, O., -jes.

Nuffig, nuffiger, nuffigst.

Nuffigheid, V.

Nuk, V., nukken. Nukje, O., -jes.

Nukkig, nukkiger, nukkigst.

Nukkigheid, V.

Nul, V., nullen. Nulletje, O., -jes.

Nulliteit, V., nulliteiten.

Nulpunt, O.

Numero, O.

Numismatiek, V.

Numismatisch.

Nummer, Nummeren, enz. Zie Nommer, Nommeren enz.

Nummerbord, O., -borden.

Nummerklep, V., -kleppen.

Nummerverwisselaar, M., -verwisselaars.

Nurk, M., nurken.

Nurksch, nurkscher, meest nurksch.

Nurkschheid, V.

Nusselaar, M., nusselaars.

Nusselen, nusselde, heeft genusseld.

Nut, O.

Nut, nutter, nutst.

Nutslezer, M., -lezers.

Nutslezing, V., -lezingen.

Nutsvergadering, V., -vergaderingen.

Nutsverhandeling, V., -verhandelingen.

Nutteloos, -loozer.

Nutteloosheid, V.

Nutten, nutte, heeft genut.

Nuttig, nuttiger, nuttigst.

Nuttigen, nuttigde, heeft genuttigd.

Nuttigheid, V.

Nuttigheidsbejag, O.

Nuttiging, V.



O


O. V., o's.

O (tusschenw.). Als znw., O., o's. Ootje, O., -jes.

Oase, V., oasen.

O-beenen (mv.), O. O-beentjes, O.

Obelisk, M., obelisken.

Object, O., objecten.

Objectie, V., objectiën en objecties.

Objectief, objectiever, objectiefst.

Objectief, O., objectieven.

Objectiviteit, V.

Oblie, V., oblieën. Oblietje, O., -jes.

Oblieman, M., -mannen.

Oblietrommel, V., -trommels; -trommeltje, O., -jes.

Obligaat (bijw.), - spelen, - zingen. Als znw., O., obligaten.

Obligatie, V., obligatiën en obligaties.

Obligatiehouder, M., -houders.

Obligeeren, obligeerde, heeft geobligeerd.

Obscoen en Obsceen, obscene.

Obscoeniteit, V., -teiten.

Obscurantisme, O.

Obscuur, obscure.

Observatie, V., observatiën en observaties.

Observator, M., observatoren.

Observatorium, O., observatoriums en observatoria.

Observeeren, observeerde, heeft geobserveerd.

Obstetrie, V.

Obstructie, V., obstructies.

Obstructionisme, O.

Obstructionist, M., -isten.

Oceaan, M., oceanen.

Och.

Ocharm en Ocharmen (tusschenw.).

Ochtend en Uchtend, M., ochtenden. Ochtendje, O., -jes.

Ochtendbeurt, V., -beurten.

Ochtendbezoek, O., -bezoeken.

Ochtendblad, O., -bladen.

Ochtenddienst, M., -diensten.

Ochtendlied, O., -liederen.

Ochtendlucht, V.

Ochtendmuts, V., -mutsen.

Ochtendstond, M., -stonden.

Ochtendtrein, M., -treinen.

Octaaf, V. en O., octaven. Octaafje, O., -jes.

Octant, V., octanten.

Octavo (bnw.). Als znw., O., octavo's.

October, M.

Octrooi, O., octrooien. Octrooitje, O., -jes.

Octrooieeren, octrooieerde, heeft geoctrooieerd.

Oculist, M., oculisten.

Ode, V., oden.

Odendichter, M., -dichters.

Odenstijl, M.

Odeur, V., odeuren. Odeurtje, O., -jes.

Odeurfleschje, O., -jes.

Oeconomie (staathuishoudkunde), V.; ook Economie.

Oeconomisch, ook Economisch.

Oeconoom, M., oeconomen; ook Econoom.

Oef (tusschenw.).

Oefenaar, M., oefenaars en oefenaren.

Oefenaarster, V., oefenaarsters.

Oefendag, M., -dagen; -dagje, O., -daagjes.

Oefenen, oefende, heeft geoefend.

Oefening, V., oefeningen. Oefeningetje, O., -jes.

Oefeningskamp, O., -kampen.

Oefenkamer, V., -kamers; -kamertje, O., -jes.

Oefenperk, O., -perken.

Oefenplaats, V., -plaatsen; -plaatsje, O., -jes.

Oefenschool, V., -scholen; -schooltje, O., -jes.

Oefentijd, M.

Oefenzaal, V., -zalen; -zaaltje, O., -jes.

Oefenzuster, V., -zusters.

Oeh (tusschenw.).

Oei (tusschenw.).

Oeken, oekte, heeft geoekt.

Oele (tusschenw.).

Oer (ijzerhoudende aarde), O.

Oerachtig, -achtiger, -achtigst.

Oergrond, M., -gronden.

Oerig, oeriger, oerigst.

Oerlaag, V., -lagen.

Oeros, M., oerossen.

Oest, Oestig, enz. Zie Noest, enz.

Oester, V., oesters en oesteren. Oestertje, O., -jes.

Oesterbank, V., -banken.

Oesterhandel, M.

Oesterhuis, O., -huizen.

Oesterpartij, V., -partijen.

Oesterpastei, V., -pasteien; -pasteitje, O., -jes.

Oesterput, M., -putten.

Oesterschelp, V., -schelpen.

Oesterteelt, V.

Oever, M., oevers.

Oeveraas, O.

Oeverhaam, M., -hamen.

Oeverlicht, O., -lichten.

Oeverlooper, M., -loopers.

Oeverstaat, M., -staten.

Oeverval, M., -vallen.

Of.

Offensief, offensiever, offensiefst.

Offer, O., offers en offeren. Offertje, O., -jes.

Offeraar, M., offeraren en offeraars.

Offeraltaar, O., -altaren.

Offerambt, O., -ambten.

Offerande, V., offeranden.

Offerbeest, O., -beesten.

Offerbijl, V., -bijlen.

Offerblok, O., -blokken.

Offerbus, V., -bussen.

Offerdienaar, M., -dienaars en -dienaren.

Offerdienst, M., -diensten.

Offerdier, O., -dieren.

Offeren, offerde, heeft geofferd.

Offerfeest, O., -feesten.

Offergave, V., -gaven.

Offergeld, O.

Offering, V., offeringen.

Offerkelk, M., -kelken.

Offerkist, V., -kisten.

Offerlam, O., -lammeren.

Offermaal, O., -malen.

Offermes, O., -messen.

Offerpenning, M., -penningen; -penningske, O., -kes.

Offerplaats, V., -plaatsen.

Offerplechtigheid, V., -plechtigheden.

Offerpriester, M., -priesters en -priesteren.

Offerschaal, V., -schalen.

Offerstier, M., -stieren.

Offerte, V., offertes en offerten.

Offervaardig, -vaardiger, -vaardigst.

Offerwijn, M.

Offerwillig, -williger, -willigst.

Officiant, M., officianten.

Officie, O., officiën en officies.

Officieel, officieele.

Officier, M., officieren en officiers. Officiertje, O., -jes.

Officierensociëteit, V., -sociëteiten.

Officiersdegen, M., -degens.

Officiersepaulet, V., -epauletten.

Officierskleeding, V.

Officierskok, M., -koks.

Officiersmonteering, V., -monteeringen.

Officierspensioen, O., -pensioenen.

Officiersplaats, V., -plaatsen.

Officiersrang, M., -rangen.

Officierssloep, V., -sloepen.

Officierstafel, V., -tafels.

Officierstenue, V.

Officierstraktement, O., -traktementen.

Officiersuniform, V.

Officiersweduwe, V., -weduwen.

Officieus, officieuze.

Officinaal, officinale.

Offreeren, offreerde, heeft geoffreerd.

Ofschoon.

Ofte (Ja ofte neen.--Ofte wel).

Ogief (kruisboog), O., ogieven.

Ogief en Ojief (vloeilijst), O., ogieven en ojieven.

Ogiefsgewijze en -gewijs.

Ogivaal, ogivale.

Oho (tusschenw.).

Oi (tusschenw.).

Oir (nakroost), O.

Ojief, O. Zie Ogief.

Ojief (ojiefschaaf), V., ojieven.

Oker, V.

Okerachtig, -achtiger, -achtigst.

Okerkleurig.

Okernoot. Zie Okkernoot.

Okkernoot en Okernoot, V., -noten.

Okkernoteboom, M., -boomen.

Oksaal, O., oksalen. Oksaaltje, O., -jes.

Oksel, M., oksels en okselen. Okseltje, O., -jes.

Okselhaar, O.

Okselschrooi, V., -schrooien.

Okshoofd, O., okshoofden.

Olderman, M., -mans, -mannen en -lieden.

Oleander, M., oleanders. Oleandertje, O., -jes.

Olie, V., oliën. Olietje, O., -jes.

Olieachtig, -achtiger, -achtigst.

Olieachtigheid, V.

Oliebol, M., -bollen.

Oliebollenkraam, V., -kramen.

Oliedom, -domme.

Oliefabriek, V., -fabrieken.

Oliekan, V., -kannen; -kannetje, O., -jes.

Oliekoek, M., -koeken.

Oliekop, M., -koppen; -kopje, O., -jes.

Oliekruik, V., -kruiken.

Olielamp, V., -lampen; -lampje, O., -jes.

Oliemolen, M., -molens.

Oliën, oliede, heeft geolied.

Oliesel, O.

Olieslager, M., -slagers.

Olieslagerij, V.

Oliesteen, M., -steenen; -steentje, O., -jes.

Olieverf, V., -verven.

Olievlek, V., -vlekken.

Oliezaad, O.

Olifant, M., olifanten. Olifantje, O., -jes.

Olifantenjacht, V., -jachten.

Olifantenjager, M., -jagers.

Olifantsbeen, O., -beenderen.

Olifantshuid, V., -huiden.

Olifantskever, M., -kevers; -kevertje, O., -jes.

Olifantsluis, V., -luizen; -luisje, O., -jes.

Olifantsorde, V., -orden.

Olifantspapier, O.

Olifantsridder, M., -ridders.

Olifantssnuit, M., -snuiten.

Olifantstand, M., -tanden.

Olifantstor, V., -torren; -torretje, O., -jes.

Olifantsvoet, M., -voeten.

Oligarchie, V., oligarchieën.

Olijf (boom), M.; (vrucht), V., olijven. Olijfje, O., -jes.

Olijfachtig, -achtiger, -achtigst.

Olijfberg, M., -bergen.

Olijfgroen.

Olijfkleurig.

Olijfkrans, M., -kransen.

Olijftak, M., -takken.

Olijven, olijfde, heeft geolijfd.

Olijvenhout, O.

Olijvenolie en Olijfolie, V.

Olijvenoogst, M.

Olijvenpers, V., -persen.

Olijventijd, M.

Olm, M., olmen. Olmpje, O., -jes.

Olmenhout en Olmhout, O.

Olographisch.

Olympisch.

Olympus, M.

Om.

Oma (grootmama), V. Omaatje, O.

Omakkeren, akkerde om, heeft omgeakkerd.

Omarmen, omarmde, heeft omarmd.

Omarming, V., -armingen.

Ombaksen, bakste om, heeft omgebakst.

Omballing, V.

Ombedelen, bedelde om, heeft omgebedeld.

Ombellen, belde om, heeft omgebeld.

Omber (aardsoort), V.

Omber (in 't kaartspel), M., ombers. Ombertje, O., -jes.

Omberaar, M., omberaars.

Omberdoos, V., -doozen; -doosje, O., -jes.

Omberen, omberde, heeft geomberd.

Ombergezelschap, O., -gezelschappen.

Omberkaarten (mv.), V.

Omberkleur, V.

Omberkrans, M., -kransen; -kransje, O., -jes.

Omberpartij, V., -partijen; -partijtje, O., -jes.

Omberspel (het spel), O., -spelen; -spelletje, O., -jes; (stel
kaarten), O., -spellen; -spelletje, O., -jes.

Ombertafel, V., -tafels; -tafeltje, O., -jes.

Ombervisch, M., -visschen.

Ombervogel, M., -vogels.

Ombijten, beet om, beten om, heeft omgebeten.

Ombinden, bond om, heeft omgebonden; ook ombond, heeft ombonden.

Omblazen, blies om, bliezen om, heeft omgeblazen.

Omblijven, bleef om, bleven om, is omgebleven.

Ombliksemen, bliksemde om, heeft omgebliksemd.

Ombloeien, ombloeide, heeft ombloeid.

Omboenen, boende om, heeft omgeboend.

Omboeren, boerde om, heeft omgeboerd.

Ombonzen, bonsde om, heeft omgebonsd.

Omboorden, boordde om, heeft omgeboord; ook omboordde, heeft omboord.

Omboording, V., -boordingen.

Omboordsel, O., -boordsels en -boordselen.

Ombrassen, braste om, heeft omgebrast.

Ombreien, breide om, heeft omgebreid.

Ombrengen, bracht om, heeft omgebracht.

Ombrenger, M., -brengers.

Ombrenging, V.

Ombrengster, V., -brengsters.

Ombruisen, bruiste om, heeft omgebruist; ook ombruiste, heeft ombruist.

Ombuigen, boog om, bogen om, heeft en is omgebogen.

Ombuiging, V., -buigingen.

Ombuitelen, buitelde om, heeft en is omgebuiteld.

Ombuiteling, V., -buitelingen.

Omdammen, omdamde, heeft omdamd.

Omdamming, V., -dammingen.

Omdat.

Omdeelen, deelde om, heeft omgedeeld.

Omdeeler, M., -deelers.

Omdeeling, V., -deelingen.

Omdijken, omdijkte, heeft omdijkt.

Omdijking, V., -dijkingen.

Omdobberen, dobberde om, heeft omgedobberd.

Omdoen, deed om, deden om, heeft omgedaan.

Omdolen, doolde om, heeft omgedoold; ook omdoolde, heeft omdoold.

Omdoling, V., -dolingen.

Omdonderen, donderde om, is en heeft omgedonderd.

Omdouwen. Zie Omduwen.

Omdraai, M., -draaien.

Omdraaien, draaide om, is en heeft omgedraaid.

Omdraaiing, V., -draaiingen.

Omdracht, V., -drachten.

Omdragen, droeg om, heeft omgedragen.

Omdraven, draafde om, heeft en is omgedraafd.

Omdrijven, dreef om, dreven om, is en heeft omgedreven; ook omdreef,
omdreven, heeft omdreven.

Omdrinken, dronk om, heeft omgedronken.

Omdrogen, droogde om, heeft omgedroogd.

Omduikelen, duikelde om, heeft en is omgeduikeld.

Omduwen, duwde om, heeft omgeduwd.

Omdwalen, dwaalde om, heeft omgedwaald.

Omdwaling, V., -dwalingen.

Omdweilen, dweilde om, heeft omgedweild.

Omega, V., omega's.

Omeggen, egde om, heeft omgeëgd.

Omelet, V., omeletten. Omeletje, O., -jes.

Omfladderen, fladderde om, heeft omgefladderd; ook omfladderde,
heeft omfladderd.

Omflikkeren, omflikkerde, heeft omflikkerd; ook flikkerde om, heeft
en is omgeflikkerd.

Omfloersen, omfloerste, heeft omfloerst.

Omgaan, gaat om, ging om, heeft en is omgegaan.

Omgang, M., -gangen.

Omgangstaal, V.

Omgekeerd.

Omgelanden (mv.), M. en V.

Omgelegen.

Omgeschreven.

Omgespen, gespte om, heeft omgegespt.

Omgeuren, omgeurde, heeft omgeurd.

Omgeven, gaf om, gaven om, heeft omgegeven; ook omgaf, omgaven,
heeft omgeven.

Omgeving, V.

Omgezetenen (mv.), M. en V.

Omgieten, goot om, goten om, heeft omgegoten.

Omglijden, gleed om, gleden om, is en heeft omgegleden.

Omgluren, gluurde om, heeft omgegluurd.

Omgolven, golfde om, heeft omgegolfd; ook omgolfde, heeft omgolfd.

Omgolving, V.

Omgooien, gooide om, heeft omgegooid.

Omgorden, gordde om, heeft omgegord; ook omgordde (zich), heeft
(zich) omgord.

Omgording, V.

Omgraven, groef om, groeven om, heeft omgegraven; ook omgroef,
omgroeven, heeft omgraven.

Omgraving, V., omgravingen.

Omgrenzen, omgrensde, heeft omgrensd.

Omgrenzing, V., -grenzingen.

Omgrijpen, greep om, grepen om, heeft omgegrepen.

Omgroeien, omgroeide, heeft omgroeid.

Omhaal, M., -halen. Omhaaltje, O., -jes.

Omhaken, haakte om, heeft omgehaakt.

Omhakken, hakte om, heeft omgehakt.

Omhakking, V., -hakkingen.

Omhalen, haalde om, heeft omgehaald.

Omhaling, V., -halingen.

Omhangen, hing om, heeft omgehangen; ook omhing, heeft omhangen.

Omhanging, V.

Omhangsel, O., -hangels en -hangselen.

Omhebben, heeft om, had om, hadden om, heeft omgehad.

Omheen (bijw.).

Omheinen, omheinde, heeft omheind.

Omheining, V., -heiningen. Omheininkje, O., -jes.

Omhelpen, hielp om, heeft omgeholpen.

Omhelzen, omhelsde, heeft omhelsd.

Omhelzing, V., -helzingen.

Omhoepelen, hoepelde om, heeft en is omgehoepeld.

Omhollen, holde om, heeft en is omgehold.

Omhoog.

Omhoogbeuren, beurde omhoog, heeft omhooggebeurd.

Omhoogblazen, blies omhoog, bliezen omhoog, heeft omhooggeblazen.

Omhoogdrijven, dreef omhoog, dreven omhoog, heeft omhooggedreven.

Omhoogduwen, duwde omhoog, heeft omhooggeduwd.

Omhooggaan, gaat omhoog, ging omhoog, is omhooggegaan.

Omhooghalen, haalde omhoog, heeft omhooggehaald.

Omhoogheffen, hief omhoog, hieven omhoog, heeft omhooggeheven.

Omhooghouden, hield omhoog, heeft omhooggehouden.

Omhoogjagen, jaagde omhoog, heeft omhooggejaagd; ook joeg omhoog.

Omhoogkijken, keek omhoog, keken omhoog, heeft omhooggekeken.

Omhoograken, raakte omhoog, is omhooggeraakt.

Omhoogrichten, richtte omhoog, heeft omhooggericht.

Omhoogrijzen, rees omhoog, rezen omhoog, is omhooggerezen.

Omhoogschieten, schoot omhoog, schoten omhoog, heeft en is
omhooggeschoten.

Omhoogslaan, slaat omhoog, sloeg omhoog, heeft en is omhooggeslagen.

Omhoogspringen, sprong omhoog, is omhooggesprongen.

Omhoogstaren, staarde omhoog, heeft omhooggestaard.

Omhoogsteken, stak omhoog, staken omhoog, heeft omhooggestoken.

Omhoogstijgen, steeg omhoog, stegen omhoog, is omhooggestegen.

Omhoogstuiven, stoof omhoog, stoven omhoog, is omhooggestoven.

Omhoogtillen, tilde omhoog, heeft omhooggetild.

Omhoogtrekken, trok omhoog, trokken omhoog, heeft omhooggetrokken.

Omhoogturen, tuurde omhoog, heeft omhooggetuurd.

Omhoogvliegen, vloog omhoog, vlogen omhoog, is omhooggevlogen.

Omhoogvoeren, voerde omhoog, heeft omhooggevoerd.

Omhoogwerken (zich -), werkte (zich) omhoog, heeft (zich)
omhooggewerkt.

Omhoogwerpen, wierp omhoog, heeft omhooggeworpen.

Omhoogzien, zag omhoog, zagen omhoog, heeft omhooggezien.

Omhoogzitten, zat omhoog, zaten omhoog, heeft omhooggezeten.

Omhoogzwaaien, zwaaide omhoog, heeft omhooggezwaaid.

Omhooren, hoorde om, heeft omgehoord.

Omhouden, hield om, heeft omgehouden.

Omhouwen, hieuw om, heeft omgehouwen.

Omhouwer, M., -houwers. Omhouwertje, O., -jes.

Omhouwing, V.

Omhuilen, huilde om, heeft omgehuild.

Omhullen, omhulde, heeft omhuld.

Omhulling, V., -hullingen.

Omhulsel, O., -hulsels en -hulselen.

Omhutselen, hutselde om, heeft omgehutseld.

Omineus, omineuzer, omineust.

Omissie, V., omissiën en omissies.

Omkaden, omkaadde, heeft omkaad.

Omkading, V., -kadingen.

Omkantelen, ook Omkentelen, kantelde om, heeft en is omgekanteld.

Omkanteling, V., -kantelingen.

Omkanten, kantte om, heeft omgekant.

Omkantijzer, O., -ijzers; -ijzertje, O., -jes.

Omkappen, kapte om, heeft omgekapt.

Omkapping, V.

Omkeer, ook Ommekeer, M.

Omkeeren, keerde om, heeft en is omgekeerd.

Omkeering, V., -keeringen.

Omkegelen, kegelde om, heeft omgekegeld.

Omkenteren, kenterde om, is omgekenterd.

Omkijken, keek om, keken om, heeft omgekeken.

Omkleeden, kleedde (zich) om, heeft (zich) en is omgekleed; ook
omkleedde, heeft omkleed.

Omklemmen, omklemde, heeft omklemd.

Omklemming, V., -klemmingen.

Omklinken, klonk om, heeft omgeklonken; ook omklonk, heeft omklonken.

Omklinking, V., -klinkingen.

Omkloppen, klopte om, heeft omgeklopt.

Omklopping, V.

Omklotsen, klotste om, heeft omgeklotst; ook omklotste, heeft omklotst.

Omknabbelen, knabbelde om, heeft omgeknabbeld.

Omknellen, omknelde, heeft omkneld.

Omknelling, V., -knellingen.

Omknikkeren, knikkerde om, heeft omgeknikkerd.

Omknoopen, knoopte om, heeft omgeknoopt.

Omkomen, komt om, kwam om, kwamen om, is omgekomen.

Omkoop, M.

Omkoopbaar, -bare.

Omkoopbaarheid, V.

Omkoopen, kocht om, heeft omgekocht.

Omkooper, M., -koopers.

Omkooperij, V., -kooperijen.

Omkooping, V., -koopingen.

Omkorsten, omkorstte, heeft omkorst.

Omkorsting, V., -korstingen.

Omkoud (er - zijn).

Omkransen, omkranste, heeft omkranst.

Omkransing, V., -kransingen.

Omkreuken, ook Omkroken, kreukte om, heeft en is omgekreukt.

Omkrijgen, kreeg om, kregen om, heeft omgekregen.

Omkrommen, kromde om, heeft en is omgekromd.

Omkronkelen, kronkelde om, heeft en is omgekronkeld; ook omkronkelde,
heeft omkronkeld.

Omkronkeling, V., -kronkelingen.

Omkruien, krooi om, krooien om, heeft en is omgekrooien; ook kruide
om, heeft en is omgekruid.

Omkruipen, kroop om, kropen om, is en heeft omgekropen; ook omkroop,
omkropen, heeft omkropen.

Omkrullen, krulde om, heeft en is omgekruld; ook omkrulde, heeft
omkruld.

Omkrulling, V., -krullingen.

Omkuieren, kuierde om, heeft en is omgekuierd.

Omkuipen, kuipte om, heeft omgekuipt; ook omkuipte, heeft omkuipt.

Omkunnen, kan om, kunnen om, konde en kon om, konden om, heeft
omgekund.

Omkwakken, kwakte om, is en heeft omgekwakt.

Omlaag.

Omlaagbrengen, bracht omlaag, heeft omlaaggebracht.

Omlaagbuigen, boog omlaag, bogen omlaag, heeft omlaaggebogen.

Omlaagdrukken, drukte omlaag, heeft omlaaggedrukt.

Omlaagduwen, duwde omlaag, heeft omlaaggeduwd.

Omlaaggaan, gaat omlaag, ging omlaag, is omlaaggegaan.

Omlaaghouden, hield omlaag, heeft omlaaggehouden.

Omlaagkijken, keek omlaag, keken omlaag, heeft omlaaggekeken.

Omlaagrukken, rukte omlaag, heeft omlaaggerukt.

Omlaagschieten, schoot omlaag, schoten omlaag, is omlaaggeschoten.

Omlaagslaan, slaat omlaag, sloeg omlaag, heeft en is omlaaggeslagen.

Omlaagspringen, sprong omlaag, is omlaaggesprongen.

Omlaagstorten, stortte omlaag, heeft en is omlaaggestort.

Omlaagvallen, viel omlaag, is omlaaggevallen.

Omlaagvoeren, voerde omlaag, heeft omlaaggevoerd.

Omlaagzien, zag omlaag, zagen omlaag, heeft omlaaggezien.

Omladen, laadde om, heeft omgeladen.

Omlading, V.

Omlaten, liet om, heeft omgelaten.

Omlauweren, omlauwerde, heeft omlauwerd.

Omlaveeren, laveerde om, heeft en is omgelaveerd.

Omlegeren, omlegerde, heeft omlegerd.

Omlegering, V., -legeringen.

Omleggen, legde om en leide om, heeft omgelegd en omgeleid; ook
omlegde en omleide, heeft omlegd en omleid.

Omleiden, leidde om, heeft omgeleid.

Omleven, leefde om, heeft omgeleefd.

Omliggen, lag om, lagen om, heeft omgelegen.

Omliggend (bnw.).

Omlijsten, omlijstte, heeft omlijst.

Omlijsting, V., -lijstingen.

Omlikken, likte om, heeft omgelikt.

Omlommeren, omlommerde, heeft omlommerd.

Omloofd.

Omloop, M., -loopen.

Omloopdijk, M., -dijken.

Omloopen, liep om, is en heeft omgeloopen; ook omliep, heeft omloopen.

Omlooper, M., -loopers.

Omlooperij, V.

Omlooping, V.

Omloopstijd, M., -tijden.

Omlooveren, omlooverde, heeft omlooverd.

Omluiden, ook Omluien, luidde en luide om, heeft omgeluid.

Omluisteren (van luister, glans), omluisterde, heeft omluisterd.

Omlummelen, lummelde om, heeft omgelummeld.

Ommaken, maakte om, heeft omgemaakt.

Ommalen, maalde om, heeft omgemaald.

Ommangelen, mangelde om, heeft omgemangeld.

Ommarcheeren, marcheerde om, heeft en is omgemarcheerd.

Ommekant, M., -kanten.

Ommekomst, V. (Na - van).

Ommelanden (mv.), O.

Ommelander, M., -landers.

Ommelander (bnw.).

Ommelandsch.

Ommestaand. Zie Omstaand.

Ommeten, mat om, maten om, heeft omgemeten.

Ommezien, ook Omzien, O. Ommezientje, O. (In een -).

Ommezijde, V., -zijden.

Ommezwaai, Zie Omzwaai.

Ommoeten, moet om, moest om, heeft omgemoeten.

Ommogen, mag om, mogen om, mocht om.

Ommuren, ommuurde, heeft ommuurd.

Ommuring, V., -muringen.

Omnaaien, naaide om, heeft omgenaaid; ook omnaaide, heeft omnaaid.

Omnevelen, omnevelde, heeft omneveld.

Omneveling, V.

Omnibus, M., omnibussen. Omnibusje, O., -jes.

Omnibusdienst, M., -diensten.

Omnibuskaartje, O., -kaartjes.

Omnibusmaatschappij, V., -maatschappijen.

Omnibuspaard, O., -paarden.

Omoog, O., -oogen. Omoogje, O., -jes.

Ompaarlen. Zie Omparelen.

Ompagaaien, pagaaide om, heeft en is omgepagaaid.

Ompaggering, V., -paggeringen.

Ompakken, pakte om, heeft omgepakt.

Ompalen, ompaalde, heeft ompaald.

Ompanseren, ook Ompantseren, ompanserde, heeft ompanserd.

Ompansering, V.

Ompantseren. Zie Ompanseren.

Omparelen, ook Ompaarlen, omparelde, heeft ompareld.

Ompassen, paste om, heeft omgepast.

Omperken, omperkte, heeft omperkt.

Omperking, V., -perkingen.

Omplaggen, plagde om, heeft omgeplagd.

Omplagging, V.

Omplakken, omplakte, heeft omplakt.

Omplakking, V.

Omplaksel, O., -plaksels.

Omplanten, plantte om, heeft omgeplant; ook omplantte, heeft omplant.

Omplanting, V., -plantingen. Omplantinkje, O., -jes.

Omplassen, plaste om, heeft omgeplast; ook omplaste, heeft omplast.

Omploegen, ploegde om, heeft omgeploegd.

Omploeging, V., -ploegingen.

Omploeteren, ploeterde om, heeft omgeploeterd.

Omploffen, plofte om, is en heeft omgeploft.

Omploffing, V.

Omplooi, V., -plooien.

Omplooien, plooide om, heeft omgeplooid; ook omplooide, heeft omplooid.

Omplooiing, V.

Ompoten, pootte om, heeft omgepoot; ook ompootte, heeft ompoot.

Ompoting, V.

Ompraten, praatte om, heeft omgepraat.

Ompurperen, ompurperde, heeft ompurperd.

Omraken, raakte om, is omgeraakt.

Omrammeien, rammeide om, heeft omgerammeid.

Omranden, omrandde, heeft omrand.

Omranselen, ranselde om, heeft omgeranseld.

Omrasteren, omrasterde, heeft omrasterd.

Omrastering, V., -rasteringen.

Omreiken, reikte om, heeft omgereikt.

Omreizen, reisde om, heeft en is omgereisd; ook omreisde, heeft
omreisd.

Omrennen, rende om, heeft en is omgerend; ook omrende, heeft omrend.

Omrijden, reed om, reden om, is en heeft omgereden.

Omringdijk, M., -dijken.

Omringen (in ringen zetten), ringde om, heeft omgeringd.

Omringen (omgeven), omringde, heeft omringd.

Omringing, V., -ringingen.

Omringkade, V., -kaden.

Omrit, M., -ritten. Omritje, O., -jes.

Omroeien, roeide om, heeft en is omgeroeid.

Omroepen, riep om, heeft omgeroepen.

Omroeper, M., -roepers.

Omroepersbaantje, O.

Omroepersbekken, O., -bekkens.

Omroeping, V., -roepingen.

Omroeren, roerde om, heeft omgeroerd.

Omroering, V., -roeringen.

Omroersel, O., -roersels en -roerselen. Omroerseltje, O., -jes.

Omrollen, rolde om, heeft en is omgerold.

Omruil, M.

Omruilen, ruilde om, heeft omgeruild.

Omruiling, V., -ruilingen.

Omruischen, omruischte, heeft omruischt.

Omrukken, rukte om, heeft en is omgerukt.

Omrukking, V.

Omsabelen, sabelde om, heeft omgesabeld.

Omschaduwen, omschaduwde, heeft omschaduwd.

Omschaduwing, V.

Omschakelaar, M., omschakelaars.

Omschakelen, schakelde om, heeft omgeschakeld.

Omschallen, omschalde, heeft omschald.

Omschansen, omschanste, heeft omschanst.

Omschansing, V., -schansingen.

Omscharrelen, scharrelde om, heeft en is omgescharreld.

Omschenken, schonk om, heeft omgeschonken.

Omscheppen (putten), schepte om, heeft omgeschept.

Omscheppen (maken, vormen), schiep om, heeft omgeschapen.

Omschepping, V., -scheppingen.

Omscheren, schoor om, schoren om, heeft omgeschoren.

Omschering, V.

Omschermen, schermde om, heeft omgeschermd.

Omscheuren, scheurde om, heeft omgescheurd.

Omschieten, schoot om, schoten om, heeft en is omgeschoten.

Omschijnen, omscheen, omschenen, heeft omschenen.

Omschikken, schikte om, is omgeschikt.

Omschitteren, omschitterde, heeft omschitterd.

Omschoeien, omschoeide, heeft omschoeid.

Omschoffelen (langzaam gaan), schoffelde om, heeft en is omgeschoffeld.

Omschoffelen (losmaken), schoffelde om, heeft omgeschoffeld.

Omschommelen, schommelde om, heeft en is omgeschommeld.

Omschooien, schooide om, heeft omgeschooid.

Omschoppen, schopte om, heeft omgeschopt.

Omschorsen, omschorste, heeft omschorst.

Omschrabben, schrabde om, heeft omgeschrabd.

Omschrafelen, schrafelde om, heeft omgeschrafeld.

Omschrapen, schraapte om, heeft omgeschraapt.

Omschreeuwen, schreeuwde om, heeft omgeschreeuwd.

Omschrijfbaar, -bare.

Omschrijven, omschreef, omschreven, heeft omschreven.

Omschrijver, M., -schrijvers.

Omschrijving, V., -schrijvingen.

Omschudden, schudde om, heeft omgeschud.

Omschudding, V.

Omschuieren, schuierde om, heeft omgeschuierd.

Omschuiven, schoof om, schoven om, heeft en is omgeschoven.

Omschulpen, schulpte om, heeft omgeschulpt.

Omschuren, schuurde om, heeft omgeschuurd.

Omsingelen, omsingelde, heeft omsingeld.

Omsingeling, V., -singelingen.

Omsjokken, sjokte om, heeft en is omgesjokt.

Omsjouwen, sjouwde om, heeft omgesjouwd.

Omslaan, slaat om, sloeg om, heeft en is omgeslagen; ook omslaat,
omsloeg, heeft omgeslagen.

Omslachtig, -slachtiger, -slachtigst.

Omslachtigheid, V.

Omslag (omhaal, drukte), M.

Omslag (in de belasting enz.), M., -slagen.

Omslag (voorwerp), M. en O., -slagen. Omslagje, O., -jes.

Omslagboor, V., -boren.

Omslagdoek, M., -doeken; -doekje, O., -jes.

Omslager, M., -slagers. Omslagertje, O., -jes.

Omsleepen (bedr.), sleepte om, heeft omgesleept.

Omslenteren, slenterde om, heeft en is omgeslenterd.

Omsleuren, sleurde om, heeft omgesleurd.

Omslingeren, slingerde om, heeft en is omgeslingerd; ook omslingerde,
heeft omslingerd.

Omslingering, V.

Omsloffen, slofte om, heeft en is omgesloft.

Omsluieren, omsluierde, heeft omsluierd.

Omsluiering, V., -sluieringen.

Omsluipen, sloop om, slopen om, heeft en is omgeslopen.

Omsluiten, omsloot, omsloten, heeft omsloten.

Omsluiting, V., -sluitingen.

Omsmakken, smakte om, heeft en is omgesmakt.

Omsmeden, smeedde om, heeft omgesmeed.

Omsmelten, smolt om, heeft omgesmolten.

Omsmijten, smeet om, smeten om, heeft omgesmeten.

Omsnellen, snelde om, heeft en is omgesneld.

Omsnoeren, snoerde om, heeft omgesnoerd; ook omsnoerde, heeft omsnoerd.

Omsnorren, snorde om, is en heeft omgesnord; ook omsnorde, heeft
omsnord.

Omsnuffelen, snuffelde om, heeft omgesnuffeld.

Omsollen, solde om, heeft omgesold.

Omspannen, spande om, heeft omgespannen; ook omspande, heeft omspannen.

Omspanning, V., -spanningen.

Omspant, V.

Omspatten, spatte om, heeft omgespat; ook omspatte, heeft omspat.

Omspelden, speldde om, heeft omgespeld; ook omspeldde, heeft omspeld.

Omspinnen, omspon, omsponnen, heeft omsponnen.

Omspitten, spitte om, heeft omgespit.

Omspitting, V., -spittingen.

Omspoelen, spoelde om, heeft omgespoeld; ook omspoelde, heeft omspoeld.

Omspoeling, V., -spoelingen.

Omspoelsel, O.

Omspoken, spookte om, heeft omgespookt; ook omspookte, heeft omspookt.

Omspringen, sprong om, heeft en is omgesprongen; ook omsprong,
heeft omsprongen.

Omstaan, staat om, stond om, heeft omgestaan.

Omstaand en Ommestaand.

Omstander, M., -standers.

Omstandig, -standiger, -standigst.

Omstandigheid, V., -heden.

Omstappen, stapte om, heeft en is omgestapt.

Omsteken, stak om, staken om, heeft omgestoken.

Omstelpen. Zie Omstulpen.

Omstevenen, stevende om, heeft en is omgestevend.

Omstoeien, stoeide om, heeft omgestoeid; ook omstoeide, heeft omstoeid.

Omstoomen, stoomde om, heeft en is omgestoomd.

Omstooten, stiet om, heeft omgestooten; ook stootte om.

Omstormen, stormde om, heeft en is omgestormd; ook omstormde,
heeft omstormd.

Omstorten, stortte om, heeft en is omgestort.

Omstorting, V.

Omstralen, straalde om, heeft omgestraald; ook omstraalde, heeft
omstraald.

Omstraling, V.

Omstreek, V., -streken.

Omstreeks.

Omstrengelen, omstrengelde, heeft omstrengeld.

Omstrengeling, V.

Omstrepen, omstreepte, heeft omstreept.

Omstreping, V.

Omstrikken, strikte om, heeft omgestrikt; ook omstrikte, heeft
omstrikt.

Omstrompelen, strompelde om, heeft en is omgestrompeld.

Omstrooien, strooide om, heeft omgestrooid; ook omstrooide, heeft
omstrooid.

Omstroomen, omstroomde, heeft omstroomd.

Omstroopen, stroopte om, heeft omgestroopt.

Omstuiven, stoof om, stoven om, heeft en is omgestoven; ook omstoof,
omstoven, heeft omstoven.

Omstulpen, ook Omstelpen, stulpte om, heeft omgestulpt.

Omsturen, stuurde om, heeft omgestuurd.

Omstuwen, omstuwde, heeft omstuwd.

Omsukkelen, sukkelde om, heeft en is omgesukkeld.

Omtasten, tastte om, heeft omgetast; ook omtastte, heeft omtast.

Omtellen, telde om, heeft omgeteld.

Omtimmeren, timmerde om, heeft omgetimmerd; ook omtimmerde, heeft
omtimmerd.

Omtobben, tobde om, heeft omgetobd.

Omtocht, M., -tochten.

Omtogen (deelw.).

Omtollen, tolde om, heeft en is omgetold.

Omtonnen, tonde om, heeft omgetond; ook omtonde, heeft omtond.

Omtooveren, tooverde om, heeft omgetooverd.

Omtoovering, V., -tooveringen.

Omtrappen, trapte om, heeft omgetrapt.

Omtrede en Omtree, V., -treden.

Omtreden, trad om, traden om, is en heeft omgetreden.

Omtrek, M., -trekken. Omtrekje, O., -jes.

Omtrekken, trok om, trokken om, heeft en is omgetrokken; ook omtrok,
omtrokken, heeft omtrokken.

Omtrekking, V.

Omtrent.

Omtrommelen, trommelde om, heeft omgetrommeld.

Omtuimelen, tuimelde om, is en heeft omgetuimeld.

Omtuimeling, V., -tuimelingen.

Omtuinen, omtuinde, heeft omtuind.

Omtuining, V., -tuiningen.

Omvaart, V.

Omvademen, omvademde, heeft omvademd.

Omvademing, V.

Omval, M., -vallen.

Omvallen, viel om, is omgevallen.

Omvang, M.

Omvangen, omving, heeft omvangen.

Omvangrijk, -rijker, -rijkst.

Omvaren, voer om, heeft en is omgevaren.

Omvaring, V.

Omvatten, omvatte, heeft omvat.

Omvatting, V.

Omventen, ventte om, heeft omgevent.

Omver.

Omverblazen, blies omver, bliezen omver, heeft omvergeblazen.

Omverdringen, drong omver, heeft omvergedrongen.

Omverdrukken, drukte omver, heeft omvergedrukt.

Omverduwen, duwde omver, heeft omvergeduwd.

Omvergooien, gooide omver, heeft omvergegooid.

Omverhakken, hakte omver, heeft omvergehakt.

Omverhalen, haalde omver, heeft omvergehaald.

Omverhelpen, hielp omver, heeft omvergeholpen.

Omverhouwen, hieuw omver, heeft omvergehouwen.

Omverjagen, jaagde omver, heeft omvergejaagd; ook joeg omver.

Omverkantelen, kantelde omver, is omvergekanteld.

Omverkegelen, kegelde omver, heeft omvergekegeld.

Omverkrijgen, kreeg omver, kregen omver, heeft omvergekregen.

Omverliggen, lag omver, lagen omver, heeft omvergelegen.

Omverloopen, liep omver, heeft omvergeloopen.

Omverpraten, praatte omver, heeft omvergepraat.

Omverraken, raakte omver, is omvergeraakt.

Omverrennen, rende omver, heeft omvergerend.

Omverrijden, reed omver, reden omver, heeft omvergereden.

Omverrukken, rukte omver, heeft omvergerukt.

Omverschieten, schoot omver, schoten omver, heeft omvergeschoten.

Omverslaan, slaat omver, sloeg omver, heeft en is omvergeslagen.

Omversmakken, smakte omver, heeft omvergesmakt.

Omversmijten, smeet omver, smeten omver, heeft omvergesmeten.

Omverstooten, stiet omver, heeft omvergestooten; ook stootte omver.

Omverstorten, stortte omver, heeft en is omvergestort.

Omvertrekken, trok omver, trokken omver, heeft omvergetrokken.

Omvertuimelen, tuimelde omver, is omvergetuimeld.

Omvervallen, viel omver, is omvergevallen.

Omverwaaien, waaide omver, is en heeft omvergewaaid; ook woei omver,
woeien omver.

Omverwerpen, wierp omver, heeft omvergeworpen.

Omverwerping, V.

Omvlechten, omvlocht, heeft omvlochten.

Omvlieden, vlood om, vloden om, is omgevloden.

Omvliegen, vloog om, vlogen om, is en heeft omgevlogen; ook omvloog,
omvlogen, heeft omvlogen.

Omvlieten, vloot om, vloten om, heeft en is omgevloten; ook omvloot,
omvloten, heeft omvloten.

Omvloeien, vloeide om, heeft en is omgevloeid; ook omvloeide,
heeft omvloeid.

Omvoeren, voerde om, heeft omgevoerd.

Omvoering, V.

Omvouwen, vouwde om, heeft en is omgevouwen.

Omvraag en Omvrage, V.

Omvragen, vraagde om, heeft omgevraagd; ook vroeg om.

Omwaaien, waaide om, is en heeft omgewaaid; ook woei om, woeien om;
en omwaaide (omwoei, omwoeien), heeft omwaaid.

Omwallen, omwalde, heeft omwald.

Omwalling, V., -wallingen.

Omwalmen, omwalmde, heeft omwalmd.

Omwandelen, wandelde om, heeft en is omgewandeld.

Omwandeling, V., -wandelingen.

Omwaren, waarde om, heeft omgewaard.

Omwaschkom, V., -kommen; -kommetje, O., -jes.

Omwasschen, wiesch om, wieschen om, heeft omgewasschen; ook waschte om.

Omwassen, omwies, omwiesen, heeft omwassen.

Omweg, M., -wegen. Omwegje, O., -jes.

Omweiden, weidde om, heeft omgeweid.

Omwelven, omwelfde. heeft omwelfd.

Omwelving, V., -welvingen.

Omwemelen, omwemelde, heeft omwemeld.

Omwenden, wendde om, heeft en is omgewend.

Omwending, V., -wendingen.

Omwentelen, wentelde om, heeft en is omgewenteld.

Omwenteling, V., -wentelingen.

Omwentelingsas, V., -assen.

Omwentelingslichaam, O. -lichamen.

Omwentelingsoppervlak, O., -oppervlakken.

Omwentelingstijd, M., -tijden.

Omwentelingsvlak, O., -vlakken.

Omwerken, werkte om, heeft omgewerkt.

Omwerking, V., -werkingen.

Omwerpen, wierp om, heeft omgeworpen.

Omwerping, V.

Omweven, omweefde, heeft omweven.

Omwiegelen, wiegelde om, heeft omgewiegeld.

Omwikkelen, omwikkelde, heeft omwikkeld.

Omwikkeling, V.

Omwillen, wil om, wilde (wou) om, heeft omgewild.

Omwimpelen, omwimpelde, heeft omwimpeld.

Omwinden, omwond, heeft omwonden.

Omwinding, V., -windingen.

Omwippen, wipte om, heeft en is omgewipt.

Omwisselen, wisselde om, heeft omgewisseld.

Omwisseling, V., -wisselingen.

Omwoelen, woelde om, heeft omgewoeld; ook omwoelde, heeft omwoeld.

Omwoeling, V., -woelingen.

Omwolken, omwolkte, heeft omwolkt.

Omwonend.

Omwoners (mv.), M.

Omwrikken, wrikte om, heeft omgewrikt.

Omwroeten, wroette om, heeft omgewroet.

Omzadelen, zadelde om, heeft omgezadeld.

Omzagen, zaagde om, heeft omgezaagd.

Omzakken (op zijde vallen), zakte om, is omgezakt.

Omzaten, (mv.), M. en V.

Omzeg, M.

Omzeggen, zeide om, heeft omgezegd en omgezeid.

Omzegging, V.

Omzeilen, zeilde om, heeft en is omgezeild; ook omzeilde, heeft
omzeild.

Omzeiling, V., -zeilingen.

Omzenden, zond om, heeft omgezonden.

Omzending, V., -zendingen.

Omzet, M.

Omzetijzer, O., -ijzers; -ijzertje, O., -jes.

Omzetsel, O., -zetsels en -zetselen. Omzetseltje, O., -jes.

Omzetspade, V., -spaden.

Omzetten, zette om, heeft en is omgezet; ook omzette, heeft omzet.

Omzetting, V., -zettingen.

Omzichtig, -zichtiger, -zichtigst.

Omzichtigheid, V., -heden.

Omzien, zag om, zagen om, heeft omgezien.

Omzien, O. Zie Ommezien.

Omziend.

Omzitten, zat om, zaten om, heeft omgezeten.

Omzitters (mv.). M.

Omzoeken, zocht om, heeft omgezocht.

Omzoomen, zoomde om, heeft omgezoomd; ook omzoomde, heeft omzoomd.

Omzooming, V., -zoomingen.

Omzwaai en Ommezwaai, M., -zwaaien.

Omzwaaien, zwaaide om, heeft en is omgezwaaid; ook omzwaaide,
heeft omzwaaid.

Omzwaaiing, V., -zwaaiingen.

Omzwachtelen, omzwachtelde, heeft omzwachteld.

Omzwachteling, V., -zwachtelingen.

Omzwalken, zwalkte om, heeft omgezwalkt.

Omzwalpen, zwalpte om, heeft omgezwalpt; ook omzwalpte, heeft omzwalpt.

Omzwemmen, zwom om, zwommen om, heeft en is omgezwommen.

Omzwenken, zwenkte om, is en heeft omgezwenkt.

Omzwenking, V., -zwenkingen.

Omzwermen, zwermde om, heeft omgezwermd; ook omzwermde, heeft omzwermd.

Omzwerven, zwierf om, zwierven om, heeft omgezworven; ook omzwierf,
omzwierven, heeft omzworven.

Omzwerving, V., -zwervingen.

Omzweven, zweefde om, heeft en is omgezweefd; ook omzweefde, heeft
omzweefd.

Omzwiepen, zwiepte om, is omgezwiept.

Omzwieren, zwierde om, heeft en is omgezwierd.

Omzwikken, zwikte om, is omgezwikt.

On (- of even).

Onaandachtig, -dachtiger, -dachtigst.

Onaandoenlijk, -lijker, -lijkst.

Onaandoenlijkheid, V.

Onaangedaan.

Onaangediend.

Onaangekleed, -gekleede.

Onaangeleund.

Onaangemeld.

Onaangemerkt.

Onaangenaam, -genamer, -genaamst.

Onaangenaamheid, V., -heden.

Onaangeraakt.

Onaangerand.

Onaangeroerd.

Onaangesneden.

Onaangesproken.

Onaangestoken.

Onaangetast.

Onaangevallen.

Onaangevochten.

Onaangevuld.

Onaangezet, -gezette.

Onaangezien.

Onaangezocht.

Onaangezuiverd.

Onaanlokkelijk, -lijker, -lijkst.

Onaannemelijk, -lijker, -lijkst.

Onaannemelijkheid, V.

Onaansprakelijk.

Onaansprakelijkheid, V.

Onaanstootelijk, -lijker, -lijkst.

Onaanstootelijkheid, V.

Onaantastbaar, -bare.

Onaantastbaarheid, V.

Onaantrekkelijk, -lijker, -lijkst.

Onaantrekkelijkheid, V.

Onaanvaard.

Onaanzienlijk, -lijker, -lijkst.

Onaanzienlijkheid, V.

Onaardig, onaardiger, onaardigst.

Onaardigheid, V., -heden.

Onachtzaam, -zamer, -zaamst.

Onachtzaamheid, V., -heden.

Onadellijk.

Onafgebakend.

Onafgeborsteld.

Onafgebroken.

Onafgedaan, -gedane.

Onafgehandeld.

Onafgemaakt.

Onafgesneden.

Onafgewend.

Onafgewerkt.

Onafhankelijk, -lijker, -lijkst.

Onafhankelijkheid. V.

Onafkeerbaar, -bare.

Onafkoopbaar, -bare.

Onafkoopbaarheid, V.

Onaflosbaar, -bare.

Onaflosbaarheid, V.

Onafscheidbaar, -bare.

Onafscheidbaarheid, V.

Onafscheidelijk.

Onafscheidelijkheid, V.

Onafweerbaar, -bare.

Onafwendbaar, -bare.

Onafwijsbaar, -bare.

Onafzetbaar, -bare.

Onafzetbaarheid, V.

Onafzienbaar, -bare.

Onafzienbaarheid, V.

Onbaatzuchtig, -zuchtiger, -zuchtigst.

Onbaatzuchtigheid, V.

Onbarmhartig, -hartiger, -hartigst.

Onbarmhartigheid, V., -heden.

Onbeangst.

Onbeangstigd.

Onbeantwoord.

Onbearbeid.

Onbebouwd.

Onbedaard.

Onbedaarlijk.

Onbedacht, onbedachter, onbedachtst.

Onbedachtelijk.

Onbedachtheid, V., -heden.

Onbedachtzaam, -zaam, -zaamst.

Onbedachtzaamheid, V., -heden.

Onbedeesd.

Onbedekt.

Onbedenkelijk.

Onbederfelijk.

Onbediend.

Onbedijkt.

Onbedorven, onbedorvener, onbedorvenst.

Onbedorvenheid, V.

Onbedreven, onbedrevener, onbedrevenst.

Onbedrevenheid, V.

Onbedriegbaar, -bare.

Onbedrieglijk, -lijker, -lijkst.

Onbedrieglijkheid, V.

Onbeduidend, onbeduidender, onbeduidendst.

Onbeduidendheid, V., -heden.

Onbedwingbaar, -bare.

Onbedwingbaarheid, V.

Onbedwongen.

Onbeëedigd.

Onbefaamd.

Onbegaafd.

Onbegaanbaar, -bare.

Onbegaanbaarheid, V.

Onbegeerd.

Onbegeerig.

Onbegeerigheid, V.

Onbegeerlijk, -lijker, -lijkst.

Onbegeerlijkheid, V.

Onbegonnen.

Onbegraven.

Onbegrensd.

Onbegrensdheid, V.

Onbegrepen.

Onbegrijpbaar, -bare.

Onbegrijpbaarheid, V., -heden.

Onbegrijpelijk, -lijker, -lijkst.

Onbegrijpelijkheid, V., -heden.

Onbegrootbaar, -bare.

Onbehaaglijk, -lijker, -lijkst.

Onbehaaglijkheid, V.

Onbehaard.

Onbehangen.

Onbeheerd.

Onbehendig, onbehendiger, onbehendigst.

Onbehendigheid, V.

Onbehoed.

Onbehoedzaam, -zamer, -zaamst.

Onbehoedzaamheid, V.

Onbeholpen, onbeholpener, onbeholpenst.

Onbeholpenheid, V.

Onbehoorlijk, -lijker, -lijkst.

Onbehoorlijkheid, V., -heden.

Onbehouwen, onbehouwener, onbehouwenst.

Onbehouwenheid, V.

Onbehulpzaam, -zamer, -zaamst.

Onbehulpzaamheid, V.

Onbekeerbaar, -bare.

Onbekeerd.

Onbekeerlijk.

Onbekeerlijkheid, V.

Onbekend, onbekender, onbekendst.

Onbekendheid, V., -heden.

Onbeklaagd.

Onbekleed, onbekleede.

Onbeklemd.

Onbeklimbaar, -bare.

Onbeklimbaarheid, V.

Onbekommerd, onbekommerder, onbekommerdst.

Onbekommerdheid, V.

Onbekookt, onbekookter, onbekooktst.

Onbekooktheid, V.

Onbekrachtigd.

Onbekrompen, onbekrompener, onbekrompenst.

Onbekrompenheid, V.

Onbekroond.

Onbekwaam, onbekwamer, onbekwaamst.

Onbekwaamheid, V.

Onbeladen.

Onbelangrijk, -rijker, -rijkst.

Onbelangrijkheid, V.

Onbelast.

Onbelastbaar, -bare.

Onbelastbaarheid, V.

Onbeleefd, onbeleefder, onbeleefdst.

Onbeleefdelijk.

Onbeleefdheid, V., -heden.

Onbelegd.

Onbelegen.

Onbelemmerd, onbelemmerder, onbelemmerdst.

Onbelemmerdheid, V.

Onbelet.

Onbelezen.

Onbelezenheid, V.

Onbelichaamd.

Onbelogen.

Onbelommerd.

Onbeloonbaar, -bare.

Onbeloond.

Onbeluisterd.

Onbemand.

Onbemast.

Onbemerkbaar, -bare.

Onbemerkt

Onbemiddeld.

Onbemind.

Onbeminlijk en Onbeminnelijk, -lijker, -lijkst.

Onbeminlijkheid, V.

Onbemuurd.

Onbenaderbaar, -bare.

Onbenepen.

Onbeneveld, onbenevelder, onbeneveldst.

Onbenijd.

Onbenijdbaar, -bare.

Onbenoembaar, -bare.

Onbenoembaarheid, V.

Onbenoemd.

Onbenul, M. en V., onbenullen.

Onbenullig, onbenulliger, onbenulligst.

Onbenulligheid, V.

Onbeoordeeld.

Onbepaalbaar, -bare.

Onbepaalbaarheid, V.

Onbepaald, onbepaalder, onbepaaldst.

Onbepaaldheid, V.

Onbeperkt, onbeperkter, onbeperktst.

Onbeperktheid, V.

Onbeproefd.

Onberaden, onberadener, onberadenst.

Onberadenheid, V.

Onberecht.

Onbereden.

Onberedeneerd, onberedeneerder, onberedeneerdst.

Onberedeneerdheid, V.

Onbereid.

Onbereikbaar, -bare.

Onbereikbaarheid, V.

Onbereisd.

Onberekenbaar, -bare.

Onberekend.

Onberijdbaar, -bare.

Onberispelijk, -lijker, -lijkst.

Onberispelijkheid, V.

Onberoemd.

Onberoemdheid, V.

Onberoepbaar, -bare.

Onberoerd.

Onberouwelijk.

Onbeschaafd, onbeschaafder, onbeschaafdst.

Onbeschaafdheid, V., -heden.

Onbeschaamd, onbeschaamder, onbeschaamdst.

Onbeschaamdheid. V., -heden.

Onbeschadigd.

Onbeschaduwd.

Onbescheid, O.

Onbescheiden, onbescheidener, onbescheidenst.

Onbescheidenheid, V., -heden.

Onbescheidenlijk,

Onbeschenen.

Onbeschermd.

Onbeschoft, onbeschofter. onbeschoftst.

Onbeschoftheid, V., -heden.

Onbeschreid.

Onbeschreven.

Onbeschrijfbaar, -bare.

Onbeschrijfbaarheid, V.

Onbeschrijfelijk, -lijker, -lijkst.

Onbeschroomd, onbeschroomder, onbeschroomdst.

Onbeschroomdheid, V.

Onbeschut, onbeschutte.

Onbesefbaar, -bare.

Onbeslagen.

Onbeslapen.

Onbeslecht.

Onbeslist.

Onbeslistheid, V.

Onbesmet, onbesmette.

Onbesneden.

Onbesnoeid.

Onbespeeld.

Onbespied.

Onbesproken.

Onbesprokenheid, V.

Onbestaanbaar, -bare.

Onbestaanbaarheid, V.

Onbesteed, onbestede.

Onbestelbaar.

Onbesteld.

Onbestendig, onbestendiger, onbestendigst.

Onbestendigheid, V.

Onbestierd.

Onbestijgbaar, -bare.

Onbestorven.

Onbestreden.

Onbesuisd, onbesuisder, onbesuisdst.

Onbesuisdheid, V., -heden.

Onbetaalbaar, -baarder, -baarst.

Onbetaald.

Onbetamelijk, -lijker, -lijkst.

Onbetamelijkheid, V., -heden.

Onbeteekenend, onbeteekenender, onbeteekenendst.

Onbetembaar, -bare.

Onbetembaarheid, V.

Onbetemd.

Onbeteugelbaar, -bare.

Onbeteugeld.

Onbeteuterd.

Onbetoogbaar, -bare.

Onbetoombaar, -bare.

Onbetoombaarheid, V.

Onbetoomd.

Onbetracht.

Onbetreden.

Onbetreurd.

Onbetrouwbaar, -bare.

Onbetuigd.

Onbetwijfelbaar, -baarder, -baarst.

Onbetwist.

Onbetwistbaar, -baarder, -baarst.

Onbetwistbaarheid, V.

Onbevaarbaar, -bare.

Onbevaarbaarheid, V.

Onbevallig, onbevalliger, onbevalligst.

Onbevalligheid, V.

Onbevaren.

Onbevattelijk, -lijker, -lijkst.

Onbevattelijkheid, V.

Onbevlekt.

Onbevlektheid, V.

Onbevochten.

Onbevoegd.

Onbevoegdheid, V.

Onbevolkt.

Onbevooroordeeld.

Onbevooroordeeldheid, V.

Onbevoorrecht.

Onbevredigd.

Onbevredigdheid, V.

Onbevredigend.

Onbevreesd.

Onbevreesdheid, V.

Onbevriesbaar, -bare.

Onbevroren en Onbevrozen.

Onbevrucht.

Onbewaakt.

Onbewassen.

Onbeweegbaar, -bare.

Onbeweegbaarheid, V.

Onbeweeglijk, -lijker, -lijkst.

Onbeweeglijkheid, V.

Onbeweend.

Onbewerkt.

Onbewerktuigd.

Onbewezen.

Onbewijsbaar, -bare.

Onbewijsbaarheid, V., -heden.

Onbewimpeld, onbewimpelder; onbewimpeldst.

Onbewogen.

Onbewolkt.

Onbewoonbaar, -bare.

Onbewoonbaarheid, V.

Onbewoond.

Onbewust.

Onbewustheid, V.

Onbezeerd.

Onbezegeld.

Onbezeilbaar, -bare.

Onbezeild.

Onbezet, onbezette.

Onbezichtigd.

Onbezield.

Onbezien.

Onbeziens.

Onbezocht.

Onbezoedeld.

Onbezoldigd.

Onbezonnen, onbezonnener, onbezonnenst.

Onbezonnenheid, V., -heden.

Onbezorgd, onbezorgder, onbezorgdst.

Onbezorgdheid, V.

Onbezwaard.

Onbezwalkt.

Onbezweken.

Onbijbelsch.

Onbillijk, -lijker, -lijkst.

Onbillijkheid, V., -heden.

Onbloedig.

Onbluschbaar, -bare.

Onboetvaardig, -vaardiger, -vaardigst.

Onboetvaardigheid, V.

Onbrandbaar, -bare.

Onbrandbaarheid, V.

Onbreekbaar, -baarder, -baarst.

Onbreekbaarheid, V.

Onbroederlijk.

Onbruik (znw.).

Onbruikbaar, -baarder, -baarst.

Onbruikbaarheid, V.

Onbuigbaar, -baarder, -baarst.

Onbuigbaarheid, V.

Onbuigzaam, -zamer, -zaamst.

Onbuigzaamheid, V.

Onburgerlijk.

Once (medicinaal gewicht), V., oncen.

Onchristelijk, -lijker, -lijkst.

Onchristelijkheid, V.

Onchristen, M., onchristenen.

Ondaad, V., ondaden.

Ondank, M.

Ondankbaar, -baarder, -baarst.

Ondankbaarheid, V., -heden.

Ondanks.

Ondeeg (Te -).

Ondeelbaar, -bare.

Ondeelbaarheid, V.

Ondeelnemend.

Ondegelijk, ondegelijker, ondegelijkst.

Ondegelijkheid, V.

Ondenkbaar, -bare.

Ondenkbaarheid, V.

Onder.

Onderaan.

Onderaannemer, M., -aannemers.

Onderaardsch.

Onderadjudant, M., -adjudanten.

Onderaf.

Onderafdeeling, V., -afdeelingen.

Onderarm, M., -armen; -armpje, O., -jes.

Onderbaas (meesterknecht), M., -bazen.

Onderbaas (voetstuk van een pilaar), V., -bazen.

Onderbaggeren, baggerde onder, heeft ondergebaggerd.

Onderbaggering, V.

Onderbalk, M., -balken.

Onderband, M., -banden.

Onderbank, V., -banken.

Onderbanket, O., -banketten.

Onderbast, M., -basten.

Onderbatterij, V., -batterijen.

Onderbed, O., -bedden; -bedje, O., -jes.

Onderbeek, V., -beken; -beekje, O., -jes.

Onderbek, M., -bekken.

Onderbekken, O., -bekkens.

Onderberghout, O., -berghouten.

Onderberm, M., -bermen.

Onderbeschuit, V., -beschuiten.

Onderbevelhebber, M., -bevelhebbers.

Onderbevelhebberschap, O.

Onderbibliothecaris, M., -bibliothecarissen.

Onderbikkel, M., -bikkels.

Onderbil, V., -billen.

Onderbinden, bond onder, heeft ondergebonden; ook onderbond, heeft
onderbonden.

Onderbinding, V., -bindingen.

Onderblad, O., -bladen.

Onderblijven, bleef onder, bleven onder, is ondergebleven.

Onderboekhouder, M., -boekhouders.

Onderboom, M., -boomen.

Onderboord (rand), M., -boorden.

Onderboord (plank), O., -boorden.

Onderbouw, M.

Onderbouwen, bouwde onder, heeft ondergebouwd.

Onderbraak, V., -braken.

Onderbreken, onderbrak, onderbraken, heeft onderbroken.

Onderbreking, V., -brekingen.

Onderbrengen, bracht onder, heeft ondergebracht.

Onderbroek, V., -broeken; -broekje, O., -jes.

Onderbroeksknoop, M., -knoopen.

Onderbuik, M., -buiken; -buikje, O., -jes.

Onderbuikskwaal, V., -kwalen.

Onderbuiksziekte, V., -ziekten.

Onderbuis, O., -buizen; -buisje, O., -jes.

Onderbuur, M., -buren.

Ondercommissaris, M., -commissarissen.

Ondercommissarisschap, O.

Onderconsul, M., -consuls.

Onderdaags.

Onderdaan, M. en V., onderdanen. V., ook onderdane.

Onderdanig, onderdaniger, onderdanigst.

Onderdanigheid, V.

Onderdeel, O., -deelen; -deeltje, O., -jes.

Onderdek, O., -dekken.

Onderdeken (persoon), M., -dekens.

Onderdeken (dekkleed), V., -dekens; -dekentje, O., -jes.

Onderdekken, dekte onder, heeft ondergedekt.

Onderdeks.

Onderdeksplank, V., -planken.

Onderdeur, V., -deuren; -deurtje, O., -jes.

Onderdiaken, M., -diakenen en -diakens.

Onderdies.

Onderdijk, M., -dijken.

Onderdijken, heeft ondergedijkt.

Onderdijking, V.

Onderdoen, deed onder, deden onder, heeft ondergedaan.

Onderdompelen, dompelde onder, heeft ondergedompeld.

Onderdompeling, V., -dompelingen.

Onderdoor.

Onderdoorgaan, gaat onderdoor, ging onderdoor, is onderdoorgegaan.

Onderdoorglijden, gleed onderdoor, gleden onderdoor, is
onderdoorgegleden.

Onderdoorkruipen, kroop onderdoor, kropen onderdoor, is
onderdoorgekropen.

Onderdoorloopen, liep onderdoor, is onderdoorgeloopen.

Onderdoorrijden, reed onderdoor, reden onderdoor, is onderdoorgereden.

Onderdoorsluipen, sloop onderdoor, slopen onderdoor, is
onderdoorgeslopen.

Onderdoorvaren, voer onderdoor, is onderdoorgevaren.

Onderdoorzeilen, zeilde onderdoor, is onderdoorgezeild.

Onderdoorzwemmen, zwom onderdoor, zwommen onderdoor, is
onderdoorgezwommen.

Onderdorpel, M., -dorpels.

Onderdrempel, M., -drempels.

Onderdrukken, drukte onder, heeft ondergedrukt; ook onderdrukte,
heeft onderdrukt.

Onderdrukker, M., -drukkers.

Onderdrukking, V., -drukkingen.

Onderduiken, dook onder, doken onder, is en heeft ondergedoken.

Onderduwen, duwde onder, heeft ondergeduwd.

Ondereen.

Ondereengooien, gooide ondereen, heeft ondereengegooid.

Ondereenklutsen, klutste ondereen, heeft ondereengeklutst.

Ondereenknoeien, knoeide ondereen, heeft ondereengeknoeid.

Ondereenmengen, mengde ondereen, heeft ondereengemengd.

Ondereenroeren, roerde ondereen, heeft ondereengeroerd.

Ondereensmelten, smolt ondereen, heeft en is ondereengesmolten.

Ondereenwarren, warde ondereen, heeft ondereengeward.

Ondereenwerpen, wierp ondereen, heeft ondereengeworpen.

Ondereggen, egde onder, heeft ondergeëgd.

Onderegging, V.

Ondereinde, O., -einden.

Onderen (Naar -, van -, tot -).

Ondergaan, gaat onder, ging onder, is ondergegaan; ook ondergaat,
onderging, heeft ondergaan.

Ondergang (het ondergaan), M.

Ondergang (benedengang), V., -gangen; -gangetje, O., -jes.

Ondergast, M., -gasten; -gastje, O., -jes.

Ondergebit, O., -gebitten.

Ondergedeelte, O., -gedeelten.

Ondergei, V., -geien.

Ondergeschikt, -geschikter, -geschiktst.

Ondergeschikte, M. en V., ondergeschikten.

Ondergeschiktheid, V.

Ondergeschoven.

Ondergeschrevene, M. en V., -geschrevenen.

Ondergestel, O., -gestellen.

Ondergestoken.

Ondergeteekende, M. en V., -geteekenden.

Ondergewas, O.

Ondergieten, goot onder, goten onder, heeft ondergegoten.

Ondergilling, V., -gillingen.

Ondergist, V.

Ondergisting, V.

Ondergoed, O., -goedje, O.

Ondergooien, gooide onder, heeft ondergegooid.

Ondergorden, ondergordde, heeft ondergord.

Ondergording, V., -gordingen

Ondergouverneur, M., -gouverneurs.

Ondergraatsch.

Ondergrauw, O.

Ondergraven, groef onder, groeven onder, heeft ondergegraven; ook
ondergroef, ondergroeven, heeft ondergraven.

Ondergraving, V., -gravingen.

Ondergrond, M., -gronden.

Ondergrondsch.

Ondergrondsploeg, M., -ploegen.

Onderhaam, O., -hamen.

Onderhagelen, hagelde onder, is ondergehageld.

Onderhalen, haalde onder, heeft ondergehaald; ook onderhaalde,
heeft onderhaald.

Onderhaling, V., -halingen.

Onderhals, M., -halzen.

Onderhand, V., -handen.

Onderhandelaar, M., -handelaars en -handelaren.

Onderhandelen, onderhandelde, heeft onderhandeld.

Onderhandeling, V., -handelingen.

Onderhandelingsvlag, V., -vlaggen.

Onderhandsch (bnw.).

Onderhave en Onderhaaf, V.

Onderhavenmeester, M., -havenmeesters.

Onderhebben, heeft onder, had onder, hadden onder, heeft ondergehad.

Onderhebbend.

Onderheien, heide onder, heeft onderheid.

Onderhelpen, hielp onder, heeft onderholpen.

Onderhemd, O., -hemden; -hemdje, O., -jes.

Onderhevig.

Onderhoofdman, M., -hoofdlieden.

Onderhooren, onderhoorde, heeft onderhoord.

Onderhoorig.

Onderhoorige, M. en V., -hoorigen.

Onderhoorigheid, V., -heden.

Onderhoud, O.

Onderhouden, hield onder, heeft ondergehouden; ook onderhield,
heeft onderhouden.

Onderhoudend, -houdender, -houdendst.

Onderhoudendheid, V.

Onderhouder, M., -houders.

Onderhouding, V.

Onderhoudplichtig.

Onderhoudskosten (mv.), M.

Onderhoudster, V., -houdsters.

Onderhout, O.

Onderhouw, M.

Onderhuid, V., -huiden.

Onderhuidsch.

Onderhuis, O., -huizen; -huisje, O., -jes.

Onderhuren, onderhuurde, heeft onderhuurd.

Onderhuring, V., -huringen.

Onderhuur, V.

Onderhuurder, M., -huurders.

Onderijzer, O., -ijzers.

Onderin.

Onderjurk, V., -jurken.

Onderkaak, V., -kaken.

Onderkaaksbeen, O., -beenderen.

Onderkam, M., -kammen; -kammetje, O., -jes.

Onderkanselier, M., -kanseliers en -kanselieren.

Onderkant, M., -kanten; -kantje, O., -jes.

Onderkapitein, M., -kapiteins.

Onderkast, V., -kasten; -kastje, O., -jes.

Onderkennen, onderkende, heeft onderkend.

Onderkenning, V.

Onderkerk, V., -kerken.

Onderkeuken, V., -keukens.

Onderkiesdistrict, O., -kiesdistricten.

Onderkimweger, M., -kimwegers.

Onderkin, V., -kinnen; -kinnetje, O., -jes.

Onderklavier, O., -klavieren.

Onderkleed (kleedingstuk), O., -kleeden; -kleedje, O., -jes.

Onderkleed (dekkleed), O., -kleeden; -kleedje, O., -jes.

Onderkleeding, V.

Onderkok, M., -koks.

Onderkoksmaat, M., -maats; -maatje, O., -jes.

Onderkomeling, M. en V., -komelingen. V. ook onderkomelinge.

Onderkomen, komt onder, kwam onder, kwamen onder, is ondergekomen.

Onderkomen, O.

Onderkoning, M., -koningen.

Onderkoningschap, O.

Onderkorst, V., -korsten; -korstje, O., -korstjes.

Onderkoster, M., -kosters.

Onderkous, V., -kousen; -kousje, O., -jes.

Onderkrijgen, kreeg onder, kregen onder, heeft ondergekregen.

Onderkrop, M., -kroppen.

Onderkruier, M., -kruiers.

Onderkruipen, kroop onder, kropen onder, is ondergekropen; ook
onderkroop, onderkropen, heeft onderkropen.

Onderkruiper, M., -kruipers.

Onderkruiperij, V., -kruiperijen.

Onderkruipertje, O., -jes.

Onderkruiping, V., -kruipingen.

Onderkruipster, V., -kruipsters.

Onderkruipstertje, O., -jes.

Onderkuil, V.

Onderkunnen, kan onder, kunnen onder, konde en kon onder, konden onder,
heeft ondergekund.

Onderkussen, O., -kussens; -kussentje, O., -jes.

Onderlaag, V., -lagen; -laagje, O., -jes.

Onderlaken, O., -lakens; -lakentje, O., -jes.

Onderlandvoogd, M., -landvoogden.

Onderlandvoogdij, V.

Onderlangs.

Onderlast, M.

Onderlaten, liet onder, heeft ondergelaten.

Onderlegd en Onderleid.

Onderleggen, legde en leide onder, heeft ondergelegd en ondergeleid;
ook onderlegde en onderleide, heeft onderlegd en onderleid.

Onderlegger, M., -leggers.

Onderlegsel, O., -legsels.

Onderleid. Zie Onderlegd.

Onderliggen, lag onder, lagen onder, heeft ondergelegen.

Onderliggend.

Onderligger, M., -liggers.

Onderlijf, O., -lijven; -lijfje, O., -jes.

Onderlijk, O., -lijken.

Onderlijnen, onderlijnde, heeft onderlijnd.

Onderlijning, V., -lijningen.

Onderlijzeil, O., -lijzeilen en -lijzeils.

Onderling.

Onderlinnen, O.

Onderlip, V., -lippen; -lipje, O., -jes.

Onderloopen, liep onder, is ondergeloopen.

Onderloopsch.

Onderloopschheid, V.

Onderlosser, M., -lossers.

Onderlucht, V.

Ondermaansch.

Ondermaansche, O.

Ondermaat, V.

Ondermatras, V., -matrassen; -matrasje, O., -jes.

Ondermeester, M., -meesters; -meestertje, O., -jes.

Ondermelk, V.

Ondermengen, ondermengde, heeft ondermengd.

Ondermijnen, ondermijnde, heeft ondermijnd.

Ondermijner, M., -mijners.

Ondermijning, V., -mijningen.

Ondermolen, M., -molens.

Ondermouw, V., -mouwen; -mouwtje, O., -jes.

Ondermuts, V., -mutsen; -mutsje, O., -jes.

Ondermuur, M., -muren; -muurtje, O., -jes.

Ondernemen, ondernam, ondernamen, heeft ondernomen.

Ondernemend, -nemender, -nemendst.

Ondernemer, M., -nemers.

Onderneming, V., -nemingen.

Ondernemingsgeest, M.

Ondernemingszucht, V.

Ondernok, V., -nokken.

Onderofficier, M., -officieren en -officiers; -officiertje, O., -jes.

Onderofficiersstrepen (mv.), V.

Onderom.

Onderom, V. en O.

Onderonsje, O., -jes.

Onderoog, O., -oogen.

Onderooglid, O., -oogleden.

Onderopzichter, M., -opzichters.

Onderoven, M., -ovens.

Onderpacht, V.

Onderpachten, onderpachtte, heeft onderpacht.

Onderpachter, M., -pachters.

Onderpand, O., -panden; -pandje, O., -jes.

Onderpastoor, M., onderpastoors.

Onderpijp, V., -pijpen.

Onderpikeur, M., -pikeurs.

Onderplaat, V., -platen; -plaatje, O., -jes.

Onderploegen, ploegde onder, heeft ondergeploegd.

Onderploeging, V.

Onderplompen, plompte onder, heeft en is ondergeplompt.

Onderplomping, V.

Onderpompen, pompte onder, heeft ondergepompt.

Onderprefect, M., -prefecten.

Onderprefectuur, V., -prefecturen.

Onderprior, M., -priors.

Onderpriores, V., -prioressen.

Onderpriorschap, O.

Onderra, V., -raas.

Onderraaklijn, V., -raaklijnen.

Onderraam, O., -ramen.

Onderraken, raakte onder, is ondergeraakt.

Onderrand, M., -randen; -randje, O., -jes.

Onderreep, M., -reepen.

Onderregel, M., -regels.

Onderregenen, regende onder, is ondergeregend.

Onderregent, M., -regenten.

Onderrekenen, rekende onder, heeft ondergerekend.

Onderricht, O.

Onderrichten, onderrichtte, heeft onderricht.

Onderrichter, M., -richters.

Onderrichting, V., -richtingen.

Onderriem, M., -riemen; -riempje, O., -jes.

Onderrijden, reed onder, reden onder, is en heeft ondergereden.

Onderrok, M., -rokken; -rokje, O., -jes.

Onderruim, O.

Onderschatten, onderschatte, heeft onderschat.

Onderscheid, O.

Onderscheiden (bnw.).

Onderscheiden, onderscheidde, heeft onderscheiden.

Onderscheidenlijk.

Onderscheiding, V., -scheidingen.

Onderscheidingsgave, V.

Onderscheidingsteeken, O., -teekens en -teekenen.

Onderscheidingsvermogen, O.

Onderscheidingsvlag, V., -vlaggen.

Onderscheppen, onderschepte, heeft onderschept.

Onderschepping, V., -scheppingen.

Onderschikken, onderschikte, heeft onderschikt.

Onderschikkend.

Onderschip, O.

Onderschoren, onderschoorde, heeft onderschoord.

Onderschoring, V., -schoringen.

Onderschout, M., -schouten.

Onderschragen, onderschraagde, heeft onderschraagd.

Onderschrappen, onderschrapte, heeft onderschrapt.

Onderschrift, O., -schriften; -schriftje, O., -jes.

Onderschrijven, onderschreef, -schreven, heeft onderschreven.

Onderschrijving, V., -schrijvingen.

Onderschuiven, schoof onder, schoven onder, heeft ondergeschoven.

Onderschuiver, M., -schuivers.

Ondershands (bijw.).

Onderslaan, ondersloeg, heeft onderslagen.

Onderslag, M., -slagen.

Onderslede, V., -sleden.

Ondersmijten, smeet onder, smeten onder, heeft ondergesmeten.

Ondersnede, ook Ondersnee, V., -sneden (-sneeën); -sneetje, O., -jes.

Ondersneeuwen, sneeuwde onder, is ondergesneeuwd.

Onderspannen, onderspande, heeft onderspannen.

Onderspil, O., -spillen.

Onderspit, O.

Onderspitten, spitte onder, heeft ondergespit.

Onderspuiten, spoot onder, spoten onder, heeft ondergespoten.

Onderst.

Onderstaan, onderstond, heeft onderstaan.

Onderstaand.

Onderstampen, stampte onder, heeft ondergestampt.

Onderstand, M.

Onderstandig.

Onderstandsgeld, O., -gelden.

Onderstboven.

Onderste, O.

Ondersteek, O., -steken.

Ondersteeksel, O., -steeksels.

Onderstel, O., -stellen; -stelletje, O., -jes.

Onderstellen, onderstelde, heeft ondersteld.

Onderstelling, V., -stellingen.

Ondersteunen, ondersteunde, heeft ondersteund.

Ondersteuning, V., -steuningen.

Onderstreepen, onderstreepte, heeft onderstreept.

Onderstreping, V., -strepingen.

Onderstroom, M., -stroomen.

Onderstuk, O., -stukken.

Onderstut, M., -stutten.

Onderstutten, onderstutte, heeft onderstut.

Onderstuurman, M., -lieden en -lui.

Ondertand, M., -tanden.

Ondertasten, ondertastte, heeft ondertast.

Onderteekenaar, M., -teekenaren en -teekenaars.

Onderteekenen, onderteekende, heeft onderteekend.

Onderteekening, V., -teekeningen.

Ondertijds.

Ondertrouw, M.

Ondertrouwde, M. en V., -trouwden.

Ondertrouwen, ondertrouwde, heeft ondertrouwd.

Ondertrouwing, V., -trouwingen.

Ondertusschen.

Onderuit.

Onderuitreven, reefde onderuit, heeft onderuitgereefd.

Ondervat, O., -vaten.

Onderverdeelen, heeft onderverdeeld.

Onderverdeeling, V., -verdeelingen.

Ondervest, O., -vesten.

Ondervinden, ondervond, heeft ondervonden.

Ondervinding, V., -vindingen.

Ondervloer, M., -vloeren.

Ondervoorzitter, M., -voorzitters.

Ondervragen, ondervraagde, heeft ondervraagd; ook ondervroeg.

Ondervrager, M., -vragers.

Ondervraging, V., -vragingen.

Ondervrijen, ondervrijde, heeft ondervrijd.

Onderwal, M., -wallen.

Onderwant, O.

Onderwater, O.

Onderwaterzetting, V., -zettingen.

Onderweg, M., -wegen; -wegje, O., -jes.

Onderweg (bijw.).

Onderwelven, onderwelfde, heeft onderwelfd.

Onderwereld, V.

Onderwerken, werkte onder, heeft onderwerkt.

Onderwerp, O., -werpen; -werpje, O., -jes.

Onderwerpen, onderwierp, heeft onderworpen.

Onderwerping, V., -werpingen.

Onderwerpszin, M., -zinnen.

Onderwicht, O.

Onderwijl.

Onderwijs, O.

Onderwijskrachten (mv.), V.

Onderwijswet, V., -wetten.

Onderwijszaken (mv.), V.

Onderwijzen, onderwees, onderwezen, heeft onderwezen.

Onderwijzer, M., -wijzers.

Onderwijzeres, V., -wijzeressen.

Onderwijzersgenootschap, O., -genootschappen.

Onderwijzerspersoneel, O.

Onderwijzerstraktement, O., -traktementen.

Onderwijzing, V., -wijzingen.

Onderwind, O.

Onderwinden (zich -), onderwond zich, heeft zich onderwonden.

Onderworpeling, M. en V., -worpelingen. V. ook onderworpelinge.

Onderworpen, -worpener, -worpenst.

Onderworpenheid, V.

Onderwroeten, onderwroette, heeft onderwroet.

Onderzaat, M., -zaten.

Onderzeesch.

Onderzeil, O., -zeilen.

Onderzetting, V., -zettingen.

Onderzinken, zonk onder, is ondergezonken.

Onderzoek, O.

Onderzoeken, onderzocht, heeft onderzocht.

Onderzoeker, M., -zoekers.

Onderzoeking, V., -zoekingen.

Onderzwaveligzuur, O.

Ondeugd (gebrek), V., ondeugden.

Ondeugd (persoon), M. en V., ondeugden. Ondeugdje, O., -jes.

Ondeugdelijk.

Ondeugdzaam, -zamer, -zaamst.

Ondeugend, ondeugender, ondeugendst.

Ondeugendheid, V., -heden.

Ondicht, O.

Ondicht (bnw.).

Ondichterlijk, -lijker, -lijkst.

Ondienst, M., ondiensten.

Ondienstig, ondienstiger, ondienstigst.

Ondiep, ondieper, ondiepst.

Ondiepte, V., ondiepten.

Ondier, O., ondieren.

Onding, O., ondingen.

Ondoelmatig, -matiger, -matigst.

Ondoeltreffend, -treffender, -treffendst.

Ondoenlijk, -lijker, -lijkst.

Ondoenlijkheid, V.

Ondoofbaar.

Ondoordacht.

Ondoordringbaar, -bare.

Ondoordringbaarheid, V.

Ondoorgrond.

Ondoorgrondelijk, -lijker, -lijkst.

Ondoorgrondelijkheid, V.

Ondoorkomelijk, -lijker, -lijkst.

Ondoorschijnend.

Ondoorschijnendheid, V.

Ondoorstaanbaar.

Ondoorwaadbaar, -bare.

Ondoorworstelbaar, -bare.

Ondoorzichtig, -zichtiger, -zichtigst.

Ondoorzichtigheid, V.

Ondoorzienbaar.

Ondoorzocht.

Ondraagbaar, -bare.

Ondraaglijk, -lijker, -lijkst.

Ondraaglijkheid, V.

Ondrinkbaar, -bare.

Ondrinkbaarheid, V.

Ondubbelzinnig, -zinniger, -zinnigst.

Ondubbelzinnigheid, V.

Onduidelijk, -lijker, -lijkst.

Onduidelijkheid, V., -heden.

Onduitsch.

Onduldbaar, -bare.

Onduldelijk, -lijker, -lijkst.

Onduline, V., ondulines.

Onecht, M.

Onecht, onechter, onechtst.

Onechtheid, V.

Onedel, onedeler, onedelst.

Onedelaardig.

Onedelmoedig, -moediger, -moedigst.

Onedelmoedigheid, V.

Oneendrachtig.

Oneenig, oneeniger, oneenigst.

Oneenigheid, V., -heden.

Oneenparig.

Oneenparigheid, V., -heden.

Oneens.

Oneensgezind.

Oneensgezindheid, V.

Oneenstemmig.

Oneer, V.

Oneerbaar, -baarder, -baarst.

Oneerbaarheid, V.

Oneerbiedig, -biediger, -biedigst.

Oneerbiedigheid, V., -heden.

Oneerbiediglijk.

Oneerlijk, -lijker, -lijkst.

Oneerlijkheid, V., -heden.

Oneetbaar, -bare.

Oneffen, oneffener, oneffenst.

Oneffenheid, V., -heden.

Oneigen.

Oneigenaardig, -aardiger, -aardigst.

Oneigenaardigheid, V.

Oneigenlijk.

Oneigenlijkheid, V.

Oneindig.

Oneindigheid, V.

Oneindigmaal.

Onereus, onereuzer, onereust.

Onergdenkend, -denkender, -denkendst.

Onergerlijk, -lijker, -lijkst.

Onerkend.

Onerkentelijk, -lijker, -lijkst.

Onerkentelijkheid, V.

Onervaren, onervarener, onervarenst.

Onervarenheid, V.

Oneven.

Onevenheid, V.

Onevenmatig, -matiger, -matigst.

Onevenmatigheid, V.

Onevenredig, -rediger, -redigst.

Onevenredigheid, V., -heden.

Onfaalbaar, -bare.

Onfatsoenlijk, -lijker, -lijkst.

Onfatsoenlijkheid, V., -heden.

Onfeilbaar, -bare.

Onfeilbaarheid, V.

Onfraai.

Onfrisch, onfrisscher.

Onfrischheid, V.

Ongaaf, ongaver, ongaafst.

Ongaar, ongare.

Ongaarheid, V.

Ongaarne.

Ongalijk, -lijker, -lijkst.

Ongalijkheid, V.

Ongangbaar, -bare.

Ongangbaarheid, V.

Ongansch, O.

Ongansch.

Ongastvrij, -vrijer.

Ongastvrijheid, V.

Ongeacht.

Ongeadeld.

Ongeaderd.

Ongebaand, ongebaander, ongebaandst.

Ongebaandheid, V.

Ongebaard (baardeloos).

Ongebakken.

Ongeballast.

Ongebalsemd.

Ongebeden.

Ongebeft.

Ongebeurd.

Ongebeurlijk, -lijker, -lijkst.

Ongebezigd.

Ongebiecht.

Ongeblanket, ongeblankette.

Ongebleekt.

Ongebloemd.

Ongebluscht.

Ongeboeid.

Ongeboekt.

Ongeboend.

Ongebogen.

Ongebonden, ongebondener, ongebondenst.

Ongebondenheid, V., -heden.

Ongeboord.

Ongeborduurd.

Ongeboren.

Ongebreideld.

Ongebroken.

Ongebruikelijk, -lijker, -lijkst.

Ongebruikelijkheid, V.

Ongebruikt.

Ongebruineerd.

Ongebuild.

Ongedaan (onverricht), ongedane.

Ongedaan (er slecht uitziende), ongedaner, ongedaanst.

Ongedacht.

Ongedachtig.

Ongedagteekend.

Ongedateerd.

Ongedeeld.

Ongedeerd.

Ongedekt.

Ongedienstig, ongedienstiger, ongedienstigst.

Ongedienstigheid, V.

Ongedierte, O.

Ongedoopt.

Ongedopt.

Ongedorscht.

Ongedrongen.

Ongedroogd.

Ongedroomd.

Ongedrukt.

Ongeduld, O.

Ongeduldig, ongeduldiger, ongeduldigst.

Ongeduldigheid, V.

Ongedurig, ongeduriger, ongedurigst.

Ongedurigheid, V.

Ongedwongen, ongedwongener, ongedwongenst.

Ongedwongenheid, V.

Ongeëgd.

Ongeestig.

Ongefatsoeneerd.

Ongefoelied.

Ongeformeerd.

Ongegist.

Ongeglansd.

Ongegoed.

Ongegomd.

Ongegord.

Ongegrendeld.

Ongegrond, ongegronder, ongegrondst.

Ongegrondheid, V.

Ongehard.

Ongeharnast.

Ongehaspeld.

Ongehavend.

Ongehekeld.

Ongehinderd.

Ongehoopt.

Ongehoord, ongehoorder, ongehoordst.

Ongehoordheid, V.

Ongehoornd en Ongehorend.

Ongehoorzaam, -zamer, -zaamst.

Ongehoorzaamheid, V., -heden.

Ongehouden.

Ongehoudenheid, V.

Ongehuicheld.

Ongehuwd.

Ongekaakt.

Ongekamd.

Ongekantrecht.

Ongekapt.

Ongekarteld.

Ongekend.

Ongekeperd.

Ongeketend.

Ongekeurd.

Ongekleed, ongekleede.

Ongekleurd.

Ongekluisterd.

Ongeknakt.

Ongekneusd.

Ongeknield.

Ongeknot, ongeknotte.

Ongekookt.

Ongekoperd.

Ongekorven.

Ongekrenkt.

Ongekreukt.

Ongekroond.

Ongekruid.

Ongekruld.

Ongekuifd.

Ongekuischt.

Ongekunsteld.

Ongekunsteldheid, V.

Ongekurkt.

Ongekweld.

Ongekwetst.

Ongel, V.

Ongelaagd.

Ongelaakt.

Ongelaarsd.

Ongelachtig, -achtiger, -achtigst.

Ongelachtigheid, V.

Ongelakt.

Ongelasterd.

Ongelauwerd.

Ongeld, O., ongelden.

Ongeleerd.

Ongelegen, ongelegener, ongelegenst.

Ongelegenheid, V., -heden.

Ongeletterd.

Ongeletterde, M. en V., ongeletterden.

Ongelezen.

Ongelig, ongeliger, ongeligst.

Ongeligheid, V.

Ongelijk, ongelijker, ongelijkst.

Ongelijk, O.

Ongelijkbaar, -bare.

Ongelijkbrekend.

Ongelijkelijk.

Ongelijkheid, V., -heden.

Ongelijkmatig, -matiger, -matigst.

Ongelijkmatigheid, V., -heden.

Ongelijknamig.

Ongelijkslachtig, -slachtiger, -slachtigst.

Ongelijkslachtigheid, V.

Ongelijksoortig.

Ongelijksoortigheid, V.

Ongelijkvormig, -vormiger, -vormigst.

Ongelijkvormigheid, V.

Ongelijmd.

Ongelijnd.

Ongelikt, ongelikter, ongeliktst.

Ongeliktheid, V.

Ongelinieerd.

Ongelogen.

Ongeloken.

Ongeloochend.

Ongeloof, O.

Ongeloofbaar, -baarder, -baarst.

Ongeloofbaarheid, V.

Ongeloofelijk, -lijker, -lijkst.

Ongeloofelijkheid, V.

Ongeloofwaardig, -waardiger, -waardigst, of meer en meest -waardig.

Ongeloofwaardigheid, V.

Ongeloogd.

Ongelooid.

Ongeloovig, ongelooviger, ongeloovigst.

Ongeloovige, M. en V., ongeloovigen.

Ongeloovigheid, V.

Ongelouterd.

Ongeluk, O., ongelukken. Ongelukje, O., -jes.

Ongelukkig, ongelukkiger, ongelukkigst.

Ongelukkigerwijze en -wijs.

Ongeluksbode, M. en V., -boden.

Ongeluksdag, M., -dagen.

Ongelukskind, O., -kinderen.

Ongeluksprofeet, M., -profeten.

Ongeluksvogel, M., -vogels.

Ongemaaid.

Ongemaakt, ongemaakter, ongemaaktst.

Ongemaaktheid, V.

Ongemachtigd.

Ongemak, O., ongemakken. Ongemakje, O., -jes.

Ongemakkelijk, -lijker, -lijkst.

Ongemakkelijkheid, V.

Ongemalen.

Ongemangeld.

Ongemanierd, ongemanierder, ongemanierdst.

Ongemanierdheid, V., -heden.

Ongemarmerd.

Ongemaskerd.

Ongemeen, ongemeener, ongemeenst.

Ongemeend.

Ongemeenheid, V.

Ongemengd.

Ongemerkt.

Ongemest.

Ongemeten.

Ongemeubeld.

Ongemeubileerd.

Ongemoeid.

Ongemuilband.

Ongemunt.

Ongenaakbaar, -baarder, -baarst.

Ongenaakbaarheid, V.

Ongenade, V.

Ongenadig, ongenadiger, ongenadigst.

Ongeneesbaar, -bare.

Ongeneesbaarheid, V.

Ongeneeslijk en Ongeneselijk, -lijker, -lijkst.

Ongeneeslijkheid, V.

Ongenegen, ongenegener, ongenegenst.

Ongenegenheid, V.

Ongeneigd.

Ongeneigdheid, V.

Ongeneselijk. Zie Ongeneeslijk.

Ongeneugte, V., ongeneugten.

Ongenietbaar, -bare.

Ongenoegen, O.

Ongenoeglijk, -lijker, -lijkst.

Ongenoegzaam, -zamer, -zaamst.

Ongenoegzaamheid, V.

Ongenoemd.

Ongenommerd.

Ongenood.

Ongenoodigd.

Ongeoefend, ongeoefender, ongeoefendst.

Ongeoefendheid, V.

Ongeolied.

Ongeoorloofd, ongeoorloofder, ongeoorloofdst.

Ongeoorloofdheid, V.

Ongeopend.

Ongeordend.

Ongepaard.

Ongepast, ongepaster.

Ongepastheid, V.

Ongepekeld.

Ongepeld.

Ongepeperd.

Ongepermitteerd.

Ongeplaveid.

Ongepleisterd.

Ongeplet, ongeplette.

Ongeploegd.

Ongepluimd.

Ongepolijst.

Ongepolijstheid, V.

Ongepolitoerd.

Ongeprezen.

Ongepunt.

Ongeraden, ongeradener, ongeradenst.

Ongeradenheid, V.

Ongerand.

Ongerechtig, ongerechtiger, ongerechtigst.

Ongerechtigheid, V., -heden.

Ongereede, O.

Ongeregeld, ongeregelder, ongeregeldst.

Ongeregeldheid, V., -heden.

Ongereinigd.

Ongerekend.

Ongerept.

Ongerezen.

Ongerief, O.

Ongeriefelijk, -lijker, -lijkst.

Ongeriefelijkheid, V., -heden.

Ongerijmd, ongerijmder, ongerijmdst.

Ongerijmdheid, V., -heden.

Ongerimpeld.

Ongeroepen.

Ongeroosterd.

Ongerust, ongeruster.

Ongerustelijk.

Ongerustheid, V.

Ongeschaafd.

Ongeschapen.

Ongescheiden.

Ongescheurd.

Ongeschift.

Ongeschikt, ongeschikter, ongeschiktst.

Ongeschiktheid, V.

Ongeschoeid.

Ongeschokt.

Ongeschonden, ongeschondener, ongeschondenst.

Ongeschondenheid, V.

Ongeschoren.

Ongeschreven.

Ongeschubd.

Ongeslepen.

Ongesloten.

Ongesluierd.

Ongesmeerd.

Ongesmolten.

Ongesnoeid.

Ongesnoerd.

Ongespannen.

Ongespleten.

Ongesplitst.

Ongesponnen.

Ongestadig, ongestadiger, ongestadigst.

Ongestadigheid, V.

Ongestampt.

Ongesteeld.

Ongesteld.

Ongesteldheid, V., -heden.

Ongestempeld.

Ongesteven.

Ongestoffeerd.

Ongestoord.

Ongestraft.

Ongestreept.

Ongestudeerd.

Ongesuikerd.

Ongetakt.

Ongetand.

Ongeteerd.

Ongeteld.

Ongetemd.

Ongetemperd.

Ongetiteld.

Ongetoomd.

Ongetroost.

Ongetrouw, ongetrouwer, ongetrouwst.

Ongetrouwd.

Ongetrouwelijk.

Ongetrouwheid, V.

Ongetwijfeld.

Ongetwijnd.

Ongevaarlijk, -lijker, -lijkst.

Ongeval, O., ongevallen. Ongevalletje, O., -jes.

Ongevallenwet, V.

Ongevallig, ongevalliger, ongevalligst.

Ongevalligheid, V.

Ongevederd.

Ongeveer.

Ongeveinsd, ongeveinsder, meest ongeveinsd.

Ongeveinsdheid, V.

Ongeverfd.

Ongevergd.

Ongevernist.

Ongevleid.

Ongevlekt.

Ongevleugeld.

Ongevoeglijk, -lijker, -lijkst.

Ongevoeglijkheid, V.

Ongevoelig, ongevoeliger, ongevoeligst.

Ongevoeligheid, V.

Ongevolgd.

Ongevorderd.

Ongevormd.

Ongevouwen.

Ongevraagd.

Ongewaarschuwd.

Ongewapend.

Ongewasschen.

Ongewast.

Ongewaterd.

Ongeweekt.

Ongeweigerd.

Ongewenscht.

Ongeweven.

Ongewied.

Ongewijd.

Ongewild.

Ongewillig, ongewilliger, ongewilligst.

Ongewilligheid, V.

Ongewis, ongewisser, meest ongewis.

Ongewisheid, V., -heden.

Ongewisseld.

Ongewit, ongewitte.

Ongewond.

Ongewoon, ongewoner, ongewoonst.

Ongewoonheid, V., -heden.

Ongewoonte, V.

Ongewroken.

Ongewrongen, ongewrongener, ongewrongenst.

Ongewrongenheid, V.

Ongezaagd.

Ongezaaid.

Ongezadeld.

Ongezalfd.

Ongezegeld.

Ongezeglijk, -lijker, -lijkst.

Ongezeglijkheid, V.

Ongezellig, ongezelliger, ongezelligst.

Ongezelligheid, V.

Ongezien.

Ongezift.

Ongezind.

Ongezocht, ongezochter, ongezochtst.

Ongezochtheid, V.

Ongezond, ongezonder, ongezondst.

Ongezondheid, V.

Ongezoold.

Ongezoomd.

Ongezouten.

Ongezuiverd.

Ongezuurd.

Ongezwaveld.

Ongoddelijk.

Ongodist, M., ongodisten.

Ongodisterij, V.

Ongodsdienstig, -dienstiger, -dienstigst.

Ongodsdienstigheid, V.

Ongracelijk.

Ongrondwettig, -wettiger, -wettigst.

Ongrondwettigheid, V.

Ongunst, V.

Ongunstig, ongunstiger, ongunstigst.

Ongunstigheid, V.

Onguur, onguurder, onguurst.

Onguurheid, V., -heden.

Onhandelbaar, -baarder, -baarst.

Onhandelbaarheid, V.

Onhandig, onhandiger, onhandigst.

Onhandigheid, V., -heden.

Onharmonisch.

Onhebbelijk, -lijker, -lijkst.

Onhebbelijkheid, V., -heden.

Onheelbaar, -bare.

Onheil, O., onheilen. Onheiltje, O., -jes.

Onheilig, onheiliger, onheiligst.

Onheiligheid, V.

Onheilsbode, M., -boden.

Onheilsdag, M., -dagen.

Onheilspellend.

Onherbergzaam, -zamer, -zaamst.

Onherbergzaamheid, V.

Onherkenbaar, -bare.

Onherkenbaarheid, V.

Onherkiesbaar, -bare.

Onherkiesbaarheid, V.

Onherleidbaar, -bare.

Onherleidbaarheid, V.

Onherroepbaar, -bare.

Onherroepbaarheid, V.

Onherroepelijk.

Onherroepelijkheid, V.

Onherstelbaar, -bare.

Onheuglijk.

Onheusch, onheuscher, meest onheusch.

Onheuschheid, V., -heden.

Onhistorisch.

Onhoffelijk, -lijker, -lijkst.

Onhoffelijkheid, V., -heden.

Onhollandsch.

Onhoudbaar, -baarder, -baarst.

Onhoudbaarheid, V.

Onhout, O.

Onhuiselijk en Onhuislijk, -lijker, -lijkst.

Onhuiselijkheid en Onhuislijkheid, V.

Oningebonden.

Oningelicht.

Oningemaakt.

Oningenaaid.

Oningevuld.

Oningewijd.

Oninneembaar, -bare.

Onjoodsch.

Onjuist, onjuister.

Onjuistheid, V., -heden.

Onkenbaar, -baarder, -baarst.

Onkenbaarheid, V.

Onkerkelijk.

Onkiesch, onkiescher, meest onkiesch.

Onkieschheid, V., -heden.

Onklaar, -klare.

Onklaarheid, V.

Onknap.

Onkostbaar, -baarder, -baarst.

Onkosten (mv.), M.

Onkreukbaar, -baarder, -baarst.

Onkreukbaarheid, V.

Onkruid, O., onkruiden. Onkruidje, O., -jes.

Onkuisch, onkuischer, meest onkuisch.

Onkuischheid, V.

Onkunde, V.

Onkundig, onkundiger, onkundigst.

Onkwetsbaar, -bare.

Onkwetsbaarheid, V.

Onland, O., onlanden.

Onlangs.

Onledig.

Onleesbaar, -baarder, -baarst.

Onleesbaarheid, V.

Onlekker.

Onleschbaar, -bare.

Onleverbaar, -bare.

Onlichamelijk.

Onlief, onliever, onliefst.

Onlijdelijk, -lijker, -lijkst.

Onlijdelijkheid, V.

Onlogisch.

Onloochenbaar, -baarder, -baarst.

Onloochenbaarheid, V.

Onlust (lusteloosheid), M.

Onlusten (woelingen), (mv.), M.

Onlustig, onlustiger, onlustigst.

Onlustigheid, V.

Onmacht, V.

Onmachtig, onmachtiger, onmachtigst.

Onmanierlijk, -lijker, -lijkst.

Onmanierlijkheid, V., -heden.

Onmanlijk, -lijker, -lijkst.

Onmanlijkheid, V.

Onmatig, onmatiger, onmatigst.

Onmatigheid, V.

Onmeedoogend, -doogender, -doogendst.

Onmeedoogendheid, V.

Onmeetbaar, -bare.

Onmeetbaarheid, V.

Onmensch, O., onmenschen.

Onmenschelijk, -lijker, -lijkst.

Onmenschelijkheid, V., -heden.

Onmerkbaar, -baarder, -baarst.

Onmetelijk, -lijker, -lijkst.

Onmetelijkheid, V.

Onmiddellijk.

Onmin, V.

Onmisbaar, -baarder, -baarst.

Onmisbaarheid, V.

Onmiskenbaar, -baarder, -baarst.

Onmiskenbaarheid, V.

Onmoed, M.

Onmogelijk, -lijker, -lijkst.

Onmogelijkheid, V., -heden.

Onmondig.

Onmondigheid, V.

Onnadenkend, -denkender, -denkendst.

Onnadenkendheid, V.

Onnaspeurbaar, -bare.

Onnaspeurlijk, -lijker, -lijkst.

Onnaspeurlijkheid, V., -heden.

Onnatuurlijk, -lijker, -lijkst.

Onnatuurlijkheid, V., -heden.

Onnauwkeurig, -keuriger, -keurigst.

Onnauwkeurigheid, V., -heden.

Onnavolgbaar, -baarder, -baarst.

Onnavolgbaarheid, V.

Onnederlandsch.

Onneembaar, -bare.

Onnoembaar, -bare.

Onnoemelijk, -lijker, -lijkst.

Onnoodig, onnoodiger, onnoodigst.

Onnoodigheid, V.

Onnoozel, onnoozeler, onnoozelst.

Onnoozele-kinderendag, M.

Onnoozelheid, V.

Onnut, onnutter, onnutst.

Onnuttig.

Onomkoopbaar, -bare.

Onomkoopbaarheid, V.

Onomstootelijk, -lijker, -lijkst.

Onontbeerlijk, -lijker, -lijkst.

Onontbeerlijkheid, V.

Onontbindbaar, -bare.

Onontbindbaarheid, V.

Onontdekt.

Onontgonnen.

Onontvlambaar, -bare.

Onontvlambaarheid, V.

Onontwijkbaar, -bare.

Onontwikkeld.

Onooglijk, -lijker, -lijkst.

Onooglijkheid, V.

Onoorbaar, onoorbaarder, onoorbaarst.

Onoorbaarheid, V.

Onoordeelkundig, -kundiger, -kundigst.

Onoorspronkelijk.

Onopengesneden.

Onopgebonden.

Onopgelost.

Onopgemaakt.

Onopgemerkt.

Onopgeschreven.

Onopgesierd.

Onopgesmukt.

Onopgesneden.

Onopgeteekend.

Onopgetoomd.

Onopgetuigd.

Onopgevoed.

Onopgewekt.

Onophoudelijk.

Onoplettend, -lettender, -lettendst.

Onoplettendheid, V.

Onoplosbaar, -bare.

Onoplosbaarheid, V.

Onopmerkzaam, -zamer, -zaamst.

Onopmerkzaamheid, V.

Onoprecht, -rechter, -rechtst.

Onoprechtheid, V.

Onopzegbaar.

Onopzettelijk.

Onordelijk, -lijker, -lijkst.

Onordelijkheid, V., -heden.

Onordentelijk, -lijker, -lijkst.

Onordentelijkheid, V., -heden.

Onoverdacht.

Onoverdekt.

Onovergankelijk.

Onoverkomelijk, -lijker, -lijkst.

Onoverlegd.

Onovertrefbaar, -bare.

Onovertroffen.

Onoverwinbaar, -bare.

Onoverwinlijk en Onoverwinnelijk, -lijker, -lijkst.

Onoverwinlijkheid, V.

Onoverwonnen.

Onoverzienbaar, -bare.

Onpaedagogisch.

Onpartijdig, onpartijdiger, onpartijdigst.

Onpartijdigheid, V.

Onpartijdiglijk.

Onpas (Te -).

Onpasselijk.

Onpasselijkheid, V.

Onpeilbaar, -bare.

Onpeilbaarheid, V.

Onpersoonlijk.

Onpleizierig, -iger, -igst.

Onplooibaar, -baarder, -baarst.

Onpractisch.

Onprofijtelijk, -lijker, -lijkst.

Onprofijtelijkheid, V.

Onraad, O.

Onraadzaam, -zamer, -zaamst.

Onraadzaamheid, V.

Onrecht, O.

Onrechtmatig, -matiger, -matigst.

Onrechtmatigheid, V.

Onrechtvaardig, -vaardiger, -vaardigst.

Onrechtvaardigheid, V., -heden.

Onrechtvaardiglijk.

Onrechtzinnig, -zinniger, -zinnigst.

Onrechtzinnigheid, V., -heden.

Onredbaar, -bare.

Onredelijk, -lijker, -lijkst.

Onredelijkheid, V., -heden.

Onredzaam, -zamer, -zaamst.

Onredzaamheid, V.

Onregelmatig, -matiger, -matigst.

Onregelmatigheid, V., -heden.

Onrein, onreiner, onreinst.

Onreinheid, V., -heden.

Onridderlijk, -lijker, -lijkst.

Onrijm, O.

Onrijp, onrijper, onrijpst.

Onrijpheid, V.

Onroerend.

Onroomsch.

Onrust, V., onrusten.

Onrustig, onrustiger, onrustigst.

Onrustigheid, V.

Onruststoker, M., -stokers.

Ons (pers. vnw.).

Ons, onze, ons.

Ons (hectogram), O., onsen. Onsje, O., -jes.

Onsamenhangend.

Onschadelijk, -lijker, -lijkst.

Onschadelijkheid, V.

Onschatbaar, -baarder, -baarst.

Onscheidbaar, -bare.

Onscheidbaarheid, V.

Onschendbaar, -bare.

Onschendbaarheid, V.

Onschriftmatig, -matiger, -matigst.

Onschriftmatigheid, V.

Onschriftuurlijk.

Onschuld, V.

Onschuldig, onschuldiger, onschuldigst.

Onsierlijk, -lijker, -lijkst.

Onsierlijkheid, V.

Onslijtbaar, -bare.

Onsmakelijk, -lijker, -lijkst.

Onsmakelijkheid, V.

Onsmeltbaar, -bare.

Onsmeltbaarheid, V.

Onspoed, M., onspoeden.

Onstaatkundig, -kundiger, -kundigst.

Onstandvastig, -vastiger, -vastigst.

Onstandvastigheid, V.

Onstandvastiglijk.

Onsterfelijk.

Onsterfelijkheid, V.

Onsterfelijkheidsgeloof, O.

Onsterk, onsterker, onsterkst.

Onsterkheid, V.

Onsterkte, V.

Onstichtelijk, -lijker, -lijkst.

Onstichtelijkheid, V., -heden.

Onstoffelijk.

Onstoffelijkheid, V.

Onstraffelijk.

Onstrijdbaar, -bare.

Onstuimig, onstuimiger, onstuimigst.

Onstuimigheid, V., -heden.

Ontaalkundig.

Ontaard, ontaarder, ontaardst.

Ontaarden, ontaardde, is ontaard.

Ontaardheid, V.

Ontaarding, V., ontaardingen.

Ontadelen, ontadelde, heeft ontadeld.

Ontastbaar, -bare.

Ontbaarden, ontbaardde, heeft ontbaard.

Ontbeerlijk, -lijker, -lijkst.

Ontbeerlijkheid, V., -heden.

Ontberen, ontbeerde, heeft ontbeerd.

Ontbering, V., ontberingen.

Ontbieden, ontbood, ontboden, heeft ontboden.

Ontbieder, M., ontbieders.

Ontbieding, V., ontbiedingen.

Ontbijt, O., ontbijten. Ontbijtje, O., -jes.

Ontbijten, ontbeet, ontbeten, heeft ontbeten.

Ontbijtgoed, O.

Ontbijtkamer, V., -kamers.

Ontbijtkoek (voorwerp), M., -koeken; (stofnaam), V.

Ontbijtservies, O., -serviezen.

Ontbijttafel, V., -tafels.

Ontbijtzaal, V., -zalen; -zaaltje, O., -jes.

Ontbindbaar.

Ontbindbaarheid, V.

Ontbinden, ontbond, heeft ontbonden.

Ontbinding, V., ontbindingen.

Ontbindingsrecht, O.

Ontbladeren, ontbladerde, heeft ontbladerd.

Ontbladering, V.

Ontblooten, ontblootte, heeft ontbloot.

Ontblooting, V., ontblootingen.

Ontboeien, ontboeide, heeft ontboeid.

Ontboeiing, V.

Ontboezemen, ontboezemde, heeft ontboezemd.

Ontboezeming, V., ontboezemingen.

Ontbolsteren, ontbolsterde, heeft ontbolsterd.

Ontbolstering, V.

Ontbrandbaar, -bare.

Ontbrandbaarheid, V.

Ontbranden, ontbrandde, is ontbrand.

Ontbranding, V., ontbrandingen.

Ontbreidelen, ontbreidelde, heeft ontbreideld.

Ontbreken, ontbrak, ontbraken, heeft ontbroken.

Ontbreking, V.

Ontchristenen, ontchristende, heeft ontchristend.

Ontcijferen, ontcijferde, heeft ontcijferd.

Ontcijfering, V., ontcijferingen.

Ontdaan.

Ontdaanheid, V.

Ontdekken, ontdekte, heeft ontdekt.

Ontdekker, M., ontdekkers.

Ontdekking, V., ontdekkingen.

Ontdekkingslust, M.

Ontdekkingsreis, V., -reizen.

Ontdekkingsreiziger, M., -reizigers.

Ontdekkingstocht, M., -tochten.

Ontdoen, ontdeed, ontdeden, heeft ontdaan.

Ontdooien, ontdooide, heeft en is ontdooid.

Ontdooiing, V.

Ontdragen, ontdroeg, heeft ontdragen.

Ontdraven, ontdraafde, is ontdraafd.

Ontdrijven, ontdreef, ontdreven, heeft en is ontdreven.

Ontdubbelen, ontdubbelde, heeft ontdubbeld.

Ontdubbeling, V.

Ontduiken, ontdook, ontdoken, heeft en is ontdoken.

Ontduiking, V., ontduikingen.

Onteerder, M., onteerders.

Onteeren, onteerde, heeft onteerd.

Onteerend, onteerender, onteerendst.

Onteering, V., onteeringen.

Ontegenzeglijk, -lijker, -lijkst.

Ontegenzegelijkheid, V.

Onteigenen, onteigende, heeft onteigend.

Onteigening, V., onteigeningen.

Onteigeningswet, V., -wetten.

Ontelbaar, -bare.

Ontelbaarheid, V.

Ontembaar, -bare.

Ontembaarheid, V.

Onterven, onterfde, heeft onterfd.

Onterving, V., ontervingen.

Ontevreden, ontevredener, ontevredenst.

Ontevredenheid, V.

Ontevredenheidsbetuiging, V., -betuigingen.

Ontfermen (zich -), ontfermde zich, heeft zich ontfermd.

Ontfermer, M.

Ontferming, V.

Ontfronsen, ontfronste, heeft ontfronst.

Ontfutselen, ontfutselde, heeft ontfutseld.

Ontfutseling, V., ontfutselingen.

Ontgaan, ontgaat, ontging, is ontgaan.

Ontgelden, ontgold, heeft ontgolden.

Ontgespen, ontgespte, heeft ontgespt.

Ontgeven (zich -), ontgaf zich, ontgaven zich, heeft zich ontgeven.

Ontginnen, ontgon, ontgonnen, heeft ontgonnen.

Ontginner, M., ontginners.

Ontginning, V., ontginningen.

Ontglijden, ontgleed, ontgleden, is ontgleden.

Ontglimmen, ontglom, ontglommen, is ontglommen.

Ontglippen, ontglipte, is ontglipt.

Ontgloeien, ontgloeide, heeft en is ontgloeid.

Ontgommen, ontgomde, heeft ontgomd.

Ontgoochelen, ontgoochelde, heeft ontgoocheld.

Ontgoocheling, V., ontgoochelingen.

Ontgraten, ontgraatte, heeft ontgraat.

Ontgraven, ontgroef, ontgroeven, heeft ontgraven.

Ontgraving, V., ontgravingen.

Ontgrendelen, ontgrendelde, heeft ontgrendeld.

Ontgrendeling, V.

Ontgroeien, ontgroeide, is ontgroeid.

Ontgroenen, ontgroende, heeft ontgroend.

Ontgroening, V., ontgroeningen.

Ontgroenpartij, V., -partijen.

Ontgronden, ontgrondde, heeft ontgrond.

Ontgronding, V., ontgrondingen.

Onthaal, O.

Onthaken, onthaakte, heeft onthaakt.

Onthalen, onthaalde, heeft onthaald.

Onthalzen, onthalsde, heeft onthalsd.

Onthalzing, V., onthalzingen.

Onthanden, onthandde, heeft onthand.

Ontheffen, onthief, onthieven, heeft ontheven.

Ontheffing, V., ontheffingen.

Ontheiligen, ontheiligde, heeft ontheiligd.

Ontheiliger, M., ontheiligers.

Ontheiliging, V., ontheiligingen.

Ontheisteren, ontheisterde, heeft ontheisterd.

Ontheistering, V.

Onthollandschen, onthollandschte, heeft onthollandscht.

Onthollen, ontholde, is onthold.

Onthoofden, onthoofdde, heeft onthoofd.

Onthoofding, V., onthoofdingen.

Onthouden, onthield, heeft onthouden.

Onthouder, M., -houders.

Onthouding, V.

Onthuiden, onthuidde, heeft onthuid.

Onthullen, onthulde, heeft onthuld.

Onthulling, V., onthullingen.

Onthuppelen, onthuppelde, is onthuppeld.

Onthutsen, onthutste, heeft en is onthutst.

Ontijd, M., ontijden.

Ontijdig, ontijdiger, ontijdigst.

Ontijdigheid, V.

Ontijlen, ontijlde, is ontijld.

Ontilbaar, -bare.

Ontilbaarheid, V.

Ontjagen, ontjaagde, heeft en is ontjaagd; ook ontjoeg.

Ontkapen, ontkaapte, heeft ontkaapt.

Ontkaping, V., ontkapingen.

Ontkennen, ontkende, heeft ontkend.

Ontkenner, M., ontkenners.

Ontkenning, V., ontkenningen.

Ontkenningswoord, O., -woorden.

Ontkerkeren, ontkerkerde, heeft ontkerkerd.

Ontkerkering, V.

Ontketenen, ontketende, heeft ontketend.

Ontketening, V.

Ontkiemen, ontkiemde, is ontkiemd.

Ontkieming, V.

Ontkleeden, ontkleedde, heeft ontkleed.

Ontkleeding, V.

Ontkleuren, ontkleurde, heeft ontkleurd.

Ontkluisteren, ontkluisterde, heeft ontkluisterd.

Ontkluistering, V.

Ontknoopen, ontknoopte, heeft ontknoopt.

Ontknooping, V., ontknoopingen.

Ontkolen, ontkoolde, heeft ontkoold.

Ontkomen, ontkomt, ontkwam, ontkwamen, is ontkomen.

Ontkoming, V., ontkomingen.

Ontkoopen, ontkocht, heeft ontkocht.

Ontkoppelen, ontkoppelde, heeft ontkoppeld.

Ontkoppeling, V.

Ontkorrelen, ontkorrelde, heeft ontkorreld.

Ontkorsten, ontkorstte, heeft ontkorst.

Ontkorsting, V.

Ontkruipen, ontkroop, ontkropen, is ontkropen.

Ontkuipen, ontkuipte, heeft ontkuipt.

Ontkurken, ontkurkte, heeft ontkurkt.

Ontkurking, V.

Ontlaadtang, V., -tangen.

Ontladen, ontlaadde, heeft ontladen.

Ontlader, M., ontladers.

Ontlading, V., ontladingen.

Ontlasten, ontlastte, heeft ontlast.

Ontlasting, V.

Ontlastingsboog, M., -bogen.

Ontlastpijp, V., -pijpen.

Ontlaten, ontliet, heeft en is ontlaten.

Ontlating, V.

Ontleden, ontleedde, heeft ontleed.

Ontleder, M., ontleders.

Ontledigen, ontledigde, heeft ontledigd.

Ontlediging, V., ontledigingen.

Ontleding, V., ontledingen.

Ontleedkamer, V., -kamers.

Ontleedkunde, V.

Ontleedkundig.

Ontleedkundige, M. en V., -kundigen.

Ontleedkunst, V.

Ontleedmes, O., -messen.

Ontleenen, ontleende, heeft ontleend.

Ontleening, V., ontleeningen.

Ontleeren, ontleerde, heeft ontleerd.

Ontlijken, ontlijkte, heeft ontlijkt.

Ontlijven, ontlijfde, heeft ontlijfd.

Ontlijving, V., ontlijvingen.

Ontlokken, ontlokte, heeft ontlokt.

Ontlooden, ontloodde, heeft ontlood.

Ontloopen, ontliep, is ontloopen.

Ontlooping, V., ontloopingen.

Ontlooveren, ontlooverde, heeft ontlooverd.

Ontluiken, ontlook, ontloken, heeft en is ontloken.

Ontluiking, V.

Ontluisteren, ontluisterde, heeft ontluisterd.

Ontluistering, V.

Ontmaagden, ontmaagdde, heeft ontmaagd.

Ontmannen, ontmande, heeft ontmand.

Ontmanning, V.

Ontmantelen, ontmantelde, heeft ontmanteld.

Ontmanteling, V., ontmantelingen.

Ontmaskeren, ontmaskerde, heeft ontmaskerd.

Ontmaskering, V., ontmaskeringen.

Ontmast.

Ontmasten, ontmastte, heeft ontmast.

Ontmenscht.

Ontmergeld.

Ontmoedigen, ontmoedigde, heeft ontmoedigd.

Ontmoediging, V.

Ontmoeten, ontmoette, heeft en is ontmoet.

Ontmoeting, V., ontmoetingen.

Ontmunten, ontmuntte, heeft ontmunt.

Ontnederlandschen, ontnederlandschte, heeft ontnederlandscht.

Ontnemen, ontnam, ontnamen, heeft ontnomen.

Ontneming, V.

Ontnestelen, ontnestelde, heeft ontnesteld.

Ontnuchteren, ontnuchterde, heeft en is ontnuchterd.

Ontnuchtering, V., ontnuchteringen.

Ontoegankelijk, -lijker, -lijkst.

Ontoegankelijkheid, V.

Ontoepasselijk.

Ontoereikend.

Ontoereikendheid, V.

Ontoerekenbaar, -bare.

Ontoerekenbaarheid, V.

Ontoerekeningsvatbaar, -bare.

Ontoombaar, -bare.

Ontoonbaar, -bare.

Ontpakken, ontpakte, heeft ontpakt.

Ontpakking, V., ontpakkingen.

Ontpantseren, ontpantserde, heeft ontpantserd.

Ontparen, ontpaarde, heeft ontpaard.

Ontpersen, ontperste, heeft ontperst.

Ontplanken, ontplankte, heeft ontplankt.

Ontploffen, ontplofte, is ontploft.

Ontploffing, V., ontploffingen.

Ontplooien, ontplooide, heeft ontplooid.

Ontplooiing, V.

Ontplukken, ontplukte, heeft ontplukt.

Ontpolderen, ontpolderde, heeft ontpolderd.

Ontpoorteren, ontpoorterde, heeft ontpoorterd.

Ontpoortering, V.

Ontpraten, ontpraatte, heeft ontpraat.

Ontraadselen, ontraadselde, heeft ontraadseld.

Ontraadseling, V.

Ontraden, ontried, heeft ontraden; ook ontraadde.

Ontrading, V.

Ontrafelen, ontrafelde, heeft ontrafeld.

Ontrakken, ontrakte, heeft ontrakt.

Ontrampeneerd.

Ontredderd.

Ontrefbaar, -bare.

Ontreinigen, ontreinigde, heeft ontreinigd.

Ontreiniging, V., ontreinigingen.

Ontrennen, ontrende, is ontrend.

Ontrieven, ontriefde, heeft ontriefd.

Ontrieving, V.

Ontrijden, ontreed, ontreden, is ontreden.

Ontrijgen, ontreeg, ontregen, heeft ontregen.

Ontrijzen, ontrees, ontrezen, is ontrezen.

Ontrimpelen, ontrimpelde, heeft ontrimpeld.

Ontrimpeling, V.

Ontroeien, ontroeide, is ontroeid.

Ontroeren, ontroerde, heeft en is ontroerd.

Ontroerend.

Ontroering, V., ontroeringen.

Ontrollen, ontrolde, heeft en is ontrold.

Ontronselen, ontronselde, heeft ontronseld.

Ontroostbaar, -baarder, -baarst.

Ontroostbaarheid, V.

Ontrooven, ontroofde, heeft ontroofd.

Ontrooving, V.

Ontrouw, V.

Ontrouw, ontrouwer, ontrouwst.

Ontrouwelijk.

Ontruimen, ontruimde, heeft ontruimd.

Ontruiming, V., ontruimingen.

Ontrukken, ontrukte, heeft ontrukt.

Ontrukking, V.

Ontrusten, ontrustte, heeft ontrust.

Ontschaken, ontschaakte, heeft ontschaakt.

Ontschepen, ontscheepte, heeft ontscheept.

Ontscheping, V., ontschepingen.

Ontscheuren, ontscheurde, heeft ontscheurd.

Ontschieten, ontschoot, ontschoten, is ontschoten.

Ontschillen, ontschilde, heeft ontschild.

Ontschoeien, ontschoeide, heeft ontschoeid.

Ontschoeiing, V.

Ontschuilen, ontschool, ontscholen, heeft en is ontscholen.

Ontschuldigen, ontschuldigde, heeft ontschuldigd.

Ontschuldiging, V., ontschuldigingen.

Ontschutteren, ontschutterde, heeft ontschutterd.

Ontsieren, ontsierde, heeft ontsierd.

Ontsiering, V., ontsieringen.

Ontslaan, ontslaat, ontsloeg, heeft ontslagen.

Ontslag, O.

Ontslagbrief M., -brieven; -briefje, O., -jes.

Ontslagneming, V., -nemingen.

Ontslapen, ontsliep, is ontslapen.

Ontslippen, ontslipte, is ontslipt.

Ontsluieren, ontsluierde, heeft ontsluierd.

Ontsluiering, V., ontsluieringen.

Ontsluipen, ontsloop, ontslopen, is ontslopen.

Ontsluiping, V.

Ontsluiten, ontsloot, ontsloten, heeft ontsloten.

Ontsluiter, M., ontsluiters.

Ontsluiting, V.

Ontsmetten, ontsmette, heeft ontsmet.

Ontsmetting, V., ontsmettingen.

Ontsmettingsmiddel, O., -middelen.

Ontsmettingsoven, M., -ovens.

Ontsnaard.

Ontsnappen, ontsnapte, is ontsnapt.

Ontsnapping, V., ontsnappingen.

Ontsnappingswerk, O.

Ontsnellen, ontsnelde, is ontsneld.

Ontsnoepen, ontsnoepte, heeft ontsnoept.

Ontsnoeren, ontsnoerde, heeft ontsnoerd.

Ontspannen, ontspande, heeft ontspannen.

Ontspanning, V., ontspanningen.

Ontspartelen, ontspartelde, is ontsparteld.

Ontspatten, ontspatte, is ontspat.

Ontspinnen, ontspon, ontsponnen, heeft ontsponnen.

Ontsporen, ontspoorde, is ontspoord.

Ontsporing, V., ontsporingen.

Ontspringen, ontsprong, is ontsprongen.

Ontspruiten, ontsproot, ontsproten, is ontsproten.

Ontstaan, ontstaat, ontstond, is ontstaan.

Ontsteigeren, ontsteigerde, is ontsteigerd.

Ontsteken, ontstak, ontstaken, heeft en is ontstoken.

Ontsteking, V., ontstekingen.

Ontstekingskoorts, V., -koortsen.

Ontstekingsmiddel, O., -middelen.

Ontsteld.

Ontstelen, ontstal, ontstalen, heeft ontstolen.

Ontsteling, V.

Ontstellen, ontstelde, heeft en is ontsteld.

Ontsteltenis, V.

Ontstemd.

Ontstemdheid, V.

Ontstemmen, ontstemde, heeft en is ontstemd.

Ontstemming, V.

Ontstentenis, V.

Ontsterven, ontstierf, ontstierven, is ontstorven.

Ontstichten, ontstichtte, heeft ontsticht.

Ontstichting, V.

Ontstijgen, ontsteeg, ontstegen, is ontstegen.

Ontstoken.

Ontstrengelen, ontstrengelde, heeft ontstrengeld.

Ontstrijden, ontstreed, ontstreden, heeft ontstreden.

Ontstrikken, ontstrikte, heeft ontstrikt.

Ontstroomen, ontstroomde, is ontstroomd.

Onttakelen, onttakelde, heeft en is onttakeld.

Onttakeling, V., onttakelingen.

Onttogen (deelw.).

Onttooveren, onttooverde, heeft onttooverd.

Onttrekken, onttrok, onttrokken, heeft onttrokken.

Onttroggelen, onttroggelde, heeft onttroggeld.

Onttronen (van den troon stooten), onttroonde, heeft onttroond.

Onttroning, V., onttroningen.

Onttroonen (aftroonen), onttroonde, heeft onttroond.

Onttuien, onttuide, heeft onttuid.

Onttuigen, onttuigde, heeft onttuigd.

Ontucht, V.

Ontuchtelijk.

Ontuchtig, ontuchtiger, ontuchtigst.

Ontuchtigheid, V.

Ontuig, O.

Ontvallen, ontviel, is ontvallen.

Ontvang, M.

Ontvangbak, M., -bakken.

Ontvangbewijs, O., -bewijzen.

Ontvangdag, M., -dagen.

Ontvangen, ontving, heeft ontvangen.

Ontvangenis, V.

Ontvanger, M., ontvangers.

Ontvangerskantoor, O., -kantoren.

Ontvangerspost, M., -posten.

Ontvanging, V.

Ontvangkamer, V., -kamers.

Ontvangst, V., ontvangsten.

Ontvangstbewijs, O., -bewijzen.

Ontvankelijk, -lijker, -lijkst.

Ontvankelijkheid, V.

Ontvaren, ontvoer, is ontvaren.

Ontvechten, ontvocht, heeft ontvochten.

Ontveinzen, ontveinsde, heeft ontveinsd.

Ontveinzing, V.

Ontvellen, ontvelde, is ontveld.

Ontvelling, V., ontvellingen.

Ontvetten, ontvette, heeft ontvet.

Ontvlambaar, -baarder, -baarst.

Ontvlambaarheid, V.

Ontvlammen, ontvlamde, heeft en is ontvlamd.

Ontvlamming, V.

Ontvlechten, ontvlocht, heeft ontvlochten.

Ontvleezen, ontvleesde, heeft ontvleesd.

Ontvleien, ontvleide, heeft ontvleid.

Ontvlieden, ontvlood, ontvloden, is ontvloden.

Ontvlieding, V.

Ontvliegen, ontvloog, ontvlogen, is ontvlogen.

Ontvloeien, ontvloeide, is ontvloeid.

Ontvluchten, ontvluchtte, is ontvlucht.

Ontvluchting, V., ontvluchtingen.

Ontvoerder, M., ontvoerders.

Ontvoeren, ontvoerde, heeft ontvoerd.

Ontvoering, V., ontvoeringen.

Ontvolken, ontvolkte, heeft ontvolkt.

Ontvolking, V.

Ontvonken, ontvonkte, heeft en is ontvonkt.

Ontvonking, V.

Ontvoogden, ontvoogdde, heeft ontvoogd.

Ontvoogding, V.

Ontvouwen, ontvouwde, heeft ontvouwd en ontvouwen.

Ontvouwing, V.

Ontvreemden, ontvreemdde, heeft ontvreemd.

Ontvreemding, V., ontvreemdingen.

Ontvrijen, ontvrijde, heeft ontvrijd.

Ontwaken, ontwaakte, is ontwaakt.

Ontwaking, V.

Ontwapenen, ontwapende, heeft ontwapend.

Ontwapening, V.

Ontwaren, ontwaarde, heeft ontwaard.

Ontwarren, ontwarde, heeft ontward.

Ontwarring, V.

Ontwassen, ontwies, ontwiesen, is ontwassen.

Ontwateren, ontwaterde, heeft ontwaterd.

Ontweien, ontweide, heeft ontweid.

Ontweiing, V.

Ontweldigen, ontweldigde, heeft ontweldigd.

Ontweldiger, M., ontweldigers.

Ontweldiging, V.

Ontwennen, ontwende, heeft en is ontwend.

Ontwenning, V.

Ontwerp, O., ontwerpen. Ontwerpje, O., -jes.

Ontwerpen, ontwierp, heeft ontworpen.

Ontwerper, M., ontwerpers.

Ontwerp-tractaat, O., -tractaten.

Ontwijden, ontwijdde, heeft ontwijd.

Ontwijder, M., ontwijders.

Ontwijding, V.

Ontwijfelbaar, -baarder, -baarst.

Ontwijk, O.

Ontwijken, ontweek, ontweken, heeft en is ontweken.

Ontwijking, V.

Ontwikkelaar, M., -laars.

Ontwikkelbaar, -bare.

Ontwikkelen, ontwikkelde, heeft ontwikkeld.

Ontwikkeling, V., ontwikkelingen.

Ontwikkelingsgang, M.

Ontwikkelingsgeschiedenis, V.

Ontwikkelingsleer, V.

Ontwikkelingstijdperk, O., -perken.

Ontwinden, ontwond, heeft ontwonden.

Ontwoekeren, ontwoekerde, heeft ontwoekerd.

Ontwolken, ontwolkte, heeft ontwolkt.

Ontworstelen, ontworstelde, is ontworsteld.

Ontwortelen, ontwortelde, heeft ontworteld.

Ontwrichten, ontwrichtte, heeft ontwricht.

Ontwringen, ontwrong, heeft ontwrongen.

Ontzadelen, ontzadelde, heeft ontzadeld.

Ontzag, O.

Ontzaglijk, -lijker, -lijkst.

Ontzaglijkheid, V.

Ontzagverwekkend.

Ontzagwekkend, -wekkender, -wekkendst.

Ontzakken, ontzakte, is ontzakt.

Ontzegelen, ontzegelde, heeft ontzegeld.

Ontzegeling, V., ontzegelingen.

Ontzeggen, ontzeide, heeft ontzegd en ontzeid.

Ontzegging, V.

Ontzeilen, ontzeilde, is ontzeild.

Ontzenuwen, ontzenuwde, heeft ontzenuwd.

Ontzenuwing, V.

Ontzet, O.

Ontzetbaar, -bare.

Ontzetten, ontzette, heeft en is ontzet.

Ontzettend, ontzettender, ontzettendst.

Ontzetter, M., ontzetters.

Ontzetting, V., ontzettingen.

Ontzielen, ontzielde, heeft ontzield.

Ontzien, ontzag, ontzagen, heeft ontzien.

Ontzijgen, ontzeeg, ontzegen, is ontzegen.

Ontzind.

Ontzinken, ontzonk, is ontzonken.

Ontzinking, V.

Ontzondigen, ontzondigde, heeft ontzondigd.

Ontzondiging, V.

Ontzuigen, ontzoog, ontzogen, heeft ontzogen.

Ontzuiveren, ontzuiverde, heeft ontzuiverd.

Ontzuivering, V.

Ontzwachtelen, ontzwachtelde, heeft ontzwachteld.

Ontzwavelen, ontzwavelde, heeft ontzwaveld.

Ontzwaveling, V.

Ontzwemmen, ontzwom, ontzwommen, is ontzwommen.

Ontzweven, ontzweefde, is ontzweefd.

Onuitbaar, -bare.

Onuitbluschbaar, -bare.

Onuitdelgbaar, -bare.

Onuitdoofbaar, -bare.

Onuitdrukbaar, -bare.

Onuitgedrukt.

Onuitgegeven.

Onuitgelezen.

Onuitgeloot, -gelote.

Onuitgemaakt.

Onuitgesproken.

Onuitgevoerd.

Onuitgevorscht.

Onuitgewerkt.

Onuitgezocht.

Onuitputtelijk, -lijker, -lijkst.

Onuitputtelijkheid, V.

Onuitroeibaar, -bare.

Onuitspreekbaar, -bare.

Onuitsprekelijk, -lijker, -lijkst.

Onuitsprekelijkheid, V.

Onuitstaanbaar, -bare.

Onuitstaanbaarheid, V.

Onuitvoerbaar, -bare.

Onuitvoerbaarheid, V.

Onuitwischbaar, V.

Onvaderlandsch.

Onvaderlijk.

Onvast, onvaster.

Onvastheid, V.

Onvatbaar, -baarder, -baarst.

Onvatbaarheid, V.

Onveilig, onveiliger, onveiligst.

Onveiligheid, V.

Onver.

Onveranderbaar, -bare.

Onveranderd.

Onveranderlijk, -lijker, -lijkst.

Onveranderlijkheid, V.

Onverantwoord.

Onverantwoordelijk, -lijker, -lijkst.

Onverantwoordelijkheid, V.

Onverbasterd.

Onverbergbaar, -bare.

Onverbeterbaar, -baarder, -baarst.

Onverbeterbaarheid, V.

Onverbeterd.

Onverbeterlijk, -lijker, -lijkst.

Onverbeterlijkheid, V.

Onverbiddelijk, -lijker, -lijkst.

Onverbiddelijkheid, V.

Onverbleekt.

Onverblind.

Onverbloemd.

Onverbogen.

Onverbolgen.

Onverbonden.

Onverborgen.

Onverbrand.

Onverbrandbaar, -bare.

Onverbreekbaar, -bare.

Onverbreekbaarheid, V.

Onverbrekelijk, -lijker, -lijkst.

Onverbrekelijkheid, V.

Onverbroken.

Onverbuigbaar, -bare.

Onverbuigbaarheid, V.

Onverdacht.

Onverdedigbaar, -bare.

Onverdedigbaarheid, V.

Onverdedigd.

Onverdeeld.

Onverdelgbaar, -bare.

Onverderfelijk, -lijker, -lijkst.

Onverderfelijkheid, V.

Onverdicht.

Onverdichtbaar, -bare.

Onverdiend.

Onverdienstelijk.

Onverdoofbaar, -bare.

Onverdord.

Onverdorven.

Onverdorvenheid, V.

Onverdraaglijk, -lijker, -lijkst.

Onverdraaglijkheid, V.

Onverdraagzaam, -zamer, -zaamst.

Onverdraagzaamheid, V.

Onverdroten.

Onvereenigbaar, -bare.

Onvereenigbaarheid, V.

Onverflauwd.

Onvergankelijk, -lijker, -lijkst.

Onvergankelijkheid, V.

Onvergeeflijk en Onvergefelijk, -lijker, -lijkst.

Onvergeeflijkheid, V.

Onvergeetbaar, -bare.

Onvergelijkbaar, -bare.

Onvergelijkelijk, -lijker, -lijkst.

Onvergenoegd, onvergenoegder, onvergenoegdst.

Onvergenoegdheid, V.

Onvergetelijk, -lijker, -lijkst.

Onvergezeld.

Onverglaasd.

Onverhaalbaar, -bare.

Onverhelpelijk, -lijker, -lijkst.

Onverhinderd.

Onverhoeds (bijw.).

Onverhoedsch (bnw.).

Onverholen.

Onverhoopt.

Onverhoord.

Onverhuurbaar, -bare.

Onverhuurd.

Onverjaard.

Onverkiesbaar, -bare.

Onverkiesbaarheid, V.

Onverkieslijk en Onverkieselijk, -lijker, -lijkst.

Onverklaarbaar, -baarder, -baarst.

Onverklaarbaarheid, V.

Onverkleinbaar, -bare.

Onverkocht.

Onverkoopbaar, -bare.

Onverkort.

Onverkrijgbaar, -bare.

Onverkwikkelijk, -lijker, -lijkst.

Onverlaat, M., onverlaten.

Onverlept.

Onverlet.

Onverlicht.

Onverlost.

Onvermaard, onvermaarder, onvermaardst.

Onvermakelijk, -lijker, -lijkst.

Onvermakelijkheid, V.

Onvermeld.

Onvermengbaar, -bare.

Onvermengd.

Onvermijdbaar, -bare.

Onvermijdbaarheid, V.

Onvermijdelijk, -lijker, -lijkst.

Onvermijdelijkheid, V.

Onverminderd.

Onverminkt.

Onvermoeibaar, -baarder, -baarst.

Onvermoeibaarheid, V.

Onvermoeid.

Onvermogen, O.

Onvermogend, onvermogender, onvermogendst.

Onvermurwbaar, -bare.

Onvermurwbaarheid, V.

Onvermurwd.

Onvernielbaar, -bare.

Onvernietigbaar, -bare.

Onvernieuwd.

Onvernuftig, -iger, -igst.

Onveroordeeld.

Onverouderd.

Onveroverbaar, -bare.

Onveroverd.

Onverpacht.

Onverplicht.

Onverpoosd.

Onverricht.

Onversaagd, onversaagder, onversaagdst.

Onversaagdheid, V.

Onverschillig, onverschilliger, onverschilligst.

Onverschilligheid, V., -heden.

Onverschoonbaar, -bare.

Onverschoonbaarheid, V.

Onverschoonlijk, -lijker, -lijkst.

Onverschoonlijkheid, V.

Onverschoten.

Onverschrokken, onverschrokkener, onverschrokkenst.

Onverschrokkenheid, V.

Onversierd.

Onverslapt.

Onverslijtbaar, -bare.

Onverslijtelijk, -lijker, -lijkst.

Onversneden.

Onverstaanbaar, -bare.

Onverstaanbaarheid, V.

Onverstand, O.

Onverstandig, onverstandiger, onverstandigst.

Onverstandigheid, V.

Onversterfelijk.

Onverstoorbaar, -bare.

Onverstoorbaarheid, V.

Onverstoord.

Onverstorven.

Onvertaalbaar, -bare.

Onvertaald.

Onverteerbaar, -bare.

Onverteerbaarheid, V.

Onverteerd.

Onvertind.

Onvertogen.

Onvertraagd.

Onvertrokken.

Onvertroostbaar, -bare.

Onvervaard.

Onvervaardheid, V.

Onvervalscht.

Onvervoerbaar, -bare.

Onvervreemd.

Onvervreemdbaar, -bare.

Onvervreemdbaarheid, O.

Onvervuld.

Onverwacht.

Onverwachtheid, V.

Onverwachts (bijw.).

Onverwarmd.

Onverweerd.

Onverwelkbaar, -bare.

Onverwelkelijk.

Onverwelkt.

Onverwijld.

Onverwinbaar, -bare.

Onverwinbaarheid, V.

Onverwinlijk en Onverwinnelijk, -lijker, -lijkst.

Onverwonnen.

Onverwrikbaar, -baarder, -baarst.

Onverwrikbaarheid, V.

Onverwulfd.

Onverzaadbaar, -bare.

Onverzadelijk, -lijker, -lijkst.

Onverzadelijkheid, V.

Onverzadigbaar, -bare.

Onverzadigd.

Onverzegeld.

Onverzekerd.

Onverzeld.

Onverzetbaar, -bare.

Onverzetbaarheid, V.

Onverzettelijk, -lijker, -lijkst.

Onverzettelijkheid, V.

Onverzocht.

Onverzoenbaar, -bare.

Onverzoend.

Onverzoenlijk, -lijker, -lijkst.

Onverzoenlijkheid, V.

Onverzorgd.

Onverzwakt.

Onverzwelgbaar, -bare.

Onvindbaar, -bare.

Onvlaamsch.

Onvoegzaam, -zamer, -zaamst.

Onvoegzaamheid, V.

Onvoelbaar, -bare.

Onvolbouwd.

Onvolbracht.

Onvoldaan, -daner, -daanst.

Onvoldaanheid, V.

Onvoldoenbaar, -bare.

Onvoldoend.

Onvoldoendheid, V.

Onvoldragen.

Onvoleind.

Onvoleindigd.

Onvolkomen, -komener, -komenst.

Onvolkomenheid, V., -heden.

Onvolledig, -lediger, -ledigst.

Onvolledigheid, V.

Onvolmaakt, -maakter, -maaktst.

Onvolmaaktheid, V., -heden.

Onvolprezen.

Onvoltallig.

Onvoltalligheid, V.

Onvoltooid.

Onvoltrokken.

Onvolvoerbaar, -bare.

Onvolvoerd.

Onvolwassen.

Onvoorbedacht.

Onvoorbereid.

Onvoordeelig, -deeliger, -deeligst.

Onvoordeeligheid, V.

Onvoorwaardelijk.

Onvoorzichtig, -zichtiger, -zichtigst.

Onvoorzichtigheid, V., -heden.

Onvoorzichtiglijk.

Onvoorzien.

Onvoorzienbaar, -bare.

Onvoorziens (bijw.).

Onvorstelijk, -lijker, -lijkst.

Onvrede, M.

Onvriend, M., onvrienden.

Onvriendelijk, -lijker, -lijkst.

Onvriendelijkheid, V., -heden.

Onvriendschappelijk, -lijker, -lijkst.

Onvrij, onvrijer.

Onvrijheid, V.

Onvrijwillig, -williger, -willigst.

Onvrijzinnig, -zinniger, -zinnigst.

Onvrijzinnigheid, V.

Onvroom, onvromer, onvroomst.

Onvrouwelijk, -lijker, -lijkst.

Onvruchtbaar, -baarder, -baarst.

Onvruchtbaarheid, V.

Onwaar, onware.

Onwaarachtig, -achtiger, -achtigst.

Onwaarachtigheid, V., -heden.

Onwaard.

Onwaarde, V.

Onwaardeerbaar, -bare.

Onwaardeerbaarheid, V.

Onwaardig, onwaardiger, onwaardigst.

Onwaardigheid, V., -heden.

Onwaardiglijk.

Onwaarheid, V., -heden.

Onwaarneembaar, -bare.

Onwaarschijnlijk, -lijker, -lijkst.

Onwaarschijnlijkheid, V., -heden.

Onwankelbaar, -baarder, -baarst.

Onwankelbaarheid, V.

Onweder en Onweer, O., onweders en onweeren. Onweertje, O., -jes.

Onwederlegbaar, -baarder, -baarst.

Onwederlegbaarheid, V.

Onwederstaanbaar, -baarder, -baarst.

Onwederstaanbaarheid, V.

Onwederstreefbaar, -bare.

Onweer. Zie Onweder.

Onweerbaar, -bare.

Onweerbaarheid, V.

Onweeren, onweerde, heeft geonweerd.

Onweersbui, V., -buien.

Onweersvlaag, V., -vlagen.

Onweersvogel, M., -vogels.

Onweerswolk, V., -wolken.

Onwel.

Onwelgevallig, -gevalliger, -gevalligst.

Onwelkom.

Onwellevend, -levender, -levendst.

Onwellevendheid, V.

Onwelluidend, -luidender, -luidendst.

Onwelluidendheid, V.

Onwelmeenend.

Onwelvoeglijk, -lijker, -lijkst.

Onwelvoeglijkheid, V.

Onwetend, onwetender, onwetendst.

Onwetendheid, V.

Onwetens.

Onwetenschappelijk, -lijker, -lijkst.

Onwettelijk, -lijker, -lijkst.

Onwettelijkheid, V.

Onwettig, onwettiger, onwettigst.

Onwettigheid, V., -heden.

Onwezenlijk.

Onwijs, onwijzer.

Onwijsgeerig, -geeriger, -geerigst.

Onwijsheid, V.

Onwijslijk en Onwijselijk.

Onwil.

Onwillekeurig, -keuriger, -keurigst.

Onwillens.

Onwillig, onwilliger, onwilligst.

Onwilligheid, V.

Onwinbaar, -bare.

Onwinbaarheid, V.

Onwis.

Onwisheid, V.

Onwraakbaar, -baarder, -baarst.

Onwraakbaarheid, V.

Onwraakgierig, -gieriger, -gierigst.

Onwraakzuchtig, -zuchtiger, -zuchtigst.

Onwraakzuchtigheid, V.

Onwrikbaar, -baarder, -baarst.

Onwrikbaarheid, V.

Onyx, M., onyxen.

Onzacht, onzachter, onzachtst.

Onzachtheid, V.

Onzalig, onzaliger, onzaligst.

Onzaligheid, V.

Onzedelijk, -lijker, -lijkst.

Onzedelijkheid, V.

Onzedig, onzediger, onzedigst.

Onzedigheid, V.

Onzeewaardig.

Onzeglijk, -lijker, -lijkst.

Onzeilbaar, -bare.

Onzeker, onzekerder, onzekerst.

Onzekerheid, V., -heden.

Onzelfstandig, -standiger, -standigst.

Onzelfstandigheid, V.

Onze-lieve-heersbeestje, O., -beestjes. Onze-lieve-vrouwenbedstroo, O.

Onzent (Te -).

Onzenthalve.

Onzentwege.

Onzentwil (Om -).

Onzerzijds.

Onze-vader, O.

Onzichtbaar, -bare.

Onzichtbaarheid, V.

Onzienlijk, -lijker, -lijkst.

Onzienlijkheid, V.

Onzijdig, onzijdiger, onzijdigst.

Onzijdigheid, V.

Onzijdigverklaring, V., -verklaringen.

Onzin, M.

Onzindelijk, -lijker, -lijkst.

Onzindelijkheid, V., -heden.

Onzinnelijk.

Onzinnig, onzinniger, onzinnigst.

Onzinnigheid, V., -heden.

Onzoet, onzoeter, onzoetst.

Onzondig.

Onzondigheid, V.

Onzuiver, onzuiverder, onzuiverst.

Onzuiverheid, V., -heden.

Ooft, O.

Ooftboom, M., -boomen.

Ooftkelder, M., -kelders.

Oog, O., oogen. Oogje, O., -jes.

Oogappel, M., -appels.

Oogarts, M., -artsen.

Oogbad, O., -baden; -badje, O., -jes.

Oogelijn, O., oogelijns.

Oogen, oogde, heeft geoogd.

Oogenblik, O. en M., -blikken; -blikje, O., -jes.

Oogenblikkelijk.

Oogendienaar, M., -dienaars en -dienaren.

Oogendienst, M.

Oogendokter, M., -dokters.

Oogenklaar, O.

Oogenpaar, O.

Oogenschijnlijk, -lijker, -lijkst.

Oogenschijnlijkheid, V.

Oogenschouw, V.

Oogentaal, V.

Oogentroost, V.

Ooggetuige, M. en V., -getuigen.

Ooghaar, O., -haren; -haartje, O., -jes.

Oogheelkunde, V.

Oogholte, V., -holten.

Oogjesgoed, O.

Oogkas, V., -kassen.

Ooglid, O., -leden.

Ooglijder, M., -lijders.

Ooglijk, -lijker, -lijkst.

Oogluikend.

Oogluiking, V.

Oogmerk, O., -merken.

Oogontsteking, V., -ontstekingen.

Oogopslag, M.

Oogpunt, O., -punten.

Oogspiegel, M., -spiegels.

Oogst, M., oogsten. Oogstje, O., -jes

Oogsten, oogstte, heeft geoogst.

Oogster, M., oogsters.

Oogsting, V., oogstingen.

Oogstmaand, V.

Oogsttijd, M.

Oogtand, M., -tanden.

Oogverblindend.

Oogwater, O.; -watertje, O., -jes.

Oogwenk, M., -wenken.

Oogwit, O.

Oogziekte, V., -ziekten.

Ooi, V., ooien. Ooitje, O., -jes.

Ooievaar, M., ooievaars en ooievaren. Ooievaartje, O., -jes.

Ooievaarsbeen, O., -beenen.

Ooievaarsbeen (persoon), M. en V., -beenen.

Ooievaarsbek, M., -bekken.

Ooievaarshals, M., -halzen.

Ooievaarsnest, O., -nesten.

Ooievaarsvlucht, V.

Ooievaren, ooievaarde, heeft geooievaard.

Ooit.

Ook.

Oolijk, oolijker, oolijkst.

Oolijkerd, M., oolijkerds.

Oolijkheid, V.

Oom, M., ooms en oomen. Oompje, O., -jes.

Oomzegger, M., -zeggers.

Oomzegster, V., -zegsters.

Oonen, oonde, heeft geoond.

Oor, O., ooren. Oortje, O., -jes.

Oorbaar, oorbaarder, oorbaarst.

Oorbaar, O.

Oorbaarheid, V.

Oorband, M., -banden.

Oorbel, V., -bellen; -belletje, O., -jes.

Oorbiecht, V.

Oorblazer, M., -blazers.

Oord (plaats), O., oorden.

Oordeel, O., oordeelen.

Oordeelaar, M., oordeelaars en oordeelaren.

Oordeelen, oordeelde, heeft geoordeeld.

Oordeelkunde, V.

Oordeelkundig, -kundiger, -kundigst.

Oordeelsdag, M.

Oordeelskracht, V.

Oordeelvelling, V., -vellingen.

Oorhanger, M., -hangers.

Oorheelkunde, V.

Oorheelkundig.

Oorijzer, O., -ijzers.

Oorklep, V., -kleppen.

Oorkonde, V., oorkonden.

Oorkondenboek, O., -boeken.

Oorkruiper, M., -kruipers.

Oorkussen, O., -kussens.

Oorlam, O., oorlammen.

Oorlel, V., -lellen; -lelletje, O., -jes.

Oorlepeltje, O., -jes.

Oorliëtblok, O., -blokken en -bloks.

Oorlof, O.

Oorlog, M., oorlogen.

Oorlogen, oorloogde, heeft geoorloogd.

Oorlogsbehoeften (mv.), V.

Oorlogsbende, V., -benden.

Oorlogsbodem, M., -bodems.

Oorlogscontrabande, V.

Oorlogscorrespondent, M., -correspondenten.

Oorlogsdaad, V., -daden.

Oorlogsgevaar, O., -gevaren.

Oorlogsgeweld, O.

Oorlogsgezind, -gezinder, -gezindst.

Oorlogshaven, V., -havens.

Oorlogsheld, M., -helden.

Oorlogskaart, V., -kaarten.

Oorlogskans, V., -kansen.

Oorlogskas, V., -kassen.

Oorlogskosten (mv.), M.

Oorlogskreet, M., -kreten.

Oorlogskunst, V.

Oorlogslasten (mv.), M.

Oorlogsmateriaal, O.

Oorlogsplan, O., -plannen.

Oorlogsramp, V., -rampen.

Oorlogsrecht, O.

Oorlogsroem, M.

Oorlogsschip, O., -schepen.

Oorlogsterrein, O.

Oorlogstoestand, M.

Oorlogstooneel, O., -tooneelen.

Oorlogstuig, O.

Oorlogsvaan, V., -vanen.

Oorlogsvaartuig, O., -vaartuigen.

Oorlogsveld, O.

Oorlogsverklaring, V., -verklaringen.

Oorlogsvloot, V., -vloten.

Oorlogsvuur, O.

Oorlogswapen, O., -wapenen.

Oorlogswet, V.

Oorlogszwaard, O., -zwaarden.

Oorlogvoerend.

Oorlogvoering, V.

Oorlogzuchtig, -zuchtiger, -zuchtigst.

Oorpijn, V., -pijnen.

Oorring, M., -ringen; -ringetje, O., -jes.

Oorschelp, V., -schelpen.

Oorsprong, M., oorsprongen.

Oorspronkelijk, -lijker, -lijkst.

Oorspronkelijkheid, V.

Oorspuitje, O., -jes.

Oort (geldswaarde), O., oorten. Oortje, O., -jes.

Oortrompet, V., -trompetten.

Oorveeg, M., -vegen. Oorveegje, O., -jes.

Oorvijg, V., -vijgen. Oorvijgje, O., -jes.

Oorworm, M., -wormen.

Oorzaak, V., oorzaken.

Oorzakelijk.

Oost (het Oosten), O.; (Nederlands Oostindische bezittingen), V.

Oost (bijw.).

Oostelijk, -lijker, -lijkst.

Oosten, O.

Oostenwind, M., -winden.

Oosteren, oosterde, is geoosterd.

Oostergoo, O.

Oostergrens, V., -grenzen.

Oosterhoek, M.

Oosterkim, V.

Oosterling, M. en V., Oosterlingen. V. ook Oosterlinge.

Oosterlucie, V.

Oostersch.

Oosterzon, V.

Oostfriesch.

Oost-Friesland, O.

Oost-Indië en Oostinje, O.

Oostindiëvaarder en Oostinjevaarder, M., -vaarders.

Oostindisch.

Oostinje. Zie Oost-Indië.

Oostnoordoost (bijw.). Als znw., O.

Oostvlaamsch.

Oost-Vlaanderen, O.

Oostwaarts.

Oostzee, V.

Oostzuidoost (bijw.). Als znw., O.

Ootje, O. (In het - nemen).

Ootmoed, M.

Ootmoedig, -moediger, -moedigst.

Ootmoedigheid, V.

Ootmoediglijk.

Op.

Opaal (stof), O.; (steen), M., opalen.

Opbaggeren, baggerde op, heeft opgebaggerd.

Opbakken, bakte op, heeft opgebakken.

Opbaliën, baliede op, heeft opgebalied.

Opbarsten, barstte op, is opgebarsten; ook borst op, is opgeborsten.

Opbedelen, bedelde op, heeft opgebedeld.

Opbellen, belde op, heeft opgebeld.

Opbergen, borg op, heeft opgeborgen.

Opbersten. Zie Opbarsten.

Opbeuren, beurde op, heeft opgebeurd.

Opbeuring, V.

Opbiechten, biechtte op, heeft opgebiecht.

Opbieden, bood op, boden op, heeft opgeboden.

Opbieding, V., -biedingen.

Opbijten (bijt hakken), bijtte op, heeft opgebijt.

Opbikken, bikte op, heeft opgebikt.

Opbinden, bond op, heeft opgebonden.

Opblazen, blies op, bliezen op, heeft opgeblazen.

Opbleeken, bleekte op, heeft en is opgebleekt.

Opblijven, bleef op, bleven op, is opgebleven.

Opbobbelen, bobbelde op, is opgebobbeld.

Opbod, O.

Opboeien, boeide op, heeft opgeboeid.

Opboeisel, O., -boeisels.

Opboenen, boende op, heeft opgeboend.

Opboomen, boomde op, heeft opgeboomd.

Opboren, boorde op, heeft opgeboord.

Opboring, V.

Opborrelen, borrelde op, is opgeborreld.

Opborreling, V.

Opborstelen, borstelde op, heeft opgeborsteld.

Opbossen, boste op, heeft opgebost.

Opbouw, M.

Opbouwen, bouwde op, heeft opgebouwd.

Opbouwer, M., -bouwers.

Opbouwing, V.

Opbraden, braadde op, heeft opgebraden.

Opbranden, brandde op, heeft en is opgebrand.

Opbrassen (scheepsw.), braste op, heeft opgebrast.

Opbreeuwen, breeuwde op, heeft opgebreeuwd.

Opbreien, breide op, heeft opgebreid.

Opbreken, brak op, braken op, heeft en is opgebroken.

Opbreker, M., -brekers.

Opbreking, V.

Opbrengen, bracht op, heeft opgebracht.

Opbrenger, M., -brengers.

Opbrengst, V., -brengsten.

Opbrouwen, brouwde op, heeft opgebrouwen.

Opbruinen, bruinde op, heeft opgebruind.

Opbruisen, bruiste op, heeft en is opgebruist.

Opbuigen, boog op, bogen op, heeft en is opgebogen.

Opbulderen, bulderde op, heeft opgebulderd.

Opcent, M., -centen.

Opdagen (oproepen), daagde op, heeft opgedaagd.

Opdagen (verschijnen), daagde op, is opgedaagd.

Opdammen, damde op, heeft opgedamd.

Opdampen, dampte op, heeft en is opgedampt.

Opdansen, danste op, is opgedanst.

Opdat.

Opdelven, dolf op, dolven op, heeft opgedolven.

Opdelver, M., -delvers.

Opdelving, V., -delvingen.

Opdienen, diende op, heeft opgediend.

Opdiepen, diepte op, heeft opgediept.

Opdirken, dirkte op, heeft opgedirkt.

Opdisschen, dischte op, heeft opgedischt.

Opdoeken, doekte op, heeft en is opgedoekt.

Opdoemen, doemde op, is opgedoemd.

Opdoen, doet op, deed op, deden op, heeft opgedaan.

Opdoening, V.

Opdoffelen, doffelde op, heeft opgedoffeld.

Opdokken, dokte op, heeft opgedokt.

Opdonderen, donderde op, is opgedonderd.

Opdonkeren, donkerde op, heeft en is opgedonkerd.

Opdraaien, draaide op, heeft en is opgedraaid.

Opdracht, V., -drachten.

Opdrachtig, -drachtiger, -drachtigst.

Opdrachtigheid, V.

Opdragen, droeg op, heeft opgedragen.

Opdraven, draafde op, is opgedraafd.

Opdreunen, dreunde op, heeft opgedreund.

Opdrijven, dreef op, dreven op, heeft en is opgedreven.

Opdrijver, M., -drijvers.

Opdrijving, V.

Opdril, M., -drillen.

Opdrillen, drilde op, heeft opgedrild.

Opdringen, drong op, heeft en is opgedrongen.

Opdrinken, dronk op, heeft opgedronken.

Opdrogen, droogde op, heeft en is opgedroogd.

Opdroging, V.

Opdrossen, droste op, is opgedrost.

Opdrukken, drukte op, heeft opgedrukt.

Opduiken, dook op, doken op, is en heeft opgedoken,

Opdunnen, dunde op, is opgedund.

Opduwen, duwde op, heeft opgeduwd.

Opdweilen, dweilde op, heeft opgedweild.

Opdwingen, dwong op, heeft opgedwongen.

Opeen.

Opeendrijven, dreef opeen, dreven opeen, heeft opeengedreven.

Opeengooien, gooide opeen, heeft opeengegooid.

Opeenhoopen, hoopte opeen, heeft opeengehoopt.

Opeenjagen, jaagde opeen, heeft opeengejaagd; ook joeg opeen.

Opeenladen, laadde opeen, heeft opeengeladen.

Opeenleggen, legde opeen en leide opeen, heeft opeengelegd en
opeengeleid.

Opeenliggen, lag opeen, lagen opeen, heeft opeengelegen.

Opeenpakken, pakte opeen, heeft opeengepakt.

Opeenplaatsen, plaatste opeen, heeft opeengeplaatst.

Opeenplakken, plakte opeen, heeft opeengeplakt.

Opeensmijten, smeet opeen, smeten opeen, heeft opeengesmeten.

Opeenstapelen, stapelde opeen, heeft opeengestapeld.

Opeenvolgen, volgde opeen, is opeengevolgd.

Opeenvolging, V., -volgingen.

Opeenwerpen, wierp opeen, heeft opeengeworpen.

Opeenzetten, zette opeen, heeft opeengezet.

Opeenzitten, zat opeen, zaten opeen, heeft opeengezeten.

Opeisch, M.

Opeischen, eischte op, heeft opgeeischt.

Opeisching, V., -eischingen.

Open, opener, openst.

Openbaar, -baarder, -baarst.

Openbaar, O.

Openbaarheid, V.

Openbaarmaken, maakte openbaar, heeft openbaargemaakt.

Openbaarmaking, V.

Openbaren, openbaarde, heeft geopenbaard.

Openbaring, V., -baringen.

Openbaringsleer, V.

Openbreken, brak open, braken open, heeft en is opengebroken.

Opendoen, doet open, deed open, deden open, heeft opengedaan.

Openen, opende, heeft geopend.

Opengaan, ging open, is opengegaan.

Openhartig, -hartiger, -hartigst.

Openhartigheid, V.

Openheid, V.

Openhouden, hield open, heeft opengehouden.

Opening, V., openingen. Openingetje, O., -jes.

Openingsrede, V., -redenen.

Openkrabbelen, krabbelde open, heeft opengekrabbeld.

Openkrabben, krabde open, heeft opengekrabd.

Openkrijgen, kreeg open, kregen open, heeft opengekregen.

Openlaten, liet open, heeft opengelaten.

Openleggen, legde open en leide open, heeft opengelegd en opengeleid.

Openliggen, lag open, lagen open, heeft opengelegen.

Openlijk.

Openmaken, maakte open, heeft opengemaakt.

Openprikken, prikte open, heeft opengeprikt.

Openrijten, reet open, reten open, heeft opengereten.

Openrukken, rukte open, heeft opengerukt.

Openscheuren, scheurde open, heeft opengescheurd.

Openschuiven, schoof open, schoven open, heeft opengeschoven.

Openslaan, slaat open, sloeg open, heeft en is opengeslagen.

Opensluiten, sloot open, sloten open, heeft opengesloten.

Opensnijden, sneed open, sneden open, heeft opengesneden.

Openspalken, spalkte open, heeft opengespalkt.

Openspringen, sprong open, is opengesprongen.

Openstaan, staat open, stond open, heeft opengestaan.

Openstaand.

Openstellen, stelde open, heeft opengesteld.

Openstooten, stiet open, heeft opengestooten; ook stootte open.

Openteren, enterde op, is opgeënterd.

Op-en-top.

Opentrappen, trapte open, heeft opengetrapt.

Opentrekken, trok open, trokken open, heeft opengetrokken.

Openvallen, viel open, is opengevallen.

Openvliegen, vloog open, vlogen open, is opengevlogen.

Openzeilen, zeilde open, heeft opengezeild.

Opera, V., opera's. Operaatje, O., -jes.

Operateur, M., operateuren en operateurs.

Operatie, V., operatiën en operaties.

Operatiekamer, V., -kamers.

Operatielijn, V., -lijnen.

Operazanger, M., -zangers.

Opereeren, opereerde, heeft geopereerd.

Operette, V., operettes.

Operment, O.

Opeten, at op, aten op, heeft opgegeten.

Opfladderen, fladderde op, is opgefladderd.

Opflakkeren, flakkerde op, is opgeflakkerd.

Opfleuren, fleurde op, is en heeft opgefleurd.

Opfleuring, V.

Opflikken, flikte op, heeft opgeflikt.

Opflikkeren, flikkerde op, is opgeflikkerd.

Opflikkering, V., -flikkeringen.

Opfluiten, floot op, floten op, heeft opgefloten.

Opfoeliën, foeliede op, heeft opgefoelied.

Opfokken, fokte op, heeft opgefokt.

Opfokker, M., -fokkers.

Opfokking, V.

Opfrisschen, frischte op, heeft en is opgefrischt.

Opfrissching, V.

Opgaaf en Opgave V., -gaven. Opgaafje, O., -jes.

Opgaan, gaat op, ging op, is opgegaan.

Opgaand.

Opgalmen, galmde op, heeft opgegalmd.

Opgang, M., -gangen.

Opgaren, gaarde op, heeft opgegaard.

Opgave. Zie Opgaaf.

Opgeblazen, -geblazener, -geblazenst.

Opgeblazenheid, V.

Opgebruiken, gebruikte op, heeft opgebruikt.

Opgeien, geide op, heeft opgegeid.

Opgeld, O., -gelden.

Opgeruimd, -geruimder, -geruimdst.

Opgeruimdheid, V.

Opgeschikt, -geschikter, -geschiktst.

Opgeschiktheid, V.

Opgeschoten.

Opgesmukt, -gesmukter, -gesmuktst.

Opgesmuktheid, V.

Opgetogen, -getogener, -getogenst.

Opgetogenheid, V.

Opgeven, gaf op, gaven op, heeft opgegeven.

Opgever, M., -gevers.

Opgeving, V.

Opgewekt, -gewekter, -gewektst.

Opgewektheid, V.

Opgewonden, -gewondener, -gewondenst.

Opgewondenheid, V.

Opgezet.

Opgezetene, M. en V., -gezetenen.

Opgezwollen, -gezwollener, -gezwollenst.

Opgezwollenheid, V.

Opgieten, goot op, goten op, heeft opgegoten.

Opgisten, gistte op, is opgegist.

Opglanzen, glansde op, heeft opgeglansd.

Opglimmen, glom op, glommen op, is opgeglommen.

Opglinsteren, glinsterde op, is opgeglinsterd.

Opglippen, glipte op, heeft opgeglipt.

Opgloeien, gloeide op, heeft en is opgegloeid.

Opgloeiing, V.

Opgloren, gloorde op, is opgegloord.

Opgooien, gooide op, heeft opgegooid.

Opgorden, gordde op, heeft opgegord.

Opgording, V.

Opgrabbelen, grabbelde op, heeft opgegrabbeld.

Opgraven, groef op, groeven op, heeft opgegraven.

Opgraver, M., -gravers.

Opgraving, V., -gravingen.

Opgrijpen, greep op, grepen op, heeft opgegrepen.

Opgroeien, groeide op, is opgegroeid.

Ophaal, M., -halen. Ophaaltje, O., -jes.

Ophaalbrug, V., -bruggen.

Ophaalnet, O., -netten.

Ophaken, haakte op, heeft opgehaakt.

Ophakken, hakte op, heeft opgehakt.

Ophakker, M., -hakkers. Ophakkertje, O., -jes.

Ophakkerig, -hakkeriger, -hakkerigst.

Ophakkerigheid, V.

Ophakkerij, V., -hakkerijen.

Ophalen, haalde op, heeft opgehaald.

Ophaler, M., -halers.

Ophaling, V., -halingen.

Ophanden.

Ophangen, hing op, heeft opgehangen.

Ophanging, V., -hangingen.

Ophappen, hapte op, heeft opgehapt.

Opharken, harkte op, heeft opgeharkt.

Ophaspelen, haspelde op, heeft opgehaspeld.

Ophebben, heeft op, had op, hadden op, heeft opgehad.

Ophef, M.

Opheffen, hief op, hieven op, heeft opgeheven.

Opheffing, V., -heffingen.

Ophekelen, hekelde op, heeft opgehekeld.

Ophelderen, helderde op, heeft en is opgehelderd.

Opheldering, V., -helderingen.

Ophelpen, hielp op, heeft opgeholpen.

Ophemelen, hemelde op, heeft opgehemeld.

Ophemeling, V., -hemelingen.

Ophicleïde, V., ophicleïdes.

Ophielen, hielde op, heeft opgehield.

Ophijschen, heesch op, heschen op, heeft opgeheschen.

Ophitsen, hitste op, heeft opgehitst.

Ophitser, M., -hitsers.

Ophitsing, V., -hitsingen.

Ophoepelen, hoepelde op, is opgehoepeld.

Ophoogen, hoogde op, heeft opgehoogd.

Ophooging, V., -hoogingen.

Ophoopen, hoopte op, heeft opgehoopt.

Ophooping, V., -hoopingen.

Ophooren, hoorde op, heeft opgehoord.

Ophouden, hield op, heeft opgehouden.

Ophouder, M., -houders.

Ophtalmoloog, M., -logen.

Ophuppelen, huppelde op, heeft en is opgehuppeld.

Opijken, ijkte op, heeft opgeijkt.

Opium, O.

Opiumkit, V., -kitten.

Opiumpacht, V.

Opiumregie, V.

Opiumschuiver, M., -schuivers.

Opjagen, jaagde op, heeft opgejaagd; ook joeg op.

Opkamer, V., -kamers. Opkamertje, O., -jes.

Opkammen, kamde op, heeft opgekamd.

Opkappen, kapte op, heeft opgekapt.

Opkatten, katte op, heeft opgekat.

Opkeeren, keerde op, heeft opgekeerd.

Opkeggen, kegde op, heeft opgekegd.

Opkijken, keek op, keken op, heeft opgekeken.

Opkikkeren, kikkerde op, heeft opgekikkerd.

Opkisten, kistte op, heeft opgekist.

Opkisting, V., -kistingen.

Opkladden, kladde op, heeft opgeklad.

Opklampen, klampte op, heeft opgeklampt.

Opklappen, klapte op, heeft opgeklapt.

Opklaren, klaarde op, heeft en is opgeklaard.

Opklaring, V.

Opklauteren, klauterde op, heeft en is opgeklauterd.

Opkleppen, klepte op, heeft opgeklept.

Opkleuren, kleurde op, heeft en is opgekleurd.

Opklimmen, klom op, klommen op, heeft en is opgeklommen.

Opklimming, V., -klimmingen.

Opklinken, klonk op, heeft opgeklonken.

Opklooven, kloofde op, heeft opgekloofd.

Opkloppen, klopte op, heeft opgeklopt.

Opklossen, kloste op, heeft opgeklost.

Opkluiven, kloof op, kloven op, heeft opgekloven.

Opknappen, knapte op, heeft en is opgeknapt.

Opknapping, V., -knappingen.

Opknijpen, kneep op, knepen op, is opgeknepen.

Opknoopen, knoopte op, heeft opgeknoopt.

Opknooping, V., -knoopingen.

Opkoelen, koelde op, heeft en is opgekoeld.

Opkoeling, V.

Opkoken, kookte op, heeft opgekookt.

Opkoking, V.

Opkomen, komt op, kwam op, kwamen op, is opgekomen.

Opkomer, M., -komers.

Opkomst, V.

Opkooien, kooide op, heeft opgekooid.

Opkooksel, O., -kooksels.

Opkoop, M.

Opkoopen, kocht op, heeft opgekocht.

Opkooper, M., -koopers.

Opkooping, V., -koopingen.

Opkoopster, V., -koopsters.

Opkorten, kortte op, heeft en is opgekort.

Opkrabbelen (openkrabbelen), krabbelde op, heeft opgekrabbeld.

Opkrabbelen (uit eene ziekte opkomen), krabbelde op, is opgekrabbeld.

Opkrabben, krabde op, heeft opgekrabd.

Opkramen, kraamde op, is opgekraamd.

Opkrassen, kraste op, heeft en is opgekrast.

Opkrauwen, krauwde op, heeft opgekrauwd.

Opkrijgen, kreeg op, kregen op, heeft opgekregen.

Opkrimpen, kromp op, is opgekrompen.

Opkrimping, V.

Opkroezen, kroesde op, heeft opgekroesd.

Opkroppen, kropte op, heeft opgekropt.

Opkropping, V.

Opkruien, krooi op, krooien op, heeft en is opgekrooien; ook kruide
op, heeft en is opgekruid.

Opkruipen, kroop op, kropen op, is opgekropen.

Opkrullen, krulde op, heeft en is opgekruld.

Opkuipen, kuipte op, heeft opgekuipt.

Opkunnen, kan op, kunnen op, konde en kon op, konden op, heeft
opgekund.

Opkweeken, kweekte op, heeft opgekweekt.

Opkweeking, V.

Opkwikken, kwikte op, heeft opgekwikt.

Oplaag en Oplage, V., -lagen.

Opladen, laadde op, heeft opgeladen.

Oplader, M., -laders.

Oplading, V., -ladingen.

Oplage. Zie Oplaag.

Oplangen, langde op, heeft opgelangd.

Oplanger, M., -langers.

Oplappen, lapte op, heeft opgelapt.

Oplapping, V., -lappingen.

Oplaten, liet op, heeft opgelaten.

Oplaveeren, laveerde op, is opgelaveerd.

Opleggen, legde op en leide op, heeft opgelegd en opgeleid.

Oplegging, V.

Oplegsel, O., -legsels. Oplegseltje, O., -jes.

Opleiden, leidde op, heeft opgeleid.

Opleider, M., -leiders.

Opleiding, V., -leidingen.

Opleidingsschip, O., -schepen.

Oplepelen, lepelde op, heeft opgelepeld.

Opletten, lette op, heeft opgelet.

Oplettend, -lettender, -lettendst.

Oplettendheid, V., -heden.

Opleven, leefde op, is opgeleefd.

Oplezen, las op, lazen op, heeft opgelezen.

Oplichten (helderder worden), lichtte op, is opgelicht.

Oplichten (opheffen, bedriegen, enz.), lichtte op, heeft opgelicht.

Oplichter, M., -lichters.

Oplichterij, V., -lichterijen.

Oplichting, V., -lichtingen.

Oplichtster, V., -lichtsters.

Oploeven, loefde op, is opgeloefd.

Oploop (opschudding), M. Oploopje, O., -jes.

Oploop (scheepsw.), M., -loopen.

Oploopen, liep op, is en heeft opgeloopen.

Oploopend, -loopender, -loopendst.

Oploopendheid, V.

Oplooping, V.

Oplosbaar, -bare.

Oplosbaarheid, V.

Oplossen, loste op, heeft opgelost.

Oplossing, V., -lossingen.

Opluchten, luchtte op, heeft opgelucht.

Opluiken, look op, loken op, is opgeloken.

Opluiking, V.

Opluisteren, luisterde op, heeft opgeluisterd.

Opluistering, V.

Opmaakster, V., -maaksters.

Opmaken, maakte op, heeft opgemaakt.

Opmaker, M., -makers.

Opmaking, V.

Opmalen, maalde op, heeft opgemalen.

Opmaling, V., -malingen.

Opmarcheeren, marcheerde op, is opgemarcheerd.

Opmerkelijk, -lijker, -lijkst.

Opmerken, merkte op, heeft opgemerkt.

Opmerkenswaardig, -waardiger, -waardigst, of meer en meest -waardig.

Opmerker, M., -merkers.

Opmerking, V., -merkingen.

Opmerkingsgave, V.

Opmerkzaam, -zamer, -zaamst.

Opmerkzaamheid, V.

Opmeten, mat op, maten op, heeft opgemeten.

Opmeting, V., -metingen.

Opmetselen, metselde op, heeft opgemetseld.

Opmetseling, V.

Opmonteren, monterde op, heeft opgemonterd.

Opmontering, V.

Opnaaien, naaide op, heeft opgenaaid.

Opnaaisel, O., -naaisels. Opnaaiseltje, O., -jes.

Opname, V.

Opnemen, nam op, namen op, heeft opgenomen.

Opnemer, M., -nemers.

Opneming, V., -nemingen.

Opnemingsvaartuig, O., -vaartuigen.

Opnieuw.

Opnoemen, noemde op, heeft opgenoemd.

Opnoeming, V., -noemingen.

Opodeldoc, V.

Opofferen, offerde op, heeft opgeofferd.

Opoffering, V., -offeringen.

Opontbieden, ontbood op, ontboden op, heeft opontboden.

Opontbieding, V., -ontbiedingen.

Opontbod, O.

Oponthoud, O.

Oppakken, pakte op, heeft opgepakt.

Oppalmen, palmde op, heeft opgepalmd.

Oppas, M.

Oppassen, paste op, heeft opgepast.

Oppassend, -passender, -passendst.

Oppassendheid, V.

Oppasser, M., -passers.

Oppasseres, V., -passeressen.

Oppassing, V.

Opper (hooistapel), M., oppers. Oppertje, O., -jes.

Opper en Opperd (schuilplaats, luwte), M., oppers en opperds. Oppertje
en opperdje, O., -jes.

Opperbest.

Opperbestuur, O.

Opperbestuurder, M., -bestuurders.

Opperbevel, O.

Opperbevelhebber, M., -bevelhebbers.

Opperbewind, O.

Opperbrandmeester, M., -meesters.

Opperceremoniemeester, M., -meesters.

Opperen, opperde, heeft geopperd.

Oppergebied, O.

Oppergebieder, M., -gebieders.

Oppergezag, O.

Opperheer, M., -heeren.

Opperheerschappij, V.

Opperhoofd, O., -hoofden.

Opperhuid, V.

Oppering, V., opperingen.

Opperjager, M., -jagers.

Opperjagermeester, M., -meesters.

Opperkamerheer, M., -heeren.

Opperkleed, O., -kleederen.

Opperkoopman, M., -kooplieden.

Opperleenheer, M., -leenheeren.

Oppermacht, V.

Oppermachtig.

Oppermajesteit, V.

Opperman, M., -lieden en -lui.

Opperpriester, M., -priesters.

Opperpriesterschap, O.

Opperrabbijn, M., -rabbijnen.

Opperschenker, M., -schenkers.

Oppersen, perste op, heeft opgeperst.

Oppersing, V. -persingen.

Opperstalmeester, M., -stalmeesters.

Opperste.

Opperstuurman, M., -stuurlieden.

Oppertoezicht, O.

Oppervlak, O., -vlakken.

Oppervlakkig, -vlakkiger, -vlakkigst.

Oppervlakkigheid, V., -heden.

Oppervlakte, V., -vlakten.

Opperwal, M.

Opperwater, O.

Oppeuzelen, peuzelde op, heeft opgepeuzeld.

Oppikken, pikte op, heeft opgepikt.

Opplakken, plakte op, heeft opgeplakt.

Opploegen, ploegde op, heeft opgeploegd.

Opploeging, V.

Oppoetsen, poetste op, heeft opgepoetst.

Oppoffen, pofte op, heeft opgepoft.

Oppoken, pookte op, heeft opgepookt.

Oppompen, pompte op, heeft opgepompt.

Opponeeren, opponeerde, heeft geopponeerd.

Opponent, M., opponenten.

Opporren, porde op, heeft opgepord.

Opportuniteit, V.

Opposant, M., opposanten.

Oppositie, V., oppositiën en opposities.

Oppositieblad, O., -bladen.

Oppotten, potte op, heeft opgepot.

Opprikken, prikte op, heeft opgeprikt.

Oppronken, pronkte op, heeft opgepronkt.

Opproppen, propte op, heeft opgepropt.

Oppropping, V.

Oppuilen, puilde op, is opgepuild.

Oppuiling, V., -puilingen.

Opraapsel, O., -raapsels.

Oprakelen, rakelde op, heeft opgerakeld.

Oprakeling, V.

Opraken, raakte op, is opgeraakt.

Oprammeien, rammeide op, heeft opgerammeid.

Oprapen, raapte op, heeft opgeraapt.

Oprecht, -rechter, -rechtst.

Oprechtelijk.

Oprechtheid, V.

Opredderen, redderde op, heeft opgeredderd.

Opreddering, V.

Oprekenen, rekende op, heeft opgerekend.

Oprekening, V., -rekeningen.

Oprekken, rekte op, heeft opgerekt.

Oprichten, richtte op, heeft opgericht.

Oprichter, M., -richters.

Oprichtersaandeel, O., -aandeelen.

Oprichtersbewijs, O., -bewijzen.

Oprichting, V.

Oprichtingskosten (mv.), M.

Oprijden, reed op, reden op, heeft en is opgereden.

Oprijgen, reeg op, heeft opgeregen.

Oprijlaan, V., -lanen.

Oprijten, reet op, reten op, heeft en is opgereten.

Oprijzen, rees op, rezen op, is opgerezen.

Oprijzing, V.

Opril, V., oprillen.

Oprispen, rispte op, heeft opgerispt.

Oprisping, V., -rispingen.

Oprit, M., -ritten.

Opritsen, ritste op, heeft opgeritst.

Opritsing, V., -ritsingen.

Oprochelen, rochelde op, heeft opgerocheld.

Oproeien, roeide op, heeft en is opgeroeid.

Oproep, M.

Oproepen, riep op, heeft opgeroepen.

Oproeper, M., -roepers.

Oproeping, V., -roepingen.

Oproepingsbrief, M., -brieven.

Oproer, O., -roeren. Oproertje, O., -jes.

Oproeren, roerde op, heeft opgeroerd.

Oproerig, -roeriger, -roerigst.

Oproerigheid, V.

Oproerkraaier, M., -kraaiers.

Oproerkreet, M., -kreten.

Oproerling, M. en V., -lingen.

Oproermaker, M., -makers.

Oprokkenen, rokkende op, heeft opgerokkend.

Oprollen, rolde op, heeft opgerold.

Oprolling, V.

Opruien, ruide op, heeft opgeruid.

Opruier, M., -ruiers.

Opruiing, V., -ruiingen.

Opruimen, ruimde op, heeft opgeruimd.

Opruimer, M., -ruimers.

Opruiming, V., -ruimingen.

Oprukken, rukte op, heeft en is opgerukt.

Opscharrelen, scharrelde op, heeft opgescharreld.

Opschaven, schaafde op, heeft opgeschaafd.

Opschellen, schelde op, heeft opgescheld.

Opschenken, schonk op, heeft opgeschonken.

Opschepen, scheepte op, heeft opgescheept.

Opscheppen, schepte op, heeft opgeschept.

Opschepper, M., -scheppers.

Opscheren, schoor op, schoren op, heeft opgeschoren.

Opscherpen, scherpte op, heeft opgescherpt.

Opscherping, V., -scherpingen.

Opscheuren, scheurde op, heeft en is opgescheurd.

Opscheuring, V., -scheuringen.

Opschieten, schoot op, schoten op, heeft en is opgeschoten.

Opschik, M.

Opschikken, schikte op, heeft opgeschikt.

Opschikking, V.

Opschilderen, schilderde op, heeft opgeschilderd.

Opschildering, V., -schilderingen.

Opschoeien, schoeide op, heeft opgeschoeid.

Opschoeiing, V., -schoeiingen.

Opschommelen, schommelde op, heeft opgeschommeld.

Opschooien, schooide op, heeft opgeschooid.

Opschoppen, schopte op, heeft opgeschopt.

Opschorten, schortte op, heeft opgeschort.

Opschorting, V., -schortingen.

Opschotelen, schotelde op, heeft opgeschoteld.

Opschransen, schranste op, heeft opgeschranst.

Opschrift, O., -schriften. Opschriftje, O., -jes.

Opschrijfboek, O., -boeken; -boekje, O., -jes.

Opschrijven, schreef op, schreven op, heeft opgeschreven.

Opschrijver, M., -schrijvers.

Opschrijving, V.

Opschrikken, schrikte op, heeft en is opgeschrikt.

Opschroeven, schroefde op, heeft opgeschroefd.

Opschroeving, V., -schroevingen.

Opschrokken, schrokte op, heeft opgeschrokt.

Opschudden, schudde op, heeft opgeschud.

Opschudding, V., -schuddingen.

Opschuieren, schuierde op, heeft opgeschuierd.

Opschuimen, schuimde op, heeft opgeschuimd.

Opschuiven, schoof op, schoven op, heeft en is opgeschoven.

Opschuiving, V., -schuivingen.

Opschuren, schuurde op, heeft opgeschuurd.

Opschutten, schutte op, heeft opgeschut.

Opschutting, V.

Opseizen, seisde op, heeft opgeseisd.

Opsieren, sierde op, heeft opgesierd.

Opsiering, V., -sieringen.

Opsiersel, O., -siersels en -sierselen.

Opsjorren, sjorde op, heeft opgesjord.

Opsjorring, V.

Opslaan, slaat op, sloeg op, heeft en is opgeslagen.

Opslag, M., -slagen.

Opslechten, slechtte op, heeft opgeslecht.

Opsleepen, sleepte op, heeft opgesleept.

Opslenteren, slenterde op, is opgeslenterd.

Opsleuren, sleurde op, heeft opgesleurd.

Opslijpen, sleep op, slepen op, heeft opgeslepen.

Opslijping, V.

Opslikken, slikte op, heeft opgeslikt.

Opslobberen, slobberde op, heeft opgeslobberd.

Opslokken, slokte op, heeft opgeslokt.

Opslooten, slootte op, heeft opgesloot.

Opslorpen en Opslurpen, slorpte (slurpte) op, heeft opgeslorpt
(opgeslurpt).

Opslorping en Opslurping, V., -slorpingen (-slurpingen).

Opsluiten, sloot op, sloten op, heeft opgesloten.

Opsluiting, V., -sluitingen.

Opsluitschijf, V., -schijven.

Opsluitwig, V., -wiggen.

Opslurpen. Zie Opslorpen.

Opsmeden, smeedde op, heeft opgesmeed.

Opsmukken, smukte op, heeft opgesmukt.

Opsmukking, V.

Opsmullen, smulde op, heeft opgesmuld.

Opsnappen, snapte op, heeft opgesnapt.

Opsnapper, M., -snappers.

Opsnijden, sneed op, sneden op, heeft opgesneden.

Opsnijder, M., -snijders.

Opsnijderij, V., -snijderijen.

Opsnijding, V., -snijdingen.

Opsnoepen, snoepte op, heeft opgesnoept.

Opsnorren, snorde op, heeft opgesnord.

Opsnuiven, snoof op, snoven op, heeft opgesnoven.

Opsnuiving, V.

Opsommen, somde op, heeft opgesomd.

Opsomming, V., -sommingen.

Opspalken, spalkte op, heeft opgespalkt.

Opspalking, V.

Opspannen, spande op, heeft en is opgespannen.

Opspanning, V., -spanningen.

Opsparen, spaarde op, heeft opgespaard.

Opspelden, speldde op, heeft opgespeld.

Opspelen, speelde op, heeft opgespeeld.

Opsperren, sperde op, heeft opgesperd.

Opsperring, V.

Opspitten, spitte op, heeft opgespit.

Opsplijten, spleet op, spleten op, heeft en is opgespleten.

Opsplijting, V.

Opspoelen, spoelde op, heeft opgespoeld.

Opsporen, spoorde op, heeft opgespoord.

Opsporing, V., -sporingen.

Opspouwen, spouwde op, heeft opgespouwen.

Opspraak, V.

Opspringen, sprong op, is opgesprongen.

Opspruiten, sproot op, sproten op, is opgesproten.

Opspugen, spoog op, spogen op, heeft opgespogen.

Opspuiten, spoot op, spoten op, heeft en is opgespoten.

Opstaan, staat op, stond op, is opgestaan.

Opstal, M., -stallen.

Opstallen, stalde op, heeft opgestald.

Opstalling, V.

Opstand, M., -standen.

Opstandeling, M. en V., -standelingen. V. ook opstandelinge.

Opstanding, V.

Opstandingsverhaal, O.

Opstapelen, stapelde op, heeft opgestapeld.

Opstapeling, V., -stapelingen.

Opstappen, stapte op, is opgestapt.

Opsteken, stak op, staken op, heeft en is opgestoken.

Opsteker, M., -stekers.

Opsteking, V.

Opstel, O., -stellen. Opstelletje, O., -jes.

Opstellen, stelde op, heeft opgesteld.

Opsteller, M., -stellers.

Opstelling, V., -stellingen.

Opstijgen, steeg op, stegen op, is opgestegen.

Opstijging, V., -stijgingen.

Opstijven, steef op, steven op, heeft en is opgesteven.

Opstoken, stookte op, heeft opgestookt.

Opstoker, M., -stokers.

Opstokerij, V., -stokerijen.

Opstoking, V., -stokingen.

Opstookster, V., -stooksters.

Opstooten, stiet op, heeft opgestooten; ook stootte op.

Opstooter, M., -stooters.

Opstooting, V.

Opstootje, O., -jes.

Opstoppen, stopte op, heeft opgestopt.

Opstopper, M., -stoppers.

Opstopping, V., -stoppingen.

Opstoven, stoofde op, heeft opgestoofd.

Opstrijden, streed op, streden op, heeft opgestreden.

Opstrijken, streek op, streken op, heeft opgestreken.

Opstrompelen, strompelde op, is opgestrompeld.

Opstroopen, stroopte op, heeft opgestroopt.

Opstuiten, stuitte op, heeft opgestuit.

Opstuiter, M., -stuiters.

Opstuiven, stoof op, stoven op, is opgestoven.

Opsturen, stuurde op, heeft opgestuurd.

Opstutten, stutte op, heeft opgestut.

Opstuwen, stuwde op, heeft opgestuwd.

Opstuwer, M., -stuwers.

Opstuwing, V.

Optakelen, takelde op, heeft opgetakeld.

Optakeling, V., -takelingen.

Optarnen, tarnde op, heeft en is opgetarnd.

Optassen, taste op, heeft opgetast.

Optatief, M., optatieven.

Opteekenaar, M., -teekenaars.

Opteekenen, teekende op, heeft opgeteekend.

Opteekening, V., -teekeningen.

Opteeren, opteerde, heeft geopteerd.

Optellen, telde op, heeft opgeteld.

Opteller, M., -tellers.

Optelling, V., -tellingen.

Optelsom, V., -sommen.

Opteren (opmaken), teerde op, heeft opgeteerd.

Opteren (met teer besmeren), teerde op, heeft opgeteerd.

Optica, V.

Opticien, M., opticiens.

Optie, V.

Optiejaar, O., -jaren.

Optillen, tilde op, heeft opgetild.

Optimisme, O.

Optimist, M., optimisten.

Optimmeren, timmerde op, heeft opgetimmerd.

Optimmering, V., -timmeringen.

Optisch.

Optocht, M., -tochten.

Optoetsen, toetste op, heeft opgetoetst.

Optooien, tooide op, heeft opgetooid.

Optooiing, V., -tooiingen.

Optooisel, O., -tooisels en -tooiselen.

Optoomen, toomde op, heeft opgetoomd.

Optooming, V., -toomingen.

Optoppen, topte op, heeft opgetopt.

Optornen, tornde op, heeft en is opgetornd.

Optreden, trad op, traden op, is opgetreden.

Optreding, V., -tredingen.

Optrek, M., -trekken. Optrekje, O., -jes.

Optrekken, trok op, trokken op, heeft en is opgetrokken.

Optrekker, M., -trekkers.

Optrekking, V., -trekkingen.

Optroeven, troefde op, heeft opgetroefd.

Optuigen, tuigde op, heeft opgetuigd.

Optuiger, M., -tuigers.

Optuiging, V., -tuigingen.

Opulent, opulenter, opulentst.

Opulentie, V.

Opvangen, ving op, heeft opgevangen.

Opvaren, voer op, is opgevaren.

Opvarende, M. en V., -varenden.

Opvatten, vatte op, heeft opgevat.

Opvatting, V., -vattingen.

Opvegen, veegde op, heeft opgeveegd.

Opveilen, veilde op, heeft opgeveild.

Opveiling, V.

Opverven, verfde op, heeft opgeverfd.

Opverving, V., -vervingen.

Opvijlen, vijlde op, heeft opgevijld.

Opvijling, V.

Opvijzelaar, M., -vijzelaars.

Opvijzelen, vijzelde op, heeft opgevijzeld.

Opvijzeling, V., -vijzelingen.

Opvisschen, vischte op, heeft opgevischt.

Opvlechten, vlocht op, heeft opgevlochten.

Opvliegen, vloog op, vlogen op, is opgevlogen.

Opvliegend, -vliegender, -vliegendst.

Opvliegendheid, V.

Opvlieging, V.

Opvoeden, voedde op, heeft opgevoed.

Opvoeder, M., -voeders.

Opvoeding, V., -voedingen.

Opvoedingsgesticht, O., -gestichten.

Opvoedingskunst, V.

Opvoedkunde, V.

Opvoedkundig.

Opvoedkundige, M. en V., -kundigen.

Opvoedster, V., -voedsters.

Opvoeren, voerde op, heeft opgevoerd.

Opvoering, V., -voeringen.

Opvolgen, volgde op, heeft en is opgevolgd.

Opvolger, M., -volgers.

Opvolging, V., -volgingen.

Opvolgster, V., -volgsters.

Opvouwen, vouwde op, heeft opgevouwen.

Opvreten, vrat op, vraten op, heeft opgevreten.

Opvroolijken, vroolijkte op, heeft opgevroolijkt.

Opvroolijking, V.

Opvullen, vulde op, heeft opgevuld.

Opvulling, V., -vullingen.

Opvulsel, O., -vulsels.

Opwaaien, waaide op, heeft en is opgewaaid; ook woei op, woeien op.

Opwaarts (bijw.).

Opwaartsch (bnw.).

Opwachten, wachtte op, heeft opgewacht.

Opwachting, V.

Opwakkeren, wakkerde op, heeft en is opgewakkerd.

Opwakkering, V.

Opwarmen, warmde op, heeft opgewarmd.

Opwarming, V.

Opwassen, wies op, wiesen op, is opgewassen.

Opwegen, woog op, wogen op, heeft opgewogen.

Opwekkelijk, -lijker, -lijkst.

Opwekken, wekte op, heeft opgewekt.

Opwekkend, -wekkender, -wekkendst.

Opwekking, V., -wekkingen.

Opwellen, welde op, heeft en is opgeweld.

Opwelling, V., -wellingen.

Opwentelen, wentelde op, heeft opgewenteld.

Opwerken, werkte op, heeft opgewerkt.

Opwerpen, wierp op, heeft opgeworpen.

Opwerping, V., -werpingen.

Opwinden, wond op, heeft opgewonden.

Opwinding, V., -windingen.

Opwippen, wipte op, heeft en is opgewipt.

Opwitten, witte op, heeft opgewit.

Opwrijven, wreef op, wreven op, heeft opgewreven.

Opzadelen, zadelde op, heeft opgezadeld.

Opzakken, zakte op, heeft opgezakt.

Opzamelaar, M., -zamelaars.

Opzamelen, zamelde op, heeft opgezameld.

Opzameling, V., -zamelingen.

Opzegbaar, -bare.

Opzegbaarheid, V.

Opzeggen, zeide op, heeft opgezegd en opgezeid.

Opzegging, V.

Opzeilen, zeilde op, heeft en is opgezeild.

Opzenden, zond op, heeft opgezonden.

Opzending, V.

Opzet (het opgezette), M., -zetten.

Opzet (bij geschut), M., -zetten.

Opzet (beraamd plan), O.

Opzetdoos, V., -doozen; -doosje, O., -jes.

Opzetsel, O.

Opzettelijk, -lijker, -lijkst.

Opzetten, zette op, heeft opgezet.

Opzetter, M., -zetters.

Opzetting, V.

Opzicht, O., -zichten.

Opzichter, M., -zichters.

Opzichtig, -zichtiger, -zichtigst.

Opzichtigheid, V.

Opzien, zag op, zagen op, heeft opgezien.

Opzien, O.

Opziener, M., -zieners.

Opzienersambt, O.

Opzingen, zong op, heeft opgezongen.

Opzitten, zat op, zaten op, heeft opgezeten.

Opzoeken, zocht op, heeft opgezocht.

Opzoeking, V., -zoekingen.

Opzolderen, zolderde op, heeft opgezolderd.

Opzoldering, V.

Opzouten, zoutte op, heeft opgezouten.

Opzuigen, zoog op, zogen op, heeft opgezogen.

Opzuipen, zoop op, zopen op, heeft opgezopen.

Opzwaaien, zwaaide op, is opgezwaaid.

Opzwalpen, zwalpte op, heeft opgezwalpt.

Opzweepen, zweepte op, heeft opgezweept.

Opzwelgen, zwolg op, heeft opgezwolgen.

Opzwellen, zwol op, zwollen op, is opgezwollen.

Opzwelling, V., -zwellingen.

Opzwemmen, zwom op, zwommen op, is opgezwommen.

Orakel, O., orakels en orakelen.

Orakelen, orakelde, heeft georakeld.

Orakelspreuk, V., -spreuken.

Orakeltaal, V.

Orang-oetang, M., orang-oetangs.

Oranje (boom), M., (vrucht), V., oranjes.

Oranje (kleur), O.

Oranje (bnw.).

Oranjeappel, M., -appels en -appelen.

Oranjebloesem, M.

Oranjeboom, M., -boomen.

Oranjehuis, O.

Oranjeklant, M. en V., -klanten.

Oranjekleur, V.

Oranjelint, O.

Oranjemarmelade, V.

Oranjerie, V., oranjerieën.

Oranjeschil, V., -schillen.

Oranjestrik, M., -strikken; -strikje, O., -jes.

Oratie, V., oratiën en oraties.

Oratorium, O., oratoriums en oratoria.

Orberen, orberde, heeft georberd.

Orchidee, V., orchideeën.

Orde, V., orden.

Ordelijk, -lijker, -lijkst.

Ordelijkheid, V.

Ordeloos, -loozer.

Ordeloosheid, V.

Ordenen, ordende, heeft geordend.

Ordening, V., ordeningen.

Ordentelijk, -lijker, -lijkst.

Ordentelijkheid, V.

Order, V., orders.

Orderbriefje, O., -briefjes.

Ordeteeken, O., -teekenen.

Ordinaat, V., ordinaten.

Ordinaris, V., ordinarissen.

Ordineeren, ordineerde, heeft geordineerd.

Ordonnans, M., ordonnansen.

Ordonnans-officier, M., -officieren.

Ordonnantie, V., ordonnantiën en ordonnanties.

Ordonnateur, M., ordonnateuren en ordonnateurs.

Ordonneeren, ordonneerde, heeft geordonneerd.

Oreeren, oreerde, heeft georeerd.

Orego, V.

Oreillonspassertje, O., -jes.

Orgaan, O., organen.

Organiek, organieke.

Organisatie, V., organisatiën en organisaties.

Organisch.

Organiseeren, organiseerde, heeft georganiseerd.

Organisme, O., organismen.

Organist en Orgelist, M., organisten en orgelisten.

Orgeade, V.

Orgel, O., orgels en orgelen. Orgeltje, O., -jes.

Orgelconcert, O., -concerten.

Orgeldraaier, M., -draaiers.

Orgelen, orgelde, heeft georgeld.

Orgelist. Zie Organist.

Orgelmuziek, V.

Orgelpunt, V., -punten.

Orgeltoon, M., -tonen.

Orgeltrapper, M., -trappers.

Orientalist, M., orientalisten.

Originaliteit, V.

Origineel, origineeler, origineelst.

Origineel, O., origineelen.

Orkaan, M., orkanen.

Orkest, O., orkesten.

Orkestdirecteur, M., -directeurs.

Orkestmeester, M., -meesters.

Orkesttoon, M.

Orleaan, O.

Ornament en Ornement, O., ornamenten en ornementen. Ornamentje en
ornementje, O., -jes.

Orneeren, orneerde, heeft georneerd.

Orthodox (bnw.).

Orthodoxe, M. en V., orthodoxen.

Orthodoxie, V.

Orthographie, V., orthographieën.

Orthographisch.

Ortolaan, M., ortolanen.

Os, M., ossen. Osje, O., -jes.

Oscillatie, V., oscillatiën en oscillaties.

Oscilleeren, oscilleerde, heeft geoscilleerd.

Osculatievlak, O., -vlakken.

Ossegal, V.

Ossekop, M., -koppen.

Osselapjes (mv.), O.

Osseleder en Osseleer, en Ossenleder en Ossenleer, O.

Osseleeren en Ossenleeren (bnw.).

Ossemerg en Ossenmerg, O.

Ossenbloed, O.

Ossendrift, V., -driften.

Ossenhaas, M., -hazen; -haasje, O., -jes.

Ossenhuid, V., -huiden.

Ossenkooper, M., -koopers.

Ossenmarkt, V., -markten.

Ossenoog, O., -oogen.

Ossenstal, M., -stallen.

Osserib, V., -ribben.

Ossetand, M., -tanden.

Ossetong, V., -tongen; -tongetje, O., -jes.

Ossevleesch en Ossenvleesch, O.

Ostentatie, V.

Osteologie, V.

Ostracisme, O.

Otter, M., otters. Ottertje, O., -jes.

Otterbont, O.

Oud, ouder, oudst.

Oudachtig, -achtiger, -achtigst.

Oudbakken, -bakkener, -bakkenst.

Oudburgemeester, M., -burgemeesters.

Oude, M. en V., ouden. Oudje, O., -jes.

Oudejaar, O.

Oudejaarsavond, M., -avonden.

Oude-kleerenmarkt, V., -markten.

Oude-kleerkoop, M., -koopen.

Oude-mannenhuis, O., -huizen.

Ouderdom, M.

Ouderdomskwaal, V., -kwalen.

Ouderhart, O.

Ouderhuis, O.

Ouderliefde, V.

Ouderlijk.

Ouderling, M., ouderlingen.

Ouderlingenbank, V., -banken.

Ouderlingschap, O.

Ouderloos, -looze.

Oudermin, V.

Ouderpaar, O.

Ouders en Ouderen (mv.), M.

Oudervreugde en -vreugd, V.

Ouderwets (bijw.).

Ouderwetsch (bnw.), ouderwetscher, meest ouderwetsch.

Ouderwetschheid, V.

Oude-vrouwenhuis, O., -huizen.

Oudgast, M., -gasten.

Oudgediende, M., -gedienden.

Oudheid, V., -heden.

Oudheidkenner, M., -kenners.

Oudheidkunde, V.

Oudheidkundig.

Oudhollandsch.

Oudje, O., oudjes.

Oudoom, M., -ooms.

Oudovergrootmoeder, V., -moeders.

Oudovergrootvader, M., -vaders.

Oudroest, M.

Oudtante, V., -tantes.

Oudtestamentisch.

Oudtijds.

Oudvader, M., -vaders.

Oudvaderlandsch.

Oudvaderlijk.

Oudwijfsch.

Oulings.

Outaar en Outer, O., outaren en outers.

Ouverture, V., ouverturen en ouvertures.

Ouwel, M., ouwels. Ouweltje, O., -jes.

Ouwelijk, -lijker, -lijkst.

Ovaal, ovale.

Ovaal, O., ovalen.

Ovatie, V., ovatiën en ovaties.

Oven, M., ovens. Oventje, O., -jes.

Ovendweil, V., -dweilen.

Ovenist, M., ovenisten.

Ovenpaal, M., -palen.

Over.

Over (scheepsw.), M., overs.

Overaardig.

Overademen, overademde, heeft overademd.

Overal.

Overaltegenwoordig.

Overaltegenwoordigheid, V.

Overasemen, overasemde, heeft overasemd.

Overbabbelen, babbelde over, heeft overgebabbeld.

Overbekend.

Overbekendheid, V.

Overbeleefd.

Overbeschaafd.

Overbeschaafdheid, V.

Overbescheiden.

Overbevolking, V.

Overbevolkt.

Overbidden, bad over, baden over, heeft overgebeden.

Overbinden, bond over, heeft overgebonden.

Overbleeken, bleekte over, heeft overgebleekt.

Overblijfsel, O., -blijfsels en -blijfselen; -blijfseltje, O., -jes.

Overblijven, bleef over, bleven over, is overgebleven.

Overbluffen, overblufte, heeft overbluft.

Overbodig, -bodiger, -bodigst.

Overbodigheid, V., -heden.

Overboeken, boekte over, heeft overgeboekt.

Overboeking, V., -boekingen.

Overboenen, boende over, heeft overgeboend.

Overboord.

Overborduren, borduurde over, heeft overgeborduurd.

Overborrelen, borrelde over, is overgeborreld.

Overborreling, V.

Overborstelen, borstelde over, heeft overgeborsteld.

Overbouwen, bouwde over, heeft overgebouwd; ook overbouwde, heeft
overbouwd.

Overbraden, braadde over, heeft overgebraden.

Overbreien, breide over, heeft overgebreid.

Overbrengen, bracht over, heeft overgebracht.

Overbrenger, M., -brengers.

Overbrenging, V., -brengingen.

Overbrengster, V., -brengsters.

Overbriefster, V., -briefsters.

Overbrieven, briefde over, heeft overgebriefd.

Overbriever, M., -brievers.

Overbrieving, V., -brievingen.

Overbruggen, overbrugde, heeft overbrugd.

Overbrugging, V., -bruggingen.

Overbruisen, bruiste over, heeft en is overgebruist.

Overbuigen, boog over, bogen over, heeft en is overgebogen.

Overbuitelen, buitelde over, heeft en is overgebuiteld.

Overbukken, bukte over, heeft overgebukt.

Overbuur, M., -buren; -buurtje, O., -jes.

Overcijferen, cijferde over, heeft overgecijferd.

Overcompleet, -complete.

Overdaad, V.

Overdadig, -dadiger, -dadigst.

Overdadigheid, V.

Overdeelen, deelde over, heeft overgedeeld.

Overdek, O., -dekken; -dekje, O., -jes.

Overdeken, M., -dekens.

Overdekken, overdekte, heeft overdekt.

Overdekking, V., -dekkingen.

Overdeksel, O., -deksels.

Overdenken, overdacht, heeft overdacht.

Overdenking, V., -denkingen.

Overdik, -dikke.

Overdijken, overdijkte, heeft overdijkt.

Overdijking, V.

Overdoen, doet over, deed over, deden over, heeft overgedaan; ook
overdoet, overdeed, overdeden, heeft overdaan.

Overdoezelen, doezelde over, heeft overgedoezeld.

Overdonderen, overdonderde, heeft overdonderd.

Overdracht, V., -drachten.

Overdrachtelijk.

Overdrachtsbrief, M., -brieven.

Overdragen, droeg over, heeft overgedragen.

Overdrager, M., -dragers.

Overdraven, draafde over, heeft en is overgedraafd.

Overdrentelen, drentelde over, heeft en is overgedrenteld.

Overdreven, -drevener, -drevenst.

Overdrevenheid, V., -heden.

Overdrijven, dreef over, dreven over, heeft en is overgedreven;
ook overdreef, overdreven, heeft overdreven.

Overdrijving, V., -drijvingen.

Overdruk, M., -drukken; -drukje, O., -jes.

Overdruk (bnw.), -drukke.

Overdrukken, drukte over, heeft en is overgedrukt; ook overdrukte,
heeft overdrukt.

Overduivelen, overduivelde, heeft overduiveld; ook Overduvelen.

Overdwars.

Overeen.

Overeenbrengen, bracht overeen, heeft overeengebracht.

Overeenkomen, komt overeen, kwam overeen, kwamen overeen, is
overeengekomen.

Overeenkomst, V., -komsten.

Overeenkomstig.

Overeenkomstigheid, V.

Overeenstemmen, stemde overeen, heeft overeengestemd.

Overeenstemming, V.

Overeind.

Overerfelijk.

Overernstig.

Overerven, erfde over, heeft en is overgeërfd.

Overerving, V.

Overeten (zich -), overat zich, overaten zich, heeft zich overeten.

Overfijn.

Overflonkeren, overflonkerde, heeft overflonkerd.

Overfluisteren, fluisterde over, heeft overgefluisterd.

Overfoeliën, overfoeliede, heeft overfoelied.

Overforsch.

Overgaaf en Overgave, V.

Overgaan, gaat over, ging over, is overgegaan.

Overgaar, -gare.

Overgalmen, overgalmde, heeft overgalmd.

Overgang, M., -gangen.

Overgangsbepaling, V., -bepalingen.

Overgangsexamen, O., -examens.

Overgangstijdperk, O., -tijdperken.

Overgangsvorm, M., -vormen.

Overgankelijk.

Overgapen, overgaapte, heeft overgaapt.

Overgaren, gaarde over, heeft overgegaard.

Overgauw.

Overgave. Zie Overgaaf.

Overgedienstig.

Overgegeven, -gegevener, -gegevenst.

Overgelukkig.

Overgeven, gaf over, gaven over, heeft overgegeven.

Overgeving, V., -gevingen.

Overgevoelig.

Overgevoeligheid, V.

Overgewicht, O.

Overgieten, goot over, goten over, heeft overgegoten; ook overgoot,
overgoten, heeft overgoten.

Overgieting, V.

Overglijden, gleed over, gleden over, is overgegleden.

Overgloeien, gloeide over, heeft overgegloeid.

Overgoed.

Overgolven, overgolfde, heeft overgolfd.

Overgooien, gooide over, heeft overgegooid.

Overgrijpen, overgreep, overgrepen, heeft overgrepen.

Overgroeien, overgroeide, heeft overgroeid.

Overgroot, -groote.

Overgrootmoeder, V., -moeders.

Overgrootvader, M., -vaders.

Overgutsen, gutste over, heeft en is overgegutst.

Overhaal, M., -halen.

Overhaalschuit, V., -schuiten.

Overhaalster, V., -haalsters.

Overhaasten, overhaastte, heeft overhaast.

Overhaasting, V.

Overhalen, haalde over, heeft overgehaald.

Overhaler, M., -halers.

Overhaling, V., -halingen.

Overhand, V.

Overhandigen, overhandigde, heeft overhandigd.

Overhandiging, V.

Overhands.

Overhangen, hing over, heeft overgehangen.

Overhebben, heeft over, had over, hadden over, heeft overgehad.

Overheen.

Overheeren, overheerde, heeft overheerd.

Overheering, V.

Overheerlijk, -lijker, -lijkst.

Overheerschen, overheerschte, heeft overheerscht.

Overheerscher, M., -heerschers.

Overheersching, V., -heerschingen.

Overheet, -heete.

Overheid, V., -heden.

Overheidsambt, O., -ambten.

Overheidspersoon, M., -personen.

Overhellen, helde over, heeft overgeheld.

Overhelling, V.

Overhemd, O., -hemden; -hemdje, O., -jes.

Overhemdsknoop, M., -knoopen.

Overhemdsmouw, V., -mouwen.

Overhoef, M., -hoeven.

Overhoeks (bijw.).

Overhoeksch (bnw.).

Overhoop.

Overhoopliggen, lag overhoop, lagen overhoop, heeft overhoopgelegen.

Overhoopraken, raakte overhoop, is overhoopgeraakt.

Overhooren, overhoorde, heeft overhoord.

Overhooring, V., -hooringen.

Overhouden, hield over, heeft overgehouden.

Overhouwen (van een nieuwen houw voorzien), houwde over, heeft
overgehouwd.

Overig.

Overigens.

Overijken, ijkte over, heeft overgeijkt.

Overijlen (zich -), overijlde zich, heeft zich overijld.

Overijling, V.

Overjagen, jaagde over, heeft overgejaagd, en joeg over; ook
overjaagde, heeft overjaagd, en overjoeg.

Overjarig.

Overjarigheid, V.

Overjas, V., -jassen; -jasje, O., -jes.

Overkalken (met kalk), overkalkte, heeft overkalkt.

Overkalken (afschrijven), kalkte over, heeft overgekalkt.

Overkammen, kamde over, heeft overgekamd.

Overkant, M.

Overkappen (met eene kap bedekken), overkapte, heeft overkapt.

Overkapping, V., -kappingen.

Overkeurig.

Overkijken, keek over, keken over, heeft overgekeken; ook overkeek,
overkeken, heeft overkeken.

Overkist, V., -kisten.

Overkladden, kladde over, heeft overgeklad.

Overklappen, klapte over, heeft overgeklapt.

Overklauteren, klauterde over, heeft en is overgeklauterd.

Overkleed (kleedingstuk), O., -kleederen en -kleeren; -kleedje, O.,
-kleedjes en -kleertjes.

Overkleed (dekkleed), O., -kleeden; -kleedje, O., -jes.

Overkleeden, kleedde over, heeft overgekleed; ook overkleedde,
heeft overkleed.

Overkleeding, V., -kleedingen.

Overkleedsel, O., -kleedsels.

Overklein.

Overkleuren, kleurde over, heeft overgekleurd.

Overklikken, klikte over, heeft overgeklikt.

Overklimmen, klom over, klommen over, heeft en is overgeklommen.

Overklimming, V.

Overklinken, klonk over, heeft overgeklonken; ook overklonk, heeft
overklonken.

Overkoken, kookte over, heeft en is overgekookt.

Overkomelijk.

Overkomen, komt over, kwam over, kwamen over, is overgekomen; ook
overkomt, overkwam, overkwamen, is overgekomen.

Overkomst, V.

Overkop (bijw.).

Overkorsten, overkorstte, heeft overkorst.

Overkort.

Overkraaien, overkraaide, heeft overkraaid.

Overkrijgen, kreeg over, kregen over, heeft overgekregen.

Overkroppen, overkropte, heeft overkropt.

Overkropping, V.

Overkruipen, kroop over, kropen over, heeft en is overgekropen.

Overkuieren, kuierde over, heeft en is overgekuierd.

Overlaars, V., -laarzen.

Overlaat, M., -laten.

Overladen, laadde over, heeft overgeladen; ook overlaadde, heeft
overladen.

Overlading, V., -ladingen.

Overland (bijw.).

Overlandmail, V.

Overlandreis, V., -reizen.

Overlang (bijw.).

Overlangs (bijw.).

Overlangsch (bnw.).

Overlangzaam, -zame.

Overlast, M.

Overlasten, overlastte, heeft overlast.

Overlasting, V.

Overlaten, liet over, heeft overgelaten.

Overlating, V.

Overledene, M. en V., -ledenen.

Overleder, en -leer, O.

Overleeren, leerde over, heeft overgeleerd.

Overleg, O.

Overleggen, legde over en leide over, heeft overgelegd en overgeleid;
ook overlegde en overleide, heeft overlegd en overleid.

Overlegging, V., -leggingen.

Overleunen, leunde over, heeft overgeleund.

Overleven, overleefde, heeft overleefd.

Overlevende, M. en V., -levenden.

Overleveren, leverde over, heeft overgeleverd.

Overlevering, V., -leveringen.

Overleving, V.

Overlevingscontract, O., -contracten.

Overlezen, las over, lazen over, heeft overgelezen.

Overlezing, V.

Overlieden. Zie Overman.

Overliegen, overloog, overlogen, heeft overlogen.

Overliggen, lag over, lagen over, heeft overgelegen.

Overlijden, overleed, overleden, is overleden.

Overlijden, O.

Overlokken, lokte over, heeft overgelokt.

Overlommeren, overlommerde, heeft overlommerd.

Overloop, M., -loopen; -loopje, O., -jes.

Overloopen, liep over, heeft en is overgeloopen; ook overliep,
heeft overloopen.

Overlooper, M., -loopers.

Overlooping, V., -loopingen.

Overluid.

Overluiden, ook Overluien, luidde en luide over, heeft overgeluid;
ook overluidde en overluide, heeft overluid.

Overmaasch.

Overmaat, V.

Overmacht, V.

Overmachtig.

Overmaken, maakte over, heeft overgemaakt.

Overmalen, maalde over, heeft overgemalen.

Overmaling, V.

Overman, M., -lieden en -lui.

Overmangelen, mangelde over, heeft overgemangeld.

Overmannen, overmande, heeft overmand.

Overmarcheeren, marcheerde over, is overgemarcheerd.

Overmast (bnw.).

Overmatig (de maat te boven gaande), -matiger, -matigst.

Overmeesteren, overmeesterde, heeft overmeesterd.

Overmeestering, V.

Overmerken, merkte over, heeft overgemerkt.

Overmeten, mat over, maten over, heeft overgemeten.

Overmeting, V., -metingen.

Overmetselen, metselde over, heeft overgemetseld.

Overmidden.

Overmits.

Overmoed, M.

Overmoedig, -moediger, -moedigst.

Overmonsteren, monsterde over, heeft overgemonsterd.

Overmorgen.

Overmouw, V., -mouwen; -mouwtje, O., -jes.

Overnaaien, naaide over, heeft overgenaaid.

Overnachten, overnachtte, heeft overnacht.

Overnauwkeurig.

Overnemen, nam over, namen over, heeft overgenomen.

Overneming, V.

Overnommeren, nommerde over, heeft overgenommerd.

Overoud.

Overpad, O., -paden; -paadje, O., -jes.

Overpakken, pakte over, heeft overgepakt.

Overpakking, V., -pakkingen.

Overpassen, paste over, heeft overgepast.

Overpeilen, peilde over, heeft overgepeild.

Overpeinzen, overpeinsde, heeft overpeinsd.

Overpeinzing, V., -peinzingen.

Overpersen, perste over, heeft overgeperst.

Overplaatsen, plaatste over, heeft overgeplaatst.

Overplaatsing, V., -plaatsingen.

Overplakken, plakte over, heeft overgeplakt; ook overplakte, heeft
overplakt.

Overplakking, V., -plakkingen.

Overplamuren, plamuurde over, heeft overgeplamuurd.

Overplanken, overplankte, heeft overplankt.

Overplanten, plantte over, heeft overgeplant.

Overplanting, V., -plantingen.

Overpleisteren, pleisterde over, heeft overgepleisterd; ook
overpleisterde, heeft overpleisterd.

Overpleistering, V., -pleisteringen.

Overpletten, plette over, heeft overgeplet.

Overploegen, ploegde over, heeft overgeploegd.

Overpoetsen, poetste over, heeft overgepoetst.

Overpolijsten, polijstte over, heeft overgepolijst.

Overpond, O., -ponden.

Overpoten, pootte over, heeft overgepoot.

Overprachtig.

Overpraten, praatte over, heeft overgepraat; ook overpraatte, heeft
overpraat.

Overprikkelen, overprikkelde, heeft overprikkeld.

Overprikkeling, V., -prikkelingen.

Overraken, raakte over, is overgeraakt.

Overreden, overreedde, heeft overreed.

Overreding, V.

Overredingskracht, V.

Overreiken, reikte over, heeft overgereikt.

Overreiking, V.

Overrekenen, rekende over, heeft overgerekend.

Overrennen, rende over, is overgerend; ook overrende, heeft overrend.

Overrijden, reed over, reden over, heeft en is overgereden; ook
overreed, overreden, heeft overreden.

Overrijp.

Overroeien, roeide over, heeft en is overgeroeid; ook overroeide
(zich), heeft (zich) overroeid.

Overroepen, riep over, heeft overgeroepen.

Overrompelen, overrompelde, heeft overrompeld.

Overrompeling, V., -rompelingen.

Overruim.

Oversausen, oversauste, heeft oversaust.

Overschaduwen, overschaduwde, heeft overschaduwd.

Overschaduwing, V.

Overschatten, overschatte, heeft overschat.

Overschatting, V.

Overschaven, schaafde over, heeft overgeschaafd.

Overschenken, schonk over, heeft overgeschonken.

Overschepen, scheepte over, heeft overgescheept.

Overscheping, V., -schepingen.

Overscheren, schoor over, schoren over, heeft overgeschoren.

Overscherp.

Overschetsen, schetste over, heeft overgeschetst.

Overschieten, schoot over, schoten over, heeft en is overgeschoten.

Overschijnen, overscheen, overschenen, heeft overschenen.

Overschilderen, schilderde over, heeft overgeschilderd; ook
overschilderde, heeft overschilderd.

Overschildering, V.

Overschitteren, overschitterde, heeft overschitterd.

Overschoen, M., -schoenen.

Overschoon, -schoone.

Overschot, O., -schotten; -schotje, O., -jes.

Overschreeuwen, overschreeuwde, heeft overschreeuwd.

Overschrijden, overschreed, overschreden, heeft overschreden.

Overschrijding, V., -schrijdingen.

Overschrijven, schreef over, schreven over, heeft overgeschreven.

Overschrijver, M., -schrijvers.

Overschrijving, V., -schrijvingen.

Overschrobben, schrobde over, heeft overgeschrobd.

Overschudden, schudde over, heeft overgeschud.

Overschuieren, schuierde over, heeft overgeschuierd.

Overschuimen, schuimde over, heeft en is overgeschuimd.

Overschuiven, schoof over, schoven over, heeft overgeschoven.

Overschuren, schuurde over, heeft overgeschuurd.

Overseinen, seinde over, heeft overgeseind.

Overseining, V.

Oversjouwen, sjouwde over, heeft overgesjouwd.

Overslaan, slaat over, sloeg over, heeft en is overgeslagen.

Overslag, M., -slagen; -slagje, O., -jes.

Oversleepen, sleepte over, heeft overgesleept.

Overslenteren, slenterde over, heeft en is overgeslenterd.

Overslibben, overslibde, heeft overslibd.

Overslibbing, V.

Overslijpen, sleep over, slepen over, heeft overgeslepen.

Overslingeren, slingerde over, heeft en is overgeslingerd.

Overslingering, V.

Oversloof, V., -slooven.

Oversluipen, sloop over, slopen over, is overgeslopen.

Oversmeden, smeedde over, heeft overgesmeed.

Oversmelten, smolt over, heeft overgesmolten.

Oversmelting, V.

Oversmeren, smeerde over, heeft overgesmeerd; ook oversmeerde,
heeft oversmeerd.

Oversmijten, smeet over, smeten over, heeft overgesmeten.

Oversneeuwen, oversneeuwde, heeft oversneeuwd.

Oversnellen, snelde over, is overgesneld.

Oversnoeien, snoeide over, heeft overgesnoeid.

Overspannen, spande over, heeft overgespannen; ook overspande,
heeft overspannen.

Overspanning, V., -spanningen.

Oversparen, spaarde over, heeft overgespaard.

Oversparing, V.

Overspatten, overspatte, heeft overspat.

Overspeelster, V., -speelsters.

Overspel, O.

Overspeler, M., -spelers.

Overspelig.

Overspijkeren, spijkerde over, heeft overgespijkerd.

Overspikkelen, overspikkelde, heeft overspikkeld.

Overspinnen, spon over, sponnen over, heeft overgesponnen; ook
overspon, oversponnen, heeft oversponnen.

Overspitten, spitte over, heeft overgespit.

Overspoeden, spoedde over, is overgespoed.

Overspoelen, spoelde over, heeft overgespoeld; ook overspoelde,
heeft overspoeld.

Oversporen, spoorde over, heeft en is overgespoord.

Overspreiden, overspreidde, heeft overspreid.

Oversprenkelen, oversprenkelde, heeft oversprenkeld.

Overspringen, sprong over, heeft en is overgesprongen; ook oversprong
(zich), heeft (zich) oversprongen.

Overstaan, staat over, stond over, heeft overgestaan.

Overstaan, O. (Ten -).

Overstag (bijw.).

Overstandig.

Overstapkaartje, O., -jes.

Overstappen, stapte over, heeft en is overgestapt; ook overstapte
(zich), heeft (zich) overstapt.

Overstapping, V.

Overste, M., oversten.

Oversteeksel, O., -steeksels.

Overstek, O., -stekken; -stekje, O., -jes.

Oversteken, stak over, staken over, heeft en is overgestoken.

Oversteking, V.

Overstelpen, overstelpte, heeft overstelpt.

Overstelping, V.

Overstemmen, stemde over, heeft overgestemd; ook overstemde, heeft
overstemd.

Overstemming, V., -stemmingen.

Overstempelen, stempelde over, heeft overgestempeld.

Overstempeling, V.

Overstijven, steef over, steven over, heeft overgesteven.

Overstoomen, stoomde over, heeft en is overgestoomd; ook overstoomde,
heeft overstoomd.

Overstoppen, stopte over, heeft overgestopt.

Overstorten, stortte over, heeft overgestort; ook overstortte,
heeft overstort.

Overstorting, V.

Overstralen, overstraalde, heeft overstraald.

Overstreng.

Overstrijden, overstreed, overstreden, heeft overstreden.

Overstrijken, streek over, streken over, heeft en is overgestreken;
ook overstreek, overstreken, heeft overstreken.

Overstrompelen, strompelde over, heeft en is overgestrompeld.

Overstrooien, overstrooide, heeft overstrooid.

Overstroomen, stroomde over, heeft overgestroomd; ook overstroomde,
heeft overstroomd.

Overstrooming, V., -stroomingen.

Overstudeeren, studeerde over, heeft overgestudeerd.

Overstuiven, stoof over, stoven over, is overgestoven; ook overstoof,
overstoven, heeft overstoven.

Oversturen, stuurde over, heeft overgestuurd.

Oversturing, V.

Overstuur.

Oversuikeren, oversuikerde, heeft oversuikerd.

Overtal, O.

Overtappen, tapte over, heeft overgetapt.

Overtapping, V.

Overteekenen, teekende over, heeft overgeteekend.

Overteekening, V.

Overtelegrapheeren, telegrapheerde over, heeft overgetelegrapheerd.

Overtellen, telde over, heeft overgeteld.

Overtelling, V., -tellingen.

Overtent, V., -tenten.

Overtillen, tilde over, heeft overgetild.

Overtimmeren, overtimmerde, heeft overtimmerd.

Overtocht, M., -tochten.

Overtogen (deelw.).

Overtollig, -tolliger, -tolligst.

Overtolligheid, V., -heden.

Overtonnen, tonde over, heeft overgetond.

Overtoom, M., -toomen.

Overtopt.

Overtreden, trad over, traden over, is overgetreden; ook overtrad,
overtraden, heeft overtreden.

Overtreder, M., -treders.

Overtreding, V., -tredingen.

Overtreedster, V., -treedsters.

Overtreffen, overtrof, overtroffen, heeft overtroffen.

Overtrek, O., -trekken; -trekje, O., -jes.

Overtrekken, trok over, trokken over, heeft en is overgetrokken;
ook overtrok, overtrokken, heeft overtrokken.

Overtreksel, O., -treksels; -trekseltje, O., -jes.

Overtroeven, overtroefde, heeft overtroefd.

Overtuigen, overtuigde, heeft overtuigd.

Overtuigend, -tuigender, -tuigendst.

Overtuiging, V., -tuigingen.

Overtuin, M., -tuinen; -tuintje, O., -jes.

Overuur, O., -uren.

Overvaart, V.

Overval (aanval), M., -vallen.

Overval (toeval), O., -vallen; -valletje, O., -jes.

Overval (sluitwerk), M., -vallen.

Overvallen, viel over, is overgevallen; ook overviel, heeft overvallen.

Overvaren, voer over, heeft en is overgevaren, ook overvoer, heeft
overvaren.

Overvegen, veegde over, heeft overgeveegd.

Oververfijnd.

Oververfijning, V.

Oververnissen, verniste over, heeft overgevernist.

Oververstandig.

Oververtellen, vertelde over, heeft oververteld.

Oververven, verfde over, heeft overgeverfd.

Oververzadigd.

Overvet, -vette.

Overvijlen, vijlde over, heeft overgevijld.

Overvlechten, vlocht over, heeft overgevlochten.

Overvleugelen, overvleugelde, heeft overvleugeld.

Overvleugeling, V.

Overvlieden, vlood over, vloden over, is overgevloden.

Overvliegen, vloog over, vlogen over, is overgevlogen.

Overvlieger, M., -vliegers; -vliegertje, O., -jes.

Overvlieten, vloot over, vloten over, is overgevloten.

Overvloed, M.

Overvloedig, -vloediger, -vloedigst.

Overvloedigheid, V.

Overvloeien, vloeide over, heeft en is overgevloeid.

Overvloeiing, V.

Overvluchten, vluchtte over, is overgevlucht.

Overvlug, -vlugge.

Overvoeden, overvoedde, heeft overvoed.

Overvoederen en Overvoeren, overvoederde, heeft overvoederd; en
overvoerde, heeft overvoerd.

Overvoeding, V.

Overvoeren (overbrengen), voerde over, heeft overgevoerd.

Overvoeren (overvoederen). Zie Overvoederen.

Overvoering, V.

Overvol, -volle.

Overvolledig.

Overvormen, vormde over, heeft overgevormd.

Overvouwen, vouwde over, heeft overgevouwen.

Overvracht, V., -vrachten.

Overvragen, vraagde over, heeft overgevraagd en vroeg over, ook
overvraagde, heeft overvraagd en overvroeg.

Overvriendelijk.

Overvruchtbaar, -bare.

Overwaaien, waaide over, is overgewaaid; ook woei over, woeien over.

Overwaarde, V.

Overwaardig.

Overwaggelen, waggelde over, is overgewaggeld.

Overwal, M.

Overwalsch.

Overwalsen, walste over, heeft overgewalst.

Overwandelen, wandelde over, heeft en is overgewandeld.

Overwarm.

Overwasemen, overwasemde, heeft overwasemd.

Overwasschen, wiesch over, wieschen over, heeft overgewasschen.

Overweek, -weeke.

Overweeken, weekte over, heeft overgeweekt.

Overweg, M., -wegen; -wegje, O., -jes.

Overweg (- kunnen).

Overwegen, woog over, wogen over, heeft overgewogen; ook overwoog,
overwogen, heeft overwogen.

Overwegend, -wegender, -wegendst.

Overweging, V., -wegingen.

Overweldigen, overweldigde, heeft overweldigd.

Overweldiger, M., -weldigers.

Overweldiging, V.

Overwelfsel, O., -welfsels.

Overwelven (ook Overwulven), overwelfde, heeft overwelfd.

Overwelving, V.

Overwerk, O.

Overwerken, werkte over, heeft overgewerkt; ook overwerkte (zich),
heeft (zich) overwerkt.

Overwerking, V.

Overwerpen, wierp over, heeft overgeworpen.

Overwicht, O.

Overwichtig.

Overwichtigheid, V.

Overwijs, -wijze.

Overwinden, wond over, heeft overgewonden.

Overwinnaar, M., -winnaars en -winnaren.

Overwinnares, V., -winnaressen.

Overwinnen, won over, wonnen over, heeft overgewonnen; ook overwon,
overwonnen, heeft overwonnen.

Overwinning, V., -winningen.

Overwinst, V., -winsten.

Overwinteren, overwinterde, heeft overwinterd.

Overwintering, V.

Overwippen, wipte over, heeft en is overgewipt.

Overwitten, witte over, heeft overgewit.

Overwonneling, M. en V., -wonnelingen. V. ook overwonnelinge.

Overwrijven, wreef over, wreven over, heeft overgewreven.

Overwulven. Zie Overwelven.

Overzaaien, zaaide over, heeft overgezaaid; ook overzaaide, heeft
overzaaid.

Overzakken, zakte over, is overgezakt.

Overzakking, V., -zakkingen.

Overzeesch.

Overzeggen, zeide over, heeft overgezegd en overgezeid.

Overzeilen, zeilde over, is overgezeild; ook overzeilde, heeft
overzeild.

Overzeiler, M., -zeilers.

Overzeiling, V., -zeilingen.

Overzenden, zond over, heeft overgezonden.

Overzender, M., -zenders.

Overzending, V., -zendingen.

Overzetster, V., -zetsters.

Overzetten, zette over, heeft overgezet.

Overzetter, M., -zetters.

Overzetting, V., -zettingen.

Overzicht, O., -zichten; -zichtje, O., -jes.

Overzieden, zood over, zoden over, heeft overgezoden.

Overzien, zag over, zagen over, heeft overgezien; ook overzag,
overzagen, heeft overzien.

Overzienbaar, -bare.

Overzijde en -zij, V.

Overzijdsch.

Overzilveren, overzilverde, heeft overzilverd.

Overzindelijk.

Overzingen, zong over, heeft overgezongen.

Overzitten, zat over, zaten over, heeft overgezeten.

Overzolderen, overzolderde, heeft overzolderd.

Overzouten, zoutte over, heeft overgezouten.

Overzuinig.

Overzulks.

Overzwaar, -zware.

Overzwalpen, overzwalpte, heeft overzwalpt.

Overzwemmen, zwom over, zwommen over, heeft en is overgezwommen.

Overzwikken, zwikte over, is overgezwikt.

Oxydatie, V., oxydatiën en oxydaties.

Oxyde, O.

Oxydeeren, oxydeerde, is geoxydeerd.

Ozon, O.

Ozonwater, O.



P


P, V., p's.

Pa. Zie Papa.

Paadje. Zie Pad, O.

Paai, M., paaien.

Paaiement, O., paaiementen.

Paaien, paaide, heeft gepaaid.

Paaiskist, V., -kisten.

Paal, M., palen. Paaltje, O., -jes.

Paalbalk, M., -balken.

Paalgeld, O., -gelden.

Paalgording, V., -gordingen.

Paalvast.

Paalwerk, O., -werken.

Paalwoning, V., -woningen.

Paalworm, M., -wormen.

Paander, V., paanders.

Paap, M., papen.

Paapje (vogeltje), O., -jes.

Paapsch.

Paapsche, M. en V., paapschen.

Paapschgezind.

Paapschgezindheid, V.

Paar, O., paren. Paartje, O., -jes.

Paard, O., paarden. Paardje, O., -jes.

Paardebek, M., -bekken.

Paardeborstel, M., -borstels.

Paardedek, O., -dekken.

Paardekleed, O., -kleeden.

Paardekop, M., -koppen.

Paardekracht (de kracht van een paard als maatstaf), V.,
-krachten. Verg. Paardenkracht.

Paardeleer en Paardenleer, O.

Paardeleeren en Paardenleeren (bnw.).

Paardelijn, V., -lijnen.

Paarden, paardde, heeft gepaard.

Paardenarts, M., -artsen.

Paardenbloem, V., -bloemen.

Paardenboer, M., -boeren.

Paardenboon, V., -boonen.

Paardendief, M., -dieven.

Paardendokter, M., -dokters.

Paardenfokker, M., -fokkers.

Paardenfokkerij, V., -fokkerijen.

Paardenhaar, O.

Paardenhals, M.

Paardenhandel, M.

Paardenharen (bnw.).

Paardenhoef, M., -hoeven.

Paardenkastanje (boom), M., (vrucht), V.

Paardenkenner, M., -kenners.

Paardenkennis, V.

Paardenknecht, M., -knechts.

Paardenkooper, M., -koopers.

Paardenkracht (kracht als van een paard), V. Verg. Paardekracht.

Paardenmarkt, V., -markten.

Paardenmest, M.

Paardenmiddel, O., -middelen.

Paardenras, O., -rassen.

Paardenslachter, M., -slachters.

Paardenslachterij, V., -slachterijen.

Paardensmid, M., -smeden.

Paardenspel, O., -spellen.

Paardenstal, M., -stallen.

Paardenstamboek, O., -boeken.

Paardenteelt, V.

Paardenvlieg, V., -vliegen.

Paardenvolk, O.

Paardenvracht, V., -vrachten.

Paardenwerk, O.

Paardenziekte, V.

Paardepoot, M., -pooten.

Paardestaart, M., -staarten.

Paardetoom, M., -toomen.

Paardetuig, O., -tuigen.

Paardevijg, V., -vijgen.

Paardevleesch en Paardenvleesch, O.

Paardevoet (voet van een paard), M., -voeten.

Paardevoet (horrelvoet), M., -voeten.

Paardrijden, O.

Paardrijder, M., -rijders.

Paardrijdster, V., -rijdsters.

Paarl. Zie Parel.

Paarlemoer en Parelmoer, O.

Paarlemoeren en Parelmoeren (bnw.).

Paars, paarser, paarst.

Paarsgewijze en -gewijs.

Paaschavond, M., -avonden.

Paaschbest, O.

Paaschbest (bijw.).

Paaschbeurt, V., -beurten.

Paaschbloem, V., -bloemen.

Paaschbrood, O., -brooden.

Paaschdag, M., -dagen.

Paaschdrie, M.

Paaschei, O., -eieren.

Paaschfeest, O., -feesten.

Paaschgezang, O., -gezangen.

Paaschkaars, V., -kaarsen.

Paaschkoek, M., -koeken.

Paaschlam, O., -lammeren.

Paaschmaandag, M.

Paaschnacht, M.

Paaschos, M., -ossen.

Paaschpreek, V., -preeken.

Paaschpronk, M.

Paaschtijd, M.

Paaschvacantie, V., -vacantiën en -vacanties.

Paaschvuur, O., -vuren.

Paaschweek, V.

Paaschzondag, M.

Paatje. Zie Papa.

Pacha en Pasja, M., pacha's en pasja's.

Pacht, V., pachten.

Pachten, pachtte, heeft gepacht.

Pachter, M., pachters.

Pachtgeld, O., -gelden.

Pachthoeve, V., -hoeven.

Pachting, V., pachtingen.

Pachtsom, V., -sommen.

Pachtspel, O.

Pachtster, V., pachtsters.

Pachttijd, M., -tijden.

Pacificatie, V., pacificatiën.

Pacifiek, pacifieker, pacifiekst.

Pad (weg), O., paden. Paadje, O., -jes.

Pad en Padde (dier), V., padden. Padje en paddetje, O., -jes.

Paddengif en -gift, O.

Paddengras, O.

Paddenstoel, M., -stoelen; -stoeltje, O., -jes.

Padvinder, M., -vinders.

Padvinderij, V.

Padvinderskostuum, O.

Paedagogie, V.

Paedagogiek, V.

Paedagogisch.

Paedagoog, M., paedagogen.

Paf, M., paffen.

Paf, paffer, pafst.

Paf (- staan, - zijn).

Paf (tusschenw.).

Paffen, pafte, heeft gepaft.

Pafferig, pafferiger, pafferigst.

Pafferigheid, V.

Paffig, paffiger, paffigst.

Paffigheid, V.

Pafzak, M. en V., -zakken.

Pagaai, V., pagaaien.

Pagaaien, pagaaide, heeft gepagaaid.

Pagadet, V., pagadetten. Pagadetje, O., -jes.

Pagadetterig.

Page (edelknaap), M., pages.

Pagina, V., pagina's.

Paginatuur, V., paginaturen.

Pagineeren, pagineerde, heeft gepagineerd.

Pagineering, V., pagineeringen.

Pagode, V., pagoden.

Pair, M., pairs.

Pairschap, O.

Pak, O., pakken. Pakje, O., -jes.

Paketboot, V., -booten.

Paketvaart, V., -vaarten.

Pakezel, M., -ezels.

Pakgaren, O.

Pakgoed, O., -goederen.

Pakjesdrager, M., -dragers.

Pakhuis, O., -huizen.

Pakhuishuur, V., -huren.

Pakhuisknecht, M., -knechts.

Pakhuismeester, M., -meesters.

Pakkage, V., pakkages.

Pakkamer, V., -kamers.

Pakken, pakte, heeft gepakt.

Pakkendrager, M., -dragers.

Pakker, M., pakkers.

Pakket, O., pakketten. Pakketje, O., -jes.

Pakketpost, V.

Pakketweger, M., -wegers.

Pakking, V.

Pakkingbus en Pakkingbos, V., -bussen (-bossen).

Pakkingzuiger, M., -zuigers.

Pakkist, V., -kisten.

Pakmand, V., -manden.

Paknaald, V., -naalden.

Pakpapier, O., -papieren.

Pakschuit, V., -schuiten.

Pakschuitdienst, M., -diensten.

Paktouw, O.

Pakwagen, M., -wagens.

Pakwerk, O., -werken.

Pakzadel, M., -zadels.

Pal, M., pallen.

Pal (bijw.).

Paladijn, M., paladijnen.

Palaeograaf, M., palaeografen.

Palaeographie, V.

Palaeontologie, V.

Palankijn, M., palankijns.

Palei, V., paleien.

Paleis, O., paleizen.

Paleiswacht, V.

Palen, paalde, heeft gepaald.

Palet (kaatstuig), V., paletten.

Palet (schilderswoord), O., paletten. Paletje, O., -jes.

Paletot, V., paletots.

Paletten, palette, heeft gepalet.

Palfrenier, M., palfreniers.

Paling (visch), M., palingen. Als stofnaam, V. Palinkje, O., -jes.

Palingtrekken, O.

Palingvel, O., -vellen.

Palissade, V., palissaden.

Palissadeeren, palissadeerde, heeft gepalissadeerd.

Palissadeering, V., palissadeeringen.

Palissander, O.

Palissanderhouten (bnw.).

Paljas, M., paljassen.

Palklamp, M., -klampen.

Palladium, O.

Pallas, M., pallassen.

Palliatief, O., palliatieven.

Palm (boom), M., palmen.

Palm (palmtak), M., palmen. Palmpje, O., -jes.

Palm (vlakke hand en lengtemaat), V., palmen. Palmpje, O., -jes

Palm (kruid), V.

Palmboom, M., -boomen; -boompje, O., -jes.

Palmen, palmde, heeft gepalmd.

Palmhout, O.

Palmhouten.

Palmiet, O.

Palmolie, V.

Palmpaasch en Palmpaschen, V., palmpaschen; palmpaaschje, O., -jes.

Palmtak, M., -takken.

Palmwijn, M.

Palmzondag, M., -zondagen.

Palster, M., palsters.

Paltrok, M., paltrokken.

Palts, V.

Pamflet, O., pamfletten. Pamfletje, O., -jes.

Pamflettist, M., pamflettisten.

Pampelen, pampelde, heeft gepampeld.

Pampernoelje, V., pampernoeljes.

Pan, V., pannen. Pannetje, O., -jes.

Panacee, V.

Panache, V., panaches.

Pand (onderpand), O., panden. Pandje, O., -jes.

Pand (rokslip), O., panden. Pandje, O., -jes.

Pandbeslag, O.

Pandecten (mv.), V.

Pandeling, M., pandelingen.

Pandelingschap, O.

Panden, pandde, heeft gepand.

Pander, M., panders.

Pandhuis, O., -huizen.

Pandhuishouder, M., -houders.

Pandhuiswet, V.

Panding, V., pandingen.

Pandjeshuis, O., -huizen.

Pandoer, M., pandoeren.

Pandoeren, pandoerde, heeft gepandoerd.

Pandrecht, O.

Pandspel, O., -spellen; -spelletje, O., -jes.

Pandverbeuren, O.

Paneel, O., paneelen. Paneeltje, O., -jes.

Paneelraam, O., -ramen.

Paneelzager, M., -zagers.

Panharing (een visch), M., -haringen. Als stofnaam, V.

Paniek, V.

Panisch.

Panje, V., panjes.

Panklaar, -klare.

Panlikker en Pannelikker, M., -likkers.

Panlikkerij, V., -likkerijen.

Pannedeksel, O., -deksels.

Pannekoek, M., -koeken; -koekje, O., -jes.

Pannenbakker, M., -bakkers.

Pannenbakkerij, V., -bakkerijen.

Pannendak, O., -daken.

Panopticum, O., panopticums.

Panorama, O., panorama's.

Panser, ook Pantser, O., pansers en pantsers.

Panslavisme, O.

Pantalon, V., pantalons.

Panter, M., panters. Pantertje, O., -jes.

Pantheïsme, O.

Pantheïst, M., pantheïsten.

Pantheon, O.

Pantoffel, V., pantoffels. Pantoffeltje, O., -jes.

Pantoffelheld, M., -helden.

Pantoffelparade, V.

Pantograaf, M., pantografen.

Pantomime, V., pantomimen en pantomimes.

Pantomimisch.

Pantomimist, M., pantomimisten.

Pantser. Zie Panser.

Pantserdek, O., -dekken.

Pantservloot, V.

Pantserfort, O., -forten.

Pantserplaat, V., -platen.

Pantserschip, O., -schepen.

Panvisch en Pannevisch, V.

Pap, V., pappen. Papje, O., -jes.

Papa en Pa, M., papa's en pa's. Papaatje en paatje, O., -jes.

Papaver, V., papavers.

Papaverstroop, V.

Papegaai, M., papegaaien. Papegaaitje, O., -jes.

Papegaaiekop, M., -koppen.

Papegaaietong, V., -tongen.

Papegaaisbek, M., -bekken.

Papegaaiskooi, V., -kooien.

Papenaad, M., -naden.

Papenbloem, V., -bloemen.

Papendom, O.

Paperassen (mv.), V.

Paperij, V.

Papeterie, V., papeterieën.

Papier, O., papieren. Papiertje, O., -jes.

Papieren (bnw.).

Papierfabriek, V., -fabrieken.

Papiermagazijn, O., -magazijnen.

Papiermaker, M., -makers.

Papiermand, V., -manden.

Papiermerk, O., -merken.

Papiermolen, M., -molens.

Papillot, V., papillotten.

Papillottenpapier, O.

Papist, M., papisten.

Papje (papegaaitje), O., -jes.

Papkind, O., -kinderen.

Paplepel, M., -lepels.

Pappen, papte, heeft gepapt.

Pappig, pappiger, pappigst.

Pappigheid, V.

Papping, V., pappingen.

Pappot, M., -potten.

Papyrus, M., papyrussen.

Paraaf, V., parafen.

Parabel, V., parabelen en parabels.

Parabolisch.

Paraboloïde, V., paraboloïden.

Parabool, V., parabolen.

Parachute, V., parachutes.

Paracleet, M.

Parade, V., parades.

Paradeeren, paradeerde, heeft geparadeerd.

Parademarsch, M., -marschen.

Paradepaard, O., -paarden.

Paradigma, O., paradigma's en paradigmata.

Paradijs, O., paradijzen. Paradijsje, O., -jes.

Paradijsappel, M., -appelen.

Paradijsgeschiedenis, V.

Paradijskostuum, O.

Paradijsvogel, M., -vogels.

Paradox, V., paradoxen.

Paradox (bnw.).

Parafeeren, parafeerde, heeft geparafeerd.

Paragraaf, V., paragrafen. Paragraafje, O., -jes.

Parallel, V., parallellen.

Parallelklasse, V., -klassen.

Parallelogram, O., parallelogrammen.

Parallelweg, M., -wegen.

Paralyseeren, paralyseerde, heeft geparalyseerd.

Paranimf, M., paranimfen.

Paraphrase, V., paraphrasen.

Parapluie en Paraplu, V., parapluies en paraplu's. Parapluutje,
O., -jes.

Paraplubak, M., -bakken.

Paraplustander, M., -standers.

Parasiet (persoon), M., (plant), V., parasieten.

Parasitisch.

Parasol, V., parasols. Parasolletje, O., -jes.

Pardel, M., pardels.

Pardoen, V., pardoens.

Pardoes (tusschenw.).

Pardon, O.

Pardonneeren, pardonneerde, heeft gepardonneerd.

Pareeren, pareerde, heeft gepareerd.

Parel en Paarl, V., parelen, parels en paarlen. Pareltje en paarltje,
O., -jes.

Parelen, parelde, heeft gepareld.

Parelgerst, V.

Parelgort, V.

Parelgras, O.

Parelgrijs.

Parelhoen, O., -hoenders.

Parelkleurig.

Parelmoer. Zie Paarlemoer.

Parelmoeren. Zie Paarlemoeren.

Parelmossel, V., -mosselen.

Pareloester, V., -oesters.

Parelsnoer, O., -snoeren.

Parelvisscher, M., -visschers.

Paren, paarde, heeft gepaard.

Parentage, V.

Parenthese, V., parenthesen.

Parfum, O., parfums.

Parfumeeren, parfumeerde, heeft geparfumeerd.

Parfumerie, V., parfumerieën.

Pari, O.

Paria, M. en V., paria's.

Parieeren, parieerde, heeft geparieerd.

Parijsch, Parijsche.

Paring, V.

Pariteit, V.

Park, O., parken.

Parket, O., parketten.

Parketvloer, M., -vloeren.

Parkiet, M., parkieten. Parkietje, O., -jes.

Parlement, O., parlementen.

Parlementair (onderhandelaar), M., parlementairs en parlementairen.

Parlementair (bnw.).

Parlementeeren, parlementeerde, heeft geparlementeerd.

Parlementsgebouw, O., -gebouwen.

Parlementslid, O., -leden.

Parlementszitting, V., -zittingen.

Parmantig, parmantiger, parmantigst.

Parmantigheid, V.

Parmezaan (iemand uit Parma), M., Parmezanen.

Parmezaan (kaas), V., parmezanen.

Parnas, M.

Parochiaan, M., parochianen.

Parochie, V., parochiën.

Parochiekerk, V., -kerken.

Parodie, V., parodieën.

Parodieeren, parodieerde, heeft geparodieerd.

Parool, O., parolen.

Part (poets, streek), V., parten. Partje, O., -jes.

Part (deel), O., parten. Partje, O., -jes.

Parterre, O.

Participant, M., participanten.

Particularist, M., particularisten.

Particulariteit, V., particulariteiten.

Particulier, particuliere.

Particulier, M., particulieren.

Particuliere, V., particulieren.

Partieel, partieele.

Partij, V., partijen. Partijtje, O., -jes.

Partijbelang, O., -belangen.

Partijdig, partijdiger, partijdigst.

Partijdigheid, V.

Partijganger, M., -gangers.

Partijgeest, M.

Partijgenoot, M., -genooten.

Partijhoofd, O., -hoofden.

Partijman, M., -mannen.

Partijschap, V., -schappen.

Partijzucht, V.

Partikel, V., partikels.

Partituur, V., partituren.

Partuur, O.

Paruik. Zie Pruik.

Parvenu, M., parvenu's.

Pas (tred, doortocht en vrijbrief), M., passen. Pasje, O., -jes.

Pas (tijdstip), O.

Pas (bijw.).

Pascha, O.

Paschen, V.

Pasganger, M., -gangers.

Pasgeboren.

Pasgeld, O.

Pasja. Zie Pacha.

Pasjes.

Paskaart, V., -kaarten; -kaartje, O., -jes.

Pasklaar.

Paskwil, O., paskwillen. Paskwilletje, O., -jes.

Paslood, O., -looden; -loodje, O., -jes.

Pasmunt, V.

Paspoort, O., paspoorten.

Passaat, M., passaten.

Passaatwind, M., -winden.

Passage, V., passages.

Passagebiljet, O., -biljetten.

Passagebureau, O., -bureau's.

Passagier, M., passagiers.

Passagieren, passagierde, heeft gepassagierd.

Passagiersgoed, O.

Passagierstrein, M., -treinen.

Passant, M., passanten.

Passantenhuis, O., -huizen.

Passeeren, passeerde, heeft en is gepasseerd.

Passelijk, -lijker, -lijkst.

Passement, O., passementen. Passementje, O., -jes.

Passementwinkel, M., -winkels.

Passen, paste, heeft gepast.

Passe-partout, M., passe-partouts.

Passer, M., passers. Passertje, O., -jes.

Passerdoos, V., -doozen.

Passie (het lijden en de lijdensweken), V.

Passie (hartstocht), V., passies en passiën.

Passiebloem, V., -bloemen.

Passief, passiever, passiefst.

Passief, O.

Passiespel, O., -spelen.

Pastei, V., pasteien. Pasteitje, O., -jes.

Pasteibakker, M., -bakkers.

Pasteikorst, V., -korsten.

Pastel (weede), V.

Pastel (kleurstift), O., pastellen.

Pastelteekening, V., -teekeningen.

Pastille, V., pastilles.

Pastinak, V., pastinaken.

Pastinakenzaad, O.

Pastoor, M., pastoors. Pastoortje, O., -jes.

Pastoraal, pastorale.

Pastoraal, V. Ook Pastorale.

Pastorie en Pastorij, V., pastorieën en pastorijen.

Pat (belegsel; klep), V. Patje, O., patjes.

Patas, V., patassen.

Patent, O., patenten. Patentje, O., -jes.

Patent, patenter, patentst.

Patentbelasting, V., -belastingen.

Patenteeren, patenteerde, heeft gepatenteerd.

Patentolie, V.

Patentplichtig.

Patentwet, V., -wetten.

Pater, M., paters. Patertje, O., -jes.

Paternoster, O., paternosters.

Pathetisch.

Pathologie, V.

Pathos, O.

Patiënt, M. en V., patiënten. V. ook patiënte. Patiëntje, O., -jes.

Patiëntie, V.

Patik (kruid), O.

Patriarch, M., patriarchen.

Patriarchaal, patriarchale.

Patriciër, M., patriciërs.

Patricisch.

Patrijs, M., patrijzen. Patrijsje, O., -jes.

Patrijshond, M., -honden.

Patrijspoort, V., -poorten.

Patrijzenei, O., -eieren.

Patrijzennest, O., -nesten.

Patrimonium, O.

Patriot, M., patriotten.

Patriotisme, O.

Patriottisch.

Patronaat, O., patronaten.

Patrones, V., patronessen.

Patroon (beschermer, heer), M., patronen en patroons.

Patroon (lading), V., patronen.

Patroon (model), O., patronen. Patroontje, O., -jes.

Patroontasch, V., -tasschen.

Patrouille, V., patrouilles.

Patrouilleeren, patrouilleerde, heeft gepatrouilleerd.

Pats, V.

Pauk, V., pauken.

Pauken, paukte, heeft gepaukt.

Paukenslager, M., -slagers.

Pauperisme, O.

Paus, M., pausen.

Paus, V. Zie Pauze.

Pausdom, O.

Pauseeren, pauseerde, heeft gepauseerd.

Pauseering, V., pauseeringen.

Pauselijk en Pauslijk.

Pausgezind.

Pausschap, O.

Pauw, M., pauwen. Pauwtje, O., -jes.

Pauwenei, O., -eieren.

Pauwestaart, M., -staarten.

Pauweveer, V., -veeren; -veertje, O., -jes.

Pauwin, V., pauwinnen.

Pauze en Paus, V., pauzen.

Paviljoen, O., paviljoenen. Paviljoentje, O., -jes.

Peauter. Zie Piauter.

Pecco, V.

Pecunieel, pecunieele.

Pedaal, O., pedalen.

Pedaalharp, V., -harpen.

Pedant, M., pedanten. Pedantje, O., -jes.

Pedant, pedanter, pedantst.

Pedanterie, V., pedanterieën.

Pedel, M., pedels en pedellen.

Pedelskamer, V., -kamers.

Pedestal, O., pedestallen. Pedestalletje, O., -jes.

Peel (haarband), V., pelen.

Peel (moerassig land), V., pelen.

Peen, V., penen. Peentje, O., -jes.

Peengras, O.

Peer (vrucht), V., (boom), M., peren. Peertje, O., -jes.

Peervormig.

Pees, V., pezen. Peesje, O., -jes.

Peet, M. en V., peten. Peetje, O., -jes.

Peetoom, M., -ooms.

Peetschap, O.

Peettante, V., -tantes.

Pegel, M., pegels. Pegeltje, O., -jes.

Pegelen, pegelde, heeft gepegeld.

Peil, O., peilen. Peiltje, O., -jes.

Peilen, peilde, heeft gepeild.

Peiler, M., peilers.

Peilglas, O., -glazen.

Peiling, V., peilingen.

Peilketting, M., -kettingen.

Peillood, O., -looden.

Peilmaling, V., -malingen.

Peilschaal, V., -schalen.

Peilstok, M., -stokken.

Peinzen, peinsde, heeft gepeinsd.

Peis, V.

Pek en Pik, O.

Pekel (zilt vocht), V.,; (zeewater), O.

Pekelen, pekelde, heeft gepekeld.

Pekelharing (een visch), M., -haringen. Als stofnaam, V.

Pekelwagen, M., -wagens.

Pekelzonde, V., -zonden.

Pekken (ook Pikken), pekte, heeft gepekt.

Pekkrans, M., -kransen.

Pekton, V., -tonnen.

Pel, V., pellen.

Pelen, peelde, heeft gepeeld.

Pelerine, V., pelerines.

Pelerwt, V., -erwten.

Pelgrim, M., pelgrims.

Pelgrimage, V., pelgrimages.

Pelgrimsgewaad, O., -gewaden.

Pelgrimshoed, M., -hoeden.

Pelgrimskleed, O., -kleederen.

Pelgrimsmantel, M., -mantels.

Pelgrimsreis, V., -reizen.

Pelgrimsstaf, M., -staven.

Pelgrimstasch, V., -tasschen.

Pelgrimstocht, M., -tochten.

Pelikaan, M., pelikanen. Pelikaantje, O., -jes.

Pelikaanskrop, M., -kroppen.

Pellen, pelde, heeft gepeld.

Pellen, O., pellens.

Pellengoed, O.

Pelmolen, M., -molens.

Peloton, O., pelotons.

Pelotonsvuur, O.

Pels, M., pelzen. Pelsje, O., -jes.

Pelsjas, V., -jassen.

Pelsmuts, V., -mutsen.

Pelswerk, O.

Pelterij, V., pelterijen.

Peluche, O. Zie Pluche.

Peluw. Zie Peuluw.

Pen (schrijfpen), V., pennen. Pennetje, O., -jes.

Pen (houten nagel), V., pennen. Pennetje, O., -jes.

Penant, O., penanten.

Penantkast, V., -kasten.

Penantspiegel, M., -spiegels.

Pendant, O., pendanten. Pendantje, O., -jes.

Pendule, V., pendules.

Penibel, penibeler, penibelst.

Pennekunst, V., -kunsten.

Pennelikker, M., -likkers.

Pennemes, O., -messen; -mesje, O., -jes.

Pennen, pende, heeft gepend.

Pennenbak, M., -bakken.

Pennenhouder en Pennehouder, M., -houders.

Pennenkoker, M., -kokers.

Penner, M., penners.

Penneschacht, V., -schachten.

Pennestreek, V., -streken.

Pennestrijd, M.

Pennevrucht, V., -vruchten.

Penning, M., penningen. Penninkje, penningsken, penningske, penninksken
en penninkske, O., -jes, -kens en -kes.

Penningkabinet, O., -kabinetten.

Penningkruid, O.

Penningkunde, V.

Penningmeester, M., -meesters.

Pens, V., pensen. Pensje, O., -jes.

Penseel, O., penseelen. Penseeltje, O., -jes.

Penseelen, penseelde, heeft gepenseeld.

Penseeltrek, M., -trekken.

Pensioen, O., pensioenen. Pensioentje, O., -jes.

Pensioenfonds, O., -fondsen.

Pensioenkas, V., -kassen.

Pensioenverzekering, V.

Pensioenwet, V., -wetten.

Pensionaat, O., pensionaten.

Pensionaris, M., pensionarissen.

Pensionnaire, M. en V., pensionnaires.

Pensionneeren, pensionneerde, heeft gepensionneerd.

Pentameter, M., pentameters.

Pentateuch, M.

Penteekening, V., -teekeningen.

Penterhaak, M., -haken.

Pentertalie, V., -talies.

Peper, V.

Peperbus, V., -bussen.

Peperduur.

Peperen, peperde, heeft gepeperd.

Peperhuisje, O., -huisjes.

Peperkoek, M., -koeken. Als stofnaam, V.

Pepermunt en Peperment, V. Pepermuntje en pepermentje, O., -jes.

Pepermuntdoosje, O., -doosjes.

Pepermuntolie, V.

Pepermuntwater, O.

Pepernoot en Peperneut, V., -noten en -neuten; -nootje en -neutje,
O., -jes.

Pepertuin, M., -tuinen.

Pepsine, V.

Pepton, O.

Perceel, O., perceelen. Perceeltje, O., -jes.

Perceelsgewijze en perceelsgewijs.

Percent, O., percenten. Percentje, O., -jes. Verg. Procent.

Percentsgewijze.

Porcussiegeweer, O., -geweren.

Percussieslot, O., -sloten.

Pereboom, M., -boomen; -boompje, O., -jes.

Perenmoes, O.

Pereschil, V., -schillen.

Perfect, perfecter, perfectst.

Perfectie, V.

Perforeeren, perforeerde, heeft geperforeerd.

Periculeus, -euze.

Perikel, O., perikels en perikelen.

Periode, V., perioden.

Periodenbouw, M.

Periodiciteit, V.

Periodiek, periodieke.

Peripatetisch.

Periphrase, V., periphrasen.

Perk, O., perken. Perkje, O., -jes.

Perkament, O., perkamenten.

Perkamenten en Perkementen (bnw.).

Perkamentpapier, O.

Perkenier, M., perkeniers.

Permanent.

Permissie, V.

Permitteeren, permitteerde, heeft gepermitteerd.

Permutatie, V., permutaties en permutatiën.

Perpetueel, -eele.

Perron, O., perrons.

Perronkaart, V., -kaarten; -kaartje, O., -jes.

Pers, V., persen. Persje, O., -jes.

Persbureau, O., -bureau's.

Perscongres, O., -congressen.

Persdelict, O., -delicten.

Persen, perste, heeft geperst.

Perser, M., persers.

Persico, V.

Persiflage, V., persiflages.

Persifleeren, persifleerde, heeft gepersifleerd.

Persijzer, O., -ijzers.

Persing, V., persingen.

Persisteeren, persisteerde, heeft gepersisteerd.

Persklaar, -klare.

Persloon, O., -loonen.

Personage, V. en O., personages.

Personaliteit, V., personaliteiten.

Personeel, personeele.

Personeel, O.

Personentrein, M., -treinen.

Personenverkeer, O.

Personificatie, V., personificatiën en personificaties.

Persoon, M. en V., personen. Persoontje, O., -jes.

Persoonlijk.

Persoonlijkheid, V., -heden.

Persoonsverbeelding, V., -verbeeldingen.

Persoonsverwisseling, V., -verwisselingen.

Persoverzicht, O., -overzichten.

Perspectief (doorzichtkunde), V.

Perspectief (vergezicht, vooruitzicht), O., perspectieven.

Perspomp, V., -pompen.

Persrevisie, V., -revisies.

Pertinent.

Perversiteit, V.

Perzik (vrucht), V., (boom); M., perziken. Perzikje, O., -jes.

Perzikeboom en Perzikboom, M., -boomen. Perzikboompje, O.,
-jes.

Perzikepit, V., -pitten.

Pessimisme, O.

Pessimist, M., pessimisten.

Pest, V., pesten.

Pestbuil, V., -builen.

Pesthol, O., -holen.

Pesthuis, O., -huizen.

Pestilentie, V., pestilentiën.

Pestkoorts, V., -koortsen.

Pestlijder, M., -lijders.

Pestlucht, V.

Pestziekte, V., -ziekten.

Pet, V., petten. Petje, O., -jes.

Petegift, V., -giften.

Petekind, O., -kinderen; -kindje, O., -jes.

Petemoei, V., -moeien.

Peter, M., peters.

Peterschap, O.

Peterselie en Pieterselie, V.

Peterseliesaus, V.

Petitie, V., petitiën en petities.

Petitionneeren, petitionneerde, heeft gepetitionneerd.

Petitionnement, O., petitionnementen.

Petroleum, V.

Petroleumbron, V., -bronnen.

Petroleumkachel, V., -kachels; -kacheltje, O., -jes.

Petroleumlamp, V., -lampen.

Petroleummotor, M., -motoren en -motors.

Petroleumtoestel, O., -toestellen.

Petroleumvat, O., -vaten.

Pettengoed, O.

Pettenmaker, M., -makers.

Pettenwinkel, M., -winkels.

Peueraar, M., peueraars.

Peueren, peuerde, heeft gepeuerd.

Peukel. Zie Pukkel.

Peul (vrucht), V., peulen. Peultje, O., -jes.

Peul (peuluw), V., peulen.

Peuluw, ook Peluw, V., peuluwen.

Peuren, peurde, heeft gepeurd.

Peuter (gereedschap), M., peuters.

Peuter (persoon), M., peuters.

Peuteraar, M., peuteraars.

Peuteren, peuterde, heeft gepeuterd.

Peuterig.

Peuterwerk, O.; -werkje, O., -jes.

Peuzel, V., peuzels. Peuzeltje; O., -jes.

Peuzelen, peuzelde, heeft gepeuzeld.

Peuzelwerk, O.; -werkje, O., -jes.

Pezerik, M., pezeriken.

Phaenomenaal.

Phaëton, M., phaëtons.

Phalanx, V., phalanxen.

Phantaseeren, phantaseerde, heeft gephantaseerd.

Phantasie, V., phantasieën.

Phantasiehoed, M., -hoeden. Zie ook Fantasiehoed.

Phantasmagorie, V., phantasmagorieën.

Phantast, M., phantasten.

Phantastisch.

Pharmacopoea, V.

Phase, V., phasen en phases.

Philanthroop, M., philanthropen.

Philanthropie, V.

Philanthropisch.

Philologencongres, O., -congressen.

Philologie, V.

Philoloog, M., philologen.

Philosoof, M., philosofen.

Philosopheeren, philosopheerde, heeft gephilosopheerd.

Philosophie, V.

Philosophisch.

Phoenix. Zie Fenix.

Phonetiek, V.

Phonograaf, M., phonografen.

Phosphorus, M.

Photograaf, M., photografen.

Photogram, O., photogrammen.

Photographeeren, photographeerde, heeft gephotographeerd.

Photographie, V., photographieën. Photographietje, O., -jes.

Photographie-artikelen (mv.), O.

Photographiestander, M., -standers; -standertje, O., -jes.

Photographietoestel, O., -toestellen.

Photographisch.

Photogravure, V., -gravures.

Phrase, V., phrasen en phrases.

Phraseologie, V.

Physica, V.

Physiek, physieke.

Physiek, O.

Physiologie, V.

Physioloog, M., physiologen.

Physionomie, V., physionomieën.

Physisch.

Pianino, V., pianino's.

Pianist, M., pianisten.

Piano, V., piano's.

Piano, bijw. (- aan).

Pianoconcert, O., -concerten.

Piano-forte, V., piano-fortes.

Pianoklasse, V., -klassen.

Pianoles, V., -lessen.

Pianomeester, M., -meesters.

Pianomuziek, V.

Piano-orgel, O., -orgels.

Pias, M., piassen. Piasje, O., -jes.

Piasserig, piasseriger, piasserigst.

Piaster, M., piasters.

Piauter, ook Peauter, O.

Piefpafpoef (tusschenw.).

Piek, V., pieken. Piekje, O., -jes.

Piekeren. Zie Pikeren.

Piekeval, O., piekevallen.

Pienter. Zie Pinter.

Piepen, piepte, heeft gepiept.

Pieperig, pieperiger, pieperigst.

Piepjong.

Piepkuiken, O., -kuikens.

Pier, V., pieren. Piertje, O., -jes.

Pieren, pierde, heeft gepierd.

Pierenverschrikkertje, O., -jes.

Pierewaaien, pierewaaide, heeft gepierewaaid.

Pierewaaier, M., pierewaaiers.

Piesen. Zie Pissen.

Piet, M., pieten.

Piëteit, V.

Pieterig, pieteriger, pieterigst.

Pieterman (visch). Als voorwerpsnaam, M., pietermans. Als stofnaam,
V. Pietermannetje, O., -jes.

Pieterselie. Zie Peterselie.

Pieterspenning, M.

Piëtisme, O.

Piëtist, M., piëtisten.

Piëtisterij, V.

Pietje (munt), O., -jes.

Pietlut, M. en V., pietlutten.

Pietluttig, pietluttiger, pietluttigst.

Pieus, pieuzer, pieust.

Pigment, O.

Pij, V., pijen. Pijtje, O., -jes.

Pijjekker, M. pijjekkers. Pijjekkertje, O., -jes.

Pijl, M., pijlen. Pijltje, O., -jes.

Pijler, M., pijlers.

Pijlkruid, O.

Pijlsnel, -snelle.

Pijlstaart, M., -staarten.

Pijn (pijnboom), M., pijnen.

Pijn (smart), V., pijnen.

Pijnappel, M., -appels.

Pijnbank, V., -banken.

Pijnboom, M., -boomen.

Pijne, V. (de - waard).

Pijnen, pijnde, heeft gepijnd.

Pijnigen, pijnigde, heeft gepijnigd.

Pijniging, V., pijnigingen.

Pijnlijk, -lijker, -lijkst.

Pijnlijkheid, V., -heden.

Pijnstillend.

Pijp V., pijpen. Pijpje, O., -jes.

Pijpaarde, V.

Pijpedop, M., -doppen; -dopje, O., -jes.

Pijpekop, M., -koppen.

Pijpen (op eene fluit spelen), peep, pepen, heeft gepepen.

Pijpen (eene pijp rooken), pijpte, heeft gepijpt.

Pijpenbakker, M., -bakkers.

Pijpenboor, V., -boren.

Pijpenfabriek, V., -fabrieken.

Pijpenlade, V., -laden.

Pijpenmand, V., -manden; -mandje, O., -jes.

Pijpenrek, O., -rekken; -rekje, O., -jes.

Pijpepeuter, M., -peuters.

Pijper, M., pijpers.

Pijperoer, O., -roeren.

Pijpesteel, M., -stelen.

Pijphout, O.

Pijpkaneel, V.

Pijpleider, M., -leiders.

Pijpwerk, O., -werken.

Pijpzwavel, V.

Pik (haat, wrok), M.

Pik, O. Zie Pek.

Pikant, pikanter, pikantst.

Pikanterie, V., pikanterieën.

Pikbroek, M., -broeken.

Pikdonker.

Pikdraad (voorwerp), M., -draden; (stof), O.

Pikeeren, pikeerde, heeft gepikeerd.

Pikeren en Piekeren, pikerde (piekerde), heeft gepikerd (gepiekerd).

Piket, O., piketten.

Piketpaal, M., -palen.

Piketspel, O.

Piketten, pikette, heeft gepiket.

Pikeur, M., pikeurs.

Pikhaak, M., -haken.

Pikken (bijten), pikte, heeft gepikt.

Pikken (pekken), pikte, heeft gepikt.

Piklat, V., -latten.

Pikol, O., pikols.

Pikzwart.

Pil, V., pillen. Pilletje, O., -jes.

Pilaar, M., pilaren. Pilaartje, O., -jes.

Pilaarbijter, M., -bijters.

Pilaster, M., pilasters.

Pillegift, V., -giften.

Pillendoos, V., -doozen; -doosje, O., -jes.

Pillendraaier, M., -draaiers.

Piloot, M., piloten.

Piment, O.

Pimpel, M., pimpels. Pimpeltje, O., -jes.

Pimpelaar, M., pimpelaars.

Pimpelen, pimpelde, heeft gepimpeld.

Pimpelmees, V., -meezen; -meesje, O., -jes.

Pimpelpaars, -paarse.

Pimpernel, V., pimpernellen.

Pimpernoot, V., pimpernoten. Pimpernootje, O., -jes.

Pin (ijzeren nagel), V., pinnen. Pinnetje, O., -jes.

Pinacotheek, V., pinacotheken.

Pinas, V., pinassen.

Pince-nez, M., pince-nez's.

Pincet, O., pincetten. Pincetje, O., -jes.

Pingel, V., pingelen.

Pingelaar, M., pingelaars.

Pingelen, pingelde, heeft gepingeld.

Pink (vinger), M., pinken. Pinkje, O., -jes.

Pink (jong rund), M. en V., pinken. Pinkje, O., -jes.

Pink (vaartuig), V., pinken. Pinkje, O., -jes.

Pinken, pinkte, heeft gepinkt.

Pinker, M., pinkers.

Pinkoogen, pinkoogde, heeft gepinkoogd.

Pinkster en Pinksteren, V.

Pinksterbloem, V., -bloemen.

Pinksterdag, M., -dagen.

Pinksterfeest, O.

Pinksternakel, V., pinksternakels.

Pinkstervuur, O.

Pinksterweek, V.

Pinkstier, M., -stieren.

Pinsbek, ook Spinsbek, O.

Pinsbekken en Spinsbekken (bnw.).

Pint, V., pinten. Pintje, O., -jes.

Pinter, V., pinters.

Pinter en Pienter, pinterder (pienterder), pinterst (pienterst).

Pioen (roos), V., pioenen.

Pioenroos, V., -rozen.

Pion (in 't schaakspel), M., pions.

Pionier, M., pioniers.

Piot, M., piotten.

Pip, V.

Pipet, V., pipetten. Pipetje, O., -jes.

Pippeling, M., pippelingen. Pippelinkje, O., -jes.

Pipsch, pipscher, meest pipsch.

Piramidaal en Pyramidaal, piramidale en pyramidale.

Piramide en Pyramide, V., piramiden en pyramiden.

Pis, V.

Pisang, V., pisangs.

Pisbak, M., -bakken.

Pisblaas, V., -blazen.

Pisbroek, M., -broeken.

Pispot, M., -potten.

Pissebed (insect), V., pissebedden. Pissebedje, O., -jes.

Pissebed (van een klein kind), M. en V., pissebedden.

Pissen, ook Piesen, piste, heeft gepist.

Pistache, V., pistaches.

Piston, M., pistons.

Pistool (munt), V., pistolen.

Pistool (schietgeweer), V. en O., pistolen. Pistooltje, O., -jes.

Pistoolschot, O., -schoten.

Pit (van eene lamp), V., pitten. Pitje, O. -jes.

Pit (kern), V., pitten. Pitje, O., -jes.

Pit (merg), O.

Pitoor, ook Putoor, M., pitoren en putoren.

Pitsjaar, M., pitsjaren.

Pitsjaarsvlag, V., -vlaggen.

Pitsjaren, pitsjaarde, heeft gepitsjaard.

Pittig, pittiger, pittigst.

Pittigheid, V.

Pittoresk.

Plaag, V., plagen. Plaagje, O., -jes.

Plaaggeest, M. en V., -geesten.

Plaagster, V., plaagsters.

Plaagziek, -zieker, -ziekst.

Plaagzucht, V.

Plaat, V., platen. Plaatje, O., -jes.

Plaatdruk, M.

Plaatdrukken, O.

Plaatdrukker, M., -drukkers.

Plaathandel, M.

Plaatijzer, O.

Plaatkoek, M., -koeken.

Plaats, V., plaatsen. Plaatsje, O., -jes.

Plaatsbeschrijving, V., -beschrijvingen.

Plaatsbespreking, V.

Plaatsbewaarder, M., -bewaarders.

Plaatsbriefje, O., -briefjes.

Plaatsbureau, O., -bureau's.

Plaatscommandant, M., -commandanten.

Plaatselijk.

Plaatsen, plaatste, heeft geplaatst.

Plaatsgebrek, O.

Plaatsing, V., plaatsingen.

Plaatskaart, V., -kaarten; -kaartje, O., -jes.

Plaatsnijden, O.

Plaatsnijder, M., -snijders.

Plaatsopneming, V., -opnemingen.

Plaatsruimte, V.

Plaatsvervangend.

Plaatsvervanger, M., -vervangers.

Plaatsvervanging, V.

Plaatwerk, O., -werken.

Placet, O.

Pladijs en Pladdijs, V., pladijzen en pladdijzen. Pladijsje en
pladdijsje, O., -jes.

Plafond, O., plafonds. Plafonnetje, O., -jes.

Plafond-rozet, V., -rozetten.

Plafonneeren, plafonneerde, heeft geplafonneerd.

Plag en Plagge, V., plaggen.

Plagen, plaagde, heeft geplaagd.

Plager, M., plagers.

Plagerij, V., plagerijen. Plagerijtje, O., -jes.

Plaggensteker, M., -stekers.

Plagiaat, O., plagiaten.

Plagiaris, M., plagiarissen.

Plaid, V., plaids.

Plak, V., plakken. Plakje, O., -jes.

Plakboek, O., -boeken.

Plakbord, O., -borden.

Plakbriefje, O., -jes.

Plakkaat, O., plakkaten.

Plakkaatboek, O., -boeken.

Plakken, plakte, heeft geplakt.

Plakker, M., plakkers.

Plakkerig, plakkeriger, plakkerigst.

Plakplaat, V., -platen; -plaatje, O., -jes.

Plaktafel, V., -tafels.

Plakwerk, O.

Plakzegel, O., -zegels.

Plammoten, plammootte, heeft geplammoot.

Plamuren, plamuurde, heeft geplamuurd.

Plamuur, O.

Plamuursel, O.

Plan, O., plannen en plans. Plannetje, O., -jes.

Planeeren, planeerde, heeft geplaneerd.

Planeerhamer, M., -hamers.

Planeet, V., planeten.

Planetenstelsel, O.

Planimetrie, V.

Plank, V., planken. Plankje, O., -jes.

Plankenloods, V., -loodsen.

Plankenschuur, V., -schuren.

Plankenvloer, M., -vloeren.

Planket, O., planketten.

Planketsel, O., planketsels.

Plankier, O., plankieren. Plankiertje, O., -jes.

Plannenmaker, M., -makers.

Plant, V., planten. Plantje, O., -jes.

Plantaardig.

Plantage, V., plantages.

Planten, plantte, heeft geplant.

Plantenbeschrijving, V., -beschrijvingen.

Plantenboek, O., -boeken.

Plantenboter, V.

Plantenbus, V., -bussen; -busje, O., -jes.

Plantengif, O.

Plantengroei, M.

Plantenkenner, M., -kenners.

Plantenkennis, V.

Plantenkunde en Plantkunde, V.

Plantenleer, V.

Plantenleven, O.

Plantenrijk, O.

Plantentuin, M., -tuinen.

Plantenzuur, O., -zuren.

Planter, M., planters.

Planterij, V., planterijen.

Planting, V., plantingen.

Plantsoen, O., plantsoenen. Plantsoentje, O., -jes.

Plapperen, plapperde, heeft geplapperd.

Plas, M., plassen. Plasje, O., -jes.

Plasdankje, O., -jes.

Plasregen, M., -regens.

Plasregenen, plasregende, heeft geplasregend.

Plassen, plaste, heeft geplast.

Plastiek, V.

Plastisch.

Plastron, O., plastrons.

Plat, O., platten. Platje, O., -jes.

Plat, platter, platst.

Plataan, M., platanen.

Platbek, M., -bekken.

Platboomde.

Plateau, O., plateau's.

Plateel, O., plateelen.

Plateelbakker, M., -bakkers.

Platheid, V., -heden.

Platina, O.

Platinadraad (voorwerp), M., -draden; (stof), O.

Platinaspons. V., -sponsen.

Plating, V., platingen.

Platje, O., -jes.

Platlood, O.

Platluis, V., -luizen.

Platneus, M. en V., -neuzen.

Platonisch.

Platschieten, schoot plat, schoten plat, heeft platgeschoten.

Platslaan, slaat plat, sloeg plat, heeft platgeslagen.

Platte-driehoeksmeting, V.

Plattegrond, M., -gronden.

Platteland, O.

Plattelandicus, M., plattelandici. Ook Platlandicus.

Plattelandsheelmeester, M., -heelmeesters.

Platten, platte, heeft geplat.

Platting (scheepsw.), V., plattings.

Plattrappen, trapte plat, heeft platgetrapt.

Platvoet, M. en V., -voeten.

Platvoet (scheepsw.), M.

Platvoeten, platvoette, heeft geplatvoet.

Platvoetwacht, V.

Platzak.

Platzetten, zette plat, heeft platgezet.

Plausibel, plausibeler, plausibelst.

Plavei, V., plaveien. Plaveitje, O., -jes.

Plaveien, plaveide, heeft geplaveid.

Plaveiing, V., plaveiingen.

Plaveisel, O., plaveisels.

Plavuis, V., plavuizen.

Plebejer, M., plebejers.

Plebejisch.

Plebs, O.

Plecht, V., plechten.

Plechtanker, O., -ankers.

Plechtgewaad, O., -gewaden.

Plechtig, plechtiger, plechtigst.

Plechtigheid, V., -heden.

Plechtstatig, -statiger, -statigst.

Plechtstatigheid, V.

Plee. Zie Pleti.

Pleebril, M., -brillen.

Pleegbroeder, M., -broeders.

Pleegdochter, V., -dochters.

Pleegkind, O., -kinderen.

Pleegmoeder, V., -moeders.

Pleegouders (mv.), M.

Pleegvader, M., -vaders.

Pleegzoon, M., -zoons en -zonen.

Pleegzuster, V., -zusters.

Pleepapier, O.

Pleeraampje, O., -raampjes.

Pleet, O.

Plegen (gewoon zijn), placht, plachten.

Plegen (bedrijven), pleegde, heeft gepleegd.

Plei, V., pleien.

Pleidooi, O., pleidooien.

Plein, O., pleinen. Pleintje, O., -jes.

Pleinvrees, V.

Pleister (heelmiddel), V., pleisters. Pleistertje, O., -jes.

Pleister (gips), O.

Pleisteraar, M., pleisteraars.

Pleisterafgietsel, O., -afgietsels.

Pleisterbeeld, O., -beelden.

Pleisteren (gipsen), pleisterde, heeft gepleisterd.

Pleisteren (vertoeven), pleisterde, heeft gepleisterd.

Pleistering, V., pleisteringen.

Pleisterkalk, V.

Pleisterornament, O., -ornamenten.

Pleisterplaats, V., -plaatsen.

Pleisterwerk, O.

Pleit (vaartuig), V., pleiten.

Pleit (rechtsgeding), O.

Pleitbezorger, M., -bezorgers.

Pleiten, pleitte, heeft gepleit.

Pleiter, M., pleiters.

Pleitkunst, V.

Pleitrede, V., -redenen.

Pleitzaal, V., -zalen.

Pleizier en Plezier, O., pleizieren. Pleiziertje, O., -jes.

Pleizierboot, V., -booten.

Pleizieren, pleizierde, heeft gepleizierd.

Pleizierig, pleizieriger, pleizierigst.

Pleiziermaker, M., -makers.

Pleizierreis, V., -reizen.

Pleiziertochtje, O., -jes.

Pleiziertrein, M., -treinen.

Pleiziervaartuig, O., -vaartuigen.

Plek, V., plekken. Plekje, O., -jes.

Plemp, V., plempen. Plempje, O., -jes.

Plempen, plempte, heeft geplempt.

Plengen, plengde, heeft geplengd.

Plenging, V., plengingen.

Plengoffer, O., -offers.

Plenipotentiaris, M., -arissen.

Pleonasme, O., pleonasmen.

Pleonastisch.

Pletbord, O., -borden.

Pleten (bnw.).

Plethamer, M., -hamers.

Pleti, V., pleti's. Ook Plee, V., plee's.

Pletipapier en Pleepapier, O.

Pletiruimer, M., -ruimers.

Pletmolen, M., -molens.

Pletpers, V., -persen.

Pletrol, V., -rollen.

Pletten, plette, heeft geplet.

Pletter, M., pletters.

Pletter, M. (Te -).

Pletteren, pletterde, heeft gepletterd.

Pletterij, V., pletterijen.

Pletwerk, O.

Pleuris, V., pleurissen.

Plicht, M., plichten.

Plichtbesef en Plichtsbesef, O.

Plichtmatig, -matiger, -matigst.

Plichtpleging, V., -plegingen.

Plichtsbetrachting, V.

Plichtshalve.

Plichtvergeten.

Plichtverzuim, O.

Plint, V., plinten. Plintje, O., -jes.

Ploeg (landbouwwerktuig), M., ploegen. Ploegje, O., -jes.

Ploeg (ploegschaaf), V., ploegen.

Ploeg (aantal werklieden), V., ploegen.

Ploegbaas, M., -bazen.

Ploegboom, M., -boomen.

Ploegen, ploegde, heeft geploegd.

Ploegenstelsel, O.

Ploeger, M., ploegers.

Ploeghout, O., -houten.

Ploegijzer, O., -ijzers.

Ploeging, V., ploegingen.

Ploegos, M., -ossen.

Ploegschaar, V., -scharen.

Ploegstaart, M., -staarten.

Ploert, M., ploerten. Ploertje, O., -jes.

Ploertendom, O.

Ploertendooder, M., -dooders.

Ploertenstreek, M., -streken.

Ploerterij, V., ploerterijen.

Ploertig, ploertiger, ploertigst.

Ploertigheid, V., -heden.

Ploeteraar, M., ploeteraars.

Ploeteraarster, V., ploeteraarsters.

Ploeteren, ploeterde, heeft geploeterd.

Plof, M., ploffen.

Plof (tusschenw.).

Ploffen, plofte, heeft en is geploft.

Plok, M., plokken. Plokje, O., -jes.

Plokgeld, O.

Plokpenning, M., -penningen.

Plombeeren, plombeerde, heeft geplombeerd.

Plombeersel, O., plombeersels.

Plombière, V., plombières.

Plomp, M., plompen. Plompje, O., -jes.

Plomp, plomper, plompst.

Plomp (tusschenw.).

Plompaard, M., plompaards.

Plompeblad, O., -bladen, -bladeren en -blaren.

Plompen, plompte, heeft en is geplompt.

Plomperd, M., plomperds.

Plompheid, V., -heden.

Plompverloren.

Plonderen. Zie Plunderen.

Plonzen, plonsde, heeft en is geplonsd.

Plooi, V., plooien. Plooitje, O., -jes.

Plooibaar, -baarder, -baarst.

Plooibaarheid, V.

Plooibout, M., -bouten.

Plooien, plooide, heeft geplooid.

Plooier, M., plooiers.

Plooierij, V., plooierijen.

Plooiing, V., plooiingen.

Plooischaar, V., -scharen.

Plooisel, O., plooisels.

Ploten, plootte, heeft geploot.

Ploter, M., ploters.

Ploterij, V., ploterijen.

Plots (tusschenw. en bijw.).

Plotseling.

Plotsen, plotste, heeft en is geplotst.

Pluche, O. Zie ook Peluche.

Plug (ploert), M., pluggen.

Plug (stop), V., pluggen. Plugje, O., -jes.

Pluim, V., pluimen. Pluimpje, O., -jes.

Pluimachtig.

Pluimage, V., pluimages.

Pluimen, pluimde, heeft gepluimd.

Pluimgedierte, O.

Pluimgraaf, M., -graven.

Pluimstaart, M., -staarten.

Pluimstrijken, pluimstrijkte, heeft gepluimstrijkt.

Pluimstrijker, M., -strijkers.

Pluimstrijkerij, V., -strijkerijen.

Pluis, V., pluizen. Pluisje, O., -jes.

Pluis (werk), O.

Pluis (bnw.).

Pluistouw, O., -touwen.

Pluiswerk, O.

Pluizen (rafelen, plukken), ploos, plozen, heeft geplozen.

Pluizen (pluizen afgeven), pluisde, heeft gepluisd.

Pluizer, M., pluizers.

Pluizerig, pluizeriger, pluizerigst.

Pluizerij, V.

Pluizig, pluiziger, pluizigst.

Pluk, M.

Plukhaak, M., -haken.

Plukharen, plukhaarde, heeft geplukhaard.

Plukken, plukte, heeft geplukt.

Plukker, M., plukkers.

Plukmand, V., -manden.

Pluksel, O., pluksels.

Plukselmaken, O.

Pluktijd, M.

Plumpudding, M., -puddings.

Plunderaar, M., plunderaars.

Plunderen en Plonderen, plunderde (plonderde), heeft geplunderd
(geplunderd).

Plundering, V., plunderingen.

Plunderziek, -zieker, -ziekst.

Plunje, V.

Pluralis, M.

Plus.

Plusminus.

Plutocratie, V.

Pluvier, V., pluvieren. Pluviertje. O., -jes.

Pneumatisch.

Pneumonie, V.

Pochel, M., pochels. Pocheltje, O., -jes.

Pochen, pochte, heeft gepocht.

Pocher, M., pochers.

Pocherij, V., pocherijen.

Pochhans, M., -hanzen; -hansje, O., -jes.

Pochhanzerij, V., -hanzerijen.

Podagra, O.

Podagreus, podagreuzer.

Podagrist, M., podagristen.

Podding en Pudding, M., poddingen. Poddinkje, O., -jes.

Poddingtrommel, V., -trommels.

Poddingvorm, M., -vormen; -vormpje, O., -jes.

Poddingzak, M., -zakken.

Poedel, M., poedels. Poedeltje, O., -jes.

Poeder en Poeier (stof), O.; (fijngestampt geneesmiddel), V., poeders
en poeiers. Poedertje en poeiertje, O., -jes.

Poederchocolade, V.

Poederen en Poeieren, poederde, heeft gepoederd.

Poedermantel, M., -mantels.

Poëet, M., poëten. Poëetje, O., -jes.

Poef (tusschenw.).

Poeha. Ook Poehaai.

Poehaan, M., -hanen.

Poeierdoos, V., -doozen; -doosje, O., -jes.

Poeierig, poeieriger, poeierigst.

Poel, M., poelen. Poeltje, O., -jes.

Poelepetaat, M., poelepetaten.

Poelet, O.

Poelier, M., poeliers.

Poelje, V., poeljes en poeljen.

Poelsnip, V., -snippen.

Poen, M., poenen.

Poenig, poeniger, poenigst.

Poenitent, M., poenitenten.

Poep, M., poepen. Poepje, O., -jes.

Poep (Mof), M., Poepen.

Poepen, poepte, heeft gepoept.

Poeren, poerde, heeft gepoerd.

Poes (kat), V., poesen. Poesje, O., -jes.

Poes (schimmel), O. en V.

Poeslief.

Poespas, M.

Poesten, poestte, heeft gepoest.

Poester, M., poesters.

Poëtisch.

Poets, V., poetsen. Poetsje, O., -jes.

Poetsen, poetste, heeft gepoetst.

Poetsgoed, O.

Poetsig, poetsiger, poetsigst.

Poetspommade.

Poezel (bnw.).

Poezelig, poezeliger, poezeligst.

Poëzie en Poëzij, V.

Poëzie-album, O., -albums.

Pof, M., poffen. Pofje, O., -jes.

Pof (tusschenw.).

Pofbroek, V., -broeken.

Poffen, pofte, heeft gepoft.

Poffer, M., poffers. Poffertje, O., -jes.

Poffertje (gebakje), O., -jes.

Poffertjeskraam, V., -kramen.

Poffertjespan, V., -pannen.

Pogen, poogde, heeft gepoogd.

Poging, V., pogingen.

Pok, V., pokken. Pokje, O., -jes.

Pokachtig.

Pokdaal, V., -dalen.

Pokdalig, -daliger, -daligst.

Poken, pookte, heeft gepookt.

Pokhout, O.

Pokkel. Zie Pukkel.

Pokken, pokte, heeft gepokt.

Pokkenbriefje, O., -briefjes.

Pokkenepidemie, V.

Pokput, M., -putten.

Pokstof, V.

Pokziekte, V., -ziekten.

Pol, M., pollen.

Polak, M., Polakken.

Polarisatie, V.

Polarisatievlak, O., -vlakken.

Polder, M., polders. Poldertje, O., -jes.

Polderbemaling, V.

Polderbestuur, O., -besturen.

Polderdijk, M., -dijken.

Polderdistrict, O., -districten.

Poldergast, M., -gasten.

Polderjongen, M., -jongens.

Polderkeet, V., -keten.

Polderland, O., -landen.

Poldermolen, M., -molens.

Polderreglement, O., -reglementen.

Poldersluis, V., -sluizen.

Polderwater, O.

Polei, V.

Polemiek, V.

Polemiet, O.

Polemisch.

Polemiseeren, polemiseerde, heeft gepolemiseerd.

Polichinel, M., polichinels.

Poliep, V., poliepen.

Poliet, polieter, polietst.

Polijsten, polijstte, heeft gepolijst.

Polijsthamer, M., -hamers.

Polijststaal, O., -stalen.

Polijststeen, M., -steenen.

Polijstwerk, O.

Polis, V., polissen.

Politicus, M., politici.

Politie, V.

Politie-agent, M., -agenten.

Politiebureau, O., -bureau's.

Politiecommissaris, M., -commissarissen.

Politiedienaar, M., -dienaars.

Politiehond, M., -honden.

Politiehuisje, O., -huisjes.

Politiek (staatkunde), V.

Politiek (burgerkleeding), O.

Politiek, politieker, politiekst.

Politiekamer, V., -kamers.

Politiemaatregel, M., -maatregelen.

Politiemacht, V.

Politiemuts, V., -mutsen.

Politie-oppasser, M., -oppassers.

Politiepost, M., -posten.

Politievaartuig, O., -vaartuigen.

Politieverordening, V., -verordeningen.

Politiewacht, V., -wachten.

Politiezaak, V., -zaken.

Politiezaal, V., -zalen.

Politiseeren, politiseerde, heeft gepolitiseerd.

Politoer, O.

Politoeren, politoerde, heeft gepolitoerd.

Polka, V., polka's.

Polka-mazurka, V., -mazurka's.

Pollepel, M., -lepels.

Pollevij, V., pollevijen. Pollevijtje, O., -jes.

Pols (slagader), M., polsen.

Pols (springstok), M., polsen.

Polsader, V., -aderen.

Polsen (in alle beteekenissen), polste, heeft gepolst.

Polsing, V., polsingen.

Polsmof, V., -moffen; -mofje, O., -jes.

Polsslag, M., -slagen.

Polsstok, M., -stokken.

Polygamie, V.

Polygoon, M., polygonen.

Polytechnisch.

Polytheïsme, O.

Pomerans, V., pomeransen.

Pomeransbitter, O.

Pomeransen, pomeranste, heeft gepomeranst.

Pommade, V.

Pommadepot, M., -potten; -potje, O., -jes.

Pomp, V., pompen. Pompje, O., -jes.

Pompbak, M., -bakken.

Pompdaal, V., -dalen.

Pompelmoes, V., pompelmoezen.

Pompen, pompte, heeft gepompt.

Pompenmaker, M., -makers.

Pomper, M., pompers.

Pompernikkel, M., pompernikkels.

Pompoen, M., pompoenen. Pompoentje, O., -jes.

Pompstation, O., -stations.

Pompstok, M., -stokken.

Pompwater, O.

Pon, V., ponnen. Ponnetje, O., -jes.

Pond, O., ponden. Pondje, O., -jes.

Pondegoed, O.

Pondspeer, V., -peren.

Pondspondsgewijze en -gewijs.

Ponjaard, M., ponjaarden. Ponjaardje, O., -jes.

Pons en Punch, V.

Ponsglaasje, O., -jes.

Pont (schouw), V., ponten. Pontje, O., -jes.

Pontegat, O.

Pontekoek, V.

Pontificaal, O.

Pontknecht, M., -knechts.

Ponto, V., ponto's.

Ponton, V., pontons.

Pontonbrug, V., -bruggen.

Pontonnier, M., pontonniers.

Pontwachter, M., -wachters.

Pony, M., pony's.

Pony-haar, O.

Pooien, pooide, heeft gepooid.

Pooier, M., pooiers.

Pook, M., poken. Pookje, O., -jes.

Pool (Polak), M., Polen.

Pool (aspunt), V., polen.

Pool (van fluweel), V.

Poolcirkel, M., -cirkels.

Poolexpeditie, V., -expedities.

Poolreis, V., -reizen.

Poolsch.

Poolsch, O.

Poolshoogte, V.

Poolster, V.

Poolvrouw, V., -vrouwen.

Poolzee, V.

Poort, V., poorten. Poortje, O., -jes.

Poortdeur, V., -deuren.

Poorter, M., poorters.

Poorteren, poorterde, heeft gepoorterd.

Poorterij, V., poorterijen.

Poorterschap, O.

Poortklep, V., -kleppen.

Poortsluiten, O.

Poortwachter, M. -wachters.

Poos, V., poozen. Poosje, O., -jes.

Poot (been), M., pooten. Pootje, O., -jes.

Poot (twijg), V., poten. Pootje, O., -jes.

Pootig, pootiger, pootigst. Zie ook Potig.

Pootje (podagra), O.

Pootvisch, M., -visschen. Collectief, V.

Poover, pooverder, pooverst.

Pooverheid, V.

Poovertjes.

Poozen, poosde, heeft gepoosd.

Pop, V., poppen. Popje en poppetje, O., -jes.

Popel, M., popels.

Popelen, popelde, heeft gepopeld.

Popeling, V., popelingen.

Poppegoed, O.

Poppejurk, V., -jurken.

Poppen, popte, heeft gepopt.

Poppenkamer, V., -kamers.

Poppenkast, V., -kasten.

Poppenkraam, V., -kramen.

Poppenledikant, O., -ledikanten.

Poppenspel, O.

Poppenwagen, M., -wagens; -wagentje, O., -jes.

Popperig, popperiger, popperigst.

Poppig, poppiger, poppigst.

Populair.

Populariseeren, populariseerde, heeft gepopulariseerd.

Populariteit, V.

Populier, M., populieren. Populiertje, O., -jes.

Populierenhout en Populierhout, O.

Por, M.

Porder, M., porders.

Poreus, poreuzer, poreust.

Poreusheid, V.

Porfier, O.

Porfieren (bnw.).

Porie, V., poriën.

Porijzer, O., -ijzers.

Porren, porde, heeft gepord.

Porring, V.

Porselein en Postelein (groente), V.

Porselein (aardewerk), O., porseleinen.

Porseleinaarde, V.

Porseleinen (bnw.).

Porseleinkast, V., -kasten.

Porseleinwinkel, M., -winkels.

Port (wijn), M.

Port (vrachtloon), O., porten.

Portaal, O., portalen. Portaaltje, O., -jes.

Porte, V.

Portefeuille, V., portefeuilles.

Portefeuille-almanak, M., -almanakken.

Portelen, portelde, heeft geporteld.

Porteltobbe, V., -tobben.

Portelwei, V.

Portemonnaie, V., portemonnaies; portemonneetje, O., -jes.

Portglas, O., -glazen.

Portie, V., porties en portiën. Portietje, O., -jes.

Portiek, V., portieken.

Portier (deurwachter), M., portiers.

Portier (van eene koets), O., portieren.

Portierraampje, O., -raampjes.

Portierster, V., portiersters.

Portierswoning, V., -woningen.

Portkaraf, V., -karaf; -karafje, O., -jes.

Portret, O., portretten. Portretje, O., -jes.

Portret-album, O., -albums.

Portretlijst, V., -lijsten; -lijstje, O., -jes.

Portretschilder, M., -schilders.

Portretteeren, portretteerde, heeft geportretteerd.

Portugees, M., Portugeezen.

Portugeesch, Portugeesche.

Portugeesch, O.

Portuurlijn, V., -lijnen.

Portwijn, M.

Portzegel, O., -zegels.

Pose, V., poses.

Poseeren, poseerde, heeft geposeerd.

Positie, V., positiën en posities.

Positief, positiever, positiefst.

Positief en Positivus (in de spraakkunst), M., positieven.

Positief (in de photographie), O., positieven.

Positieve, V.

Positivist, M., positivisten.

Positivistisch.

Possessie, V., possessiën en possessies.

Post (stijl), M., posten.

Post (van eene rekening), M., posten. Postje, O., -jes.

Post (standplaats en ambt), M., posten. Postje, O., -jes.

Post (postbode), M., posten.

Post (posterij, postkantoor en postwagen), V., posten.

Post (visch), V., posten. Postje, O., -jes.

Postambtenaar, M., -ambtenaars en -ambtenaren.

Postbeambte, M., -beambten.

Postbewijs, O., -bewijzen.

Postblad, O., -bladen.

Postbode, M., -boden.

Postdag, M., -dagen.

Postdienst, M.

Postdirecteur, M., -directeuren.

Postduif, V., -duiven.

Posteeren, posteerde, heeft geposteerd.

Postelein. Zie Porselein.

Postenorder, V.

Posterij, V., posterijen.

Posteriori (A -).

Postformaat, O.

Postgids, M., -gidsen.

Posthoorn en -horen, M., -hoorns en -horens.

Posthouder, M., -houders.

Postiljon, M., postiljons.

Postkaart, V., -kaarten.

Postkantoor, O., -kantoren.

Postkar, V., -karren.

Postlijst, V., -lijsten.

Postlooper, M., -loopers.

Postmeester, M., -meesters.

Postmerk, O., -merken.

Postpaard, O., -paarden.

Postpakket, O., -pakketten.

Postpakketdienst, M.

Postpapier, O.

Postquitantie, V., -quitanties.

Postscriptum, O.

Postspaarbank, V., -spaarbanken.

Postspaarbankboekje, O., -jes.

Poststempel, O., -stempels.

Postulaat, O., postulaten.

Postuur, O., posturen. Postuurtje, O., -jes.

Postverdrag, O., -verdragen.

Postverkeer, O.

Postwagen, M., -wagens.

Postweg, M., -wegen.

Postwet, V., -wetten.

Postwezen, O.

Postwissel, M., -wissels.

Postzak, M., -zakken.

Postzegel, M., -zegels.

Postzegelalbum, O.

Postzegelbevochtiger, M., -bevochtigers.

Postzegeldoosje, O., -doosjes.

Postzegelhandel, M.

Postzegelverzamelaar, M., -verzamelaars.

Postzegelverzameling, V., -verzamelingen.

Pot, M., potten. Potje, O., -jes.

Potage, V., potages.

Potasch, V.

Potaschloog, V.

Potdeksel, O., -deksels.

Potdicht.

Poteling, M., potelingen.

Poten, pootte, heeft gepoot.

Potentaat, M., potentaten. Potentaatje, O., -jes.

Potentiaal, V., potentialen.

Poter (persoon), M., poters.

Poter (pootaardappel), M., poters.

Pothuis, O., -huizen.

Potig, potiger, potigst. Zie ook Pootig.

Poting, V.

Potjeslatijn, O.

Potkachel, V., -kachels.

Potkijker, M., -kijkers.

Potlood, O., -looden; -loodje, O., -jes.

Potlooden, potloodde, heeft gepotlood.

Potloodteekening, V., -teekeningen.

Pots, V., potsen. Potsje, O., -jes.

Potscherf, V., -scherven.

Potsenmaker, M., -makers.

Potsierlijk, -lijker, -lijkst.

Potstuk, O., -stukken.

Potten, potte, heeft gepot.

Pottenbakker, M., -bakkers.

Pottenkast, V., -kasten.

Pottenmarkt, V., -markten.

Pottenschip, O., -schepen.

Pottenwinkel, M., -winkels.

Potter, M., potters.

Potverteerder, M., -verteerders.

Potvisch, M., -visschen.

Poularde, V., poulardes.

Praaibeurt, V., -beurten.

Praaien, praaide, heeft gepraaid.

Praal, V.

Praalbed, O., -bedden.

Praalgewaad, O., -gewaden.

Praalgraf, O., -graven.

Praalhans, M., -hanzen.

Praalkoets, V., -koetsen.

Praalvertoon, O.

Praalzucht, V.

Praam, V., pramen. Praampje, O., -jes.

Praat, M. Praatje, O., -jes.

Praatachtig, -achtiger, -achtigst.

Praatgraag, M. en V., praatgragen.

Praatster, V., praatsters. Praatstertje, O., -jes.

Praatstoel, M.

Praatvaar, M., -vaars.

Praatziek, -zieker, -ziekst.

Praatzucht, V.

Prachen, prachte, heeft gepracht.

Pracht, V.

Prachtalbum, O., -albums.

Prachtband, M., -banden; -bandje, O., -jes.

Prachtig, prachtiger, prachtigst.

Prachtigheid, V.

Prachtuitgave, V., -uitgaven.

Prachtwerk, O., -werken; -werkje, O., -jes.

Practijk (tegenover theorie), V.

Practisch.

Praeceptor, M., praeceptoren.

Praeceptoraat, O., praeceptoraten.

Praedicaat, O., praedicaten.

Praefix, O., praefixen.

Praeparaat, O., praeparaten. Praeparaatje, O., -jes.

Praepareeren (in de ontleedkunde), praepareerde, heeft gepraepareerd.

Praesens, O., praesentia.

Praeses, M., praesides.

Praesidium, O.

Prakkezeeren, prakkezeerde, heeft geprakkezeerd. Ook Prakkizeeren.

Praktijk (handeling), V., praktijken.

Praktijk (van een advocaat of dokter), V.

Praktizeeren, praktizeerde, heeft gepraktizeerd.

Praktizijn, M., praktizijns.

Praktizijnsleerling, M., -leerlingen.

Pralen, praalde, heeft gepraald.

Praler, M., pralers.

Pralerij, V., pralerijen.

Pram, V., prammen. Prammetje, O., -jes.

Prang, V., prangen.

Prangen, prangde, heeft geprangd.

Pranger, M., prangers.

Prat, pratter, pratst.

Praten, praatte, heeft gepraat.

Prater, M., praters. Pratertje, O., -jes.

Pratheid, V.

Prauw, V., prauwen.

Prauwel, V., prauwels. Prauweltje, O., -jes.

Prauwenveer, O., -veren.

Prebende, V., prebenden.

Precies, preciezer.

Precisie, V.

Predestinatie, V.

Predestineerden, predestineerde, heeft gepredestineerd.

Predikambt, O.

Predikant, M., predikanten.

Predikantsplaats, V., -plaatsen.

Predikantstraktement, O., -traktementen.

Predikantsweduwe, V., -weduwen.

Predikantswoning, V., -woningen.

Predikatie, V., predikatiën.

Predikbeurtenblad, O.

Prediken, predikte, heeft gepredikt.

Prediker, M., predikers.

Prediking, V., predikingen.

Predikstoel en Preekstoel, M., -stoelen.

Preek, V., preeken. Preekje, O., -jes.

Preekbeurt, V., -beurten.

Preeken, preekte, heeft gepreekt.

Preeker, M., preekers.

Preekstoel. Zie Predikstoel.

Preektoon, M.

Preektrant, M., -tranten.

Preekwijze, V., -wijzen.

Prefect, M., prefecten.

Prefectuur, V., prefecturen.

Prefereeren, prefereerde, heeft geprefereerd.

Preferent.

Preferentie, V., preferentiën en preferenties.

Prei, V., preien. Preitje, O., -jes.

Prelaat, M., prelaten.

Premie, V., premiën en premies.

Premieleening, V., -leeningen.

Premielot, O., -loten; -lootje, O., -jes.

Premieplaat, V., -platen.

Premiestelsel, O., -stelsels.

Prent (ook Print), V., prenten. Prentje, O., -jes.

Prentachtig, -achtiger, -achtigst.

Prentbijbel, M., -bijbels.

Prentbriefkaart, V., -kaarten.

Prenten, prentte, heeft geprent.

Prentenboek, O., -boeken; -boekje, O., -jes.

Prentenkraam, V., -kramen.

Prentenwinkel, M., -winkels.

Prentkunst, V.

Preparatief, O., preparatieven.

Prepareeren (voorbereiden enz.), prepareerde, heeft geprepareerd.

Prerogatief, O., prerogatieven.

Presbyteriaan, M., presbyterianen.

Presenning, V., presennings.

Present, O., presenten. Presentje, O., -jes.

Present (bnw.).

Presenteerblaadje, O., -jes.

Presenteeren, presenteerde, heeft gepresenteerd.

Presenteertrommeltje, O., -jes.

Present-exemplaar, O., -exemplaren.

Presentie, V.

Presentiegeld, O., -gelden.

Presentielijst, V., -lijsten.

Preservatief, O., preservatieven.

Presideeren, presideerde, heeft gepresideerd.

President, M., presidenten.

President-diaken, M.

Presidentschap, O.

Presidentshamer, M., -hamers.

Presidentsstoel, M., -stoelen.

Pressant, pressanter, pressantst.

Pressen, preste, heeft geprest.

Presser, M., pressers.

Pressing, V.

Prestige, O.

Presumeeren, presumeerde, heeft gepresumeerd.

Presumtie, V., presumtiën en presumties.

Pret, V. Pretje, O., -jes.

Pretendeeren, pretendeerde, heeft gepretendeerd.

Pretendent, M., pretendenten.

Pretensie, V., pretensiën en pretensies. Ook, en juister, Pretentie.

Pretentieus, pretentieuzer.

Pretext, O., pretexten.

Pretmaker, M., -makers.

Prettig, prettiger, prettigst.

Preukelen, preukelde, heeft gepreukeld.

Preutelaar, M., preutelaars.

Preutelen, preutelde, heeft gepreuteld.

Preutelig, preuteliger, preuteligst.

Preutsch, preutscher, meest preutsch.

Preutschheid, V.

Preuve en Prove, V., preuven en proven.

Prevaleeren, prevaleerde, heeft geprevaleerd.

Prevelaar, M., prevelaars.

Prevelarij, V., prevelarijen.

Prevelen, prevelde, heeft gepreveld.

Previeliën, previeliede, heeft geprevielied.

Priëel, O., priëelen. Priëeltje, O., -jes.

Priegel, M.

Priegelen, priegelde, heeft gepriegeld.

Priel, M., prielen.

Priem, M., priemen. Priempje, O., -jes.

Priemdonker.

Priemen, priemde, heeft gepriemd.

Priemgetal, O., -getallen.

Priester, M., priesters en priesteren.

Priesterambt, O.

Priesterdom, O.

Priesteres, V., priesteressen.

Priestergewaad, O., -gewaden.

Priesterkaste, V., -kasten.

Priesterkoor, O., -koren.

Priesterlijk.

Priesterschap (priesterlijke waardigheid), O.; (de gezamenlijke
priesters), V.

Priesterwijding, V.

Priesterzegen, M.

Prij, V., prijen.

Prijken, prijkte, heeft geprijkt.

Prijs (lof, eereblijk en waarde), M., prijzen. Prijsje, O., -jes.

Prijs (buit), V., prijzen (voor goede - verklaren).

Prijsbepaling, V., -bepalingen.

Prijscourant, V., -couranten.

Prijselijk en Prijslijk, -lijker, -lijkst.

Prijsgeld, O., -gelden.

Prijsgerecht, O., -gerechten.

Prijsgeven, gaf prijs, gaven prijs, heeft prijsgegeven.

Prijshoudend.

Prijskamp, M., -kampen.

Prijslijst, V., -lijsten.

Prijsnoteering, V., -noteeringen.

Prijsopgaaf (en -opgave), V., -opgaven.

Prijsrechter, M., -rechters.

Prijsuitdeeling, V., -uitdeelingen.

Prijsverhandeling, V., -verhandelingen.

Prijsverklaren, heeft prijsverklaard.

Prijsvermindering, V.

Prijsvraag, V., -vragen.

Prijzen, prees, prezen, heeft geprezen.

Prijzenhof, O.

Prijzenswaardig, -waardiger, -waardigst, of meer en meest -waardig.

Prik, M., prikken. Prikje, O., -jes.

Prikkel, M., prikkels en prikkelen.

Prikkelbaar, -baarder, -baarst.

Prikkelbaarheid, V.

Prikkeldraad, O. (stof).

Prikkelen, prikkelde, heeft geprikkeld.

Prikkeling, V., prikkelingen.

Prikken, prikte, heeft geprikt.

Prikker, M., prikkers.

Prikslee, V., -sleeën; -sleetje, O., -jes.

Priktol, M., -tollen.

Pril, priller, prilst.

Primaat, M., primaten.

Primair.

Principaal, M., principalen.

Principe, O., principes.

Principiëel, -ëele.

Prins, M., prinsen. Prinsje, O., -jes.

Prinsdom, O., prinsdommen.

Prinselijk.

Prinsenhof, O.

Prinsenvlag, V.

Prinses, V., prinsessen. Prinsesje, O., -jes.

Prinsessenbier, O.

Prinsessenboonen (mv.), V.; -boontjes, O.

Prinsjesdag, M.

Print. Zie Prent.

Prior, M., priors.

Priores, V., prioressen.

Priorin, V., priorinnen.

Priorschap, O.

Priseerder, M., priseerders.

Priseeren, priseerde, heeft gepriseerd.

Priseering, V., priseeringen.

Prisma, O., prisma's en prismata.

Privaat, private.

Privaat, O., privaten.

Privaatbezit, O.

Privaatdocent, M., -docenten.

Privaatles, V., -lessen.

Privaatrecht, O.

Privaatrechtelijk.

Privaatrechter, M., -rechters.

Privilege, O., privilegiën en privileges.

Probeeren, probeerde, heeft geprobeerd.

Probeersel, O., probeersels. Probeerseltje, O., -jes.

Probleem en Problema, O., problemen.

Problematiek, problematieke.

Problematisch.

Procedeeren, procedeerde, heeft geprocedeerd.

Procedure, V., proceduren en procedures.

Procent. Zie Percent.

Proces, O., processen. Procesje, O., -jes.

Proceskosten (mv.), M.

Processie, V., processiën en processies.

Processtuk, O., -stukken.

Proces-verbaal, O., processen-verbaal.

Proclamatie, V., proclamaties en proclamatiën.

Procuratie, V., procuratiën en procuraties.

Procuratiehouder, M., -houders.

Procurator, M., procurators en procuratoren.

Procureur, M., procureurs.

Procureur-crimineel, M., procureurs-crimineel.

Procureur-generaal, M., procureurs-generaal.

Procureurschap, O.

Procureurskantoor, O., -kantoren.

Procureursklerk, M., -klerken.

Producent, M., producenten.

Product, O., producten.

Productief, productiever, productiefst.

Productiekosten (mv.), M.

Productiviteit, V.

Proef en Proeve, V., proeven. Proefje, O., -jes.

Proefbalans, V., -balansen.

Proefblad, O., -bladen; -blaadje, O., -jes.

Proefdruk, M.

Proefflesch, V., -flesschen.

Proefhoudend.

Proefkonijn, O., -konijnen; -konijntje, O., -jes.

Proefkunst, V.

Proeflokaal, O., -lokalen.

Proefnaald, V., -naalden.

Proefneming, V., -nemingen.

Proefnummer, O., -nummers.

Proefondervindelijk.

Proefpaal, M., -palen.

Proefpreek, V., -preeken.

Proefrit, M., -ritten.

Proefschrift, O., -schriften.

Proefstation, O., -stations.

Proefstoomen, O.

Proefstuk, O., -stukken; -stukje, O., -jes.

Proeftijd, M., -tijden.

Proeftocht, M., -tochten.

Proeftuin, M., -tuinen.

Proefveld, O., -velden.

Proesten, proestte, heeft geproest.

Proeven, proefde, heeft geproefd.

Proevenlezer, M., -lezers.

Proever, M., proevers.

Profaan, profaner, profaanst.

Profaneeren, profaneerde, heeft geprofaneerd.

Profeet, M., profeten.

Professie, V.

Professor, M., professoren en professors.

Professoraal, professorale.

Professoraat, O., professoraten.

Professorenkrans, M.

Profeteeren, profeteerde, heeft geprofeteerd.

Profetenbroodje, O., -jes.

Profetenschool, V., -scholen.

Profetes, V., profetessen.

Profetie, V., profetieën.

Profetisch.

Profiel, O., profielen.

Profijt, O., profijten. Profijtje, O., -jes.

Profijtelijk, -lijker, -lijkst.

Profiteeren, profiteerde, heeft geprofiteerd.

Programma, O., programma's.

Programma-muziek, V.

Progressief.

Progressist, M., progressisten.

Progressistisch.

Progymnasium, O., -gymnasia.

Project, O., projecten.

Projecteeren, projecteerde, heeft geprojecteerd.

Projectie, V., projectiën en projecties.

Projectief.

Projectiel, O., projectielen.

Projectieteekenen, O.

Prol, V.

Proletariaat, O.

Proletariër, M., proletariërs.

Prollig, prolliger, prolligst.

Prolongatie, V.

Proloog, M., prologen.

Promenade-dek, O., -dekken.

Promesse, V., promessen.

Promotie, V., promotiën en promoties.

Promotiepartij, V., -partijen.

Promotieplaat, V., -platen.

Promotor, M., promotors en promotoren.

Promoveeren, promoveerde, heeft en is gepromoveerd.

Prompt, prompter, promptst.

Pronk, M. Pronkje, O., -jes.

Pronkbed, O., -bedden.

Pronkbeeld, O., -beelden; -beeldje, O., -jes.

Pronken, pronkte, heeft gepronkt.

Pronker, M., pronkers.

Pronkerig, pronkeriger, pronkerigst.

Pronkerigheid, V.

Pronkerij, V., pronkerijen.

Pronkjuweel, O., -juweelen.

Pronkkamer, V., -kamers.

Pronksieraad, O., -sieraden.

Pronkster, V., pronksters.

Pronkstuk, O., -stukken; -stukje, O., -jes.

Pronselaar, M., pronselaars.

Pronselen, pronselde, heeft gepronseld.

Pronselgeld, O.

Pronselwerk, O.

Prooi, V., prooien. Prooitje, O., -jes.

Proosdij, V., proosdijen.

Proost, M., proosten.

Proostschap, O.

Prop, V., proppen. Propje, O., -jes.

Propaedeutisch.

Propaedeutisch, O.

Propaganda, V.

Propagandablad, O., -bladen, -blaadje, O., -jes.

Proper, properder, properst.

Properheid, V.

Proponeeren, proponeerde, heeft geproponeerd.

Proponent, M., proponenten. Proponentje, O., -jes.

Proponentsplaats, V., -plaatsen.

Propoost, O., propoosten.

Propositie, V., propositiën en proposities.

Proppen, propte, heeft gepropt.

Proppenschieter, M., -schieters.

Propvol, -volle.

Prorector, M., -rectoren.

Prosector, M., -sectoren.

Proseliet, M., proselieten.

Proselietenmaker, M., -makers.

Proselietenmakerij, V.

Prosodie, V.

Prosopographie, V., prosopographieën.

Prospectus, O., prospectussen.

Prostitutie, V.

Protectoraat, O., protectoraten.

Protest, O., protesten.

Protestant, M., protestanten.

Protestantenbond, M.

Protestantisme, O.

Protestantsch.

Protestatie, V., protestaties en protestatiën.

Protesteeren, protesteerde, heeft geprotesteerd.

Protocol, O., protocollen.

Protoplasma, O.

Prove. Zie Preuve.

Provençaalsch, O.

Provenier, M., proveniers.

Proveniershuis, O., -huizen.

Proviand, V.

Proviandeeren, proviandeerde, heeft geproviandeerd.

Proviandeering, V., proviandeeringen.

Provinciaal, provinciale.

Provinciaal, M., provincialen.

Provincialisme, O., provincialismen.

Provincie, V., provinciën en provincies.

Provinciehout, O.

Provincieroos, V., -rozen.

Provisie, V., provisiën en provisies.

Provisiekamer, V., -kamers.

Provisiekast, V., -kasten.

Provisioneel, provisioneele.

Provisor, M., provisors en provisoren.

Provoost (persoon), M., provoosten.

Provoost (lokaal), V.

Proza, O.

Prozaïsch.

Prozaïst, M., prozaïsten.

Prozamensch, M., -menschen.

Prozaschrijver, M., -schrijvers.

Prozastijl, M.

Pruik, ook Paruik, V., pruiken. Pruikje, O., -jes.

Pruik (ouderwetsch man), M., pruiken.

Pruikebol, M., -bollen.

Pruikedoos, V., -doozen.

Pruiken, pruikte, heeft gepruikt.

Pruikenmaker, M., -makers.

Pruikentijd, M.

Pruikerig, pruikeriger, pruikerigst.

Pruilen, pruilde, heeft gepruild.

Pruiler, M., pruilers.

Pruilhoek, M., -hoeken.

Pruilmond, M. en V., -monden.

Pruim, V., pruimen. Pruimpje, O., -jes.

Pruimeboom, M., -boomen; -boompje, O., -jes.

Pruimedant, V., pruimedanten.

Pruimemond, M., -monden; -mondje, O., -jes.

Pruimen, pruimde, heeft gepruimd.

Pruimenkonserf, O.

Pruimentaart, V., -taarten.

Pruimepit, V., -pitten.

Pruimer, M., pruimers.

Pruimerij, V., pruimerijen.

Pruimesteen, M., -steenen.

Pruimtabak, V.

Pruis, M., Pruisen.

Pruisen, O.

Pruisisch.

Pruisisch-zuur, O.

Prul, O., prullen. Prulletje, O., -jes.

Prullaria (mv.), O.

Prullenboel, M.

Prullenkast, V., -kasten.

Prullenkist, V., -kisten.

Prullenkraam, V., -kramen.

Prullenmand, V., -manden.

Prullig, prulliger, prulligst.

Prulschrijver, M., -schrijvers.

Prulwerk en Prullewerk, O., -werken.

Prumel en Prunel, V., prumellen en prunellen.

Prut, V.

Prut (bnw.).

Pruthuis, O., -huizen.

Prutsen, prutste, heeft geprutst.

Prutser, M., prutsers.

Pruttelaar, M., pruttelaars.

Pruttelaarster, V., pruttelaarsters.

Pruttelarij, V.

Pruttelen, pruttelde, heeft geprutteld.

Prutter, M., prutters.

Prutterig, prutteriger, prutterigst.

Psalm, M., psalmen. Psalmpje, O., -jes.

Psalmberijming, V., -berijmingen.

Psalmdichter, M., -dichters.

Psalmgezang, O.

Psalmist, M., psalmisten.

Psalter, O., psalters.

Pseudoniem, O., pseudoniemen.

Pst (tusschenw.).

Psychiater, M., psychiaters.

Psychiatrie, V.

Psychologie, V.

Publicatie, V., publicatiën en publicaties.

Publiceeren, publiceerde, heeft gepubliceerd.

Publicist, M., publicisten.

Publiciteit, V.

Publiek, publieker, publiekst.

Publiek, O.

Pudding. Zie Podding.

Puf, V.

Puffen, pufte, heeft gepuft.

Pufferig, pufferiger, pufferigst.

Pui, V., puien. Puitje, O., -jes.

Puibewassching, V.

Puik, O., Puikje, O., -jes.

Puilader, V., -aders.

Puiladerig.

Puilen, puilde, heeft gepuild.

Puiloog (oog), O., -oogen.

Puiloog (persoon), M. en V., -oogen.

Puiloogig.

Puimsteen, M., -steenen. Als stofnaam, O. Puimsteentje, O., -jes.

Puin, O.

Puingras, O.

Puinhoop, M., -hoopen.

Puist, V., puisten. Puistje, O., -jes.

Puistachtig, -achtiger, -achtigst.

Puistigheid, V.

Puit, M., puiten. Puitje, O., -jes.

Puitaal, M., -alen; -aaltje, O., -jes.

Pukkel, ook Peukel en Pokkel, V., pukkels (peukels, pokkels). Pukkeltje
(peukeltje, pokkeltje), O., -jes.

Pul, V., pullen. Pulletje, O., -jes.

Pulken, pulkte, heeft gepulkt.

Pullen, pulde, heeft gepuld.

Pulp, V.

Pulseeren, pulseerde, heeft gepulseerd.

Pulver, O.

Pummel, M., pummels.

Punch. Zie Pons.

Punt (spits en leesteeken), V., punten. Puntje, O., -jes.

Punt (onderwerp, tijdpunt en wiskundig punt), O., punten. Puntje,
O., -jes.

Puntbeitel, M., -beitels.

Puntdicht, O., -dichten; -dichtje, O., -jes.

Punteeren, punteerde, heeft gepunteerd.

Punteerijzer, O., -ijzers.

Punten, puntte, heeft gepunt.

Puntenreeks, V., -reeksen.

Puntig, puntiger, puntigst.

Puntigheid, V., -heden.

Puntkogel, M., -kogels.

Pupil, M. en V., pupillen.

Pupillenschool, V., -scholen.

Puren, puurde, heeft gepuurd.

Purgatie, V., purgaties en purgatiën.

Purgeerdrank, M., -dranken; -drankje, O., -jes.

Purgeeren, purgeerde, heeft gepurgeerd.

Purgeermiddel, O., -middelen.

Purgeerpoeier, V., -poeiers.

Purim, O.

Purist, M., puristen.

Puristerij, V.

Puritein, M., puriteinen.

Purmer (naam van een polder), V.

Purper, O.

Purperachtig, -achtiger, -achtigst.

Purperen (bnw.).

Purperen, purperde, heeft gepurperd.

Purperkleurig.

Purperrood.

Purperslak, V., -slakken.

Put, M., putten. Putje, O., -jes.

Putboor, V., -boren.

Putgalg, V., -galgen.

Puthaak, M., -haken.

Putoor. Zie Pitoor.

Puts, V., putsen.

Putsen, putste, heeft geputst.

Putten, putte, heeft geput.

Putter, M., putters. Puttertje, O., -jes.

Putting (scheepsw.), V., puttings.

Puttingwant, O.

Putwater, O.

Puur, pure.

Pyramidaal. Zie Piramidaal.

Pyramide. Zie Piramide.

Pyrotechnisch.

Pyrrhonisme, O.



Q


Q, V., q's.

Quadraat, O., quadraten.

Quadrant, O., quadranten.

Quadratuur, V.

Quadreeren, quadreerde, heeft gequadreerd.

Quadrille, V., quadrilles.

Quadrilleeren, quadrilleerde, heeft gequadrilleerd.

Quadrillioen, O., quadrillioenen.

Quaestie, V., quaestiën en quaesties. Zie ook Kwestie.

Quaestieus, quaestieuze.

Quaestor, M., quaestoren.

Quaestuur, V.

Qualificatie, V., qualificatiën en qualificaties.

Qualificeeren, qualificeerde, heeft gequalificeerd.

Qualitatief, qualitatieve.

Qualiteit, V., qualiteiten.

Quantitatief, quantitatieve.

Quantiteit, V., quantiteiten.

Quantiteitsverschil, O., -verschillen.

Quantum, O.

Quarantaine, V.

Quarantaine-maatregel, M., -maatregelen.

Quarantaine-vlag, V.

Quarterone, M. en V., quarteronen.

Quartet en Kwartet, O., quartetten en kwartetten.

Quartetvereeniging, V., -vereenigingen.

Quarto (bnw.). Als znw., O., quarto's.

Quarto-formaat, O.

Quasi.

Quatertemper, M., quatertempers.

Quatre-mains, V.

Quatre-mains-speler, M., -spelers.

Quiëtisme, O.

Quiëtist, M. quiëtisten.

Quint (in de muziek), V., quinten.

Quintaal, O., quintalen.

Quintessence en Quintessens, V.

Quintet, O., quintetten.

Qui-pro-quo, O., qui-pro-quo's.

Quitantie, V., quitantiën en quitanties. Ook Kwitantie, kwitanties.

Quitantiezegel, O., -zegels.

Quiteeren, quiteerde, heeft gequiteerd.

Quitte (bnw.).

Quota, V., quota's.

Quotiënt, O., quotiënten.



R


R, V., r's.

Ra, V., raas.

Raad, M., raden.

Raadgever, M., -gevers.

Raadgeving, V., -gevingen.

Raadhuis O., -huizen.

Raadkamer, V., -kamers.

Raad-pensionaris, M., raad-. Ook Raadpensionaris.

Raadplegen, raadpleegde, heeft geraadpleegd.

Raadpleger, M., -plegers.

Raadsbesluit, O., -besluiten.

Raadsel, O., raadselen en raadsels. Raadseltje, O., -jes.

Raadselachtig, -achtiger, -achtigst.

Raadselachtigheid, V.

Raadselboek, O., -boeken; -boekje, O., -jes.

Raadsheer, M., -heeren.

Raadsheerlijk.

Raadslid, O., -leden.

Raadsman, M., -lieden.

Raadsvergadering, V., -vergaderingen.

Raadsverslag, O., -verslagen.

Raadszitting, V., -zittingen.

Raadvragen, O.

Raadzaal, V., zalen.

Raadzaam, -zamer, -zaamst.

Raadzaamheid, V.

Raaf, V., raven. Raafje, O., -jes.

Raagbol. Zie Ragebol.

Raaghoofd en Raagshoofd, O., -hoofden.

Raagstok, M., -stokken.

Raai, V., raaien.

Raak, V., raken.

Raak (bijw.).

Raakgooien, gooide raak, heeft raakgegooid.

Raaklijn, V., -lijnen.

Raakpunt, O., -punten.

Raakschieten, schoot raak, schoten raak, heeft raakgeschoten.

Raakslaan, sloeg raak, heeft raakgeslagen.

Raam (raming), M.

Raam (venster), O., ramen. Raampje, O., -jes.

Raampost, M., -posten.

Raamwerk, O.

Raamzaag, V., -zagen.

Raap, V., rapen. Raapje, O., -jes.

Raapkoek, M., -koeken.

Raapolie, V.

Raapzaad, O.

Raar, raarder, raarst.

Raasbol, M., -bollen; -bolletje, O., -jes.

Raasbollen, raasbolde, heeft, geraasbold.

Raaskallen, raaskalde, heeft geraaskald.

Raaskop, M., -koppen.

Raasmaandag, M.

Raat, V., raten.

Rabarber, V.

Rabarbersteel, M., -stelen.

Rabat, O., rabatten. Rabatje, O., -jes.

Rabatijzer, O., -ijzers.

Rabatschaaf, V., -schaven.

Rabatteeren, rabatteerde, heeft gerabatteerd.

Rabatten, rabatte, heeft gerabat.

Rabauw (appel), V., rabauwen.

Rabbelaar, M., rabbelaars.

Rabbelaarster, V., rabbelaarsters.

Rabbelen, rabbelde, heeft gerabbeld.

Rabbi, M., rabbi's.

Rabbijn, M., rabbijnen.

Rabbijnsch.

Rachitis, V.

Rachter. Zie Rafter.

Rad, O., raden en raderen. Radje, O., raadjes en radertjes.

Rad, radder, radst.

Radbraken, radbraakte, heeft geradbraakt.

Raddraaier, M., -draaiers.

Radeermesje, O., -mesjes.

Radeloos, -loozer.

Radeloosheid, V.

Raden, ried, heeft geraden; ook raadde.

Radenmaker, M., -makers.

Raderbaar, V., -baren.

Raderboot, V., -booten.

Raderkast, V., -kasten.

Raderwerk, O.

Radheid, V.

Radicaal, radicale.

Radicaal (persoon), M., radicalen.

Radicaal (toelating), O.

Radicalisme, O.

Radijs, V., radijzen. Radijsje, O., -jes

Radijszaad, O.

Raf, O.

Rafel, V., rafels. Rafeltje, O., -jes.

Rafeldraad, M., -draden.

Rafelen, rafelde, heeft en is gerafeld.

Rafeling, V.

Rafelzijde, V.

Raffelen, raffelde, heeft geraffeld.

Raffinaderij, V., raffinaderijen.

Raffinadeur, M., raffinadeurs.

Raffineeren, raffineerde, heeft geraffineerd.

Raffinement, O.

Rafter, M., rafters.

Rag, O.

Ragebol en Raagbol, M., -bollen.

Ragen, raagde, heeft geraagd.

Ragout, M., ragouts.

Rahout, O., -houten.

Railleeren, railleerde, heeft gerailleerd.

Raillerie, V., raillerieën.

Rail, V., rails.

Raisonnabel, raisonnabeler, raisonnabelst.

Raisonnement, O.

Rak, O., rakken. Rakje, O., -jes.

Rakbeugel, M., -beugels.

Rakel, M., rakels. Rakeltje, O, -jes.

Rakelen, rakelde, heeft gerakeld.

Rakelijzer, O., -ijzers.

Rakelings.

Rakelstok, M., -stokken.

Raken, raakte, heeft en is geraakt.

Raket (kruid), V.

Raket (kaatstuig), O., raketten. Raketje, O., -jes.

Raketten, rakette, heeft geraket.

Rakker, M.. rakkers. Rakkertje, O., -jes.

Rakkestrop, M., -stroppen.

Rakketalie, V., -talies.

Rakketouw, O., -touwen.

Rakketros, M., -trossen.

Rallen, ralde, heeft gerald.

Ram, rammen. Rammetje, O., -jes.

Ramen, raamde, heeft geraamd.

Ramenas, V., ramenassen. Ramenasje, O., -jes.

Ramenasloof, O.

Raming, V., ramingen.

Rammei, V., rammeien.

Rammeien, rammeide, heeft gerammeid.

Rammel (rammelaar en rammelaarster), M. en V., rammels.

Rammelaar (babbelaar, konijn en speeltuig), M.,
rammelaars. Rammelaartje, O., -jes.

Rammelaarster, V., rammelaarsters.

Rammelen, rammelde, heeft gerammeld.

Rammeling, V.

Rammelkast, V., -kasten.

Rammen, ramde, heeft geramd.

Ramp, V., rampen.

Rampaard, O., -paarden.

Rampspoed, M., -spoeden.

Rampspoedig, -spoediger, -spoedigst.

Rampzalig, -zaliger, -zaligst.

Rampzaligheid, V., -heden.

Ramshoorn en -horen, M., -hoorns en -horens.

Ramskop, M., -koppen.

Rancune, V., rancunes.

Rand, M., randen. Randje, O., -jes.

Randen, randde, heeft gerand.

Randgaar, V.

Randschrift, O., -schriften.

Randversiering, V., -versieringen.

Rang, M., rangen.

Rangeerder, M., rangeerders.

Rangeeren, rangeerde, heeft gerangeerd.

Rangeerterrein, O., -terreinen.

Rangeertrein, M., -treinen.

Ranglijst, V., -lijsten.

Rangnummer, O., -nummers.

Rangorde, V.

Rangregeling, V.

Rangschikken, rangschikte, heeft gerangschikt.

Rangschikking, V., -schikkingen.

Rank (twijg), V., ranken. Rankje, O., -jes.

Rank, ranker, rankst.

Rankheid, V.

Ranonkel, V., ranonkels. Ranonkeltje, O., -jes.

Ranonkelgewas, O., -gewassen.

Rans, ranser, ranst.

Ransel (soldatentasch), M., ransels. Ranseltje, O., -jes.

Ransel (slaag), M.

Ranselen, ranselde, heeft geranseld.

Ranseling, V., ranselingen.

Ransheid, V.

Ransig, ransiger, ransigst.

Ransigheid, V.

Ransuil, M., -uilen.

Rantsoen en Ransoen (losgeld), O., rantsoenen.

Rantsoen (hoeveelheid spijs en drank), O., rantsoenen. Rantsoentje,
O., -jes.

Rantsoeneeren en Ransoeneeren, rantsoeneerde, heeft
gerantsoeneerd.

Rantsoenhout, O., -houten.

Rantsoenkist, V., -kisten.

Raout, M., raouts.

Rap, rapper, rapst.

Rap (Jan -).

Rapalje, O.

Rapé, V.

Rapen, raapte, heeft geraapt.

Rapesteel, M., -stelen.

Rapheid, V.

Rapier, O., rapieren.

Rappig, rappiger, rappigst.

Rappigheid, V.

Rapport, O., rapporten. Rapportje, O., -jes.

Rapporteeren, rapporteerde, heeft gerapporteerd.

Rapporteur, M., rapporteurs.

Rarekiek, M., rarekieken.

Rarigheid, V., -heden.

Rariteit, V., rariteiten. Rariteitje, O., -jes.

Rariteitenkamer, V., -kamers.

Rariteitenkast, V., -kasten.

Ras (draaikolk), O., rassen.

Ras (kleedingstof), O.

Ras (geslacht), O., rassen.

Ras (bijw.), rasser.

Rasch (bnw.), rasscher, meest rasch.

Raschheid, V.

Raseeren, raseerde, heeft geraseerd.

Rashond, M., -honden.

Rasp, V., raspen. Raspje, O., -jes.

Raspaard, O., -paarden.

Raspen, raspte, heeft geraspt.

Rasper, M., raspers.

Raspererwten (mv.), V.

Rasphuis, O., -huizen.

Rasping, V.

Raspvijl, V., -vijlen.

Raspzaag, V., -zagen.

Rassen (bnw.).

Rassenhaat, M.

Rastering, V., rasteringen. Rasterinkje, O., -jes.

Rasterwerk, O.

Rat en Rot, V., ratten en rotten. Ratje en rotje, O., -jes.

Ratel, M., ratels. Rateltje, O., -jes.

Ratelaar, M., ratelaars.

Ratelen, ratelde, heeft gerateld.

Rateling, V.

Ratelkous, M. en V., -kousen.

Ratelmond, M. en V., -monden.

Ratelslag, M., -slagen.

Ratelslang, V., -slangen.

Ratelwacht, M., -wachten.

Ratificatie, V., ratificatiën en ratificaties.

Ratificeeren, ratificeerde, heeft geratificeerd.

Ratijn, O., ratijnen.

Ratijnen (bnw.).

Rationalisme, O.

Rationalist, M., rationalisten.

Rationeel, rationeeler, rationeelst.

Ratjetoe, V.

Rattenhol, O.

Rattenklem, V., -klemmen.

Rattenknip, V., -knippen.

Rattenkruit, O.

Rattennest, O., -nesten.

Rattenval, V., -vallen.

Rattestaart (vijl), M., -staarten.

Rattevel, O., -vellen.

Rauw, rauwer, rauwst.

Rauwachtigheid, V.

Rauwelijk.

Rauwelings.

Rauwheid, V.

Rauwigheid, V.

Ravelijn, O., ravelijnen.

Ravenaas, O., -azen.

Ravengekras, O.

Ravennest, O., -nesten.

Ravenzwart.

Ravijn, O., ravijnen.

Ravotten, ravotte, heeft geravot.

Ravotter, M., ravotters.

Rayon, O., rayons.

Razeil, O., -zeilen en -zeils.

Razen, raasde, heeft geraasd.

Razend, razender, razendst.

Razer, M., razers.

Razernij, V., razernijen.

Razijn. Zie Rozijn.

Reaal, M., realen.

Reactie, V.

Reactionnair, M., reactionnairen.

Reactionnair (bnw.).

Reageerbuis, V., -buizen; -buisje, O., -jes.

Reageeren, reageerde, heeft gereageerd.

Reagens, O., reagentia.

Realisatie, V., realisatiën en realisaties.

Realiseeren, realiseerde, heeft gerealiseerd.

Realisme, O.

Realist, M., realisten.

Realistisch.

Realiteit, V.

Rebel, M., rebellen.

Rebelleeren, rebelleerde, heeft gerebelleerd.

Rebellie, V.

Rebelsch, rebelscher, meest rebelsch.

Recapitulatie, V., recapitulaties en recapitulatiën.

Recenseeren, recenseerde, heeft gerecenseerd.

Recensent, M., recensenten.

Recensie, V., recensiën en recensies.

Recent, recenter, recentst.

Recepis, O., recepissen.

Recept, O., recepten. Receptje, O., -jes.

Recepteeren, recepteerde, heeft gerecepteerd.

Receptenboek, O., -boeken.

Receptie, V., receptiën en recepties.

Receptiekamer, V., -kamers.

Receptiekosten (mv.), M.

Receptiezaal, V., -zalen.

Receptuur, V.

Reces, O.

Recherche, V., recherches.

Rechercheur, M., rechercheurs.

Recherche-vaartuig, O., -vaartuigen.

Recht, rechter, rechtst.

Recht, O., rechten.

Rechtaan.

Rechtbank, V., -banken.

Rechtbuigen, boog recht, bogen recht, heeft rechtgebogen.

Rechtdraads.

Rechten, rechtte, heeft gerecht.

Rechtens.

Rechter, M., rechters en rechteren.

Rechterarm, M., -armen.

Rechterbeen, O., -beenen.

Rechter-commissaris, M., rechters-commissarissen.

Rechterhand, V., -handen.

Rechterkant, M.

Rechterlijk.

Rechtermouw, V., -mouwen.

Rechteroever, M.

Rechteroog, O., -oogen.

Rechtersambt, O.

Rechterschap, O.

Rechterstoel, M., -stoelen.

Rechtervleugel, M., -vleugels.

Rechtervoet, M., -voeten.

Rechterzak, M., -zakken.

Rechterzijde, V.

Rechtgeaard.

Rechtgeloovig, -gelooviger, -geloovigst.

Rechtgeloovigheid, V.

Rechthebbende, M. en V., -hebbenden.

Rechtheid, V.

Rechthoek, M., -hoeken.

Rechthoekig.

Rechthuis, O., -huizen.

Rechtkloppen, klopte recht, heeft rechtgeklopt.

Rechtlijnig.

Rechtmatig, -matiger, -matigst.

Rechtmatigheid, V.

Rechtop.

Rechtopstaand.

Rechts (bijw.).

Rechtsaf.

Rechtsban, M.

Rechtsbedeeling, V.

Rechtsbegrip, O., -begrippen.

Rechtsbron, V..-bronnen.

Rechtsch (bnw.).

Rechtschapen, -schapener, -schapenst.

Rechtschapenheid, V.

Rechtscollege, O., -colleges.

Rechtsdwang, M.

Rechtsfeit, O., -feiten.

Rechtsgebied, O.

Rechtsgebouw, O. -gebouwen.

Rechtsgeding, O., -gedingen.

Rechtsgeldigheid, V.

Rechtsgeleerd.

Rechtsgeleerde, M. en V., -geleerden.

Rechtsgeleerdheid, V.

Rechtsgeschiedenis, V.

Rechtsgevoel, O.

Rechtshandel, M.

Rechtsingang, M.

Rechtskundig.

Rechtsmacht, V.

Rechtsmiddel, O., -middelen.

Rechtsom.

Rechtsomkeert (- maken).

Rechtspersoon, M. en V., -personen.

Rechtspersoonlijkheid, V.

Rechtsphilosophie, V.

Rechtspleging, V., -plegingen.

Rechtspraak, V.

Rechtspreken, sprak recht, spraken recht, heeft rechtgesproken.

Rechtsschool, V., -scholen.

Rechtstaal, V.

Rechtstandig.

Rechtstandigheid, V.

Rechtsterm, M., -termen.

Rechtstreeks (bijw.).

Rechtstreeksch (bnw.).

Rechtsverdraaiing, V., -verdraaiingen.

Rechtsverkrachting, V., -verkrachtingen.

Rechtsvervolging, V.

Rechtsvordering, V., -vorderingen.

Rechtsvraag, V., -vragen.

Rechtswege (van -).

Rechtsweigering, V.

Rechtswetenschap, V.

Rechtswezen, O.

Rechtszaak, V., -zaken.

Rechttoe.

Rechtuit.

Rechtuitgaan, gaat rechtuit, ging rechtuit, is rechtuitgegaan.

Rechtuitloopen, liep rechtuit, heeft en is rechtuitgeloopen.

Rechtvaardig, -vaardiger, -vaardigst.

Rechtvaardigen, rechtvaardigde, heeft gerechtvaardigd.

Rechtvaardigheid, V.

Rechtvaardiging, V.

Rechtvaardiglijk.

Rechtvaardigmaking, V.

Rechtverkrijgende, M. en V., -verkrijgenden.

Rechtvleugelig.

Rechtzinnig, -zinniger, -zinnigst.

Rechtzinnigheid, V.

Recidive, V.

Recidivist, M., recidivisten.

Reciet, O.

Recipieeren, recipieerde, heeft gerecipieerd.

Recitatief, O.

Reciteeren, reciteerde, heeft gereciteerd.

Reclamant, M., reclamanten.

Reclame, V., reclames.

Reclamebord, O., -borden.

Reclameeren, reclameerde, heeft gereclameerd.

Reclameprent, V., -prenten.

Recognitie, V., recognitiën en recognities.

Recommandatie, V., recommandatiën en recommandaties.

Recommandeeren, recommandeerde, heeft gerecommandeerd.

Reconvalescent, M., reconvalescenten.

Reconvalescente, V., reconvalescenten.

Record, O.

Recruteeren, recruteerde, heeft gerecruteerd.

Recrutenschool, V., -scholen.

Recruut, M., recruten.

Rectificatie, V.

Rector, M., rectoren.

Rectoraal, rectorale.

Rectoraat, O., rectoraten.

Reçu, O., reçu's. Reçuutje, O., -jes.

Redacteur, M., redacteuren en redacteurs.

Redactie, V., redactiën en redacties.

Redactiekosten (mv.), M.

Redactiewerk, O.

Reddeloos, -loozer.

Reddeloosheid, V.

Redden, redde, heeft gered.

Redder, M., redders.

Redderaar, M., redderaars.

Redderen, redderde, heeft geredderd.

Reddering, V.

Redding, V., reddingen.

Reddingboei, V., -boeien.

Reddingboot, V., -booten.

Reddingplank, V., -planken. Ook Reddingsplank.

Rede (toespraak), V.

Rede (denkvermogen), V.

Rededeel, O., -deelen.

Redekavelen, redekavelde, heeft geredekaveld.

Redekaveling, V., -kavelingen.

Redekunde, V.

Redekundig.

Redekunst, V.

Redekunstig.

Redelijk, -lijker, -lijkst.

Redelijkerwijze en -wijs.

Redelijkheid, V.

Redeloos, -loozer.

Redeloosheid, V.

Redemptorist, M., Redemptoristen.

Reden (oorzaak), V., redenen.

Reden (verhouding), V., redens.

Redenaar, M., redenaren en redenaars.

Redenaarsgave, V., -gaven.

Redenaarsgestoelte, O., -gestoelten.

Redenaarstalent, O., -talenten.

Redeneerder, M., redeneerders.

Redeneeren, redeneerde, heeft geredeneerd.

Redeneering, V., redeneeringen.

Redeneerkunde, V.

Redeneertrant, M.

Redengevend.

Rederijk, -rijker, -rijkst.

Rederijker, M., rederijkers.

Rederijkerskamer, V., -kamers.

Rederijkheid, V.

Redetwisten, redetwistte, heeft geredetwist.

Redevoeren, redevoerde, heeft geredevoerd.

Redevoering, V., -voeringen.

Redewisseling, V., -wisselingen.

Redigeeren, redigeerde, heeft geredigeerd.

Redmiddel, O., -middelen.

Redoute, V., redoutes.

Redres, O.

Redresseeren, redresseerde, heeft geredresseerd.

Redster, V., redsters.

Reductie, V., reducties.

Ree (dier), V., reeën. Reetje, O., -jes.

Ree (ligplaats). Zie Reede.

Reebok, M., -bokken; -bokje, O., -jes.

Reebout, M., -bouten.

Reede en Ree, V., reeden en reeën.

Reede en Ree, reeder, reedst.

Reeden, reedde, heeft gereed.

Reeder, M., reeders.

Reederij, V., reederijen.

Reederskantoor, O., -kantoren.

Reeding, V., reedingen.

Reeds.

Reëel, reëele.

Reef en Rif, O., reven. Reefje, O., -jes.

Reeftalie, V., -talies.

Reegeit, V., -geiten; -geitje, O., -jes.

Reekalf, O., -kalven; -kalfje, O., -jes.

Reeks, V., reeksen.

Reeling, V., reelings.

Reep (smalle strook), M., reepen. Reepje, O., -jes.

Reep (hoepel), M., reepen. Reepje, O., -jes.

Reephout, O.

Reeschaaf, V., -schaven.

Reet (spleet), V., reten. Reetje, O., -jes.

Reet en Rete (werktuig), V., reten.

Reetrekker, M., -trekkers.

Reeuw, O.

Reeuwen, reeuwde, heeft gereeuwd.

Reeuwer, M., reeuwers.

Reeuwster, V., reeuwsters.

Reevleesch en Reeënvleesch, O.

Referaat, O., referaten.

Refereeren, refereerde, heeft gerefereerd.

Referein en Refrein, O., refereinen en refreinen. Refereintje en
refreintje, O., -jes.

Referendaris, M., referendarissen.

Referent, M., referenten.

Referentie, V., referenties en referentiën.

Reflector, M., reflectors.

Reflexie, V., reflexies.

Reformatie, V.

Reformeeren, reformeerde, heeft gereformeerd.

Reformkleeding, V.

Refter, M., refters.

Refugié, M., refugié's.

Refuus, O., refuzen.

Regaal, O., regalen.

Regeerder, M., regeerders.

Regeeren, regeerde, heeft geregeerd.

Regeering, V., regeeringen.

Regeeringloos, -looze.

Regeeringloosheid, V.

Regeeringsbank, V., -banken.

Regeeringsbeleid, O.

Regeeringscommissaris, M., -commissarissen.

Regeeringsontwerp, O., -ontwerpen.

Regeeringspartij, V., -partijen.

Regeeringspersoon, M., -personen.

Regeeringsreglement, O., -reglementen.

Regeeringstijd, M.

Regeeringsverslag, O., -verslagen.

Regeeringsvorm, M., -vormen.

Regeeringszaak, V., -zaken.

Regeerkunde, V.

Regel, M., regelen en regels. Regeltje, O., -jes.

Regelaar, M., regelaars.

Regeldraads.

Regelen, regelde, heeft geregeld.

Regeling, V., regelingen.

Regelingscommissie, V., -commissiën.

Regelloos, -loozer.

Regelloosheid, V.

Regelmaat, V.

Regelmatig, -matiger, -matigst.

Regelmatigheid, V.

Regelrecht.

Regen, M., regens. Regentje, O., -jes.

Regenachtig, -achtiger, -achtigst.

Regenachtigheid, V.

Regenbak, M., -bakken.

Regenboog, M., -bogen.

Regenbui, V., -buien.

Regendag, M., -dagen.

Regendroppel, M., -droppels.

Regenen, regende, heeft geregend.

Regenjas, V., -jassen.

Regenlucht, V., -luchten.

Regenmaand, V., -maanden.

Regenmantel, M., -mantels.

Regenmeter, M., -meters.

Regenscherm, O., -schermen.

Regent, M., regenten.

Regentenkamer, V., -kamers.

Regentes, V., regentessen.

Regentijd, M., -tijden.

Regenton, V., -tonnen.

Regentschap, O.

Regenval, M.

Regenwater, O.

Reggen, regde, heeft geregd.

Regie, V.

Regime, O., regimes.

Regiment, O., regimenten.

Regimentscommandant, M., -commandanten.

Regimentsdokter, M., -dokters.

Regimentskind, O., -kinderen.

Regimentsoverste, M., -oversten.

Regisseur, M., regisseurs.

Register, O., registers. Registertje, O., -jes.

Registerton, V., -tonnen.

Registratie, V.

Registratiekantoor, O., -kantoren.

Registratiekosten (mv.), M.

Registreeren, registreerde, heeft geregistreerd.

Registreering, V., registreeringen.

Reglement, O., reglementen. Reglementje, O., -jes.

Reglementair.

Reglementeeren, reglementeerde, heeft gereglementeerd.

Reglet, M., regletten.

Regulatief, O., regulatieven.

Regulator, M., regulators en regulatoren.

Reguleeren, reguleerde, heeft gereguleerd.

Regulier, M., Regulieren.

Regulier, reguliere.

Rei (koor), M., reien.

Reien (dansen), reide, heeft gereid.

Reiger, M., reigers. Reigertje, O., -jes.

Reigerbosch, O., -bosschen.

Reigervalk, M., -valken.

Reigerveer, V., -veeren.

Reiken, reikte, heeft gereikt.

Reikhalzen, reikhalsde, heeft gereikhalsd.

Reikhalzing, V.

Reilen (Als het reilt en zeilt).

Reiltop, M., -toppen.

Rein, reiner, reinst.

Reinheid, V.

Reinigen, reinigde, heeft gereinigd.

Reiniging, V., reinigingen.

Reinigingsdienst, M.

Reinigingsmiddel, O., -middelen.

Reinvaar, V., -varen.

Reis, V., reizen. Reisje, O., -jes.

Reisapotheek, V., -apotheken.

Reisbaar, -bare.

Reisbehoeften (mv.), V.

Reisbenoodigdheden (mv.), V.

Reisbeschrijving, V., -beschrijvingen.

Reisboek, O., -boeken.

Reisdeken, V., -dekens.

Reisgeld, O.

Reisgelegenheid, V., -gelegenheden.

Reisgenoot, M., -genooten.

Reisgenoote, V., -genooten.

Reisgezelschap, O., -gezelschappen.

Reisgids, M., -gidsen.

Reiskleed, O., -kleederen.

Reiskoets, V., -koetsen.

Reiskoffer, M., -koffers.

Reiskosten, (mv.), M.

Reiskostuum, O.

Reismakker, M., -makkers.

Reispenning, M., -penningen.

Reispet, V., -petten.

Reisplan, O., -plannen.

Reisroute, V.

Reistasch, V., -tasschen; -taschje, O., -jes.

Reisvaardig.

Reisverhaal, O., -verhalen.

Reiswijzer, M., -wijzers.

Reiszak, M., -zakken; -zakje, O., -jes.

Reizen, reisde, heeft en is gereisd.

Reiziger, M., reizigers.

Reizigster, V., reizigsters.

Rek (het rekken), M.

Rek (latwerk), O., rekken. Rekje, O., -jes.

Rekbaar, -baarder, -baarst.

Rekbaarheid, V.

Rekbank, V., -banken.

Rekel, M., rekels. Rekeltje, O., -jes.

Rekelachtig, -achtiger, -achtigst.

Rekenaar, M., rekenaars en rekenaren.

Rekenboek, O., -boeken; -boekje, O., -jes.

Rekenbord, O., -borden.

Rekenen, rekende, heeft gerekend.

Rekenfout, V., -fouten.

Rekening, V., rekeningen. Rekeningetje, O., -jes.

Rekening-courant, V., -courant.

Rekenkamer, V.

Rekenkunde, V.

Rekenles, V., -lessen.

Rekenmachine, V., -machines.

Rekenmeester, M., -meesters.

Rekenplichtig.

Rekenplichtigheid, V.

Rekenschap, V.

Rekensom, V., -sommen.

Rekenwijze en -wijs, V., -wijzen.

Rekest, enz. Zie Request, enz.

Rekhout, O., -houten.

Rekijzer, O., -ijzers.

Rekke, V., rekken.

Rekkelijk, -lijker, -lijkst.

Rekkelijkheid, V.

Rekkeling, V.

Rekken, rekte, heeft en is gerekt.

Rekker, M., rekkers.

Rekkerig, rekkeriger, rekkerigst.

Rekking, V., rekkingen.

Rekstok, M., -stokken.

Relaas, O., relazen. Relaasje, O., -jes.

Relatie, V., relatiën en relaties.

Releveeren, releveerde, heeft gereleveerd.

Reliëf, O., reliëfs.

Religie, V., religiën en religies.

Religietwist, M., -twisten.

Religieus, religieuzer.

Reliquie, V., reliquieën.

Reliquieënkastje, O., -jes.

Rellen, relde, heeft gereld.

Relletje, O., -jes.

Relmuis, V., -muizen; -muisje, O., -jes.

Rem, V., remmen.

Remedie, V. en O., remedies en remediën.

Remise, V., remises.

Remitteeren, remitteerde, heeft geremitteerd.

Remketting, M., -kettingen.

Remmen, remde, heeft geremd.

Remmer, M., remmers.

Remonstrant, M., Remonstranten.

Remonstrantendom, O.

Remonstrantsch.

Remonstreeren, remonstreerde, heeft geremonstreerd.

Remonte, V.

Remontepaard, O., -paarden.

Remontoir, O., remontoirs.

Remplaçant, M., remplaçanten.

Remplaceeren, remplaceerde, heeft geremplaceerd.

Remschoen, M., -schoenen.

Remtoestel, M. en O., -toestellen.

Ren, M., rennen.

Ren (kippenren), V., rennen.

Renaissance, V.

Renaissancestijl, M.

Renbaan, V., -banen.

Renbode, M., -boden.

Rendement, O.

Rendez-vous, O.

Rendier, O., rendieren.

Rendiermos, O.

Rendiervel, O., -vellen.

Renegaat, M., renegaten.

Renet, V., renetten. Renetje O., -jes.

Rennen, rende, heeft en is gerend.

Renonce, V.

Renonceeren, renonceerde, heeft gerenonceerd.

Renpaard, O., -paarden.

Renperk, O., -perken.

Rentbaar, -bare.

Rente, V., renten.

Rentebetaling, V., -betalingen.

Rentebrief, M., -brieven.

Rentegevend.

Renteloos, -looze.

Renten, rentte, heeft gerent.

Rentenier, M., renteniers en rentenieren.

Rentenieren, rentenierde, heeft gerentenierd.

Rentenierster, V., renteniersters.

Rentestandaard, M.

Rentevoet, M.

Rentmeester, M., -meesters.

Rentmeesterschap, O., -schappen.

Renversaal, O., renversalen.

Renvooi, O., renvooien.

Reorganisatie, V., reorganisaties en reorganisatiën.

Rep, M. (In - en roer).

Reparatie, V., reparatiën en reparaties.

Repareeren, repareerde, heeft gerepareerd.

Repel, M., repels. Repeltje, O., -jes.

Repelaar, M., repelaars.

Repelen, repelde, heeft gerepeld.

Repertoire, O., repertoires.

Repeteeren, repeteerde, heeft gerepeteerd.

Repeteergeweer, O., -geweren.

Repetent, M., repetenten.

Repetitie, V., repetitiën en repetities.

Repetitiehorloge, O., -horloges.

Repetitor, M., repetitoren.

Repliceeren, repliceerde, heeft gerepliceerd.

Repliek, V., replieken.

Reppen, repte, heeft gerept.

Representatiekosten (mv.), M.

Reprimande, V., reprimandes.

Republiek, V. republieken. Republiekje, O., -jes.

Republikein, M., republikeinen.

Republikeinsch.

Reputatie, V., reputaties en reputatiën.

Request, O., requesten. Requestje, O., -jes.

Requestrant, M., requestranten.

Requestrante, V., requestranten.

Requestreeren, requestreerde, heeft gerequestreerd.

Requiem, O., requiems.

Requisiet, O., requisieten.

Requisitie, V., requisities en requisitiën.

Requisitoir, O., requisitoiren.

Rescript, O., rescripten.

Reseda, V., reseda's.

Reserve, V., reserves.

Reserveeren, reserveerde, heeft gereserveerd.

Reservefonds, O., -fondsen.

Reservekader, O.

Reservekapitaal, O., -kapitalen.

Reservetroepen (mv.), M.

Reservist, M., reservisten.

Reservoir, O., reservoirs.

Resideeren, resideerde, heeft geresideerd.

Resident, M., residenten.

Residentie, V., residentiën en residenties.

Residentiestad, V., -steden.

Residu, O., residuen en residu's.

Resolutie, V., resolutiën en resoluties.

Resoluut, resoluter, resoluutst.

Respect, O.

Respectabel, -ler, -lst.

Respecteeren, respecteerde, heeft gerespecteerd.

Respijt, O.

Respirator, M., respirators.

Respondeeren, respondeerde, heeft gerespondeerd.

Responsiecollege, O., -colleges.

Ressort, O.

Ressorteeren, ressorteerde, heeft geressorteerd.

Rest, V., resten. Restje, O., -jes.

Restant, O., restanten. Restantje, O., -jes.

Restantenlijst, V., -lijsten.

Restaurant, O., restaurants.

Restaurateur, M., restaurateurs.

Restauratie, V., restauratiën en restauraties.

Resteeren, resteerde, is geresteerd.

Resten, restte, is gerest.

Resultaat, O., resultaten.

Resultante, V., resultanten.

Resulteeren, resulteerde, is geresulteerd.

Resumé, O., resumé's.

Resumeeren, resumeerde, heeft geresumeerd.

Resumtie, V., resumtiën en resumties.

Resumtievergadering, V., -vergaderingen.

Reticule, V., reticules.

Retirade, V., retirades.

Retort, V., retorten.

Retour (terugvracht), V., retouren.

Retour (biljet), O., retours.

Retourbiljet, O., -biljetten.

Retourkaart, V., -kaarten.

Retourrekening, V.

Retourschip, O., -schepen.

Retourvloot, V., -vloten.

Retourvracht, V., -vrachten.

Retroacta (mv.), O.

Reu, M., reuen. Reutje, O., -jes.

Reuk, M., reuken. Reukje, O., -jes.

Reukeloos, -loozer, -loost.

Reukfleschje, O., -fleschjes.

Reukorgaan, O., -organen.

Reukwater, O., -wateren.

Reukwerk, O.

Reukzenuw, V., -zenuwen.

Reünie, V., reünies.

Reünie-commissie, V., -commissies.

Reus, M.; reuzen.

Reusachtig, -achtiger, -achtigst.

Reusachtigheid, V.

Reutel (reuteling), M.

Reutel (reutelaar en reutelaarster), M. en V., reutels.

Reutelen, reutelde, heeft gereuteld.

Reuter, M., reuters. Reutertje, O., -jes.

Reuzel (lichaamsdeel), M., reuzels; (stof), V. Reuzeltje, O., -jes.

Reuzenbeeld, O., -beelden.

Reuzenkracht, V., -krachten.

Reuzenplan, O., -plannen.

Reuzenschrede, V., -schreden.

Reuzenslang, V., -slangen.

Reuzenstap, M., -stappen.

Reuzentaak, V.

Reuzenwerk. O., -werken.

Reuzenzwaai, M.

Reuzin, V., reuzinnen.

Revaccinatie, V.

Reveille, V.

Revelen, revelde, heeft gereveld.

Reven, reefde, heeft gereefd.

Revenu, O., revenuen.

Revisie, V., revisies en revisiën.

Revolutie, V., revolutiën en revoluties.

Revolutiegeest, M.

Revolutiemannen (mv.), M.

Revolutietijd, M.

Revolutionnair.

Revolver, V., revolvers.

Revolverkanon, O., -kanonnen.

Revolverschot, O., -schoten.

Revue, V., revuen en revues.

Rhapsodie, V., rhapsodieën.

Rhetor, M., rhetoren en rhetors.

Rhetorica, V.

Rhetoriek, V.

Rhetorisch.

Rheumatiek, V.

Rheumatisch.

Rheumatisme, O.

Rhinoceros, M., rhinocerossen.

Rhythmisch.

Rhythmus, M.

Rib en Ribbe, V., ribben. Ribje en ribbetje, O., -jes.

Ribbebreuk, V., -breuken.

Ribbeling, M., ribbelingen.

Ribbenband, M., -banden.

Ribbenkast, V.

Ribbestoot. M., -stooten.

Ribbevlies, O., -vliezen.

Richel, V., richels. Richeltje, O., -jes.

Richtbaak, V., -baken.

Richten, richtte, heeft gericht.

Richter, M., richters en richteren.

Richtgat, O., -gaten.

Richtig, richtiger, richtigst.

Richtigheid, V.

Richting, V., richtingen.

Richtlat, V., -latten.

Richtlijn, V., -lijnen.

Richtliniaal, O., -linialen.

Richtlood, O., -looden.

Richtsnoer, O., -snoeren.

Ridder, M., ridders.

Ridderen, ridderde, heeft geridderd.

Riddergedicht, O., -gedichten.

Ridderkasteel, O., -kasteelen.

Ridderkruis, O., -kruisen.

Ridderlijk, -lijker, -lijkst.

Ridderlijkheid, V.

Ridderorde, V., -orden.

Ridderroman, M., -romans.

Ridderschap (de ridders), V., -schappen; (de waardigheid), O.

Ridderslag, M.

Ridderspel, O., -spelen.

Ridderspoor, V., -sporen.

Ridderstand, M.

Riddertijd, M., -tijden.

Ridderwezen, O.

Ridderwoord, O.

Ridderzaal, V., -zalen.

Rieken. Zie Ruiken.

Riem (lederen strook en roeispaan), M., riemen. Riempje, O., -jes.

Riem (papiermaat), M., riemen.

Riemblad, O., -bladen.

Riemer, M., riemers.

Riemschijf, V., -schijven.

Riemslag, M., -slagen.

Riet, O., rieten. Rietje, O., -jes.

Rietdekker, M., -dekkers.

Rieten (bnw.).

Rietgors, V., -gorzen.

Rietgras, O., -grassen.

Rietland, O., -landen.

Rietpeer, V., -peren; -peertje, O., -jes.

Rietsuiker, V.

Rietvink, M., -vinken.

Rif (geraamte, klip), O., riffen. Rifje, O., -jes.

Rif (in een zeil). Zie Reef.

Rij (reeks), V., rijen. Rijtje, O., -jes.

Rijbaan, V., -banen.

Rijbewijs, O., -bewijzen.

Rijbroek, V., -broeken.

Rijden, reed, reden, heeft en is gereden.

Rijder, M., rijders.

Rijdster, V., rijdsters.

Rijf, V., rijven. Rijfje, O., -jes.

Rijfelen, rijfelde, heeft gerijfeld.

Rijfelspel, O., -spelen.

Rijgdraad, M., -draden.

Rijgen, reeg, regen, heeft geregen.

Rijglaars, V., -laarzen; -laarsje, O., -jes.

Rijglijf, O., -lijven.

Rijgnaald, V., -naalden.

Rijgpen, V., -pennen.

Rijgschoen, M., -schoenen.

Rijgsnoer, O., -snoeren.

Rijgveter, M., -veters.

Rijk, O., rijken. Rijkje, O., -jes.

Rijk, rijker, rijkst.

Rijkaard, M., rijkaards.

Rijkdom, M., rijkdommen.

Rijkelijk, -lijker, -lijkst.

Rijkgeladen.

Rijkheid, V.

Rijkleed, O., -kleederen.

Rijkmaker, M., -makers.

Rijknecht, M., -knechts.

Rijksacademie, V., -academiën.

Rijksadel, M.

Rijksadvocaat, M., -advocaten.

Rijksambtenaar, M., -ambtenaars en -ambtenaren.

Rijksarchief, O., -archieven.

Rijksbelasting, V., -belastingen.

Rijksbestuurder, M., -bestuurders.

Rijksbetrekking, V., -betrekkingen.

Rijksbeurs, V., -beurzen.

Rijksdaalder, M., -daalders.

Rijksdag, M., -dagen.

Rijksgebied, O.

Rijksgebouw, O., -gebouwen.

Rijksgesticht, O., -gestichten.

Rijksgrond, M., -gronden.

Rijksgroote, M., -grooten.

Rijkshoogereburgerschool, V., -scholen.

Rijksinstelling, V., -instellingen.

Rijkskanselier, M., -kanseliers en -kanselieren.

Rijkskweekschool, V., -scholen.

Rijkslandbouwproefstation, V., -proefstations.

Rijkslandbouwschool, V., -scholen.

Rijksmerk, O.

Rijksmuseum, O., -museums en -musea.

Rijkspolitie, V.

Rijkspensioen, O., -pensioenen.

Rijkspostspaarbank, V.

Rijkssubsidie, O., -subsidiën.

Rijkstelegraaf, V.

Rijkstoezicht, O.

Rijksuniversiteit, V., -universiteiten.

Rijksveeartsenijschool, V.

Rijksveldwachter, M., -wachters.

Rijksverzekeringsbank, V.

Rijkswaterstaat, M.

Rijkswege (Van -).

Rijkszuivelinspecteur, M., -inspecteurs.

Rijkunst, V.

Rijlaars, V., -laarzen.

Rijles, V., -lessen.

Rijm (de rijp), M.

Rijm (gelijkheid van eindklanken), O., rijmen.

Rijmelaar, M., rijmelaars en rijmelaren.

Rijmelarij, V., rijmelarijen.

Rijmelen, rijmelde, heeft gerijmeld.

Rijmeloos en Rijmloos, -looze.

Rijmen, rijmde, heeft gerijmd.

Rijmklank, M., -klanken.

Rijmpje, O., -jes.

Rijmwoord, O., -woorden.

Rijn, M.

Rijn (in een molensteen), M., rijnen.

Rijnaak, V., -aken.

Rijnboot, V., -booten.

Rijnlander, M., -landers.

Rijnlandsch.

Rijnprovincie, V., -provincies en -provinciën.

Rijnsch.

Rijnsche-wijnflesch, V., -flesschen.

Rijnschip, O., -schepen.

Rijnstreek, V., -streken.

Rijntol, M., -tollen.

Rijnvaart, V.

Rijnwater, O.

Rijnwijn, M., -wijnen.

Rijp (de rijm), M.

Rijp (rups), V., rijpen. Rijpje, O., -jes.

Rijp, rijper, rijpst.

Rijpaard, O., -paarden; -paardje, O., -jes.

Rijpartij, V., -partijen; -partijtje, O., -jes.

Rijpelijk.

Rijpen (rijp maken en rijp worden), rijpte, heeft en is gerijpt.

Rijpen (door de vorst), rijpte, heeft gerijpt.

Rijpheid, V.

Rijping, V.

Rijrok, M., -rokken.

Rijs, O., rijzen. Rijsje, O., -jes.

Rijsbedding, V., -beddingen.

Rijsberm, M., -bermen.

Rijsbeslag, O.

Rijschool, V., -scholen.

Rijsdam, M., -dammen.

Rijshout, O.

Rijst, V.

Rijstbouw, M.

Rijstdiefje (vogel), O., -diefjes.

Rijstebrij, V.

Rijstemeel, O.

Rijstemelk, V.

Rijstepap, V.

Rijstesoep, V.

Rijstetaart, V., -taarten.

Rijstlepel, M., -lepels.

Rijstpapier, O.

Rijsttafel, V.

Rijstveld, O., -velden.

Rijstvogel, M., -vogels; -vogeltje, O., -jes.

Rijstwater, O.

Rijswerk, O.

Rijten, reet, reten, heeft en is gereten.

Rijtoer, M., -toeren; -toertje, O., -jes.

Rijtuig, O., -tuigen; -tuigje, O., -jes.

Rijtuiglak, O.

Rijtuigmaatschappij, V., -maatschappijen.

Rijtuigschilder, M., -schilders.

Rijtuigverhuurder, M., -verhuurders.

Rijven, reef, reven, heeft gereven.

Rijweg, M., -wegen.

Rijwiel, O., -wielen.

Rijwielbelasting, V., -belastingen.

Rijwielfabriek, V., -fabrieken.

Rijwielhersteller, M., -herstellers.

Rijwielpad, O., -paden.

Rijzen, rees, rezen, is gerezen.

Rijzig, rijziger, rijzigst.

Rijzing, V., rijzingen.

Rijzweep, V., -zweepen.

Rikketikken, rikketikte, heeft gerikketikt.

Ril, M.

Rillen, rilde, heeft gerild.

Rilling, V., rillingen. Rillinkje, O., -jes.

Rimpel, M., rimpels. Rimpeltje, O., -jes.

Rimpelen, rimpelde, heeft en is gerimpeld.

Rimpelig, rimpeliger, rimpeligst.

Rimpeling, V.

Ring, M., ringen. Ringetje, O., -jes.

Ringbaard, M., -baarden.

Ringbout, M., -bouten.

Ringbroeder, M., -broeders.

Ringdijk, M., -dijken.

Ringelduif, V., -duiven.

Ringelen, ringelde, heeft geringeld.

Ringelmusch, V., -musschen.

Ringelooren, ringeloorde, heeft geringeloord.

Ringen, ringde, heeft geringd.

Ringhout, O., -houten.

Ringkraag, M., -kragen.

Ringmuur, M., -muren.

Ringrijden, O.

Ringsloot, V., -slooten.

Ringvalk, M., -valken.

Ringvergadering, V., -vergaderingen.

Ringvinger, M., -vingers.

Ringvormig.

Rinkel, M., rinkels. Rinkeltje, O., -jes.

Rinkelaar (vaartuig), M., rinkelaars.

Rinkelbel, V., -bellen.

Rinkelen, rinkelde, heeft gerinkeld.

Rinkelrooien, rinkelrooide, heeft gerinkelrooid.

Rinkelrooier, M., -rooiers.

Rinket, O., rinketten. Rinketje, O., -jes.

Rinkinken, rinkinkte, heeft gerinkinkt.

Rinsch, rinscher, meest rinsch.

Rioleeren, rioleerde, heeft gerioleerd.

Rioleering, V., rioleeringen.

Riool, O., riolen. Riooltje, O., -jes.

Rioolstelsel, O., -stelsels.

Rioolwater, O.

Risico, O. en V.

Risqueeren, risqueerde, heeft gerisqueerd.

Rist, V., risten. Ristje, O., -jes.

Risten, ristte, heeft gerist.

Rit, M. en O., ritten. Ritje, O., -jes.

Ritmeester, M., -meesters.

Rits (tusschenw.).

Ritselen, ritselde, heeft geritseld.

Ritseling, V., ritselingen.

Ritsig, ritsiger, ritsigst.

Ritsijzer, O., -ijzers.

Ritten, ritte, heeft gerit.

Rituaal, O., ritualen.

Ritus, M.

Rivier, V., rivieren. Riviertje, O., -jes.

Rivierarm, M., -armen.

Rivierbedding, V., -beddingen.

Rivierbericht, O., -berichten.

Riviercorrespondentie, V.

Rivierdijk, M., -dijken.

Rivierkreeft, M., -kreeften.

Riviermond, O., -monden.

Rivierschip, O., -schepen.

Rivierstelsel, O., -stelsels.

Riviervisch (stofnaam), V.; (voorwerpsnaam), M.

Rivierwater, O.

Rob (dier), M., robben. Robbetje, O., -jes.

Rob (maag), V., robben.

Robbedoes, M. en V., robbedoezen.

Robbenjacht, V., -jachten.

Robbenvangst, V.

Robber, M., robbers. Robbertje, O., -jes.

Robbespek en Robbenspek, O.

Robbevel, O., -vellen.

Robijn (steen), M., robijnen; (stof), O. Robijntje, O., -jes.

Rochel, V., rochels.

Rochelaar, M., rochelaars.

Rochelen, rochelde, heeft gerocheld.

Rochelpot (persoon), M., -potten.

Roebel, M., roebels.

Roede en Roe, V., roeden. Roetje, O., -jes.

Roef, V., roeven. Roefje, O., -jes.

Roef (tusschenw.).

Roeibank, V., -banken.

Roeiboot, V., -booten; -bootje, O., -jes.

Roeidol, M., -dollen.

Roeien, roeide, heeft en is geroeid.

Roeier, M., roeiers.

Roeiklamp, M., -klampen.

Roeipen en Roeipin, V., -pennen en -pinnen.

Roeiriem, M., -riemen.

Roeischuit, V., -schuiten; -schuitje, O., -jes.

Roeispaan, V., -spanen.

Roeisport, V.

Roeistrop, M., -stroppen.

Roeivaartuig, O., -vaartuigen.

Roeivereeniging, V., -vereenigingen.

Roeiwedstrijd, M., -wedstrijden.

Roek, M., roeken.

Roekeloos, -loozer.

Roekeloosheid, V., -heden.

Roekoeken, roekoekte, heeft geroekoekt.

Roem, M.

Roemen, roemde, heeft geroemd.

Roemer en Romer, roemers en romers. Roemertje en romertje, O., -jes.

Roemrijk, -rijker, -rijkst.

Roemruchtig, -ruchtiger, -ruchtigst.

Roemvol.

Roemwaardig, -waardiger, -waardigst.

Roemwaardigheid, V.

Roemzucht, V.

Roep, M.

Roepen, riep, heeft geroepen.

Roeper, M., roepers.

Roeping, V., roepingen.

Roepstem, V., -stemmen.

Roer, M., (In rep en -).

Roer (stuur), O., roeren en roers. Roertje, O., -jes.

Roer (buis), O., roeren en roers. Roertje, O., -jes.

Roerbak, M., -bakken.

Roerdomp, M., -dompen; -dompje, O., -jes.

Roeren, roerde, heeft geroerd.

Roerend, roerender, roerendst.

Roerganger, M., -gangers.

Roerhard, -harder, -hardst.

Roerig, roeriger, roerigst.

Roerigheid, V.

Roering, V., roeringen.

Roerkruid, O.

Roerloos, -looze.

Roerloosheid, V.

Roerom, M., roerommen en roeroms.

Roerpen en Roerpin V., -pennen en -pinnen.

Roersel, O., roerselen en roersels.

Roersleuf, V., -sleuven.

Roerspaan, V., -spanen.

Roerstel, O., -stellen.

Roertalie, V., -talies.

Roervink, M., -vinken.

Roes, M., roezen. Roesje, O., -jes.

Roest (het roesten), M.; (roestigheid), O.

Roesten, roestte, is geroest.

Roestig, roestiger, roestigst.

Roestigheid, V.

Roestvlek, V., -vlekken.

Roet, O.

Roetachtig, -achtiger, -achtigst.

Roeterig, roeteriger, roeterigst.

Roetig, roetiger, roetigst.

Roetigheid, V.

Roetmop, V.; (persoon), M. en V., -moppen.

Roetzwart, O.

Roetzwart.

Roezemoezen, roezemoesde, heeft geroezemoesd.

Roezemoezig, roezemoeziger, roezemoezigst.

Roezen, roesde, heeft geroesd.

Roezig, roeziger, roezigst.

Roezigheid, V.

Roffel (tromslag en berisping), M., roffels. Roffeltje, O., -jes.

Roffel (schaaf), M., roffels. Roffeltje, O., -jes.

Roffelaar, M., roffelaars.

Roffelen, roffelde, heeft geroffeld.

Roffelig, roffeliger, roffeligst.

Roffelschaaf, V., -schaven.

Roffelzaag, V., -zagen.

Rog (visch), M., roggen. Rogje en roggetje, O., -jes.

Rogge, ook Rog (graansoort), V.

Roggebrood, O., -brooden.

Roggemeel, O.

Roggenvangst, V.

Roggestroo, O.

Roggevel, O., -vellen.

Roggeveld, O., -velden.

Rok (kleedingstuk), M., rokken. Rokje, O., -jes.

Rok (spinrokken). Zie Rokken.

Rokken en Rok, O., rokkens en rokken. Rokkentje, O., -jes.

Rokken, rokte, heeft gerokt.

Rokkenband (collectieve stof naam), O.

Rokkenen, rokkende, heeft gerokkend.

Roksband (een band), M., -banden.

Roksknoop, M., -knoopen.

Rokskraag, M., -kragen.

Roksmouw, V., -mouwen.

Rokspand, O., -panden.

Rokszak en Rokzak, M., -zakken.

Rol, M., (Aan den rol).

Rol, V., rollen. Rolletje, O., -jes.

Rolband, O.

Rolbank, V., -banken.

Rolbed, O., -bedden.

Rolgordijn, O., -gordijnen.

Rolkorf, M., -korven.

Rolkous, V., -kousen.

Rollaag, V., -lagen.

Rolleeren, rolleerde, heeft gerolleerd.

Rolleering, V.

Rollen, rolde, heeft en is gerold.

Rollende, V., -lenden.

Roller, M., rollers.

Rolling, V.

Rolpaal, M., -palen.

Rolpaard, O., -paarden.

Rolpens, V., -pensen.

Rolplank, V., -planken.

Rolschaats, V., -schaatsen.

Rolschot, O., -schoten.

Rolsteen, M., -steenen.

Rolstoel, M., -stoelen.

Rolstok, M., -stokken.

Rolverdeeling, V., -verdeelingen.

Rolwagen, M., -wagens.

Romaansch.

Romaansch, O.

Roman, M., romans. Romannetje, O., -jes.

Romance, V., romancen en romances.

Romanesk, romanesker.

Romanheld, M., -helden.

Romanist, M., romanisten.

Romanlectuur, V.

Romanlezer, M., -lezers.

Romanschrijver, M., -schrijvers.

Romantiek, V.

Romantisch, romantischer, meest romantisch.

Romantisme, O.

Romein, M., Romeinen.

Romeinsch.

Rommel, M., rommels. Rommeltje, O., -jes.

Rommelen, rommelde, heeft gerommeld.

Rommeling, V., rommelingen.

Rommelkamer, V., -kamers.

Rommelpot, M., -potten.

Rommelzolder, M., -zolders.

Rommelzoo en Rommelzooi, V., -zooien; -zootje, O., -jes.

Rommentom.

Romp, M., rompen. Rompje, O., -jes.

Rompelig, rompeliger, rompeligst.

Rompslomp, M.

Rond, ronder, rondst.

Rond, O., ronden. Rondje, O., -jes.

Rondas, V., rondassen.

Rondbazuinen, bazuinde rond, heeft rondgebazuind.

Rondbezorgen, bezorgde rond, heeft rondbezorgd.

Rondborstig, -borstiger, -borstigst.

Rondborstigheid, V.

Rondbrengen, bracht rond, heeft rondgebracht.

Rondbrieven, briefde rond, heeft rondgebriefd.

Ronddeelen, deelde rond, heeft rondgedeeld.

Ronddobberen, dobberde rond, heeft rondgedobberd.

Ronddolen, doolde rond, heeft rondgedoold.

Ronddraaien, draaide rond, heeft en is rondgedraaid.

Ronddraven, draafde rond, heeft en is rondgedraafd.

Ronddrijven, dreef rond, dreven rond, heeft rondgedreven.

Ronddwalen, dwaalde rond, heeft rondgedwaald.

Ronde, V., rondes.

Rondeau, O., rondeau's.

Rondedans, M., -dansen.

Rondeel, O., rondeelen. Rondeeltje, O., -jes.

Ronden, rondde, heeft gerond.

Rondfladderen, fladderde rond, heeft rondgefladderd.

Rondgaan, gaat rond, ging rond, is rondgegaan.

Rondgaand.

Rondgat, O., -gatten.

Rondgeven, gaf rond, gaven rond, heeft rondgegeven.

Rondgluren, gluurde rond, heeft rondgegluurd.

Rondheid, V.

Rondhout, O.

Rondigheid, V.

Ronding, V., rondingen.

Rondkijken, keek rond, keken rond, heeft rondgekeken.

Rondkomen, komt rond, kwam rond, kwamen rond, is rondgekomen.

Rondkop, M. en V., -koppen.

Rondleiden, leidde rond, heeft rondgeleid.

Rondloopen, liep rond, heeft en is rondgeloopen.

Rondlooper, M., -loopers.

Rondom.

Rondreis, V., -reizen; -reisje, O., -jes.

Rondreisbiljet, O., -biljetten.

Rondreizen, reisde rond, heeft en is rondgereisd.

Rondrijden, reed rond, reden rond, heeft en is rondgereden.

Ronds, V., rondsen. Rondsje, O., -jes.

Rondschenken, schonk rond, heeft rondgeschonken.

Rondsel, O., rondsels. Rondseltje, O., -jes.

Rondslenteren, slenterde rond, heeft rondgeslenterd.

Rondsnuffelen, snuffelde rond, heeft rondgesnuffeld.

Rondspringen, sprong rond, heeft rondgesprongen.

Rondsturen, stuurde rond, heeft rondgestuurd.

Rondte, V., rondten.

Rondtrompetten, trompette rond, heeft rondgetrompet.

Ronduit.

Rondventen, ventte rond, heeft rondgevent.

Rondventer, M., -venters.

Rondvertellen, vertelde rond, heeft rondverteld.

Rondvliegen, vloog rond, vlogen rond, heeft en is rondgevlogen.

Rondvoeren, voerde rond, heeft rondgevoerd.

Rondwandelen, wandelde rond, heeft rondgewandeld.

Rondwaren, waarde rond, heeft rondgewaard.

Rondzien, ziet rond, zag rond, zagen rond, heeft rondgezien.

Rondzwerven, zwierf rond, zwierven rond, heeft rondgezworven.

Rondzwieren, zwierde rond, heeft rondgezwierd.

Rong, V., rongen.

Ronken, ronkte, heeft geronkt.

Ronselaar, M., ronselaars.

Ronselen, ronselde, heeft geronseld.

Ronzebons, V., ronzebonzen.

Rood, rooder, roodst.

Rood, O.

Roodaarde, V.

Roodaarden, roodaardde, heeft geroodaard.

Roodachtig, -achtiger, -achtigst.

Roodachtigheid, V.

Roodbont.

Roodborstje, O., -jes.

Roodbros, -brosse.

Roodbruin.

Roodekool, V., -koolen.

Roodeloop, M.

Roodgieter, M., -gieters.

Roodgloeiend.

Roodharig.

Roodheet, -heete.

Roodheid, V.

Roodhuid, M., -huiden.

Roodkleurig, -kleuriger, -kleurigst.

Roodkoper, O.

Roodkoperen.

Roodkoralen (bnw.).

Roodkrijt, O.

Roodrok (Engelsch soldaat), M., roodrokken.

Rood-Rusland, O.

Roodsel, O.

Roodvonk, O.

Roodvos, M., -vossen.

Roodwangig, -wangiger, -wangigst.

Roodzijden (bnw.).

Roof (het rooven), M.

Roof (korst), V., roven. Roofje, O., -jes.

Roofbouw, M.

Roofdier, O., -dieren.

Roofgierig, -gieriger, -gierigst.

Roofgierigheid, V.

Roofgoed, O.

Roofhaai, M., -haaien.

Roofkever, M., -kevers.

Roofnest, O., -nesten.

Roofschip, O., -schepen.

Roofspelonk, V., -spelonken.

Roofvogel, M., -vogels.

Roofziek, -zieker, -ziekst.

Roofzucht, V.

Rooi, V.

Rooien, rooide, heeft gerooid.

Rooier, M., rooiers.

Rooiing, V., rooiingen.

Rooilijn, V., -lijnen.

Rooimeester, M., -meesters.

Rooipaal, M., -palen.

Rooitijd, M.

Rook (damp), M.

Rook (hooistapel), V., rooken. Rookje, O., -jes.

Rookeloos (- kruit).

Rooken, rookte, heeft gerookt.

Rooker, M., rookers.

Rookerig, rookeriger, rookerigst.

Rookerigheid, V.

Rookerij, V., rookerijen.

Rookgat, O., -gaten.

Rookgerei, O.

Rookhok, O., -hokken.

Rookhol, O., -holen.

Rookkamer, V., -kamers.

Rookkast, V., -kasten.

Rookkolom, V., -kolommen.

Rooklucht, V.

Rookspek, O.

Rookstel, O., -stellen.

Rooktabak, V.

Rooktafeltje, O., -tafeltjes.

Rookvang, V., -vangen.

Rookverdrijver, M., -verdrijvers.

Rookvleesch, O.

Rookvrij.

Rookwagen, M., -wagens.

Rookwalm, M., -walmen.

Rookworst, V., -worsten.

Rookzolder, M., -zolders.

Rookzwak (- kruit).

Room, M.

Roomboter, V.

Roomen, roomde, heeft geroomd.

Roomhorentje, O., -jes.

Roomhuis, O., -huizen.

Roomijs, O.

Roomkaas, V., -kazen; -kaasje, O., -jes.

Roomkleurig.

Roomkom, V., -kommen.

Roomsch.

Roomschgezind.

Roomschgezinde, M. en V., -gezinden.

Roomsch-Katholiek en -Catholiek.

Roomtaart, V., -taarten; -taartje, O., -jes.

Roopaard. Zie Rolpaard.

Roos (bloem), V., rozen. Roosje, O., -jes.

Roos (ontsteking), V.

Roosachtig, -achtiger, -achtigst.

Roosjesslijper, M., -slijpers.

Roosjessnijder, M., -snijders.

Rooskleurig.

Roosten, roostte, heeft geroost.

Rooster, M., roosters. Roostertje, O., -jes.

Roosteren, roosterde, heeft geroosterd.

Roosting, V., roostingen.

Roostoven, M., -ovens.

Roostpan, V., -pannen.

Roosvormig.

Rooven (stelen), roofde, heeft geroofd.

Roover, M., roovers. Roovertje, O., -jes.

Rooverbende, V., -benden.

Rooverhoofdman, M., -mannen.

Rooverij, V., rooverijen.

Roovershol, O., -holen.

Ropij, V., ropijen.

Ros, O., rossen. Rosje, O., -jes.

Ros, rosser, rost.

Rosachtig, -achtiger, -achtigst.

Rosarium, O., rosariums.

Rosbaar, V., -baren.

Rosbeier, M., -beiers.

Rose (rozerood), bnw.

Rosharig.

Roskam, M., -kammen.

Roskammen, roskamde, heeft geroskamd.

Roskammer, M., -kammers.

Rosmarijn en Rozemarijn, M.

Rosmolen, M., -molens.

Rossen, roste, heeft en is gerost.

Rossig, rossiger, rossigst.

Rossigheid, V.

Rossinant, M., rossinanten.

Rot (dier). Zie Rat.

Rot (vereeniging van personen), O., rotten.

Rot, rotter, rotst.

Rotatie-pers, V., -persen.

Roten, rootte, heeft geroot.

Rotgans, V., -ganzen; -gansje, O., -jes.

Rotgezel, M., -gezellen.

Rotheid, V.

Rotkoorts, V., -koortsen.

Rotneus, M.

Rotonde, V., rotonden en rotondes.

Rots, V., rotsen.

Rotsachtig, -achtiger, -achtigst.

Rotsblok, O., -blokken.

Rotsig, rotsiger, rotsigst.

Rotskloof, V., -kloven.

Rotsspelonk, V., -spelonken.

Rotten, rotte, is gerot.

Rottenkruit. Zie Rattenkruit.

Rottig, rottiger, rottigst.

Rottigheid, V.

Rotting (riet en wandelstok), M., rottingen. Rottinkje, O., -jes.

Rotting (het rotten), V.

Rottingolie, V.

Rottingslag, M., -slagen.

Rottingstraf, V.

Rouleeren, rouleerde, heeft gerouleerd.

Roulette, V.

Routine, V.

Rouw, M.

Rouw (bnw.). Zie Ruw.

Rouwartikel, O., -artikelen.

Rouwband, M., -banden.

Rouwbeklag, O.

Rouwbrief, M., -brieven.

Rouwen, rouwde, heeft gerouwd.

Rouwfloers, O.

Rouwgewaad, O., -gewaden.

Rouwgoed, O., -goederen.

Rouwhandschoen, M., -handschoenen.

Rouwig, rouwiger, rouwigst.

Rouwjapon, V., -japonnen.

Rouwklagen, rouwklaagde, heeft gerouwklaagd.

Rouwkleed, O., -kleederen.

Rouwkoets, V., -koetsen.

Rouwkoop, M.

Rouwmantel, M., -mantels.

Rouwpapier, O.

Rouwrand, M., -randen.

Rouwstrik, M., -strikken; -strikje, O., -jes.

Rouwtijd, M.

Roven (de korst afnemen), roofde, heeft geroofd.

Royaal, royaler, royaalst.

Royalist, M., royalisten.

Royaliteit, V., royaliteiten.

Rozeblad, O., -bladen, -bladeren en -blaren; -blaadje, O., -jes.

Rozeboom, M., -boomen; -boompje, O., -jes.

Rozebottel, V., -bottels.

Rozeknop, M., -knoppen; -knopje, O., -jes.

Rozelaar, M., rozelaars en rozelaren. Rozelaartje, O., -jes.

Rozemarijn. Zie Rosmarijn.

Rozenbout, M., -bouten.

Rozengaard, M., -gaarden.

Rozengeur, M.

Rozengeurig.

Rozenhonig en -honing, M.

Rozenhout, O.

Rozenhouten (bnw.).

Rozenkleur, V.

Rozenkleurig.

Rozenkrans, M., -kransen.

Rozenolie, V.

Rozentijd, M.

Rozentint, V.

Rozenwater, O.

Rozerood, -roode.

Rozerood, O.

Rozestek, V., -stekken; -stekje, O., -jes.

Rozestruik, M., -struiken; -struikje, O., -jes.

Rozet, V., rozetten. Rozetje, O., -jes.

Rozetak, M., -takken; -takje, O., -jes.

Rozig, roziger, rozigst.

Rozijn (ook Razijn), V., rozijnen. Rozijntje, O., -jes.

Rozijnenbaard, M.

Rozijnenbaard (persoon), M. en V., -baarden.

Rozijnenbrood, O.

Rubber (stof), V. en O.

Rubbercultuur, V.

Rubbermarkt, V.

Rubberonderneming, V., -ondernemingen.

Rubberstempel, O., -stempels.

Rubriek, V., rubrieken.

Ruchtbaar.

Ruchtbaarheid, V.

Rug, M., ruggen. Rugje en ruggetje, O., -jes.

Ruggegraat, V., -graten.

Ruggelen, ruggelde, heeft en is geruggeld.

Ruggelings (bijw.).

Ruggelingsch (bnw.).

Ruggemerg, O.

Ruggemergstering, V.

Ruggepaard, O., -paarden.

Ruggespraak, V.

Ruggestreng, V.

Rugleuning, V., -leuningen.

Rugpijn, V., -pijnen.

Rugspier, V., -spieren.

Rugstuk, O., -stukken.

Rugtitel, M., -titels.

Rugzaag, V., -zagen.

Rugzak, M., -zakken.

Rugzenuw, V., -zenuwen.

Rui, M.

Ruidig, ruidiger, ruidigst.

Ruien, ruide, heeft geruid.

Ruif, V., ruiven. Ruifje, O., -jes.

Ruifel, V., ruifels.

Ruig, ruiger, ruigst.

Ruigheid, V.

Ruigpootig.

Ruigschaaf, V., -schaven.

Ruigte, V., ruigten.

Ruiing, V., ruiingen.

Ruiken en Rieken, rook, roken, heeft geroken.

Ruiker, M., ruikers. Ruikertje, O., -jes.

Ruil, M., ruilen. Ruiltje, O., -jes.

Ruilbaar, -bare.

Ruilebuiten, ruilebuitte, heeft geruilebuit.

Ruilen, ruilde, heeft geruild.

Ruiler, M. ruilers.

Ruilhandel, M.

Ruiling, V., ruilingen.

Ruilingrekening, V.

Ruilverkeer, O.

Ruim, ruimer, ruimst.

Ruim, O.

Ruimbaan, V.

Ruimbalk, M., -balken.

Ruimen, ruimde, heeft geruimd.

Ruimer, M., ruimers.

Ruimheid, V.

Ruimijzer, O., -ijzers.

Ruiming, V., ruimingen.

Ruimkraan, V., -kranen.

Ruimnaald, V., -naalden.

Ruimpen, V., -pennen.

Ruimschoots (bijw.).

Ruimschootsch (bnw.).

Ruimstank, M.

Ruimte, V., ruimten.

Ruimteparabool, V., -parabolen.

Ruimteuitgebreidheid, V., -uitgebreidheden.

Ruin, M., ruinen. Ruintje, O., -jes.

Ruïne, V., ruïnen en ruïnes.

Ruïneeren, ruïneerde, heeft geruïneerd.

Ruinen, ruinde, heeft geruind.

Ruischen, ruischte, heeft geruischt.

Ruisching, V.

Ruischpijp, V., -pijpen.

Ruisvoren en -voorn, M., -vorens en -voorns; -vorentje en -voorntje,
O., -jes.

Ruit, V., ruiten. Ruitje, O., -jes.

Ruit (schurft), V.

Ruit (kruid), V.

Ruiten (mv.), V.

Ruiten, ruitte, heeft geruit.

Ruitenaas, O., -azen.

Ruitenboer, M., -boeren.

Ruitenheer, M., -heeren.

Ruitenvrouw, V., -vrouwen.

Ruiter, M., ruiters. Ruitertje, O., -jes.

Ruiterbende, V., -benden.

Ruiterij, V.

Ruiterliedje, O., -liedjes.

Ruiterlijk, -lijker, -lijkst.

Ruitermantel, M., -mantels.

Ruiterpad, O., -paden.

Ruitersabel, V., -sabels.

Ruiterstandbeeld, O., -standbeelden.

Ruiterwacht, V., -wachten.

Ruiterweg, M., -wegen.

Ruitijd, M.

Ruitswijze en -wijs.

Ruitvormig.

Ruk, M., rukken. Rukje, O., -jes.

Rukken, rukte, heeft gerukt.

Rukking, V., rukkingen.

Rukwind, M., -winden.

Rul, V., rullen. Rulletje, O., -jes.

Rul, ruller, rulst.

Rum, V. Rummetje, O., -jes.

Rumflesch, V., -flesschen.

Rumgelei, V., -geleien.

Rumgrog, M., -grogs; -grogje, O., -jes.

Rumoer, O., rumoeren.

Rumoeren, rumoerde, heeft gerumoerd.

Rumoerig, rumoeriger, rumoerigst.

Rumoerigheid, V.

Rumoermaker, M., -makers.

Rumpudding, M., -puddingen.

Rumtaart, V., -taarten; -taartje, O., -jes.

Run (eikenbast), V.

Rund, O., runderen en runders.

Runderhaas, M., -hazen.

Runderharst, M., -harsten.

Runderlapjes (mv.), O.

Runderpest, V.

Runderrib, V., -ribben.

Runderziekte, V.

Rundvee, O.

Rundveestamboek, O., -boeken.

Rundvet, O.

Rune, V., runen.

Runenschrift, O.

Runmolen, M., -molens.

Runnen, runde, heeft gerund.

Runsel, O.

Rups, V., rupsen. Rupsje, O., -jes.

Rupsendooder, M., -dooders.

Rupsenei, O., -eieren; -eitje, O., -eitjes en -eiertjes.

Rupsennest, O., -nesten.

Rupsenschaar, V., -scharen.

Rupsenvanger, M., -vangers.

Rupsklaver, V.

Rus, M., Russen.

Rusch, M., russchen.

Russchen (bnw.).

Russisch.

Russisch, O.

Rust (het rusten), V.

Rust (scheepsw.), V., rusten.

Rustbank, V., -banken.

Rustbed, O., -bedden.

Rustdag, M., -dagen.

Rusteloos, -loozer.

Rusteloosheid, V.

Rusten, rustte, heeft gerust.

Rustiek.

Rustig, rustiger, rustigst.

Rustigheid, V.

Rustjaar, O., -jaren.

Rustkuur, V.

Rustlijn, V., -lijnen.

Rustoord, O.

Rustplaats, V., -plaatsen; -plaatsje, O., -jes.

Rustpunt, O., -punten.

Rustteeken, O., -teekens.

Rusttijd, M., -tijden.

Rustuur, O., -uren; -uurtje, O., -jes.

Rustverstoorder, M., -verstoorders.

Rustverstoring, V., -verstoringen.

Ruw, ook Rouw, ruwer (rouwer), ruwst (rouwst).

Ruwaard, M., ruwaards en ruwaarden.

Ruwbladig.

Ruwelijk.

Ruwharig.

Ruwheid, V., -heden.

Ruwigheid, V., -heden.

Ruwkruid, O.

Ruwschaven, O.

Ruzie, V., ruzies. Ruzietje, O., -jes.

Ruziemaker, M., -makers.

Ruzietoon, M.

Ruziezoeker, M., -zoekers.



S


S, V., s's.

Sa (tusschenw.).

Saai, O. en V., saaien.

Saai, saaier, saaist.

Saaiem, O., saaiems.

Saaien (bnw.).

Saaihal, V., -hallen.

Saaiheid, V.

Saam. Zie Samen.

Sabbat, M., sabbatten.

Sabbatsdag, M., -dagen.

Sabbatskleed, O., -kleederen en -kleeren.

Sabbatsreis, V., -reizen.

Sabbatsrust, V.

Sabbatsschender, M., -schenders.

Sabbatsschennis, V.

Sabbatsvrouw, V., -vrouwen.

Sabel (dier), M., sabels; (bont), O. Sabeltje, O., -jes.

Sabel (zwaard), V., sabels. Sabeltje, O., -jes.

Sabel (zwart in de wapenkunde), O.

Sabeldier, O., -dieren.

Sabelen, sabelde, heeft gesabeld.

Sabelhouw, M., -houwen.

Sabelkling, V., -klingen.

Sabelkoppel, M., -koppels.

Sabelkorf, M., -korven.

Sabelscheede, V., -scheeden.

Saccharine, V.

Sacrament, O., sacramenten.

Sacramenteel, sacramenteele.

Sacramentsdag, M., -dagen.

Sacristein, M., sacristeinen.

Sacristie en Sacristij, V., sacristieën en sacristijen.

Sadduceër, M., Sadduceërs en Sadduceën.

Sadduceesch.

Saffier (stof), O.; (steen), M., saffieren.

Saffieren (bnw.).

Saffloer en Saffloers, O.

Saffraan, V.

Saffraangeel, -gele.

Sage, V., sagen.

Sago, V.

Sagomelk, V.

Sagopalm, M., -palmen.

Sagosoep, V.

Sajet, V. en O., sajetten.

Sajetfabriek, V., -fabrieken.

Sajetten (bnw.).

Sakerdaanhout, O.

Sakkerloot (tusschenw.).

Saks, M., Saksen.

Saksen, O.

Saksisch.

Salade en Sla, V., saladen. Slaatje, O., -jes.

Salamander, M., salamanders. Salamandertje, O., -jes.

Salarieeren, salarieerde, heeft gesalarieerd.

Salaris, O., salarissen.

Saldo, O., saldo's.

Salep, V.

Salepdrank, M., -dranken.

Salet, O., saletten. Saletje, O., -jes.

Saletjonker, M., -jonkers.

Salicylwatten, V.

Salie, V.

Saliemelk, V.

Salmoniak, V.

Salon, O., salons. Salonnetje, O., -jes.

Salonameublement, O., -ameublementen.

Salonboot, V., -booten.

Salonmuziek, V.

Salonspiegel, M., -spiegels.

Salonwagen, M., -wagens.

Salpeter, O.

Salpeterachtig.

Salpeterig.

Salpeterkokerij, V., -kokerijen.

Salpeterzuur, O.

Salpeterzuur, -zure.

Salueeren, salueerde, heeft gesalueerd.

Saluut, O., saluten.

Saluutschot, O., -schoten.

Salvo, O., salvo's.

Salvovuur, O.

Samaar, V., samaren. Samaartje, O., -jes.

Samen en Te zamen. Als eerste lid van samenstellingen ook Saam.

Samenbinden, bond samen, heeft samengebonden.

Samenbrengen, bracht samen, heeft samengebracht.

Samenbuigen, boog samen, bogen samen, heeft samengebogen.

Samendoen, deed samen, deden samen, heeft samengedaan.

Samendragen, droeg samen, heeft samengedragen.

Samendrijven, dreef samen, dreven samen, heeft samengedreven.

Samendringen, drong samen, heeft samengedrongen.

Samendrukbaar.

Samendrukbaarheid, V.

Samendrukken, drukte samen, heeft samengedrukt.

Samendrukking, V.

Samenflansen, flanste samen, heeft samengeflanst.

Samenflansing, V.

Samengaan, gaat samen, ging samen, heeft en is samengegaan.

Samengesteld.

Samengesteldbloemig.

Samengezworenen (mv.), M.

Samengieten, goot samen, goten samen, heeft samengegoten.

Samengroeien, groeide samen, is samengegroeid.

Samenhang, M.

Samenhangen, hing samen, heeft samengehangen.

Samenhangend.

Samenhechten, hechtte samen, heeft samengehecht.

Samenhechting, V.

Samenknijpen, kneep samen, knepen samen, heeft samengeknepen.

Samenknoopen, knoopte samen, heeft samengeknoopt.

Samenknooping, V.

Samenkomen, komt samen, kwam samen, kwamen samen, is samengekomen.

Samenkomst, V., -komsten.

Samenkoppelen, koppelde samen, heeft samengekoppeld.

Samenkoppeling, V.

Samenleggen, legde samen en leide samen, heeft samengelegd en
samengeleid.

Samenleving, V.

Samenloop, M.

Samenloopen, liep samen, is samengeloopen.

Samenmengen, mengde samen, heeft samengemengd.

Samennaaien, naaide samen, heeft samengenaaid.

Samenpakken, pakte samen, heeft en is samengepakt.

Samenpersen, perste samen, heeft samengeperst.

Samenpersing, V.

Samenplakken, plakte samen, heeft samengeplakt.

Samenplakking, V.

Samenraapsel, O., -raapsels.

Samenrapen, raapte samen, heeft samengeraapt.

Samenraping, V.

Samenrijgen, reeg samen, regen samen, heeft samengeregen.

Samenroepen, riep samen, heeft samengeroepen.

Samenroeping, V.

Samenrotten, rotte samen, heeft en is samengerot.

Samenrotting, V., -rottingen.

Samenscharrelen, scharrelde samen, heeft samengescharreld.

Samenschikken, schikte samen, heeft samengeschikt.

Samenschikking, V.

Samenscholen, schoolde samen, heeft en is samengeschoold.

Samenscholing, V., -scholingen.

Samenschroeven, schroefde samen, heeft samengeschroefd.

Samensmelten, smolt samen, heeft en is samengesmolten.

Samensmelting, V., -smeltingen.

Samensnoeren, snoerde samen, heeft samengesnoerd.

Samenspannen, spande samen, heeft en is samengespannen.

Samenspanning, V., -spanningen.

Samenspelden, speldde samen, heeft samengespeld.

Samenspraak, V., -spraken.

Samenspreken, sprak samen, spraken samen, heeft samengesproken.

Samenspreking, V., -sprekingen.

Samenstel, O.

Samenstellen, stelde samen, heeft samengesteld.

Samensteller, M., -stellers.

Samenstelling, V., -stellingen.

Samenstemmen, stemde samen, heeft samengestemd.

Samenstemming, V.

Samentreffen, trof samen, troffen samen, heeft samengetroffen.

Samentrekken, trok samen, trokken samen, heeft en is samengetrokken.

Samentrekkend.

Samentrekking, V., -trekkingen.

Samentrekkingsteeken, O., -teekens.

Samenvatten, vatte samen, heeft samengevat.

Samenvatting, V.

Samenvlechten, vlocht samen, heeft samengevlochten.

Samenvlechting, V.

Samenvloeien, vloeide samen, is samengevloeid.

Samenvloeiing, V., -vloeiingen.

Samenvoegen, voegde samen, heeft samengevoegd.

Samenvoeging, V., -voegingen.

Samenvouwen, vouwde samen, heeft samengevouwen.

Samenvouwing, V., -vouwingen.

Samenweefsel, O., -weefsels.

Samenwerken, werkte samen, heeft samengewerkt.

Samenwerking, V.

Samenweven, weefde samen, heeft samengeweven.

Samenweving, V.

Samenwinden, wond samen, heeft samengewonden.

Samenwonen, woonde samen, heeft samengewoond.

Samenwoning, V.

Samenwringen, wrong samen, heeft samengewrongen.

Samenzweerder, M., -zweerders.

Samenzweren, zwoer samen, heeft samengezworen.

Samenzwering, V., -zweringen.

Sammelaar, M., sammelaars.

Sammelen, sammelde, heeft gesammeld.

Sanatorium, O., sanatoria.

Sanctie, V., sanctiën.

Sanctionneeren, sanctionneerde, heeft gesanctionneerd.

Sandaal, V., sandalen.

Sandelboom, M., -boomen.

Sandelhout, O.

Sandelhouten (bnw.).

Sandrak, O.

Sanguinisch.

Sanhedrin, O.

Sanitair.

Sanskrit, O.

Sanskritist, M., sanskritisten.

Sant, M., santen. Santje, O., -jes.

Santenkraam, V.

Santin, V., santinnen.

Santonine, V.

Santorie, V.

Sap, O., sappen.

Sapanhout, O.

Sapgroen, O.

Sappe (loopgraaf), V., sappen.

Sappeeren, sappeerde, heeft gesappeerd.

Sappeloos en Saploos, -looze.

Sapperloot.

Sappeur, M., sappeurs.

Sappeursbaard, M., -baarden.

Sappig, sappiger, sappigst.

Sappigheid, V.

Saprijk, -rijker, -rijkst.

Saprijkheid, V.

Sapverf, V., -verven.

Sarabande, V., sarabandes.

Saraceen, M., Saracenen.

Saraceensch.

Sarcasme, O., sarcasmen.

Sarcastisch, sarcastischer, meest sarcastisch.

Sarcophaag, V., sarcophagen.

Sardijn en Sardine, V., sardijnen en sardines. Sardijntje en sardientje
O., -jes.

Sardijnenvangst, V.

Sardinenblikje, O., -jes.

Sardonyx (stof), O.; (steen), M., sardonyxen.

Sarge. Zie Serge.

Sarong, V., sarongs.

Sarren, sarde, heeft gesard.

Sarrig, sarriger, sarrigst.

Sas (soort van buskruit), V., sassen.

Sas (sluiskolk), O., sassen.

Sassefras, O.

Sasser, M., sassers.

Satan, M., satans.

Satansch.

Satanskind, O., -kinderen.

Satanswerk, O.

Satelliet, M., satellieten.

Sater, M., saters. Satertje, O., -jes.

Satersgezicht, O., -gezichten.

Satijn, O., satijnen.

Satijnachtig, -achtiger, -achtigst.

Satijnen (bnw.).

Satijnweverij, V., -weverijen.

Satineeren, satineerde, heeft gesatineerd.

Satinet, O.

Satire, V., satiren.

Satirendichter, M., -dichters.

Satiriek, satirieker, satiriekst.

Satisfactie, V.

Satraap, M., Satrapen.

Saucijs, V., saucijzen. Saucijsje, O., -jes.

Saucijzebroodje, O., -jes.

Saus, V., sausen. Sausje, O., -jes.

Sausen, sauste, heeft gesaust.

Sauskom, V., -kommen.

Sauslepel, M., -lepels.

Savonet, V., savonetten.

Savoyekool, V., -koolen.

Scalp, M., scalpen.

Scalpeeren, scalpeerde, heeft gescalpeerd.

Scandeeren, scandeerde, heeft gescandeerd.

Scansie, V.

Scaphander, M., scaphanders.

Scapulier, O., scapulieren.

Scepticisme, O.

Scepticus, M., sceptici.

Sceptisch.

Schaaf, V., schaven. Schaafje, O., -jes.

Schaafbank, V., -banken.

Schaafbeitel, M., -beitels.

Schaafmes, O., -messen.

Schaafsel, O.

Schaafstroo, O.

Schaak.

Schaakbord, O., -borden.

Schaakgezelschap, O., -gezelschappen.

Schaakmat.

Schaakpartij, V., -partijen.

Schaakprobleem, O., -problemen.

Schaakspel, O., -spellen.

Schaakspelen, O.

Schaakspeler, M., -spelers.

Schaakwedstrijd, M., -wedstrijden.

Schaal, V., schalen. Schaaltje, O., -jes.

Schaalcollecte, V., -collecten.

Schaaldier, O., -dieren.

Schaalknecht, M., -knechts.

Schaamachtig, -achtiger, -achtigst.

Schaamachtigheid, V.

Schaambeen, O., -beenderen.

Schaamdeel, O., -deelen.

Schaamlid, O., -leden.

Schaamrood, -roode.

Schaamte, V.

Schaamtegevoel, O.

Schaamteloos, -loozer.

Schaamteloosheid, v.

Schaap, O., schapen. Schaapje, O., -jes.

Schaapachtig, -achtiger, -achtigst.

Schaapherder, M., -herders.

Schaapskleederen (mv.), O.

Schaapskooi, V., -kooien.

Schaapsleder en -leer, O. Verg. Schapeleder.

Schaapslederen en -leeren (bnw.).

Schaapsvacht, V., -vachten.

Schaar (menigte), V., scharen.

Schaar (werktuig), V., scharen. Schaartje, O., -jes.

Schaarbosch, O., -bosschen.

Schaard, V., schaarden. Schaardje, O., -jes.

Schaardig, schaardiger, schaardigst.

Schaars (bijw.).

Schaarsch (bnw.), schaarscher, meest schaarsch.

Schaarschheid, V.

Schaarschte, V.

Schaarslijp en -sliep, M., -slijpen en -sliepen.

Schaarstok, M., -stokken.

Schaarstrook, V., -strooken.

Schaats, V., schaatsen. Schaatsje, O., -jes.

Schaatsenband (stof), O.

Schaatsenriem, M., -riemen.

Schaatsenrijden, O.

Schaatsenrijder, M., -rijders.

Schaatsenrijdster, V., -rijdsters.

Schaatshout, O., -houten.

Schaatsijzer, O., -ijzers.

Schaâuw. Zie Schaduw.

Schabberig, schabberiger, schabberigst.

Schabel, V., schabellen. Schabelletje, O., -jes.

Schabouwelijk, schabouwelijker, schabouwelijkst.

Schabouwerig, schabouweriger, schabouwerigst.

Schabrak, V. en O., schabrakken. Schabrakje, O., -jes.

Schacheraar, M., schacheraars.

Schacheren, schacherde, heeft geschacherd.

Schacherij, V., schacherijen.

Schacht en Schaft, V., schachten en schaften. Schachtje en schaftje,
O., -jes.

Schachtenleder en -leer, O.

Schade, V.

Schadelijk, -lijker, -lijkst.

Schadelijkheid, V.

Schadeloos (zonder schade).

Schadeloos (beschadigd). Zie Schaloos.

Schadelooshouding, V.

Schadeloosstellen, stelde schadeloos, heeft schadeloosgesteld.

Schadeloosstelling, V.

Schaden, schaadde, heeft geschaad.

Schadevergoeding en Schavergoeding, V., -vergoedingen.

Schadeverhaling en Schaverhaling, V., -verhalingen.

Schaduw (ook Schaâuw), V., schaduwen. Schaduwtje, O., -jes.

Schaduwachtig, -achtiger, -achtigst.

Schaduwbeeld, O., -beelden.

Schaduwen, schaduwde, heeft geschaduwd.

Schaduwloos, -looze.

Schaduwrijk, -rijker, -rijkst.

Schaduwzijde, V., -zijden.

Schaffen, schafte, heeft geschaft.

Schaffer, M., schaffers.

Schaft. Zie Schacht.

Schaften, schafte, heeft geschaft.

Schaftgat, O., -gaten.

Schaftklok, V., -klokken.

Schaftlijst, V., -lijsten.

Schaftmeester, M., -meesters.

Schafttijd, M.

Schaftuur, O., -uren; -uurtje, O., -jes.

Schakeeren, schakeerde, heeft geschakeerd.

Schakeering, V., schakeeringen.

Schakel, V., schakels. Schakeltje, O., -jes.

Schakelbord, O., -borden.

Schakelen, schakelde, heeft geschakeld.

Schakeling, V., schakelingen.

Schakellijm, V.

Schakelnet, O., -netten.

Schaken (ontvoeren), schaakte, heeft geschaakt.

Schaken (spelen), schaakte, heeft geschaakt.

Schaker, M., schakers.

Schaking, V., schakingen.

Schal, M.

Schalen, schaalde, heeft geschaald.

Schalie, schaliën en schalies.

Schaliedak en Schaliëndak, O., -daken.

Schalk, M., schalken. Schalkje, O., -jes.

Schalk, schalker, schalkst.

Schalkachtig, -achtiger, -achtigst.

Schalkachtigheid, V., -heden.

Schalkheid, V., -heden.

Schalks (bijw.), schalkser, schalkst.

Schalksch (bnw.), schalkscher, meest schalksch.

Schalkschheid, V., -heden.

Schallebijter. Zie Scharrebijter.

Schallen, schalde, heeft geschald.

Schalm, M., schalmen. Schalmpje, O., -jes.

Schalmei, V., schalmeien. Schalmeitje, O., -jes.

Schalmen, schalmde, heeft geschalmd.

Schalmgeld, O.

Schalmhout, O.

Schaloos en Schadeloos, -looze.

Schamel, schameler, schamelst.

Schamelheid, V.

Schamen (zich -), schaamde zich, heeft zich geschaamd.

Schamp, M.

Schampdek, O., -dekken.

Schampen, schampte, is geschampt.

Schamper, schamperder, schamperst.

Schamperheid, V., -heden.

Schamppaal, M., -palen.

Schampscheut (schamper gezegde), M., -scheuten.

Schampschot (schot), O., -schoten.

Schandaal, O., schandalen. Schandaaltje, O., -jes.

Schandaleus, schandaleuzer, meest schandaleus.

Schandalig, schandaliger, schandaligst.

Schandaliseeren, schandaliseerde, heeft geschandaliseerd.

Schandbord, O., -borden.

Schanddaad, V., -daden.

Schande, V.

Schandedekker, M., -dekkers; -dekkertje, O., -jes.

Schandek, O., -dekken.

Schandekoop.

Schandelijk, -lijker, -lijkst.

Schandelijkheid, V., -heden.

Schandgewaad, O., -gewaden.

Schandjongen, M., -jongens.

Schandkleed, O., -kleederen.

Schandmerk, O., -merken.

Schandmerken, schandmerkte, heeft geschandmerkt.

Schandpaal, M., -palen.

Schandteeken, O., -teekens en -teekenen.

Schandvlek, V., -vlekken.

Schandvlekken, schandvlekte, heeft geschandvlekt.

Schans, V., schansen. Schansje, O., -jes.

Schansen, schanste, heeft geschanst.

Schansgraver, M., -gravers.

Schanskorf, M., -korven.

Schanslooper, M., -loopers.

Schap, V., schappen.

Schapebout, M., -bouten; -boutje, O., -jes.

Schapekop, M., -koppen.

Schapeleder en -leer, en Schapenleder en -leer, O. Verg. Schaapsleder.

Schapenboter, V.

Schapendief, M., -dieven.

Schapenfokker, M., -fokkers.

Schapenhok, O., -hokken.

Schapenhuid, V., -huiden.

Schapenkaas, V., -kazen; -kaasje, O., -jes.

Schapenlever, V.

Schapenluis, V., -luizen.

Schapenmarkt, V.

Schapenmelk, V.

Schapenstal, M., -stallen.

Schapenwol, V.

Schapenwolkje, O., -jes.

Schapepoot, M., -pooten.

Schapevacht, V., -vachten.

Schapevel, O., -vellen.

Schapevleesch en Schapenvleesch, O.

Schappelijk, -lijker, -lijkst.

Schappelijkheid, V.

Schaprade en Schapraai, V., -raden en -raaien.

Schar, V., scharren. Scharretje, O., -jes.

Scharbier. Zie Scharrebier.

Scharen, schaarde, heeft geschaard.

Scharenslijper, M., -slijpers.

Scharing, V.

Scharlaken, O.

Scharlaken (bnw.).

Scharlakenkoorts, V.

Scharlakenrood, -roode.

Scharlakensch.

Scharlei en Scherlei, V.

Scharluin en Scherluin, M., scharluinen en scherluinen.

Scharminkel en Scherminkel, M., scharminkels en scherminkels.

Scharnier, O., scharnieren. Scharniertje, O., -jes.

Scharrebier en Scharbier, O.

Scharrebijter en Schallebijter, M., -bijters.

Scharrelaar, M., scharrelaars.

Scharrelbeenen, scharrelbeende, heeft gescharrelbeend.

Scharrelen, scharrelde, heeft en is gescharreld.

Schat, M., schatten. Schatje, O., -jes.

Schatbaar, -baarder, -baarst.

Schatbewaarder, M., -bewaarders.

Schateren, schaterde, heeft geschaterd.

Schaterlach, M.

Schaterlachen, schaterlachte, heeft geschaterlacht.

Schatgraver, M., -gravers.

Schatkamer, V., -kamers.

Schatkist, V., -kisten.

Schatkistbiljet, O., -biljetten.

Schatkistbon, M., -bons.

Schatmeester, M., -meesters.

Schatplichtig.

Schatrijk.

Schatten, schatte, heeft geschat.

Schatter, M., schatters.

Schatting, V., schattingen.

Schaveelen en Schavielen, schaveelde (schavielde), heeft en is
geschaveeld (geschavield).

Schaveling, M., schavelingen.

Schaven, schaafde, heeft geschaafd.

Schavergoeding. Zie Schadevergoeding.

Schaverhaling. Zie Schadeverhaling.

Schavielen. Zie Schaveelen.

Schaving, V.

Schavot, O., schavotten. Schavotje, O., -jes.

Schavotkleur, V.

Schavotteeren, schavotteerde, heeft geschavotteerd.

Schavotteering, V., schavotteeringen.

Schavuit, M., schavuiten. Schavuitje, O., -jes.

Schavuitenstreek, M., -streken.

Schavuitenstuk, O., -stukken.

Schedel, M., schedels.

Schedelboor, V., -boren.

Schedelbreuk, V., -breuken.

Schedelhuid, V.

Schedelleer, V.

Schedelmeting, V., -metingen.

Scheede, Schee, V., scheeden, scheeën. Scheetje, O., -jes.

Scheef, scheever, scheefst.

Scheefbeen, M. en V., -beenen.

Scheefheid, V.

Scheefhoek, M.-hoeken.

Scheefhoekig.

Scheefnek, M. en V., -nekken.

Scheefneus, M. en V., -neuzen.

Scheefte, V.

Scheel (deksel), O., scheelen. Scheeltje, O., -jes.

Scheel, scheler, scheelst.

Scheelaard, M., scheelaards.

Scheelachtig.

Scheelen (scheiden, schoonmaken), scheelde, heeft gescheeld.

Scheelheid, V.

Scheeloog, M, en V., -oogen.

Scheelzien, O.

Scheen, V., schenen. Scheentje, O., -jes.

Scheenbeen, O., -beenderen.

Scheep (Te -).

Scheepje. Zie Schip.

Scheeprijk, -rijker, -rijkst.

Scheepsbehoeften (mv.), V.

Scheepsbericht, O., -berichten.

Scheepsbeschuit, V., -beschuiten.

Scheepsbestier, O.

Scheepsbewijs, O., -bewijzen.

Scheepsboord, O.

Scheepsbouw, M.

Scheepsbouwer, M.

Scheepsbouwmeester, M., -meesters.

Scheepsch (Geen - verstaan).

Scheepsdek, O., -dekken.

Scheepsdokter, M., -dokters.

Scheepsgebruik, O., -gebruiken.

Scheepsgelegenheid, V., -gelegenheden.

Scheepsgevecht, O., -gevechten.

Scheepsgezel, M., -gezellen.

Scheepsjongen, M., -jongens.

Scheepsjournaal, O., -journalen.

Scheepskameel, O., -kameelen.

Scheepskapitein, M., -kapiteins.

Scheepskist, V., -kisten.

Scheepsklerk, M., -klerken.

Scheepskok, M., -koks.

Scheepskost, M.

Scheepskroon, V., -kronen.

Scheepslading, V., -ladingen.

Scheepslantaren, V., -lantarens.

Scheepslengte, V., -lengten.

Scheepsmaat, M., -maats.

Scheepsmakelaar, M., -makelaars.

Scheepsofficier, M., -officieren.

Scheepspapieren (mv.), O.

Scheepsprovisie, V.

Scheepsraad, M., -raden.

Scheepsrecht, O.

Scheepsruimte, V.

Scheepsstrijd, M., -strijden.

Scheepstagrijn, M., -tagrijnen en -tagrijns.

Scheepsterm, M., -termen.

Scheepstijding, V., -tijdingen.

Scheepstimmerman, M., -lieden en -lui.

Scheepstimmerwerf, V., -werven.

Scheepstocht, M., -tochten.

Scheepstoebehooren, O.

Scheepstoerusting, V., -toerustingen.

Scheepstuig, O.

Scheepsvolk, O.

Scheepsvoogd, M., -voogden.

Scheepsvracht, V., -vrachten.

Scheepswerk, O.

Scheepswoord, O., -woorden.

Scheepvaart, V.

Scheepvaartbelangen (mv.), O.

Scheepvaartrecht, O., -rechten.

Scheer (zandbank), V., scheren.

Scheerbekken, O., -bekkens.

Scheerbout, M., -bouten.

Scheerder, M., scheerders.

Scheerderswinkel, M., -winkels.

Scheerdoek, M., -doeken; -doekje, O., -jes.

Scheerdoos, V., -doozen.

Scheerdraad, M., -draden.

Scheergang, V., -gangen.

Scheergeld, O.

Scheergereedschap, O.

Scheerhaak, M., -haken.

Scheerklant, M., -klanten.

Scheerkwast, M., -kwasten; -kwastje, O., -jes.

Scheerlijn, V., -lijnen.

Scheerling, V.

Scheerloon, O., -loonen.

Scheermes, O., -messen.

Scheerriem, M., -riemen.

Scheersel, O.

Scheerspiegeltje, O., -jes.

Scheerstok, M., -stokken.

Scheertijd, M.

Scheerwater, O.

Scheerwinkel, M., -winkels.

Scheerzeep, V.

Scheet, M., scheten.

Scheg en Schegge, V., scheggen.

Scheggelood, O.

Schei, V., scheien.

Scheiboter, V.

Scheidbaar, -bare.

Scheidbaarheid, V.

Scheidboom, M., -boomen.

Scheidboor, V., -boren.

Scheidbrief, M., -brieven.

Scheiden, scheidde, heeft en is gescheiden.

Scheiding, V., scheidingen. Scheidinkje, O., -jes.

Scheidpaal, M., -palen.

Scheidsman, M., -lieden.

Scheidsmuur, M., -muren.

Scheidsrechter, M., -rechters.

Scheidsvrouw, V., -vrouwen.

Scheikunde, V.

Scheikundig.

Scheikundige, M., -kundigen.

Scheikunst, V.

Scheilijn, V., -lijnen.

Scheimuur, M., -muren.

Scheinagel, M., -nagels.

Scheisel, O., scheisels.

Scheisloot, V., -slooten.

Scheiteeken, O., -teekens.

Scheivocht, O.

Schel (bel), V., schellen. Schelletje, O., -jes.

Schel (schil). Zie Schil.

Schel, scheller, schelst.

Schelden, schold, heeft gescholden.

Scheldnaam, M., -namen.

Scheldwoord, O., -woorden; -woordje, O., -jes.

Schelen (verschillen), scheelde, heeft gescheeld.

Schelf, V., schelven.

Schelheid, V.

Schelklinkend, -klinkender, -klinkendst.

Schelknop, M., -knoppen.

Schelkoord, O., -koorden.

Schelkruid, O.

Schellak, O.

Schellen, schelde, heeft gescheld.

Schelling, M., schellingen. Schellinkje, O., -jes.

Schellinkje (in de komedie), O.

Schelm, M., schelmen. Schelmpje, O., -jes.

Schelmachtig, -achtiger, -achtigst.

Schelmerij, V., schelmerijen.

Schelmsch, schelmscher, meest schelmsch.

Schelmstuk, O., -stukken.

Schelp en Schulp, V., schelpen en schulpen. Schelpje en schulpje,
O., -jes.

Schelpaarde, V.

Schelpdier, O., -dieren.

Schelpenpad, O., -paden.

Schelpkalk, V.

Schelpnet, O., -netten.

Schelpweg, M., -wegen.

Schelpzand, O.

Scheluw.

Scheluwte, V.

Schelvisch (een visch), M., -visschen. Als stofnaam, V.

Schelvischlever, V., -levers.

Schelvischoog, O., -oogen.

Schelvischvangst, V.

Schelwortel, V.

Schema, O., schema's.

Schemer, M.

Schemerachtig, -achtiger, -achtigst.

Schemeravond, M., -avonden.

Schemeren, schemerde, heeft geschemerd.

Schemerig, schemeriger, schemerigst.

Schemering, V., schemeringen.

Schemerlampje, O., -jes.

Schemerlicht, O.

Schemertijd, M.

Schemeruur, O.; -uurtje, O., -jes.

Schendbrok, M. en V., -brokken.

Schenden, schond, heeft geschonden.

Schender, M., schenders.

Schenderij, V., schenderijen.

Schendig, schendiger, schendigst.

Schending, V., schendingen.

Schenk, M., schenken. Schenkje, O., -jes.

Schenkage, V., schenkages.

Schenkblad, O., -bladen; -blaadje, O., -jes.

Schenkbord, O., -borden; -bordje, O., -jes.

Schenkel en Schinkel, M., schenkels en schinkels. Schenkeltje en
schinkeltje, O., -jes.

Schenkelvleesch, O.

Schenken, schonk, heeft geschonken.

Schenker, M., schenkers.

Schenking, V., schenkingen.

Schenkingsakte, V., -akten.

Schenkkan, V., -kannen; -kannetje, O., -jes.

Schenkketel, M., -ketels; -keteltje, O., -jes.

Schenkster, V., schenksters.

Schennis, V.

Schep, M., scheppen. Schepje, O., -jes.

Schepbord, O., -borden.

Schepel, O., schepels. Schepeltje, O., -jes.

Schepeling, M. en V., schepelingen. V. ook schepelinge.

Schepelsmand, V., -manden.

Schepelszak, M., -zakken.

Schepen, M., schepenen.

Schepen, scheepte, heeft gescheept.

Schepenbank, V., -banken.

Schepenbrief, M., -brieven.

Schependom, O.

Schepenkennis, V., -kennissen.

Schepenschap, O.

Schepgat, O., -gaten.

Scheplepel, M., -lepels.

Schepnet, O., -netten; -netje, O., -jes.

Scheppen (voortbrengen), schiep, heeft geschapen.

Scheppen (putten), schepte, heeft geschept.

Schepper, M., scheppers.

Schepping, V., scheppingen.

Scheppingsboek, O.

Scheppingsgeschiedenis, V.

Scheppingskracht, V.

Scheppingsverhaal, O., -verhalen.

Scheppingsvermogen, O.

Scheppingswerk, O.

Scheprad, O., -raden en -raderen.

Schepsel, O., schepselen en schepsels. Schepseltje, O., -jes.

Schepter, M., schepters.

Schepvat, O., -vaten.

Scheren, schoor, schoren, heeft geschoren.

Scherf, V., scherven. Scherfje, O., -jes.

Schering, V., scheringen.

Scherlei. Zie Scharlei.

Scherluin. Zie Scharluin.

Scherm, O., schermen. Schermpje, O., -jes.

Schermbloemig.

Schermdegen, M., -degens; -degentje, O., -jes.

Schermen, schermde, heeft geschermd.

Schermer (persoon), M., schermers.

Schermer (naam van een polder), V.

Schermhandschoen, M., -handschoenen.

Scherminkel. Zie Scharminkel.

Schermkunst, V.

Schermles, V., -lessen.

Schermmasker, O., -maskers.

Schermmeester, M., -meesters.

Schermutselen, schermutselde, heeft geschermutseld.

Schermutseling, V., schermutselingen.

Schermzaal, V., -zalen.

Scherp, scherper, scherpst.

Scherp, O.

Scherpen, scherpte, heeft en is gescherpt.

Scherpheid, V., -heden.

Scherphoekig.

Scherping, V., scherpingen.

Scherpkort.

Scherplang.

Scherprechter, M., -rechters.

Scherpschutter, M., -schutters.

Scherpschuttersvereeniging, V., -vereenigingen.

Scherpsnijdend.

Scherpte, V., scherpten.

Scherpziend.

Scherpzinnig, -zinniger, -zinnigst.

Scherpzinnigheid, V., -heden.

Scherpzinniglijk.

Scherts, V.

Schertsen, schertste, heeft geschertst.

Schertsenderwijze en -wijs.

Scherven, scherfde, is gescherfd.

Schets, V., schetsen. Schetsje, O., -jes.

Schetsboek, O., -boeken.

Schetsen, schetste, heeft geschetst.

Schetser, M., schetsers.

Schetsteekening, V., -teekeningen.

Schetteraar, M., schetteraars.

Schetterbuik, M., -buiken.

Schetteren, schetterde, heeft geschetterd.

Schettering, V., schetteringen.

Scheur, V., scheuren. Scheurtje, O., -jes.

Scheurbroek (broekscheurder), M., scheurbroeken.

Scheurbuik, V. Verg. Scorbut.

Scheurder, M., scheurders.

Scheurdoek, M., -doeken.

Scheuren, scheurde, heeft en is gescheurd.

Scheuring, V., scheuringen.

Scheurkalender, M., -kalenders.

Scheurlaken, O.

Scheurlinnen, O.

Scheurmaker, M., -makers.

Scheurmakerij, V., -makerijen.

Scheurpapier, O.

Scheursel, O., scheursels.

Scheurziek, -zieker, -ziekst.

Scheut, M., scheuten. Scheutje, O., -jes.

Scheutig, scheutiger, scheutigst.

Scheutigheid, V.

Schicht, M., schichten. Schichtje, O., -jes.

Schichtig, schichtiger, schichtigst.

Schichtigheid, V., -heden.

Schie. Zie Scheede.

Schielijk, -lijker, -lijkst.

Schielijkheid, V.

Schieman, M., -lieden en -lui.

Schiemannen, schiemande, heeft geschiemand.

Schiemansgaren, O.

Schiemansgast, M., -gasten.

Schiemansmaat, M., -maats.

Schier.

Schiereiland, O., -eilanden; -eilandje, O., -jes.

Schieringer, M., Schieringers.

Schietbaan, V., -banen.

Schietbout, M., -bouten.

Schieten, schoot, schoten, heeft en is geschoten.

Schieter, M., schieters.

Schietgat, O., -gaten.

Schietgebedje, O., -jes.

Schietgeweer, O.

Schietkatoen, O.

Schietlood, O., -looden.

Schietoefening, V., -oefeningen.

Schietschijf, V., -schijven.

Schietschool, V., -scholen.

Schietschouw, V., -schouwen.

Schietschuit, V., -schuiten.

Schietsleuf, V., -sleuven.

Schietspel, O., -spellen; -spelletje, O., -jes.

Schietspoel, V., -spoelen.

Schiettuig, O.

Schietwedstrijd, M., -wedstrijden.

Schiften (scheiden), schiftte, heeft geschift.

Schiften (van vochten), schiftte, is geschift.

Schifter, M., schifters.

Schifting, V., schiftingen.

Schijf, V., schijven. Schijfje, O., -jes.

Schijfschieten, O.

Schijn, M. Schijntje, O., -jes.

Schijnaanval, M., -aanvallen.

Schijnbaar, -bare.

Schijnbeeld, O., -beelden.

Schijnbeweging, V., -bewegingen.

Schijnchristen, M., -christenen.

Schijndeugd, V., -deugden.

Schijndood, M.

Schijndood, -doode.

Schijndoode, M. en V., -dooden.

Schijnen, scheen, schenen, heeft geschenen.

Schijngehakt, O.

Schijngeleerde, M., -geleerden.

Schijngeloof, O.

Schijngeluk, O.

Schijnglans, M., -glansen.

Schijngrond, M., -gronden.

Schijnheilig, -heiliger, -heiligst.

Schijnheilige, M. en V., -heiligen.

Schijnheiligheid, V.

Schijnreden, V., -redenen.

Schijnschoon, -schoone.

Schijnsel, O., schijnsels. Schijnseltje, O., -jes.

Schijnvermaak, O., -vermaken.

Schijnvriend, M., -vrienden.

Schijnvroom, -vrome.

Schijnzoet, O.

Schijten, scheet, scheten, heeft gescheten.

Schijtlaars, M., -laarzen.

Schijtvalk, M., -valken.

Schijtwortel, V.

Schijvenschuurder, M., -schuurders.

Schik, M.

Schikgodin, V., -godinnen.

Schikkelijk, -lijker, -lijkst.

Schikkelijkheid, V.

Schikken, schikte, heeft en is geschikt.

Schikker, M., schikkers.

Schikking, V., schikkingen.

Schil en Schel, V., schillen en schellen. Schilletje en schelletje,
O., -jes.

Schild, O., schilden. Schildje, O., -jes.

Schilder, M., schilders. Schildertje, O., -jes.

Schilderachtig, -achtiger, -achtigst.

Schilderachtigheid, V.

Schilderen (malen), schilderde, heeft geschilderd.

Schilderen (op schildwacht staan), schilderde, heeft geschilderd.

Schilderes, V., schilderessen.

Schilderhuisje, O., -jes.

Schilderij, V. en O., schilderijen. Schilderijtje, O., -jes.

Schilderijententoonstelling, V., -tentoonstellingen.

Schilderijkoord, O.

Schilderijlijst, V., -lijsten.

Schildering, V., schilderingen.

Schilderkamer, V., -kamers.

Schilderkunst, V.

Schildersbent, V.

Schilderschool, V., -scholen.

Schildersezel, M., -ezels.

Schildersgordijn, O., -gordijnen.

Schilderskwast, M., -kwasten.

Schildersleven, O.

Schilderstok en Schildersstok, M., -stokken.

Schilderstuk, O., -stukken; -stukje, O., -jes.

Schildersvak, O.

Schilderswinkel, M., -winkels.

Schilderswerk, O.

Schilderswerkplaats, V., -werkplaatsen.

Schildhouder, M., -houders.

Schildknaap, M., -knapen.

Schildluis, V., -luizen.

Schildpad (dier en scheepsw.), V., -padden; (stof), O. Schildpadje,
O., -jes.

Schildpadden (bnw.).

Schildpadsoep, V.

Schildvleugelig.

Schildwacht (een wachter), M., -wachten.

Schildwacht (het wachthouden), V.

Schildwachthuisje, O., -huisjes.

Schilfer, V., schilfers. Schilfertje, O., -jes.

Schilferachtig, -achtiger, -achtigst.

Schilferen, schilferde, is geschilferd.

Schilferig, schilferiger, schilferigst.

Schilfering, V., schilferingen.

Schillen, schilde, heeft geschild.

Schillenmand, V., -manden.

Schilmesje, O., -jes.

Schim, V., schimmen. Schimmetje, O., -jes.

Schimmel (paard), M., schimmels. Schimmeltje, O., -jes.

Schimmel (uitslag), V.

Schimmelbles, M., -blessen.

Schimmelen, schimmelde, heeft en is geschimmeld.

Schimmelig, schimmeliger, schimmeligst.

Schimmeling, V.

Schimmelkleurig.

Schimmelplant, V., -planten.

Schimmelspel, O.

Schimmenrijk, O.

Schimp, M.

Schimpbrief, M., -brieven.

Schimpdicht, O., -dichten.

Schimpdichter, M., -dichters.

Schimpen, schimpte, heeft geschimpt.

Schimper, M., schimpers.

Schimperij, V., schimperijen.

Schimpig, schimpiger, schimpigst.

Schimping, V., schimpingen.

Schimpkreet, M., -kreten.

Schimplied, O., -liederen.

Schimpnaam, M., -namen.

Schimprede, V., -redenen.

Schimpscheut, M., -scheuten; -scheutje, O., -jes.

Schimpschrift, O., -schriften.

Schimptaal, V.

Schimpvogel, M., -vogels.

Schimpwoord, O., -woorden.

Schink, M., schinken. Schinkje, O., -jes.

Schinkel (lichaamsdeel). Zie Schenkel.

Schinkel en Schenkel (scheepsw.), M., schinkels en schenkels.

Schinkelhaak, M., -haken.

Schip, O., schepen. Scheepje, O., -jes.

Schipbreuk, V., -breuken.

Schipbreukeling, M. en V., -breukelingen. V. ook -breukelinge.

Schipbrug, V., -bruggen.

Schipper, M., schippers. Schippertje, O., -jes.

Schipperen, schipperde, heeft en is geschipperd.

Schipperij, V., schipperijen.

Schippersboek, O., -boeken.

Schippersbroek, V., -broeken

Schippershuis, O., -huizen.

Schippershut, V., -hutten.

Schippersknecht, M., -knechts.

Schippersloon, O., -loonen.

Schippersmuts, V., -mutsen.

Schippond, O., -ponden.

Schisma, O., schisma's.

Schitteren, schitterde, heeft geschitterd.

Schitterend, schitterender, schitterendst.

Schittering, V., schitteringen.

Schitterlicht, O.

Schob. Zie Schub.

Schobbejak, M., -jakken.

Schobben, schobde, heeft geschobd.

Schobberd, M., schobberds.

Schobberdebonk (Op -).

Schoef, V., schoeven.

Schoeien, schoeide, heeft geschoeid.

Schoeiing, V., schoeiingen.

Schoeisel, O., schoeisels. Schoeiseltje, O., -jes.

Schoelje, M., schoeljes.

Schoeljeachtig, -achtiger, -achtigst.

Schoen, M., schoenen. Schoentje, O., -jes.

Schoenenwinkel, M., -winkels.

Schoener, M., schoeners.

Schoengesp, M., -gespen.

Schoenhoorntje, O., -hoorntjes.

Schoenlappen, O.

Schoenlapper (persoon, insect en gebak), M., -lappers; -lappertje,
O., -jes.

Schoenleder, O.

Schoenmaken, O.

Schoenmaker, M., -makers; -makertje, O., -jes.

Schoenmakersjongen, M., -jongens.

Schoenpoetser, M., -poetsers.

Schoenpoetsersbak, M., -bakken.

Schoensmeer, O.

Schoenzool, V., -zolen.

Schoep, V., schoepen.

Schoer, M., schoeren.

Schoffeerder, M., schoffeerders.

Schoffeeren, schoffeerde, heeft geschoffeerd.

Schoffeering, V., schoffeeringen.

Schoffel, V., schoffels. Schoffeltje, O., -jes.

Schoffelen, schoffelde, heeft geschoffeld.

Schoft (schavuit), M., schoften.

Schoft (schouder), V., schoften. Schoftje, O., -jes.

Schoft (werktijd), V., schoften.

Schoftachtig, -achtiger, -achtigst.

Schoften, schofte, heeft geschoft.

Schofterig, schofteriger, schofterigst.

Schoftig, schoftiger, schoftigst.

Schofttijd, M.

Schoftuur, O., -uren; -uurtje, O., -jes.

Schok (stoot), M., schokken. Schokje, O., -jes.

Schok (boonenpeul), V., schokken.

Schok (zestigtal), O., schokken.

Schokbuis, V., -buizen.

Schokken, schokte, heeft geschokt.

Schokker, M., Schokkers.

Schoktorpedo, V., -torpedo's.

Schol (ijsschots), V., schollen.

Schol (visch), V., schollen. Scholletje, O., -jes.

Scholarch, M., scholarchen.

Scholastiek, V.

Scholen, schoolde, heeft geschoold.

Scholier, M., scholieren. Scholiertje, O., -jes.

Scholierster, V., scholiersters.

Scholium, O., scholia en scholiën.

Schollevaar. Zie Scholver.

Scholpen, scholpte, heeft gescholpt.

Scholver, ook Scholverd en Schollevaar, M., scholvers, scholverds,
schollevaars en schollevaren.

Schommel (schop), M., schommels. Schommeltje, O., -jes.

Schommel (dik vrouwspersoon), V., schommels.

Schommelaar, M., schommelaars.

Schommelen, schommelde, heeft geschommeld.

Schommelig, schommeliger, schommeligst.

Schommeling, V., schommelingen.

Schommelstoel, M., -stoelen.

Schonk, V., schonken. Schonkje, O., -jes.

Schonkig, schonkiger, schonkigst.

Schoof, V., schooven. Schoofje, O., -jes.

Schooien, schooide, heeft geschooid.

Schooier, M., schooiers.

Schooister, V., schooisters.

School (leerschool enz.), V.; (schoolgebouw), V. en O.,
scholen. Schooltje, O., -jes.

School (menigte visschen), V., scholen.

Schoolbank, V., -banken.

Schoolbezoek, O.

Schoolbibliotheek, V., -bibliotheeken.

Schoolblijven, bleef school, bleven school, is schoolgebleven.

Schoolboek, O., -boeken; -boekje, O., -jes.

Schoolboekhandel, M.

Schoolbord, O., -borden.

Schoolcommissie, V., -commissiën.

Schooldistrict, O., -districten.

Schoolfeest, O., -feesten.

Schoolgaan, ging school, heeft schoolgegaan.

Schoolgebouw, O., -gebouwen.

Schoolgeld, O., -gelden.

Schoolgeldheffing, V., -heffingen.

Schooljaar, O., -jaren.

Schooljeugd, V.

Schooljongen, M., -jongens.

Schooljuffrouw, V., -juffrouwen.

Schoolkaart, V., -kaarten.

Schoolkameraad, M., -kameraden.

Schoolkind, O., -kinderen.

Schoolkindervoeding, V.

Schoolklok, V., -klokken.

Schoolliggen, lag school, lagen school, heeft schoolgelegen.

Schoollokaal, O., -lokalen.

Schoolmakker, M., -makkers.

Schoolmeester, M., -meesters.

Schoolmeesterachtig, -achtiger, -achtigst.

Schoolmeesterswijsheid, V.

Schoolmeisje, O., -meisjes.

Schoolmeubel, O., -meubelen.

Schoolonderwijs, O.

Schoolopziener, M., -opzieners.

Schoolpaard, O., -paarden.

Schoolreglement, O., -reglementen.

Schoolsch, schoolscher, meest schoolsch.

Schoolschheid, V.

Schooltasch, V., -tasschen.

Schooltijd, M., -tijden.

Schooltucht, V.

Schooluur, O., -uren.

Schoolvertrek, O., -vertrekken.

Schoolverzuim, O.

Schoolvos, M., -vossen.

Schoolwerk, O.

Schoolwijsheid, V.

Schoon, schooner, schoonst.

Schoon, O.

Schoon (voegw.).

Schoonbroeder, M., -broeders.

Schoondochter, V., -dochters.

Schoondruk, M.

Schoone (schoone vrouw), V., schoonen.

Schoone (hetgeen schoon is), O.

Schoonheid, V., -heden.

Schoonheidsgevoel, O.

Schoonheidsleer, V.

Schoonheidszin, M.

Schoonhouden, hield schoon, heeft schoongehouden.

Schoonklinkend, -klinkender, -klinkendst.

Schoonmaak, V.

Schoonmaakduivel, M.

Schoonmaakster, V., -maaksters.

Schoonmaaktijd, M.

Schoonmaken, maakte schoon, heeft schoongemaakt.

Schoonmoeder, V., -moeders.

Schoonouders (mv.), M.

Schoonrijden, O.

Schoonschijnend, -schijnender, -schijnendst.

Schoonschrift, O., -schriften.

Schoonschrijven, O.

Schoonschrijver, M., -schrijvers.

Schoontjes (bijw.).

Schoonvader, M., -vaders.

Schoonzicht, O.

Schoonzoon, M., -zoons en -zonen.

Schoonzuster, V., -zusters.

Schoor, M., schoren. Schoortje, O., -jes.

Schoorbalk, M., -balken.

Schoorhoek, M., -hoeken.

Schoorlat, V., -latten.

Schoorpaal, M., -palen.

Schoorpilaar, M., -pilaren.

Schoorpost, M., -posten.

Schoorsteen, M., -steenen; -steentje, O., -jes.

Schoorsteenbrand, M., -branden; -brandje, O., -jes.

Schoorsteenmantel, M., -mantels.

Schoorsteenpijp, V., -pijpen.

Schoorsteenplaat, V., -platen.

Schoorsteenrand, M., -randen.

Schoorsteenroet, O.

Schoorsteenstuk, O., -stukken.

Schoorsteenval, M., -vallen; -valletje, O., -jes.

Schoorsteenveger, M., -vegers.

Schoorstuk, O., -stukken.

Schoorvoeten, schoorvoette, heeft geschoorvoet.

Schoorvoetend.

Schoot (van een kleed), M., schoten. Schootje, O., -jes.

Schoot (touw), M., schooten. Schootje, O., -jes.

Schoot (loot en deel van het slot), V., schoten.

Schoot (bepaalde hoeveelheid), V., schoten. Schootje (ook als naam
van zeker brood), O., -jes.

Schootblok, O., -blokken.

Schoothondje, O., -jes.

Schootkind, O., -kinderen; -kindje, O., -jes.

Schootknechten (mv.), M.

Schootsvel, O., -vellen.

Schootsverheid, V.

Schootvrij.

Schooven, schoofde, heeft geschoofd.

Schoovenbinder, M., -binders.

Schoovenbindster, V., -bindsters.

Schooverzeil, O., -zeilen.

Schop (stoot), M., schoppen. Schopje, O., -jes.

Schop (schommel), V., schoppen.

Schop (spade), V., schoppen. Schopje, O., -jes.

Schoppen (mv.), V.

Schoppen, schopte, heeft geschopt.

Schoppenaas, O., -azen.

Schoppenboer, M., -boeren.

Schoppenheer, M., -heeren.

Schoppenvrouw, V., -vrouwen.

Schopstoel, M., -stoelen; -stoeltje, O., -jes.

Schor, schorder, schorst.

Schoren, schoorde, heeft geschoord.

Schorheid, V.

Schoring, V., schoringen.

Schorpioen, M., schorpioenen. Schorpioentje, O., -jes.

Schorre en Schor, V., schorren.

Schorrimorrie, O.

Schors, V., schorsen. Schorsje, O., -jes.

Schorselwoensdag, M., -dagen.

Schorsen, schorste, heeft geschorst.

Schorseneer, V., schorseneeren.

Schorsing, V., schorsingen.

Schort, V. en O., schorten. Schortje, O., -jes.

Schorteldoek, M., -doeken.

Schortelkleed, O., -kleeden.

Schorten, schortte, heeft geschort.

Schorthaak, M., -haken.

Schorting, V.

Schot (Schotlander), M., Schotten.

Schot (voortgang), O.

Schot (schut), O., schotten. Schotje, O., -jes.

Schot (het schieten enz.), O., schoten.

Schot (belasting), O.

Schotbalk, M., -balken.

Schotbout, M., -bouten.

Schotel (vaatwerk), M., schotels en schotelen. Schoteltje, O., -jes.

Schotel (bakkerswerktuig en deel van een slot), M., schotels.

Schotelen, schotelde, heeft geschoteld.

Schots, V., schotsen. Schotsje, O., -jes.

Schots (bijw.), schotser, schotst.

Schotsch (scheef, lomp), schotscher, meest schotsch.

Schotsch (van Schotland).

Schotsch (Schotsche tongval), O.

Schotschbont.

Schotschrift, O., -schriften; -schriftje, O., -jes.

Schotspijker, M., -spijkers.

Schotvaars, V., -vaarzen.

Schotvrij.

Schouder, M., schouders en schouderen. Schoudertje, O., -jes.

Schouderbedekking, V., -bedekkingen.

Schouderblad, O., -bladen.

Schouderbreedte, V.

Schouderen, schouderde, heeft geschouderd.

Schouderhoogte, V.

Schoudermantel, M., -mantels; -manteltje, O., -jes.

Schoudernaad, M., -naden.

Schouderophalen, O.

Schouderstuk, O., -stukken.

Schout, M., schouten.

Schout-bij-nacht, M., schouten-bij-nacht en schout-bij-nachts.

Schout-bij-nachtsschip, O., -schepen.

Schout-bij-nachtsvlag, V., -vlaggen.

Schoutschap, O.

Schouw (schoorsteen), V., schouwen.

Schouw (schuit), schouwen. Schouwtje, O., -jes.

Schouw (toezicht), V., schouwen.

Schouwburg, M., -burgen.

Schouwburgbezoeker, M., -bezoekers.

Schouwburgbrand, M., -branden.

Schouwburgcommissie, V., -commissiën.

Schouwburgpubliek, O.

Schouwburgzaal, V., -zalen.

Schouwen, schouwde, heeft geschouwd.

Schouwer, M., schouwers.

Schouwing, V., schouwingen.

Schouwlustig, -lustiger, -lustigst.

Schouwplaats, V., -plaatsen.

Schouwspel, O., -spelen.

Schouwspeler, M., -spelers.

Schouwtooneel, O., -tooneelen.

Schouwveger, M., -vegers.

Schraag, V., schragen. Schraagje, O., -jes.

Schraag (bijw.)

Schraagbalk, M., -balken.

Schraagbeeld, O., -beelden.

Schraagpijler, M., -pijlers.

Schraagte, V.

Schraal, schraler, schraalst.

Schraalhans, M., -hanzen.

Schraalheid, V.

Schraalte, V.

Schraaltjes.

Schraap, V., schrapen.

Schraapachtig, -achtiger, -achtigst.

Schraapachtigheid, V.

Schraapijzer, O., -ijzers.

Schraapmes, O., -messen.

Schraapsel, O., schraapsels.

Schraapster, V., schraapsters.

Schraapzucht, V.

Schraapzuchtig, -zuchtiger, -zuchtigst.

Schrab, V., schrabben. Schrabje, O., -jes.

Schrabben, schrabde, heeft geschrabd.

Schrabber, M., schrabbers. Schrabbertje, O., -jes.

Schrabijzer, O., -ijzers.

Schrabmes, O., -messen.

Schrabsel, O., schrabsels.

Schrafelaar, M., schrafelaars.

Schrafelen, schrafelde, heeft geschrafeld.

Schragen, schraagde, heeft geschraagd.

Schraging, V.

Schralen, schraalde, is geschraald.

Schram, V., schrammen. Schrammetje en schrampje, O., -jes.

Schrammen, schramde, heeft geschramd.

Schrander, schranderder, schranderst.

Schranderheid, V.

Schrank, V., schranken. Schrankje, O., -jes.

Schrankelbeen, M. en V., -beenen.

Schrankelbeenen, schrankelbeende, heeft geschrankelbeend.

Schrankelen, schrankelde, heeft geschrankeld.

Schranken, schrankte, heeft geschrankt.

Schranking, V., schrankingen.

Schransen, schranste, heeft geschranst.

Schranser, M., schransers.

Schranserij, V.

Schrap, V., schrappen. Schrapje, O., -jes.

Schrap (bijw.).

Schrapen, schraapte, heeft geschraapt.

Schraper, M., schrapers. Schrapertje, O., -jes.

Schraperig, schraperiger, schraperigst.

Schraperigheid, V.

Schrapijzer, O., -ijzers.

Schrappen, schrapte, heeft geschrapt.

Schrapper, M., schrappers. Schrappertje, O., -jes.

Schrapsel, O., schrapsels.

Schrede, V., schreden. Schreetje, O., -jes.

Schreef, V., schreven. Schreefje, O., -jes.

Schreeuw, M., schreeuwen. Schreeuwtje, O., -jes.

Schreeuwen, schreeuwde, heeft geschreeuwd.

Schreeuwer, M., schreeuwers.

Schreeuwerig, schreeuweriger, schreeuwerigst.

Schreeuwerigheid, V.

Schreeuwleelijk, M. en V., -leelijken.

Schreien, schreide, heeft geschreid.

Schreier, M., schreiers.

Schrepel, M., schrepels.

Schriel, schrieler, schrielst.

Schrielheid, V.

Schrieligheid, V., -heden.

Schrift (de bijbelboeken), V.

Schrift (het geschrevene en schrijfboek), O., schriften. Schriftje,
O., -jes.

Schriftelijk.

Schriftgeleerde, M., -geleerden.

Schriftmatig, -matiger, -matigst.

Schriftmatigheid, V.

Schriftteeken, O., -teekens.

Schriftuur, V. schrifturen.

Schriftuurlijk.

Schrijbeenen, schrijbeende, heeft geschrijbeend.

Schrijdelings en Schrijlings (bijw).

Schrijdelingsch en Schrijlingsch (bnw).

Schrijden, schreed, schreden, heeft geschreden.

Schrijfbehoeften (mv.), V.

Schrijfboek, O., boeken; -boekje, O., -jes.

Schrijfbureau, O., -bureau's.

Schrijfcassette, V., -cassetten.

Schrijffout, V., -fouten; -foutje, O., -jes.

Schrijfgeld, O.

Schrijfgereedschap, O.

Schrijfgerei, O.

Schrijfinkt, M.

Schrijfjeukte, V.

Schrijfkistje, O., -jes.

Schrijfkramp, V.

Schrijfkunst, V.

Schrijfles, V., -lessen.

Schrijflessenaar, M., -lessenaars.

Schrijfletter, V., -letters.

Schrijfloon, O., -loonen.

Schrijfmachine, V., -machines.

Schrijfmap, V., -mappen.

Schrijfmeester, M., -meesters.

Schrijfoefening, V., -oefeningen.

Schrijfpapier, O.

Schrijfpen, V., -pennen.

Schrijfportefeuille, V., -portefeuilles.

Schrijfster, V., schrijfsters.

Schrijfstift, V., -stiften.

Schrijftaal, V.

Schrijftafel, V., -tafels; -tafeltje, O., -jes.

Schrijftrant, M.

Schrijfuur, O., -uren.

Schrijfvoorbeeld, O., -voorbeelden.

Schrijfwerk, O.

Schrijfwijze en -wijs, V., -wijzen.

Schrijfwoede, V.

Schrijlings. Zie Schrijdelings.

Schrijn, O. en M., schrijnen.

Schrijnen, schrijnde, heeft geschrijnd.

Schrijning, V., schrijningen.

Schrijven, schreef, schreven, heeft geschreven.

Schrijverij, V., schrijverijen.

Schrijversgild, O.

Schrik, M., schrikken. Schrikje, O., -jes.

Schrikachtig, -achtiger, -achtigst.

Schrikachtigheid, V.

Schrikbarend, -barender, -barendst.

Schrikbeeld, O., -beelden.

Schrikbewind, O.

Schrikkeldag, M., -dagen.

Schrikkelijk, -lijker, -lijkst.

Schrikkeljaar, O., -jaren.

Schrikkelmaand, V., -maanden.

Schrikken, schrikte, is en heeft geschrikt.

Schrikmiddel, O., -middelen; -middeltje, O., -jes.

Schrikplank, V., -planken.

Schrikpoeier, V., -poeiers; -poeiertje, O., -jes.

Schrikrol, V., -rollen.

Schrikverwekkend.

Schrikwekkend, -wekkender, -wekkendst.

Schril, schriller, schrilst.

Schrobbeering, V., schrobbeeringen.

Schrobbelmachine, V., -machines.

Schrobben, schrobde, heeft geschrobd.

Schrobber, M., schrobbers. Schrobbertje, O., -jes.

Schrobdag, M., -dagen.

Schrobnet, O., -netten.

Schrobster, V., schrobsters.

Schrobtijd, M.

Schrobvisscherij, V.

Schrobvrouw, V., -vrouwen.

Schrobzaag, V., -zagen.

Schroef, V., schroeven. Schroefje, O., -jes.

Schroefblad, O., -bladen.

Schroefboor, V., -boren.

Schroefboot, V., -booten.

Schroefbout, M., -bouten.

Schroefdraad, M., -draden.

Schroefgang, V., -gangen.

Schroefsleutel, M., -sleutels.

Schroefstoomboot, V., -stoombooten.

Schroefvormig.

Schroeien, schroeide, heeft en is geschroeid.

Schroeier, M., schroeiers.

Schroeiijzer, O., -ijzers.

Schroeiing, V.

Schroeveboom, M., -boomen.

Schroevedraaier, M., -draaiers.

Schroeven, schroefde, heeft geschroefd.

Schrok, M., schrokken. Schrokje, O., -jes.

Schroken, schrookte, heeft geschrookt.

Schrokken, schrokte, heeft geschrokt.

Schrokker, M., schrokkers.

Schrokkig, schrokkiger, schrokkigst.

Schrokkigheid, V.

Schrollen, schrolde, heeft geschrold.

Schromelijk, -lijker, -lijkst.

Schromelijkheid, V., -heden.

Schromen, schroomde, heeft geschroomd.

Schromig, schromiger, schromigst.

Schrompelig, schrompeliger, schrompeligst.

Schroodbeitel, M., -beitels.

Schroodijzer, O., -ijzers.

Schrooien, schrooide, heeft geschrooid.

Schrooimes, O., -messen.

Schrooitouw, O., -touwen.

Schroom, M.

Schroomachtig, -achtiger, -achtigst.

Schroomvallig, -valliger, -valligst.

Schroomvalligheid, V.

Schroot, O.

Schrootvuur, O.

Schub en Schubbe, V., schubben. Schubje en schubbetje, O., -jes.

Schubben, schubde, heeft geschubd.

Schubbig, schubbiger, schubbigst.

Schubdier, O., -dieren.

Schubmes, O., -messen.

Schuchter, schuchterder, schuchterst.

Schuchterheid, V.

Schuddebol, M. en V., -bollen.

Schuddebollen, schuddebolde, heeft geschuddebold.

Schudden, schudde, heeft geschud.

Schudding, V., schuddingen.

Schuier, M., schuiers. Schuiertje, O., -jes.

Schuieraar, M., schuieraars.

Schuieren, schuierde, heeft geschuierd.

Schuif, V., schuiven. Schuifje, O., -jes.

Schuifblad, O., -bladen.

Schuifblind, O., -blinden.

Schuifdeur, V., -deuren.

Schuifelaar, M., schuifelaars en schuifelaren.

Schuifelen, schuifelde, heeft geschuifeld.

Schuifeling, V.

Schuifhout, O., -houten.

Schuifkar, V., -karren.

Schuifkast, V., -kasten.

Schuifknoop, M., -knoopen.

Schuiflade, V., -laden; -laatje, O., -jes.

Schuifluik, O., -luiken; -luikje, O., -jes.

Schuifpaal, M., -palen.

Schuifraam, O., -ramen.

Schuifslot, O., -sloten.

Schuiftang, V., -tangen.

Schuiftrompet, V., -trompetten.

Schuilen, school, scholen, heeft gescholen; ook schuilde, heeft
geschuild.

Schuilevinkje, O.

Schuilgaan, gaat schuil, ging schuil, is schuilgegaan.

Schuilhoek, M., -hoeken; -hoekje, O., -jes.

Schuilhouden, (zich -), hield zich schuil, heeft zich schuilgehouden.

Schuilnaam, M., -namen.

Schuilplaats, V., -plaatsen.

Schuim, O.

Schuimbekken, schuimbekte, heeft geschuimbekt.

Schuimblad, O.

Schuimen, schuimde, heeft geschuimd.

Schuimer, M., schuimers.

Schuimig, schuimiger, schuimigst.

Schuimpje (gebakje), O., -jes.

Schuimschop, V., -schoppen.

Schuimspaan, V., -spanen; -spaantje, O., -jes.

Schuin, schuiner, schuinst.

Schuinbalk, M., -balken.

Schuinen, schuinde, heeft geschuind.

Schuinheid, V.

Schuins (bijw)., schuinser, schuinst.

Schuinsch (bnw.), schuinscher, meest schuinsch.

Schuinschheid, V., -heden.

Schuinsmarcheerder, M., -marcheerders.

Schuinte, V., schuinten.

Schuit, V., schuiten. Schuitje, O., -jes.

Schuitenhuis, O., -huizen.

Schuitepraatje, O., -jes.

Schuitevoerder, M., -voerders.

Schuitevracht, V., -vrachten.

Schuithuis en Schuitenhuis, O., -huizen.

Schuitjevaren, O.

Schuiven, schoof, schoven, heeft en is geschoven.

Schuiver, M., schuivers.

Schuld, V., schulden.

Schuldbekentenis, V., -bekentenissen.

Schuldbesef, O.

Schuldbrief, M., -brieven.

Schulddelging, V.

Schuldeischer, M., -eischers.

Schuldeloos, -loozer.

Schuldeloosheid, V.

Schuldenaar, M., schuldenaars en schuldenaren.

Schuldenares, V., schuldenaressen.

Schuldenlast, M., -lasten.

Schuldig, schuldiger, schuldigst.

Schuldigverklaring, V.

Schuldvergeving, V.

Schuldvordering, V., -vorderingen.

Schulp. Zie Schelp.

Schulpen, schulpte, heeft geschulpt.

Schulper, M., schulpers.

Schulplijn, V., -lijnen.

Schulpzaag, V., -zagen.

Schuren (in de schuur brengen), schuurde, heeft geschuurd.

Schuren (wrijven), schuurde, heeft geschuurd.

Schurft, V. en O.

Schurftachtig, -achtiger, -achtigst.

Schurftheid, V.

Schurftig, schurftiger, schurftigst.

Schurftigheid, V.

Schuring, V., schuringen.

Schurk, M., schurken. Schurkje, O., -jes.

Schurkachtig, -achtiger, -achtigst.

Schurkachtigheid, V.

Schurken, schurkte, heeft geschurkt.

Schurkenstreek, M., -streken.

Schurkenwerk, O.

Schurkerij, V., schurkerijen.

Schut (geschut), O.

Schut (scherm), O., schutten. Schutje, O., -jes.

Schutblad, O., -bladen.

Schutkolk, V., -kolken.

Schutmeester, M., -meesters.

Schutsel, O., schutsels. Schutseltje, O., -jes.

Schutsluis, V., -sluizen.

Schutspatroon, M., -patroons.

Schutten, schutte, heeft geschut.

Schutter, M., schutters. Schuttertje, O., -jes.

Schutterig, schutteriger, schutterigst.

Schutterigheid, V.

Schutterij, V., schutterijen.

Schutterijmuziek, V.

Schutterplichtig.

Schuttersdienst, M.

Schuttersdoelen, M., -doelens.

Schuttersgeweer, O., -geweren.

Schuttersmaaltijd, M., -maaltijden.

Schuttersraad, M., -raden.

Schuttersuniform, V., -uniformen.

Schutting, V., schuttingen. Schuttinkje, O., -jes.

Schuur, V., schuren. Schuurtje, O., -jes.

Schuurbak, M., -bakken.

Schuurborstel, M., -borstels.

Schuurdoek, M., -doeken.

Schuurgoed, O.

Schuurhok, O., -hokken.

Schuurlap, M., -lappen.

Schuurlinnen, O.

Schuurmand, V., -manden.

Schuurpapier, O.

Schuurplank, V., -planken.

Schuursel, O.

Schuursteen, M., -steenen.

Schuurster, V., schuursters.

Schuurzand, O.

Schuw, schuwer, schuwst.

Schuwen, schuwde, heeft geschuwd.

Schuwheid, V.

Scorbut, O. Verg. Scheurbuik.

Scorbutiek.

Scribent, M., scribenten.

Scrofuleus.

Scrupel, O., scrupels.

Scrupuleus, scrupuleuzer.

Sculptuur, V.

Secans, V., secanten.

Secondant, M., secondanten.

Secondante, V., secondantes.

Seconde en Secunde, V., seconden en secunden.

Secondenwijzer, M., -wijzers.

Secondeslinger, M., -slingers.

Secreet (geheim), O., secreten.

Secretaire, V., secretaires.

Secretariaat, O., secretariaten.

Secretarie, V., secretariën.

Secretaris, M., secretarissen.

Secretaris-generaal, M., secretarissen-generaal.

Sectaris, M., sectarissen.

Sectie, V., sectiën en secties.

Sector, M., sectoren en sectors.

Secundair.

Secureeren, secureerde, heeft gesecureerd.

Securiteit, V.

Sedert.

Seffens.

Segment, O., segmenten. Segmentje, O., -jes.

Segrijn, O., segrijnen.

Segrijnen (bnw.).

Sein, O., seinen. Seintje, O., -jes.

Seinboek, O., -boeken.

Seinen, seinde, heeft geseind.

Seiner, M., seiners.

Seinfluit, V., -fluiten.

Seingever, M., -gevers.

Seinlantaren, V., -lantarens.

Seinontvanger, M., -ontvangers.

Seinpaal, M., -palen.

Seinschip, O., -schepen.

Seinschot, O., -schoten.

Seinvlag, V., -vlaggen.

Seinvuur, O., -vuren.

Seinwachter, M., -wachters.

Seinwimpel, M., -wimpels.

Seismograaf, M., -grafen.

Seizen, seisde, heeft geseisd.

Seizing, V., seizings.

Seizoen, O., seizoenen.

Sek, V.

Sekreet (gemak), O., sekreten. Sekreetje, O., -jes.

Sekreetpapier, O.

Sekreetruimer, M., -ruimers.

Sekse, V., seksen.

Sekte, V., sekten.

Sektegeest, M.

Sektenhaat, M.

Sekuur, sekuurder, sekuurst.

Selderij, V. Ook Selderie.

Semester, O., semesters.

Semi-arts, M. en V., -artsen.

Seminarist, M., seminaristen.

Seminarium, O., seminariums en seminaria. Ook Seminarie.

Semitisch, O.

Senaat, M., senaten.

Senaatsvergadering, V., -vergaderingen.

Senator, M., senatoren.

Seneblad, O., -bladen.

Senegroen, O.

Seneplant, V., -planten.

Sensatiebericht, O., -berichten.

Sensualisme, O.

Sensualist, M., sensualisten.

Sensualiteit, V.

Sensueel, sensueeler, sensueelst.

Sent (scheepsw.), V., senten.

Sententie, V., sententiën en sententies.

Sententieus.

Sentimentaliteit, V.

Sentimenteel, sentimenteeler, sentimenteelst.

Separatisme, O.

Separatist, M., separatisten.

Separatistisch.

Sepia, V.

September, M.

Septet, O., septetten.

Sequester, O.

Sequestreeren, sequestreerde, heeft gesequestreerd.

Seraf, M., serafs.

Serafijn, M., serafijnen. Serafijntje, O., -jes.

Serafine, V., serafines.

Serafine-orgel, O., -orgels.

Serafsvleugel, M., -vleugels.

Serafsvlucht, V.

Serail, O., serails.

Serenade, V., serenades.

Serenademuziek, V.

Serge en Sarge, V., serges en sarges.

Sergeant, M., sergeanten en sergeants.

Sergeant-majoor, M., sergeant-majoors.

Sergeant-schrijver, M., sergeants-schrijvers.

Sergeantsstrepen (mv.), V.

Serie, V., serieën; ook wel seriën.

Serielot, O., -loten.

Sering en Syring, V., seringen.

Seringebloesem, M.

Seringeboom, M., -boomen; -boompje, O., -jes.

Seringestruik, M., -struiken; -struikje, O., -jes.

Sermoen, O., sermoenen.

Seroen, M., seroenen.

Serpent, O., serpenten.

Serpentig, serpentiger, serpentigst.

Serpentijn (stuk geschut), V., serpentijnen.

Serpentijnsteen, O.

Serpentijnsteenen (bnw.).

Serpentslook, O.

Serpentstong, V., -tongen.

Serum, O., serums en sera.

Serum-inspuiting, V., -inspuitingen.

Servet, O., servetten. Servetje, O., -jes.

Servetgoed, O.

Servetring, M., -ringen.

Serviel, servieler, servielst.

Servies, O., serviezen. Serviesje, O., -jes.

Serviliteit, V.

Serving, V., servings.

Servituut, O., servituten.

Sessie, V., sessies en sessiën.

Sextant, V., sextanten.

Sextet, O., sextetten.

Sexueel, sexueele.

Sfeer, V., sferen.

Sferisch.

Sfinx, V., sfinxen.

Sidderaal, M., -alen.

Sidderen, sidderde, heeft gesidderd.

Siddering, V., sidderingen.

Sideraal, siderale.

Siderisch.

Siepel, V., siepels.

Sier, V.

Sieraad, O., sieraden en sieradiën. Sieraadje, O., -jes.

Sierduif, V., -duiven.

Sieren, sierde, heeft gesierd.

Sierlijk, -lijker, -lijkst.

Sierlijkheid, V., -heden.

Sierplant, V., -planten.

Sigaar, V., sigaren. Sigaartje, O., -jes.

Sigarenasch, V.

Sigarenbeker, M., -bekers.

Sigarendamp, M.

Sigarenfabriek, V., -fabrieken.

Sigarenfabrikant, M., -fabrikanten.

Sigarenkist, V., -kisten; -kistje, O., -jes.

Sigarenkoker, M., -kokers.

Sigarenmagazijn, O., -magazijnen.

Sigarenmaker, M., -makers.

Sigarenpijpje, O., -jes.

Sigarenrook, M.

Sigarenschaartje, O., -jes.

Sigarenstandaard en -standerd, M., -standaards en -standerds.

Sigarenwinkel, M., -winkels.

Sigarenzakje, O., -jes.

Signaal, O., signalen.

Signalement, O., signalementen.

Signatuur, V., signaturen.

Signet, O., signetten. Signetje, O., -jes.

Sijfelen, sijfelde, heeft gesijfeld.

Sijpelen, sijpelde, heeft en is gesijpeld.

Sijs (snaak, kwant), M., sijzen.

Sijsje (vogeltje), O., -jes.

Sik (kinbaard), V., sikken. Sikje, O., -jes.

Sik (geit), V., sikken. Sikje, O., -jes.

Sikkel (munt), M., sikkelen en sikkels.

Sikkel (maaiwerktuig), V., sikkels en sikkelen. Sikkeltje, O., -jes.

Sikkepit, V. Sikkepitje, O.

Sim (aap), V., simmen. Simmetje, O., -jes.

Sim (snoer, touw), V., simmen. Simmetje, O., -jes.

Simonie, V.

Simpel, simpeler, simpelst.

Simpelheid, V.

Sinaasappel en Chinaasappel, M., -appels en -appelen.

Sindel. Zie Sintel.

Sinds.

Sinecure, V., sinecuren.

Singel, M., singels. Singeltje, O., -jes.

Singelbewoner, M., -bewoners.

Singelen, singelde, heeft gesingeld.

Singularis, M.

Singulariteit, V.

Singulier, singulierder, singulierst.

Sinjeur, M., sinjeurs.

Sint- (vóór namen van Heiligen).

Sint-Antonieskruid, O.

Sintel, M., sintels. Sinteltje, O., -jes.

Sinterklaas en Sint-Nicolaas, M.

Sinterklaasavond, M.

Sinterklaasfeest, O.

Sinterklaasgeschenk, O., -geschenken.

Sinterklaasgoed, O.

Sint-Jacobskruid, O.

Sint-Janslot, O.

Sint-Lambertsnoot, V., -noten.

Sint-Nicolaas, enz. Zie Sinterklaas.

Sint-Teunisbloem, V., -bloemen.

Sint-Vitusdans, M.

Sinus, M., sinussen.

Sip (bijw.).

Siphon, M., siphons.

Sire, M.

Sirene, V., sirenen.

Sirenen-zang, M., -zangen.

Sirocco, M.

Siroop. Zie Stroop.

Sisklank, M., -klanken.

Sisletter, V., -letters.

Sissen, siste, heeft gesist.

Sisser, M., sissers. Sissertje, O., -jes.

Sits, O., sitsen. Sitsje, O., -jes.

Sitsen (bnw.).

Sitsenwinkel, M., -winkels.

Situatie, V., situaties.

Situatiekaart, V., -kaarten.

Situatieteekening, V., -teekeningen.

Sjaal (ook Châle), V., sjaals (châles).

Sjacheraar. Zie Schacheraar.

Sjacheren. Zie Schacheren.

Sjako, V., sjako's.

Sjalot, V., sjalotten.

Sjamberloek, M., sjamberloeks.

Sjappen, sjapte, heeft gesjapt.

Sjappetouwen, sjappetouwde, heeft gesjappetouwd.

Sjappetouwer, M., sjappetouwers.

Sjees, V., sjeezen. Sjeesje, O., -jes.

Sjeezen, sjeesde, is gesjeesd.

Sjerp, V., sjerpen. Sjerpje, O., -jes.

Sjofel, sjofeler, sjofelst.

Sjofelheid, V.

Sjofeltjes.

Sjokken, sjokte, heeft en is gesjokt.

Sjor, M.

Sjorklamp, M., -klampen.

Sjorren, sjorde, heeft gesjord.

Sjortouw, O., -touwen.

Sjouw, V., sjouwen. Sjouwtje, O., -jes.

Sjouwbeest, O., -beesten.

Sjouwen, sjouwde, heeft gesjouwd.

Sjouwer, M., sjouwers.

Sjouwerij, V., sjouwerijen.

Sjouwerman, M., -lieden en -lui.

Skelet, O., skeletten. Skeletje, O., -jes.

Skeletteeren, skeletteerde, heeft geskeletteerd.

Sla. Zie Salade.

Slaaf, M., slaven. Slaafje, O., -jes.

Slaafs (bijw.).

Slaafsch, slaafscher, meest slaafsch.

Slaag (- krijgen).

Slaags (- raken).

Slaak, O., slaken.

Slaan, slaat, sloeg, heeft en is geslagen.

Slaap (rust), M. Slaapje, O., -jes.

Slaap (van het hoofd), M., slapen.

Slaapbeen, O., -beenderen.

Slaapbol, M., -bollen.

Slaapbroek, V., -broeken.

Slaapdrank, M., -dranken; -drankje, O., -jes.

Slaapdronken.

Slaaphuis, O., -huizen.

Slaapkamer, V., -kamers; -kamertje, O., -jes.

Slaapkameraad, M. en V., -kameraden en -kameraads.

Slaapkop, M. en V., -koppen.

Slaapmiddel, O., -middelen.

Slaapmuts (voorwerp), V., -mutsen. Als persoonsnaam ook M.

Slaapplaats, V., -plaatsen.

Slaappoeder, V., -poeders.

Slaapstede en -stee, V., -steden en -steeën.

Slaapvertrek, O., -vertrekken; -vertrekje, O., -jes.

Slaapvlooien (mv.), V.

Slaapwandelaar, M., -wandelaars.

Slaapzaal, V., -zalen.

Slaapzucht, V.

Slab en Slabbe, V., slabben. Slabbetje, O., -jes.

Slabak, M., -bakken.

Slabakken, slabakte, heeft geslabakt.

Slabbe. Zie Slab.

Slabben, slabde, heeft geslabd.

Slabber, M., slabbers.

Slabberen, slabberde, heeft geslabberd.

Slabbetje, O., slabbetjes.

Slabed, O., -bedden.

Slaboon, V., -boonen.

Slacht, V.

Slachtbaar, -bare.

Slachtbank, V., -banken.

Slachtbeest, O., -beesten.

Slachtbijl, V., -bijlen.

Slachten (gelijken), slachtte, heeft geslacht.

Slachten (dooden), slachtte, heeft geslacht.

Slachter, M., slachters.

Slachterij, V., slachterijen.

Slachtgeld, O., -gelden.

Slachthamer, M., -hamers.

Slachthuis, O., -huizen.

Slachting, V., slachtingen.

Slachtmaand, V.

Slachtmasker, O., -maskers.

Slachtmes, O., -messen.

Slachtoffer, O., -offers.

Slachtplaats, V., -plaatsen.

Slachttijd, M.

Slachtvee, O.

Sladood (lange -), M. en V.

Slag (klap), M., slagen. Slagje, O., slagjes en slaagjes.

Slag (soort), O. Slagje, O.

Slag (knip), O., slagen.

Slagader, V., -aderen.

Slagaderlijk.

Slagbeitel, M., -beitels.

Slagboeg, M.

Slagboom, M., -boomen.

Slagdeur, V., -deuren.

Slagdrempel, M., -drempels.

Slagen, slaagde, is geslaagd.

Slager, M., slagers. Slagertje, O., -jes.

Slagerij, V., slagerijen.

Slagersbank, V., -banken.

Slagersbijl, V., -bijlen.

Slagersblok, O., -blokken.

Slagersboekje, O., -boekjes.

Slagershond, M., -honden.

Slagersknecht, M., -knechts.

Slagersmes, O., -messen.

Slagersrekening, V., -rekeningen.

Slaghamer, M., -hamers.

Slaghoedje, O., -jes.

Slagkruit, O.

Slagkwik, O.

Slaglijn, V., -lijnen.

Slagnet, O., -netten.

Slagorde, V., -orden.

Slagpen, V., -pennen.

Slagregen, M., -regens.

Slagsas, V., -sassen.

Slagschaduw, V., -schaduwen.

Slagtand, M., -tanden.

Slaguurwerk, O., -uurwerken.

Slagvaardig, -vaardiger, -vaardigst.

Slagveder en -veer, -vederen en -veeren; -veertje, O., -jes.

Slagveld, O., -velden.

Slagverband, O., -verbanden.

Slagwerk, O.

Slagzijde, V., -zijden.

Slagzwaard, O., -zwaarden.

Slak, ook Slek, V., slakken (slekken). Slakje (slekje), O.,
-jes.

Slaken, slaakte, heeft geslaakt.

Slaking, V.

Slakkengang, M.

Slakkenhuisje, O., -jes.

Slakkenwol, V.

Slalepel, M., -lepels.

Slamand, V., -manden; -mandje, O., -jes.

Slampampen, slampampte, heeft geslampampt.

Slampamper, M., slampampers.

Slampamperij, V., slampamperijen.

Slang, V., slangen. Slangetje, O., -jes.

Slangachtig.

Slangebeet, M., -beten.

Slangekop, M., -koppen.

Slangelijn, V., -lijnen.

Slangenbezweerder, M., -bezweerders.

Slangenbloem, V., -bloemen.

Slangenei, O., -eieren.

Slangenblaas, O.

Slangengesijfel, O.

Slangengif en -gift, O.

Slangenhol, O., -holen.

Slangenhoofd, O., -hoofden.

Slangenkruid, O.

Slangenwagen, M., -wagens.

Slangenwortel, V.

Slangetong, V., -tongen.

Slangevel, O., -vellen.

Slangvormig.

Slank, slanker, slankst.

Slankheid, V.

Slaolie, V.

Slap, slapper, slapst.

Slapachtig, -achtiger, -achtigst.

Slapeloos, -looze.

Slapeloosheid, V.

Slapen, sliep, heeft geslapen.

Slaper, M., slapers.

Slaperdijk, M., -dijken.

Slaperig, slaperiger, slaperigst.

Slaperigheid, V.

Slaphartig, -hartiger, -hartigst.

Slapheid, V.

Slapjes.

Slaplenden, M. en V., -lendens.

Slaplendig.

Slapmoedig, -moediger, -moedigst.

Slappelijk.

Slappen, slapte, is geslapt.

Slappigheid, V.

Slapte, V.

Slatten, slatte, heeft geslat.

Slatting, V., slattingen.

Slatuin, M., -tuinen; -tuintje, O., -jes.

Slaven, slaafde, heeft geslaafd.

Slavenaard, M.

Slavenarbeid, M.

Slavendienst, M., -diensten.

Slavenhaler, M., -halers.

Slavenhandel, M.

Slavenhouder, M., -houders.

Slavenjuk, O.

Slavenketen, V., -ketens en -ketenen.

Slavenleven, O.

Slavenmarkt, V., -markten.

Slavenwerk, O.

Slavenziel, V., -zielen.

Slavernij, V.

Slavin, V., slavinnen. Slavinnetje, O., -jes.

Slavork, V., -vorken.

Slecht, slechter, slechtst.

Slechtbijl, V., -bijlen.

Slechtelijk.

Slechten, slechtte, heeft geslecht.

Slechtheid, V.

Slechthoofd, M. en V., -hoofden.

Slechtigheid, V., -heden.

Slechtijzer, O., -ijzers.

Slechting, V.

Slechtje, O., -jes.

Slechts.

Slechtweg.

Slede en Slee, V., sleden en sleeën. Sleetje, O., -jes.

Sledevaart, V., -vaarten.

Slee (pruim), V., sleeën.

Slee en Sleeuw (bnw.).

Sleedoorn en -doren, M., -doorns en -dorens.

Sleeheid en Sleeuwheid, V.

Sleep, M., slepen. Sleepje, O., -jes.

Sleepberrie, V., -berries.

Sleepboot, V., -booten.

Sleepdienst, M., -diensten.

Sleepen (voorttrekken), sleepte, heeft gesleept.

Sleeper, M., sleepers.

Sleeperij, V., sleeperijen.

Sleepersknecht, M., -knechts.

Sleeperspaard, O., -paarden.

Sleeperswagen, M., -wagens.

Sleeperswerk, O.

Sleepgewaad, O., -gewaden.

Sleephelling, V., -hellingen.

Sleeploon, O., -loonen.

Sleepnet, O., -netten.

Sleepsabel, V., -sabels.

Sleeptouw, O., -touwen.

Sleeptrein, M., -treinen.

Sleeptros, M., -trossen.

Sleepvoet, M. en V., -voeten.

Sleepvoeten, sleepvoette, heeft gesleepvoet.

Sleet, V.

Sleetsch, sleetscher, meest sleetsch.

Sleetschheid, V.

Sleeuw, enz. Zie Slee, enz.

Sleeuwigheid, V.

Slegel, M., slegels.

Slegge, V., sleggen.

Slei (hamer), V., sleien.

Slek. Zie Slak.

Slemp (brasserij), M.

Slemp (drank), V. Slempje, O.

Slempdag, M., -dagen.

Slempen, slempte, heeft geslempt.

Slemper, M., slempers.

Slemperij, V., slemperijen.

Slemphout, O., -houten.

Slemplooper, M., -loopers.

Slempmaal, O., -malen.

Slemppartij, V., -partijen.

Slemppoeder, O.

Slemptijd, M.

Slenk, V., slenken. Slenkje, O., -jes.

Slenter (lap), M., slenters.

Slenter (sleur, streek), M., slenters.

Slenteraar, M., slenteraars.

Slenteren, slenterde, heeft en is geslenterd.

Slentergang, M.

Slepen (gesleept worden), sleepte, heeft gesleept.

Slet, V., sletten. Sletje, O., -jes.

Sleter, M., sleters.

Slettig, slettiger, slettigst.

Sletvink, M. en V., -vinken.

Sleuf, V., sleuven. Sleufje, O., -jes.

Sleur, V.

Sleuren, sleurde, heeft gesleurd.

Sleurwerk, O.

Sleutel, M., sleutels en sleutelen. Sleuteltje, O., -jes.

Sleutelbeen, O., -beenderen.

Sleutelbloem, V., -bloemen.

Sleutelbos, M., -bossen.

Sleutelgat, O., -gaten.

Sleutelmandje, O., -mandjes.

Sleutelring, M., -ringen.

Sleutelstuk, O., -stukken.

Slib, V.

Slibben, slibde, heeft geslibd.

Slibber, V.

Slibberachtig, -achtiger, -achtigst.

Slibberachtigheid, V.

Slibberen, slibberde, heeft geslibberd.

Slibberig, slibberiger, slibberigst.

Slibberigheid, V.

Slier, M., slieren.

Slierasperge. Zie Sliersperge.

Slierbaan, V., -banen.

Slieren, slierde, heeft geslierd.

Sliersperge en Slierasperge, V., -sperges en -asperges.

Sliet, V., slieten.

Slij (zeelt), V., slijen. Slijtje, O., -jes.

Slijk en Slik, O.

Slijkerig en Slikkerig, slijkeriger, slijkerigst.

Slijkerigheid en Slikkerigheid, V.

Slijkgras, O., -grassen.

Slijkspoor, V., -sporen.

Slijm, O., slijmen.

Slijmachtig, -achtiger, -achtigst.

Slijmafdrijvend.

Slijmberoerte, V., -beroerten.

Slijmerig, slijmeriger, slijmerigst.

Slijmerigheid, V.

Slijmhoest, M.

Slijmig, slijmiger, slijmigst.

Slijmigheid, V.

Slijmklier, V., -klieren.

Slijmsuiker, V.

Slijmvlies, O., -vliezen.

Slijp, O.

Slijpbak, M., -bakken.

Slijpbord, O., -borden.

Slijpen, sleep, slepen, heeft geslepen.

Slijper, M., slijpers.

Slijpgeld, O.

Slijping, V.

Slijpmolen, M., -molens.

Slijpplank, V., -planken; -plankje, O., -jes.

Slijppoeder, O.

Slijpsel, O.

Slijpsteen, M., -steenen; -steentje, O., -jes.

Slijtachtig, -achtiger, -achtigst.

Slijtage, V.

Slijten, sleet, sleten, heeft en is gesleten.

Slijter, M., slijters. Slijtertje, O., -jes.

Slijterij, V., slijterijen.

Slijting, V.

Slik, O., slikken (slijkgronden).

Slikgeld, O., -gelden.

Slikken, slikte, heeft geslikt.

Slikkerig. Zie Slijkerig.

Sliknat, -natte.

Slikop, M. en V., slikoppen.

Slim, slimmer, slimst.

Slimheid, V.

Slimmerd, M., slimmerds. Slimmerdje, O., -jes.

Slimmigheid, V., -heden.

Slindkolk, V., -kolken.

Slinger, M., slingers. Slingertje, O., -jes.

Slingeraap, M., -apen.

Slingeraar, M., slingeraars.

Slingerboom, M., -boomen.

Slingerbosch, O., -bosschen.

Slingeren, slingerde, heeft en is geslingerd.

Slingering, V., slingeringen.

Slingerlaan, V., -lanen; -laantje, O., -jes.

Slingerlat, V., -latten.

Slingerpad, O., -paden; -paadje, O., -jes.

Slingerpardoen, V., -pardoens.

Slingerplant, V., -planten.

Slingerslag, M.

Slingersteen, M., -steenen.

Slingertijd, M., -tijden.

Slingeruurwerk, O., -uurwerken.

Slingerwijdte, V., -wijdten.

Slinken, slonk, is geslonken.

Slinkerhand, V.

Slinkerzijde, V.

Slinking, V.

Slinks (bijw.), slinkser, slinkst.

Slinksch (bnw.), slinkscher, meest slinksch.

Slip, V., slippen. Slipje, O., -jes.

Slippedrager, M., -dragers.

Slippen, slipte, is geslipt.

Slipper, M., slippers. Slippertje, O., -jes.

Slipsteek, M., -steken.

Sliptouw, O., -touwen.

Slissen, sliste, heeft geslist.

Slissing, V.

Slobbe, V., slobben. Slobbetje, O., -jes.

Slobberdoes, M. en V., slobberdoezen.

Slobberen, slobberde, heeft geslobberd.

Slobbering, V.

Slobbig, slobbiger, slobbigst.

Slobkous, V., -kousen; -kousje, O., -jes.

Slodder, M., slodders.

Slodderachtig, -achtiger, -achtigst.

Slodderen, slodderde, heeft geslodderd.

Slodderig, slodderiger, slodderigst.

Slodderigheid, V.

Slodderkous, V., -kousen.

Sloddervos, M. en V., -vossen.

Sloep, V., sloepen. Sloepje, O., -jes.

Sloependek, O., -dekken.

Sloeproeier, M., -roeiers.

Sloeren, sloerde, heeft gesloerd.

Sloerie, V., sloeries.

Sloeriemoer, V., -moers.

Slof, V., sloffen. Slofje, O., -jes.

Slof, sloffer, slofst.

Sloffen, slofte, heeft gesloft.

Sloffig, sloffiger, sloffigst.

Sloffigheid, V.

Slofhak, M. en V., -hakken.

Slofheid, V.

Slofstuk, O., -stukken.

Slok, M., slokken. Slokje, O., -jes.

Slokdarm, M., -darmen.

Slokken, slokte, heeft geslokt.

Slokker, M., slokkers. Slokkertje, O., -jes.

Slokop, M. en V., slokoppen.

Slommer, M.

Slomp (warklomp), M., slompen.

Slons (havelooze vrouw), V., slonzen.

Slonsje (dievenlantarentje), O., -jes.

Slonzen, slonsde, heeft geslonsd.

Sloof (sukkelaarster), V., sloven. Sloofje, O., -jes.

Sloof (voorschoot en balk), V., slooven. Sloofje, O., -jes.

Sloofachtig, -achtiger, -achtigst.

Slooien, slooide, is geslooid.

Slooiknie, V., -knieën.

Sloop, V., sloopen. Sloopje, O., -jes.

Sloopen, sloopte, heeft gesloopt.

Slooper, M., sloopers.

Slooping, V., sloopingen.

Sloopnagel, M., -nagels.

Sloot, V., slooten. Slootje, O., -jes.

Slooten, slootte, heeft gesloot.

Slootjespringen, O.

Slootkant, M., -kanten.

Slootwerk, O.

Slop, O., sloppen. Slopje, O., -jes.

Slordevos, M. en V., -vossen.

Slordig, slordiger, slordigst.

Slordigheid, V.

Slorp en Slurp, M., slorpen. Slorpje, O., -jes.

Slorpdrank, M., -dranken.

Slorpei, O., -eieren.

Slorpen en Slurpen, slorpte (slurpte), heeft geslorpt (geslurpt).

Slot (sluitmiddel), O., sloten. Slotje en slootje, O., -jes.

Slot (kasteel), O., sloten.

Slot (einde), O.

Slot (saldo), O., sloten.

Slotakkoord, O., -akkoorden.

Slotbewaarder, M., -bewaarders.

Slotbewoner, M., -bewoners.

Slotenmaker, M., -makers.

Slotgracht, V., -grachten.

Slothout, O., -houten.

Slotklank, M., -klanken.

Slotkoers, M., -koersen.

Slotletter, V., -letters.

Slotplaat, V., -platen.

Slotpoort, V., -poorten.

Slotregel, M., -regels.

Slotsom, V., -sommen.

Slotvast.

Slotvers, O., -verzen.

Slotvoogd, M., -voogden.

Slotwoord, O., -woorden.

Slotzang, M., -zangen.

Sloven (zwoegen), sloofde, heeft gesloofd.

Slover, M., slovers.

Sluier, M., sluiers. Sluiertje, O., -jes.

Sluieren, sluierde, heeft gesluierd.

Sluiergaas, O.

Sluik, V. (Ter -).

Sluik, sluiker, sluikst.

Sluiken, slook, sloken, heeft gesloken.

Sluiker, M., sluikers.

Sluikerij, V., sluikerijen.

Sluikhandel, M.

Sluikharig.

Sluikheid, V.

Sluiking, V., sluikingen.

Sluimer, M.

Sluimeren, sluimerde, heeft gesluimerd.

Sluimering, V.

Sluimerkussen, O., -kussens; -kussentje, O., -jes.

Sluimerrol, V., -rollen.

Sluip, V. (Ter -).

Sluipdeur, V., -deuren.

Sluipen, sloop, slopen, is geslopen.

Sluiper, M., sluipers. Sluipertje, O., -jes.

Sluiphaven, V., -havens.

Sluiphoek, M., -hoeken.

Sluiphol, O., -holen.

Sluipkoorts, V., -koortsen.

Sluipmoord, M., -moorden.

Sluipmoordenaar, M., -moordenaars.

Sluippatrouille, V., -patrouilles.

Sluis, V., sluizen. Sluisje, O., -jes.

Sluisbalk, M., -balken.

Sluisbedding, V., -beddingen.

Sluisdeur, V., -deuren.

Sluisknecht, M., -knechts.

Sluiskolk, V., -kolken.

Sluiswachter, M., -wachters.

Sluiswerken (mv.), O.

Sluitbalk, M., -balken.

Sluitband, M., -banden.

Sluitboom, M., -boomen.

Sluitbout, M., -bouten.

Sluitdoos, V., -doozen.

Sluiten, sloot, sloten, heeft en is gesloten.

Sluiter, M., sluiters.

Sluitgat, O., -gaten.

Sluitgeld, O.

Sluithek, O., -hekken.

Sluithout, O., -houten.

Sluiting, V., sluitingen.

Sluitjas, V., -jassen.

Sluitkool, V., -koolen.

Sluitlaken, O., -lakens.

Sluitletter, V., -letters.

Sluitmand, V., -manden; -mandje, O., -jes.

Sluitplank, V., -planken.

Sluitrede, V., -redenen.

Sluitspier, V., -spieren.

Sluitsteen, M., -steenen.

Sluitstuk, O., -stukken.

Sluittoestel, M. en O., -toestellen.

Sluitveer, V., -veeren.

Sluitwerk, O., -werken.

Slungel, M., slungels.

Slungelen, slungelde, heeft geslungeld.

Slurf, V., slurven. Slurfje, O., -jes.

Slurp. Zie Slorp.

Slurpen. Zie Slorpen.

Sluw, sluwer, sluwst.

Sluwheid, V., -heden.

Sluwigheid, V., -heden.

Smaad, M.

Smaadheid, V., -heden.

Smaadnaam, M., -namen.

Smaadrede, V., -redenen.

Smaadschrift, O., -schriften.

Smaadwoord, O., -woorden.

Smaak, M., smaken. Smaakje, O., -jes.

Smaakloos (in eigenlijken zin), -looze.

Smaakvol, -volle.

Smacht (buik van een haring), V., smachten.

Smachten, smachtte, heeft gesmacht.

Smachtend, smachtender, smachtendst.

Smachterig, smachteriger, smachterigst.

Smadelijk, -lijker, -lijkst.

Smadelijkheid, V., -heden.

Smaden, smaadde, heeft gesmaad.

Smader, M., smaders.

Smak (van smakken), M., smakken. Smakje, O., -jes.

Smak (vaartuig), V., smakken. Smakje, O., -jes.

Smak (gewas). Zie Sumak.

Smakelijk, -lijker, -lijkst.

Smakelijkheid, V.

Smakeloos (overdrachtelijk), -loozer, -loost.

Smakeloosheid, V.

Smaken, smaakte, heeft gesmaakt.

Smakken (werpen), smakte, heeft gesmakt.

Smakken (met den mond), smakte, heeft gesmakt.

Smakker, M., smakkers.

Smakschip, O., -schepen.

Smaktouw, O., -touwen.

Smakwater, O.

Smakzeil, O., -zeilen.

Smal, smaller, smalst.

Smalbladig.

Smaldeel, O., -deelen.

Smaldeelen, smaldeelde, heeft gesmaldeeld.

Smaldeeling, V., -deelingen.

Smaldoek, O.

Smalen, smaalde, heeft gesmaald.

Smaler, M., smalers.

Smalhans, M., -hanzen.

Smalheid, V.

Smalletjes.

Smalligheid, V.

Smalt, V.

Smalte, V.

Smaragd (stof), O.; (steen), M., smaragden.

Smaragden (bnw.).

Smart, ook Smert, V., smarten.

Smartelijk, -lijker, -lijkst.

Smartelijkheid, V.

Smarteloos, -looze.

Smarteloosheid, V.

Smarten, ook Smerten (bedroeven), smartte, heeft gesmart.

Smarten (scheepsw.), smartte, heeft gesmart.

Smarting (ontvelling), V., smartingen.

Smarting (scheepsw.), V., smartings.

Smartkreet, M., -kreten.

Smartoor, O., -ooren.

Smeden, smeedde, heeft gesmeed.

Smeder, M., smeders.

Smederij, V., smederijen.

Smedig. Zie Smijdig.

Smeding, V.

Smeedbaar, -bare.

Smeedbaarheid, V.

Smeedbak, M., -bakken.

Smeedijzer, O.

Smeedkunst, V.

Smeedster, V., smeedsters.

Smeedwerk, O.

Smeegruis, O.

Smeekbede, V., -beden.

Smeekdicht, O., -dichten.

Smeekeling, M. en V., smeekelingen. V. ook smeekelinge.

Smeeken, smeekte, heeft gesmeekt.

Smeeker, M., smeekers.

Smeekerij, V.

Smeekgebed, O., -gebeden.

Smeeking, V., smeekingen.

Smeekolen (mv.), V.

Smeekschrift, O., -schriften.

Smeekster, V., smeeksters.

Smeektaal, V.

Smeer, O.

Smeerder, M., smeerders.

Smeerdoos, V., -doozen.

Smeergoed, O.

Smeergording, V., -gordings.

Smeerkaars, V., -kaarsen.

Smeerkwast, M., -kwasten.

Smeerlap (voorwerp en persoon), M., -lappen.

Smeerlapperij, V., -lapperijen.

Smeerplank, V., -planken.

Smeerpoes, M. en V., -poesen.

Smeerprop, V., -proppen.

Smeerrak, O., -rakken.

Smeersel, O., smeersels. Smeerseltje, O., -jes.

Smeerster, V., smeersters.

Smeerwortel, V.

Smeerzalf, V., -zalven.

Smeet, M., smeten.

Smeetang, V. -tangen.

Smelt, V., smelten. Smeltje, O., -jes.

Smeltbaar, -bare.

Smeltbaarheid, V.

Smeltbak, M., -bakken.

Smelten, smolt, heeft en is gesmolten.

Smelter, M., smelters.

Smelterig, smelteriger, smelterigst.

Smelterij, V., smelterijen.

Smelting, V., smeltingen.

Smeltkroes, M., -kroezen.

Smeltmiddel, O., -middelen.

Smeltoven, M., -ovens.

Smeltpan, V., -pannen.

Smelttijd, M.

Smeltvisscher, M., -visschers.

Smeren, smeerde, heeft gesmeerd.

Smergel, V.

Smerig, smeriger, smerigst.

Smerigheid, V., -heden.

Smering, V., smeringen.

Smert. Zie Smart.

Smerten. Zie Smarten.

Smerthoofd, O., -hoofden.

Smet, V., smetten. Smetje, O., -jes.

Smetachtig, -achtiger, -achtigst.

Smetlijn, V., -lijnen.

Smetstof, V., -stoffen.

Smetteloos, -loozer, -loost.

Smetteloosheid, V.

Smetten, smette, heeft gesmet.

Smeulen, smeulde, heeft gesmeuld.

Smeuling, V.

Smeuren, smeurde, heeft gesmeurd.

Smid, M., smeden. Smidje, O., -jes.

Smidsaanbeeld, O., -aanbeelden.

Smidsbaas, M., -bazen.

Smidse, V., smidsen.

Smidshamer, M., -hamers.

Smidsknecht, M., -knechts.

Smidskolen (mv.), V.

Smidsoven, M., -ovens.

Smidswagen, M., -wagens.

Smidswater, O.

Smidswerk, O.

Smidswinkel, M., -winkels.

Smient, V., smienten. Smientje, O., -jes.

Smijdig, ook Smedig, smijdiger, smijdigst.

Smijdigen, smijdigde, heeft gesmijdigd.

Smijdigheid, V.

Smijt, V., smijten.

Smijten, smeet, smeten, heeft gesmeten.

Smijter, M., smijters.

Smoddervisch, V.

Smoddig, smoddiger, smoddigst.

Smoel, M., smoelen. Smoeltje, O., -jes.

Smoelwerk, O., -werken.

Smoken, smookte, heeft gesmookt.

Smoker, M., smokers.

Smokerig, smokeriger, smokerigst.

Smokerigheid, V.

Smokkel, M.

Smokkelaar, M., smokkelaars.

Smokkelaarster, V., smokkelaarsters.

Smokkelarij, V., smokkelarijen.

Smokkelen, smokkelde, heeft gesmokkeld.

Smokkelgoed, O., -goederen.

Smokkelhandel, M.

Smokkeling, V., smokkelingen.

Smokkelschip, O., -schepen.

Smokkelwaar, V., -waren.

Smook, M.

Smoordronken.

Smoorheet, -heete.

Smoorklep, V., -kleppen.

Smoorlijk.

Smoorpan, V., -pannen.

Smoorpot, M., -potten.

Smoorvol, -volle.

Smoren, smoorde, heeft en is gesmoord.

Smoring, V.

Smots, V., smotsen. Smotsje, O., -jes.

Smotsen, smotste, heeft gesmotst.

Smotsig, smotsiger, smotsigst.

Smous, M., smousen. Smousje, O., -jes.

Smousen, smouste, heeft gesmoust.

Smousentaal, V.

Smousenwinst, V.

Smouserij, V., smouserijen.

Smoushond, M., -honden; -hondje, O., -jes.

Smousjassen, smousjaste, heeft gesmousjast.

Smout, O.

Smoutachtig, -achtiger, -achtigst.

Smouten, smoutte, heeft gesmout.

Smouterig, smouteriger, smouterigst.

Smoutig, smoutiger, smoutigst.

Smoutigheid, V.

Smoutpeer, V., -peren.

Smoutwerk, O.

Smoutzetter, M., -zetters.

Smuigen, smuigde, heeft gesmuigd.

Smuiger, M., smuigers.

Smuik, V. (Ter -).

Smuk, M.

Smukken, smukte, heeft gesmukt.

Smul, V., smullen. Smulletje, O., -jes.

Smulbaard, M., -baarden.

Smulbroer, M., -broers.

Smuldagen (mv.), M.

Smullen, smulde, heeft gesmuld.

Smuller, M., smullers.

Smullig, smulliger, smulligst.

Smulligheid, V.

Smulling, V.

Smulpaap, M., -papen; -paapje, O., -jes.

Smulpapen, smulpaapte, heeft gesmulpaapt.

Smulpaperij, V., -paperijen.

Smulpartij, V., -partijen; -partijtje, O., -jes.

Snaak, M., snaken. Snaakje, O., -jes.

Snaaks (bijw.).

Snaaksch, snaakscher, meest snaaksch.

Snaakschheid, V.

Snaakshoofd, O., -hoofden; -hoofdje, O., -jes.

Snaar (koord, riem), V., snaren. Snaartje, O., -jes.

Snaar (schoonzuster), V., snaren.

Snaarinstrument, O., -instrumenten.

Snak, M., snakken. Snakje, O., -jes.

Snakerig, snakeriger, snakerigst.

Snakerigheid, V.

Snakerij, V., snakerijen.

Snakken, snakte, heeft gesnakt.

Snap, M., Snapje, O.

Snapachtig, -achtiger, -achtigst.

Snapachtigheid, V.

Snaphaan, M., -hanen; -haantje, O., -jes.

Snappen, snapte, heeft en is gesnapt.

Snapper, M., snappers. Snappertje, O., -jes.

Snapperij, V., snapperijen.

Snaps, M., snapsen. Snapsje, O., -jes.

Snapster, V., snapsters. Snapstertje, O., -jes.

Snar, snarder, snarst.

Snarenmaker, M., -makers.

Snarenspeeltuig, O., -speeltuigen.

Snarenspel, O.

Snarentuig, O., -tuigen.

Snarheid, V.

Snarrig, snarriger, snarrigst.

Snarrigheid, V.

Snars en Sners, V., Snarsje, O., -jes.

Snater, M., snaters. Snatertje, O., -jes.

Snateraar, M., snateraars.

Snaterachtig, -achtiger, -achtigst.

Snaterachtigheid, V.

Snateren, snaterde, heeft gesnaterd.

Snauw (het snauwen), M., snauwen. Snauwtje, O., -jes.

Snauw (vaartuig), V., snauwen.

Snauwachtig, -achtiger, -achtigst.

Snauwbrik, V., -brikken.

Snauwen, snauwde, heeft gesnauwd.

Snauwer, M., snauwers.

Snauwerig, snauweriger, snauwerigst.

Snauwerigheid, V.

Snavel, M., snavels. Snaveltje, O., -jes.

Sneb en Snebbe, V., snebben. Snebje en snebbetje, O., -jes.

Snebbig. Zie Snibbig.

Snede en Snee, V., sneden en sneeën. Sneetje, O., -jes.

Snedeling, M. en V., snedelingen.

Snedig, snediger, snedigst.

Snedigheid, V.

Sneeg, sneeger, sneegst.

Snees (schacheraar), M., sneezen. Sneesje, O., -jes.

Snees (twintigtal), O., sneezen.

Sneeuw (stof), V.; (blankheid), O.

Sneeuwachtig, -achtiger, -achtigst.

Sneeuwbal, M., -ballen; -balletje, O., -jes.

Sneeuwballengooien, O.

Sneeuwberg, M., -bergen.

Sneeuwblind.

Sneeuwblindheid, V.

Sneeuwen, sneeuwde, heeft gesneeuwd.

Sneeuwgrens, V.

Sneeuwhoen, O., -hoenders.

Sneeuwig, sneeuwiger, sneeuwigst.

Sneeuwijs, O.

Sneeuwjacht, V.

Sneeuwklokje, O., -klokjes.

Sneeuwklomp, M., -klompen.

Sneeuwlinie, V.

Sneeuwlucht, V., -luchten.

Sneeuwman, M., -mannen.

Sneeuwploeg, M., -ploegen.

Sneeuwpop, V., -poppen.

Sneeuwruimen, O.

Sneeuwruimer, M., -ruimers.

Sneeuwschepper, M., -scheppers.

Sneeuwschoen, M., -schoenen.

Sneeuwstorm, M., -stormen.

Sneeuwvlaag, V., -vlagen.

Sneeuwvogel, M., -vogels.

Sneeuwwater, O.

Sneeuwwit, -witte.

Sneezen, sneesde, heeft gesneesd.

Snek (in een uurwerk), V., snekken.

Snekrad, O., -raderen.

Snel (kan), V., snellen. Snelletje, O., -jes.

Snel, sneller, snelst.

Sneldicht, O., -dichten.

Snelheid, V., -heden.

Snelkoker, M., -kokers.

Snellen, snelde, is gesneld.

Snelpers, V., -persen.

Snelpersdruk, M.

Snelschrijven, O.

Snelschrijver, M., -schrijvers.

Sneltrein, M., -treinen.

Snelvoetig, -voetiger, -voetigst.

Snelvuur, O.

Snelvuurkanon, O., -kanonnen.

Snelzeiler, M., -zeilers.

Snepper, M., sneppers. Sneppertje, O., -jes.

Snerken, snerkte, heeft gesnerkt.

Snerking, V.

Snerpen, snerpte, heeft gesnerpt.

Snerpend, snerpender, snerpendst.

Sners. Zie Snars.

Snert, V.

Snertbalie, V., -balies.

Snertketel, M., -ketels.

Sneukelaar, M., sneukelaars.

Sneukelen, sneukelde, heeft gesneukeld.

Sneukeren, sneukerde, heeft gesneukerd.

Sneuvelen, sneuvelde, is gesneuveld.

Sneven, sneefde, is gesneefd.

Snibbig ook Snebbig, snibbiger, snibbigst.

Snibbigheid, V.

Snijbank, V., -banken.

Snijbiet, V., -bieten.

Snijboon, V., -boonen; -boontje, O., -jes.

Snijboonenmesje, O., -jes.

Snijboonenmolen, M., -molens.

Snijbord, O., -borden.

Snijden, sneed, sneden, heeft gesneden.

Snijdend, snijdender, snijdendst.

Snijder, M., snijders. Snijdertje, O., -jes.

Snijderen, snijderde, heeft gesnijderd.

Snijdersambacht, O.

Snijdersgezel, M., -gezellen.

Snijdersgild, O., -gilden.

Snijderstafel, V., -tafels.

Snijding, V., snijdingen.

Snijdsel, O., snijdsels.

Snijkamer, V., -kamers.

Snijkoek (voorwerpsnaam), M., -koeken; (stofnaam), V.

Snijlijn, V., -lijnen.

Snijmachine, V., -machines.

Snijpers, V., -persen.

Snijpunt, O., -punten.

Snijtafel, V., -tafels.

Snijtand, M., -tanden.

Snijveld, O., -velden.

Snijwater, O.

Snijwerk, O.

Snik (het snikken), M., snikken. Snikje, O., -jes.

Snik (vaartuig), V., snikken.

Snik (bnw.). (Niet -).

Snikheet, -heete.

Snikken, snikte, heeft gesnikt.

Snip, V., snippen. Snipje, O., -jes.

Snippedrek, M.

Snippel. Zie Snipper.

Snippen, snipte, heeft gesnipt.

Snippenei, O., -eieren.

Snippenjacht, V.

Snippennet, O., -netten.

Snippentijd, M.

Snippenvangst, V.

Snipper, V., snippers.

Snipperen, snipperde, heeft gesnipperd.

Snipperkoek, M., -koeken.

Snippermand, V., -manden.

Snipperuur, O., -uren; -uurtje, O., -jes.

Snipperwerk, O.

Snirsen, snirste, heeft gesnirst.

Snirsing, V.

Snit, M., snitten.

Snoefster, V., snoefsters.

Snoeftaal, V.

Snoeien, snoeide, heeft gesnoeid.

Snoeier, M., snoeiers. Snoeiertje, O., -jes.

Snoeihout, O.

Snoeiing, V., snoeiingen.

Snoeikunst, V.

Snoeilust, M.

Snoeimes, O., -messen; -mesje, O., -jes.

Snoeisel, O., snoeisels.

Snoeitijd, M.

Snoeiwagen, M., -wagens.

Snoeiwerk, O.

Snoek (een visch), M., snoeken. Als stofnaam, V. Snoekje, O., -jes.

Snoekachtig.

Snoekenvangst, V.

Snoekestaart, M., -staarten.

Snoekkleurig.

Snoep, M.

Snoepachtig, -achtiger, -achtigst.

Snoepachtigheid, V.

Snoepen, snoepte, heeft gesnoept.

Snoeper, M., snoepers. Snoepertje, O., -jes.

Snoeperig, snoeperiger, snoeperigst.

Snoeperigheid, V.

Snoeperij, V., snoeperijen. Snoeperijtje, O., -jes.

Snoepgoed, O.

Snoepig, snoepiger, snoepigst.

Snoepigheid, V.

Snoeplust, M.

Snoepreisje, O., -jes.

Snoepsch, snoepscher, meest snoepsch.

Snoepschheid, V.

Snoepster, V., snoepsters.

Snoeptafel, V., -tafels; -tafeltje, O., -jes.

Snoepwinkeltje, O., -jes.

Snoepzucht, V.

Snoer, O., snoeren. Snoertje, O., -jes.

Snoeren, snoerde, heeft gesnoerd.

Snoes, M., snoezen. Snoesje, O., -jes.

Snoeshaan, M., -hanen; -haantje, O., -jes.

Snoet, M., snoeten. Snoetje, O., -jes.

Snoeven, snoefde, heeft gesnoefd.

Snoever, M., snoevers.

Snoeverij, V., snoeverijen.

Snoezig, snoeziger, snoezigst.

Snol, V., snollen. Snolletje, O., -jes.

Snood, snooder, snoodst.

Snoodaard, M., snoodaards.

Snoodelijk.

Snoodheid, V., -heden.

Snor (snorrend geluid en roes), M. Snorretje, O., -jes.

Snor (knevelbaard), V., snorren. Snorretje, O., -jes.

Snorbaard, M., -baarden.

Snorder, M., snorders.

Snork, M., snorken. Snorkje, O., -jes.

Snorken en Snurken, snorkte (snurkte), heeft gesnorkt (gesnurkt).

Snorker, M., snorkers.

Snorkerij, V., snorkerijen.

Snorrebot, O., -botten.

Snorren, snorde, heeft en is gesnord.

Snorrepijperij, V., -pijperijen.

Snorwagen, M., -wagens.

Snot, O.

Snotbaard, M., -baarden.

Snotjongen, M., -jongens.

Snotkoker, M., -kokers.

Snotneus, M. en V., -neuzen.

Snotolf, M., -olven; -olfje, O., -jes.

Snottebel, V., -bellen.

Snotteren, snotterde, heeft gesnotterd.

Snotterig, snotteriger, snotterigst.

Snuf, V. Snufje, O., -jes.

Snuffelaar, M., snuffelaars en snuffelaren.

Snuffelen, snuffelde, heeft gesnuffeld.

Snuffen, snufte, heeft gesnuft.

Snugger, snuggerder, snuggerst.

Snuggerheid, V.

Snuif, V., snuiven. Snuifje, O., -jes.

Snuifdoos, V., -doozen.

Snuifmolen, M., -molens.

Snuifneus, M. en V., -neuzen.

Snuifpot, M., -potten.

Snuifrasp, V., -raspen.

Snuifster, V., snuifsters.

Snuiftabak, V.

Snuifwinkel, M., -winkels.

Snuisterij, V., snuisterijen. Snuisterijtje, O., -jes.

Snuit (lichaamsdeel), M., snuiten. Snuitje, O., -jes.

Snuit (grof vlas), V. en O.

Snuiten (den neus, de kaars), snoot, snoten, heeft gesnoten.

Snuiten (een stuk hout), snuitte, heeft gesnuit.

Snuiter (werktuig en persoon), M., snuiters. Snuitertje, O., -jes.

Snuitsel, O.

Snuitspinner, M., -spinners.

Snuiven, snoof, snoven, heeft gesnoven.

Snuiver, M., snuivers. Snuivertje, O., -jes.

Snurken. Zie Snorken.

Sober, soberder, soberst.

Soberheid, V.

Sobertjes.

Sociaal, socialer, sociaalst.

Sociaaldemocraat, M., -democraten.

Sociaaldemocratie, V.

Socialisme, O.

Socialist, M., socialisten.

Socialistencongres, O., -congressen.

Socialistisch.

Sociëteit, V., sociëteiten.

Sociëteitsbal, O., -bals.

Sociëteitsbediende, M., -bedienden.

Sociëteitsleven, O.

Sociologie, V.

Soda, V.

Sodawater, O.

Sodazeep, V.

Soebatten, soebatte, heeft gesoebat.

Soebatter, M., soebatters.

Soep, V., soepen. Soepje, O., -jes.

Soepbord, O., -borden.

Soepcommissie, V., -commissies.

Soepel, soepeler, soepelst.

Soeperig, soeperiger, soeperigst.

Soeperigheid, V.

Soepgroente, V., -groenten.

Soepketel, M., -ketels.

Soepkokerij, V., -kokerijen.

Soeplepel, M., -lepels.

Soepterrine, V., -terrines.

Soepuitdeeling, V., -uitdeelingen.

Soepvleesch, O.

Soes (dommel), M., soezen.

Soes (gebak), V., soezen. Soesje, O., -jes.

Soesa, en ook Soeza, V.

Soezen, soesde, heeft gesoesd.

Soezenmand, V., -manden.

Soezer, M., soezers.

Soezerig, soezeriger, soezerigst.

Soezerigheid, V.

Soezig, soeziger, soezigst.

Soezigheid, V.

Sofa, V., sofa's.

Soirée, V., soirée's. Soireetje, O., -jes.

Soja, V.

Sok, V., sokken. Sokje, O., -jes.

Sokkerig, sokkeriger, sokkerigst.

Soldaat, M., soldaten. Soldaatje, O., -jes.

Soldaatjespelen, O.

Soldatenbrood, O.

Soldatengat (scheepsw.), O.

Soldatenkind, O., -kinderen.

Soldatenkleeding, V.

Soldatenkroeg, V., -kroegen.

Soldatenleven, O.

Soldatenlied, O., -liederen.

Soldaterij, V.

Soldeer, O.

Soldeerbout, M., -bouten.

Soldeerder, M., soldeerders.

Soldeeren, soldeerde, heeft gesoldeerd.

Soldeerijzer, O., -ijzers.

Soldeering, V., soldeeringen.

Soldeerlamp, V., -lampen.

Soldeersel, O.

Soldeerwerk, O.

Soldenier, M., soldeniers.

Soldij, V., soldijen.

Solenneel, -eele.

Solfège-klasse, V., -klassen.

Solfer. Zie Sulfer.

Solidair.

Solidariteit, V.

Solide, solider, soliedst.

Soliditeit, V.

Solist, M., solisten.

Solistenkamer, V., -kamers.

Sollen, solde, heeft gesold.

Sollicitant, M., sollicitanten.

Sollicitante, V., sollicitanten.

Sollicitatie, V., sollicitatiën en sollicitaties.

Sollicitatiebrief, M., -brieven.

Solliciteeren, solliciteerde, heeft gesolliciteerd.

Solo, M., solo's.

Soloecisme, O., soloecismen.

Soloklasse, V., -klassen.

Solospel, O.

Solostem, V., -stemmen.

Solozang, M.

Solozanger, M., -zangers.

Som, V., sommen. Sommetje, O., -jes.

Somber, somberder, somberst.

Somberheid, V.

Sommatie, V., sommatiën en sommaties.

Sommeeren, sommeerde, heeft gesommeerd.

Sommer (scheepsw.), M., sommers.

Sommige.

Sommigen.

Sommiteit, V., sommiteiten.

Somnambule, M. en V., somnambules.

Somnambulisme, O.

Somp, V., sompen.

Sompig, sompiger, sompigst.

Sompschuit, V., -schuiten.

Sompvogel, M., -vogels.

Soms.

Somtijds.

Somwijlen.

Sonate, V., sonaten en sonates.

Sonatine, V., sonatines.

Sonde (werktuig), V., sondes.

Sondeeren, sondeerde, heeft gesondeerd.

Sondeerijzer, O., -ijzers.

Sondeering, V., sondeeringen.

Sonnet, O., sonnetten. Sonnetje, O., -jes.

Sonnettendichter, M., -dichters.

Soort, V. en O., soorten. Soortje, O., -jes.

Soortelijk.

Soortgelijk.

Soortnaam, M., -namen.

Sop, O. en V., soppen. Sopje, O., -jes.

Sopbrood, O.

Sophisme, O., sophismen.

Sophist, M., sophisten.

Sophisterij, V., sophisterijen.

Sophistisch.

Soporifiek.

Soppedoppen, soppedopte, heeft gesoppedopt.

Soppen, sopte, heeft gesopt.

Sopper, M., soppers.

Sopperdegroen, V., -groenen; -groentje, O., -jes.

Sopperig, sopperiger, sopperigst.

Sopperigheid, V.

Soppig, soppiger, soppigst.

Soppigheid, V.

Sopraan, V., sopranen.

Sopraanpartij, V., -partijen.

Sopraansolo, M., -solo's.

Sopraanstem, V., -stemmen.

Sorbe, V., sorben.

Sorbeboom, M., -boomen.

Sorbet, O. Sorbetje, O., -jes.

Sorteerder, M., sorteerders.

Sorteeren, sorteerde, heeft gesorteerd.

Sorteering, V., sorteeringen.

Sortie, V., sorties.

Soudenier, M., soudenieren en soudeniers.

Souffleur, M., souffleurs.

Souffleurshokje, O., -hokjes.

Soupeeren, soupeerde, heeft gesoupeerd.

Souper, O., soupers. Soupertje en soupeetje, O., -jes.

Souspied, M., souspieds.

Souvenir, O., souvenirs. Souvenirtje, O., -jes.

Souverein, M., souvereinen. V., souvereine.

Souvereiniteit, V.

Souvereiniteitsrecht, O., -rechten.

Spa. Zie Spade.

Spaak, V., spaken. Spaakje, O., -jes.

Spaak (bijw.). (- loopen).

Spaan, V., spanen. Spaantje, O., -jes.

Spaander, M., spaanders. Spaandertje, O., -jes.

Spaandershaak, M., -haken.

Spaansch.

Spaansch, O.

Spaansch-groen, O.

Spaarbank, V., -banken.

Spaarbankboekje, O., -boekjes.

Spaarbankkiezer, M., -kiezers.

Spaarbankzegel, O., -zegels.

Spaarder, M., spaarders.

Spaargeld, O.

Spaarhaard, M., -haarden.

Spaarkachel, V., -kachels.

Spaarkas, V., -kassen.

Spaarkiezer (spaarbankkiezer), M., -kiezers.

Spaarlamp, V., -lampen; -lampje, O., -jes.

Spaaroven, M., -ovens.

Spaarpenning, M., -penningen.

Spaarpijp, V., -pijpen.

Spaarpot, M., -potten; -potje, O., -jes.

Spaarzaam, -zamer, -zaamst.

Spaarzaamheid, V.

Spade en Spa, V., spaden.

Spade (bnw.). Als bijw. ook Spa.

Spaden, spaadde, heeft gespaad.

Spadesteel, M., -stelen.

Spadille, V., spadilles.

Spakeren, spakerde.

Spakerig.

Spalier, O., spalieren.

Spalk, V., spalken. Spalkje, O., -jes.

Spalken, spalkte, heeft gespalkt.

Spalkhout, O., -houten.

Spalking, V., spalkingen.

Spalling, M., spallingen.

Span en Spanne (lengtemaat), V., spannen.

Span (gespan), O., spannen. Spannetje, O., -jes.

Spanader, V., -aders.

Spanblok, O., -blokken.

Spanbroek, V., -broeken.

Spandienst, M., -diensten.

Spanen (bnw.).

Spanen, spaande, heeft gespaand.

Spang, V., spangen. Spangetje, O., -jes.

Spangordel, M., -gordels.

Spanjaard, M., Spanjaarden en Spanjaards.

Spankracht, V.

Spanne. Zie Span, V.

Spannen, spande, heeft gespannen.

Spanning, V., spanningen.

Spanraam, O., -ramen.

Spanrib, V., -ribben.

Spanriem, M., -riemen.

Spanrups, V., -rupsen.

Spanseeren, spanseerde, heeft en is gespanseerd.

Spansel, O., spansels.

Spant, O., spanten. Spantje, O., -jes.

Spantvullingen (mv.), V.

Spanwant, O.

Spanzaag, V., -zagen.

Spar (sparreboom), M., sparren. Sparretje, O., -jes.

Spar (tang), V., sparren. Sparretje, O., -jes.

Sparappel, M., -appels.

Sparen, spaarde, heeft gespaard.

Sparing, V.

Sparkelen, sparkelde, heeft gesparkeld.

Sparreboom, M., -boomen; -boompje, O., -jes.

Sparregroen, O.

Spartelbeenen, spartelbeende, heeft gespartelbeend.

Spartelen, spartelde, heeft gesparteld.

Sparteling, V., spartelingen.

Spartorpedo, V., -torpedo's.

Spat (vlekje), V., spatten. Spatje, O., -jes.

Spat (aderspat), V., spatten.

Spatbord, O., -borden.

Spatel, V., spatels. Spateltje, O., -jes.

Spatie, V., spaties.

Spatieeren, spatieerde, heeft gespatieerd.

Spatkleed, O., -kleeden.

Spatpennetje, O., -jes.

Spatten, spatte, heeft en is gespat.

Spatterig, spatteriger, spatterigst.

Spattig, spattiger, spattigst.

Spatting (scheepsw.), V.

Specerij, V., specerijen.

Specerijachtig.

Specerijhandel, M.

Specht, M., spechten. Spechtje, O., -jes.

Spechtmees, V., -meezen.

Speciaal, speciale.

Specialiseeren, specialiseerde, heeft gespecialiseerd.

Specialiteit, V., specialiteiten.

Specie, V., speciën en species.

Speciebriefje, O., -briefjes.

Specificatie, V., specificatiën en specificaties.

Specificeeren, specificeerde, heeft gespecificeerd.

Specifiek, specifieke.

Specimen, O., specimens en specimina.

Spectator, M., spectators.

Spectatoriaal, spectatoriale.

Spectroscoop, M., spectroscopen.

Speculaas en Speculatie (koek), V.

Speculant, M., speculanten.

Speculatie, V., speculatiën en speculaties.

Speculatief, speculatieve.

Speculeeren, speculeerde, heeft gespeculeerd.

Speek, V., speeken.

Speeksel, O.

Speekselklier, V., -klieren.

Speelavond, M., -avonden; -avondje, O., -jes.

Speelbal, M., -ballen.

Speelbank, V., -banken.

Speeldoos, V., -doozen; -doosje, O., -jes.

Speelgeld, O.

Speelgenoot, M., -genooten.

Speelgenoote, V., -genooten.

Speelgoed, O.

Speelgoedwinkel, M., -winkels.

Speelhol, O., -holen.

Speelhuis, O., -huizen.

Speeljacht, O., -jachten.

Speelkaart, V., -kaarten.

Speelkamer, V., -kamers.

Speelkameraad, M. en V., -kameraden en -kameraads; -kameraadje,
O., -jes.

Speelkind, O., -kinderen.

Speelklok, V., -klokken.

Speelmakker, M., -makkers; -makkertje, O., -jes.

Speelman, M., -lieden en -lui.

Speelnoot, M., -nooten en -noots.

Speelnoote, V., -nooten.

Speelpartij, V., -partijen; -partijtje, O., -jes.

Speelplaats, V., -plaatsen.

Speelpop, V., -poppen; -popje, O., -jes.

Speelreisje, O., -jes.

Speelruimte, V.

Speelsch, speelscher, meest speelsch.

Speelschheid, V.

Speelschuld, V., -schulden.

Speelster, V., speelsters.

Speeltafel, V., -tafels; -tafeltje, O., -jes.

Speeltijd, M.

Speeltuig, O., -tuigen.

Speeltuin, M., -tuinen.

Speeluur, O., -uren; -uurtje, O., -jes.

Speelwagen, M., -wagens; -wagentje, O., -jes.

Speelwerk, O., -werken.

Speelziek, -zieker, -ziekst.

Speelzucht, V.

Speen, V., spenen. Speentje, O., -jes.

Speenkruid, O.

Speenmaal, O., -malen.

Speenvarken, O., -varkens; -varkentje, O., -jes.

Speer, V., speren. Speertje, O., -jes.

Speerhaak, M., -haken.

Speerwortel (stofnaam), V.

Speetje. Zie Spit.

Speetjesaal, V.

Speetjespaling, V.

Speetwet, V.

Spek, O.

Spekbokking, M., -bokkingen.

Spekhaak, M., -haken.

Spekjan, M., -jannen.

Spekken, spekte, heeft gespekt.

Spekkig, spekkiger, spekkigst.

Spekking, V.

Speknaald, V., -naalden.

Speknek (nek), M., -nekken.

Speknek (persoon), M. en V., -nekken.

Spekpannekoek, M., -pannekoeken.

Spekslager, M., -slagers.

Spekslagerij, V., -slagerijen.

Speksteen, M., als stofnaam, V.

Spektakel, O., spektakels.

Spektakelstuk, O., -stukken.

Spekvet, O.

Spel, O., spelen en spellen. Spelletje, O., -jes.

Spelboek, O., -boeken; -boekje, O., -jes.

Spelbreekster, V., -breeksters.

Spelbreker, M., -brekers.

Speld, V., spelden. Speldje, O., -jes.

Speldeknop, M., -knoppen.

Speldekop, M., -koppen.

Spelden, speldde, heeft gespeld.

Speldenbakje, O., -jes.

Speldendoosje, O., -jes.

Speldenfabriek, V., -fabrieken.

Speldengeld, O.

Speldenkoker, M., -kokers.

Speldenkussen, O., -kussens; -kussentje, O., -jes.

Speldenmaker, M., -makers.

Speldenwerk, O., -werken; -werkje, O., -jes.

Speldenwerkster, V., -werksters.

Speldeprik, M., -prikken; -prikje, O., -jes.

Spelemeien, spelemeide, heeft gespelemeid.

Spelen, speelde, heeft gespeeld.

Speler, M., spelers.

Spelevaren, O.

Speling, V., spelingen.

Spelkunst, V.

Spellen, spelde, heeft gespeld.

Spelling, V., spellingen.

Spelonk, V., spelonken. Spelonkje, O., -jes.

Spelregel, M., -regels.

Spelt, V.

Spencer, M., spencers.

Spendeeren, spendeerde, heeft gespendeerd.

Spenen, speende, heeft gespeend.

Spening, V.

Sperboom, M., -boomen.

Sperfort, O., -forten.

Sperge. Zie Asperge. In samenst. ook Sperzie.

Spergelkruid, O.

Sperketting, M., -kettingen.

Sperren, sperde, heeft gesperd.

Sperwer, M., sperwers. Sperwertje, O., -jes.

Sperwersnest, O., -nesten.

Sperzieboon, V., -boonen.

Speten, speette, heeft gespeet.

Speuren, speurde, heeft gespeurd.

Speurhond, M., -honden.

Spiauter. Zie Piauter.

Spichtig, spichtiger, spichtigst.

Spichtigheid, V.

Spie (spion), M., spieën.

Spie en Spij (bout of wig), V., spieën en spijen. Spietje en spijtje,
O., -jes.

Spiebout, M., -bouten.

Spiegat. Zie Spuigat.

Spiegel, M., spiegels. Spiegeltje, O., -jes.

Spiegelbeeld, O., -beelden.

Spiegelboog, M., -bogen.

Spiegelei, O., -eieren.

Spiegelen, spiegelde, heeft gespiegeld.

Spiegelgevecht, O., -gevechten.

Spiegelglad.

Spiegelglas, O., -glazen.

Spiegeling, V., spiegelingen.

Spiegellijst, V., -lijsten.

Spiegelmagazijn, O., -magazijnen.

Spiegelmaker, M., -makers.

Spiegelmees, V., -meezen.

Spiegelruit, V., -ruiten.

Spiegelschrift, O.

Spiegelvisch, M., -visschen.

Spiemouw, V., -mouwen.

Spier (in het lichaam), V., spieren. Spiertje, O., -jes.

Spier (zwaluw), V., spieren.

Spierbeugel, M., -beugels.

Spiering (een visch), M., spieringen. Als stofnaam, V. Spierinkje,
O., -jes.

Spieringvangst, V.

Spierkracht, V.

Spiernaakt.

Spierstelsel, O., -stelsels.

Spierverlamming, V.

Spierwit, -witte.

Spiesglans, O.

Spiets en Spies, V., spietsen.

Spietsen, spietste, heeft gespietst.

Spiezak, M., -zakken.

Spij. Zie Spie.

Spijbelen, spijbelde, heeft gespijbeld.

Spijgat. Zie Spuigat.

Spijk, V.

Spijker (nagel), M., spijkers. Spijkertje, O., -jes.

Spijker (pakhuis), M., spijkers.

Spijkerbak, M., -bakken.

Spijkerbalsem, M.

Spijkerboor, V., -boren.

Spijkeren, spijkerde, heeft gespijkerd.

Spijkergat, O., -gaten.

Spijkering, V.

Spijkerkop, M., -koppen.

Spijkerschrift, O.

Spijkervast.

Spijkerwinkel, M., -winkels.

Spijkijzer, O., -ijzers.

Spijl, V., spijlen. Spijltje, O., -jes.

Spijs, V., spijzen.

Spijsbereiding, V.

Spijsbrei, V.

Spijskokerij, V., -kokerijen.

Spijskaart, V., -kaarten.

Spijskelder, M., -kelders.

Spijsuitdeeling, V., -uitdeelingen.

Spijsverteering, V.

Spijt, V.

Spijten, speet, speten, heeft gespeten.

Spijtig, spijtiger, spijtigst.

Spijtigheid, V.

Spijzen, spijsde, heeft gespijsd.

Spijzigen, spijzigde, heeft gespijzigd.

Spijziging, V.

Spikkel, M., spikkels. Spikkeltje, O., -jes.

Spikkelachtig, -achtiger, -achtigst.

Spikkelen, spikkelde, heeft gespikkeld.

Spikkelig, spikkeliger, spikkeligst.

Spikkeling, V.

Spikspeldernieuw.

Spiksplinternieuw.

Spil, V. en O., spillen. Spilletje, O., -jes.

Spilboom, M., -boomen.

Spilboor, V., -boren.

Spilgat, O., -gaten.

Spilgioen, M., spilgioenen.

Spillebeen, M. en V., -beenen.

Spilleleen, O., -leenen.

Spillemaag, M. en V., -magen.

Spillen, spilde, heeft gespild.

Spilpal, M., -pallen.

Spilpan, V., -pannen.

Spilpenning, M. en V., -penningen.

Spilziek, -zieker, -ziekst.

Spilzucht, V.

Spin, V., spinnen. Spinnetje, O., -jes.

Spinaal, O.

Spinachtig.

Spinazie, V.

Spinaziebed, O., -bedden.

Spinaziezaad, O.

Spinde, V., spinden.

Spinet, O., spinetten. Spinetje, O., -jes.

Spinhuis, O., -huizen.

Spinhuisboef, M., -boeven.

Spinloon, O., -loonen.

Spinmachine, V., -machines.

Spinnekop, V., -koppen; -kopje, O., -jes.

Spinnen, spon, sponnen, heeft gesponnen.

Spinner, M., spinners.

Spinnerij, V., spinnerijen.

Spinneweb, O., -webben; -webje, O., -jes.

Spinnewebachtig.

Spinneweefsel, O., -weefsels.

Spinnewiel, O., -wielen; -wieltje, O., -jes.

Spinosisme, O.

Spinrokken, O., -rokkens.

Spinsbek. Zie Pinsbek.

Spinsel, O., spinsels.

Spinster, V., spinsters.

Spint, O.

Spintabak, V.

Spintachtig.

Spintig, spintiger, spintigst.

Spion, M., spionnen en spions. Spionnetje, O., -jes.

Spionneeren, spionneerde, heeft gespionneerd.

Spiraal, V., spiralen. Spiraaltje, O., -jes.

Spiraalvormig.

Spiritisme, O.

Spiritist, M., spiritisten.

Spiritistisch.

Spiritualiën (mv.), V.

Spiritualisme, O.

Spiritueel, spiritueeler, spiritueelst.

Spiritus, M.

Spirituslamp, V., -lampen; -lampje, O., -jes.

Spirituslichtje, O., -lichtjes.

Spiritusvlam, V., -vlammen.

Spit, O., speten en spitten. Speetje en spitje, O., -jes.

Spits (punt), V., spitsen.

Spits, O. (Het - afbijten).

Spits, spitser, spitst.

Spitsbaard, M., -baarden.

Spitsboef, M., -boeven.

Spitsbogenstijl, M.

Spitsboog, M., -bogen.

Spitsbroeder, M., -broeders.

Spitsen, spitste, heeft gespitst.

Spitsheid, V.

Spitshoofd, M. en V., -hoofden.

Spitsig, spitsiger, spitsigst.

Spitskin, M. en V., -kinnen.

Spitsmuis, V., -muizen; -muisje, O., -jes.

Spitsneus, M. en V., -neuzen.

Spitsroeden (mv.), V.

Spitsvondig, -vondiger, -vondigst.

Spitsvondigheid, V.

Spitszinnig, -zinniger, -zinnigst.

Spitten, spitte, heeft gespit.

Spitter, M., spitters.

Spitvarkentje, O., -jes.

Spleet, V., spleten. Spleetje, O., -jes.

Spleetbreuk, V., -breuken.

Spletig, spletiger, spletigst.

Splijten, spleet, spleten, heeft en is gespleten.

Splijting, V.

Splint, O.

Splinter, M., splinters. Splintertje, O., -jes.

Splinterbreuk, V., -breuken.

Splinteren, splinterde, heeft en is gesplinterd.

Splinterig, splinteriger, splinterigst.

Splinternieuw.

Splintertrekker, M., -trekkers.

Split, O., splitten. Splitje, O., -jes.

Splitbout, M., -bouten.

Splits, V., splitsen.

Splitsen, splitste, heeft gesplitst.

Splitser, M., splitsers.

Splitsgang, V., -gangen.

Splitshamer, M., -hamers.

Splitshoorn en Splitshoren, M., -hoorns en -horens.

Splitsing, V., splitsingen.

Splitstong, V., -tongen.

Splitsvaantje, O., -jes.

Splitten, splitte, heeft gesplit.

Splitter, M., splitters.

Splitvruoht, V., -vruchten.

Spoed, M.

Spoedbestelling, V., -bestellingen.

Spoedcertificaat, O., -certificaten.

Spoeden, spoedde, is gespoed; ook spoedde (zich), heeft (zich) gespoed.

Spoedig, spoediger, spoedigst.

Spoedstuk, O., -stukken.

Spoedvereischend.

Spoel, V., spoelen. Spoeltje, O., -jes.

Spoelbak, M., -bakken.

Spoeldrank, M., -dranken; -drankje, O., -jes.

Spoelen, spoelde, heeft en is gespoeld.

Spoelhok, O., -hokken.

Spoeling, V., spoelingen.

Spoelingbak, M., -bakken.

Spoelingdistrict, O.

Spoelingvleesch, O.

Spoelkom, V., -kommen; -kommetje, O., -jes.

Spoelsel, O., spoelsels.

Spoelworm, M., -wormen; -wormpje, O., -jes.

Spog, O.

Spoken, spookte, heeft gespookt.

Spokerij, V., spokerijen.

Spon, V., sponnen. Sponnetje, O., -jes.

Sponde, V., sponden.

Spong, V., spongen.

Sponning, V., sponningen. Sponninkje, O., -jes.

Spons, V., sponsen en sponzen. Sponsje, O., -jes.

Sponsachtig, -achtiger, -achtigst.

Sponsachtigheid, V.

Sponsen, sponste, heeft gesponst. Ook sponzen.

Spontaan, spontane.

Spontaneïteit, V.

Sponturf, V.

Sponzedoos, V., -doozen.

Spook, O., spoken. Spookje, O., -jes.

Spookachtig, -achtiger, -achtigst.

Spookdier, O., -dieren.

Spookgeschiedenis, V., -geschiedenissen; -geschiedenisje, O., -jes.

Spookhuis, O., -huizen.

Spooksel, O., spooksels.

Spookuur, O.

Spookverschijning, V., -verschijningen.

Spoor (prikkel), V., sporen. Spoortje, O., -jes.

Spoor (voetstap en wagenspoor), O., sporen. In den zin van Spoortrein,
V.

Spoorbaan, V., -banen.

Spoorbalk, M., -balken.

Spoorboekje, O., -boekjes.

Spoorbrug, V., -bruggen.

Spoordijk, M., -dijken.

Spoorhout, O., -houten.

Spoorkaartje, O., -kaartjes.

Spoorklok, V., -klokken.

Spoorlijn, V., -lijnen.

Spoorloos.

Spoorslags.

Spoorstaaf, V., -staven.

Spoorstok, M., -stokken.

Spoorstudent, M. en V., -studenten.

Spoortijd, M.

Spoortrein, M., -treinen.

Spoorwagen, M., -wagens.

Spoorweg, M., -wegen.

Spoorwegaandeel, O., -aandeelen.

Spoorwegbeambte, M., -beambten.

Spoorwegbrug, V., -bruggen.

Spoorwegdienst, M., -diensten.

Spoorwegfonds, O., -fondsen.

Spoorwegkaart, V., -kaarten.

Spoorwegleening, V., -leeningen.

Spoorwegmaatschappij, V., -maatschappijen.

Spoorwegnet, O., -netten.

Spoorwegpersoneel, O.

Spoorwegpolitiek, V.

Spoorwegrijtuig, O., -rijtuigen.

Spoorwegstation, O., -stations.

Spoorwegverbinding, V., -verbindingen.

Spoorwegverkeer, O.

Spoorwegwagon, M., -wagons.

Spoorwijdte, V.

Sporen (aansporen), spoorde, heeft gespoord.

Sporen (met den spoorwagen rijden), spoorde, heeft en is gespoord.

Sporreling, V., sporrelingen.

Sport, V., sporten. Sportje, O., -jes.

Sport (Engelsch woord), V.

Sport-artikel, O., -artikelen.

Sportblouse, V., -blouses.

Sportflanel, O.

Sporthemd, O., -hemden.

Sportkar, V., -karren.

Sportnieuws, O.

Sportterm, M., -termen.

Sportterrein, O., -terreinen.

Sportwagen, M., -wagens; -wagentje, O., -jes.

Spot, M.

Spotachtig, -achtiger, -achtigst.

Spotachtigheid, V.

Spotboef, M., -boeven.

Spotdicht, O., -dichten.

Spotgeld, O.

Spotlijster, V., -lijsters.

Spotlust, M.

Spotprijs, M., -prijzen; -prijsje, O., -jes.

Spotrede, V., -redenen.

Spotschrift, O., -schriften.

Spotten, spotte, heeft gespot.

Spotter, M., spotters. Spottertje, O., -jes.

Spotternij, V., spotternijen.

Spotvogel, M., -vogels.

Spotziek, -zieker, -ziekst.

Spotzucht, V.

Spouw, V., spouwen.

Spouwen, spouwde, heeft en is gespouwen.

Spouwer, M., spouwers.

Spouwing, V.

Spraak, V.

Spraakgebruik, O.

Spraakgeluid, O., -geluiden.

Spraakkunst, V., -kunsten.

Spraakkunstig.

Spraakleer, V.

Spraakorgaan, O., -organen.

Spraakvermogen, O.

Spraakwater, O.

Spraakwerktuig, O., -werktuigen.

Spraakzaam, -zamer, -zaamst.

Spraakzaamheid, V.

Sprakeloos, -looze.

Sprakeloosheid, V.

Sprank, V., spranken. Sprankje, O., -jes.

Sprankel, V., sprankels. Sprankeltje, O., -jes.

Sprankelvuur, O., -vuren.

Spreekbeurt, V., -beurten.

Spreekbuis, V., -buizen.

Spreekcel.

Spreekgestoelte, O., -gestoelten.

Spreekhoorn en -horen, M., -hoorns en -horens.

Spreekkamer, V., -kamers; -kamertje, O., -jes.

Spreekster, V., spreeksters.

Spreektaal, V.

Spreektrant, M.

Spreektrompet, V., -trompetten.

Spreekuur, O., -uren.

Spreekvertrek, O., -vertrekken.

Spreekwijze en -wijs, V., -wijzen.

Spreekwoord, O., -woorden; -woordje, O., -jes.

Spreekwoordelijk.

Spreekwoordenboek, O., -boeken.

Spreeuw, M., spreeuwen. Spreeuwtje, O., -jes.

Spreeuwebek, M., -bekken.

Spreeuwen, spreeuwde, heeft gespreeuwd.

Spreeuwenei, O., -eieren.

Spreeuwennest, O., -nesten.

Sprei, V., spreien. Spreitje, O., -jes.

Spreiden, spreidde, heeft gespreid.

Spreidsel, O., spreidsels.

Spreken, sprak, spraken, heeft gesproken.

Spreker, M., sprekers.

Sprengbekken, O., -bekkens.

Sprengen, sprengde, heeft gesprengd.

Sprenger, M., sprengers.

Sprenging, V., sprengingen.

Sprengkwast, M., -kwasten.

Sprengvat, O., -vaten.

Sprenkel (rattenknip), M., sprenkels.

Sprenkel (sprank), V., sprenkels. Sprenkeltje, O., -jes.

Sprenkelen, sprenkelde, heeft gesprenkeld.

Sprenkeling, V., sprenkelingen.

Sprenkelpot, M., -potten.

Sprenkelvat, O., -vaten.

Spreuk, V., spreuken. Spreukje, O., -jes.

Spreukachtig.

Spreukenboek, O., -boeken.

Spreukrijk, -rijker, -rijkst.

Spriet, M., sprieten. Sprietje, O., -jes.

Sprietbeugel, M., -beugels.

Sprietoogen, sprietoogde, heeft gesprietoogd.

Spring, M., springen.

Springader, V., -aders.

Springbok, M., -bokken.

Springboog, M., -bogen.

Springbron, V., -bronnen.

Springen, sprong, heeft en is gesprongen.

Springer, M., springers.

Springhengst, M., -hengsten.

Spring-in-'t-veld, M. en V., -velden.

Springkever, M., -kevers.

Springkoorts, V., -koortsen.

Springkruid, O.

Springlading, V., -ladingen.

Springlevend.

Springmatras, V., -matrassen.

Springmiddel, O., -middelen.

Springnet, O., -netten.

Springpaard (scheepsw.), O., -paarden.

Springpoot, M., -pooten.

Springproef, V., -proeven.

Springriem, M., -riemen.

Springslot, O., -sloten.

Springspin, V., -spinnen.

Springster, V., springsters.

Springstier, M., -stieren.

Springstok, M., -stokken.

Springstopper, M., -stoppers.

Springtij, O., -tijen.

Springton, V., -tonnen.

Springveer, V., -veeren.

Springveerenmatras, V., -matrassen.

Springvloed, M., -vloeden.

Springvuur, O.

Sprinkhaan, M., -hanen; -haantje, O., -jes.

Sprits, V., spritsen. Spritsje, O., -jes.

Spritsen, spritste, heeft gespritst.

Sproeien, sproeide, heeft gesproeid.

Sproeiwagen, M., -wagens.

Sproet, V., sproeten. Sproetje, O., -jes.

Sproeterig, sproeteriger, sproeterigst.

Sproetig, sproetiger, sproetigst.

Sproke, V., sproken.

Sprokkel (afgebroken takje), M., sprokkels.

Sprokkel (heester), V.

Sprokkelaar, M., sprokkelaars.

Sprokkelaarster, V., sprokkelaarsters.

Sprokkelen, sprokkelde, heeft gesprokkeld.

Sprokkelhout, O.

Sprokkeling, V., sprokkelingen.

Sprokkelmaand, V.

Sprong, M., sprongen. Sprongetje, O., -jes.

Sprongvariatie, V., -variaties.

Sprookje, O., -jes.

Sprookjesverteller, M., -vertellers.

Sprot, V., sprotten. Sprotje, O., -jes.

Spruit (van een plant), V., spruiten. Spruitje, O., -jes.

Spruit (van een gieter), V., spruiten. Spruitje, O., -jes.

Spruit (touw), O., spruiten.

Spruitblok, O., -blokken en -bloks.

Spruiten, sproot, sproten, is gesproten.

Spruitgewas, O.

Spruiting, V.

Spruitkool, V., -koolen.

Spruitsel, O., spruitsels.

Spruw, V.

Spugen, spoog, spogen, heeft gespogen.

Spui, O., spuien.

Spuidok, O., -dokken.

Spuien, spuide, heeft gespuid.

Spuigat, ook Spiegat en Spijgat, O., -gaten.

Spuiing, V., spuiingen.

Spuisluis, V., -sluizen.

Spuit, V., spuiten. Spuitje, O., -jes.

Spuiten, spoot, spoten, heeft gespoten.

Spuitenhuis, O., -huizen; -huisje, O., -jes.

Spuiter, M., spuiters.

Spuitflesch, V., -flesschen.

Spuitgast, M., -gasten.

Spuiting, V., spuitingen.

Spuitmeester, M., -meesters.

Spuitvisch, M., -visschen; -vischje, O., -jes.

Spuitwater, O.

Spuitworm, M., -wormen; -wormpje, O., -jes.

Spurrie, V.

Spuug, O.

Spuwbak, M., -bakken; -bakje, O., -jes.

Spuwdrank, M., -dranken; -drankje, O., -jes.

Spuwen, spuwde, heeft gespuwd.

Spuwing, V., spuwingen.

St (tusschenw.).

Staaf, V., staven. Staafje, O., -jes.

Staafijzer, O.

Staag.

Staagjes.

Staak, M., staken. Staakje, O., -jes.

Staal (grondslag van een dijk), M., stalen.

Staal (monster), O., stalen. Staaltje, O., -jes.

Staal (metaal), O.

Staal (werktuig), O., stalen.

Staalachtig.

Staalbron, V., -bronnen.

Staaldraad, M., -draden. Als stofnaam, O.

Staaldruppels (mv.), M.

Staalgravure, V., -gravures.

Staalhof, O., -hoven.

Staalkaart, V., -kaarten.

Staalmeester, M., -meesters.

Staalpillen (mv.), V.

Staalplaat, V., -platen.

Staalwater, O.

Staalwaterbron, V., -bronnen.

Staan, staat, stond, heeft gestaan.

Staande.

Staander, M., staanders.

Staandevoets en Staandsvoets.

Staangeld, ook Stageld, O., -gelden.

Staanplaats, V., -plaatsen; -plaatsje, O., -jes.

Staar, V.

Staart, M., staarten. Staartje, O., -jes.

Staartbeen, O., -beenderen.

Staartblok, O., -blokken.

Staarteloos, -looze.

Staartpruik, V., -pruiken.

Staartriem, M., -riemen.

Staartster, V., -sterren.

Staartstuk, O., -stukken.

Staartvin, V., -vinnen.

Staat, M., staten. Staatje, O., -jes.

Staathuishoudkunde, V.

Staathuishoudkundige, M. en V., -kundigen.

Staatkunde, V.

Staatkundig, -kundiger, -kundigst.

Staatkundige, M. en V., -kundigen.

Staatsalmanak, M., -almanakken.

Staatsambt, O., -ambten.

Staatsambtenaar, M., -ambtenaren.

Staatsbankroet, O., -bankroeten.

Staatsbeambte, M., -beambten.

Staatsbediening, V., -bedieningen.

Staatsbegrooting, V., -begrootingen.

Staatsbelang, O., -belangen.

Staatsbesluit, O., -besluiten.

Staatsbestuur, O., -besturen.

Staatsbewind, O.

Staatsblad, O., -bladen.

Staatsburger, M., -burgers.

Staatsburgerschap, O.

Staatschen (mv.), M.

Staatscommissie, V., -commissiën en -commissies.

Staatscourant, V., -couranten.

Staatsdienaar, M., -dienaren.

Staatsdienst, M.

Staatsexamen, O., -examens.

Staatsgeheim, O., -geheimen.

Staatsgeschiedenis, V.

Staatsgevangene, M. en V., -gevangenen.

Staatsgreep, M., -grepen.

Staatshulp, V.

Staatsie, V.

Staatsiedegen, M., -degens.

Staatsiekoets, V., -koetsen.

Staatsiemantel, M., -mantels.

Staatsiesloep, V., -sloepen.

Staatsietrap, V., -trappen.

Staatsinkomsten (mv.), V.

Staatsinrichting, V.

Staatsinstelling, V., -instellingen.

Staatskerk, V.

Staatslichaam, O., -lichamen.

Staatsloterij, V., -loterijen.

Staatsmacht, V.

Staatsman, M., -lieden.

Staatsmisdaad, V., -misdaden.

Staatsomwenteling, V., -omwentelingen.

Staatspapier, O., -papieren.

Staatspartij, V., -partijen.

Staatsraad, M., -raden.

Staatsrecht, O.

Staatsrechtelijk.

Staatsregeling, V., -regelingen.

Staatsschuld, V., -schulden.

Staatsspoorweg, M., -spoorwegen.

Staatstoezicht, O.

Staatsvergadering, V., -vergaderingen.

Staatsvorm, M., -vormen.

Staatswege. (Van -).

Staatswet, V., -wetten.

Staatswetenschap, V., -wetenschappen.

Staatszaak, V., -zaken.

Staatzucht, V.

Stad, V., steden. Stadje, O., -jes.

Stade en Sta. (Te - komen).

Stadgenoot, M., -genooten.

Stadgenoote, V., -genooten.

Stadhouder en Stedehouder, M., -houders.

Stadhouderlijk.

Stadhouderloos, -looze.

Stadhouderschap, O.

Stadhoudersgezind.

Stadhuis (het raadhuis), O., -huizen.

Stadhuisklok, V., -klokken.

Stadhuistoren, M., -torens.

Stadhuiswoord, O., -woorden.

Stadie, V., stadiën.

Stadrecht, O., -rechten.

Stadsadvocaat, M., -advocaten.

Stadsapotheek, V., -apotheken.

Stadsarbeider, M., -arbeiders.

Stadsarchitect, M., -architecten.

Stadsarmenschool, V., -armenscholen.

Stads-bank-van-leening, V.

Stadsbediening, V., -bedieningen.

Stadsbestuur, O.

Stadsbibliotheek, V., -bibliotheken.

Stadsbode, M., -boden.

Stadsdokter, M., -dokters.

Stadsgebouw, O., -gebouwen.

Stadsgeld, O.

Stadsgeneesheer, M., -geneesheeren.

Stadsgezicht, O., -gezichten.

Stadsgracht, V., -grachten.

Stadsgrond, M.

Stadshuis (eigendom der stad), O., -huizen.

Stadskeur, V., -keuren.

Stadskleuren (mv.), V.

Stadslantaren, V., -lantarens.

Stadsmuur, M., -muren.

Stadsnieuws, O.

Stadsomroeper, M., -omroepers.

Stadsontvanger, M., -ontvangers.

Stadsrecht, O., -rechten. Ook Stadrecht.

Stadsregeering, V.

Stadsreiniging, V.

Stadsreinigingsdienst, M.

Stadsschool, V., -scholen.

Stadstimmerwerf, V., -timmerwerven.

Stadsverband, O.

Stadsvest, V., -vesten.

Stadswaag, V.

Stadswal, M., -wallen.

Stadswapen, O., -wapens.

Stadswater, O., -wateren.

Stadszegel, O., -zegels.

Stadwaarts en Stedewaarts.

Staf, M., staven. Stafje, O., -jes.

Stafkaart, V., -kaarten.

Stafmuziek, V.

Stafmuzikant, M., -muzikanten.

Stafofficier, M., -officieren.

Stag, O., stagen.

Stagnatie, V., stagnatiën en stagnaties.

Sta-in-den weg, M.

Staken, staakte, heeft gestaakt.

Staker, M., stakers.

Staket, O., staketten.

Staketsel, O., staketsels. Staketseltje, O., -jes.

Staking, V., stakingen.

Stakker en Stakkerd, M., stakkers en stakkerds. Stakkertje en
stakkerdje, O., -jes.

Stal, M., stallen. Stalletje, O., -jes.

Stalbezem, M., -bezems.

Staldienst, M., -diensten.

Stalen (bnw.).

Stalen, staalde, heeft gestaald.

Stalhouder, M., -houders.

Stalhouderij, V., -houderijen.

Staling, V.

Staljongen, M., -jongens.

Stalknecht, M., -knechts.

Stallantaren, V., -lantarens.

Stallen, stalde, heeft gestald.

Stalletje (verkoopplaats), O., -jes.

Stalling, V., stallingen.

Stalmeester, M., -meesters.

Stalmest, M.

Stalvoeder, O.

Stalziek.

Stam, M., stammen. Stammetje, O., -jes.

Stambelang, O., -belangen.

Stamboek, O., -boeken.

Stamboekvee, O.

Stamboeknummer, O., -nummers.

Stamboom, M., -boomen.

Stamelaar, M., stamelaars.

Stamelaarster, V., stamelaarsters.

Stamelen, stamelde, heeft gestameld.

Stameltaal, V.

Stameltong, M. en V., -tongen.

Stamet, O., stametten.

Stametten (bnw.).

Stamgenoot, M., -genooten.

Stamhouder, M., -houders.

Stamhuis, O., -huizen.

Stamijn, V.

Stamijnen (bnw.).

Stammen, stamde, is gestamd.

Stampage, V.

Stampeien, stampeide, heeft gestampeid.

Stampen, stampte, heeft gestampt.

Stamper, M., stampers. Stampertje, O., -jes.

Stamping, V., stampingen.

Stampmolen, M., -molens.

Stampstag, O., -stagen.

Stampstooten, O.

Stampvoeten, stampvoette, heeft gestampvoet.

Stampvol, -volle.

Stampwerk, O.

Stamroos, V., -rozen.

Stamvader, M., -vaders.

Stamverwant, M. en V., -verwanten.

Stamwoord, O., -woorden.

Stand, M., standen.

Standaard en Standerd, M., standaarden, standaards en standerds.

Standaardgehalte, O.

Standaardwerk, O., -werken.

Standbeeld, O., -beelden; -beeldje, O., -jes.

Standblok, O., -blokken en -bloks.

Standelkruid, O.

Stander, M., standers. Standertje, O., -jes.

Standhouden, hield stand, heeft standgehouden.

Standje (ruzie en persoon), O., -jes.

Standolie, V.

Standpenning, M., -penningen.

Standpijp, V., -pijpen.

Standplaats, V., -plaatsen.

Standpunt, O., -punten.

Standverwisseling, V.

Standvastig, -vastiger, -vastigst.

Standvastigheid, V.

Standvastiglijk.

Standvink, M., -vinken.

Standvizier, O., -vizieren.

Stang, V., stangen. Stangetje, O., -jes.

Stangenstelsel, O., -stelsels.

Stank, M., stanken. Stankje, O., -jes.

Stanza, V., stanza's.

Stap, M., stappen. Stapje, O., -jes.

Stapel, M., stapels. Stapeltje, O., -jes.

Stapelaar, M., stapelaars.

Stapelbaar, -bare.

Stapelblok, O., -blokken.

Stapelen, stapelde, heeft gestapeld.

Stapelgek, -gekke.

Stapelgoed, O., -goederen.

Stapelhuis, O., -huizen.

Stapeling, V., stapelingen.

Stapelmarkt, V., -markten.

Stapelplaats, V., -plaatsen.

Stapelrecht, O.

Stapelwaar, V., -waren.

Stapelzot, -zotte.

Stappen, stapte, heeft en is gestapt.

Stapper, M., stappers.

Stapvoets.

Star. Zie Ster.

Staren, staarde, heeft gestaard.

Staroogen, staroogde, heeft gestaroogd.

Statelijk, -lijker, -lijkst.

Statelijkheid, V.

Statenbijbel, M., -bijbels.

Statenbode, M., -boden.

Statencollege, O.

Staten-Generaal (mv.), M.

Statenkamer, V., -kamers.

Statenvertaling, V.

Statica, V.

Statie, V., statiën.

Statiedegen enz. Zie Staatsiedegen enz.

Statiegeld, O.

Statig, statiger, statigst.

Statigheid, V.

Station, O., stations. Stationnetje, O., -jes.

Stationnair.

Stationneeren, stationneerde, heeft gestationneerd.

Stationschef en Stationchef, M., -chefs en -chefs.

Stationsgebouw, O., -gebouwen.

Stationsklok, V., -klokken.

Stationskoffiehuis, O., -koffiehuizen.

Stationsplein, O., -pleinen.

Stationsstraat, V., -straten. Ook Stationstraat.

Stationsweg, M., -wegen.

Statistiek, V.

Statistisch.

Statu-quo, O.

Statuur, V.

Statuut, O., statuten.

Stavast. (Van -).

Staven, staafde, heeft gestaafd.

Staverzaad, O.

Staving, V.

Stearine, V.

Stearinekaars, V., -kaarsen.

Stede en Stee. (In - van).

Stedehouder. Zie Stadhouder.

Stedehouderschap, O.

Stedekroon, V., -kronen.

Stedelijk.

Stedeling, M. en V., stedelingen. V. ook stedelinge.

Stedewaarts. Zie Stadwaarts.

Stee. Zie Stede.

Stee (plekje), V., steeën. Steetje, O., -jes.

Steeds.

Steedsch (bnw.).

Steeg, V., stegen. Steegje, O., -jes.

Steeg, steeger, steegst.

Steegheid, V.

Steek, M., steken. Steekje, O., -jes.

Steekbeitel, M., -beitels.

Steekbekken, O., -bekkens.

Steekbes, V., -bessen.

Steekblad, O., -bladen.

Steekboor, V., -boren.

Steekdicht, O., -dichten.

Steekgaren, O.

Steekhevel, M., -hevels.

Steekhoudend.

Steekijzer, O., -ijzers.

Steekind, O., -kinderen.

Steekkan, V., -kannen.

Steeklijn, V., -lijnen.

Steekpalm, V.

Steekpenning, M., -penningen; -penninkje, O., -jes.

Steekpil, V., -pillen; -pilletje, O., -jes.

Steekpomp, V., -pompen.

Steekpriem, M., -priemen.

Steekspel, O., -spelen.

Steekte, V., steekten.

Steekturf (voorwerpsnaam), M., -turven; (stofnaam), V.

Steekwiek, V., -wieken.

Steekwulf, O., -wulven.

Steel, M., stelen. Steeltje, O., -jes.

Steelieden en Steelui (mv.), M.

Steelswijze en -wijs.

Steen (voorwerp), M., steenen. Als collectieve stofnaam, V. Als
abstracte stofnaam, O. Steentje, O., -jes.

Steenachtig, -achtiger, -achtigst.

Steenarend, M., -arenden.

Steenbakker, M., -bakkers.

Steenbakkerij, V., -bakkerijen.

Steenbikker, M., -bikkers.

Steenbok, M., -bokken.

Steenbokskeerkring, M.

Steenbolk, M., -bolken.

Steenbreek, V.

Steendruk, M.

Steendrukken, steendrukte, heeft gesteendrukt.

Steendrukker, M., -drukkers.

Steendrukkerij, V., -drukkerijen.

Steendrukpers, V., -persen.

Steendrukplaat, V., -platen.

Steendrukwerk, O.

Steeneik, M., -eiken.

Steenen (bnw.).

Steenglooiing, V., -glooiingen.

Steengoed, O.

Steengroeve, V., -groeven.

Steenhard.

Steenhouwen, O.

Steenhouwer, M., -houwers.

Steenhouwerij, V., -houwerijen.

Steenhouwerswet, V.

Steenig, steeniger, steenigst.

Steenigen, steenigde, heeft gesteenigd.

Steenigheid, V.

Steeniging, V.

Steenklaver, V.

Steenkolenbedding, V., -beddingen.

Steenkolengas, O.

Steenkolengruis, O.

Steenkolenlaag, V., -lagen.

Steenkolenloods, V., -loodsen.

Steenkolenmijn, V., -mijnen.

Steenkolenverbruik, O.

Steenkolenwagen, M., -wagens.

Steenkool, V., -kolen.

Steenkoud.

Steenoven, M., -ovens.

Steenperiode, V.

Steenpuist, V., -puisten.

Steenrots, V., -rotsen.

Steenslag (geklopte steenen), O.

Steenslijper, M., -slijpers.

Steensoort, V., -soorten.

Steenuil, M., -uilen.

Steenvalk, M., -valken.

Steenvorming, V.

Steenvrucht, V., -vruchten.

Steenworp, M., -worpen.

Steenzager, M., -zagers.

Steevoogd, M., -voogden.

Steevoogdij, V., -voogdijen.

Steg, M. (Weg noch - weten).

Stegel, M., stegels. Stegeltje, O., -jes.

Stegelreep, M., -reepen.

Steiger, M., steigers. Steigertje, O., -jes.

Steigeren, steigerde, heeft gesteigerd.

Steigering, V., steigeringen.

Steigerwerk, O.

Steil, steiler, steilst.

Steilheid, V.

Steiloor, M. en V., -ooren; -oortje, O., -jes.

Steiloorig, -ooriger, -oorigst.

Steiloorigheid, V.

Steilschrift, O.

Steilte, V., steilten.

Stek (spruit), V., stekken. Stekje, O., -jes.

Stek (bergplaats), O., stekken. Stekje, O., -jes.

Stekeblind.

Stekel, M., stekels. Stekeltje, O., -jes.

Stekelachtig, -achtiger, -achtigst.

Stekelachtigheid, V., -heden.

Stekelbaars, M., -baarzen; -baarsje, O., -jes.

Stekelig, stekeliger, stekeligst.

Stekeligheid, V., -heden.

Stekeling, M., stekelingen. Stekelingetje, O., -jes.

Stekelvarken, O., -varkens.

Steken, stak, staken, heeft gestoken.

Steker, M., stekers. Stekertje, O., -jes.

Stekken, stekte, heeft gestekt.

Stel (stand), M.

Stel (stelling, verzameling), O., stellen. Stelletje, O., -jes.

Stelen, stal, stalen, heeft gestolen.

Steler, M., stelers.

Stelhout, O., -houten.

Stelkalf, O., -kalven.

Stelkunde, V.

Stelkunst, V.

Stelkunstig.

Stellage, V., stellages.

Stellen, stelde, heeft gesteld.

Steller, M., stellers.

Stellig, stelliger, stelligst.

Stelligheid, V.

Stelling, V., stellingen. Stellinkje, O., -jes.

Stelpen, stelpte, heeft gestelpt.

Stelping, V., stelpingen.

Stelpnet, O., -netten.

Stelregel, M., -regels.

Stelschroef, V., -schroeven.

Stelsel, O., stelsels. Stelseltje, O., -jes.

Stelselloos, -loozer.

Stelselloosheid, V.

Stelselmatig, -matiger, -matigst.

Stelselmatigheid, V.

Stelselzucht, V.

Stelstok (persoon), M. en V., -stokken.

Stelt, V., stelten.

Steltenlooper (persoon), M., -loopers.

Steltlooper (vogel), M., -loopers.

Stelwig, V., -wiggen.

Stem, V., stemmen. Stemmetje, O., -jes.

Stemband, M., -banden.

Stembiljet, O., -biljetten.

Stembriefje, O., -jes.

Stembuiging, V.

Stembureau, O., -bureau's.

Stembus, V., -bussen.

Stemdistrict, O., -districten.

Stemgeluid, O.

Stemgerechtigd.

Stemgerechtigde, M. en V., -gerechtigden.

Stemhamer, M., -hamers.

Stemhebbend.

Stemkaart, V., -kaarten.

Stemkamer, V., -kamers.

Stemlijst, V., -lijsten.

Stemmachine, V., -machines.

Stemmen, stemde, heeft gestemd.

Stemmer, M., stemmers.

Stemmig, stemmiger, stemmigst.

Stemmigheid, V.

Stemmigjes.

Stemming, V., stemmingen.

Stemopnemer, M., -opnemers.

Stemopneming, V.

Stempel (voorwerp), M.; (afdruk), M. en O.; stempels. Stempeltje,
O., -jes.

Stempelaar, M., stempelaars.

Stempelband, M., -banden.

Stempelbout, M., -bouten.

Stempelen, stempelde, heeft gestempeld.

Stempeling, V., stempelingen.

Stempelinkt, M., -inkten.

Stempelpers, V., -persen; -persje, O., -jes.

Stempelsnijder, M., -snijders.

Stempen, stempte, heeft gestempt.

Stemping, O.

Stemrecht, O.

Stemspleet, V., -spleten.

Stemtoon, M.

Stemverheffing, V.

Stemvork, V., -vorken.

Stemvorming, V.

Stemwijze en -wijs, V., -wijzen.

Stenen (zuchten), steende, heeft gesteend.

Steng, V., stengen. Stengetje, O., -jes.

Stengel, M., stengels. Stengeltje, O., -jes.

Stenograaf, M., stenografen.

Stenographie, V.

Stenographisch.

Stentorstem, V., -stemmen.

Steppe, V., steppen.

Steppenbewoner, M., -bewoners.

Ster en Star, V., sterren en starren. Sterretje en starretje, O., -jes.

Steranijs, M.

Stere (kubieke el), V., steren en steres.

Stereometrie, V.

Stereoscoop, M., stereoscopen.

Stereotiep, stereotiepe.

Stereotypeeren, stereotypeerde, heeft gestereotypeerd.

Stereotypeur, M., stereotypeurs.

Stereotypie, V.

Sterfbed, O., -bedden.

Sterfdag, M., -dagen.

Sterfelijk.

Sterfelijkheid, V.

Sterfgeval, O., -gevallen.

Sterfhuis, O., -huizen.

Sterfjaar, O., -jaren.

Sterflijst, V., -lijsten.

Sterfte, V.

Sterftecijfer, O., -cijfers.

Sterftetafel, V., -tafels.

Sterftijd, M.

Sterfuur, O., -uren.

Steriliseeren, steriliseerde, heeft gesteriliseerd.

Sterk, sterker, sterkst.

Sterkbeenig.

Sterken, sterkte, heeft gesterkt.

Sterkgespierd.

Sterkgezenuwd.

Sterking, V.

Sterkstroom, M.

Sterkte, V., sterkten.

Sterktestaat, M., -staten.

Sterkwater, O.

Sterrebloem, V.

Sterrebosch, O.

Sterrekers, V.

Sterrekerszaad, O.

Sterrekruid, O.

Sterrenbeeld, O., -beelden.

Sterrendak, O.

Sterrengewelf, O.

Sterrenhemel, M.

Sterrenkaart, V., -kaarten.

Sterrenkijker, M., -kijkers.

Sterrenkijkerij, V., -kijkerijen.

Sterrenkunde, V.

Sterrenkundig.

Sterrenkundige, M., -kundigen.

Sterrenlicht, O.

Sterrenregen, M., -regens.

Sterrentoren, M., -torens.

Sterrenwacht, V., -wachten.

Sterrenwichelaar, M., -wichelaars.

Sterrenwichelarij, V., -wichelarijen.

Sterreschot, O.

Sterveling, M. en V., stervelingen. V. ook stervelinge.

Sterven, stierf, stierven, is gestorven.

Stervensnood, M.

Stervensuur, O., -uren.

Stervormig.

Stethoscoop, M., stethoscopen.

Steun, M., steunen. Steuntje, O., -jes.

Steunbalk, M., -balken.

Steunbladen (mv.), O.

Steunder, M., steunders.

Steunen (rusten, stutten), steunde, heeft gesteund.

Steunen (stenen), steunde, heeft gesteund.

Steuning, V.

Steunmiddel, O., -middelen.

Steunpilaar, M., -pilaren.

Steunpunt, O., -punten.

Steunsel, O., steunsels. Steunseltje, O., -jes.

Steunstuk, O., -stukken.

Steunweger, M., -wegers.

Steur, M., steuren. Steurtje, O., -jes.

Stevel, M., stevels. Steveltje, O., -jes.

Steven, M., stevens. Steventje, O., -jes.

Stevenen, stevende, is gestevend.

Stevig, steviger, stevigst.

Stevigen, stevigde, heeft gestevigd.

Stevigheid, V.

Sticht, ook Stift, O.

Stichtelijk, -lijker, -lijkst.

Stichtelijkheid, V.

Stichten, stichtte, heeft gesticht.

Stichtenaar, M., Stichtenaars en Stichtenaren.

Stichter, M., stichters en stichteren.

Stichting, V., stichtingen.

Stichtingsfeest, O., -feesten.

Stichtingsoorkonde, V., -oorkonden.

Stichtsch.

Stichtster, V., stichtsters.

Stiefbroeder, M., -broeders.

Stiefdochter, V., -dochters.

Stiefkind, O., -kinderen.

Stiefmoeder, V., -moeders.

Stiefmoederlijk, -lijker, -lijkst.

Stiefvader, M., -vaders.

Stiefzoon, M., -zonen en -zoons.

Stiefzuster, V., -zusters.

Stier, M., stieren. Stiertje, O., -jes.

Stierachtig, -achtiger, -achtigst.

Stierekop, M., -koppen.

Stieren. Zie Sturen.

Stierengevecht, O., -gevechten.

Stierenhuid, V., -huiden.

Stierenoffer, O., -offers.

Stierevleesch en Stierenvleesch, O.

Stierkalf, O., -kalveren.

Stift (puntig voorwerp), V., stiften. Stiftje, O., -jes.

Stift (kerkwoord). Zie Sticht.

Stigma, O., stigma's en stigmata.

Stijf, stijver, stijfst.

Stijfheid, V., -heden.

Stijfhoofd, M. en V., -hoofden; -hoofdje, O., -jes.

Stijfhoofdig, -hoofdiger, -hoofdigst.

Stijfhoofdigheid, V.

Stijfkop, M. en V., -koppen; -kopje, O., -jes.

Stijfkoppig, -koppiger, -koppigst.

Stijfkoppigheid, V.

Stijfsel, V.

Stijfselen, stijfselde, heeft gestijfseld.

Stijfselglans, O.

Stijfselhuis, O., -huizen.

Stijfselkwast, M., -kwasten.

Stijfselmaker, M., -makers.

Stijfselpodding, M., -poddingen.

Stijfselpot, M., -potten.

Stijfselverband, O., -verbanden.

Stijfselwater, O.

Stijfster, V., stijfsters.

Stijfte, V.

Stijfzinnig, -zinniger, -zinnigst.

Stijfzinnigheid, V.

Stijg, V. en O., stijgen.

Stijgbeugel, M., -beugels; -beugeltje, O., -jes.

Stijgen, steeg, stegen, is gestegen.

Stijging, V., stijgingen.

Stijl (schrijf-, schilder-, bouwtrant enz.), M., stijlen. Stijltje,
O., -jes.

Stijl (stut), M., stijlen. Stijltje, O., -jes.

Stijlleer, V.

Stijloefening, V., -oefeningen.

Stijven (stijf maken), steef, steven, heeft gesteven.

Stijven (sterken), stijfde, heeft gestijfd.

Stijvigheid, V.

Stijving, V.

Stikdonker.

Stikgaren, O.

Stikgrond, M., -gronden.

Stikhoest, M.

Stikken (verstikken), stikte, heeft en is gestikt.

Stikken (steken, borduren), stikte, heeft gestikt.

Stikker, M., stikkers.

Stiklucht, V.

Stiknaad, M., -naden.

Stiknaald, V., -naalden.

Stiksel, O., stiksels. Stikseltje, O., -jes.

Stiksteek, M.

Stikster, V., stiksters.

Stikstof, V.

Stikstofverbinding, V., -verbindingen.

Stikvol, -volle.

Stikwerk, O.

Stikziend.

Stikziendheid, V.

Stikzijde, V.

Stikzinking, V., -zinkingen en -zinkings.

Stil, stiller, stilst.

Stileeren, stileerde, heeft gestileerd.

Stilet, O., stiletten. Stiletje, O., -jes.

Stilheid, V.

Stilhouden, hield stil, heeft stilgehouden.

Stilist, M., stilisten.

Stillekens.

Stillen, stilde, heeft en is gestild.

Stilletje, O., -jes.

Stilletjes.

Stilleven, O., -levens.

Stilliggen, lag stil, lagen stil, heeft stilgelegen.

Stilligheid, V.

Stilling, V.

Stilstaan, staat stil, stond stil, heeft stilgestaan.

Stilstaand.

Stilstand, M.

Stilte, V.

Stilzitten, zat stil, zaten stil, heeft stilgezeten.

Stilzwijgen, zweeg stil, zwegen stil, heeft stilgezwegen.

Stilzwijgen, O.

Stilzwijgend, -zwijgender, -zwijgendst.

Stilzwijgendheid, V.

Stinkbok, M., -bokken.

Stinkboom, M., -boomen.

Stinkdier, O., -dieren.

Stinken, stonk, heeft gestonken.

Stinkerd, M., stinkerds.

Stinkhout, O.

Stinkkever, M., -kevers.

Stinkpoel, M., -poelen.

Stinkpot, M., -potten.

Stinksloot, V., -slooten.

Stinkstok (slechte sigaar), M., -stokken.

Stinkvlieg, V., -vliegen; -vliegje, O., -jes.

Stip, V., stippen. Stipje, O., -jes.

Stippel, V., stippels. Stippeltje, O., -jes.

Stippelen, stippelde, heeft gestippeld.

Stippeling, V.

Stippellijn, V., -lijnen.

Stippen, stipte, heeft gestipt.

Stipt, stipter, stiptst.

Stiptelijk.

Stiptheid, V.

Stoeien, stoeide, heeft gestoeid.

Stoeierij, V., stoeierijen.

Stoeiig, stoeiiger, stoeiigst.

Stoeiziek, -zieker, -ziekst.

Stoeizucht, V.

Stoel, M., stoelen. Stoeltje, O., -jes.

Stoeldraaier en Stoelendraaier, M., -draaiers.

Stoelenbies, V., -biezen.

Stoelengeld, O., -gelden.

Stoelenmaker, M., -makers.

Stoelenmatten, O.

Stoelenmatter, M., -matters.

Stoelenzetster, V., -zetsters.

Stoelgang, M.

Stoelkussen, O., -kussens.

Stoelvast, -vaster.

Stoelvastheid, V.

Stoep, V., stoepen. Stoepje, O., -jes.

Stoepen, stoepte, heeft gestoept.

Stoepje (stadssoldaat), O., -jes.

Stoer, stoerder, stoerst.

Stoerheid, V.

Stoet (gevolg, optocht), M.

Stoet (brood), V., stoeten.

Stoeterij, V., stoeterijen.

Stoethaspel, M., -haspels.

Stof (stoffage en onderwerp), V., stoffen. Stofje, O., -jes.

Stof (stuifzand, enz.), O. Stofje, O., -jes.

Stofaanbidding, V.

Stofbril, M., -brillen.

Stofdeeltje, O., -deeltjes.

Stofdoek, M., -doeken.

Stofdoekenmandje, O., -mandjes.

Stoffage, V., stoffages.

Stoffeerder, M., stoffeerders.

Stoffeeren, stoffeerde, heeft gestoffeerd.

Stoffeering, V., stoffeeringen.

Stoffeersel, O., stoffeersels.

Stoffeerster, V., stoffeersters.

Stoffel, M., stoffels.

Stoffelachtig, -achtiger, -achtigst.

Stoffelijk.

Stoffelijkheid, V.

Stoffeloos en Stofloos, -looze.

Stoffen (bnw.).

Stoffen (pochen), stofte, heeft gestoft.

Stoffen (van stof reinigen), stofte, heeft gestoft.

Stoffer, M., stoffers. Stoffertje, O., -jes.

Stofferig, stofferiger, stofferigst.

Stoffig, stoffiger, stoffigst.

Stoffigheid, V.

Stofgoud, O.

Stofhagelen, stofhagelde, heeft gestofhageld.

Stofjas, V., -jassen.

Stoflaken, O., -lakens.

Stofloos. Zie Stoffeloos.

Stofmantel, M., -mantels.

Stofnaam, M., -namen.

Stofregen, M.

Stofregenen, stofregende, heeft gestofregend.

Stofwisseling, V.

Stofwolk, V., -wolken.

Stofzuiger, M., -zuigers.

Stoïcijn, M., stoïcijnen.

Stoïcijnsch.

Stoïcisme, O.

Stok, M., stokken. Stokje, O., -jes.

Stokdoof.

Stokebrand, M. en V., -branden; -brandje, O., -jes.

Stokebranden, O.

Stoken, stookte, heeft gestookt.

Stoker, M., stokers.

Stokerij, V., stokerijen. Stokerijtje, O., -jes.

Stoking, V.

Stokken (van bijen en ankers), stokte, heeft gestokt.

Stokken (blijven steken), stokte, is gestokt.

Stokkerig, stokkeriger, stokkerigst.

Stokkerigheid, V.

Stokloos en Stokkeloos, -looze.

Stokoud.

Stokpaard, O., -paarden; -paardje, O., -jes.

Stokroos, V., -rozen.

Stokslag, M., -slagen.

Stokstijf, -stijve.

Stokvisch, als voorwerpsnaam, M., -visschen. Als stofnaam, V.

Stollen, stolde, is gestold.

Stolling, V.

Stolp, V., stolpen. Stolpje, O., -jes.

Stolpen, stolpte, heeft gestolpt.

Stom, stommer, stomst.

Stomdronken.

Stomheid, V., -heden.

Stomme, M. en V., stommen. Stommetje, O., -jes.

Stommeknecht, M., -knechts; -knechtje, O., -jes.

Stommelen, stommelde, heeft gestommeld.

Stommeling (domoor), M. en V., stommelingen.

Stommeling (van stommelen), V., stommelingen.

Stommen, stomde, heeft gestomd.

Stommerik, M., stommeriken.

Stommigheid, V., -heden.

Stommiteit, V., stommiteiten.

Stomp (stoot), M., stompen. Stompje, O., -jes.

Stomp (overblijfsel, romp), V., stompen. Stompje, O., -jes.

Stomp, stomper, stompst.

Stompen, stompte, heeft gestompt.

Stompheid, V.

Stomphoekig.

Stompneus, M. en V., -neuzen; -neusje, O., -jes.

Stompzinnig, -zinniger, -zinnigst.

Stompzinnigheid, V.

Stond, M., stonden.

Stonde, V. (Te dezer -).

Stoof, V., stoven. Stoofje, O., -jes.

Stoofketel, M., -ketels.

Stoofpan, V., -pannen.

Stoofpeer, V., -peren.

Stoofpot, M., -potten.

Stoofsel, O., stoofsels. Stoofseltje, O., -jes.

Stookapparaat, O., -apparaten.

Stookgat, O., -gaten.

Stookkast, V., -kasten.

Stookoven, M., -ovens.

Stookplaats, V., -plaatsen.

Stool, V., stolen.

Stoom, M.

Stoombarkas, V., -barkassen.

Stoomboot, V., -booten; -bootje, O., -jes.

Stoombootdienst, M., -diensten.

Stoombootmaatschappij, V., -maatschappijen.

Stoombootreederij, V., -reederijen.

Stoombrandspuit, V., -brandspuiten.

Stoomen, stoomde, heeft en is gestoomd.

Stoomfabriek, V., -fabrieken.

Stoomfluit, V., -fluiten; -fluitje, O., -jes.

Stoomgemaal, O., -gemalen.

Stoomjacht, O., -jachten.

Stoomketel, M., -ketels.

Stoomkracht, V.

Stoomlier, V., -lieren.

Stoommachine, V., -machines.

Stoompers, V., -persen.

Stoompijp, V., -pijpen.

Stoompomp, V., -pompen.

Stoompont, V., -ponten.

Stoomrijstpellerij, V., -pellerijen.

Stoomschip, O., -schepen.

Stoomschuif, V., -schuiven.

Stoomsleeper, M., -sleepers.

Stoomsloep, V., -sloepen.

Stoomspuit, V., -spuiten.

Stoomtram, V., -trams.

Stoomtramverbinding, V., -verbindingen.

Stoomvaart, V.

Stoomvaartlijn, V., -lijnen.

Stoomvaartmaatschappij, V., -maatschappijen.

Stoomvaartuig, O., -vaartuigen.

Stoomvermogen, O.

Stoomwerktuig, O., -werktuigen.

Stoomwezen, O.

Stoomzagerij, V., -zagerijen.

Stoop, V., stoopen. Stoopje, O., -jes.

Stoorloos en Storeloos, -looze.

Stoornis, V., stoornissen.

Stoot, M., stooten. Stootje, O., -jes.

Stootbalk, M., -balken.

Stootbodem, M., -bodems.

Stootbok, M., -bokken.

Stootbord, O., -borden.

Stootdegen, M., -degens.

Stooten, stiet, heeft gestooten; ook stootte.

Stootend, stootender, stootendst.

Stooter, M., stooters.

Stooterig, stooteriger, stooterigst.

Stootgaren, O.

Stootig, stootiger, stootigst.

Stootijzer, O., -ijzers.

Stootkant, M., -kanten; -kantje, O., -jes.

Stootkeg, V., -keggen.

Stootklamp, M., -klampen.

Stootkussen, O., -kussens.

Stootlap, M., -lappen.

Stootmat, V., -matten.

Stootplaat, V., -platen.

Stootsch, stootscher, meest stootsch.

Stootschaal, V., -schalen.

Stootschheid, V.

Stoottalie, V., -talies.

Stootvrij, -vrije.

Stop, V., stoppen. Stopje, O., -jes.

Stopcontact, O., -contacten.

Stopdoek, M., -doeken.

Stopflesch, V., -flesschen.

Stopgaren, O.

Stophamer, M., -hamers.

Stophars, V. en O.

Stophout, O., -houten.

Stopkatoen, O.

Stoplap, M., -lappen; -lapje, O., -jes.

Stoploon, O., -loonen.

Stopmes, O., -messen.

Stopnaald, V., -naalden.

Stoppage, V.

Stoppegeld, O.

Stoppel, M., stoppels en stoppelen. Stoppeltje, O., -jes.

Stoppelbaard, M., -baarden.

Stoppelbrand, M., -branden.

Stoppelen, stoppelde, heeft gestoppeld.

Stoppelig, stoppeliger, stoppeligst.

Stoppelland, O., -landen.

Stoppelveld, O., -velden.

Stoppen, stopte, heeft gestopt.

Stoppend.

Stopper, M., stoppers. Stoppertje, O., -jes.

Stopperbout, M., -bouten.

Stopping, V., stoppingen.

Stopplaats, V., -plaatsen.

Stoprad, O., -raderen.

Stopsajet, O.

Stopsel, O., stopsels. Stopseltje, O., -jes.

Stopsteen, M., -steenen.

Stopster, V., stopsters.

Stopstuk, O., -stukken.

Stopverf, V.

Stopwas, O.

Stopwerk, O.

Stopwoord, O., -woorden; -woordje, O., -jes.

Stopzijde, V.

Storeloos. Zie Stoorloos.

Storen, stoorde, heeft gestoord.

Storing, V., storingen.

Storm, M., stormen. Stormpje, O., -jes.

Stormachtig, -achtiger, -achtigst.

Stormachtigheid, V.

Stormbal, M.

Stormband, M., -banden.

Stormen, stormde, heeft gestormd.

Stormenderhand.

Stormhoek, M., -hoeken.

Stormig, stormiger, stormigst.

Stormkat, V., -katten.

Stormklok, V., -klokken.

Stormladder, V., -ladders.

Stormloopen, liep storm, heeft stormgeloopen.

Stormlooper, M., -loopers.

Stormpaal, M., -palen.

Stormram, M., -rammen.

Stormring, M., -ringen.

Stormschade, V.

Stormtuig, O., -tuigen.

Stormvloed, M., -vloeden.

Stormvogel, M., -vogels.

Stormvrij, -vrije.

Stormweder en -weer, O.

Stormwind, M., -winden.

Stortbad, O., -baden.

Stortbui, V., -buien.

Stortebed, O., -bedden.

Storten, stortte, heeft en is gestort.

Stortgoed, O., -goederen.

Storting, V., stortingen.

Stortkar, V., -karren.

Stortkoker, M., -kokers.

Stortregen, M., -regens.

Stortregenen, stortregende, heeft gestortregend.

Stortvloed, M., -vloeden.

Stortzee, V., -zeeën.

Stotteraar, M., stotteraars.

Stotteraarster, V., stotteraarsters.

Stotteren, stotterde, heeft gestotterd.

Stout, stouter, stoutst.

Stouterd, M., stouterds. Stouterdje, O., -jes.

Stoutheid, V.

Stoutigheid, V., -heden.

Stoutmoedig, -moediger, -moedigst.

Stoutmoedigheid, V.

Stoutmoediglijk.

Stouwen, stouwde, heeft gestouwd.

Stoven, stoofde, heeft gestoofd.

Stovengeld, O.

Stovenhok, O., -hokken.

Stovenzetster, V., -zetsters.

Stoving, V.

Straal, M., stralen. Straaltje, O., -jes.

Straalbreking, V., -brekingen.

Straalbundel, M., -bundels.

Straalpijp, V., -pijpen.

Straalsgewijze.

Straat, V., straten. Straatje, O., -jes.

Straatarm.

Straatbelasting, V., -belastingen.

Straatdeun, M., -deunen; -deuntje, O., -jes.

Straatgeld, O.

Straatgevecht, O., -gevechten.

Straatjeugd, V.

Straatjongen, M., -jongens.

Straatlantaren, V., -lantarens.

Straatliedje, O., -liedjes.

Straatmaker en Stratenmaker, M., -makers.

Straatmeid, V., -meiden.

Straatmuzikant, M., -muzikanten.

Straatprediker, M., -predikers.

Straatreiniging, V.

Straatroover, M., -roovers.

Straatrumoer, O.

Straatschender, M., -schenders.

Straatschenderij, V., -schenderijen.

Straatslijpen, O.

Straatslijper, M., -slijpers.

Straatsteen, M., -steenen.

Straattaal, V.

Straatvaarder, M., -vaarders.

Straatveger, M., -vegers.

Straatverlichting, V.

Straatvuil, O.

Straatweg, M., -wegen.

Straatwerker, M., -werkers.

Straf en Straffe, V., straffen. Strafje, O., -jes.

Straf, straffer, strafst.

Strafbaar, -baarder, -baarst.

Strafbaarheid, V.

Strafbaarstelling, V.

Strafbepaling, V., -bepalingen.

Strafblad, O., -bladen.

Straffeloos, -looze.

Straffeloosheid, V.

Straffen, strafte, heeft gestraft.

Straffer, M., straffers.

Strafgevangenis, V., -gevangenissen.

Strafheid, V.

Strafkolonie, V., -kolonies.

Strafoefening, V., -oefeningen.

Strafplaats, V., -plaatsen.

Strafport, O.

Strafrecht, O.

Strafrechter, M., -rechters.

Strafschop, M., -schoppen.

Strafschuldig, -schuldiger, -schuldigst.

Strafschuldigheid, V.

Straftijd, M., -tijden.

Strafverordening, V., -verordeningen.

Strafvordering, V.

Strafwaardig, -waardiger, -waardigst, of meer en meest strafwaardig.

Strafwaardigheid, V.

Strafwerk, O.

Strafwet, V., -wetten.

Strafwetboek, O., -boeken.

Strafwetgeving, V.

Strafzaak, V., -zaken.

Strak, strakker, strakst.

Strakheid, V.

Strakjes.

Straks.

Stralen, straalde, heeft gestraald.

Stralenkrans, M., -kransen.

Stralenkroon, V., -kronen.

Straling, V.

Stram, strammer, stramst.

Stramheid, V.

Stramien, V. en O.

Strammigheid, V.

Strand, O., stranden.

Strandbericht, O., -berichten.

Strandbewoner, M., -bewoners.

Stranden, strandde, is gestrand.

Strandgoed, O., -goederen.

Stranding, V., strandingen.

Strandjut, M., -jutten.

Strandjutter, M., -jutters.

Strandlooper, M., -loopers.

Strandmuur, M., -muren.

Strandstoel, M., -stoelen.

Strandvogel, M., -vogels.

Strandvond, M., -vonden.

Strandvonder, M., -vonders.

Strandvonderij, V.

Strategie, V.

Strategisch.

Straten, straatte, heeft gestraat.

Stratenplan, O.

Strater, M., straters.

Streek (list), M., streken. Streekje, O., -jes.

Streek (strijking, landstreek, enz.), V. streken. Streekje, O., -jes.

Streektafel, V., -tafels.

Streelen, streelde, heeft gestreeld.

Streeling, V., streelingen.

Streep, V., strepen. Streepje, O., -jes.

Streepjesgoed, O.

Strekel, M., strekels.

Strekken, strekte, heeft gestrekt.

Strekking, V.

Streksch.

Strekzaam, -zamer, -zaamst.

Stremmen, stremde, heeft en is gestremd.

Stremming, V., stremmingen.

Stremsel, O.

Streng, V., strengen. Strengetje, O., -jes.

Streng, strenger, strengst.

Strengelen, strengelde, heeft gestrengeld.

Strengelijk.

Strengeling, V., strengelingen.

Strengen, strengde, heeft gestrengd.

Strengheid, V., -heden.

Strepen, streepte, heeft gestreept.

Streven, streefde, heeft gestreefd.

Stribbelaar, M., stribbelaars.

Stribbelen, stribbelde, heeft gestribbeld.

Stribbelig, stribbeliger, stribbeligst.

Stribbeling, V., stribbelingen.

Striem, V., striemen. Striempje, O., -jes.

Strijd, M., strijden.

Strijdbaar, -baarder, -baarst.

Strijdbaarheid, V.

Strijdbijl, V., -bijlen.

Strijden, streed, streden, heeft gestreden.

Strijder, M., strijders.

Strijdgenoot, M., -genooten.

Strijdhamer, M., -hamers.

Strijdhengst, M., -hengsten.

Strijdig, strijdiger, strijdigst.

Strijdigheid, V., -heden.

Strijdknots, V., -knotsen.

Strijdkrachten (mv.), V.

Strijdleus en -leuze, V., -leuzen.

Strijdlust, M.

Strijdlustig, -lustiger, -lustigst.

Strijdmacht, V., -machten.

Strijdmakker, M., -makkers.

Strijdperk, O., -perken.

Strijdros, O., -rossen.

Strijdschrift, O., -schriften.

Strijdvaardig, -vaardiger, -vaardigst.

Strijdvaardigheid, V.

Strijdvlag, V., -vlaggen.

Strijdvraag, V., -vragen.

Strijdwagen, M., -wagens.

Strijkage, V., strijkages.

Strijkbalk, M., -balken.

Strijkband, M., -banden.

Strijkbloem, V., -bloemen.

Strijkblok, O., -blokken en -bloks.

Strijkbord, O., -borden.

Strijkbout, M., -bouten.

Strijkdeken, V., -dekens.

Strijkdroog.

Strijkel, M., strijkels.

Strijkelings.

Strijken, streek, streken, heeft gestreken.

Strijker, M., strijkers.

Strijkgeld, O.

Strijkgoed, O.

Strijkhoek, M., -hoeken.

Strijkhout, O., -houten.

Strijkijzer, O., -ijzers.

Strijkinstrument, O., -instrumenten.

Strijkkachel, V., -kachels.

Strijkkalk, V.

Strijkkwartet, O., -kwartetten.

Strijklaken, O., -lakens.

Strijklap, M., -lappen.

Strijklijn, V., -lijnen.

Strijkmuziek, V.

Strijkorkest, O.

Strijkplank, V., -planken.

Strijkriem, M., -riemen.

Strijksteen, M., -steenen.

Strijkster, V., strijksters.

Strijkstok, M., -stokken.

Strijkvoeten, strijkvoette, heeft gestrijkvoet.

Strijkvrouw, V., -vrouwen.

Strijkweer, V., -weren.

Strik, M., strikken. Strikje, O., -jes.

Strikken, strikte, heeft gestrikt.

Striklis, V., -lissen; -lisje, O., -jes.

Strikt, strikter, striktst.

Striktelijk.

Striktheid, V.

Strikvraag, V., -vragen.

Stripmeid, V., -meiden.

Strippeling (gestripte tabak), V.

Strippen, stripte, heeft gestript.

Strips (- krijgen).

Stripster, V., stripsters.

Stripzolder, M., -zolders.

Stroef, stroever, stroefst.

Stroefheid, V.

Strompelen, strompelde, heeft en is gestrompeld.

Strompelig, strompeliger, strompeligst.

Stronk, M., stronken. Stronkje, O., -jes.

Stront, V. Strontje, O., -jes.

Stronterig, stronteriger, stronterigst.

Strontig, strontiger, strontigst.

Strontjongen, M., -jongens.

Stroo, O. Strootje, O., -jes.

Stroobos, M., -bossen.

Stroodak, O., -daken.

Stroodok, V., -dokken.

Stroogeel, -gele.

Stroohalm, M., -halmen.

Stroohoed, M., -hoeden.

Stroohut, V., -hutten.

Strooiavond, M.

Strooibiljet, O., -biljetten.

Strooien, strooide, heeft gestrooid.

Strooien (bnw.).

Strooier, M., strooiers.

Strooiing, V., strooiingen.

Strooijonker, M., -jonkers.

Strooimandje, O., -jes.

Strooimeisje, O., -jes.

Strooipenning, M., -penningen.

Strooisel, O.

Strooister, V., strooisters.

Strooisuiker, V.

Strook, V., strooken. Strookje, O., -jes.

Strooken (streelen), strookte, heeft gestrookt.

Strooken (overeenstemmen), strookte, heeft gestrookt.

Strooking (scheepsw.), V.

Strookleurig.

Strooleger, O., -legers.

Stroom, M., stroomen. Stroompje, O., -jes.

Stroomafwaarts.

Stroomatras, V., -matrassen.

Stroomen, stroomde, heeft en is gestroomd.

Stroomgebied, O.

Stroomgod, M., -goden.

Strooming, V., stroomingen.

Stroomkaart, V., -kaarten.

Stroomlevering, V.

Stroomling en Stroomeling, M., stroomlingen en stroomelingen,

Stroomopwaarts.

Stroomrijk, -rijker, -rijkst.

Stroomsnelheid, V., -snelheden.

Stroomsterkte, V.

Stroomverbruik, O.

Stroomversnelling, V., -versnellingen.

Stroomwisselaar, M., -wisselaars.

Stroop (het stroopen), M., stroopen.

Stroop en Siroop, V., stropen en siropen. Stroopje, O., -jes.

Stroopachtig, -achtiger, -achtigst.

Stroopapier, O.

Stroopen, stroopte, heeft gestroopt.

Strooper, M., stroopers.

Strooperij, V., strooperijen.

Stroopkan, V., -kannen.

Strooplepel, M., -lepels.

Stroopmond, M. en V., -monden.

Stroopnagel, M., -nagels.

Stroopop, V., -poppen.

Strooppot, M., -potten.

Strooptocht, M., -tochten.

Stroosnijder, M., -snijders.

Stroovuur, O.; -vuurtje, O.

Stroowisch, V., -wisschen.

Stroozak, M., -zakken.

Strop, M., stroppen. Stropje, O., -jes.

Stropdas, V., -dassen.

Stroperig, stroperiger, stroperigst.

Stroperigheid, V.

Strophe, V., strophen.

Strophisch.

Stroppen, stropte, heeft gestropt.

Stroptouw, O., -touwen.

Strot, M., strotten. Strotje, O., -jes.

Strotklep, V., -kleppen.

Strottenhoofd, O.

Strubbeling, V., strubbelingen.

Structuur, V., structuren.

Struif, V., struiven. Struifje, O., -jes.

Struik, M., struiken. Struikje, O., -jes.

Struikachtig.

Struikelblok, O., -blokken; -blokje, O., -jes.

Struikelen, struikelde, heeft en is gestruikeld.

Struikeling, V., struikelingen.

Struikgewas, O., -gewassen.

Struikroover, M., -roovers.

Struikrooverij, V., -rooverijen.

Struikwinde, V., -winden.

Struis (vogel), M., struisen. Struisje, O., -jes.

Struis (loodwit), V.

Struisch (bnw.).

Struisen, struiste, heeft gestruist.

Struishoen, O., -hoenders.

Struisveder en -veer, V., -vederen en -veeren.

Struisvogel, M., -vogels.

Struisvogelpolitiek, V.

Struweel, O., struweelen.

Stuc, O.

Studeeren, studeerde, heeft gestudeerd.

Studeerkamer, V., -kamers; -kamertje, O., -jes.

Studeerlamp, V., -lampen; -lampje, O., -jes.

Studeerstoel, M., -stoelen.

Studeervertrek, O., -vertrekken; -vertrekje, O., -jes.

Student, M., studenten. Studentje, O., -jes.

Studenten-almanak, M., -almanakken.

Studentenbank, V., -banken.

Studentencorps, O., -corpsen en -corps.

Studentenfeest, O., -feesten.

Studentengrap, V., -grappen.

Studentenhaver, V.

Studentenkamer, V., -kamers.

Studentenleven, O.

Studentenlied, O., -liederen; -liedje, O., -jes.

Studentenoppasser, M., -oppassers.

Studentenpartij, V., -partijen.

Studentensociëteit, V., -sociëteiten.

Studententaal, V.

Studententafel, V., -tafels.

Studententijd, M.

Studentenvereeniging, V., -vereenigingen.

Studentikoos.

Studie, V., studiën en studies.

Studiebeurs, V., -beurzen.

Studieboek, O., -boeken.

Studiegeest, M.

Studiejaar, O., -jaren.

Studiekop, M., -koppen.

Studiekosten (mv.), M.

Studietijd, M.

Studieus.

Stug, stugger, stugst.

Stugheid, V.

Stuifaarde, V.

Stuifmeel, O.

Stuifwol, V.

Stuifzand, O.

Stuifzwam, V.

Stuik, M., stuiken.

Stuiken, stuikte, heeft gestuikt.

Stuikmand, V., -manden.

Stuinder, M., stuinders.

Stuip, V., stuipen. Stuipje, O., -jes.

Stuipachtig, -achtiger, -achtigst.

Stuiptrekking, V., -trekkingen.

Stuit (het stuiten), M., stuiten. Stuitje, O., -jes.

Stuit (lichaamsdeel), V., stuiten. Stuitje, O., -jes.

Stuitbalk, M., -balken.

Stuitbeen, O., -beenderen.

Stuiten, stuitte, heeft en is gestuit.

Stuitend, stuitender, stuitendst.

Stuiter, M., stuiters. Stuitertje, O., -jes.

Stuiteren, stuiterde, heeft gestuiterd.

Stuiting, V.

Stuitklamp, M., -klampen.

Stuitknikker, M., -knikkers.

Stuitwind, M., -winden.

Stuiveling (turf), V.

Stuiven, stoof, stoven, heeft en is gestoven.

Stuiver, M., stuivers. Stuivertje, O., -jes.

Stuiversblad, O., -bladen.

Stuiversmagazijn, O., -magazijnen.

Stuiverspostzegel, M., -postzegels.

Stuivertjewisselen, O.

Stuk, O., stukken en stuks. Stukje, O., -jes.

Stuk (bijw.).

Stukadoor, M., stukadoors.

Stukadooren, stukadoorde, heeft gestukadoord.

Stukadoorskwast, M., -kwasten.

Stukadoorswerk, O.

Stukbreken, brak stuk, braken stuk, heeft stukgebroken.

Stukeeren, stukeerde, heeft gestukeerd.

Stukgaan, ging stuk, is stukgegaan.

Stukgoed, O., -goederen.

Stukgooien, gooide stuk, heeft stukgegooid.

Stukhout, O.

Stukkend.

Stukmaken, maakte stuk, heeft stukgemaakt.

Stuksgewijze en -gewijs.

Stukslaan, sloeg stuk, heeft stukgeslagen.

Stuksmijten, smeet stuk, smeten stuk, heeft stukgesmeten.

Stukvallen, viel stuk, is stukgevallen.

Stukwerk, O.

Stulp, V., stulpen. Stulpje, O., -jes.

Stulpluik, O., -luiken.

Stumper en Stumperd, M., stumpers en stumperds. Stumpertje en
stumperdje, O., -jes.

Stumperachtig, -achtiger, -achtigst.

Stumperachtigheid, V.

Stumperig, stumperiger, stumperigst.

Stumperigheid, V.

Sturen en Stieren, stuurde (stierde), heeft gestuurd (gestierd).

Stut, M., stutten. Stutje, O., -jes.

Stutbalk, M., -balken.

Stutsel, O., stutsels.

Stutten, stutte, heeft gestut.

Stutting, V.

Stuur, O.

Stuurboom, M., -boomen.

Stuurboord, O.

Stuurboordsboeg, M.

Stuurboordswacht, V., -wachten.

Stuurboordszijde, V. (Aan -).

Stuurhuis, O., -huizen.

Stuurlast, M.

Stuurlastig.

Stuurman, M., -lieden en -lui.

Stuurmanschap, O.

Stuurmanskunst, V.

Stuurrad, O., -raderen.

Stuurreep, M., -reepen.

Stuurriem, M., -riemen.

Stuursch, stuurscher, meest stuursch.

Stuurschheid, V., -heden.

Stuurstoel, M., -stoelen.

Stuurstok, M., -stokken.

Stuw, V., stuwen.

Stuwadoor, M., stuwadoors.

Stuwadoorswet, V.

Stuwage, V.

Stuwen, stuwde, heeft gestuwd.

Stuwer, M., stuwers.

Stuwing, V.

Styx, M.

Subaltern.

Subcommissie, V., -commissiën en -commissies.

Subiet.

Subject, O., subjecten.

Subjectief, subjectiever, subjectiefst.

Subjectiviteit, V.

Subjunctief en Subjunctivus, M., subjunctieven.

Subliem, subliemer, subliemst.

Sublimaat, O., sublimaten.

Sublimaat-oplossing, V.

Sublimaat-tablet, O., -tabletten.

Sublimeeren, sublimeerde, heeft gesublimeerd.

Subsidiair.

Subsidie, O., subsidiën en subsidies.

Subsidieeren, subsidieerde, heeft gesubsidieerd.

Subsistentenkader, O.

Substantie, V., substantiën en substanties.

Substantieel, -eele.

Substantief, O., substantieven.

Substantiveeren, substantiveerde, heeft gesubstantiveerd.

Substituut-griffier, M., -griffiers.

Substituut-officier, M., -officiers.

Subtiel, subtieler, subtielst.

Subtiliteit, V., subtiliteiten.

Succes, O.

Successie, V.

Successie-oorlog, M., -oorlogen.

Successierecht, O., -rechten.

Successievelijk.

Succursale, V., succursalen.

Suf, suffer, sufst.

Suffen, sufte, heeft gesuft.

Suffer, M., suffers.

Sufferij, V., sufferijen.

Suffisant, suffisanter, suffisantst.

Suffisantie, V.

Suffragaan, M., suffraganen.

Suffragette, V., suffragettes.

Sufheid, V.

Suggereeren, suggereerde, heeft gesuggereerd.

Suggestie, V., suggesties.

Suiker, V., suikers.

Suikeraccijns, M.

Suikerachtig, -achtiger, -achtigst.

Suikeramandel, V., -amandels.

Suikerbakker, M., -bakkers.

Suikerbiet, V., -bieten.

Suikerboon, V., -boonen; -boontje, O., -jes.

Suikerbrood, O., -brooden.

Suikercampagne, V., -campagnes.

Suikercontract, O., -contracten.

Suikeren, suikerde, heeft gesuikerd.

Suikererwt, V., -erwten; -erwtje, O., -jes.

Suikerfabriek, V., -fabrieken.

Suikergast (dier), M., -gasten.

Suikergoed, O.

Suikerig, suikeriger, suikerigst.

Suikerij (ook Cichorei), V.

Suikerkristallen (mv.), O.

Suikerlord, M., -lords.

Suikermarkt, V.

Suikermuisjes (mv.), O.

Suikeroom, M.; -oompje, O.

Suikerpan, V., -pannen.

Suikerpeer, V., -peren.

Suikerplantage, V., -plantages.

Suikerpot, M., -potten; -potje, O., -jes.

Suikerpremie, V., -premiën.

Suikerraffinaderij, V., -raffinaderijen.

Suikerraffinadeur, M., -raffinadeurs.

Suikerrasp, V., -raspen.

Suikerriet, O.

Suikerstrooier, M., -strooiers.

Suikertang, V., -tangen; -tangetje, O., -jes.

Suikerwater, O.

Suikerwerk, O., -werken.

Suikerziekte, V.

Suikerzoet.

Suilen, suilde, heeft gesuild.

Suizebollen, suizebolde, heeft gesuizebold.

Suizelen, suizelde, heeft gesuizeld.

Suizelig, suizeliger, suizeligst.

Suizeling, V., suizelingen.

Suizen, suisde, heeft gesuisd.

Suizing, V., suizingen.

Sujet, O., sujetten.

Sukade, V.

Sukadekoek, M., -koeken.

Sukkel (het sukkelen), M.

Sukkel (sukkelaar), M., sukkels. Sukkeltje, O., -jes.

Sukkelaar, M., sukkelaars. Sukkelaartje, O., -jes.

Sukkelachtig, -achtiger, -achtigst.

Sukkelarij, V.

Sukkeldraf, M.; -drafje, O.

Sukkelen, sukkelde, heeft en is gesukkeld.

Sukkelgang, M.; -gangetje, o.

Sukkeling, V., sukkelingen.

Sukkelpartij, V.

Sukkeltrein, M., -treinen.

Sul, M., sullen. Sulletje, O., -jes.

Sulfer en Solfer, O. en V.

Sulferstank, M.

Sullebaan, V., -banen; -baantje, O., -jes.

Sullen, sulde, heeft gesuld.

Sullig, sulliger, sulligst.

Sulligheid, V.

Sultan, M., sultans.

Sultanaat, O., sultanaten.

Sultana-rozijnen (mv.), V.

Sultane, V., sultanes.

Sultansregeering, V., -regeeringen.

Sumak en Smak, V.

Supercarga, M., supercarga's.

Superieur (bnw.).

Superieur, M., superieuren.

Superioriteit, V.

Superlatief en Superlativus, M., superlatieven.

Suppediteeren, suppediteerde, heeft gesuppediteerd.

Suppleeren, suppleerde, heeft gesuppleerd.

Supplement, O., supplementen. Supplementje, O., -jes.

Suppletie, V.

Suppletietroepen (mv.), M.

Suppletoir.

Suppoost, M., suppoosten.

Supranaturalisme, O.

Suprematie, V.

Surnumerair, M., surnumerairs.

Surplus, O.

Surprise, V., surprises.

Surrogaat, O., surrogaten.

Surséance, V.

Sus (tusschenw.).

Suspect, suspecter, suspectst.

Sussen, suste, heeft gesust.

Sustenu, O., sustenu's.

Suzerein, M., suzereinen.

Suzereiniteit, V.

Syllabe, V., syllaben.

Syllabus, M.

Syllogisme, O., syllogismen.

Symboliek, V.

Symbolisch.

Symbolisme, O.

Symbool, O., symbolen.

Symmetrie, V.

Symmetrisch.

Sympathie, V., sympathieën.

Sympathiek.

Sympathiseeren, sympathiseerde, heeft gesympathiseerd.

Symphonie, V., symphonieën.

Symptoom, O., symptomen.

Synagoge, V., synagogen.

Syndicaat, O., syndicaten.

Synodaal, synodale.

Synode, V., synoden.

Synoniem.

Synoniem, O., synoniemen.

Synonymiek, V.

Syntactisch.

Syntaxis, V.

Syphilis, V.

Syphilitisch.

Syring, enz. Zie Sering, enz.

Systeem, O., systemen.

Systematisch.

Systematiseeren, systematiseerde, heeft gesystematiseerd.



T


T, V., t's.

Taai, taaier, taaist.

Taaiheid, V.

Taaiigheid, V.

Taai-taai, O.

Taak, V., taken. Taakje, O., -jes.

Taal, V., talen. Taaltje, O.

Taalcongres, O., -congressen.

Taaleigen, O.

Taalfonds, O.

Taalfout, V., -fouten.

Taalgeleerde, M. en V., -geleerden.

Taalkenner, M., -kenners.

Taalkennis, V.

Taalkunde, V.

Taalkundig.

Taalkundige, M. en V., -kundigen.

Taalman, M., -mannen en -lieden.

Taalmeester, M., -meesters.

Taalonderwijs, O.

Taalregel, M., -regels.

Taalschat, M.

Taalstam, M., -stammen.

Taalstudie, V.

Taalwet, V., -wetten.

Taalwetenschap, V.

Taalzonde, V., -zonden.

Taan, V.

Taanhuis, O., -huizen.

Taankleurig, -kleuriger, -kleurigst.

Taankuip, V., -kuipen.

Taart, V., taarten. Taartje, O., -jes.

Taartenbakker, M., -bakkers.

Taartendeeg, O.

Taartepan, V., -pannen.

Taarteschotel, M., -schotels.

Taarts en Teerts, V., taartsen en teertsen.

Taats, V., taatsen. Taatsje, O., -jes.

Taatstol, M., -tollen.

Tabak, V., tabakken.

Tabakker, M., tabakkers.

Tabaksasch, V.

Tabaksblad, O., -bladen.

Tabaksbouw, M.

Tabakscultuur, V.

Tabaksdoos, V., -doozen.

Tabaksfabrikant, M., -fabrikanten.

Tabakshandel, M.

Tabakshandelaar, M., -handelaars.

Tabakskerver, M., -kervers.

Tabakskerverij, V., -kerverijen.

Tabakskistje, O., -jes.

Tabakskomfoor, O., -komforen; -komfoortje, O., -jes.

Tabakskooper, M., -koopers.

Tabakslucht, V.

Tabaksmarkt, V., -markten.

Tabakspijp, V., -pijpen.

Tabaksplant, V., -planten.

Tabaksplantage, V., -plantages.

Tabakspot, M., -potten.

Tabaksrol, V., -rollen.

Tabaksrook, M.

Tabaksschuur, V., -schuren.

Tabaksstank, M.

Tabakssteel, M., -stelen.

Tabaksteelt, V.

Tabaksvat, O., -vaten.

Tabaksveld, O., -velden.

Tabaksverkooper, M., -verkoopers.

Tabakswalm, M.

Tabakswater, O.

Tabakswinkel, M., -winkels.

Tabakszak, M., -zakken.

Tabbaard en Tabberd, M., tabbaarden, tabbaards, tabberden en tabberds.

Tabel, V., tabellen. Tabelletje, O., -jes.

Tabellarisch.

Tabernakel, M. en O., tabernakelen en tabernakels.

Tabernakelen, tabernakelde, heeft getabernakeld.

Tabijn, O., tabijnen.

Tabijnen (bnw.).

Tableau, O., tableau's.

Tabletje, O., -jes.

Tabouret, V., tabouretten. Tabouretje, O., -jes.

Tachtig, tachtigen.

Tachtiger, M., tachtigers.

Tachtigjarig.

Tachtigmaal.

Tachtigste.

Tachtigvoud, O.

Tachtigvoudig.

Tachtigwerf.

Tachygraaf, M., tachygrafen.

Tachygraphie, V.

Tachygraphisch.

Tact, M.

Tacticus, M., tactici.

Tactiek, V.

Tactisch.

Taf, V., taffen.

Tafel, V., tafels en tafelen. Tafeltje, O., -jes.

Tafelbel, V., -bellen.

Tafelbord, O., -borden.

Tafeldans, M.

Tafeldekken, O.

Tafeldienen, O.

Tafeldrank, M., -dranken.

Tafelen, tafelde, heeft getafeld.

Tafelgeld, O., -gelden.

Tafelgenoot, M., -genooten.

Tafelgenoote, V., -genooten.

Tafelgereedschap, O.

Tafelgesprek, O., -gesprekken.

Tafelgoed, O.

Tafelkleed, O., -kleeden.

Tafelkout, M.

Tafellade, V., -laden.

Tafellaken, O., -lakens.

Tafellinnen, O.

Tafelmatje, O., -jes.

Tafelmes, O., -messen.

Tafelmuziek, V.

Tafelolie, V.

Tafelschel, V., -schellen.

Tafelschuier, M., -schuiers.

Tafelschuimer, M., -schuimers.

Tafelservies, O., -serviezen.

Tafelstoel, M., -stoelen.

Tafelwater, O.

Tafelwet, V., -wetten.

Tafelwijn, M., -wijnen.

Tafereel, O., tafereelen. Tafereeltje, O., -jes.

Taffen (bnw.).

Tagrijn, M., tagrijnen en tagrijns.

Taille, V., tailles.

Tak, M., takken. Takje, O., -jes.

Takbout, M., -bouten.

Takel, M., takels. Takeltje, O., -jes.

Takelaar, M., takelaars.

Takelage, V.

Takelen, takelde, heeft getakeld.

Takeling, V.

Takelloods, V., -loodsen.

Takelzolder, M., -zolders.

Takkeling (jonge vogel), M., takkelingen.

Takkenbos, O., -bossen; -bosje, O., -jes.

Takkig, takkiger, takkigst.

Taks (hond), M., taksen. Taksje, O., -jes.

Taks (taak), V., taksen.

Tal, O.

Talen, taalde, heeft getaald.

Talent, O., talenten. Talentje, O., -jes.

Talentrijk, -rijker, -rijkst.

Talentvol, -volle.

Talhout, O., -houten.

Talie, V., talies.

Taliehaak, M., -haken.

Taliën, taliede, heeft getalied.

Taliereep, M., -reepen.

Taling, M., talingen. Talinkje, O., -jes.

Talisman, M., talismans.

Talk, V.

Talkpoeder, O.

Talloos, -looze.

Talm, M. en V., talmen. Talmpje, O., -jes.

Talmachtig, -achtiger, -achtigst.

Talmachtigheid, V.

Talmen, talmde, heeft getalmd.

Talmer, M., talmers.

Talmerij, V.

Talmster, V., talmsters.

Talmud, M.

Talmudisch.

Talmudist, M., talmudisten.

Talon, M., talons.

Talrijk, -rijker, -rijkst.

Talrijkheid, V.

Talstelsel, O., -stelsels.

Talud, O.

Tam, tammer, tamst.

Tamarinde, V., tamarinden.

Tamarindeboom, M., -boomen.

Tamarindenkoekje, O., -jes.

Tamarindenstroop, V.

Tamarisk, V., tamarisken.

Tamboer (trommelslager), M., tamboers. Tamboertje, O., -jes.

Tamboer (trommel), V., tamboeren.

Tamboereeren, tamboereerde, heeft getamboereerd.

Tamboeren, tamboerde, heeft getamboerd.

Tamboerijn, V., tamboerijnen.

Tamboer-majoor, M., -majoors.

Tamelijk.

Tamheid, V.

Tampon, V., tampons.

Tamtam, V., tamtams.

Tand, M., tanden. Tandje, O., -jes.

Tandarts, M., -artsen.

Tandeloos, -looze.

Tandenborstel, M., -borstels; -borsteltje, O., -jes.

Tandendokter, M., -dokters.

Tandenstoker, M., -stokers; -stokertje, O., -jes.

Tandentrekker, M., -trekkers.

Tandheelkunde, V.

Tandheelkundige, M. en V., -kundigen.

Tandletter, V., -letters.

Tandmeester, M., -meesters.

Tandpijn, V., -pijnen.

Tandpoeder, O.

Tandrad, O., -raderen.

Tandvleesch, O.

Tandwerk, O.

Tandzeep, V.

Tanen (met taan bereiden), taande, heeft getaand.

Tanen (verduisteren), taande, is getaand.

Tang, V., tangen. Tangetje, O., -jes.

Tangens (raaklijn), V., tangenten.

Tangent (klavierpennetje), V., tangenten.

Tanig, taniger, tanigst.

Taning, V.

Tantaliseeren, tantaliseerde, heeft getantaliseerd.

Tante, V., tantes.

Tantième, O., tantièmes.

Tap, M., tappen. Tapje, O., -jes.

Tapeet. Zie Tapijt.

Tapijt en Tapeet, O., tapijten en tapeten. Tapijtje, O., -jes.

Tapijtfabriek, V., -fabrieken.

Tapijtwerk, O.

Tapijtwever, M., -wevers.

Tapisserie, V., tapisserieën.

Tapisseriepatroon, O., -patronen.

Tapisseriewerk, O.

Tapisseriewinkel, M., -winkels.

Tapkan, V., -kannen.

Tapkast, V., -kasten.

Tappelen, tappelde, heeft getappeld.

Tappelings.

Tappen, tapte, heeft getapt.

Tappenstuk, O.

Tapper, M., tappers.

Tapperij, V., tapperijen. Tapperijtje, O., -jes.

Tappersnering, V.

Tapsch.

Tapster, V., tapsters.

Taptoe, V., taptoes.

Tapvormig.

Tarantula, V., tarantula's.

Tarbot, V., tarbotten. Tarbotje, O., -jes.

Tarief, O., tarieven. Tariefje, O., -jes.

Tarievenoorlog, M., -oorlogen.

Tarm, M., tarmen.

Tarn. Zie Torn, V.

Tarnen, tarnde, heeft getarnd.

Tarra, V.

Tartaan, V., tartanen.

Tarten, tartte, heeft getart.

Tarwe, V.

Tarwebloem, V.

Tarwebrood, O., -brooden; -broodje, O., -jes.

Tarwemeel, O.

Tarwenoogst, M.

Tarwestijfsel, V.

Tarwestroo, O.

Tas (stapel), M., tassen. Tasje, O., -jes.

Tas (vrouwspersoon), V., tassen.

Tasch, V., tasschen. Taschje, O., -jes.

Taschkruid en Taschjeskruid, O.

Tassen, taste, heeft getast.

Tast, M.

Tastbaar, -baarder, -baarst.

Tastbaarheid, V.

Tastelijk, -lijker, -lijkst.

Tasten, tastte, heeft getast.

Taster, M., tasters.

Tateren, taterde, heeft getaterd.

Tatewalen, tatewaalde, heeft getatewaald.

Tautologie, V., tautologieën.

Tautologisch.

Taxateur, M., taxateurs.

Taxatie, V., taxatiën en taxaties.

Taxeeren, taxeerde, heeft getaxeerd.

Taxis, M., taxissen.

Te.

Teakhout, O.

Technicus, M., technici.

Techniek, V.

Technisch.

Technoloog, M., -logen.

Technologie, V.

Te-deum, O., Te-deums.

Teeder en Teer, teederder, teederst, en teerder, teerst.

Teedergevoelig en Teergevoelig, -gevoeliger, -gevoeligst.

Teedergevoeligheid en Teergevoeligheid, V.

Teederhartig en Teerhartig, -hartiger, -hartigst.

Teederhartigheid en Teerhartigheid, V.

Teederheid en Teerheid, V., -heden.

Teef, V., teven. Teefje, O., -jes.

Teek en Tiek, V., teken en tieken.

Teeken, O., teekenen en teekens. Teekentje, O., -jes.

Teekenaap, M., -apen.

Teekenaar, M., teekenaars.

Teekenacademie, V., -academiën.

Teekenachtig, -achtiger, -achtigst.

Teekenbehoeften (mv.), V.

Teekenboek, O., -boeken; -boekje, O., -jes.

Teekenbord, O., -borden.

Teekendoos, V., -doozen.

Teekenen, teekende, heeft geteekend.

Teekengereedschap, O.

Teekenhaak, M., -haken.

Teekening, V., teekeningen. Teekeningetje, O., -jes.

Teekenkrijt, O.

Teekenkunst, V.

Teekenles, V., -lessen.

Teekenmeester, M., -meesters.

Teekenmethode, V., -methoden en -methodes.

Teekenonderwijs, O.

Teekenpapier, O.

Teekenpen, V., -pennen.

Teekenplank, V., -planken.

Teekenportefeuille, V., -portefeuilles.

Teekenschool, V., -scholen.

Teekenschrift, O.

Teekenstift, V., -stiften.

Teekenvoorbeeld, O., -voorbeelden.

Teekenwerk, O.

Teelaarde, V.

Teelbal, M., -ballen.

Teeldeel, O., -deelen.

Teeldrift, V.

Teelgewas, O., -gewassen.

Teelland, O., -landen.

Teellid, O., -leden.

Teelt, V.

Teeltijd, M.

Teem, M.

Teems, V., teemsen. Teemsje, O., -jes.

Teemsen, teemste, heeft geteemst.

Teemster, V., teemsters.

Teen (toon), M., teenen. Teentje, O., -jes.

Teen (twijg), V., teenen. Teentje, O., -jes.

Teenen (bnw.).

Teer, O., ook V.

Teer, enz. Zie Teeder, enz.

Teercapsule, V., -capsules.

Teergeld, O.

Teergevoelig. Zie Teedergevoelig.

Teerkleed, O., -kleeden.

Teerkost, M.

Teerkwast, M., -kwasten.

Teerling, M., teerlingen. Teerlinkje, O., -jes.

Teerpenning, M., -penningen.

Teerpil, V., -pillen.

Teerspijze, V.

Teerton, V., -tonnen.

Teerts. Zie Taarts.

Teerzeep, V.

Teffens.

Tegel, M., tegels. Tegeltje, O., -jes.

Tegelbakker, M., -bakkers.

Tegelbakkerij, V., -bakkerijen.

Tegeltableau, O., -tableau's.

Tegelvloer, M., -vloeren.

Tegemoetkoming, V., -komingen.

Tegen.

Tegenaan.

Tegenademen, ademde tegen, heeft tegengeademd.

Tegenartikel, O., -artikelen en -artikels; -artikeltje, O., -jes.

Tegenbedenking, V., -bedenkingen.

Tegenbeeld, O., -beelden; -beeldje, O., -jes.

Tegenbeleid, O.

Tegenbericht, O., -berichten; -berichtje, O., -jes.

Tegenbeschikking, V., -beschikkingen.

Tegenbeschuldiging, V., -beschuldigingen.

Tegenbetoog, O., -betoogen.

Tegenbevel, O., -bevelen.

Tegenbeweging, V., -bewegingen.

Tegenbewijs, O., -bewijzen.

Tegenbezending, V., -bezendingen.

Tegenbezoek, O., -bezoeken.

Tegenbezwaar, O., -bezwaren.

Tegenbieden, bood tegen, boden tegen, heeft tegengeboden.

Tegenblaffen, blafte tegen, heeft tegengeblaft.

Tegenblinken, blonk tegen, heeft tegengeblonken.

Tegenbod, O.

Tegenbrassen, braste tegen, heeft tegengebrast.

Tegencandidaat, M., -candidaten.

Tegendeel, O.

Tegendienst, M., -diensten.

Tegendraads (bijw.).

Tegendraadsch (bnw.).

Tegendraven, draafde tegen, is tegengedraafd.

Tegendrijven, dreef tegen, dreven tegen, heeft en is tegengedreven.

Tegendringen, drong tegen, heeft tegengedrongen.

Tegendruk, M., -drukken; -drukje, O., -jes.

Tegendrukking, V., -drukkingen.

Tegenebbe, V.

Tegeneisch, M., -eischen.

Tegeneten, at tegen, aten tegen, heeft tegengegeten.

Tegenflank, V., -flanken.

Tegengaan, gaat tegen, ging tegen, is en heeft tegengegaan.

Tegengalerij, V., -galerijen.

Tegengalm, M., -galmen.

Tegengalmen, galmde tegen, heeft tegengegalmd.

Tegengeschenk, O., -geschenken; -geschenkje, O., -jes.

Tegengesteld.

Tegengeuren, geurde tegen, heeft tegengegeurd.

Tegengif en -gift (tegenvergif), O., -giften.

Tegengift (tegengeschenk), V., -giften; -giftje, O., -jes.

Tegenglimmen, glom tegen, glommen tegen, heeft tegengeglommen.

Tegenglinsteren, glinsterde tegen, heeft tegengeglinsterd.

Tegengraven, groef tegen, groeven tegen, heeft tegengegraven.

Tegengroet, M., -groeten.

Tegengrond, M., -gronden.

Tegengunst, V., -gunsten.

Tegenhanger, M., -hangers; -hangertje, O., -jes.

Tegenheid, V., -heden.

Tegenhouden, hield tegen, heeft tegengehouden.

Tegenhouding, V.

Tegenjuichen, juichte tegen, heeft tegengejuicht.

Tegenkaart, V., -kaarten.

Tegenkamping, V., -kampingen.

Tegenkans, V., -kansen; -kansje, O., -jes.

Tegenkant, M., -kanten.

Tegenkanten, kantte tegen, heeft tegengekant.

Tegenkanting, V., -kantingen.

Tegenklinken, klonk tegen, heeft tegengeklonken.

Tegenkomen, komt tegen, kwam tegen, kwamen tegen, is tegengekomen.

Tegenlachen, lachte tegen, heeft tegengelachen.

Tegenlast, M., -lasten.

Tegenliggen, lag tegen, lagen tegen, heeft tegengelegen.

Tegenligger, M., -liggers.

Tegenlist, V., -listen; -listje, O., -jes.

Tegenloop, M.

Tegenloopen, liep tegen, is tegengeloopen.

Tegenloopgraaf, V., -loopgraven.

Tegenmerk, O., -merken.

Tegenmiddel, O., -middelen; -middeltje, O., -jes.

Tegenmijn, V., -mijnen.

Tegenmuur, M., -muren; -muurtje, O., -jes.

Tegennatuurlijk.

Tegenomwenteling, V., -omwentelingen.

Tegenontwerp, O., -ontwerpen.

Tegenover.

Tegenovergelegen.

Tegenovergesteld.

Tegenoverliggend.

Tegenoverstaand.

Tegenoverstellen, stelde tegenover, heeft tegenovergesteld.

Tegenoverstelling, V.

Tegenpartij, V.

Tegenpartijder, M., -partijders.

Tegenpleiter, M., -pleiters.

Tegenpraat, M.

Tegenpraten, praatte tegen, heeft tegengepraat.

Tegenpruttelen, pruttelde tegen, heeft tegengeprutteld.

Tegenrail, V., -rails.

Tegenrennen, rende tegen, is tegengerend.

Tegenruischen, ruischte tegen, heeft tegengeruischt.

Tegenrukken, rukte tegen, heeft en is tegengerukt.

Tegenschreeuwen, schreeuwde tegen, heeft tegengeschreeuwd.

Tegenschreeuwer, M., -schreeuwers.

Tegenschrift, O., -schriften; -schriftje, O., -jes.

Tegenschrijven, schreef tegen, schreven tegen, heeft tegengeschreven.

Tegenstaan, sloeg tegen, is tegengeslagen.

Tegensnellen, snelde tegen, is tegengesneld.

Tegenspartelen, spartelde tegen, heeft tegengesparteld.

Tegensparteling, V., -spartelingen.

Tegenspel, O., -spellen.

Tegenspelen, speelde tegen, heeft tegengespeeld.

Tegenspeler, M., -spelers.

Tegenspoed, M., -spoeden.

Tegenspoeden, spoedde tegen, is tegengespoed.

Tegenspraak, V.

Tegenspreken, sprak tegen, spraken tegen, heeft tegengesproken.

Tegenspreker, M., -sprekers.

Tegenspreking, V., -sprekingen.

Tegenstaan, staat tegen, stond tegen, heeft tegengestaan.

Tegenstand, M.

Tegenstander, M., -standers.

Tegenstellen, stelde tegen, heeft tegengesteld.

Tegenstelling, V., -stellingen.

Tegenstemmen, stemde tegen, heeft tegengestemd.

Tegenstemmer, M., -stemmers.

Tegenstreven, streefde tegen, heeft tegengestreefd.

Tegenstrever, M., -strevers.

Tegenstreving, V., -strevingen.

Tegenstribbelen, stribbelde tegen, heeft tegengestribbeld.

Tegenstribbeling, V., -stribbelingen.

Tegenstrijdig, -strijdiger, -strijdigst.

Tegenstrijdigheid, V., -heden.

Tegenstroom, M., -stroomen.

Tegentij, O., -tijen.

Tegentrekken, trok tegen, trokken tegen, is tegengetrokken.

Tegenval, M.

Tegenvallen, viel tegen, is tegengevallen.

Tegenvaller, M., -vallers; -vallertje, O., -jes.

Tegenvergif en -vergift, O., -vergiften.

Tegenverklaring, V., -verklaringen.

Tegenverzekering, V., -verzekeringen.

Tegenvloed, M.

Tegenvoeter, M., -voeters.

Tegenwaaien, waaide tegen, heeft en is tegengewaaid; ook woei tegen,
woeien tegen.

Tegenweer, V.

Tegenwerken, werkte tegen, heeft tegengewerkt.

Tegenwerker, M., -werkers.

Tegenwerking, V., -werkingen.

Tegenwerpen, wierp tegen, heeft tegengeworpen.

Tegenwerping, V., -werpingen.

Tegenwicht, O., -wichten; -wichtje, O., -jes.

Tegenwil, M.

Tegenwind, M., -winden; -windje, O., -jes.

Tegenwoordig.

Tegenwoordigheid, V.

Tegenworstelen, worstelde tegen, heeft tegengeworsteld.

Tegenworsteling, V., -worstelingen.

Tegenzang, M., -zangen.

Tegenzee, V., -zeeën.

Tegenzegel, O., -zegels.

Tegenzijde, V., -zijden.

Tegenzin, M.

Tegoeds en Te goed (bijw.).

Tehuis en Thuis, O.

Tehuiskomen, O.

Tehuiskomst, V.

Tehuisreis, V., -reizen.

Teil, V., teilen. Teiltje, O., -jes.

Teint, O.

Teisteraar, M., teisteraars.

Teisteren, teisterde, heeft geteisterd.

Teistering, V., teisteringen.

Tekort, O., tekorten.

Tekortdoening, V., -doeningen.

Tekortkoming, V., -komingen.

Tekst, M., teksten. Tekstje, O., -jes.

Tekstboekje, O., -boekjes.

Teksthaak, M., -haken.

Tekstuitgave, V., -uitgaven.

Tekstverbetering, V., -verbeteringen.

Tekstverklaring, V., -verklaringen.

Tekstwoord, O., -woorden.

Tel (telgang), M.

Tel (het tellen), M.

Tel en Telle (paard), V., tellen.

Telastlegging, V., -leggingen.

Telbaar, -bare.

Telbaarheid, V.

Telegraaf, V., telegrafen.

Telegraafdienst, M.

Telegraafdraad, M., -draden.

Telegraafkabel, M., -kabels.

Telegraafkantoor, O., -kantoren.

Telegraaflijn, V., -lijnen.

Telegraafnet, O., -netten.

Telegraafpaal, M., -palen.

Telegrafist, M., telegrafisten.

Telegram, O., telegrammen.

Telegram-adres, O., -adressen.

Telegrapheeren, telegrapheerde, heeft getelegrapheerd.

Telegraphie, V.

Telegraphisch.

Telen, teelde, heeft geteeld.

Telephoneeren, telephoneerde, heeft getelephoneerd.

Telephonisch.

Telephoon, V., telephonen.

Telephoondienst, M.

Telephoondraad, M., -draden.

Telephoonkabel, M., -kabels.

Telephoonlijn, V., -lijnen.

Telephoonnet, O., -netten.

Telephoonnummer, O., -nummers.

Telephoonpaal, M., -palen.

Telephoonverbinding, V., -verbindingen.

Teler, M., telers.

Telescoop, M., telescopen.

Telescopisch.

Teleurstellen, stelde teleur, heeft teleurgesteld.

Teleurstelling, V., -stellingen.

Telg (spruit), V., telgen. Telgje, O., -jes.

Telg (afstammeling), M. en V., telgen. Telgje, O., -jes.

Telgang, M.

Telganger, M., -gangers.

Teling, V.

Telkaart, V., -kaarten.

Telkenmale of Telkenmaal.

Telkenreize.

Telkens.

Tellen, telde, heeft geteld.

Teller, M., tellers.

Telling, V., tellingen.

Teloorgaan, gaat teloor, ging teloor, is teloorgegaan.

Telpas, M.

Telsel, M., telsels.

Telwoord, O., -woorden.

Tembaar, -bare.

Temen, teemde, heeft geteemd.

Temer, M., temers.

Temerig, temeriger, temerigst.

Temet.

Temmen, temde, heeft getemd.

Temmer, M., temmers.

Temming, V.

Tempeest, O., tempeesten.

Tempel, M., tempels en tempelen. Tempeltje, O., -jes.

Tempelbouw, M.

Tempelier, M., Tempelieren en Tempeliers.

Tempelridder, M., -ridders.

Temper, M.

Temperament, O., temperamenten.

Temperatuur, V., temperaturen.

Temperatuurverschil, O., -verschillen.

Temperen, temperde, heeft getemperd.

Tempering, V., temperingen.

Tempermes, O., -messen.

Temperoven, M., -ovens.

Tempo, O., tempo's.

Temporair.

Temporiseeren, temporiseerde, heeft getemporiseerd.

Temptatie, V., temptaties en temptatiën.

Tempteeren (kwellen), tempteerde, heeft getempteerd.

Ten.

Tender, M., tenders.

Tengel, M., tengels.

Tenger, tengerder, tengerst.

Tengerheid, V.

Tenietdoening, V., -doeningen.

Tennisbaan, V., -banen.

Tennisbal, M., -ballen.

Tennisclub, V., -clubs.

Tennisnet, O., -netten.

Tennissen, tenniste, heeft getennist.

Tennisspel, O.

Tenor, M., tenors en tenoren.

Tenorstem, V., -stemmen.

Tenorzanger, M., -zangers.

Tent, V., tenten. Tentje, O., -jes.

Tentamen, O., tentamens en tentamina.

Tenteeren (ondervragen), tenteerde, heeft getenteerd.

Tenten, tentte, heeft getent.

Tentenmaker, M., -makers.

Tentijzer, O., -ijzers.

Tentoonspreiding, V.

Tentoonstelling, V., -stellingen.

Tentoonstellingscommissie, V.

Tentoonstellingsgebouw, O., -gebouwen.

Tentwagen, M., -wagens; -wagentje, O., -jes.

Tenue, V., tenuen.

Tenuitvoerbrenging, V., -brengingen.

Tenuitvoerlegging, V., -leggingen.

Tenware.

Tenzelfden.

Tenzij.

Teorbe, V., teorben.

Tepel, M., tepels. Tepeltje, O., -jes.

Tepronkstelling, V., -stellingen.

Ter.

Teraardebestelling, V., -bestellingen.

Terdege en Terdeeg.

Terdoodbrenging, V., -brengingen.

Terechtbrengen, bracht terecht, heeft terechtgebracht.

Terechthelpen, hielp terecht, heeft terechtgeholpen.

Terechtkomen, komt terecht, kwam terecht, kwamen terecht, is
terechtgekomen.

Terechtstaan, staat terecht, stond terecht, heeft terechtgestaan.

Terechtstellen, stelde terecht, heeft terechtgesteld.

Terechtstelling, V., -stellingen.

Terechtwijzen, wees terecht, wezen terecht, heeft terechtgewezen.

Terechtwijzing, V., -wijzingen.

Terechtzitting, V., -zittingen.

Teren (verteren), teerde, heeft geteerd.

Teren (met teer bestrijken), teerde, heeft geteerd.

Tergen, tergde, heeft getergd.

Tergend, tergender, tergendst.

Terger, M., tergers.

Terging, V., tergingen.

Terhandstelling, V.

Terig, teriger, terigst.

Tering, V.

Teringachtig, -achtiger, -achtigst.

Teringachtigheid, V.

Teringlijder, M., -lijders.

Teringlijderes, V., -lijderessen.

Terleengeving, V., -gevingen.

Terloops.

Term, M., termen.

Termijn, M., termijnen. Termijntje, O., -jes.

Termijnhandel, M.

Termijnmarkt, V., -markten.

Terminatie, V., terminaties.

Termineeren, termineerde, heeft getermineerd.

Terminologie, V., terminologieën.

Ternauwernood.

Ternederliggen, lag terneder, lagen terneder, heeft ternedergelegen.

Ternederslaan, sloeg terneder, heeft ternedergeslagen.

Ternederwerpen, wierp terneder, heeft ternedergeworpen.

Ternederzetten, zette terneder, heeft ternedergezet.

Ternederzinken, zonk terneder, is ternedergezonken.

Ternederzitten, zat terneder, zaten terneder, heeft ternedergezeten.

Terp, V., terpen.

Terpentijn, V.

Terpentijnboom, M., -boomen.

Terpentijnolie, V.

Terra-cotta, V.

Terras, O., terrassen. Terrasje, O., -jes.

Terrasseeren, terrasseerde, heeft geterrasseerd.

Terrasvormig.

Terrein, O., terreinen.

Terreinkaart, V., -kaarten.

Terreinkennis, V.

Terrine, V., terrines.

Territoor, O., territoren.

Territoriaal, territoriale.

Tersluiks en Ter sluik.

Terstond.

Terts, V., tertsen.

Terug.

Terugbekomen, bekomt terug, bekwam terug, bekwamen terug, heeft
terugbekomen.

Terugbetalen, betaalde terug, heeft terugbetaald.

Terugbezorgen, bezorgde terug, heeft terugbezorgd.

Terugbrengen, bracht terug, heeft teruggebracht.

Terugbrenging, V.

Terugdeinzen, deinsde terug, is teruggedeinsd.

Terugdenken, dacht terug, heeft teruggedacht.

Terugdrijven, dreef terug, dreven terug, heeft en is teruggedreven.

Terugeischen, eischte terug, heeft teruggeëischt.

Terugeisching, V., -eischingen.

Teruggaan, gaat terug, ging terug, is teruggegaan.

Teruggang, M.

Teruggave en -gaaf, V.

Teruggeven, gaf terug, gaven terug, heeft teruggegeven.

Terughalen, haalde terug, heeft teruggehaald.

Terughouden, hield terug, heeft teruggehouden.

Terughoudend, -houdender, -houdendst.

Terughoudendheid, V.

Terughouding, V.

Terugjagen, jaagde terug, heeft teruggejaagd; ook joeg terug.

Terugkaatsen, kaatste terug, heeft teruggekaatst.

Terugkaatsing, V., -kaatsingen.

Terugkeer, M.

Terugkeeren, keerde terug, is teruggekeerd.

Terugkomen, komt terug, kwam terug, kwamen terug, is teruggekomen.

Terugkomst, V.

Terugkrijgen, kreeg terug, kregen terug, heeft teruggekregen.

Terugloopen, liep terug, heeft en is teruggeloopen.

Terugmarcheeren, marcheerde terug, is teruggemarcheerd.

Terugmarsch, M.

Terugnemen, nam terug, namen terug, heeft teruggenomen.

Terugneming, V.

Terugreis, V.

Terugreizen, reisde terug, is teruggereisd.

Terugrijden, reed terug, reden terug, is teruggereden.

Terugroepen, riep terug, heeft teruggeroepen.

Terugroeping, V.

Terugschelden, schold terug, heeft teruggescholden.

Terugslaan, sloeg terug, heeft teruggeslagen.

Terugslag, M.

Terugspringen, sprong terug, is teruggesprongen.

Terugstoot, M.

Terugstooten, stiet terug, heeft teruggestooten; ook stootte terug.

Terugtocht, M.

Terugtred, M.

Terugtreden, trad terug, traden terug, is teruggetreden.

Terugtrekken, trok terug, trokken terug, heeft en is teruggetrokken.

Terugvaren, voer terug, is teruggevaren.

Terugvloeien, vloeide terug, is teruggevloeid.

Terugvoeren, voerde terug, heeft teruggevoerd.

Terugvragen, vraagde terug, heeft teruggevraagd; ook vroeg terug.

Terugwerken, werkte terug, heeft teruggewerkt.

Terugwerkend.

Terugwerking, V.

Terugwerpen, wierp terug, heeft teruggeworpen.

Terugwijken, week terug, weken terug, is teruggeweken.

Terugwijking, V.

Terugwijzen, wees terug, wezen terug, heeft teruggewezen.

Terugwijzing, V.

Terugwinnen, won terug, wonnen terug, heeft teruggewonnen.

Terugzenden, zond terug, heeft teruggezonden.

Terugzending, V.

Terugzien, zag terug, zagen terug, heeft teruggezien.

Terwijl.

Terzelfder.

Terzijdelating, V.

Terzijdestelling, V.

Test, V., testen. Testje, O., -jes.

Testament, O., testamenten. Testamentje, O., -jes.

Testamentair.

Testateur, M., testateurs en testateuren.

Testatrice, V., testatrices.

Testeeren, testeerde, heeft getesteerd.

Testimonium, O., testimoniums en testimonia.

Tets, tetser, tetst.

Tetsheid, V.

Tetsig, tetsiger, tetsigst.

Tetsigheid, V.

Tetterig, tetteriger, tetterigst.

Tettig, tettiger, tettigst.

Teug, V., teugen. Teugje, O., -jes.

Teugel, M., teugels. Teugeltje, O., -jes.

Teugelen, teugelde, heeft geteugeld.

Teugeling, V.

Teugelloos, -loozer.

Teugelloosheid, V.

Teut, M. en V., teuten.

Teutachtig, -achtiger, -achtigst.

Teutachtigheid, V.

Teuten, teutte, heeft geteut.

Teuterig, teuteriger, teuterigst.

Teuterigheid, V.

Teutig, teutiger, teutigst.

Teutkous, M. en V., -kousen; -kousje, O., -jes.

Tevens.

Tevergeefs (en Vergeefs).

Tevoren.

Tevreden, tevredener, tevredenst.

Tevredenheid, V.

Tevredenstellen, stelde tevreden, heeft tevredengesteld.

Tevredenstelling, V.

Teweegbrengen, bracht teweeg, heeft teweeggebracht.

Textueel, -eele.

Thaler, M., thalers. Thalertje, O., -jes.

Thans.

Theater, O., theaters. Theatertje, O., -jes.

Theatercoup, M.

Theaterheld, M., -helden.

Theatraal, theatrale.

Thee, V., theeën.

Theebanket, O.

Theeblad, O., -bladen.

Theebus, V., -bussen.

Theedepot, O., -depots.

Theedoek, M., -doeken.

Theegerei, O.

Theegoed, O.

Theehandel, M.

Theehuis, O., -huizen.

Theeketel, M., -ketels.

Theekopje, O., -kopjes.

Theelepeltje, O., -lepeltjes.

Theelood, O.

Theemakelaar, M., -makelaars.

Theeonderneming, V., -ondernemingen.

Theeoogst, M.

Theepot, M., -potten.

Theerandje, O., -jes.

Theeschoteltje, O., -schoteltjes.

Theeservies, O., -serviezen.

Theestoof, V., -stoven.

Theestruik, M., -struiken.

Theetafel, V., -tafels.

Theetuin, M., -tuinen.

Theeuur, O.; -uurtje, O.

Theevisite, V., -visites.

Theewater, O.

Theewinkel, M., -winkels.

Thema (onderwerp, grondgedachte), O., thema's; (opstel), V., thema's.

Themaboek, O., -boeken.

Theocratie, V.

Theocratisch.

Theologie, V.

Theologisch.

Theologiseeren, theologiseerde, heeft getheologiseerd.

Theoloog, M., theologen.

Theorema, O., theorema's.

Theoretisch.

Theorie, V., theorieën.

Theosoof, M., theosofen.

Theosophie, V.

Thermometer, M., thermometers.

Thermometerstand, M., -standen.

Thesaurie, V., thesaurieën.

Thesaurier, M., thesauriers.

Thesis, V., theses.

Thuis en Te Huis (bijw.).

Thuiskomen, kwam thuis, is thuisgekomen.

Thuiskomst, V.

Thuisreis, V.

Tichel, M., tichels en tichelen.

Tichelaar, M., tichelaars.

Tiek. Zie Teek.

Tien, tienen.

Tiend, O., tienden.

Tiendaagsch.

Tiendblok, O., -blokken.

Tiendboek, O., -boeken.

Tiende.

Tiendeelig.

Tiendehalf, -halve.

Tiendeischer, M., -eischers.

Tienderhande.

Tienderlei.

Tiendheffer, M., -heffers.

Tiendheffing, V., -heffingen.

Tiendplichtig.

Tiendrecht, O.

Tiendubbel.

Tienduizendste.

Tiendverpachting, V., -verpachtingen.

Tiendwet, V.

Tienguldenstuk, O., -stukken.

Tienhoek, M., -hoeken.

Tienhoekig.

Tienjarig.

Tienmaal.

Tienmaandsch.

Tienman, M., -mannen.

Tienmanschap, O.

Tienponder, M., -ponders.

Tienregelig.

Tienrittenboekje, O., -boekjes.

Tienstuiverstuk, O., -stukken; -stukje, O., -jes.

Tiental, O., -tallen.

Tientallig.

Tientje, O., -jes.

Tienvoud, O., -vouden.

Tienvoudig.

Tienwerf.

Tienzijdig.

Tier, V.

Tiërceeren, tiërceerde, heeft getiërceerd.

Tiërceering, V., tiërceeringen.

Tierelantijntje en Tierlantijntje, O., -jes.

Tierelieren, tierelierde, heeft getierelierd.

Tieren (razen), tierde, heeft getierd.

Tieren (groeien), tierde, heeft getierd.

Tierig, tieriger, tierigst.

Tierigheid, V.

Tiersje, O., -jes.

Tij, O., tijen.

Tijd, M., tijden. Tijdje, O.

Tijdaanwijzing, V.

Tijdbal, M., -ballen.

Tijdbepaling en Tijdsbepaling, V., -bepalingen.

Tijdbesparing, V.

Tijdelijk.

Tijdeloos. Zie Tijloos.

Tijdens.

Tijdgenoot, M., -genooten.

Tijdgenoote, V., -genooten.

Tijdig, tijdiger, tijdigst.

Tijdigheid, V.

Tijding, V., tijdingen. Tijdinkje, O., -jes.

Tijdingzaal, V., -zalen.

Tijdkorter, M., -korters.

Tijdkorting, V., -kortingen.

Tijdlang (Een -).

Tijdmeter, M., -meters.

Tijdpasseering, V.

Tijdregeling, V., -regelingen.

Tijdrekenkunde, V.

Tijdroovend.

Tijdruimte en Tijdsruimte, V., -ruimten.

Tijdsbepaling, V.

Tijdsbestek, O.

Tijdschrift, O., -schriften.

Tijdsomstandigheid, V., -heden.

Tijdsorde, V.

Tijdstip, O., -stippen.

Tijdsverloop, O.

Tijdsverschil, O., -verschillen.

Tijdvak, O., -vakken.

Tijdverdrijf, O.; -verdrijfje, O.

Tijdverlies, O.

Tijdverspilling, V.

Tijgen, toog, togen, is getogen.

Tijger, M., tijgers en tijgeren. Tijgertje, O., -jes.

Tijgerin, V., tijgerinnen.

Tijgerjacht, V., -jachten.

Tijgerkat, V., -katten.

Tijgervel, O., -vellen.

Tijk (overtrek), V., tijken; (stof), O.

Tijloos en Tijdeloos, V., -loozen. Tijloosje, O., -jes.

Tijm, M.

Tik, M., tikken. Tikje, O., -jes.

Tikken, tikte, heeft getikt.

Tikker, M., tikkers. Tikkertje, O., -jes.

Tiktak, O.

Tiktakken, tiktakte, heeft getiktakt.

Tiktakker, M., tiktakkers.

Tiktakschijf, V., -schijven.

Tiktakspeler, M., -spelers.

Til (het tillen), M.

Til en Tille (ophaalbrug, duivenhok, enz.), V., tillen.

Tilbaar, -bare.

Tilbury, V., tilbury's.

Tillen, tilde, heeft getild.

Timber, M., timbers.

Timide.

Timiditeit, V.

Timmerage, V., timmerages.

Timmerbijl, V., -bijlen.

Timmeren, timmerde, heeft getimmerd.

Timmergereedschap, O., -schappen.

Timmerhout, O.

Timmering, V., timmeringen.

Timmerloods, V., -loodsen.

Timmerman, M., -lieden en -lui.

Timmermansbaas, M., -bazen.

Timmermansgereedschap, O.

Timmermansjongen, M., -jongens.

Timmermansvak, O.

Timmermanswerk, O.

Timmermanswinkel, M., -winkels.

Timmerwerf, V., -werven.

Timmerwerk, O.

Timpaan, O., timpanen.

Timpje, O., -jes.

Tin, O.

Tinctuur, V., tincturen.

Tingelingeling.

Tinhandel, M.

Tinkelen, tinkelde, heeft getinkeld.

Tinmijn, V., -mijnen.

Tinne, V., tinnen.

Tinnegieter, M., -gieters.

Tinnegieterij, V., -gieterijen.

Tinnegoed, O.

Tinnekast, V., -kasten.

Tinnen (bnw.).

Tint (kleur), V., tinten. Tintje, O., -jes.

Tintel, V.

Tintelen, tintelde, heeft getinteld.

Tinteling, V., tintelingen.

Tinteloogen, tinteloogde, heeft getinteloogd.

Tinten, tintte, heeft getint.

Tinveiling, V., -veilingen.

Tinwerk, O.

Tinwinning, V.

Tip, M., tippen. Tipje, O., -jes.

Tippen, tipte, heeft getipt.

Tirade, V., tirades.

Tirailleeren, tirailleerde, heeft getirailleerd.

Tirailleur, M., tirailleurs.

Tirailleursvuur, O.

Tiran en Tyran, M., tirannen en tyrannen. Tirannetje, O., -jes.

Tirannie en Tirannij, V., tirannieën en tirannijen.

Tiranniek.

Tiranniseeren, tiranniseerde, heeft getiranniseerd.

Tiras (net), V., tirassen. Tirasje, O., -jes.

Tiras (soort van cement). Zie Tras.

Tiretein, O.

Tireteinen (bnw.).

Titel, M., titels. Titeltje, O., -jes.

Titelblad, O., -bladen.

Titelen, titelde, heeft getiteld.

Titelplaat, V., -platen.

Titelprent, V., -prenten.

Titelrol, V., -rollen.

Titeluitgave, V., -uitgaven.

Titelvignet, O., -vignetten.

Titrage, V.

Titreeren, titreerde, heeft getitreerd.

Tittel, M., tittels. Titteltje, O., -jes.

Titulair.

Titulatuur, V., titulaturen.

Tituleeren, tituleerde, heeft getituleerd.

Tjalk, V., tjalken. Tjalkje, O., -jes.

Tjanken, tjankte, heeft getjankt.

Tjerk, V., tjerken. Tjerkje, O., -jes.

Tjilpen, tjilpte, heeft getjilpt.

Tjingelen, tjingelde, heeft getjingeld.

Tjotter, V., tjotters.

Tobbe, V., tobben. Tobbetje, O., -jes.

Tobben, tobde, heeft getobd.

Tobber en Tobberd, M., tobbers en tobberds.

Tobberig, tobberiger, tobberigst.

Tobberij, V., tobberijen.

Tobster, V., tobsters.

Toch.

Tocht, M., tochten. Tochtje, O., -jes.

Tochtdeken, V., -dekens.

Tochtdeur, V., -deuren.

Tochten, tochtte, heeft getocht.

Tochtgat, O., -gaten.

Tochtgenoot, M., -genooten.

Tochtgenoote, V., -genooten.

Tochtig, tochtiger, tochtigst.

Tochtigheid, V.

Tochtlat, V., -latten.

Tochtscherm, O., -schermen.

Tochtschut, O., -schutten.

Tochtsloot, V., -slooten.

Tod en Todde, V., todden. Todje en toddetje, O., -jes.

Toe.

Toebedeelen, bedeelde toe, heeft toebedeeld.

Toebehooren, behoorde toe, heeft toebehoord.

Toebehooren, O.

Toebereiden, bereidde toe, heeft toebereid.

Toebereiding, V., -bereidingen.

Toebeschikken, beschikte toe, heeft toebeschikt.

Toebeschikking, V.

Toebetrouwen, betrouwde toe, heeft toebetrouwd.

Toebeurs, V., -beurzen. (Met - betalen).

Toebidden, bad toe, baden toe, heeft toegebeden.

Toebidding, V.

Toebijten, beet toe, beten toe, heeft toegebeten.

Toebinden, bond toe, heeft toegebonden.

Toeblazen, blies toe, bliezen toe, heeft toegeblazen.

Toeblinken, blonk toe, heeft toegeblonken.

Toebrengen, bracht toe, heeft toegebracht.

Toebrommen, bromde toe, heeft toegebromd.

Toebuigen, boog toe, bogen toe, heeft en is toegebogen.

Toedammen, damde toe, heeft toegedamd.

Toedeelen, deelde toe, heeft toegedeeld.

Toedeeling, V.

Toedekken, dekte toe, heeft toegedekt.

Toedenken, dacht toe, heeft toegedacht.

Toedichten, dichtte toe, heeft toegedicht.

Toedienen, diende toe, heeft toegediend.

Toedijken, dijkte toe, heeft toegedijkt.

Toedoen, deed toe, deden toe, heeft toegedaan.

Toedoen, O.

Toedraaien, draaide toe, heeft toegedraaid.

Toedracht, V.

Toedragen, droeg toe, heeft toegedragen.

Toedrijven, dreef toe, dreven toe, heeft en is toegedreven.

Toedrinken, dronk toe, heeft toegedronken.

Toedrukken, drukte toe, heeft toegedrukt.

Toeduwen, duwde toe, heeft toegeduwd.

Toeëigenen, eigende toe, heeft toegeëigend.

Toeflappen, flapte toe, heeft en is toegeflapt.

Toefluisteren, fluisterde toe, heeft toegefluisterd.

Toegang, M., -gangen.

Toegangsbewijs, O., -bewijzen.

Toegangsbiljet, O., -biljetten.

Toegangskaart, V., -kaarten; -kaartje, O., -jes.

Toegankelijk, -lijker, -lijkst.

Toegankelijkheid, V.

Toegeeflijk en Toegefelijk, -lijker, -lijkst.

Toegeeflijkheid, V., -heden.

Toegenegen, -genegener, -genegenst.

Toegenegenheid, V.

Toegespen, gespte toe, heeft toegegespt.

Toegeven, gaf toe, gaven toe, heeft toegegeven.

Toegevend, -gevender, -gevendst.

Toegevendheid, V.

Toegeving, V.

Toegieten, goot toe, goten toe, heeft toegegoten.

Toegift, V., -giften. Toegiftje, O., -jes.

Toegooien, gooide toe, heeft toegegooid.

Toegrendelen, grendelde toe, heeft toegegrendeld.

Toegrijnzen, grijnsde toe, heeft toegegrijnsd.

Toegrijpen, greep toe, grepen toe, heeft toegegrepen.

Toehaken, haakte toe, heeft toegehaakt.

Toehalen, haalde toe, heeft toegehaald.

Toehappen, hapte toe, heeft toegehapt.

Toehoorder, M., -hoorders.

Toehoorderes, V., -hoorderessen.

Toehooren, hoorde toe, heeft toegehoord.

Toehouden, hield toe, heeft toegehouden.

Toehuis, O., -huizen.

Toeijlen, ijlde toe, is toegeijld.

Toejuichen, juichte toe, heeft toegejuicht.

Toejuiching, V., -juichingen.

Toekaatsen, kaatste toe, heeft toegekaatst.

Toekeeren, keerde toe, heeft toegekeerd.

Toekennen, kende toe, heeft toegekend.

Toekenning, V.

Toekijken, keek toe, keken toe, heeft toegekeken.

Toekijker, M., -kijkers.

Toekijkster, V., -kijksters.

Toeklinken, klonk toe, heeft toegeklonken.

Toeknellen, knelde toe, heeft toegekneld.

Toeknijpen, kneep toe, knepen toe, heeft toegeknepen.

Toeknikken, knikte toe, heeft toegeknikt.

Toeknippen, knipte toe, heeft toegeknipt.

Toeknoopen, knoopte toe, heeft toegeknoopt.

Toekomen, komt toe, kwam toe, kwamen toe, is en heeft toegekomen.

Toekomend.

Toekomst, V.

Toekomstig.

Toekrijgen, kreeg toe, kregen toe, heeft toegekregen.

Toekruid, O., -kruiden.

Toekuipen, kuipte toe, heeft toegekuipt.

Toekurken, kurkte toe, heeft toegekurkt.

Toelaag en -lage, V., -lagen.

Toelachen, lachte toe, heeft toegelachen.

Toelakken, lakte toe, heeft toegelakt.

Toelast, M., -lasten.

Toelaten, liet toe, heeft toegelaten.

Toelating, V.

Toelatingsexamen, O., -examens.

Toeleg, M.

Toeleggen, legde toe en leide toe, heeft toegelegd en toegeleid.

Toelichten, lichtte toe, heeft toegelicht.

Toelichting, V., -lichtingen.

Toeliggen, lag toe, lagen toe, heeft toegelegen.

Toelijmen, lijmde toe, heeft toegelijmd.

Toelonken, lonkte toe, heeft toegelonkt.

Toeloop, M.

Toeloopen, liep toe, is toegeloopen.

Toeluisteren, luisterde toe, heeft toegeluisterd.

Toemaat, V., -maten. Toemaatje, O., -jes.

Toemaken, maakte toe, heeft toegemaakt.

Toemand, V., -manden. Toemandje, O., -jes.

Toemeten, mat toe, maten toe, heeft toegemeten.

Toemeting, V.

Toemetselen, metselde toe, heeft toegemetseld.

Toemoffelen, moffelde toe, heeft toegemoffeld.

Toemuren, muurde toe, heeft toegemuurd.

Toen.

Toenaaien, naaide toe, heeft toegenaaid.

Toenaam, M., -namen.

Toenaderen, naderde toe, is toegenaderd.

Toenadering, V.

Toenagelen, nagelde toe, heeft toegenageld.

Toenemen, nam toe, namen toe, heeft en is toegenomen.

Toeneming, V.

Toenmaals.

Toenmalig.

Toepad, O., -paden; -paadje, O., -jes.

Toepasselijk, -lijker, -lijkst.

Toepasselijkheid, V.

Toepassen, paste toe, heeft toegepast.

Toepassing, V., -passingen.

Toepersen, perste toe, heeft toegeperst.

Toeplakken, plakte toe, heeft toegeplakt.

Toepleisteren, pleisterde toe, heeft toegepleisterd.

Toeproppen, propte toe, heeft toegepropt.

Toer, M., toeren. Toertje, O., -jes.

Toeraken, raakte toe, is toegeraakt.

Toerechten, rechtte toe, heeft toegerecht.

Toereeden, reedde toe, heeft toegereed.

Toereeding, V.

Toeregenen, regende toe, is toegeregend.

Toereiken, reikte toe, heeft toegereikt.

Toereikend.

Toereiking, V.

Toerekenbaar, -bare.

Toerekenbaarheid, V.

Toerekenen, rekende toe, heeft toegerekend.

Toerekening, V.

Toerekeningsvatbaar, -bare.

Toerekeningsvatbaarheid, V.

Toeren, toerde, heeft getoerd.

Toerijden, reed toe, reden toe, heeft en is toegereden.

Toerijgen, reeg toe, regen toe, heeft toegeregen.

Toerijtuig, O., -rijtuigen.

Toerisme, O.

Toerist, M., toeristen.

Toeristenbond, M.

Toerit, M., -ritten.

Toeroepen, riep toe, heeft toegeroepen.

Toerollen, rolde toe, heeft en is toegerold.

Toeruischen, ruischte toe, heeft toegeruischt.

Toerusten, rustte toe, heeft toegerust.

Toerusting, V., -rustingen.

Toeschietelijk, -lijker, -lijkst.

Toeschietelijkheid, V.

Toeschieten, schoot toe, schoten toe, heeft en is toegeschoten.

Toeschijnen, scheen toe, schenen toe, heeft toegeschenen.

Toeschikken, schikte toe, heeft toegeschikt.

Toeschouwen, schouwde toe, heeft toegeschouwd.

Toeschouwer, M., -schouwers.

Toeschouwster, V., -schouwsters.

Toeschreeuwen, schreeuwde toe, heeft toegeschreeuwd.

Toeschrijven, schreef toe, schreven toe, heeft toegeschreven.

Toeschroeien, schroeide toe, heeft toegeschroeid.

Toeschroeven, schroefde toe, heeft toegeschroefd.

Toeschuiven, schoof toe, schoven toe, heeft toegeschoven.

Toeseinen, seinde toe, heeft toegeseind.

Toesjorren, sjorde toe, heeft toegesjord.

Toeslaan, slaat toe, sloeg toe, heeft en is toegeslagen.

Toeslag, M.

Toeslede, V., -sleden. Toesleetje, O., -jes.

Toeslingeren, slingerde toe, heeft toegeslingerd.

Toesluiten, sloot toe, sloten toe, heeft toegesloten.

Toesluiting, V.

Toesmakken, smakte toe, heeft toegesmakt.

Toesmeden, smeedde toe, heeft toegesmeed.

Toesmijten, smeet toe, smeten toe, heeft toegesmeten.

Toesnauwen, snauwde toe, heeft toegesnauwd.

Toesnellen, snelde toe, is toegesneld.

Toesnoeren, snoerde toe, heeft toegesnoerd.

Toesoldeeren, soldeerde toe, heeft toegesoldeerd.

Toespelden, speldde toe, heeft toegespeld.

Toespeling, V., -spelingen.

Toespijkeren, spijkerde toe, heeft toegespijkerd.

Toespijs, V., -spijzen.

Toespraak, V., -spraken. Toespraakje, O., -jes.

Toespreken, sprak toe, spraken toe, heeft toegesproken.

Toespringen, sprong toe, is toegesprongen.

Toestaan, staat toe, stond toe, heeft toegestaan.

Toestand, M., -standen.

Toesteken, stak toe, staken toe, heeft toegestoken.

Toestel, M. en O., -stellen. Toestelletje, O., -jes.

Toestellen, stelde toe, heeft toegesteld.

Toestemmen, stemde toe, heeft toegestemd.

Toestemming, V.

Toestooten, stiet toe, heeft toegestooten; ook stootte toe.

Toestoppen, stopte toe, heeft toegestopt.

Toestralen, straalde toe, heeft toegestraald.

Toestrikken, strikte toe, heeft toegestrikt.

Toestroomen, stroomde toe, is toegestroomd.

Toestuiven, stoof toe, stoven toe, is toegestoven.

Toesturen, stuurde toe, heeft toegestuurd.

Toetakelen, takelde toe, heeft toegetakeld.

Toetakeling, V.

Toetasten, tastte toe, heeft toegetast.

Toetellen, telde toe, heeft toegeteld.

Toeten, toette, heeft getoet.

Toeter, M., toeters. Toetertje, O., -jes.

Toeteren, toeterde, heeft getoeterd.

Toethoorn en -horen, M., -hoorns en -horens.

Toetje (toespijsje), O., toetjes.

Toetreden, trad toe, traden toe, is toegetreden.

Toetreding, V., -tredingen.

Toetrekken, trok toe, trokken toe, heeft en is toegetrokken.

Toets, M., toetsen. Toetsje, O., -jes.

Toetsen, toetste, heeft getoetst.

Toetser, M., toetsers.

Toetsing, V.

Toetssteen (een steen), M., -steenen; (stof), O.

Toetuigen, tuigde toe, heeft toegetuigd.

Toeval, O., -vallen.

Toevallen, viel toe, is toegevallen.

Toevallig, -valliger, -valligst.

Toevalligerwijze en -wijs.

Toevalligheid, V., -heden.

Toeven, toefde, heeft getoefd.

Toeverlaat, M.

Toevertrouwen, vertrouwde toe, heeft toevertrouwd.

Toevliegen, vloog toe, vlogen toe, is toegevlogen.

Toevloed, M.

Toevloeien, vloeide toe, is toegevloeid.

Toevlucht, V.

Toevluchtsoord, O., -oorden.

Toevoegen, voegde toe, heeft toegevoegd.

Toevoeging, V., -voegingen.

Toevoegsel, O., -voegsels.

Toevoer, M., -voeren.

Toevoerbuis, V., -buizen.

Toevoeren, voerde toe, heeft toegevoerd.

Toevoorzicht, O.

Toevouwen, vouwde toe, heeft toegevouwen.

Toevriezen, vroor toe, vroren toe, is toegevroren en toegevrozen.

Toewaaien, waaide toe, heeft en is toegewaaid; ook woei toe,
woeien toe.

Toewagen, M., -wagens. Toewagentje, O., -jes.

Toewallen, walde toe, heeft toegewald.

Toewas, M.

Toewassen, wies toe, wiesen toe, is toegewassen.

Toewater, O.

Toewegen, woog toe, wogen toe, heeft toegewogen.

Toewenden, wendde toe, heeft toegewend.

Toewenken, wenkte toe, heeft toegewenkt.

Toewenschen, wenschte toe, heeft toegewenscht.

Toewensching, V.

Toewerpen, wierp toe, heeft toegeworpen.

Toewicht, O.

Toewijden, wijdde toe, heeft toegewijd.

Toewijding, V.

Toewijzen, wees toe, wezen toe, heeft toegewezen.

Toewijzing, V.

Toewinden, wond toe, heeft toegewonden.

Toewringen, wrong toe, heeft toegewrongen.

Toewuiven, wuifde toe, heeft toegewuifd.

Toezang, M., -zangen.

Toezeggen, zeide toe, heeft toegezegd en toegezeid.

Toezegging, V., -zeggingen.

Toezenden, zond toe, heeft toegezonden.

Toezender, M., -zenders.

Toezending, V., -zendingen.

Toezicht, O.

Toezien, zag toe, zagen toe, heeft toegezien.

Toeziener, M., -zieners.

Toezingen, zong toe, heeft toegezongen.

Toezuigen, zoog toe, zogen toe, heeft en is toegezogen.

Toezwaaien, zwaaide toe, heeft toegezwaaid.

Toezweren (met een eed), zwoer toe, heeft toegezworen.

Toezweren (door verzwering), zwoor toe, zworen toe, is toegezworen.

Toffel, V., toffels. Toffeltje, O., -jes.

Toga, V., toga's.

Togen (onvolm. verl. tijd, mv.).

Toilet, O., toiletten. Toiletje, O., -jes.

Toiletartikel, O., -artikelen.

Toiletspiegel, M., -spiegels.

Toiletspons, V., -sponsen; -sponsje, O., -jes.

Toilettafel, V., -tafels.

Toiletteeren, toiletteerde, heeft getoiletteerd.

Toiletzeep, V., -zeepen.

Tokkelaar, M., tokkelaars.

Tokkelen, tokkelde, heeft getokkeld.

Tokkeling, V., tokkelingen.

Toko, M., toko's.

Tokohouder, M., -houders.

Tol (schatting), M., tollen.

Tol (speeltuig), M., tollen. Tolletje, O., -jes.

Tolbaas, M., -bazen.

Tolboom, M., -boomen.

Toldeur, V., -deuren.

Tolerant, toleranter, tolerantst.

Tolerantie, V.

Tolereeren, tolereerde, heeft getolereerd.

Tolgaarder, M., -gaarders.

Tolgeld, O., -gelden.

Tolhek, O., -hekken.

Tolhuis, O., -huizen; -huisje, O., -jes.

Tolk (vertaler), M., tolken.

Tolk (scheepsw.), M., tolken.

Tollen, tolde, heeft getold.

Tollenaar, M., tollenaars en tollenaren.

Toltarief, O., -tarieven.

Tolverbond, O., -verbonden.

Tolvrij.

Tomaat, V., tomaten.

Tomatensaus, V., -sausen.

Tomatensoep, V.

Tombak, O.

Tombe, V., tombes.

Tombola, V., tombola's.

Ton, V., tonnen. Tonnetje, O., -jes.

Tondel en Tonder, O.

Tondeldoos, V., -doozen.

Tong (lichaamsdeel), V., tongen. Tongetje, O., -jes.

Tong (visch), V., tongen. Tongetje, O., -jes.

Tongbeen, O., -beenderen.

Tongblaar, V.

Tongkijker, M., -kijkers.

Tongriem, M.

Tongschraper, M., -schrapers.

Tongval, M., -vallen.

Tongwerk, O.

Tonijn, M., tonijnen. Tonijntje, O., -jes.

Tonijnenvangst, V.

Tonmolen, M., -molens.

Tonneboei, V., -boeien.

Tonneboeier, M., -boeiers.

Tonnen, tonde, heeft getond.

Tonnengeld, O.

Tonnenmaat, ook Tonnemaat, V.

Tonnenmeester, M., -meesters.

Tonnenstelsel, O.

Tonner, M., tonners.

Tonrond.

Tonrondte, V.

Tonster, V., tonsters.

Tonsuur, V.

Tontine, V., tontines.

Toog, M., togen. Toogje, O., -jes.

Toog (toga), V., togen.

Toog (onvolm. verl. tijd).

Tooi, M.

Tooien, tooide, heeft getooid.

Tooisel, O., tooisels.

Toom, M., toomen. Toompje, O., -jes.

Toomeloos, -loozer.

Toomeloosheid, V.

Toomen, toomde, heeft getoomd.

Tooming, V.

Toon (teen), M., toonen. Toontje, O., -jes.

Toon (klank), M., tonen. Toontje, O., -jes.

Toon. (Ten -).

Toonbaar, -bare.

Toonbank, V., -banken.

Toonbeeld, O., -beelden.

Toonbrood, O., -brooden.

Toonder, M., toonders.

Toondichter, M., -dichters.

Tooneel, O., tooneelen. Tooneeltje, O., -jes.

Tooneelcriticus, M., -critici.

Tooneelcritiek, V.

Tooneelgezelschap, O., -gezelschappen.

Tooneelheld, M., -helden.

Tooneelist, O., tooneelisten.

Tooneelkijker, M., -kijkers.

Tooneelkunstenaar, M., -kunstenaars.

Tooneelpoëzie, V.

Tooneelschool, V., -scholen.

Tooneelschrijver, M., -schrijvers.

Tooneelspel, O., -spelen.

Tooneelspeler, M., -spelers.

Tooneelstuk, O., -stukken.

Tooneelverbond, O.

Tooneelverslag, O., -verslagen.

Tooneelvertooning, V., -vertooningen.

Tooneelwoede, V.

Toonen, toonde, heeft getoond.

Toongevend.

Toongever, M., -gevers.

Toonhoogte, V., -hoogten.

Toonkunst, V.

Toonkunstenaar, M., -kunstenaars.

Toonladder, V., -ladders.

Toonloos, -looze.

Toonloosheid, V.

Toonschaal, V., -schalen.

Toonsoort, V., -soorten.

Toonteeken, O., -teekens.

Toonvast, -vaster, meest -vast.

Toorn, M.

Toornen, toornde, heeft getoornd.

Toornig, toorniger, toornigst.

Toornigheid, V.

Toorts, V., toortsen.

Toortslicht, O.

Toost, M., toosten. Toostje, O., -jes.

Toosten, toostte, heeft getoost.

Tooster, M., toosters.

Toot, V., toten. Tootje, O., -jes.

Toovenaar, M., toovenaars en toovenaren.

Toovenaarster, V., toovenaarsters.

Toovenares, V., toovenaressen.

Tooverachtig, -achtiger, -achtigst.

Tooverbeeld, O., -beelden.

Tooverblik, M., -blikken.

Tooverboek, O., -boeken.

Toovercirkel, M., -cirkels.

Tooverdrank, M., -dranken.

Tooveren, tooverde, heeft getooverd.

Tooveres, V., tooveressen.

Tooverfiguur, V. en O., -figuren.

Tooverfluit, V., -fluiten.

Tooverformulier, O., -formulieren.

Toovergeschiedenis, V., -geschiedenissen.

Toovergodin, V., -godinnen.

Tooverheks, V., -heksen.

Tooverij, V., tooverijen.

Tooverkaart, V., -kaarten.

Tooverklank, M., -klanken.

Tooverkol, V., -kollen.

Tooverkracht, V.

Tooverkring, M., -kringen.

Tooverkunst, V., -kunsten; -kunstje, O., -jes.

Tooverlantaren en -lantaarn, V., -lantarens en -lantaarns.

Toovermiddel, O., -middelen.

Tooverpaleis, O., -paleizen.

Tooverslag, M.

Tooverspiegel, M., -spiegels.

Tooverstaf, M., -staven.

Toovervierkant, O., -vierkanten.

Tooverwerk, O.

Tooverzalf, V.

Top, M., toppen. Topje, O., -jes.

Top (tusschenw.).

Topaas (steen), M., topazen; (stof), O. Topaasje, O., -jes.

Topazen (bnw.).

Tophoek, M., -hoeken.

Topograaf, M., topografen.

Topographie, V.

Topographisch.

Toppen, topte, heeft getopt.

Toppenant, V., toppenanten; ook Toppenend, O., -enden.

Toppenantsblok, O., -blokken en -bloks.

Topper, M., toppers. Toppertje, O., -jes.

Toppershoed, M., -hoeden.

Topstander, M., -standers.

Topzeil, O., -zeilen.

Topzeilskoelte, V.

Topzwaar, -zware.

Tor, V., torren. Torretje, O., -jes.

Torbok, M., -bokken.

Toren, M., torens. Torentje, O., -jes.

Torenblazer, M., -blazers.

Torenbouw, M.

Torenbrand, M., -branden.

Torenhoog, -hooge.

Torenklok, V., -klokken.

Torenspits, V., -spitsen.

Torenuil, M., -uilen.

Torenvalk, M., -valken.

Torenwacht (een wachter), M., -wachten; (de gezamenlijke wachters), V.

Torenwachter, M., -wachters.

Torment, O., tormenten.

Tormenteeren, tormenteerde, heeft getormenteerd.

Torn (het tornen), M., tornen.

Torn (in een kleed), V., tornen. Torntje, O., -jes.

Tornen, tornde, heeft getornd.

Tornmesje, O., -jes.

Tornooi, O., tornooien.

Tornooien, tornooide, heeft getornooid.

Torntouw, O., -touwen.

Torpedist, M., torpedisten.

Torpedo, V., torpedo's.

Torpedoboot, V., -booten.

Torpedodienst, M.

Torpedojager, M., -jagers.

Torsen, torste, heeft getorst.

Tortel, M. en V., tortels. Torteltje, O., -jes.

Tortelduif, V., -duiven.

Tot.

Totaal, O., totalen.

Totaal, totale.

Totdat.

Totebel, V., totebellen.

Totstandbrenging, V.

Totstandkoming, V.

Tournure, V., tournures.

Touter, M., touters. Toutertje, O., -jes.

Touteren, touterde, heeft getouterd.

Touw, O., touwen. Touwtje, O., -jes.

Touwbaan, V., -banen.

Touwen (bnw.).

Touwen, touwde, heeft getouwd.

Touwer, M., touwers.

Touwerij, V., touwerijen.

Touwladder, V., -ladders.

Touwpluizen, O.

Touwslager, M., -slagers.

Touwslagerij, V., -slagerijen.

Touwstopper, M., -stoppers.

Touwtjespringen, O.

Touwwerk, O.

Traag, trager, traagst.

Traagheid, V.

Traaglooper, M., -loopers.

Traan (oogvocht), M., tranen. Traantje, O., -jes.

Traan (vischolie), V.

Traanachtig, -achtiger, -achtigst.

Traanbuis, V., -buizen; -buisje, O., -jes.

Traanklier, V., -klieren.

Traankoker, M., -kokers.

Traankokerij, V., -kokerijen.

Traanoog, O., -oogen.

Traanoogen, traanoogde, heeft getraanoogd.

Tracasserie, V., tracasserieën.

Trachten, trachtte, heeft getracht.

Tractaat (verdrag), O., tractaten.

Tracteeren (behandelen), tracteerde, heeft getracteerd.

Traditie, V., traditiën en tradities.

Traditioneel, traditioneele.

Trafiek, V., trafieken.

Tragedie, V., tragediën en tragedies.

Tragisch.

Traject, O., trajecten.

Traktaatje (vertoogje), O., -jes.

Traktant, M., traktanten.

Traktatie, V., traktaties.

Trakteeren (onthalen), trakteerde, heeft getrakteerd.

Traktement, O., traktementen. Traktementje, O., -jes.

Traktementsdag, M., -dagen.

Traktementsverhooging, V., -verhoogingen.

Tralie, V., tralies en traliën. Tralietje, O., -jes.

Traliedeur, V., -deuren.

Tralieluik, O., -luiken.

Traliën, traliede, heeft getralied.

Tralievenster, O., -vensters.

Traliewerk, O.

Tram, V., trammen en trams.

Tramboekje, O., -boekjes.

Tramconducteur, M., -conducteurs.

Tramdienst, M., -diensten.

Tramhalte, V., -halten.

Tramkaartje, O., -kaartjes.

Tramkilometer, M., -kilometers.

Tramkoetsier, M., -koetsiers.

Tramlijn, V., -lijnen.

Trammen, tramde, heeft en is getramd.

Tramontane, V.

Trampaard, O., -paarden.

Tramreiziger, M., -reizigers.

Tramverbinding, V., -verbindingen.

Tramverkeer, O.

Tramwagen, M., -wagens.

Tramweg, M., -wegen.

Tranen, traande, heeft getraand.

Tranendal, O.

Tranenlach, M.

Tranenvloed, M.

Tranig, traniger, tranigst.

Tranigheid, V.

Trans, M., transen.

Transactie, V., transactiën en transacties.

Transcendentaal, -ale.

Transigeeren, transigeerde, heeft getransigeerd.

Transitief, transitieve.

Transito, O.

Transito-handel, M.

Transitoir.

Translaat, O., translaten.

Translateeren, translateerde, heeft getranslateerd.

Translateur, M., translateurs.

Transparant.

Transparant, O., transparanten. Transparantje, O., -jes.

Transpiratie, V.

Transpireeren, transpireerde, heeft getranspireerd.

Transport, O., transporten. Transportje, O., -jes.

Transportarbeider, M., -arbeiders.

Transporteeren, transporteerde, heeft getransporteerd.

Transporteur, M., transporteurs.

Transportkosten (mv.), M.

Transportschip, O., -schepen.

Transportwagen, M., -wagens.

Transsubstantiatie, V.

Trant, M.

Trap (schop), M., trappen.

Trap (trede), M., trappen. Trapje, O., -jes.

Trap (al de treden te zamen), V., trappen. Trapje, O., -jes.

Trapezium, O., trapeziums.

Trapezoïde, V., trapezoïdes.

Trapgans, V., -ganzen; -gansje, O., -jes.

Trapgat, O., -gaten.

Trapladder, V., -ladders.

Trapleuning, V., -leuningen.

Traplooper, M., -loopers.

Trapmachine, V., -machines.

Trappelen, trappelde, heeft getrappeld.

Trappen, trapte, heeft getrapt.

Trappist, M., trappisten.

Trappistenbier, O.

Trapportaal, O., -portalen.

Trapsgewijze en -gewijs.

Trapswijze en -wijs.

Tras, O.

Trasmolen, M., -molens.

Trasraam, O., -ramen.

Trasrok, M., -rokken.

Trassen, traste, heeft getrast.

Travaat, M., travaten.

Travalje, V., travaljes.

Traven, traafde, heeft getraafd.

Traverse en Travers, V., traversen.

Traverseeren, traverseerde, heeft getraverseerd.

Trawant, M., trawanten.

Trechter, M., trechters. Trechtertje, O., -jes.

Trechtervormig.

Tred, M., treden. Tredje, O., -jes.

Trede en Tree, V., treden en treeën. Treetje, O., -jes.

Treden, trad, traden, heeft en is getreden.

Treder, M., treders.

Treedsel, O., treedsels.

Treeft, V., treeften. Treeftje, O., -jes.

Treek, M., treken. Treekje, O., -jes.

Treemolen, M., -molens.

Treerad, O., -raderen.

Tref, M.

Treffelijk, -lijker, -lijkst.

Treffen, trof, troffen, heeft getroffen.

Treffen, O.

Treffend, treffender, treffendst.

Trefkans, V.

Trefpunt, O., -punten.

Treil, M., treilen.

Treilen, treilde, heeft getreild.

Treiler, M., treilers.

Trein, M., treinen. Treintje, O., -jes.

Treinbeambte, M., -beambten.

Treincompagnie, V., -compagnieën.

Treinenloop, M.

Treinpersoneel, O.

Treinsmid, M., -smeden.

Treinsoldaat, M., -soldaten.

Treiteraar, M., treiteraars.

Treiteraarster, V., treiteraarsters.

Treiteren, treiterde, heeft getreiterd.

Treitering, V., treiteringen.

Trek, M., trekken. Trekje, O., -jes.

Trekband, M., -banden.

Trekbank, V., -banken.

Trekbeest, O., -beesten.

Trekbeugel, M., -beugels.

Trekdag, M., -dagen.

Trekdier, O., -dieren.

Trekezel, M., -ezels.

Trekgat, O., -gaten.

Trekgeld, O.

Trekgordijn, O., -gordijnen.

Trekhaak, M., -haken.

Trekhond, M., -honden.

Trekkar, V., -karren.

Trekkast, V., -kasten.

Trekkebeenen, trekkebeende, heeft getrekkebeend.

Trekkebekken, trekkebekte, heeft getrekkebekt.

Trekken, trok, trokken, heeft en is getrokken.

Trekker, M., trekkers.

Trekking, V., trekkingen.

Trekkingslijst, V., -lijsten.

Trekklep, V., -kleppen.

Trekkoord, O., -koorden.

Trekletter, V., -letters.

Treklijn, V., -lijnen.

Trekmuts, V., -mutsen.

Treknet, O., -netten.

Trekos, M., -ossen.

Trekpaard, O., -paarden.

Trekpad, O., -paden.

Trekpen, V., -pennen.

Trekpleister, V., -pleisters.

Trekpot, M., -potten.

Trekschuit, V., -schuiten.

Treksel, O., treksels.

Trekslede, V., -sleden.

Trekstang, V., -stangen.

Trekster, V., treksters.

Trektafel, V., -tafels.

Trektouw, O., -touwen.

Trekvaart, V., -vaarten.

Trekvogel, M., -vogels.

Trekweg, M., -wegen.

Trekzaag, V., -zagen.

Trema, O., trema's.

Tremel, M., tremels.

Trens, V., trenzen. Trensje, O., -jes.

Trenzen, trensde, heeft getrensd.

Trenzing, V.

Trepaan, M., trepanen.

Trepaneerboor, V., -boren.

Trepaneeren, trepaneerde, heeft getrepaneerd.

Trepaneering, V., trepaneeringen.

Tres, V., tressen.

Treurberk, M., -berken.

Treurbeuk, M., -beuken.

Treurdicht, O., -dichten.

Treuren, treurde, heeft getreurd.

Treuresch, M., -esschen.

Treurgewaad, O., -gewaden.

Treurig, treuriger, treurigst.

Treurigheid, V.

Treurmare, V., -maren.

Treurmarsch, M., -marschen.

Treurmuziek, V.

Treurroos, V., -rozen.

Treurspel, O., -spelen.

Treurspeldichter, M., -dichters.

Treurtooneel, O., -tooneelen.

Treurwilg, M., -wilgen.

Treurzang, M., -zangen.

Treuzel, M. en V., treuzels. Treuzeltje, O., -jes.

Treuzelaar, M., treuzelaars.

Treuzelaarster, V., treuzelaarsters.

Treuzelachtig, -achtiger, -achtigst.

Treuzelen, treuzelde, heeft getreuzeld.

Treuzelig, treuzeliger, treuzeligst.

Treuzelwerk, O.; -werkje, O., -jes.

Trezoor, O., trezoren.

Trezorie, V., trezorieën.

Trezorier, M., trezoriers.

Trezorierschap, O.

Triangel, M., triangels. Triangeltje, O., -jes.

Triangulatie, V., triangulatiën.

Tribulatie, V., tribulatiën en tribulaties.

Tribunaal, O., tribunalen.

Tribunaat, O.

Tribune, V., tribunes.

Tribuun, M., tribunen.

Trichine, V., trichinen.

Tricot, O., tricots. Tricootje, O., -jes.

Trielje, V., trieljes.

Trieljen (bnw.).

Triest, triester.

Trigonometrie, V.

Trigonometrisch.

Trijp, O., trijpen.

Trijpen (bnw.).

Trijs, M., trijsen.

Trijsblok, O., -blokken en -bloks.

Trijsen, trijste, heeft getrijst.

Triktrak, O.

Triktrakbord, O., -borden.

Triktrakken, triktrakte, heeft getriktrakt.

Tril, M.

Trilborstel, M., -borstels.

Trilgras, O.

Trilhaar, O., -haren; -haartje, O., -jes.

Trillen, trilde, heeft getrild.

Triller, M., trillers.

Trilling, V., trillingen.

Trillingsgetal, O., -getallen.

Trillioen, O., trillioenen.

Trimester, O., trimesters.

Trio, O., trio's.

Triomf en Triumf, M., triomfen.

Triomfant.

Triomfantelijk.

Triomfboog, M., -bogen.

Triomfeeren, triomfeerde, heeft getriomfeerd.

Triomflied, O., -liederen.

Triomftocht, M., -tochten.

Trip, V., trippen. Tripje, O., -jes.

Tripel, O.

Trippelen, trippelde, heeft en is getrippeld.

Trippen, tripte, heeft getript.

Trits, V., tritsen.

Triumf, enz. Zie Triomf, enz.

Triviaal, trivialer, triviaalst.

Trivialiteit, V., trivialiteiten.

Troebel, troebeler, troebelst.

Troebelheid, V.

Troef, V., troeven. Troefje, O., -jes.

Troefkaart, V., -kaarten.

Troep, M., troepen. Troepje, O., -jes.

Troepenmacht, V.

Troepenpaard, O., -paarden.

Troepsgewijze en -wijs.

Troetel, M., troetels.

Troetelen, troetelde, heeft getroeteld.

Troeteling, V., troetelingen.

Troetelkind, O., -kinderen; -kindje, O., -jes.

Troeven, troefde, heeft getroefd.

Troffel, M., troffels. Troffeltje, O., -jes.

Trog, M., troggen. Trogje, O., -jes.

Troggelaar, M., troggelaars.

Troggelarij, V., troggelarijen.

Troggelen, troggelde, heeft getroggeld.

Troggelwinst, V., -winsten.

Troggelzak, M., -zakken.

Trom, V., trommen.

Trombone, V., trombones.

Trombonist, M., -isten.

Trommel, V., trommels en trommelen. Trommeltje, O., -jes.

Trommelen, trommelde, heeft getrommeld.

Trommelslag, M., -slagen.

Trommelslager, M., -slagers.

Trommelstok, M., -stokken.

Trommelvlies, O., -vliezen.

Trommelzucht, V.

Trommen, tromde, heeft getromd.

Trommer, M., trommers.

Tromp, V., trompen.

Trompet, V., trompetten. Trompetje, O., -jes.

Trompetten, trompette, heeft getrompet.

Trompetter, M., trompetters.

Tronen (zetelen), troonde, heeft getroond.

Tronie, V., tronies. Tronietje, O., -jes.

Tronk, M., tronken. Tronkje, O., -jes.

Troon, M., tronen.

Troonen (lokken), troonde, heeft getroond.

Troonhemel, M., -hemels.

Troonopvolger, M., -opvolgers.

Troonopvolging, V.

Troonrede, V., -redenen.

Troonsbeklimming, V.

Troonzaal, V., -zalen.

Troop, M., tropen.

Troost, M.

Troostbrief, M., -brieven.

Troostelijk, -lijker, -lijkst.

Troosteloos, -loozer.

Troosteloosheid, V.

Troosten, troostte, heeft getroost.

Trooster, M., troosters.

Troosteres, V., troosteressen.

Troostgrond, M., -gronden.

Troostlied, O., -liederen.

Troostrede, V., -redenen.

Troostrijk, -rijker, -rijkst.

Troostvol, -volle.

Troostwoord, O., -woorden.

Tropee, V., tropeeën. Ook Trophee.

Tropisch.

Tros, M., trossen. Trosje, O., -jes.

Trossen, troste, heeft getrost.

Trots, M.

Trots (bijw.).

Trots (voorz.).

Trotsch, trotscher, meest trotsch.

Trotschaard, M., trotschaards.

Trotschheid, V., -heden.

Trotseerder, M., trotseerders.

Trotseeren, trotseerde, heeft getrotseerd.

Trotseering, V.

Trotsen, trotste, heeft getrotst.

Trottoir, O., trottoirs.

Trottoirband, M., -banden.

Troubadour, M., troubadours.

Trouw, V.

Trouw, trouwer, trouwst.

Trouwbelofte, V., -beloften.

Trouwbreuk, V.

Trouwdag, M.

Trouwelijk.

Trouweloos, -loozer.

Trouweloosheid, V.

Trouwen, trouwde, heeft en is getrouwd.

Trouwens.

Trouwhartig, -hartiger, -hartigst.

Trouwhartigheid, V.

Trouwheid, V.

Trouwjapon, V., -japonnen.

Trouwkamer, V., -kamers.

Trouwlustig, -lustiger, -lustigst.

Trouwpak, O., -pakken.

Trouwpartij, V., -partijen.

Trouwplechtigheid, V.

Trouwring, M., -ringen.

Trouwrok, M., -rokken.

Trouwzaal, V., -zalen.

Truffeeren, truffeerde, heeft getruffeerd.

Truffel, V., truffels.

Truffelsaus, V., -sausen.

Truffelworst, V., -worsten.

Trui, V., truien. Truitje, O., -jes.

Truweel, O., truweelen. Truweeltje, O., -jes.

Tsaar, M., tsaren.

Tsarewitsj, M.

Tsaritsa, V., tsaritsa's.

Tuberculeus, tuberculeuze.

Tuberculose, V.

Tuberkel, M., tuberkels.

Tuberoos, V., tuberoozen. Tuberoosje, O., -jes.

Tucht, V.

Tuchteloos, -loozer.

Tuchteloosheid, V.

Tuchthuis, O., -huizen.

Tuchthuisboef, M., -boeven.

Tuchthuisstraf, V.

Tuchtigen, tuchtigde, heeft getuchtigd.

Tuchtiging, V., tuchtigingen.

Tuchtroede, V., -roeden.

Tuchtschool, V., -scholen.

Tufsteen, ook Dufsteen, (een steen), M., -steenen; (als stofnaam) O.

Tui, V., tuien.

Tuianker, O., -ankers.

Tuier, M., tuiers.

Tuiertouw, O., -touwen.

Tuig, O., tuigen. Tuigje, O., -jes.

Tuigage, V.

Tuigen, tuigde, heeft getuigd.

Tuighuis, O., -huizen.

Tuiging, V., tuigingen.

Tuil, M., tuilen. Tuiltje, O., -jes.

Tuimelaar, M., tuimelaars. Tuimelaartje, O., -jes.

Tuimelbank, V., -banken.

Tuimelen, tuimelde, is getuimeld.

Tuimelgeest, M.

Tuimeling, V., tuimelingen. Tuimelingetje, O., -jes.

Tuimelraam, O., -ramen; -raampje, O., -jes.

Tuimelvischje, O., -jes.

Tuin, M., tuinen. Tuintje, O., -jes.

Tuinanjelier, V., -anjelieren.

Tuinbaas, M., -bazen.

Tuinbank, V., -banken.

Tuinboon, V., -boonen; -boontje, O., -jes.

Tuinbouw, M.

Tuinbouwschool, V., -scholen.

Tuinder, M., tuinders.

Tuindeur, V., -deuren.

Tuinen, tuinde, heeft getuind.

Tuinfeest, O., -feesten.

Tuingereedschap, O., -gereedschappen.

Tuingewas, O., -gewassen.

Tuinhoed, M., -hoeden.

Tuinhuis, O., -huizen; -huisje, O., -jes.

Tuinier, M., tuiniers.

Tuinieren, tuinierde, heeft getuinierd.

Tuiniersalmanak, M., -almanakken.

Tuiniersbedrijf, O.

Tuinierswerk, O.

Tuinkamer, V., -kamers.

Tuinknecht, M., -knechts.

Tuinman, M., -lieden en -lui.

Tuinmanswoning, V., -woningen.

Tuinpad, O., -paden.

Tuinschaar, V., -scharen.

Tuinsieraden (mv.), O.

Tuinstaak, M., -staken.

Tuinstoel, M., -stoelen; -stoeltje, O., -jes.

Tuintafel, V., -tafels; -tafeltje, O., -jes.

Tuinwerk, O., -werken.

Tuinzaad, O., -zaden.

Tuischen, tuischte, heeft getuischt.

Tuischer, M., tuischers.

Tuit, V., tuiten. Tuitje, O., -jes.

Tuitelachtig, -achtiger, -achtigst.

Tuitelen, tuitelde, heeft getuiteld.

Tuitelig, tuiteliger, tuiteligst.

Tuiten, tuitte, heeft getuit.

Tuitkan, V., -kannen.

Tuitpot, M., -potten.

Tuk, M.

Tuk (bnw.).

Tukje, O., -jes.

Tul, V., tullen. Tulletje, O., -jes.

Tulband (Turksch hoofddeksel en gebak), M., tulbanden. Tulbandje,
O., -jes.

Tulbandsvorm, M., -vormen.

Tule, V.

Tulen (bnw.).

Tulp, V., tulpen. Tulpje, O., -jes.

Tulpebol, M., -bollen.

Tulpeboom, M., -boomen.

Tulpenbed, O., -bedden.

Tulpenhandel, M.

Tulpenkweeker, M., -kweekers.

Tulpenzaad, O.

Tulpestengel, M., -stengels.

Tult, V., tulten.

Tumbler, M., tumblers.

Tumult, O., tumulten.

Tunica, V., tunica's.

Tuniek, V., tunieken.

Tunnel, V., tunnels.

Turbine, V., turbines.

Tureluur, M., tureluren en tureluurs. Tureluurtje, O., -jes.

Tureluursch.

Turen, tuurde, heeft getuurd.

Turf (een enkele turf), M., turven; (collectief), V. Turfje, O., -jes.

Turfbak, M., -bakken.

Turfboer, M., -boeren.

Turfdrager, M., -dragers.

Turfgraven, O.

Turfhok, O., -hokken.

Turfkoker, M., -kokers.

Turfmand, V., -manden.

Turfmeter, M., -meters.

Turfmolm, M. en O.

Turfschip, O., -schepen.

Turfschipper, M., -schippers.

Turfsteken, O.

Turfstrooisel, O.

Turftijd, M.

Turfton, V., -tonnen.

Turftonnen, O.

Turftonster, V., -tonsters.

Turftrapper, M., -trappers.

Turfvuur, O., -vuren.

Turfzolder, M., -zolders.

Turk, M., Turken.

Turken, turkte, heeft geturkt.

Turkoois (steen), M., turkooizen; (stof), O.

Turkooizen (bnw.).

Turksch.

Turksch, O.

Turven, turfde, heeft geturfd.

Tusschen.

Tusschenbedrijf, O., -bedrijven.

Tusschenbeide (bijw.).

Tusschendek, O., -dekken.

Tusschendeks.

Tusschendeks, O.

Tusschendeksbatterij, V., -batterijen.

Tusschendekspassagier, M., -passagiers.

Tusschendeur, V., -deuren.

Tusschendijk, M., -dijken.

Tusschendijks.

Tusschendoor.

Tusschenerf, O., -erven; -erfje, O., -jes.

Tusschengelegen.

Tusschenhandel, M.

Tusschenhandelaar, M., -handelaars.

Tusschenin.

Tusschenkleur, V., -kleuren; -kleurtje, O., -jes.

Tusschenkomend.

Tusschenkomst, V.

Tusschenkwartier, O., -kwartieren; -kwartiertje, O., -jes.

Tusschenlaag, V., -lagen; -laagje, O., -jes.

Tusschenliggend.

Tusschenmuur, M., -muren; -muurtje, O., -jes.

Tusschenpersoon, M. en V., -personen.

Tusschenpoos, V., -poozen; -poosje, O., -jes.

Tusschenregeering, V., -regeeringen.

Tusschenruimte, V., -ruimten.

Tusschenschot, O., -schotten; -schotje, O., -jes.

Tusschensluis, V., -sluizen; -sluisje, O., -jes.

Tusschenspel, O., -spelen.

Tusschenspraak, V.

Tusschenspreken, O.

Tusschenspreker, M., -sprekers.

Tusschenstaat, M.

Tusschenstand, M., -standen.

Tusschentijd, M., -tijden.

Tusschentijds (bijw.).

Tusschentoon, M., -tonen.

Tusschenuit.

Tusschenuur, O., -uren; -uurtje, O., -jes.

Tusschenvak, O., -vakken; -vakje, O., -jes.

Tusschenvlaag, V., -vlagen; -vlaagje, O., -jes.

Tusschenvoeging, V.

Tusschenvoegsel, O., -voegsels en -voegselen; -voegseltje, O., -jes.

Tusschenwal, M., -wallen.

Tusschenwand, M., -wanden.

Tusschenweg, M., -wegen.

Tusschenwerpsel, O., -werpsels.

Tusschenzang, M., -zangen.

Tusschenzee, V., -zeeën.

Tusschenzin, M., -zinnen.

Twaalf, twaalven.

Twaalfdaagsch.

Twaalfde.

Twaalfdehalf, -halve.

Twaalfderhande.

Twaalfderlei.

Twaalfdoornig.

Twaalfduizendste.

Twaalfhoek, M., -hoeken.

Twaalfhoekig.

Twaalfhonderd.

Twaalfhonderdste.

Twaalfjarig.

Twaalfmaal.

Twaalfponder, M., -ponders.

Twaalftal, O., -tallen.

Twaalftallig.

Twaalfvingerig.

Twaalfvlak, O., -vlakken.

Twaalfvoud, O., -vouden.

Twaalfvoudig.

Twee (telw.). Als znw. V., tweeën. Tweetje, O., -jes.

Tweearmig.

Tweeblad, O.

Tweede.

Tweedraadsch.

Tweedracht, V.

Tweedrachtig, -drachtiger, -drachtigst.

Tweedrachtsappel, M., -appels.

Tweeduizendste.

Tweeërhande.

Tweeërlei.

Tweegevecht, O., -gevechten.

Tweehandig.

Tweehonderd.

Tweehonderdste.

Tweehoofdig.

Tweehoornig.

Tweehuizig.

Tweejarig.

Tweeklank, M., -klanken.

Tweekleurig.

Tweeledig.

Tweelettergrepig.

Tweeling, M. en V., tweelingen.

Tweelingbroeder, M., -broeders.

Tweelingzuster, V., -zusters.

Tweelippig.

Tweelobbig.

Tweeloopsch.

Tweemaal.

Tweemaster, M., -masters.

Tweeregelig.

Tweeriemsgiek, V., -gieken.

Tweern, M.

Tweernen, tweernde, heeft getweernd.

Tweeschijfsblok, O., -blokken en -bloks.

Tweeslachtig.

Tweesnijdend.

Tweesoortig.

Tweespalt, V.

Tweespan, O., -spannen.

Tweespans.

Tweespraak, V., -spraken.

Tweesprong, M., -sprongen.

Tweestemmig.

Tweestrijd, M.

Tweetal, O., -tallen.

Tweetallig.

Tweestandig.

Tweetongig.

Tweevleugelig.

Tweevoetig.

Tweevormig.

Tweevoud, O., -vouden.

Tweevoudig.

Tweewerf.

Twente (gewest), O.

Twentenaar, M., Twentenaars en Twentenaren.

Twentsch.

Twijfel, M.

Twijfelaar, M., twijfelaars.

Twijfelachtig, -achtiger, -achtigst.

Twijfelachtigheid, V.

Twijfelarij, V.

Twijfelen, twijfelde, heeft getwijfeld.

Twijfeling, V., twijfelingen.

Twijfelmoedig, -moediger, -moedigst.

Twijfelmoedigheid, V.

Twijfelstuk, O., -stukken.

Twijfelzucht, V.

Twijfelzuchtig, -zuchtiger, -zuchtigst.

Twijg, V., twijgen. Twijgje, O., -jes.

Twijn, M.

Twijnder, M., twijnders.

Twijnderij, V., twijnderijen.

Twijndraad (voorwerpsnaam), M., -draden; (stofnaam), O.

Twijnen, twijnde, heeft getwijnd.

Twijngaren, O.

Twijnmolen, M., -molens.

Twijnster, V., twijnsters.

Twijnwiel, O., -wielen.

Twil, M., twillen.

Twintig, twintigen.

Twintiger, M., twintigers.

Twintigerhande.

Twintigerlei.

Twintigjarig.

Twintigmaal.

Twintigponder, M., -ponders.

Twintigste.

Twintigtal, O., -tallen.

Twintigvlak, O., -vlakken.

Twintigvoud, O., -vouden.

Twintigvoudig.

Twintigwerf.

Twist, M., twisten.

Twistappel, M., -appels.

Twisten, twistte, heeft getwist.

Twister, M., twisters.

Twistgeschrijf, O.

Twistig, twistiger, twistigst.

Twistrede, V., -redenen.

Twistredenaar, M., -redenaars.

Twistschrift, O., -schriften.

Twistziek, -zieker, -ziekst.

Twistzucht, V.

Type (drukletter), V., typen.

Type (uitgedrukt beeld), O., typen.

Typheus, typheuze.

Typhus, M.

Typisch.

Typograaf, M., typografen.

Typographie, V.

Typographisch.

Tyran, enz. Zie Tiran, enz.



U


U, V., u's.

Uchtend. Zie Ochtend.

Ui, M., uien. Uitje, O., -jes.

Uienbed, O., -bedden.

Uienloof, O.

Uienreuk, M.

Uiensalade en Uiensla, V.

Uiensaus, V., -sausen.

Uiensmaak, M.

Uiensoep, V., -soepen.

Uienzaad, O.

Uieplant, V., -planten.

Uier, M., uiers. Uiertje, O., -jes.

Uieschil, V., -schillen.

Uiig, uiiger, uiigst.

Uil, M., uilen. Uiltje, O., -jes.

Uilebek, M., -bekken.

Uileklauw, M., -klauwen.

Uilekop (kop van een uil), M., -koppen.

Uilennest, O., -nesten.

Uilenoog, O., -oogen.

Uilenvlucht, V.

Uilenspiegel, M., -spiegels.

Uileveer, V., -veeren.

Uilig, uiliger, uiligst.

Uiloogen, O.

Uilskop (stommeling), M., -koppen.

Uilskuiken, O., -kuikens.

Uit.

Uitademen, ademde uit, heeft uitgeademd.

Uitademing, V., -ademingen.

Uitbaggeren, baggerde uit, heeft uitgebaggerd.

Uitbaggering, V.

Uitbakenen, bakende uit, heeft uitgebakend.

Uitbaliën, baliede uit, heeft uitgebalied.

Uitbannen, bande uit, heeft uitgebannen.

Uitbanning, V., -banningen.

Uitbarsten, barstte uit, is uitgebarsten; ook borst uit, is
uitgeborsten.

Uitbarsting, V., -barstingen.

Uitbazuinen, bazuinde uit, heeft uitgebazuind.

Uitbeelden, beeldde uit, heeft uitgebeeld.

Uitbeelding, V., -beeldingen.

Uitbeitelen, beitelde uit, heeft uitgebeiteld.

Uitbersten. Zie Uitbarsten.

Uitbesteden, besteedde uit, heeft uitbesteed.

Uitbesteding, V., -bestedingen.

Uitbetalen, betaalde uit, heeft uitbetaald.

Uitbetaler, M., -betalers.

Uitbetaling, V., -betalingen.

Uitbijten (van tanden, scherpe vochten, enz.), beet uit, beten uit,
heeft en is uitgebeten.

Uitbijten (door 't hakken van bijten), bijtte uit, heeft uitgebijt.

Uitbijter, M., -bijters.

Uitbikken, bikte uit, heeft uitgebikt.

Uitblakeren, blakerde uit, heeft uitgeblakerd.

Uitblazen, blies uit, bliezen uit, heeft uitgeblazen.

Uitbleeken, bleekte uit, heeft en is uitgebleekt.

Uitblijven, bleef uit, bleven uit, is uitgebleven.

Uitblijver, M., -blijvers.

Uitbliksemen, bliksemde uit, heeft uitgebliksemd.

Uitblinken, blonk uit, heeft uitgeblonken.

Uitbloeden, bloedde uit, heeft en is uitgebloed.

Uitbloeien, bloeide uit, heeft en is uitgebloeid.

Uitblusschen, bluschte uit, heeft uitgebluscht.

Uitboegseeren, boegseerde uit, heeft uitgeboegseerd.

Uitboeken, boekte uit, heeft uitgeboekt.

Uitboeking, V.

Uitboenen, boende uit, heeft uitgeboend.

Uitboezemen, boezemde uit, heeft uitgeboezemd.

Uitboezeming, V., -boezemingen.

Uitboomen, boomde uit, heeft uitgeboomd.

Uitboren, boorde uit, heeft uitgeboord.

Uitborrelen, borrelde uit, is uitgeborreld.

Uitborreling, V.

Uitborstelen, borstelde uit, heeft uitgeborsteld.

Uitborsteling, V.

Uitbotten, botte uit, is uitgebot.

Uitbotting, V.

Uitbouwen, bouwde uit, heeft uitgebouwd.

Uitbouwing, V.

Uitbouwsel, O., -bouwsels. Uitbouwseltje, O., -jes.

Uitbraak, V.

Uitbraaksel, O., -braaksels.

Uitbraden, braadde uit, heeft uitgebraden.

Uitbraken, braakte uit, heeft uitgebraakt.

Uitbraking, V.

Uitbranden, brandde uit, heeft en is uitgebrand.

Uitbrander, M., -branders.

Uitbranding, V., -brandingen.

Uitbreiden, breidde uit, heeft uitgebreid.

Uitbreider, M., -breiders.

Uitbreiding, V., -breidingen.

Uitbreidingsplan, O.

Uitbreken, brak uit, braken uit, heeft en is uitgebroken.

Uitbreking, V.

Uitbrengen, bracht uit, heeft uitgebracht.

Uitbrenger, M., -brengers.

Uitbrenging, V.

Uitbroeden, broedde uit, heeft uitgebroed.

Uitbroeding, V., -broedingen.

Uitbroedsel, O., -broedsels.

Uitbrullen, brulde uit, heeft uitgebruld.

Uitbuien, buide uit, heeft uitgebuid.

Uitbuigen, boog uit, bogen uit, heeft en is uitgebogen.

Uitbuiging, V.

Uitbuilen, builde uit, heeft uitgebuild.

Uitbulderen, bulderde uit, heeft uitgebulderd.

Uitbundig, -bundiger, -bundigst.

Uitbundigheid, V.

Uitbuurt, V., -buurten. Uitbuurtje, O., -jes.

Uitcijferen, cijferde uit, heeft uitgecijferd.

Uitcijfering, V., -cijferingen.

Uitdagen, daagde uit, heeft uitgedaagd.

Uitdager, M., -dagers.

Uitdaging, V., -dagingen.

Uitdagingsbrief, M., -brieven.

Uitdampen, dampte uit, heeft en is uitgedampt.

Uitdamping, V., -dampingen.

Uitdeelen, deelde uit, heeft uitgedeeld.

Uitdeeler, M., -deelers.

Uitdeeling, V., -deelingen.

Uitdeelingslijst, V., -lijsten.

Uitdeelster, V., -deelsters.

Uitdelgen, delgde uit, heeft uitgedelgd.

Uitdelger, M., -delgers.

Uitdelging, V.

Uitdelven, dolf uit, dolven uit, heeft uitgedolven.

Uitdelving, V., -delvingen.

Uitdenken, dacht uit, heeft uitgedacht.

Uitdenker, M., -denkers.

Uitdienen, diende uit, heeft uitgediend.

Uitdiepen, diepte uit, heeft uitgediept.

Uitdieping, V., -diepingen.

Uitdijen, dijde uit, is uitgedijd.

Uitdijing, V.

Uitdoen, doet uit, deed uit, deden uit, heeft uitgedaan.

Uitdonderen, donderde uit, heeft uitgedonderd.

Uitdooven, doofde uit, heeft en is uitgedoofd.

Uitdooving, V.

Uitdorschen, dorschte uit, heeft uitgedorscht.

Uitdossen, doste uit, heeft uitgedost.

Uitdossing, V., -dossingen.

Uitdraagster, V., -draagsters.

Uitdraaien, draaide uit, heeft en is uitgedraaid.

Uitdragen, droeg uit, heeft uitgedragen.

Uitdrager, M., -dragers.

Uitdragerij, V., -dragerijen.

Uitdragerswinkel, M., -winkels.

Uitdrijven, dreef uit, dreven uit, heeft uitgedreven.

Uitdrijver, M., -drijvers.

Uitdrijving, V., -drijvingen.

Uitdringen, drong uit, heeft en is uitgedrongen.

Uitdrinken, dronk uit, heeft uitgedronken.

Uitdrogen, droogde uit, heeft en is uitgedroogd.

Uitdroging, V., -drogingen.

Uitdruipen, droop uit, dropen uit, heeft en is uitgedropen.

Uitdrukkelijk, -lijker, -lijkst.

Uitdrukken, drukte uit, heeft uitgedrukt.

Uitdrukking, V., -drukkingen.

Uitdruppelen, druppelde uit, is uitgedruppeld.

Uitduiden, duidde uit, heeft uitgeduid.

Uitduiding, V., -duidingen.

Uitduwen, duwde uit, heeft uitgeduwd.

Uitdweilen, dweilde uit, heeft uitgedweild.

Uiteen.

Uiteenbarsten, barstte uiteen, is uiteengebarsten; ook borst uiteen,
is uiteengeborsten.

Uiteenbersten. Zie Uiteenbarsten.

Uiteendrijven, dreef uiteen, dreven uiteen, heeft uiteengedreven.

Uiteengaan, gaat uiteen, ging uiteen, is uiteengegaan.

Uiteengooien, gooide uiteen, heeft uiteengegooid.

Uiteengroeien, groeide uiteen, is uiteengegroeid.

Uiteenjagen, jaagde uiteen, heeft uiteengejaagd; ook joeg uiteen.

Uiteenloopen, liep uiteen, is uiteengeloopen.

Uiteenloopend, -loopender, -loopendst.

Uiteenrollen, rolde uiteen, heeft en is uiteengerold.

Uiteenslaan, slaat uiteen, sloeg uiteen, heeft en is uiteengeslagen.

Uiteensmijten, smeet uiteen, smeten uiteen, heeft uiteengesmeten.

Uiteenspatten, spatte uiteen, is uiteengespat.

Uiteenspringen, sprong uiteen, is uiteengesprongen.

Uiteenstuiven, stoof uiteen, stoven uiteen, is uiteengestoven.

Uiteentrappen, trapte uiteen, heeft uiteengetrapt.

Uiteenvallen, viel uiteen, is uiteengevallen.

Uiteenvliegen, vloog uiteen, vlogen uiteen, is uiteengevlogen.

Uiteenwerpen, wierp uiteen, heeft uiteengeworpen.

Uiteenzetten, zette uiteen, heeft uiteengezet.

Uiteenzetting, V., -zettingen.

Uiteinde, O., -einden.

Uiten, uitte, heeft geuit.

Uitenten, entte uit, heeft uitgeënt.

Uitenteren, enterde uit, heeft uitgeënterd.

Uitentreuren (bijw.).

Uiteraard.

Uiterlijk.

Uiterlijk, O.

Uiterlijkheid, V., -heden.

Uitermate.

Uiterst.

Uiterste, O.

Uiterton, V., -tonnen.

Uiterwaard, V., -waarden.

Uiteten, at uit, aten uit, heeft uitgegeten.

Uiteter, M., -eters.

Uitetteren, etterde uit, is uitgeëtterd.

Uitflappen, flapte uit, heeft uitgeflapt.

Uitflapper, M., -flappers.

Uitfluiten, floot uit, floten uit, heeft uitgefloten.

Uitfluiter, M., -fluiters.

Uitfluiting, V.

Uitfreezen, freesde uit, heeft uitgefreesd.

Uitgaaf en Uitgave, V., uitgaven. Uitgaafje, O., -jes.

Uitgaan, gaat uit, ging uit, is uitgegaan.

Uitgaand.

Uitgaansdag, M., -dagen.

Uitgaanskas, V., -kassen.

Uitgalmen, galmde uit, heeft uitgegalmd.

Uitgalming, V., -galmingen.

Uitgang, M., -gangen. Uitgangetje, O., -jes.

Uitgangspunt, O., -punten.

Uitgave. Zie Uitgaaf.

Uitgebreid, -gebreider, -gebreidst.

Uitgebreidheid, V., -heden.

Uitgediend.

Uitgeefster, V., -geefsters.

Uitgelaten, -gelatener, -gelatenst.

Uitgelatenheid, V.

Uitgeleefd.

Uitgeleerd.

Uitgeleide, O.

Uitgelezen, -gelezener, -gelezenst.

Uitgelezenheid, V.

Uitgemaakt.

Uitgenomen.

Uitgestreken, -gestrekener, -gestrekenst.

Uitgestrekt, -gestrekter, -gestrektst.

Uitgestrektheid, V., -heden.

Uitgestudeerd.

Uitgetogen (verl. deelw.).

Uitgeven, gaf uit, gaven uit, heeft uitgegeven.

Uitgever, M., -gevers.

Uitgeversfirma, V., -firma's.

Uitgeverszaak, V., -zaken.

Uitgewekene, M. en V., -gewekenen.

Uitgewerkt, -gewerkter, -gewerktst.

Uitgezocht, -gezochter, -gezochtst.

Uitgezonderd.

Uitgieren, gierde uit, heeft uitgegierd.

Uitgieten, goot uit, goten uit, heeft uitgegoten.

Uitgieting, V.

Uitgifte en Uitgift, V.

Uitgillen, gilde uit, heeft uitgegild.

Uitgilling (scheepsw.), V.

Uitgisten, gistte uit, heeft en is uitgegist.

Uitglijden, gleed uit, gleden uit, is uitgegleden.

Uitglijding, V.

Uitglinsteren, glinsterde uit, heeft uitgeglinsterd.

Uitglippen, glipte uit, is uitgeglipt.

Uitgooien, gooide uit, heeft uitgegooid.

Uitgorden, gordde uit, heeft uitgegord.

Uitgraven, groef uit, groeven uit, heeft uitgegraven.

Uitgraving, V., -gravingen.

Uitgroeien, groeide uit, is uitgegroeid.

Uitgroeisel, O., -groeisels.

Uitgroeven, groefde uit, heeft uitgegroefd.

Uitgulpen, gulpte uit, heeft uitgegulpt.

Uithaal, M., -halen.

Uithaaltafel, V., -tafels.

Uithaken, haakte uit, heeft uitgehaakt.

Uithakken, hakte uit, heeft uitgehakt.

Uithakking, V., -hakkingen.

Uithaksel, O., -haksels.

Uithalen, haalde uit, heeft uitgehaald.

Uithaler, M., -halers.

Uithaling, V., -halingen.

Uitham, M., -hammen.

Uithangbord, O., -borden; -bordje, O., -jes.

Uithangen, hing uit, heeft uitgehangen.

Uithangteeken, O., -teekens.

Uithebben, heeft uit, had uit, hadden uit, heeft uitgehad.

Uitheemsch.

Uitheemschheid, V.

Uithelpen, hielp uit, heeft uitgeholpen.

Uithelper, M., -helpers.

Uithijschen, heesch uit, heschen uit, heeft uitgeheschen.

Uithijsching, V.

Uithoek, M., -hoeken. Uithoekje, O., -jes.

Uithoesten, hoestte uit, heeft uitgehoest.

Uithollen, holde uit, heeft uitgehold.

Uithongeren, hongerde uit, heeft uitgehongerd.

Uithongering, V.

Uithooren, hoorde uit, heeft uitgehoord.

Uithoozen, hoosde uit, heeft uitgehoosd.

Uithouden, hield uit, heeft uitgehouden.

Uithouder, M., -houders.

Uithouwen, hieuw uit, heeft uitgehouwen.

Uithuilen, huilde uit, heeft uitgehuild.

Uithuizig, -huiziger, -huizigst.

Uithuizigheid, V.

Uithuwelijken, huwelijkte uit, heeft uitgehuwelijkt.

Uithuwelijking, V.

Uithuwen, huwde uit, heeft uitgehuwd.

Uithuwing, V., -huwingen.

Uitijzen, ijsde uit, heeft uitgeijsd.

Uiting, V., uitingen.

Uitjagen, jaagde uit, heeft en is uitgejaagd; ook joeg uit.

Uitjammeren, jammerde uit, heeft uitgejammerd.

Uitjanken, jankte uit, heeft uitgejankt.

Uitjouwen, jouwde uit, heeft uitgejouwd.

Uitjouwer, M., -jouwers.

Uitjouwing, V., -jouwingen.

Uitkaarden, kaardde uit, heeft uitgekaard.

Uitkaatsen, kaatste uit, heeft uitgekaatst.

Uitkaatser, M., -kaatsers.

Uitkakelen, kakelde uit, heeft uitgekakeld.

Uitkallen, kalde uit, heeft uitgekald.

Uitkammen, kamde uit, heeft uitgekamd.

Uitkankeren, kankerde uit, is uitgekankerd.

Uitkankering, V.

Uitkappen, kapte uit, heeft uitgekapt.

Uitkarnen, karnde uit, heeft uitgekarnd.

Uitkauwen, kauwde uit, heeft uitgekauwd.

Uitkauwing, V.

Uitkauwsel, O., -kauwsels.

Uitkavelen, kavelde uit, heeft uitgekaveld.

Uitkeeren, keerde uit, heeft uitgekeerd.

Uitkeering, V., -keeringen.

Uitkeeringsfonds, O., -fondsen.

Uitkepen, keepte uit, heeft uitgekeept.

Uitkermen, kermde uit, heeft uitgekermd.

Uitkerven, korf uit, korven uit, heeft uitgekorven.

Uitkiemen, kiemde uit, is uitgekiemd.

Uitkieming, V.

Uitkiezen, koos uit, kozen uit, heeft uitgekozen.

Uitkijk (uitzicht), M. Uitkijkje, O., -jes.

Uitkijk (uitkijker), M., -kijken.

Uitkijken, keek uit, keken uit, heeft uitgekeken.

Uitkijker, M., -kijkers.

Uitkippen, kipte uit, heeft uitgekipt.

Uitklagen, klaagde uit, heeft uitgeklaagd.

Uitklappen, klapte uit, heeft uitgeklapt.

Uitklaren, klaarde uit, heeft uitgeklaard.

Uitklaring, V., -klaringen.

Uitkleeden, kleedde uit, heeft uitgekleed.

Uitkleeding, V.

Uitkleien, kleide uit, heeft uitgekleid.

Uitkleiing, V., -kleiingen.

Uitkleinzen, kleinsde uit, heeft uitgekleinsd.

Uitklimmen, klom uit, klommen uit, is uitgeklommen.

Uitklinken, klonk uit, heeft uitgeklonken.

Uitklinker, M., -klinkers.

Uitkloppen, klopte uit, heeft uitgeklopt.

Uitklopper, M., -kloppers.

Uitknagen, knaagde uit, heeft uitgeknaagd.

Uitknijpen, kneep uit, knepen uit, heeft en is uitgeknepen.

Uitknippen, knipte uit, heeft uitgeknipt.

Uitknipsel, O., -knipsels.

Uitknoppen, knopte uit, is uitgeknopt.

Uitkoken, kookte uit, heeft en is uitgekookt.

Uitkomen, komt uit, kwam uit, kwamen uit, is uitgekomen.

Uitkomst, V., -komsten. Uitkomstje, O., -jes.

Uitkooksel, O., -kooksels.

Uitkoop, M., -koopen.

Uitkoopen, kocht uit, heeft uitgekocht.

Uitkoteren, koterde uit, heeft uitgekoterd.

Uitkotsen, kotste uit, heeft uitgekotst.

Uitkraaien, kraaide uit, heeft uitgekraaid.

Uitkrabben, krabde uit, heeft uitgekrabd.

Uitkramen, kraamde uit, heeft uitgekraamd.

Uitkrassen, kraste uit, heeft uitgekrast.

Uitkrijgen, kreeg uit, kregen uit, heeft uitgekregen.

Uitkrijten, kreet uit, kreten uit, heeft uitgekreten.

Uitkruipen, kroop uit, kropen uit, is uitgekropen.

Uitkruipsel, O., -kruipsels. Uitkruipseltje, O., -jes.

Uitkunnen, kan uit, kunnen uit, konde of kon uit, gij kondt uit,
konden uit, heeft uitgekund.

Uitlachen, lachte uit, heeft uitgelachen.

Uitlacher, M., -lachers.

Uitladen, laadde uit, heeft uitgeladen.

Uitlading, V.

Uitlander, M., -landers.

Uitlandig.

Uitlandigheid, V.

Uitlandsch.

Uitlaten, liet uit, heeft uitgelaten.

Uitlating, V., -latingen.

Uitlatingsteeken, O., -teekens.

Uitleenen, leende uit, heeft uitgeleend.

Uitleener, M., -leeners.

Uitleeren, leerde uit, heeft uitgeleerd.

Uitleg, M.

Uitleggen, legde uit en leide uit, heeft uitgelegd en uitgeleid.

Uitlegger (persoon), M., -leggers.

Uitlegger (wachtschip), M., -leggers.

Uitleggershoofd, O.

Uitlegging, V., -leggingen.

Uitlegkunde, V.

Uitlegkundig.

Uitlegkundige, M., -kundigen.

Uitlegster, V., -legsters.

Uitleiden, leidde uit, heeft uitgeleid.

Uitleiding, V.

Uitlekken, lekte uit, is uitgelekt.

Uitleppen, lepte uit, heeft uitgelept.

Uitleven, leefde uit, heeft uitgeleefd.

Uitleveren, leverde uit, heeft uitgeleverd.

Uitlevering, V., -leveringen.

Uitleveringstractaat, O., -tractaten.

Uitlezen (doorlezen en uitzoeken), las uit, lazen uit, heeft
uitgelezen.

Uitlichten, lichtte uit, heeft uitgelicht.

Uitliggen, lag uit, lagen uit, heeft uitgelegen.

Uitlikken, likte uit, heeft uitgelikt.

Uitlokken, lokte uit, heeft uitgelokt.

Uitlokking, V., -lokkingen.

Uitloodsen, loodste uit, heeft uitgeloodst.

Uitloogen, loogde uit, heeft uitgeloogd.

Uitloop, M., -loopen.

Uitloopen, liep uit, is en heeft uitgeloopen.

Uitlooper, M., -loopers. Uitloopertje, O., -jes.

Uitlooperij, V., -looperijen.

Uitloopster, V., -loopsters.

Uitloozen, loosde uit, heeft uitgeloosd.

Uitloozing, V., -loozingen.

Uitlossen, loste uit, heeft uitgelost.

Uitlossing, V.

Uitloten, lootte uit, heeft uitgeloot.

Uitloting, V., -lotingen.

Uitloven, loofde uit, heeft uitgeloofd.

Uitloving, V., -lovingen.

Uitluchten, luchtte uit, heeft uitgelucht.

Uitluiden en Uitluien, luidde en luide uit, heeft uitgeluid.

Uitluiding, V.

Uitmaken, maakte uit, heeft uitgemaakt.

Uitmalen, maalde uit, heeft uitgemalen.

Uitmaling, V., -malingen.

Uitmelken, molk uit, heeft uitgemolken.

Uitmelker, M., -melkers.

Uitmergelen, mergelde uit, heeft uitgemergeld.

Uitmergeling, V.

Uitmeten, mat uit, maten uit, heeft uitgemeten.

Uitmiddelpuntig.

Uitmiddelpuntigheid, V.

Uitmoeten, moet uit, moest uit, heeft uitgemoeten.

Uitmogen, mag uit, mogen uit, mocht uit.

Uitmonding, V., -mondingen.

Uitmonsteren, monsterde uit, heeft uitgemonsterd.

Uitmonstering, V.

Uitmoorden, moordde uit, heeft uitgemoord.

Uitmunten, muntte uit, heeft uitgemunt.

Uitmuntend, -muntender, -muntendst.

Uitmuntendheid, V.

Uitnemen, nam uit, namen uit, heeft uitgenomen.

Uitnemend, -nemender, -nemendst.

Uitnemendheid, V.

Uitnijpen, neep uit, nepen uit, heeft uitgenepen.

Uitnooden, noodde uit, heeft uitgenood.

Uitnoodigen, noodigde uit, heeft uitgenoodigd.

Uitnoodiger, M., -noodigers.

Uitnoodiging, V., -noodigingen.

Uitoefenen, oefende uit, heeft uitgeoefend.

Uitoefening, V.

Uitpakkamer, V., -kamers.

Uitpakken, pakte uit, heeft uitgepakt.

Uitpakker, M., -pakkers.

Uitpakking, V.

Uitpalmen, palmde uit, heeft uitgepalmd.

Uitpellen, pelde uit, heeft uitgepeld.

Uitpennen, pende uit, heeft uitgepend.

Uitpersen, perste uit, heeft uitgeperst.

Uitpersing, V., -persingen.

Uitpeuteren, peuterde uit, heeft uitgepeuterd.

Uitpeuzelen, peuzelde uit, heeft uitgepeuzeld.

Uitpikken, pikte uit, heeft uitgepikt.

Uitploegen, ploegde uit, heeft uitgeploegd.

Uitpluizen, ploos uit, plozen uit, heeft uitgeplozen.

Uitpluizer, M., -pluizers.

Uitpluizing, V., -pluizingen.

Uitplukken, plukte uit, heeft uitgeplukt.

Uitplunderen, plunderde uit, heeft uitgeplunderd.

Uitplundering, V.

Uitpoepen, poepte uit, heeft uitgepoept.

Uitpoetsen, poetste uit, heeft uitgepoetst.

Uitpoken, pookte uit, heeft uitgepookt.

Uitpompen, pompte uit, heeft uitgepompt.

Uitpooien, pooide uit, heeft uitgepooid.

Uitpoten, pootte uit, heeft uitgepoot.

Uitpraten, praatte uit, heeft en is uitgepraat.

Uitproesten, proestte uit, heeft uitgeproest.

Uitpuilen, puilde uit, heeft en is uitgepuild.

Uitpuiling, V., -puilingen.

Uitputten, putte uit, heeft uitgeput.

Uitputting, V.

Uitrafelen, rafelde uit, heeft en is uitgerafeld.

Uitrafeling, V.

Uitraken, raakte uit, is uitgeraakt.

Uitrammelen, rammelde uit, heeft uitgerammeld.

Uitrazen, raasde uit, heeft uitgeraasd.

Uitredden, redde uit, heeft uitgered.

Uitredder, M., -redders.

Uitredding, V., -reddingen.

Uitreeden, reedde uit, heeft uitgereed.

Uitreeder, M., -reeders.

Uitreeding, V., -reedingen.

Uitregenen, regende uit, heeft en is uitgeregend.

Uitreiken, reikte uit, heeft uitgereikt.

Uitreiker, M., -reikers.

Uitreiking, V., -reikingen.

Uitreis, V., -reizen.

Uitreizen, reisde uit, is uitgereisd.

Uitrekenen, rekende uit, heeft uitgerekend.

Uitrekening, V., -rekeningen.

Uitrekken, rekte uit, heeft en is uitgerekt.

Uitrekking, V., -rekkingen.

Uitrennen, rende uit, is uitgerend.

Uitrichten, richtte uit, heeft uitgericht.

Uitrijden, reed uit, reden uit, is en heeft uitgereden.

Uitrijzen, rees uit, rezen uit, is uitgerezen.

Uitroeien (verdelgen), roeide uit, heeft uitgeroeid.

Uitroeien (met een vaartuig), roeide uit, is en heeft uitgeroeid.

Uitroeier, M., -roeiers.

Uitroeiing, V.

Uitroep, M., -roepen.

Uitroepen, riep uit, heeft uitgeroepen.

Uitroeper, M., -roepers.

Uitroeping, V., -roepingen.

Uitroepingsteeken, O., -teekens.

Uitroepteeken, O., -teekens.

Uitrollen, rolde uit, heeft en is uitgerold.

Uitronken, ronkte uit, heeft uitgeronkt.

Uitrooken, rookte uit, heeft uitgerookt.

Uitrotten, rotte uit, is uitgerot.

Uitrukken, rukte uit, heeft en is uitgerukt.

Uitrukking, V.

Uitrusten (zijne rust nemen), rustte uit, heeft en is uitgerust.

Uitrusten (van 't noodige voorzien). rustte uit, heeft uitgerust.

Uitrusting, V., -rustingen.

Uitschakelen, schakelde uit, heeft uitgeschakeld.

Uitschateren, schaterde uit, heeft en is uitgeschaterd.

Uitschaven, schaafde uit, heeft uitgeschaafd.

Uitscheiden, scheidde uit, is uitgescheiden.

Uitschelden, schold uit, heeft uitgescholden.

Uitschenken, schonk uit, heeft uitgeschonken.

Uitscheppen, schepte uit, heeft uitgeschept.

Uitschepping, V.

Uitscheren, schoor uit, schoren uit, heeft uitgeschoren.

Uitschetteren, schetterde uit, heeft uitgeschetterd.

Uitscheuren, scheurde uit, heeft en is uitgescheurd.

Uitschieten, schoot uit, schoten uit, heeft en is uitgeschoten.

Uitschiften, schifte uit, heeft uitgeschift.

Uitschijnen, scheen uit, schenen uit, heeft uitgeschenen.

Uitschijnsel, O., -schijnsels.

Uitschilderen, schilderde uit, heeft uitgeschilderd.

Uitschitteren, schitterde uit, heeft uitgeschitterd.

Uitschoppen, schopte uit, heeft uitgeschopt.

Uitschot, O., -schotten. Uitschotje, O., -jes.

Uitschraapsel, O., -schraapsels.

Uitschrabben, schrabde uit, heeft uitgeschrabd.

Uitschrabbing, V., -schrabbingen.

Uitschrabsel, O., -schrabsels.

Uitschrapen, schraapte uit, heeft uitgeschraapt.

Uitschrappen, schrapte uit, heeft uitgeschrapt.

Uitschrapping, V., -schrappingen.

Uitschrapsel, O., -schrapsels.

Uitschreeuwen, schreeuwde uit, heeft uitgeschreeuwd.

Uitschreien, schreide uit, heeft uitgeschreid.

Uitschrijven, schreef uit, schreven uit, heeft uitgeschreven.

Uitschrijver, M., -schrijvers.

Uitschrijving, V., -schrijvingen.

Uitschrobben, schrobde uit, heeft uitgeschrobd.

Uitschudden, schudde uit, heeft uitgeschud.

Uitschudding, V.

Uitschuieren, schuierde uit, heeft uitgeschuierd.

Uitschuiven, schoof uit, schoven uit, heeft en is uitgeschoven.

Uitschuiving, V.

Uitschuld, V., -schulden.

Uitschulpen, schulpte uit, heeft uitgeschulpt.

Uitschulping, V., -schulpingen.

Uitschutten, schutte uit, heeft uitgeschut.

Uitsijpelen, sijpelde uit, heeft en is uitgesijpeld.

Uitslaan, slaat uit, sloeg uit, heeft en is uitgeslagen.

Uitslag, M.

Uitslapen, sliep uit, heeft en is uitgeslapen.

Uitslijpen, sleep uit, slepen uit, heeft uitgeslepen.

Uitslijten, sleet uit, sleten uit, heeft en is uitgesleten.

Uitslijter, M., -slijters.

Uitslijting, V.

Uitslobberen, slobberde uit, heeft uitgeslobberd.

Uitsloopen, sloopte uit, heeft uitgesloopt.

Uitslorpen en Uitslurpen, slorpte (slurpte) uit, heeft uitgeslorpt
(uitgeslurpt).

Uitsloven (zich -), sloofde zich uit, heeft zich uitgesloofd.

Uitsluipen, sloop uit, slopen uit, is uitgeslopen.

Uitsluiten, sloot uit, sloten uit, heeft uitgesloten.

Uitsluitend.

Uitsluiting, V.

Uitsluitsel, O.

Uitslurpen. Zie Uitslorpen.

Uitsmeden, smeedde uit, heeft uitgesmeed.

Uitsmelten, smolt uit, heeft uitgesmolten.

Uitsmelting, V.

Uitsmijten, smeet uit, smeten uit, heeft uitgesmeten.

Uitsnappen, snapte uit, heeft uitgesnapt.

Uitsnellen, snelde uit, is uitgesneld.

Uitsnijden, sneed uit, sneden uit, heeft en is uitgesneden.

Uitsnijding, V., -snijdingen.

Uitsnijdsel, O., -snijdsels.

Uitsnorken, snorkte uit, heeft uitgesnorkt.

Uitsnuiten, snoot uit, snoten uit, heeft uitgesnoten.

Uitsnuiven, snoof uit, snoven uit, heeft en is uitgesnoven.

Uitsoppen, sopte uit, heeft uitgesopt.

Uitspanen, spaande uit, heeft uitgespaand.

Uitspannen, spande uit, heeft uitgespannen.

Uitspanning, V., -spanningen. Uitspanninkje, O., -jes.

Uitspanningsplaats, V., -plaatsen.

Uitspansel, O.

Uitsparen, spaarde uit, heeft uitgespaard.

Uitsparing, V., -sparingen.

Uitspatten, spatte uit, heeft en is uitgespat.

Uitspatting, V., -spattingen.

Uitspelen, speelde uit, heeft uitgespeeld.

Uitspellen, spelde uit, heeft uitgespeld.

Uitspinnen, spon uit, sponnen uit, heeft en is uitgesponnen.

Uitspitten, spitte uit, heeft uitgespit.

Uitspoelen, spoelde uit, heeft en is uitgespoeld.

Uitspoeling, V., -spoelingen.

Uitspoelsel, O., -spoelsels.

Uitspoken, spookte uit, heeft uitgespookt.

Uitsporig, -sporiger, -sporigst.

Uitsporigheid, V., -heden.

Uitspraak, V., -spraken.

Uitspreiden, spreidde uit, heeft uitgespreid.

Uitspreiding, V.

Uitspreken, sprak uit, spraken uit, heeft uitgesproken.

Uitspringen, sprong uit, heeft en is uitgesprongen.

Uitspruiten, sproot uit, sproten uit, is uitgesproten.

Uitspruiting, V.

Uitspruitsel, O., -spruitsels.

Uitspugen, spoog uit, spogen uit, heeft uitgespogen.

Uitspuien, spuide uit, heeft uitgespuid.

Uitspuiten, spoot uit, spoten uit, heeft uitgespoten.

Uitspuwen, spuwde uit, heeft uitgespuwd.

Uitspuwing, V.

Uitspuwsel, O., -spuwsels.

Uitstaan, staat uit, stond uit, heeft uitgestaan.

Uitstallen, stalde uit, heeft uitgestald.

Uitstalling, V., -stallingen.

Uitstamelen, stamelde uit, heeft uitgestameld.

Uitstampen, stampte uit, heeft uitgestampt.

Uitstap, M., -stappen. Uitstapje, O., -jes.

Uitstappen, stapte uit, is uitgestapt.

Uitsteeksel, O., -steeksels.

Uitstek, O., -stekken. Uitstekje, O., -jes.

Uitsteken, stak uit, staken uit, heeft uitgestoken.

Uitstekend, -stekender, -stekendst.

Uitstekendheid, V.

Uitstel, O.

Uitstellen, stelde uit, heeft uitgesteld.

Uitsterven, stierf uit, stierven uit, is uitgestorven.

Uitsterving, V.

Uitstoelen, stoelde uit, heeft uitgestoeld.

Uitstoffen, stofte uit, heeft uitgestoft.

Uitstooten, stiet uit, heeft uitgestooten; ook stootte uit.

Uitstooting, V.

Uitstorten, stortte uit, heeft uitgestort.

Uitstorting, V., -stortingen.

Uitstoven, stoofde uit, heeft en is uitgestoofd.

Uitstralen, straalde uit, heeft en is uitgestraald.

Uitstraling, V.

Uitstralingsvermogen, O.

Uitstrekken, strekte uit, heeft uitgestrekt.

Uitstrekking, V.

Uitstrepen, streepte uit, heeft uitgestreept.

Uitstrijken, streek uit, streken uit, heeft uitgestreken.

Uitstrooien, strooide uit, heeft uitgestrooid.

Uitstrooier, M., -strooiers.

Uitstrooiing, V.

Uitstrooisel, O., -strooisels.

Uitstrooister, V., -strooisters.

Uitstroomen, stroomde uit, heeft en is uitgestroomd.

Uitstrooming, V.

Uitstroopen, stroopte uit, heeft uitgestroopt.

Uitstudeeren, studeerde uit, heeft en is uitgestudeerd.

Uitstuiven, stoof uit, stoven uit, is uitgestoven.

Uitsturen, stuurde uit, heeft uitgestuurd.

Uitsullen, sulde uit, is uitgesuld.

Uittakelen, takelde uit, heeft uitgetakeld.

Uittanden, tandde uit, heeft uitgetand.

Uittanding, V., -tandingen.

Uittappen, tapte uit, heeft uitgetapt.

Uittarten, tartte uit, heeft uitgetart.

Uittarting, V., -tartingen.

Uitteekenen, teekende uit, heeft uitgeteekend.

Uitteezen, teesde uit, heeft uitgeteesd.

Uittellen, telde uit, heeft uitgeteld.

Uitteren, teerde uit, heeft en is uitgeteerd.

Uittering, V.

Uittieren, tierde uit, heeft uitgetierd.

Uittocht, M., -tochten.

Uittoeten, toette uit, heeft uitgetoet.

Uittrappen, trapte uit, heeft uitgetrapt.

Uittreden, trad uit, traden uit, heeft en is uitgetreden.

Uittrekken, trok uit, trokken uit, heeft en is uitgetrokken.

Uittrekking, V.

Uittreksel, O., -treksels. Uittrekseltje, O., -jes.

Uittrektafel, V., -tafels.

Uittrommelen, trommelde uit, heeft uitgetrommeld.

Uittrompetten, trompette uit, heeft uitgetrompet.

Uittrouwen, trouwde uit, heeft uitgetrouwd.

Uitvaagsel, O., -vaagsels.

Uitvaardigen, vaardigde uit, heeft uitgevaardigd.

Uitvaardiging, V.

Uitvaart, V., -vaarten.

Uitval, M., -vallen.

Uitvallen, viel uit, is uitgevallen.

Uitvalpoort, V., -poorten.

Uitvaren, voer uit, is en heeft uitgevaren.

Uitvasten, vastte uit, heeft uitgevast.

Uitveegsel, O., -veegsels.

Uitvegen, veegde uit, heeft uitgeveegd.

Uitveilen (verkoopen), veilde uit, heeft uitgeveild.

Uitveiling, V.

Uitvenen, veende uit, heeft uitgeveend.

Uitvening, V., -veningen.

Uitventen, ventte uit, heeft uitgevent.

Uitventer, M., -venters.

Uitventing, V.

Uitverkiezing, V.

Uitverkoop, M.

Uitverkoopen, verkocht uit, heeft uitverkocht.

Uitverkooper, M., -verkoopers.

Uitverkoren (bnw.).

Uitverkorene, M. en V., -verkorenen.

Uitvertellen, vertelde uit, heeft uitverteld.

Uitverzoeken, verzocht uit, heeft uitverzocht.

Uitveteren, veterde uit, heeft uitgeveterd.

Uitvetering, V., -veteringen.

Uitvezelen, vezelde uit, is uitgevezeld.

Uitvieren, vierde uit, heeft uitgevierd.

Uitviering, V.

Uitvijlen (met een vijl), vijlde uit, heeft uitgevijld.

Uitvijling, V.

Uitvinden, vond uit, heeft uitgevonden.

Uitvinder, M., -vinders.

Uitvinding, V., -vindingen.

Uitvindsel, O., -vindsels en -vindselen.

Uitvindster, V., -vindsters.

Uitvisschen, vischte uit, heeft uitgevischt.

Uitvlakken, vlakte uit, heeft uitgevlakt.

Uitvliegen, vloog uit, vlogen uit, is uitgevlogen.

Uitvlieger, M., -vliegers.

Uitvloeien, vloeide uit, is uitgevloeid.

Uitvloeiing, V.

Uitvloeisel, O., -vloeisels en -vloeiselen.

Uitvloeken, vloekte uit, heeft uitgevloekt.

Uitvlucht, V., -vluchten. Uitvluchtje, O., -jes.

Uitvoer, M., -voeren.

Uitvoerartikel, O., -artikelen.

Uitvoerbaar, -bare.

Uitvoerbaarheid, V.

Uitvoerder, M., -voerders.

Uitvoeren, voerde uit, heeft uitgevoerd.

Uitvoerhandel, M.

Uitvoerig, -voeriger, -voerigst.

Uitvoerigheid, V.

Uitvoering, V., -voeringen.

Uitvoerlijk.

Uitvoerlijkheid, V.

Uitvoerrecht, O., -rechten.

Uitvoerster, V., -voersters.

Uitvorschen, vorschte uit, heeft uitgevorscht.

Uitvorsching, V.

Uitvouwen, vouwde uit, heeft uitgevouwen.

Uitvraagster, V., -vraagsters.

Uitvragen, vraagde uit, heeft uitgevraagd; ook vroeg uit.

Uitvrager, M., -vragers.

Uitvraging, V., -vragingen.

Uitvreten, vrat uit, vraten uit, heeft uitgevreten.

Uitvreting, V.

Uitvriezen, vroor uit, vroren uit, heeft en is uitgevroren.

Uitwaaien, waaide uit, heeft en is uitgewaaid; ook woei uit,
woeien uit.

Uitwaarts.

Uitwaken, waakte uit, heeft en is uitgewaakt.

Uitwandelen, wandelde uit, heeft en is uitgewandeld.

Uitwannen, wande uit, heeft uitgewand.

Uitwas, O., -wassen. Uitwasje, O., -jes.

Uitwasemen, wasemde uit, heeft uitgewasemd.

Uitwaseming, V., -wasemingen.

Uitwasschen, wiesch uit, wieschen uit, heeft uitgewasschen.

Uitwassching, V., -wasschingen.

Uitwassen, wies uit, wiesen uit, is uitgewassen.

Uitwateren, waterde uit, heeft en is uitgewaterd.

Uitwatering, V., -wateringen.

Uitwateringskanaal, O., -kanalen.

Uitwateringssluis, V., -sluizen.

Uitweeken, weekte uit, heeft en is uitgeweekt.

Uitweeking, V., -weekingen.

Uitweenen, weende uit, heeft uitgeweend.

Uitweg, M., -wegen. Uitwegje, O., -jes.

Uitwegen, woog uit, wogen uit, heeft uitgewogen.

Uitweiden, weidde uit, heeft uitgeweid.

Uitweiding, V., -weidingen.

Uitwendig.

Uitwendigheid, V., -heden.

Uitwerken, werkte uit, heeft uitgewerkt.

Uitwerker, M., -werkers.

Uitwerking, V., -werkingen.

Uitwerksel, O., -werksels en -werkselen.

Uitwerpen, wierp uit, heeft uitgeworpen.

Uitwerping, V.

Uitwerpsel, O., -werpsels en -werpselen.

Uitwieden, wiedde uit, heeft uitgewied.

Uitwijkeling, M. en V., -wijkelingen. V. ook -wijkelinge.

Uitwijken, week uit, weken uit, is uitgeweken.

Uitwijking, V.

Uitwijzen, wees uit, wezen uit, heeft uitgewezen.

Uitwijzing, V.

Uitwinden, wond uit, heeft uitgewonden.

Uitwinnen, won uit, wonnen uit, heeft uitgewonnen.

Uitwinning, V., -winningen.

Uitwippen, wipte uit, heeft en is uitgewipt.

Uitwisschen, wischte uit, heeft uitgewischt.

Uitwissching, V.

Uitwisselen, wisselde uit, heeft uitgewisseld.

Uitwisseling, V., -wisselingen.

Uitwoeden, woedde uit, heeft uitgewoed.

Uitwoekeren, woekerde uit, heeft uitgewoekerd.

Uitwonen, woonde uit, heeft uitgewoond.

Uitwrijven, wreef uit, wreven uit, heeft uitgewreven.

Uitwringen, wrong uit, heeft uitgewrongen.

Uitzaaien, zaaide uit, heeft uitgezaaid.

Uitzaaiing, V.

Uitzagen, zaagde uit, heeft uitgezaagd.

Uitzakken, zakte uit, is uitgezakt.

Uitzakking, V., -zakkingen.

Uitzeemen, zeemde uit, heeft uitgezeemd.

Uitzeilen, zeilde uit, heeft en is uitgezeild.

Uitzeiling, V.

Uitzenden, zond uit, heeft uitgezonden.

Uitzending, V., -zendingen.

Uitzet, O., -zetten. Uitzetje, O., -jes.

Uitzetijzer, O., -ijzers.

Uitzetten, zette uit, heeft en is uitgezet.

Uitzetting, V., -zettingen.

Uitzettingscoëfficiënt, M., -coëfficiënten.

Uitzettingsdecreet, O., -decreten.

Uitzicht, O., -zichten.

Uitzieden, zood uit, zoden uit, heeft uitgezoden.

Uitzieken, ziekte uit, heeft en is uitgeziekt.

Uitzien, zag uit, zagen uit, heeft uitgezien.

Uitziften, ziftte uit, heeft uitgezift.

Uitzifter, M., -zifters.

Uitzifting, V.

Uitzijgen, zeeg uit, zegen uit, heeft en is uitgezogen.

Uitzingen, zong uit, heeft uitgezongen.

Uitzinnig, -zinniger, -zinnigst.

Uitzinnigheid, V.

Uitzitten, zat uit, zaten uit, heeft uitgezeten.

Uitzoeken, zocht uit, heeft uitgezocht.

Uitzoeking, V., -zoekingen.

Uitzonderen, zonderde uit, heeft uitgezonderd.

Uitzondering, V., -zonderingen.

Uitzuigen, zoog uit, zogen uit, heeft uitgezogen.

Uitzuiger, M., -zuigers.

Uitzuiging, V.

Uitzuigster, V., -zuigsters.

Uitzuinigen, zuinigde uit, heeft uitgezuinigd.

Uitzuiniging, V., -zuinigingen.

Uitzuipen, zoop uit, zopen uit, heeft uitgezopen.

Uitzuren, zuurde uit, heeft en is uitgezuurd.

Uitzwavelen, zwavelde uit, heeft uitgezwaveld.

Uitzweepen, zweepte uit, heeft uitgezweept.

Uitzweeten, zweette uit, heeft uitgezweet.

Uitzwemmen, zwom uit, zwommen uit, is en heeft uitgezwommen.

Uitzweren, zwoor uit, zworen uit, heeft en is uitgezworen.

Ulaan, M., ulanen.

Ulevel, V., ulevellen. Ulevelletje, O., -jes.

Ulevellepapiertje, O., -jes.

Ulster, M., ulsters.

Ultimatum, O., ultimatums.

Ultra, M., ultra's.

Ultramarijn, O.

Ultramontaan, M., ultramontanen.

Ultramontaansch.

Unaniem, unanieme.

Unanimiteit, V.

Unie, V., unies.

Uniek, unieke.

Uniform, V., uniformen.

Uniformiteit, V.

Uniformpet, V.

Universeel, universeele.

Universitair.

Universiteit, V., universiteiten.

Universiteitsbibliotheek, V., -bibliotheken.

Universiteitsfonds, O., -fondsen.

Universiteitsgebouw, O., -gebouwen.

Unjer (plant), V.

Unster, V., unsters. Unstertje, O., -jes.

Ure. Zie Uur.

Urgent, urgenter, urgentst.

Urgentie, V.

Urine, V.

Urineeren, urineerde, heeft geurineerd.

Urinoir, O., urinoirs.

Urmen, urmde, heeft geürmd.

Urne en Urn, V., urnen.

Usantie en Usance, V., usantiën, usanties en usances.

Uso, O.

Usurpatie, V., usurpatiën en usurpaties.

Usurpeeren, usurpeerde, heeft geüsurpeerd.

Utiliseeren, utiliseerde, heeft geütiliseerd.

Utiliteitsbeginsel, O.

Utopie, V., utopieën.

Utopist, M., utopisten.

Uur, O., en Ure, V., uren. Uurtje, O., -jes.

Uuraanwijzer, M., -aanwijzers.

Uurbord, O., -borden.

Uurglas, O., -glazen.

Uurwerk, O., -werken.

Uurwerkmaker, M., -makers.

Uurwijzer, M., -wijzers.

Uw.

Uwent (Te -).

Uwenthalve.

Uwentwege.

Uwentwil (Om -).



V


V, V., v's.

Vaag, V.

Vaag, vager, vaagst.

Vaagheid, V.

Vaak, M.

Vaak, vaker, vaakst.

Vaal, valer, vaalst.

Vaalbont.

Vaalbruin.

Vaalgeel, -gele.

Vaalgroen.

Vaalheid, V.

Vaalt, V., vaalten.

Vaam (vadem, als houtmaat), M., vamen.

Vaamhout, O.

Vaan, V., vanen. Vaantje, O., -jes.

Vaandel, O., vaandels en vaandelen.

Vaandeldrager, M., -dragers.

Vaandrig, M., vaandrigs.

Vaandrigplaats, V., -plaatsen.

Vaanstaart, M., -staarten.

Vaaraal, M., -alen.

Vaarbaar, -bare.

Vaardig, vaardiger, vaardigst.

Vaardigheid, V.

Vaargeul, V., -geulen.

Vaarkoe, V., -koeien; -koetje, O., -jes.

Vaarploeg, V., -ploegen.

Vaars, V., vaarzen. Vaarsje, O., -jes.

Vaarschroef, V., -schroeven.

Vaart, V., vaarten. Vaartje, O., -jes.

Vaartuig, O., -tuigen; -tuigje, O., -jes.

Vaarwater, O., -waters en -wateren.

Vaarwel, tusschenw. Als znw., O.

Vaarwelzeggen, zeide vaarwel, heeft vaarwelgezegd en -gezeid.

Vaas, V., vazen. Vaasje, O., -jes.

Vaat (de vaten, het vaatwerk), mv., O.

Vaatbundel, M., -bundels.

Vaatdoek, M., -doeken; -doekje, O., -jes.

Vaatgeld, O.

Vaatgestel, O., -gestellen.

Vaathout, O.

Vaatje. Zie Vat.

Vaatkwast en Vatenkwast, M., -kwasten.

Vaatsch.

Vaatschheid, V.

Vaatwater, O.

Vaatwerk, O.

Vacant.

Vacantie, V., vacantiën en vacanties.

Vacantiedag, M., -dagen.

Vacantiekamer, V., -kamers.

Vacantiekolonie, V., -koloniën -kolonies.

Vacantietijd, M.

Vacantiewerk, O.

Vacatie, V., vacatiën en vacaties.

Vacatiegelden (mv.), O.

Vacatuur en Vacature, V., vacaturen en vacatures.

Vaccinatie, V.

Vaccinatiebewijs, O., -bewijzen.

Vaccine, V.

Vaccineeren, vaccineerde, heeft gevaccineerd.

Vaceeren, vaceerde, heeft gevaceerd.

Vacht, V., vachten. Vachtje, O., -jes.

Vadem, M., vademen. (Verg. Vaam).

Vademecum, O., vademecums.

Vademen, vademde, heeft gevademd.

Vader, M., vaders en vaderen. Vadertje, O., -jes.

Vaderachtig.

Vaderhuis, O.

Vaderland, O.

Vaderlander, M., -landers.

Vaderlandlievend.

Vaderlandsch.

Vaderlandschgezind.

Vaderlandsliefde, V.

Vaderlief (lieve vader).

Vaderlief (slaapmuts), M., -liefs; -liefje, O., -jes.

Vaderlijk, -lijker, -lijkst.

Vaderlijkheid, V.

Vaderloos, -looze.

Vadermoord, M.

Vadermoorder, M., -moorders.

Vaderschap, O.

Vaderstad, V.

Vadervreugde, V.

Vadsig, vadsiger, vadsigst.

Vadsigheid, V.

Vagebond, M., vagebonden.

Vagevuur, O.

Vak, O., vakken. Vakje, O., -jes.

Vakerig, vakeriger, vakerigst.

Vakgenoot, M. en V., -genooten.

Vakleerling, M. en V., -leerlingen.

Vakschool, V., -scholen.

Vakstudie, V.

Vaktijdschrift, O., -tijdschriften.

Vakvereeniging, V., -vereenigingen.

Val (het vallen), M., vallen. Valletje, O., -jes.

Val (vangknip), V., vallen. Valletje, O., -jes.

Val (talie, lijn), O., vallen.

Valabel.

Valbijl, V., -bijlen.

Valblok, O., -blokken en -bloks.

Valbrug, V., -bruggen.

Valdeur, V., -deuren.

Valeriaan, V. en O.

Valeriaanzuur, O.

Valgordijn, O., -gordijnen.

Valhoed, M., -hoeden; -hoedje, O., -jes.

Valideeren, valideerde, heeft gevalideerd.

Validiteit, V.

Valies, O., valiezen. Valiesje, O., -jes.

Valk, M., valken. Valkje, O., -jes.

Valkenei, O., -eieren.

Valkenier, M., valkenieren en valkeniers.

Valkeniershandschoen, M., -handschoenen.

Valkenierstasch, V., -tasschen.

Valkenjacht, V., -jachten.

Valkenoog, O., -oogen.

Valkenvlucht, V.

Valkerij, V.

Valkeveer, V., -veeren.

Valkruid, O.

Vallei, V., valleien. Valleitje, O., -jes.

Vallen, viel, is gevallen.

Vallicht, O., -lichten.

Valling, V.

Valluik, O., -luiken; -luikje, O., -jes.

Valmuur, M., -muren.

Valnet, O., -netten.

Valpoort, V., -poorten.

Valreep, M., -reepen.

Valreepsbord, O., -borden.

Valreepsgast, M., -gasten.

Valreepsklamp, M., -klampen.

Valreepsknoop, M., -knoopen.

Valreepstrap, V.

Valsch, valscher, meest valsch.

Valschaard, M., valschaards.

Valschelijk.

Valscherm, O., -schermen.

Valschheid, V., -heden.

Valschut, O., -schutten.

Valstrik, M., -strikken; -strikje, O., -jes.

Valwind, M., -winden.

Vampier, M., vampiers.

Van.

Van (geslachtsnaam), M., vannen.

Vandaag.

Vandaal, M., Vandalen.

Vandaan.

Vandaar.

Vandalisme, O.

Vandehandsch en Vanderhandsch (bnw.).

Vaneen.

Vaneenbarsten, barstte vaneen, is vaneengebarsten; ook borst vaneen,
is vaneengeborsten.

Vaneenbersten. Zie Vaneenbarsten.

Vaneenrijten, reet vaneen, reten vaneen, heeft vaneengereten.

Vaneenrukken, rukte vaneen, heeft vaneengerukt.

Vaneenscheiden, scheidde vaneen, heeft en is vaneengescheiden.

Vaneenscheuren, scheurde vaneen, heeft en is vaneengescheurd.

Vaneensplijten, spleet vaneen, spleten vaneen, heeft en is
vaneengespleten.

Vaneenspringen, sprong vaneen, is vaneengesprongen.

Vang, V., vangen.

Vangarm, M., -armen.

Vangbal, M., -ballen; -balletje, O., -jes.

Vangband, M., -banden.

Vangboom, M., -boomen.

Vangbord, O., -borden.

Vangdam, M., -dammen.

Vangdraad, M., -draden.

Vangen, ving, heeft gevangen.

Vanger, M., vangers. Vangertje, O., -jes.

Vanghaak, M., -haken.

Vangijzer, O., -ijzers.

Vanglijn, V., -lijnen.

Vangrad, O., -raderen.

Vangst, V., vangsten. Vangstje, O., -jes.

Vangster, V., vangsters.

Vangstok, M., -stokken.

Vangtouw, O., -touwen.

Vangwater, O.

Vangwiel, O., -wielen.

Vanhier.

Vanielje, V. Ook Vanille.

Vanieljeboom, M., -boomen.

Vanielje-ijs, O.

Vanieljelikeur, V.

Vanieljestokje, O., -jes.

Vannieuws.

Vanouds.

Vanwaar.

Vanwege.

Vanzelf en Vanzelve.

Var, M., varren.

Varen, V., varens.

Varen, voer, heeft en is gevaren.

Varenbed, O., -bedden; -bedje, O., -jes.

Varenkussen, O., -kussens; -kussentje, O., -jes.

Varensgezel, M., -gezellen.

Varensman, M., -lieden en -lui.

Varenstijd, M.

Varensvolk, O.

Variant, V., varianten.

Variatie, V., variaties en variatiën.

Varieeren, varieerde, heeft gevarieerd.

Variëteit, V., variëteiten.

Varinas, V.

Varken, O., varkens. Varkentje, O., -jes.

Varkenachtig, -achtiger, -achtigst.

Varkenen, varkende, heeft gevarkend.

Varkensblaas, V., -blazen.

Varkensborstel, M., -borstels.

Varkensbrood, O.

Varkensdarm, M., -darmen.

Varkensdistel, V., -distels.

Varkensdraf, M.

Varkensdrijver, M., -drijvers.

Varkensfokker, M., -fokkers.

Varkensfokkerij, V., -fokkerijen.

Varkensgras, O.

Varkenshaar, O.

Varkenshok, O., -hokken.

Varkenshoofd, O., -hoofden.

Varkenskarbonade, V., -karbonaden.

Varkenskers, V.

Varkensklaver, V.

Varkenskluifje, O., -kluifjes.

Varkenskooper, M., -koopers.

Varkenskop, M., -koppen.

Varkenskost, M.

Varkenskot, O., -kotten.

Varkenskrap, V., -krappen; -krapje, O., -jes.

Varkensleder en -leer, O.

Varkenslever, V., -levers.

Varkensmaag, V., -magen.

Varkensmarkt, V., -markten.

Varkensmest, M.

Varkensnier, V., -nieren.

Varkensoog, O., -oogen.

Varkensoor, O., -ooren.

Varkenspoot, M., -pooten.

Varkensreuzel, V.

Varkensrib, V., -ribben; -ribje en -ribbetje, O., -jes.

Varkensrug, M., -ruggen.

Varkensschijf, V., -schijven; -schijfje, O., -jes.

Varkensschot, O., -schotten.

Varkensslachter, M., -slachters.

Varkensslager, M., -slagers.

Varkenssnuit, M., -snuiten.

Varkensspek, O.

Varkensspoeling, V.

Varkensstaart, M., -staarten.

Varkensstal, M., -stallen.

Varkenstrog, M., -troggen.

Varkensvet, O.

Varkensvleesch, O.

Varkensvoer, O.

Varkensworst, V., -worsten.

Varkensziekte, V.

Varschebalie. Zie Verschebalie.

Vast, vaster.

Vast (bijw.).

Vastbakken, bakte vast, is vastgebakken.

Vastberaden, -beradener, -beradenst.

Vastberadenheid, V.

Vastbinden, bond vast, heeft vastgebonden.

Vastblijven, bleef vast, bleven vast, is vastgebleven.

Vastboeien, boeide vast, heeft vastgeboeid.

Vastdraaien, draaide vast, heeft vastgedraaid.

Vastdrukken, drukte vast, heeft vastgedrukt.

Vasteland, O.

Vastelandsklimaat, O.

Vastelijk.

Vasten, V.

Vasten, vastte, heeft gevast.

Vastenavond, M., -avonden.

Vastenavondgek, M., -gekken.

Vastenavondvreugd, V.

Vastenbrief, M., -brieven.

Vastendag (dag van kerkelijke vasten), M., -dagen.

Vastenpreek, V., -preeken.

Vastentijd, M.

Vastgespen, gespte vast, heeft vastgegespt.

Vastgrijpen, greep vast, grepen vast, heeft vastgegrepen.

Vastgroeien, groeide vast, is vastgegroeid.

Vasthaken, haakte vast, heeft vastgehaakt.

Vasthebben, heeft vast, had vast, hadden vast, heeft vastgehad.

Vasthechten, hechtte vast, heeft vastgehecht.

Vastheid, V.

Vasthouden, hield vast, heeft vastgehouden.

Vasthoudend, -houdender, -houdendst.

Vasthoudendheid, V.

Vastigheid, V., -heden.

Vastkeggen, kegde vast, heeft vastgekegd.

Vastketenen, ketende vast, heeft vastgeketend.

Vastklampen, klampte vast, heeft vastgeklampt.

Vastklemmen, klemde vast, heeft vastgeklemd.

Vastkleven, kleefde vast, is vastgekleefd.

Vastklinken, klonk vast, heeft vastgeklonken.

Vastkloppen, klopte vast, heeft vastgeklopt.

Vastkluisteren, kluisterde vast, heeft vastgekluisterd.

Vastknoopen, knoopte vast, heeft vastgeknoopt.

Vastkoppelen, koppelde vast, heeft vastgekoppeld.

Vastkruien, krooi vast, krooien vast, is vastgekrooien; ook kruide
vast, is vastgekruid.

Vastlakken, lakte vast, heeft vastgelakt.

Vastleggen, legde vast en leide vast, heeft vastgelegd en vastgeleid.

Vastliggen, lag vast, lagen vast, heeft vastgelegen.

Vastlijmen, lijmde vast, heeft vastgelijmd.

Vastloopen, liep vast, is vastgeloopen.

Vastmaken, maakte vast, heeft vastgemaakt.

Vastmetselen, metselde vast, heeft vastgemetseld.

Vastnaaien, naaide vast, heeft vastgenaaid.

Vastnagelen, nagelde vast, heeft vastgenageld.

Vastnestelen (zich -), nestelde zich vast, heeft zich vastgenesteld.

Vastplakken, plakte vast, heeft en is vastgeplakt.

Vastpluggen, plugde vast, heeft vastgeplugd.

Vastpraten, praatte vast, heeft vastgepraat.

Vastprikken, prikte vast, heeft vastgeprikt.

Vastraken, raakte vast, is vastgeraakt.

Vastredeneeren, redeneerde vast, heeft vastgeredeneerd.

Vastrijgen, reeg vast, regen vast, heeft vastgeregen.

Vastroeien, roeide vast, heeft en is vastgeroeid.

Vastschroeien, schroeide vast, heeft en is vastgeschroeid.

Vastschroeven, schroefde vast, heeft vastgeschroefd.

Vastslaan, slaat vast, sloeg vast, heeft vastgeslagen.

Vastsmeden, smeedde vast, heeft vastgesmeed.

Vastsnoeren, snoerde vast, heeft vastgesnoerd.

Vastsoldeeren, soldeerde vast, heeft vastgesoldeerd.

Vastspelden, speldde vast, heeft vastgespeld.

Vastspijkeren, spijkerde vast, heeft vastgespijkerd.

Vaststaan, staat vast, stond vast, heeft vastgestaan.

Vaststeken, stak vast, staken vast, heeft vastgestoken.

Vaststellen, stelde vast, heeft vastgesteld.

Vaststelling, V.

Vaststrikken, strikte vast, heeft vastgestrikt.

Vaststuren, stuurde vast, heeft vastgestuurd.

Vaststuwen, stuwde vast, heeft vastgestuwd.

Vasttimmeren, timmerde vast, heeft vastgetimmerd.

Vasttrappen, trapte vast, heeft vastgetrapt.

Vastvaren, voer vast, heeft en is vastgevaren.

Vastvlechten, vlocht vast, heeft vastgevlochten.

Vastvriezen, vroor vast, vroren vast, is vastgevroren en vastgevrozen.

Vastwerken, werkte vast, heeft vastgewerkt.

Vastwoelen, woelde vast, heeft vastgewoeld.

Vastwortelen, wortelde vast, is vastgeworteld.

Vastzeilen, zeilde vast, heeft en is vastgezeild.

Vastzetten, zette vast, heeft vastgezet.

Vastzitten, zat vast, zaten vast, heeft vastgezeten.

Vat (greep), M.

Vat (ton, enz.), O., vaten. Vaatje, O., -jes.

Vatbaar, -baarder, -baarst.

Vatbaarheid, V.

Vatboter, V.

Vaten, vaatte, heeft gevaat.

Vatenkwast. Zie Vaatkwast.

Vatenwasschen, O.

Vaticaan, O.

Vatsel, O., vatsels.

Vatten, vatte, heeft gevat.

Vatvuil.

Vaudeville, V., vaudevilles.

Vazal, M., vazallen.

Vechtachtig, -achtiger, -achtigst.

Vechten, vocht, heeft gevochten.

Vechtenderhand.

Vechter, M., vechters.

Vechterij, V., vechterijen. Vechterijtje, O., -jes.

Vechtersbaas, M., -bazen; -baasje, O., -jes.

Vechtlust, M.

Vechtpartij, V., -partijen; -partijtje, O., -jes.

Vedel en Veel, V., vedels, vedelen en veelen. Vedeltje, O., -jes.

Vedelaar, M., vedelaars.

Vedelen, vedelde, heeft gevedeld.

Veder en Veer, vederen, veders en veeren. Vedertje en veertje,
O., -jes.

Vederachtig.

Vederbos, M., -bossen.

Vederloos, -looze.

Vedervormig.

Vedette, V., vedetten en vedettes.

Vee, O.

Veearts, M., -artsen.

Veeartsenijkunde, V.

Veeartsenijschool, V., -scholen.

Veeboot, V., -booten.

Veefokker, M., -fokkers.

Veeg (het vegen), M., vegen.

Veeg (feeks), V., vegen.

Veeg, veeger, veegst.

Veegheid, V.

Veegkruid, O.

Veegmachine, V., -machines.

Veegmes, O., -messen.

Veegsel, O.

Veehandel, M.

Veehoeder, M., -hoeders.

Veekeuring, V.

Veekoek (stofnaam), V.

Veekooper, M., -koopers.

Veel. Zie Vedel.

Veel, vele, meer, meest.

Veelal.

Veelbemind.

Veelbeteekenend.

Veelbladig.

Veelbloemig.

Veeleer.

Veelgeliefd.

Veelgodendom, O.

Veelgoderij, V.

Veelhalmig.

Veelheid, V.

Veelhoek, M., -hoeken.

Veelhoekig.

Veelhoofdig.

Veeljarig.

Veelkleurig.

Veelkleurigheid, V.

Veellettergrepig.

Veelmaal en Veelmaals.

Veelmeer.

Veelmin.

Veelnamig.

Veelpootig.

Veelregelig.

Veelschrijver, M., -schrijvers.

Veelschrijverij, V.

Veelslachtig.

Veelsoortig.

Veelstemmig.

Veelszins.

Veelte, V.

Veelterm, M., -termen.

Veeltijds.

Veeltongig.

Veelvervig.

Veelvlak, O., -vlakken.

Veelvlakkig.

Veelvoet, M., -voeten.

Veelvoetig.

Veelvormig.

Veelvoud, O., -vouden.

Veelvoudig.

Veelvraat, M., -vraten.

Veelvuldig.

Veelvuldigheid, V.

Veelwaardig.

Veelweter, M., -weters.

Veelweterij, V.

Veelwijverij, V.

Veelzijdig, -zijdiger, -zijdigst.

Veelzijdigheid, V.

Veem, O., veemen.

Veemarkt, V., -markten.

Veemgericht, O., -gerichten.

Veen, O., venen.

Veenachtig, -achtiger, -achtigst.

Veenbaas, M., -bazen.

Veenboer, M., -boeren.

Veenboor, V., -boren.

Veenbrand, M., -branden.

Veendamp, M.

Veenderij, V., veenderijen.

Veengraver, M., -gravers.

Veengrond, M., -gronden.

Veenland, O., -landen.

Veenmol, M., -mollen.

Veenplas, M., -plassen.

Veenrook, M.

Veenwerker, M., -werkers.

Veenwortel, V.

Veepest, V.

Veepestkordon, O., -kordons.

Veer (van een vogel). Zie Veder.

Veer (springveer, enz.), V., veeren.

Veer (overvaart), O., veren.

Veerboot, V., -booten.

Veerbout, M., -bouten.

Veeren, veerde, heeft geveerd.

Veerenbed, O., -bedden; -bedje, O., -jes.

Veergeld, O.

Veerhuis, O., -huizen.

Veering, V., veeringen.

Veerknecht, M., -knechts.

Veerkracht, V.

Veerkrachtig, -krachtiger, -krachtigst.

Veerloon, O.

Veerman, M., -lieden en -lui.

Veerpasser, M., -passers.

Veerploeg, V., -ploegen.

Veerpont, V., -ponten.

Veerschip, O., -schepen.

Veerschipper, M., -schippers.

Veerschuit, V., -schuiten.

Veertien, veertienen.

Veertiendaagsch.

Veertiende.

Veertienderhande.

Veertienderlei.

Veertienhonderd.

Veertienjarig.

Veertienmaal.

Veertienvoud, O., -vouden.

Veertienvoudig.

Veertig, veertigen.

Veertigdaagsch.

Veertiger, M., veertigers.

Veertigerhande.

Veertigerlei.

Veertigjarig.

Veertigmaal.

Veertigponder, M., -ponders.

Veertigste.

Veertigtal, O., -tallen.

Veertigvoud, O., -vouden.

Veertigvoudig.

Veeslag, O.

Veest, M., veesten.

Veestal, M., -stallen.

Veestapel, M.

Veesten, veestte, heeft geveest.

Veete, V., veeten.

Veeteelt, V.

Veetentoonstelling, V., -tentoonstellingen.

Veevoeder, O.

Veevoederketel, M., -ketels.

Veeziekte, V., -ziekten.

Vegen, veegde, heeft geveegd.

Veger, M., vegers. Vegertje, O., -jes.

Vegetariër, M., vegetariërs.

Vegetarisch.

Vegetatie, V.

Vegeteeren, vegeteerde, heeft gevegeteerd.

Veil, O.

Veil, veiler, veilst.

Veilconditiën (mv.), V.

Veildag, M., -dagen.

Veilen (verkoopen), veilde, heeft geveild.

Veiler, M., veilers.

Veilheid, V.

Veilig, veiliger, veiligst.

Veiligen, veiligde, heeft geveiligd.

Veiligheid, V.

Veiligheidsdienst, M.

Veiligheidshalve.

Veiligheidskaart, V., -kaarten.

Veiligheidskettinkje, O., -jes.

Veiligheidsklep, V., -kleppen.

Veiligheidslamp, V., -lampen.

Veiligheidslucifers (mv.), M.

Veiligheidsmaatregel, M., -maatregelen.

Veiligheidspolitie, V.

Veiligheidsspeld, V., -spelden.

Veiling, V., veilingen.

Veinzaard, M., veinzaards.

Veinzen, veinsde, heeft geveinsd.

Veinzer, M., veinzers.

Veinzeres, V., veinzeressen.

Veinzerij, V., veinzerijen.

Vel, O., vellen. Velletje, O., -jes.

Veld, O., velden. Veldje, O., -jes.

Veldanjelier, V., -anjelieren.

Veldarbeid, M.

Veldartillerie, V.

Veldbatterij, V., -batterijen.

Veldbed, O., -bedden.

Veldbloem, V., -bloemen; -bloempje, O., -jes.

Velddienst, M.

Velddistel, V., -distels.

Veldflesch, V., -flesschen.

Veldfluit, V., -fluiten.

Veldgeschrei, O.

Veldgeschut, O.

Veldgod, M., -goden.

Veldhaas, M., -hazen.

Veldheer, M., -heeren.

Veldheersbekwaamheid, V., -bekwaamheden.

Veldheersstaf, M., -staven.

Veldheerstalent, O., -talenten.

Veldhoen, O., -hoenders.

Veldijs, O.

Veldlazaret, O., -lazaretten.

Veldleger, O., -legers.

Veldmaarschalk, M., -maarschalken.

Veldmuis, V., -muizen.

Veldnimf, V., -nimfen.

Veldoverste, M., -oversten.

Veldpost, V., -posten.

Veldprediker, M., -predikers.

Veldpriester, M., -priesters.

Veldsla, V.

Veldslag, M., -slagen.

Veldsnip, V., -snippen.

Veldspaath, O.

Veldstuk, O., -stukken; -stukje, O., -jes.

Veldteeken, O., -teekens.

Veldtocht, M., -tochten.

Veldvrucht, V., -vruchten.

Veldwacht, V., -wachten.

Veldwachter, M., -wachters.

Velen (werkw.).

Velerhande.

Velerlei.

Velg, V., velgen. Velgje, O., -jes.

Velijn, O.

Velijnpapier, O.

Vellen, velde, heeft geveld.

Vellenkooper, M., -koopers.

Vellenploten, O.

Vellenploter, M., -ploters.

Vellig, velliger, velligst.

Velling, V.

Velocipède, V., velocipèdes.

Velocipedist, M., -isten.

Ven, V., vennen. Vennetje, O., -jes.

Vendel, O., vendelen en vendels.

Vendetta, V.

Venduhuis, O., -huizen.

Vendumeester, M., -meesters.

Vendutie, V., venduties.

Venen, veende, heeft geveend.

Venerisch.

Venig, veniger, venigst.

Venijn, O.

Venijnig, venijniger, venijnigst.

Venijnigheid, V.

Venkel, V.

Venkelwater, O.

Venkelzaad, O.

Vennoot, M., vennooten.

Vennootschap, V., -schappen.

Venster, O., vensters en vensteren. Venstertje, O., -jes.

Vensterbank, V., -banken.

Vensterbeslag, O.

Vensterblind, O., -blinden.

Venstergeld, O.

Vensterglas, O., -glazen.

Venstergordijn, O., -gordijnen.

Vensterluik, O., -luiken.

Vensterraam, O., -ramen.

Vensterruit, V., -ruiten.

Vent, M., venten. Ventje, O., -jes.

Venten, ventte, heeft gevent.

Venter, M., venters.

Ventilatie, V.

Ventilator, M., ventilators.

Ventileeren, ventileerde, heeft geventileerd.

Ventjagen, O.

Ventjager, M., -jagers.

Ventjagerij, V.

Ventjelief, O.

Ventster, V., ventsters.

Ver en Verre, verder, verst.

Veraangenamen, veraangenaamde, heeft veraangenaamd.

Veraangenaming, V.

Veraanschouwelijken, veraanschouwelijkte, heeft veraanschouwelijkt.

Veraanschouwelijking, V.

Veraccijnzen, veraccijnsde, heeft veraccijnsd.

Veraccijnzing, V., veraccijnzingen.

Verachtelijk, -lijker, -lijkst.

Verachtelijkheid, V., -heden.

Verachteloozen, verachteloosde, heeft verachteloosd.

Verachteloozing, V.

Verachten, verachtte, heeft veracht.

Verachter, M., verachters.

Verachteren, verachterde, is en heeft verachterd.

Verachting, V.

Verachtster, V., verachtsters.

Verademen, verademde, heeft verademd.

Verademing, V.

Veraf.

Verafgelegen.

Verafschuwen, verafschuwde, heeft verafschuwd.

Veranda, V., veranda's.

Veranderen, veranderde, heeft en is veranderd.

Verandering, V., veranderingen. Veranderingetje, O., -jes.

Veranderlijk, -lijker, -lijkst.

Veranderlijkheid, V.

Veranderzucht, V.

Verankeren, verankerde, heeft verankerd.

Verantwoordelijk, -lijker, -lijkst.

Verantwoordelijkheid, V.

Verantwoorden, verantwoordde, heeft verantwoord.

Verantwoorder, M., verantwoorders.

Verantwoording, V., verantwoordingen.

Verarmen, verarmde, heeft en is verarmd.

Verarming, V.

Verbaal, verbale.

Verbaasd.

Verbaasdheid, V.

Verbabbelen, verbabbelde, heeft verbabbeld.

Verbakken, verbakte, heeft verbakken.

Verbaliseeren, verbaliseerde, heeft geverbaliseerd.

Verband, O., verbanden. Verbandje, O., -jes.

Verbandbrief, M., -brieven.

Verbandkist, V., -kisten.

Verbandleer, V.

Verbandmateriaal, O., -materialen.

Verbandstoffen (mv.), V.

Verbannen, verbande, heeft verbannen.

Verbanning, V., verbanningen.

Verbanningsdecreet, O., -decreten.

Verbasteren, verbasterde, is verbasterd.

Verbastering, V., verbasteringen.

Verbazen, verbaasde, heeft verbaasd.

Verbazend, verbazender, verbazendst.

Verbazing, V.

Verbedden, verbedde, heeft verbed.

Verbedding, V., verbeddingen.

Verbeelden, verbeeldde, heeft verbeeld.

Verbeelding, V.

Verbeeldingskracht, V.

Verbeenen, verbeende, is verbeend.

Verbeestelijken, verbeestelijkte, is verbeestelijkt.

Verbeiden, verbeidde, heeft verbeid.

Verbeiding, V.

Verbergen, verborg, heeft verborgen.

Verberger, M., verbergers.

Verberging, V.

Verbeteraar, M., verbeteraars.

Verbeterblad, O., -bladen; -blaadje, O., -jes.

Verbeteren, verbeterde, heeft en is verbeterd.

Verbeterhuis, O., -huizen.

Verbetering, V., verbeteringen.

Verbeteringsgesticht, O., -gestichten.

Verbeurbaar, -bare.

Verbeurdverklaren, verklaarde verbeurd, heeft verbeurdverklaard.

Verbeurdverklaring, V., -verklaringen.

Verbeuren, verbeurde, heeft verbeurd.

Verbeurte, V.

Verbeuzelen, verbeuzelde, heeft verbeuzeld.

Verbidden, verbad, verbaden, heeft verbeden.

Verbieden, verbood, verboden, heeft verboden.

Verbijsteren, verbijsterde, heeft verbijsterd.

Verbijstering, V.

Verbijten, verbeet, verbeten, heeft verbeten.

Verbiljarten, verbiljartte, heeft verbiljart.

Verbinden, verbond, heeft verbonden.

Verbinding, V., verbindingen.

Verbindingsklos, M., -klossen.

Verbindingsroede, V., -roeden.

Verbindingsspoorweg, M., -spoorwegen.

Verbindingsteeken, O., -teekens.

Verbintenis, V., verbintenissen.

Verbitterd, verbitterder, verbitterdst.

Verbitterdheid, V.

Verbitteren, verbitterde, heeft verbitterd.

Verbittering, V.

Verbleeken, verbleekte, heeft en is verbleekt.

Verbleeking, V.

Verblijden, verblijdde, heeft verblijd.

Verblijdend, verblijdender, verblijdendst.

Verblijding, V.

Verblijf, O., verblijven. Verblijfje, O., -jes.

Verblijfkosten (mv.), M.

Verblijfplaats, V., -plaatsen.

Verblijven, verbleef, verbleven, heeft en is verbleven.

Verblind, verblinder, verblindst.

Verblinden, verblindde, heeft verblind.

Verblindheid, V., -heden.

Verblinding, V.

Verbloemd.

Verbloemen, verbloemde, heeft verbloemd.

Verbloeming, V., verbloemingen.

Verbod, O., verboden.

Verbodemen, verbodemde, heeft verbodemd.

Verbodeming, V.

Verbodsbepaling, V., -bepalingen.

Verbodsdag, M., -dagen.

Verbodsstelsel, O., -stelsels.

Verbodswet, V., -wetten.

Verboeken, verboekte, heeft verboekt.

Verboeking, V.

Verboeren, verboerde, heeft verboerd.

Verbolgen, verbolgener, verbolgenst.

Verbolgenheid, V., -heden.

Verbond, O., verbonden.

Verbondsark, V.

Verbondsbeker, M., -bekers.

Verbondsboek, O., -boeken.

Verbondsbreuk, V.

Verbondsbrief, M., -brieven.

Verbondseed, M., -eeden.

Verbondsgod, M.

Verbondskist, V.

Verbondsmaal, O., -malen.

Verbondsoffer, O., -offers.

Verbondstafel, V.

Verboorden, verboordde, heeft verboord.

Verborgen, verborgener, verborgenst.

Verborgenheid, V., -heden.

Verbouw, M.

Verbouwen, verbouwde, heeft verbouwd.

Verbouwereerd.

Verbouwereerdheid, V.

Verbouwing, V., verbouwingen.

Verbrabbelen, verbrabbelde, heeft verbrabbeld.

Verbrandbaar, -bare.

Verbranden, verbrandde, heeft en is verbrand.

Verbranding, V.

Verbrandingsproces, O., -processen.

Verbrandingsproduct, O., -producten.

Verbrassen, verbraste, heeft verbrast.

Verbreeden, verbreedde, heeft verbreed.

Verbreeding, V., verbreedingen.

Verbreedingsstuk, O., -stukken.

Verbreedsel, O., verbreedsels.

Verbreekbaar, -bare.

Verbreekster, V., verbreeksters.

Verbreiden, verbreidde, heeft verbreid.

Verbreider, M., verbreiders.

Verbreiding, V.

Verbreidster, V., verbreidsters.

Verbreken, verbrak, verbraken, heeft verbroken.

Verbreker, M., verbrekers.

Verbreking, V.

Verbrijzelen, verbrijzelde, heeft verbrijzeld.

Verbrijzeling, V.

Verbroddelen, verbroddelde, heeft verbroddeld.

Verbrodden, verbrodde, heeft verbrod.

Verbroederen, verbroederde, heeft verbroederd.

Verbroedering, V., verbroederingen.

Verbroederingsfeest, O., -feesten.

Verbroeien, verbroeide, heeft en is verbroeid.

Verbrokkelen, verbrokkelde, heeft verbrokkeld.

Verbrokkeling, V.

Verbruid.

Verbruien, verbruide, heeft verbruid.

Verbruik, O.

Verbruiken, verbruikte, heeft verbruikt.

Verbruiker, M., verbruikers.

Verbruikersbond, M., -bonden.

Verbruikleen, O., -leenen.

Verbruiksartikel, O., -artikelen.

Verbruiksbelasting, V., -belastingen.

Verbuigbaar, -bare.

Verbuigbaarheid, V.

Verbuigen, verboog, verbogen, heeft verbogen.

Verbuiging, V., verbuigingen.

Verbussen, verbuste, heeft verbust.

Vercijferen (zich -), vercijferde zich, heeft zich vercijferd.

Verdacht.

Verdachtmaking, V., -makingen.

Verdagen, verdaagde, heeft en is verdaagd.

Verdaging, V., verdagingen.

Verdampen, verdampte, is verdampt.

Verdamping, V., verdampingen.

Verdedigbaar, -bare.

Verdedigbaarheid, V.

Verdedigen, verdedigde, heeft verdedigd.

Verdediger, M., verdedigers.

Verdediging, V., verdedigingen.

Verdedigingslinie, V., -liniën.

Verdedigingsmiddel, O., -middelen.

Verdedigingswapen, O., -wapenen.

Verdedigster, V., verdedigsters.

Verdeeldheid, V., -heden.

Verdeelen, verdeelde, heeft verdeeld.

Verdeeler, M., verdeelers.

Verdeeling, V., verdeelingen.

Verdeelpunt, O., -punten.

Verdeelster, V., verdeelsters.

Verdek, O., verdekken.

Verdeksbalk, M., -balken.

Verdelgen, verdelgde, heeft verdelgd.

Verdelger, M., verdelgers.

Verdelging, V., verdelgingen.

Verdelgingsoorlog, M., -oorlogen.

Verdenken, verdacht, heeft verdacht.

Verdenking, V., verdenkingen.

Verder.

Verderf, O.

Verderfelijk, -lijker, -lijkst.

Verderfelijkheid, V.

Verderven, verdierf, verdierven, heeft en is verdorven.

Verderver, M., verdervers.

Verderving, V., verdervingen.

Verdichten (dichter maken), verdichtte, heeft verdicht.

Verdichten (uitdenken), verdichtte, heeft verdicht.

Verdichter, M., verdichters.

Verdichting, V., verdichtingen.

Verdichtsel, O., verdichtselen en verdichtsels. Verdichtseltje,
O., -jes.

Verdict, O., verdicten.

Verdienen, verdiende, heeft verdiend.

Verdienste, V., verdiensten.

Verdienstelijk, -lijker, -lijkst.

Verdienstelijkheid, V.

Verdiepen, verdiepte, heeft verdiept.

Verdieping, V., verdiepingen.

Verdiepschaaf, V., -schaven.

Verdierlijken, verdierlijkte, heeft en is verdierlijkt.

Verdierlijking, V.

Verdietschen, verdietschte, heeft verdietscht.

Verdietsching, V., verdietschingen.

Verdijd.

Verdijen, verdijde, heeft verdijd.

Verdikken, verdikte, heeft en is verdikt.

Verdikking, V., verdikkingen.

Verdobbelen, verdobbelde, heeft verdobbeld.

Verdoeken, verdoekte, heeft verdoekt.

Verdoeking, V., verdoekingen.

Verdoemd.

Verdoemde, M. en V., verdoemden.

Verdoemelijk, -lijker, -lijkst.

Verdoemeling, M. en V., verdoemelingen.

Verdoemen, verdoemde, heeft verdoemd.

Verdoemenis, V.

Verdoemer, M., verdoemers.

Verdoeming, V.

Verdoen, verdeed, verdeden, heeft verdaan.

Verdoener, M., verdoeners.

Verdoffen, verdofte, is verdoft.

Verdokteren, verdokterde, heeft verdokterd.

Verdolen, verdoolde, is verdoold.

Verdoling, V., verdolingen.

Verdonkeremanen, verdonkeremaande, heeft verdonkeremaand.

Verdonkeren, verdonkerde, heeft en is verdonkerd.

Verdonkering, V., verdonkeringen.

Verdooldheid, V.

Verdoopen, verdoopte, heeft verdoopt.

Verdooping, V., verdoopingen.

Verdooven, verdoofde, heeft en is verdoofd.

Verdooving, V., verdoovingen.

Verdord (tusschenw.).

Verdordheid, V.

Verdorren, verdorde, is verdord.

Verdorring, V.

Verdorven, verdorvener, verdorvenst.

Verdorvenheid, V.

Verdraaglijk, -lijker, -lijkst.

Verdraagzaam, -zamer, -zaamst.

Verdraagzaamheid, V.

Verdraaid.

Verdraaidheid, V.

Verdraaien, verdraaide, heeft en is verdraaid.

Verdraaier, M., verdraaiers.

Verdraaiing, V., verdraaiingen.

Verdrag, O., verdragen.

Verdragen, verdroeg, heeft verdragen.

Verdraging, V.

Verdriedubbelen, verdriedubbelde, heeft verdriedubbeld.

Verdriet, O. Verdrietje, O., -jes.

Verdrietelijk, -lijker, -lijkst.

Verdrietelijkheid, V., -heden.

Verdrieten, verdroot, verdroten, heeft verdroten.

Verdrietig, verdrietiger, verdrietigst.

Verdrievoudigen, verdrievoudigde, heeft verdrievoudigd.

Verdrijven, verdreef, verdreven, heeft verdreven.

Verdrijving, V.

Verdringen, verdrong, heeft verdrongen.

Verdringer, M., verdringers.

Verdringing, V.

Verdrinken, verdronk, heeft en is verdronken.

Verdrogen, verdroogde, heeft en is verdroogd.

Verdroging, V.

Verdrukken, verdrukte, heeft verdrukt.

Verdrukker, M., verdrukkers en verdrukkeren.

Verdrukking, V., verdrukkingen.

Verdubbelen, verdubbelde, heeft en is verdubbeld.

Verdubbeling, V., verdubbelingen.

Verdubbelingsstelsel, O.

Verduidelijken, verduidelijkte, heeft verduidelijkt.

Verduidelijking, V.

Verduisteren, verduisterde, heeft en is verduisterd.

Verduistering, V., verduisteringen.

Verduitschen, verduitschte, heeft verduitscht.

Verduitscher, M., verduitschers.

Verduitsching, V., verduitschingen.

Verduiveld.

Verduizendvoudigen, verduizendvoudigde, heeft verduizendvoudigd.

Verdunnen, verdunde, heeft en is verdund.

Verdunning, V., verdunningen.

Verduren, verduurde, heeft verduurd.

Verduring, V.

Verdutten, verdutte, heeft verdut.

Verduwen, verduwde, heeft verduwd.

Verduwing, V.

Verdwaasd.

Verdwalen, verdwaalde, is verdwaald.

Verdwijnen, verdween, verdwenen, is verdwenen.

Verdwijning, V.

Veredelen, veredelde, heeft veredeld.

Veredeling, V.

Vereelten, vereeltte, heeft en is vereelt.

Vereelting, V.

Vereenen, vereende, heeft vereend.

Vereenigbaar, -bare.

Vereenigbaarheid, V.

Vereenigen, vereenigde, heeft vereenigd.

Vereeniger, M., vereenigers.

Vereeniging, V., vereenigingen.

Vereenigingsbout, M., -bouten.

Vereenigingsleven, O.

Vereenigingspunt, O., -punten.

Vereenigingsteeken, O., -teekens.

Vereenigster, V., vereenigsters.

Vereenvoudigen, vereenvoudigde, heeft vereenvoudigd.

Vereenvoudiging, V., vereenvoudigingen.

Vereenzelvigen, vereenzelvigde, heeft vereenzelvigd.

Vereenzelviging, V.

Vereerder, M., vereerders.

Vereeren, vereerde, heeft vereerd.

Vereerenswaardig, -waardiger, -waardigst, of meer en meest -waardig.

Vereering, V., vereeringen. Vereerinkje, O., -jes.

Vereerster, V., vereersters.

Vereeuwigen, vereeuwigde, heeft vereeuwigd.

Vereeuwiging, V.

Vereffenen, vereffende, heeft vereffend.

Vereffening, V., vereffeningen.

Vereisch (Naar - van).

Vereischen, vereischte, heeft vereischt.

Vereischte, O., vereischten.

Verengen, verengde, heeft verengd.

Verenging, V., verengingen.

Verenkelen, verenkelde, heeft verenkeld.

Verenkeling, V.

Verergeren, verergerde, heeft en is verergerd.

Verergering, V., verergeringen.

Vereten, verat, veraten, heeft vereten.

Veretteren, veretterde, is veretterd.

Verettering, V.

Verf, V., verven. Verfje, O., -jes.

Verfdoos, V., -doozen; -doosje, O., -jes.

Verfijnen, verfijnde, heeft verfijnd.

Verfijning, V., verfijningen.

Verfkooper, M., -koopers.

Verfkuip, V., -kuipen.

Verfkwast, M., -kwasten.

Verflaag, V., -lagen.

Verflauwen, verflauwde, is verflauwd.

Verflauwing, V.

Verflensen, verflenste, is verflenst.

Verflensing, V.

Verfmolen, M., -molens.

Verfoeien, verfoeide, heeft verfoeid.

Verfoeienswaardig, -waardiger, -waardigst, of meer en meest -waardig.

Verfoeiing, V., verfoeiingen.

Verfoeilijk, -lijker, -lijkst.

Verfoeilijkheid, V., -heden.

Verfoeisel, O., verfoeisels.

Verfoeliën, verfoeliede, heeft verfoelied.

Verfoeliesel, O.

Verfomfaaien en Verfomfooien, verfomfaaide, heeft verfomfaaid.

Verfommelen, verfommelde, heeft verfommeld.

Verfpot, M., -potten.

Verfraaien, verfraaide, heeft en is verfraaid.

Verfraaiing, V., verfraaiingen.

Verfranschen, verfranschte, heeft verfranscht.

Verfransching, V.

Verfrisschen, verfrischte, heeft verfrischt.

Verfrissching, V., verfrisschingen. Verfrisschinkje, O., -jes.

Verfrommelen, verfrommelde, heeft verfrommeld.

Verfronselen, verfronselde, heeft verfronseld.

Verfstof, V., -stoffen.

Verfwaren (mv.), V.

Verfwinkel, M., -winkels.

Vergaan, verging, is vergaan.

Vergaarbak, M., -bakken.

Vergaarder, M., vergaarders.

Vergaarsel, O., vergaarsels.

Vergaderen, vergaderde, heeft en is vergaderd.

Vergadering, V., vergaderingen. Vergaderingetje, O., -jes.

Vergaderkosten (mv.), M.

Vergaderplaats, V., -plaatsen.

Vergadertijd, M.

Vergaderzaal, V., -zalen.

Vergallen, vergalde, heeft vergald.

Vergalling, V., vergallingen.

Vergaloppeeren (zich -), vergaloppeerde zich, heeft zich vergaloppeerd.

Vergankelijk, -lijker, -lijkst.

Vergankelijkheid, V.

Vergapen, vergaapte, heeft vergaapt.

Vergaren, vergaarde, heeft vergaard.

Vergasten, vergastte, heeft vergast.

Vergeeflijk en Vergefelijk, -lijker, -lijkst.

Vergeeflijkheid, V.

Vergeefs (bijw.).

Vergeefsch (bnw.).

Vergeestelijken, vergeestelijkte, heeft vergeestelijkt.

Vergeetachtig, -achtiger, -achtigst.

Vergeetachtigheid, V.

Vergeetal, M. en V., vergeetallen.

Vergeetboek, O.

Vergeet-mij-niet en Vergeet-me-niet, V.,
vergeet-mij-nieten. Vergeet-mij-nietje, O., -jes.

Vergelden, vergold, heeft vergolden.

Vergelder, M., vergelders.

Vergelding, V., vergeldingen.

Vergelijk, O., vergelijken.

Vergelijkbaar, -bare.

Vergelijken, vergeleek, vergeleken, heeft vergeleken.

Vergelijkenderwijze en -wijs.

Vergelijking, V., vergelijkingen.

Vergemakkelijken, vergemakkelijkte, heeft vergemakkelijkt.

Vergen, vergde, heeft gevergd.

Vergenoegd, vergenoegder, vergenoegdst.

Vergenoegdheid, V.

Vergenoegen, vergenoegde, heeft vergenoegd.

Vergenoeging, V.

Vergetelheid, V.

Vergetelijk, -lijker, -lijkst.

Vergetelijkheid, V.

Vergeten, vergat, vergaten, heeft en is vergeten.

Vergetenheid, V.

Vergeven, vergaf, vergaven, heeft vergeven.

Vergevensgezind, -gezinder, meest -gezind.

Vergevensgezindheid, V.

Vergever, M., vergevers.

Vergeving, V.

Vergevorderd.

Vergewissen, vergewiste, heeft vergewist.

Vergezellen, vergezelde, heeft vergezeld.

Vergezelschappen, vergezelschapte, heeft vergezelschapt.

Vergezicht, O., -gezichten.

Vergiet, O. en V., vergieten. Vergietje, O., -jes.

Vergieten, vergoot, vergoten, heeft vergoten.

Vergieter, M., vergieters.

Vergieting, V., vergietingen.

Vergiettest, V., -testen.

Vergif en Vergift, O., vergiften.

Vergiffenis, V.

Vergiften, vergiftte, heeft vergift.

Vergiftenleer, V.

Vergiftig, vergiftiger, vergiftigst.

Vergiftigen, vergiftigde, heeft vergiftigd.

Vergiftiger, M., vergiftigers.

Vergiftiging, V., vergiftigingen.

Vergiftigingsproces, O., -processen.

Vergissen (zich -), vergiste zich, heeft zich vergist.

Vergissing, V., vergissingen. Vergissinkje, O., -jes.

Vergisten, vergistte, is vergist.

Vergisting, V.

Verglaassel, O.

Verglazen, verglaasde, heeft verglaasd.

Verglimmen, verglom, verglommen, is verglommen.

Vergoddelijken, vergoddelijkte, heeft vergoddelijkt.

Vergoddelijking, V.

Vergoden, vergoodde, heeft vergood.

Vergoder, M., vergoders.

Vergoding, V.

Vergoeden, vergoedde, heeft vergoed.

Vergoeding, V., vergoedingen.

Vergoelijken, vergoelijkte, heeft vergoelijkt.

Vergoelijking, V., vergoelijkingen.

Vergooien, vergooide, heeft vergooid.

Vergramd, vergramder, vergramdst.

Vergramdheid, V.

Vergrammen, vergramde, heeft en is vergramd.

Vergraven, vergroef, vergroeven, heeft vergraven.

Vergraving, V., vergravingen.

Vergrazen, vergraasde, heeft vergraasd.

Vergrijp, O., vergrijpen. Vergrijpje, O., -jes.

Vergrijpen, vergreep, vergrepen, heeft vergrepen.

Vergrijzen, vergrijsde, is vergrijsd.

Vergroeien, vergroeide, is vergroeid.

Vergroeiing, V., vergroeiingen.

Vergrooten, vergrootte, heeft vergroot.

Vergrooter, M., vergrooters.

Vergrootglas, O., -glazen; -glaasje, O., -jes.

Vergrooting, V., vergrootingen.

Vergroven, vergroofde, heeft vergroofd.

Vergruizelen, vergruizelde, heeft vergruizeld.

Vergruizeling, V.

Vergruizen, vergruisde, heeft vergruisd.

Vergruizing, V.

Verguizen, verguisde, heeft verguisd.

Verguizing, V., verguizingen.

Vergulden, verguldde, heeft verguld.

Vergulder, M., vergulders.

Vergulding, V.

Verguldmes, O., -messen.

Verguldpenseel, O., -penseelen.

Verguldsel, O., verguldsels.

Verguldwerk, O.

Vergunnen, vergunde, heeft vergund.

Vergunning, V., vergunningen.

Vergunninghouder, M., -houders.

Vergunningsrecht, O.

Verhaal (bericht), O., verhalen. Verhaaltje, O., -jes.

Verhaal (herstel), O.

Verhaalreep, M., -reepen.

Verhaalster, V., verhaalsters.

Verhaaltrant, M.

Verhaasten, verhaastte, heeft verhaast.

Verhaken, verhaakte, heeft verhaakt.

Verhakken, verhakte, heeft verhakt.

Verhakking, V., verhakkingen.

Verhakstukken, verhakstukte, heeft verhakstukt.

Verhalen, verhaalde, heeft en is verhaald.

Verhalenderwijze en -wijs.

Verhaler, M., verhalers.

Verhalvezolen, verhalvezoolde, heeft verhalvezoold.

Verhandelaar, M., verhandelaars.

Verhandelaarsstijl, M.

Verhandelbaar, -bare.

Verhandelen, verhandelde, heeft verhandeld.

Verhandeling, V., verhandelingen. Verhandelingetje, O., -jes.

Verhang, O.

Verhangen, verhing, heeft verhangen.

Verhanging, V.

Verhanselen, verhanselde, heeft verhanseld.

Verhard, verharder, verhardst.

Verharden, verhardde, heeft en is verhard.

Verhardheid, V.

Verharding, V., verhardingen.

Verharen, verhaarde, is verhaard.

Verhaspelen, verhaspelde, heeft verhaspeld.

Verhaspeling, V., verhaspelingen.

Verheelen (verbinden), verheelde, heeft verheeld.

Verheeren, verheerde, heeft verheerd.

Verheering, V.

Verheerlijken, verheerlijkte, heeft verheerlijkt.

Verheerlijking, V.

Verheffen, verhief, verhieven, heeft verheven.

Verheffing, V., verheffingen.

Verhelderen, verhelderde, heeft en is verhelderd.

Verheldering, V.

Verhelen (verbergen), verheelde, heeft verheeld.

Verhelpen, verhielp, heeft verholpen.

Verhelping, V.

Verhemelte, O., verhemelten.

Verhemelteletter, V., -letters.

Verheugd, verheugder, verheugdst.

Verheugen, verheugde, heeft verheugd.

Verheuging, V., verheugingen. Verheuginkje, O., -jes.

Verheveling, V., verhevelingen.

Verheven, verhevener, verhevenst.

Verhevenheid, V., -heden.

Verhinderen, verhinderde, heeft verhinderd.

Verhindering, V., verhinderingen.

Verhit, verhitter, verhitst.

Verhitheid, V.

Verhitten, verhitte, heeft verhit.

Verhitting, V., verhittingen.

Verhoeden, verhoedde, heeft verhoed.

Verhoeding, V.

Verhoefslagen, verhoefslaagde, heeft verhoefslaagd.

Verhoefslaging, V., verhoefslagingen.

Verholen, verholener, verholenst.

Verholenheid, V.

Verhollandschen, verhollandschte, heeft verhollandscht.

Verhollandsching, V.

Verhonderdvoudigen, verhonderdvoudigde, heeft verhonderdvoudigd.

Verhongeren, verhongerde, heeft en is verhongerd.

Verhongering, V.

Verhoogen, verhoogde, heeft verhoogd.

Verhooger, M., verhoogers.

Verhooging, V., verhoogingen.

Verhoogsel, O., verhoogsels.

Verhoogstuk, O., -stukken.

Verhoor, O., verhooren.

Verhoorder, M., verhoorders.

Verhooren, verhoorde, heeft verhoord.

Verhooring, V., verhooringen.

Verhoovaardigen (zich -), verhoovaardigde zich, heeft zich
verhoovaardigd.

Verhouding, V., verhoudingen.

Verhuisdag, M., -dagen.

Verhuisdrukte, V.

Verhuiskosten (mv.), M.

Verhuiswagen, M., -wagens.

Verhuizen, verhuisde, is verhuisd.

Verhuizer, M., verhuizers.

Verhuizing, V., verhuizingen.

Verhuren, verhuurde, heeft verhuurd.

Verhuring, V., verhuringen.

Verhutselen, verhutselde, heeft verhutseld.

Verhuurder, M., verhuurders.

Verhuurkantoor, O., -kantoren.

Verhuurster, V., verhuursters.

Verhuurtijd, M.

Verhypothekeeren, verhypothekeerde, heeft verhypothekeerd.

Verificateur, M., verificateurs.

Verificatie, V., verificatiën en verificaties.

Verifieeren, verifieerde, heeft geverifieerd.

Verijdelen, verijdelde, heeft verijdeld.

Verijdeling, V.

Verjaardag, M., -dagen.

Verjaarfeest, O., -feesten.

Verjaargeschenk, O., -geschenken.

Verjaarmaal, O., -malen.

Verjagen, verjaagde, heeft verjaagd; ook verjoeg.

Verjaging, V.

Verjaren, verjaarde, is verjaard.

Verjaring, V., verjaringen.

Verjaringsfeest, O., -feesten.

Verjaringsgeschenk, O., -geschenken.

Verjaringsrecht, O.

Verjaringstermijn, M., -termijnen.

Verjongen, verjongde, heeft en is verjongd.

Verjonging, V.

Verjongingskuur, V., -kuren.

Verkaarten, verkaartte, heeft verkaart.

Verkabbelen, verkabbelde, heeft verkabbeld.

Verkakelen, verkakelde, heeft verkakeld.

Verkalken, verkalkte, heeft en is verkalkt.

Verkalking, V.

Verkankeren, verkankerde, is verkankerd.

Verkankering, V.

Verkappen, verkapte, heeft verkapt.

Verkapping, V., verkappingen.

Verkassen, verkaste, is verkast.

Verkavelen, verkavelde, heeft verkaveld.

Verkaveling, V., verkavelingen.

Verkeer, O.

Verkeerbord, O., -borden; -bordje, O., -jes.

Verkeerd, verkeerder, verkeerdst.

Verkeerdelijk.

Verkeerdheid, V., -heden.

Verkeeren, verkeerde, heeft en is verkeerd.

Verkeering, V., verkeeringen.

Verkeerspel, O., -spelen.

Verkeerswezen, O.

Verkeertje (verkeerspel), O.

Verkegelen, verkegelde, heeft verkegeld.

Verkenbaar, -bare.

Verkennen, verkende, heeft verkend.

Verkenner, M., verkenners.

Verkenning, V., verkenningen.

Verkenningstocht, M., -tochten.

Verkerven, verkorf, verkorven, heeft verkorven.

Verketteren, verketterde, heeft verketterd.

Verkettering, V., verketteringen.

Verkeuren, verkeurde, heeft verkeurd.

Verkielen, verkielde, heeft verkield.

Verkiesbaar, -bare.

Verkiesbaarheid, V.

Verkieslijk en Verkieselijk, -lijker, -lijkst.

Verkiezen, verkoos, verkozen, heeft verkozen.

Verkiezing, V., verkiezingen.

Verkiezingsagent, M., -agenten.

Verkiezingsdag, M., -dagen.

Verkiezingsleer, V.

Verkiezingsmanoeuvre, V., -manoeuvres.

Verkiezingsstrijd, M.

Verkiezingswerk, O.

Verkijken, verkeek, verkeken, heeft verkeken.

Verklaarbaar, -baarder, -baarst.

Verklaarder, M., verklaarders.

Verkladden, verkladde, heeft verklad.

Verklappen, verklapte, heeft verklapt.

Verklapper, M., verklappers.

Verklapping, V., verklappingen.

Verklaren, verklaarde, heeft verklaard.

Verklaring, V., verklaringen.

Verkleeden, verkleedde, heeft verkleed.

Verkleeding, V., verkleedingen.

Verkleedpartij, V., -partijen.

Verkleefd, verkleefder, verkleefdst.

Verkleefdheid, V.

Verkleinaap, M., -apen.

Verkleinbaar, -bare.

Verkleinen, verkleinde, heeft verkleind.

Verkleinglas, O., -glazen; -glaasje, O., -jes.

Verkleining, V., verkleiningen.

Verkleiningsuitgang, M., -uitgangen.

Verkleinwoord, O., -woorden; -woordje, O., -jes.

Verkleumd, verkleumder, verkleumdst.

Verkleumdheid, V.

Verkleumen, verkleumde, is verkleumd.

Verkleuming, V.

Verkleuren, verkleurde, heeft en is verkleurd.

Verkleuring, V.

Verklikken, verklikte, heeft verklikt.

Verklikker, M., verklikkers.

Verklikking, V., verklikkingen.

Verkloeken, verkloekte, heeft verkloekt.

Verklungelen, verklungelde, heeft verklungeld.

Verkneukelen (zich -), verkneukelde zich, heeft zich verkneukeld.

Verkneuteren (zich -), verkneuterde zich, heeft zich verkneuterd.

Verkneuzen, verkneusde, heeft verkneusd.

Verkniezen en Verknijzen (zich -), verkniesde zich, heeft zich
verkniesd.

Verknijpen (zich -), verkneep zich, verknepen zich, heeft zich
verknepen.

Verknijping, V.

Verknijzen. Zie Verkniezen.

Verknippen, verknipte, heeft verknipt.

Verknocht.

Verknochtheid, V.

Verknoeien, verknoeide, heeft verknoeid.

Verknoeiing, V., verknoeiingen.

Verknollen, verknolde, heeft verknold.

Verknoopen, verknoopte, heeft verknoopt.

Verknutselen, verknutselde, heeft verknutseld.

Verkoelen, verkoelde, heeft en is verkoeld.

Verkoelend, verkoelender, verkoelendst.

Verkoeling, V., verkoelingen.

Verkoelingsmiddel, O., -middelen.

Verkoken, verkookte, heeft en is verkookt.

Verkolen, verkoolde, is verkoold.

Verkoling, V.

Verkomen, verkomt, verkwam, verkwamen, is verkomen.

Verkonden, verkondde, heeft verkond.

Verkonder, M., verkonders.

Verkondigen, verkondigde, heeft verkondigd.

Verkondiger, M., verkondigers.

Verkondiging, V.

Verkonding, V.

Verkonkelen, verkonkelde, heeft verkonkeld.

Verkonkeling, V.

Verkoop, M., verkoopen.

Verkoopbaar, -bare.

Verkoopdag, M., -dagen.

Verkoopen, verkocht, heeft verkocht.

Verkooper, M., verkoopers.

Verkoophuis, O., -huizen.

Verkooping, V., verkoopingen. Verkoopinkje, O., -jes.

Verkooplokaal, O., -lokalen.

Verkoopprijs, M., -prijzen.

Verkoopster, V., verkoopsters.

Verkooptijd, M.

Verkoperen, verkoperde, heeft verkoperd.

Verkopering, V.

Verkoren.

Verkorsten, verkorstte, is verkorst.

Verkorten, verkortte, heeft verkort.

Verkorter, M., verkorters.

Verkorting, V., verkortingen.

Verkortingsteeken, O., -teekens.

Verkouden.

Verkoudheid, V., -heden.

Verkrachten, verkrachtte, heeft verkracht.

Verkrachter, M., verkrachters.

Verkrachting, V., verkrachtingen.

Verkreukelen, verkreukelde, heeft verkreukeld.

Verkreukeling, V., verkreukelingen.

Verkrijgbaar, -bare.

Verkrijgen, verkreeg, verkregen, heeft verkregen.

Verkrijging, V.

Verkrimpen, verkromp, is verkrompen.

Verkrimping, V.

Verkrommen, verkromde, heeft verkromd.

Verkromming, V., verkrommingen.

Verkroppen, verkropte, heeft verkropt.

Verkruimelen, verkruimelde, heeft en is verkruimeld.

Verkuilen, verkuilde, heeft verkuild.

Verkuiling, V.

Verkuipen, verkuipte, heeft verkuipt.

Verkwakkelen, verkwakkelde, heeft verkwakkeld.

Verkwanselen, verkwanselde, heeft verkwanseld.

Verkwanseling, V.

Verkwijnen, verkwijnde, is verkwijnd.

Verkwijning, V.

Verkwikkelijk, -lijker, -lijkst.

Verkwikkelijkheid, V.

Verkwikken, verkwikte, heeft verkwikt.

Verkwikkend, verkwikkender, verkwikkendst.

Verkwikking, V., verkwikkingen.

Verkwisten, verkwistte, heeft verkwist.

Verkwistend, verkwistender, verkwistendst.

Verkwister, M., verkwisters.

Verkwisting, V., verkwistingen.

Verlaat, O., verlaten.

Verladen, verlaadde, heeft verladen.

Verlading, V.

Verlagen, verlaagde, heeft en is verlaagd.

Verlaging, V.

Verlak, O.

Verlakken (met verlak bekleeden), verlakte, heeft verlakt.

Verlakken (bedriegen), verlakte, heeft verlakt.

Verlakker, M., verlakkers.

Verlakking, V., verlakkingen.

Verlaksel, O.

Verlakt, O.

Verlammen, verlamde, heeft en is verlamd.

Verlamming, V., verlammingen.

Verlangen, verlangde, heeft verlangd.

Verlangen, O., verlangens.

Verlanglijst, V., -lijsten; -lijstje, O., -jes.

Verlangst, V.

Verlanterfanten, verlanterfantte, heeft verlanterfant.

Verlappen, verlapte, heeft verlapt.

Verlapping, V., verlappingen.

Verlaten (begeven), verliet, heeft verlaten.

Verlaten (zich -), (vertrouwen), verliet zich, heeft zich verlaten.

Verlaten (zich -), (niet op zijn tijd passen), verlaatte zich, heeft
zich verlaat.

Verlaten, verlatener, verlatenst.

Verlatenheid, V.

Verlater, M., verlaters.

Verlating, V.

Verleden.

Verleden, O.

Verledigen (zich -), verledigde zich, heeft zich verledigd.

Verleenen, verleende, heeft verleend.

Verleening, V.

Verleeren, verleerde, heeft verleerd.

Verlegen, verlegener, verlegenst.

Verlegenheid, V.

Verleggen, verlegde en verleide, heeft verlegd en verleid.

Verlegging, V.

Verlei (beleening), O.

Verleidelijk, -lijker, -lijkst.

Verleidelijkheid, V., -heden.

Verleiden, verleidde, heeft verleid.

Verleider, M., verleiders.

Verleiding, V., verleidingen.

Verleidster, V., verleidsters.

Verleien (beleenen), verleide, heeft verleid.

Verlekkeren, verlekkerde, heeft en is verlekkerd.

Verlengbaar, -bare.

Verlengde, O.

Verlengen, verlengde, heeft verlengd.

Verlenging, V.

Verlengstuk, O., -stukken.

Verleppen, verlepte, is verlept.

Verlet, O.

Verletsel, O., verletsels.

Verletten, verlette, heeft verlet.

Verleuteren, verleuterde, heeft verleuterd.

Verlevendigen, verlevendigde, heeft verlevendigd.

Verlevendiging, V.

Verlezen (uitlezen, uitzoeken), verlas, verlazen, heeft verlezen.

Verlezen (zich -), (verkeerd lezen), verlas zich, verlazen zich,
heeft zich verlezen.

Verlicht, verlichter, verlichtst.

Verlichten (verhelderen), verlichtte, heeft verlicht.

Verlichten (minder zwaar maken), verlichtte, heeft verlicht.

Verlichter, M., verlichters.

Verlichting, V.

Verliederlijken (zich -), verliederlijkte zich, heeft zich
verliederlijkt.

Verliefd, verliefder, verliefdst.

Verliefde, M. en V., verliefden.

Verliefdheid, V., -heden.

Verlies, O., verliezen. Verliesje, O., -jes.

Verlieven, verliefde, is verliefd.

Verliezen, verloor, verloren, heeft verloren.

Verliezer, M., verliezers.

Verliggen, verlag, verlagen, is en heeft verlegen.

Verlijden, verleed, verleden, heeft verleden.

Verlof, O., verloven.

Verlofganger, M., -gangers.

Verlofhouder, M., -houders.

Verlofpas, M., -passen.

Verlofstraktement, O., -traktementen. Ook Verloftraktement.

Verloftijd, M.

Verlokkelijk, -lijker, -lijkst.

Verlokkelijkheid, V., -heden.

Verlokken, verlokte, heeft verlokt.

Verlokker, M., verlokkers.

Verlokking, V., verlokkingen.

Verloksel, O., verlokselen en verloksels.

Verlokster, V., verloksters.

Verloochenaar, M., verloochenaars.

Verloochenares, V., verloochenaressen.

Verloochenen, verloochende, heeft verloochend.

Verloochening, V.

Verlooden, verloodde, heeft verlood.

Verlooding, V.

Verloofde, M. en V., verloofden.

Verloop, O.

Verloopen, verliep, heeft en is verloopen.

Verlootdag, M., -dagen.

Verloren.

Verloskunde, V.

Verloskundig.

Verloskundige, M. en V., -kundigen.

Verlossen, verloste, heeft en is verlost.

Verlosser, M., verlossers.

Verlossing, V., verlossingen.

Verlossingswerk, O.

Verlosster, V., verlossters.

Verloten, verlootte, heeft verloot.

Verloter, M., verloters.

Verloting, V., verlotingen.

Verloven, verloofde, heeft verloofd.

Verloving, V., verlovingen.

Verlovingsdag, M., -dagen.

Verlovingsfeest, O., -feesten.

Verlovingsring, M., -ringen.

Verluchten, verluchtte, heeft verlucht.

Verluchtigen, verluchtigde, heeft verluchtigd.

Verluchtiging, V.

Verluchting, V.

Verluiden (Zich laten -).

Verluieren, verluierde, heeft verluierd.

Verlustigen, verlustigde, heeft verlustigd.

Verlustiging, V., verlustigingen.

Vermaagschappen, vermaagschapte, heeft vermaagschapt.

Vermaagschapping, V., vermaagschappingen.

Vermaak, O., vermaken.

Vermaakshalve.

Vermaan, O.

Vermaanbrief, M., -brieven.

Vermaanster, V., vermaansters.

Vermaard, vermaarder, vermaardst.

Vermaardheid, V., -heden.

Vermageren, vermagerde, heeft en is vermagerd.

Vermagering, V.

Vermakelijk, -lijker, -lijkst.

Vermakelijkheid, V., -heden.

Vermaken, vermaakte, heeft vermaakt.

Vermaking, V., vermakingen.

Vermaledijd.

Vermalen, vermaalde, heeft vermalen.

Vermaling, V.

Vermallen, vermalde, heeft vermald.

Vermanen, vermaande, heeft vermaand.

Vermaner, M., vermaners.

Vermaning, V., vermaningen. Vermaninkje, O., -jes.

Vermannen, vermande, heeft vermand.

Vermeend.

Vermeenen, vermeende, heeft vermeend.

Vermeerderaar, M., vermeerderaars.

Vermeerderen, vermeerderde, heeft en is vermeerderd.

Vermeerdering, V., vermeerderingen.

Vermeesteren, vermeesterde, heeft vermeesterd.

Vermeestering, V.

Vermeien (zich -), vermeide zich, heeft zich vermeid.

Vermelden, vermeldde, heeft vermeld.

Vermeldenswaard.

Vermelder, M., vermelders.

Vermelding, V., vermeldingen.

Vermengen, vermengde, heeft vermengd.

Vermenger, M., vermengers.

Vermenging, V., vermengingen.

Vermengster, V., vermengsters.

Vermenigvuldigen, vermenigvuldigde, heeft en is vermenigvuldigd.

Vermenigvuldiger, M., vermenigvuldigers.

Vermenigvuldiging, V., vermenigvuldigingen.

Vermenigvuldigtal, O., -tallen.

Vermetel, vermeteler, vermetelst.

Vermetelheid, V.

Vermeten, vermat, vermaten, heeft vermeten.

Vermeten (zich -), vermat zich, vermaten zich, heeft zich vermeten.

Vermetselen, vermetselde, heeft vermetseld.

Vermetseling, V.

Vermicelli, V.

Vermicellipodding, M., -poddingen.

Vermicellisoep, V.

Vermijdbaar, -bare.

Vermijden, vermeed, vermeden, heeft vermeden.

Vermijding, V.

Vermijmeren, vermijmerde, heeft vermijmerd.

Vermijten, vermijtte, is vermijt.

Vermiljoen, O.

Verminderen, verminderde, heeft en is verminderd.

Vermindering, V., verminderingen.

Verminken, verminkte, heeft verminkt.

Verminking, V., verminkingen.

Vermissen, vermiste, heeft vermist.

Vermissing, V.

Vermits.

Vermodderen, vermodderde, heeft vermodderd.

Vermoedelijk.

Vermoeden, vermoedde, heeft vermoed.

Vermoeden, O., vermoedens.

Vermoeid, vermoeider, vermoeidst.

Vermoeidheid, V.

Vermoeien, vermoeide, heeft vermoeid.

Vermoeiend, vermoeiender, vermoeiendst.

Vermoeienis, V., vermoeienissen.

Vermoeiing, V.

Vermoffen, vermofte, heeft en is vermoft.

Vermoffing, V.

Vermogen, vermag, vermogen, vermocht.

Vermogen, O., vermogens.

Vermogend, vermogender, vermogendst.

Vermogensbelasting, V., -belastingen.

Vermolmen, vermolmde, is vermolmd.

Vermolming, V.

Vermomde, M. en V., vermomden.

Vermommen, vermomde, heeft vermomd.

Vermomming, V., vermommingen.

Vermooien, vermooide, heeft en is vermooid.

Vermoorden, vermoordde, heeft vermoord.

Vermoording, V., vermoordingen.

Vermorsen, vermorste, heeft vermorst.

Vermorsing, V.

Vermorzelen, vermorzelde, heeft vermorzeld.

Vermorzeling, V.

Vermuffen, vermufte, is vermuft.

Vermuffing, V.

Vermunten, vermuntte, heeft vermunt.

Vermunting, V., vermuntingen.

Vermurwen, vermurwde, heeft en is vermurwd.

Vermurwing, V.

Vernaaien, vernaaide, heeft vernaaid.

Vernachten, vernachtte, heeft vernacht.

Vernagelen, vernagelde, heeft vernageld.

Vernageling, V.

Vernauwen, vernauwde, heeft en is vernauwd.

Vernauwing, V., vernauwingen.

Vernederen, vernederde, heeft vernederd.

Vernederend, vernederender, vernederendst.

Vernedering, V., vernederingen.

Verneembaar, -bare.

Vernemen, vernam, vernamen, heeft vernomen.

Vernestelen, vernestelde, heeft vernesteld.

Vernielachtig, -achtiger, -achtigst.

Vernielachtigheid, V.

Vernielal, M. en V., vernielallen.

Vernielen, vernielde, heeft vernield.

Vernielend, vernielender, vernielendst.

Vernieler, M., vernielers.

Vernieling, V.

Vernielster, V., vernielsters.

Vernielzucht, V.

Vernietigbaar, -bare.

Vernietigen, vernietigde, heeft vernietigd.

Vernietiger, M., vernietigers.

Vernietiging, V.

Vernieuwen, vernieuwde, heeft vernieuwd.

Vernieuwer, M., vernieuwers.

Vernieuwing, V., vernieuwingen.

Vernikkelen, vernikkelde, heeft vernikkeld.

Vernis, O., vernissen. Vernisje, O., -jes.

Vernissen, verniste, heeft vernist.

Vernoegd, vernoegder, vernoegdst.

Vernoegdheid, V.

Vernoegen (zich -), vernoegde zich, heeft zich vernoegd.

Vernoeging, V.

Vernoemen, vernoemde, heeft vernoemd.

Vernoeming, V., vernoemingen.

Vernuft, O., vernuften. Vernuftje, O., -jes.

Vernuftig, vernuftiger, vernuftigst.

Veronaangenamen, veronaangenaamde, heeft veronaangenaamd.

Veronaangenaming, V.

Veronachtzamen, veronachtzaamde, heeft veronachtzaamd.

Veronachtzaming, V.

Veronderstellen, veronderstelde, heeft verondersteld.

Veronderstelling, V., veronderstellingen.

Verongelijken, verongelijkte, heeft verongelijkt.

Verongelijking, V., verongelijkingen.

Verongelukken, verongelukte, is verongelukt.

Verontheiligen, verontheiligde, heeft verontheiligd.

Verontheiliger, M., verontheiligers.

Verontheiliging, V., verontheiligingen.

Verontreinigen, verontreinigde, heeft verontreinigd.

Verontreiniger, M., verontreinigers.

Verontreiniging, V., verontreinigingen.

Verontrusten, verontrustte, heeft verontrust.

Verontrusting, V.

Verontschuldigen, verontschuldigde, heeft verontschuldigd.

Verontschuldiging, V., verontschuldigingen.

Verontwaardigen, verontwaardigde, heeft verontwaardigd.

Verontwaardiging, V.

Veroordeelaar, M., veroordeelaars.

Veroordeelen, veroordeelde, heeft veroordeeld.

Veroordeeling, V., veroordeelingen.

Veroorloven, veroorloofde, heeft veroorloofd.

Veroorloving, V.

Veroorzaken, veroorzaakte, heeft veroorzaakt.

Veroorzaker, M., veroorzakers.

Veroorzaking, V.

Verootmoedigen, verootmoedigde, heeft verootmoedigd.

Verootmoediging, V., verootmoedigingen.

Verorberen, verorberde, heeft verorberd.

Verordenen, verordende, heeft verordend.

Verordening, V., verordeningen.

Verordineeren, verordineerde, heeft verordineerd.

Verouderen, verouderde, is en heeft verouderd.

Veroudering, V.

Verouwelijken, verouwelijkte, is en heeft verouwelijkt.

Veroveraar, M., veroveraars.

Veroveren, veroverde, heeft veroverd.

Verovering, V., veroveringen.

Veroveringsoorlog, M., -oorlogen.

Veroveringszucht, V.

Verpachten, verpachtte, heeft verpacht.

Verpachter, M., verpachters.

Verpachting, V., verpachtingen.

Verpakken, verpakte, heeft verpakt.

Verpakking, V., verpakkingen.

Verpanden, verpandde, heeft verpand.

Verpanding, V., verpandingen.

Verpappen, verpapte, heeft verpapt.

Verpassen, verpaste, heeft verpast.

Verpatsen, verpatste, heeft verpatst.

Verpekelen, verpekelde, heeft en is verpekeld.

Verpekken, verpekte, heeft verpekt.

Verpersoonlijken, verpersoonlijkte, heeft verpersoonlijkt.

Verpersoonlijking, V.

Verpesten, verpestte, heeft verpest.

Verpestend, verpestender, verpestendst.

Verpesting, V.

Verpieterd, verpieterder, verpieterdst.

Verpijnen (zich -), verpijnde zich, heeft zich verpijnd.

Verplaatsbaar, -bare.

Verplaatsen, verplaatste, heeft verplaatst.

Verplaatsing, V., verplaatsingen.

Verplakken, verplakte, heeft verplakt.

Verplanten, verplantte, heeft verplant.

Verplanting, V., verplantingen.

Verplassen, verplaste, heeft verplast.

Verpleegster, V., verpleegsters.

Verpleegsterskostuum, O., -kostumen.

Verpleegstersschort, O., -schorten.

Verplegen, verpleegde, heeft verpleegd.

Verpleger, M., verplegers.

Verpleging, V.

Verplegingskosten (mv.), M.

Verpleisteren, verpleisterde, heeft verpleisterd.

Verpletten, verplette, heeft verplet.

Verpletteren, verpletterde, heeft verpletterd.

Verplettering, V.

Verplichten, verplichtte, heeft verplicht.

Verplichtend, verplichtender, verplichtendst.

Verplichting, V., verplichtingen.

Verplooien, verplooide, heeft verplooid.

Verponding, V., verpondingen.

Verpoozen, verpoosde, heeft verpoosd.

Verpoozing, V., verpoozingen.

Verpoten, verpootte, heeft verpoot.

Verpoting, V., verpotingen.

Verpotten, verpotte, heeft verpot.

Verpotting, V.

Verpraten, verpraatte, heeft verpraat.

Verpronken, verpronkte, heeft verpronkt.

Verpruilen, verpruilde, heeft verpruild.

Verraad, O.

Verraadster, V., verraadsters.

Verraden, verried, heeft verraden.

Verrader, M., verraders en verraderen.

Verraderlijk, -lijker, -lijkst.

Verrafelen, verrafelde, heeft en is verrafeld.

Verrammelen, verrammelde, heeft verrammeld.

Verrassen, verraste, heeft verrast.

Verrassing, V., verrassingen. Verrassinkje, O., -jes.

Verre. Zie Ver.

Verregaand, -gaander, -gaandst.

Verreiken (zich -), (te ver reiken), verreikte zich, heeft zich
verreikt.

Verreizen, verreisde, heeft verreisd.

Verrekenen, verrekende, heeft verrekend.

Verrekening, V., verrekeningen.

Verrekijker, M., -kijkers; -kijkertje, O., -jes.

Verrekken, verrekte, heeft en is verrekt.

Verrekking, V., verrekkingen.

Verrel, O., verrels. Verreltje, O., -jes.

Verreweg.

Verreziend en Verziend.

Verrichten, verrichtte, heeft verricht.

Verrichting, V., verrichtingen.

Verrijken (rijker maken), verrijkte, heeft verrijkt.

Verrijking, V.

Verrijzen, verrees, verrezen, is verrezen.

Verrijzenis, V.

Verrijzing, V.

Verrimpelen, verrimpelde, heeft en is verrimpeld.

Verroeien, verroeide, heeft en is verroeid.

Verroekeloozen, verroekeloosde, heeft verroekeloosd.

Verroekeloozing, V.

Verroeren, verroerde, heeft verroerd.

Verroesten, verroestte, is verroest.

Verroesting, V.

Verrollen, verrolde, heeft verrold.

Verronselen, verronselde, heeft verronseld.

Verrooken, verrookte, heeft verrookt.

Verrot, verrotter, verrotst.

Verrotten, verrotte, is verrot.

Verrotting, V.

Verrottingsproces, O., -processen.

Verruilen, verruilde, heeft verruild.

Verruiling, V., verruilingen.

Verruimen, verruimde, heeft verruimd.

Verruiming, V.

Verrukkelijk, -lijker, -lijkst.

Verrukkelijkheid, V.

Verrukken, verrukte, heeft verrukt.

Verrukking, V., verrukkingen.

Vers, O., verzen. Versje, O., -jes.

Versaagd, versaagder, versaagdst.

Versaagdheid, V.

Versagen, versaagde, is versaagd.

Versbouw, M.

Versch, verscher.

Verschacheren, verschacherde, heeft verschacherd.

Verschaffen, verschafte, heeft verschaft.

Verschaffing, V.

Verschalen, verschaalde, is verschaald.

Verschaling, V.

Verschalken, verschalkte, heeft verschalkt,

Verschalking, V., verschalkingen.

Verschansen, verschanste, heeft verschanst.

Verschansing, V., verschansingen.

Verschebalie en Varschebalie, M., -balies.

Verscheiden, verscheidde, is verscheiden.

Verscheiden, O.

Verscheiden (bnw. en telw.).

Verscheidenheid, V., -heden.

Verschelen, verscheelde, heeft verscheeld.

Verschelijk.

Verschen, verschte, heeft geverscht.

Verschenken, verschonk, heeft verschonken.

Verschepen, verscheepte, heeft verscheept.

Verscheping, V., verschepingen.

Verscherpen, verscherpte, heeft verscherpt.

Verscherping, V., verscherpingen.

Verschertsen, verschertste, heeft verschertst.

Verscherven, verscherfde, heeft verscherfd.

Verschet. Zie Frisket.

Verscheuren, verscheurde, heeft verscheurd.

Verscheuring, V.

Verschheid, V.

Verschiet, O., verschieten. Verschietje, O., -jes.

Verschieten, verschoot, verschoten, heeft en is verschoten.

Verschijndag, M., -dagen.

Verschijnen, verscheen, verschenen, is verschenen.

Verschijning, V., verschijningen.

Verschijnsel, O., verschijnselen en verschijnsels.

Verschikken, verschikte, heeft en is verschikt.

Verschikking, V., verschikkingen.

Verschil, O., verschillen. Verschilletje, O., -jes.

Verschilferen, verschilferde, is verschilferd.

Verschillen, verschilde, heeft verschild.

Verschillend.

Verschilpunt, O., -punten.

Verschimmelen, verschimmelde, is verschimmeld.

Verschimmeling, V.

Versching, V.

Verschoffelen, verschoffelde, heeft verschoffeld.

Verschokken, verschokte, heeft en is verschokt.

Verschommelen, verschommelde, heeft en is verschommeld.

Verschoonbaar, -baarder, -baarst.

Verschoonbaarheid, V.

Verschoonen, verschoonde, heeft verschoond.

Verschooning, V., verschooningen.

Verschoonlijk, -lijker, -lijkst.

Verschoppeling, M. en V., verschoppelingen. V. ook verschoppelinge.

Verschoppen, verschopte, heeft verschopt.

Verschopping, V.

Verschot, O., verschotten. Verschotje, O., -jes.

Verschotlijstje, O., -lijstjes.

Verschoveling, M. en V., verschovelingen. V. ook verschovelinge.

Verschreeuwen (zich -), verschreeuwde zich, heeft zich verschreeuwd.

Verschrijven, verschreef, verschreven, heeft verschreven.

Verschrijving, V., verschrijvingen.

Verschrikkelijk, -lijker, -lijkst.

Verschrikkelijkheid, V., -heden.

Verschrikken, verschrikte, heeft en is verschrikt.

Verschrikker, M., verschrikkers.

Verschrikking, V., verschrikkingen.

Verschroeien, verschroeide, heeft en is verschroeid.

Verschroeiing, V.

Verschrompelen, verschrompelde, is verschrompeld.

Verschrompeling, V.

Verschronkelen, verschronkelde, is verschronkeld.

Verschudden, verschudde, heeft verschud.

Verschudding, V.

Verschuilen (zich -), verschool zich, verscholen zich, heeft zich
verscholen.

Verschuimen, verschuimde, heeft verschuimd.

Verschuinen, verschuinde, heeft verschuind.

Verschuiven, verschoof, verschoven, heeft en is verschoven.

Verschuiving, V., verschuivingen.

Verschuldigd.

Verschuren, verschuurde, heeft en is verschuurd.

Versierder, M., versierders.

Versieren, versierde, heeft versierd.

Versiering, V., versieringen.

Versieringskunst, V.

Versieringsmotief, O., -motieven.

Versiersel, O., versiersels en versierselen.

Versierster, V., versiersters.

Versificatie, V.

Versjouwen, versjouwde, heeft versjouwd.

Verslaafd.

Verslaafdheid, V.

Verslaan, verslaat, versloeg, heeft en is verslagen.

Verslag, O., verslagen. Verslagje, O., -jes.

Verslagen, verslagener, verslagenst.

Verslagenheid, V.

Verslaggever, M., -gevers.

Verslampampen, verslampampte, heeft verslampampt.

Verslapen, versliep, heeft verslapen.

Verslappen, verslapte, heeft en is verslapt.

Verslapping, V., verslappingen.

Verslaven (zich -), verslaafde zich, heeft zich verslaafd.

Verslaving, V.

Verslechten, verslechtte, heeft en is verslecht.

Versleepen, versleepte, heeft versleept.

Verslempen, verslempte, heeft verslempt.

Verslensen, verslenste, is verslenst.

Verslenteren, verslenterde, heeft verslenterd.

Versleten, versletener, meest versleten.

Versleuren, versleurde, heeft versleurd.

Verslibben, verslibde, is verslibd.

Verslibbing, V., verslibbingen.

Verslijken, verslijkte, is verslijkt.

Verslijking, V., verslijkingen.

Verslijmen, verslijmde, is verslijmd.

Verslijming, V., verslijmingen.

Verslijtbaar, -bare.

Verslijten, versleet, versleten, heeft en is versleten.

Verslijting, V.

Verslikken, verslikte, heeft verslikt.

Verslikking, V., verslikkingen.

Verslinden, verslond, heeft verslonden.

Verslinder, M., verslinders.

Verslinding, V.

Verslindster, V., verslindsters.

Verslingerd.

Verslingerdheid, V.

Verslingeren, verslingerde, heeft en is verslingerd.

Verslodderen, verslodderde, heeft verslodderd.

Versloffen, verslofte, heeft versloft.

Verslonzen, verslonsde, heeft verslonsd.

Versloven, versloofde, heeft versloofd.

Versluizen, versluisde, heeft versluisd.

Versmaadheid, V.

Versmaadster, V., versmaadsters.

Versmachten, versmachtte, is versmacht.

Versmachting, V.

Versmaden, versmaadde, heeft versmaad.

Versmader, M., versmaders.

Versmading, V.

Versmakken, versmakte, heeft versmakt.

Versmallen, versmalde, heeft versmald.

Versmalling, V., versmallingen.

Versmeden, versmeedde, heeft versmeed.

Versmeding, V., versmedingen.

Versmelten, versmolt, heeft en is versmolten.

Versmelting, V.

Versmeren, versmeerde, heeft versmeerd.

Versmeulen, versmeulde, is versmeuld.

Versmijten, versmeet, versmeten, heeft versmeten.

Versmoren, versmoorde, heeft en is versmoord.

Versmoring, V., versmoringen.

Versnapering, V., versnaperingen. Versnaperingetje, O., -jes.

Versnellen, versnelde, heeft versneld.

Versnelling, V., versnellingen.

Versnijden, versneed, versneden, heeft versneden.

Versnijding, V., versnijdingen.

Versnipperen, versnipperde, heeft versnipperd.

Versnippering, V.

Versnoepen, versnoepte, heeft versnoept.

Versollen, versolde, heeft versold.

Verspannen, verspande, heeft verspannen.

Verspanning, V., verspanningen.

Verspelden, verspeldde, heeft verspeld.

Verspelen, verspeelde, heeft verspeeld.

Versperren, versperde, heeft versperd.

Versperring, V., versperringen.

Verspieden, verspiedde, heeft verspied.

Verspieder, M., verspieders.

Verspieding, V., verspiedingen.

Verspiedster, V., verspiedsters.

Verspiejacht, O., -jachten.

Verspillen, verspilde, heeft verspild.

Verspiller, M., verspillers.

Verspilling, V., verspillingen.

Verspilster, V., verspilsters.

Verspinnen, verspon, versponnen, heeft versponnen.

Verspitten, verspitte, heeft verspit.

Verspitting, V.

Versplinteren, versplinterde, is versplinterd.

Versplintering, V.

Versplitsen, versplitste, heeft verplitst.

Versplitsing, V.

Verspoelen, verspoelde, is verspoeld.

Verspoeling, V.

Verspreiden, verspreidde, heeft verspreid.

Verspreider, M., verspreiders.

Verspreiding, V.

Verspreidster, V., verspreidsters.

Verspreken (zich -), versprak zich, verspraken zich, heeft zich
versproken.

Verspringen, versprong, is en heeft versprongen.

Verspringing, V.

Verstaald, verstaalder, verstaaldst,

Verstaaldheid, V.

Verstaan (te lang staan), verstaat, verstond, is verstaan.

Verstaan (begrijpen), verstaat, verstond, heeft verstaan.

Verstaanbaar, -baarder, -baarst.

Verstaanbaarheid, V.

Verstaander, M., verstaanders.

Verstalen, verstaalde, heeft verstaald.

Verstaling, V.

Verstallen, verstalde, heeft verstald.

Verstalling, V., verstallingen.

Verstand, O., verstanden.

Verstandelijk.

Verstandelijkheid, V.

Verstandeloos, -loozer.

Verstandeloosheid, V.

Verstandhouding, V.

Verstandig, verstandiger, verstandigst.

Verstandskies, V., -kiezen.

Verstandsontwikkeling, V.

Verstandsverbijstering, V.

Verstapelen, verstapelde, heeft verstapeld.

Verstappen (zich -), verstapte zich, heeft zich verstapt.

Versteend, versteender, versteendst.

Versteendheid, V.

Versteenen, versteende, heeft en is versteend.

Versteening, V., versteeningen.

Verstek, O.

Versteken, verstak, verstaken, heeft verstoken.

Verstekhaak, M., -haken.

Verstekwerk, O.

Verstelbaar.

Versteld (- staan).

Verstelgoed, O.

Verstellen, verstelde, heeft versteld.

Versteller, M., verstellers.

Verstelling, V., verstellingen.

Verstelnaaister, V., -naaisters.

Verstelster, V., verstelsters.

Verstelwerk, O.

Verstempelen, verstempelde, heeft verstempeld.

Verstempeling, V., verstempelingen.

Versterf, O.

Versterfbaar, -bare.

Versterfrecht, O.

Versterken, versterkte, heeft versterkt.

Versterkend, versterkender, versterkendst.

Versterking, V., versterkingen.

Versterkingskunst, V.

Versterven, verstierf, verstierven, is verstorven.

Versterving, V.

Verstijfd, verstijfder, verstijfdst.

Verstijfdheid, V.

Verstijven, verstijfde, heeft en is verstijfd.

Verstijving, V., verstijvingen.

Verstikken, verstikte, heeft en is verstikt.

Verstikking, V.

Verstoelen, verstoelde, heeft verstoeld.

Verstoeling, V., verstoelingen.

Verstoken, verstookte, heeft verstookt.

Verstokken, verstokte, heeft en is verstokt.

Verstokt, verstokter, verstoktst.

Verstoktheid, V.

Verstommen, verstomde, heeft en is verstomd.

Verstomming, V.

Verstompen, verstompte, heeft en is verstompt.

Verstomping, V.

Verstoomen, verstoomde, heeft en is verstoomd.

Verstoorbaar, -bare.

Verstoord, verstoorder, verstoordst.

Verstoorder, M., verstoorders.

Verstoordheid, V.

Verstoorster, V., verstoorsters.

Verstooteling, M. en V., verstootelingen. V. ook verstootelinge.

Verstooten, verstiet, heeft verstooten; ook verstootte.

Verstoppen, verstopte, heeft en is verstopt.

Verstoppertje, O.

Verstopping, V., verstoppingen. Verstoppinkje, O., -jes.

Verstoptheid, V.

Verstoren, verstoorde, heeft verstoord.

Verstoring, V., verstoringen.

Verstorten, verstortte, heeft verstort.

Verstouten, verstoutte, heeft verstout.

Verstouwen, verstouwde, heeft verstouwd.

Verstrammen, verstramde, heeft en is verstramd.

Verstramming, V.

Verstraten, verstraatte, heeft verstraat.

Verstrekken, verstrekte, heeft verstrekt.

Verstrekking, V., verstrekkingen.

Verstrijken, verstreek, verstreken, is verstreken.

Verstrikken, verstrikte, heeft verstrikt.

Verstrikking, V., verstrikkingen.

Verstrooid, verstrooider, verstrooidst.

Verstrooidheid, V.

Verstrooien, verstrooide, heeft verstrooid.

Verstrooiing, V., verstrooiingen.

Verstuiken, verstuikte, heeft verstuikt.

Verstuiking, V., verstuikingen.

Verstuiven, verstoof, verstoven, is verstoven.

Verstuiving, V., verstuivingen.

Verstuwen, verstuwde, heeft verstuwd.

Versuffen, versufte, heeft en is versuft.

Versuft, versufter, versuftst.

Versuftheid, V.

Versukkelen, versukkelde, heeft en is versukkeld.

Vertaalbaar, -bare.

Vertaalloon, O., -loonen.

Vertaalrecht, O.

Vertaalster, V., vertaalsters.

Vertaalwerk, O.

Vertaalwoede, V.

Vertakelen, vertakelde, heeft vertakeld.

Vertakeling, V.

Vertakking, V., vertakkingen.

Vertalen, vertaalde, heeft vertaald.

Vertaler, M., vertalers.

Vertaling, V., vertalingen.

Vertalmen, vertalmde, heeft vertalmd.

Vertappen, vertapte, heeft vertapt.

Vertapping, V.

Vertasten (zich -), vertastte zich, heeft zich vertast.

Verte, V.

Verteederen, verteederde, heeft en is verteederd.

Verteedering, V.

Verteerbaar, -bare.

Verteerder, M., verteerders.

Verteerster, V., verteersters.

Vertegenwoordigen, vertegenwoordigde, heeft vertegenwoordigd.

Vertegenwoordiger, M., vertegenwoordigers.

Vertegenwoordiging, V.

Vertegenwoordigster, V., vertegenwoordigsters.

Vertellen (verhalen), vertelde, heeft verteld.

Vertellen (zich -), (verkeerd tellen), vertelde zich, heeft zich
verteld.

Vertellenswaardig, -waardiger, -waardigst, of meer en meest -waardig.

Verteller, M., vertellers.

Vertelling, V., vertellingen. Vertellinkje, O., -jes.

Vertelsel, O., vertelsels. Vertelseltje, O., -jes.

Vertelster, V., vertelsters.

Verteren, verteerde, heeft en is verteerd.

Vertering, V., verteringen.

Verteringsbelasting, V., -belastingen.

Verteuten, verteutte, heeft verteut.

Verticaal, verticale.

Vertienden, vertiendde, heeft vertiend.

Vertiender, M., vertienders.

Vertiending, V., vertiendingen.

Vertienvoudigen, vertienvoudigde, heeft vertienvoudigd.

Vertier, O.

Vertikken, vertikte, heeft vertikt.

Vertillen, vertilde, heeft vertild.

Vertimmeren, vertimmerde, heeft vertimmerd.

Vertimmering, V., vertimmeringen.

Vertinnen, vertinde, heeft vertind.

Vertinner, M., vertinners.

Vertinning, V.

Vertinsel, O.

Vertoef, O.

Vertoefplaats, V., -plaatsen.

Vertoeven, vertoefde, heeft vertoefd.

Vertolken, vertolkte, heeft vertolkt.

Vertolker, M., vertolkers.

Vertolking, V., vertolkingen.

Vertonnen, vertonde, heeft vertond.

Vertonning, V.

Vertoog, O., vertoogen. Vertoogje, O., -jes.

Vertoon, O.

Vertoonbaar, -bare.

Vertoondag, M., -dagen.

Vertoonen, vertoonde, heeft vertoond.

Vertooner, M., vertooners.

Vertooning, V., vertooningen. Vertooninkje, O., -jes.

Vertoonplaats, V., -plaatsen.

Vertoonster, V., vertoonsters.

Vertoornen, vertoornde, heeft vertoornd.

Vertooveren, vertooverde, heeft vertooverd.

Vertorsen, vertorste, heeft vertorst.

Vertragen, vertraagde, heeft en is vertraagd.

Vertraging, V., vertragingen.

Vertrappelen, vertrappelde, heeft vertrappeld.

Vertrappeling, M. en V., vertrappelingen.

Vertrappen, vertrapte, heeft vertrapt.

Vertrapper, M., vertrappers.

Vertrapping, V.

Vertreden, vertrad, vertraden, heeft vertreden.

Vertreder, M., vertreders.

Vertreding, V.

Vertreedster, V., vertreedsters.

Vertrek (kamer), O., vertrekken. Vertrekje, O., -jes.

Vertrek (afreis), O.

Vertrekken, vertrok, vertrokken, heeft en is vertrokken.

Vertrekking, V., vertrekkingen.

Vertreuren, vertreurde, heeft vertreurd.

Vertreuzelen, vertreuzelde, heeft vertreuzeld.

Vertroetelen, vertroetelde, heeft vertroeteld.

Vertroeteling, V.

Vertroostbaar, -bare.

Vertroosten, vertroostte, heeft vertroost.

Vertroostend, vertroostender, vertroostendst.

Vertrooster, M., vertroosters.

Vertroosteres, V., vertroosteressen.

Vertroosting, V., vertroostingen.

Vertrouwd, vertrouwder, vertrouwdst.

Vertrouwde, M. en V., vertrouwden.

Vertrouwdheid, V.

Vertrouwelijk, -lijker, -lijkst.

Vertrouwelijkheid, V.

Vertrouweling, M. en V., vertrouwelingen. V. ook vertrouwelinge.

Vertrouwen, O.

Vertrouwen, vertrouwde, heeft vertrouwd.

Vertuianker, O., -ankers.

Vertuien, vertuide, heeft vertuid.

Vertuiing, V.

Vertuind.

Vertuining, V., vertuiningen.

Veruitziend.

Vervaard, vervaarder, vervaardst.

Vervaardheid, V.

Vervaardigen, vervaardigde, heeft vervaardigd.

Vervaardiger, M., vervaardigers.

Vervaardiging, V.

Vervaardigster, V., vervaardigsters.

Vervaarlijk, -lijker, -lijkst.

Vervaarlijkheid, V.

Verval (vermindering), O.

Verval (voordeel), O., vervallen. Vervalletje, O., -jes.

Vervaldag, M., -dagen.

Vervallen, verviel, is vervallen.

Vervallen, vervallener, vervallenst.

Vervallenheid, V.

Vervalschen, vervalschte, heeft vervalscht.

Vervalscher, M., vervalschers.

Vervalsching, V., vervalschingen.

Vervaltijd, M.

Vervangen, verving, heeft vervangen.

Vervanging, V.

Vervaren (vervaard maken), vervaarde, heeft vervaard.

Vervaren (vervoeren enz.), vervoer, heeft en is vervaren.

Vervaten, vervaatte, heeft vervaat.

Vervatten, vervatte, heeft vervat.

Vervelen, verveelde, heeft verveeld.

Vervelend, vervelender, vervelendst.

Vervelendheid, V.

Verveling, V.

Vervellen, vervelde, is verveld.

Vervelling, V., vervellingen.

Verveloos, -loozer.

Verveloosheid, V.

Verven, verfde, heeft geverfd.

Vervenen, verveende, heeft verveend.

Vervening, V., verveningen.

Verver, M., ververs.

Ververij, V., ververijen.

Ververschen, ververschte, heeft ververscht.

Verversching, V., ververschingen. Ververschinkje, O., -jes.

Ververschingskanaal, O., -kanalen.

Ververschingsplaats, V., -plaatsen.

Verversknecht, M., -knechts.

Ververskuip, V., -kuipen.

Ververswinkel, M., -winkels.

Vervetten, vervette, is vervet.

Vervetting, V.

Vervierdubbelen, vervierdubbelde, heeft vervierdubbeld.

Vervlechten, vervlocht, heeft vervlochten.

Vervlechting, V.

Vervliegen, vervloog, vervlogen, is vervlogen.

Vervlieging, V.

Vervlieten, vervloot, vervloten, is vervloten.

Vervloeien, vervloeide, is vervloeid.

Vervloeiing, V.

Vervloeken, vervloekte, heeft vervloekt.

Vervloeking, V., vervloekingen.

Vervloekt.

Vervloeren, vervloerde, heeft vervloerd.

Vervluchtigen, vervluchtigde, heeft vervluchtigd.

Vervluchtiging, V.

Vervoederen, vervoederde, heeft vervoederd.

Vervoegbaar, -bare.

Vervoegbaarheid, V.

Vervoegen, vervoegde, heeft vervoegd.

Vervoeging, V., vervoegingen.

Vervoer, O.

Vervoerbaar, -bare.

Vervoerder, M., vervoerders.

Vervoeren, vervoerde, heeft vervoerd.

Vervoering, V., vervoeringen.

Vervoermiddel, O., -middelen.

Vervoerprijs, M., -prijzen.

Vervolg, O., vervolgen. Vervolgje, O., -jes.

Vervolgbaar, -bare.

Vervolgbaarheid, V.

Vervolgbundel, M., -bundels.

Vervolgdeel, O., -deelen.

Vervolgen, vervolgde, heeft vervolgd.

Vervolgens.

Vervolger, M., vervolgers.

Vervolging, V., vervolgingen.

Vervolgingsgeest, M.

Vervolgingswaanzin, M.

Vervolglijst, V., -lijsten; -lijstje, O., -jes.

Vervolgster, V., vervolgsters.

Vervolgwerk, O., -werken.

Vervolgzucht, V.

Vervolgzuchtig, -zuchtiger, -zuchtigst.

Vervoogden, vervoogdde, heeft vervoogd.

Vervorderen, vervorderde, heeft vervorderd.

Vervormen, vervormde, heeft vervormd.

Vervormer, M., vervormers.

Vervorming, V., vervormingen.

Vervouwen, vervouwde, heeft vervouwen.

Vervrachten, vervrachtte, heeft vervracht.

Vervrachter, M., vervrachters.

Vervrachting, V., vervrachtingen.

Vervreemdbaar, -bare.

Vervreemden, vervreemdde, heeft en is vervreemd.

Vervreemdheid, V.

Vervreemding, V., vervreemdingen.

Vervreten, vervrat, vervraten, heeft vervreten.

Vervriezen, vervroor, vervroren, is vervroren en vervrozen.

Vervriezing, V.

Vervroegen, vervroegde, heeft en is vervroegd.

Vervroeging, V., vervroegingen.

Vervroolijken, vervroolijkte, heeft vervroolijkt.

Vervroolijking, V.

Vervuilen, vervuilde, is vervuild.

Vervuiling, V.

Vervullen, vervulde, heeft vervuld.

Vervulling, V.

Vervuren, vervuurde, is vervuurd.

Verwaaid, verwaaider, verwaaidst.

Verwaaien, verwaaide, heeft en is verwaaid; ook verwoei, verwoeien.

Verwaaiing, V.

Verwaand, verwaander, verwaandst.

Verwaandheid, V., -heden.

Verwaardigen, verwaardigde, heeft verwaardigd.

Verwaarloosster, V., verwaarloossters.

Verwaarloozen, verwaarloosde, heeft verwaarloosd.

Verwaarloozer, M., verwaarloozers.

Verwaarloozing, V.

Verwachten, verwachtte, heeft verwacht.

Verwachter, M., verwachters.

Verwachting, V., verwachtingen.

Verwant.

Verwant, M., verwanten.

Verwante, V., verwanten.

Verwantschap, V.

Verwantschapt.

Verward, verwarder, verwardst.

Verwardheid, V.

Verwaren, verwaarde, heeft verwaard.

Verwaring, V., verwaringen.

Verwarmen, verwarmde, heeft verwarmd.

Verwarming, V.

Verwarmingsbuis, V., -buizen.

Verwarmingskosten (mv.), M.

Verwarmingstoestel, M. en O., -toestellen.

Verwarren, verwarde, heeft verward.

Verwarring, V., verwarringen.

Verwasemen, verwasemde, is verwasemd.

Verwassen, verwies, verwiesen, is verwassen.

Verwassing, V.

Verwaten, verwatener, verwatenst.

Verwatenheid, V.

Verwateren, verwaterde, heeft verwaterd.

Verwatering, V.

Verwedden, verwedde, heeft verwed.

Verweekelijken, verweekelijkte, heeft verweekelijkt.

Verweekelijking, V.

Verweeken, verweekte, heeft en is verweekt.

Verweeking, V.

Verweerbaar, -bare.

Verweerd.

Verweerder, M., verweerders.

Verweeren (bederven), verweerde, is verweerd.

Verweering, V.

Verweerschrift, O., -schriften.

Verweerster, V., verweersters.

Verwegen (ww.).

Verweiden, verweidde, heeft verweid.

Verweiding, V.

Verwekken, verwekte, heeft verwekt.

Verwekker, M., verwekkers.

Verwekking, V.

Verwekster, V., verweksters.

Verweldigen, verweldigde, heeft verweldigd.

Verwelf en Verwulf, O., verwelven en verwulven.

Verwelfsel en Verwulfsel, O., verwelfsels en verwulfsels.

Verwelkbaar, -bare.

Verwelkbaarheid, V.

Verwelkelijk.

Verwelken, verwelkte, is verwelkt.

Verwelking, V.

Verwelkomen, verwelkomde, heeft verwelkomd.

Verwelkoming, V., verwelkomingen.

Verwelven en Verwulven, verwelfde en verwulfde, heeft verwelfd en
en verwulfd.

Verwennen, verwende, heeft verwend.

Verwenning, V.

Verwenschen, verwenschte, heeft verwenscht.

Verwensching, V., verwenschingen.

Verweren (zich -), (verdedigen), verweerde zich, heeft zich verweerd.

Verwering, V.

Verwerkelijken, verwerkelijkte, heeft verwerkelijkt.

Verwerkelijking, V.

Verwerken, verwerkte, heeft verwerkt.

Verwerking, V.

Verwerpelijk, -lijker, -lijkst.

Verwerpelijkheid, V.

Verwerpen, verwierp, heeft verworpen.

Verwerping, V.

Verwerven, verwierf, verwierven, heeft verworven.

Verwerving, V.

Verwezenlijken, verwezenlijkte, heeft verwezenlijkt.

Verwezenlijking, V.

Verwiggelen, verwiggelde, heeft verwiggeld.

Verwijden, verwijdde, heeft en is verwijd.

Verwijderd, verwijderder, verwijderdst.

Verwijderen, verwijderde, heeft verwijderd.

Verwijdering, V., verwijderingen.

Verwijfd, verwijfder, verwijfdst.

Verwijfdheid, V., -heden.

Verwijl, O.

Verwijlen, verwijlde, heeft verwijld.

Verwijt, O., verwijten.

Verwijten, verweet, verweten, heeft verweten.

Verwijting, V., verwijtingen.

Verwijven, verwijfde, heeft en is verwijfd.

Verwijzen, verwees, verwezen, heeft verwezen.

Verwijzing, V., verwijzingen.

Verwikkelen, verwikkelde, heeft verwikkeld.

Verwikkeling, V., verwikkelingen.

Verwikken (ww.).

Verwilderd, verwilderder, verwilderdst.

Verwilderdheid, V.

Verwilderen, verwilderde, heeft en is verwilderd.

Verwildering, V.

Verwilligen, verwilligde, heeft verwilligd.

Verwilliging, V.

Verwinbaar, -bare.

Verwinden, verwond, heeft verwonden.

Verwinnaar, M., verwinnaars en verwinnaren.

Verwinnares, V., verwinnaressen.

Verwinnen, verwon, verwonnen, heeft verwonnen.

Verwinning, V., verwinningen.

Verwinteren, verwinterde, is verwinterd.

Verwintering, V.

Verwisselaar, M., verwisselaars.

Verwisselbaar, -bare.

Verwisselen, verwisselde, heeft en is verwisseld.

Verwisseling, V., verwisselingen.

Verwittigen, verwittigde, heeft verwittigd.

Verwittiging, V.

Verwoed, verwoeder, verwoedst.

Verwoedheid, V.

Verwoesten, verwoestte, heeft verwoest.

Verwoester, M., verwoesters.

Verwoesting, V., verwoestingen.

Verwonden, verwondde, heeft verwond.

Verwonderen, verwonderde, heeft verwonderd.

Verwondering, V.

Verwonderlijk, -lijker, -lijkst.

Verwonding, V., verwondingen.

Verwonen, verwoonde, heeft verwoond.

Verwonneling, M. en V., verwonnelingen. V. ook verwonnelinge.

Verworden, verwerd, is verworden.

Verwording, V.

Verworgen, ook Verwurgen, verworgde (verwurgde), heeft verworgd
(verwurgd).

Verworging, ook Verwurging, V., verworgingen (verwurgingen).

Verwormen, verwormde, is verwormd.

Verworpeling, M. en V., verworpelingen. V. ook verworpelinge.

Verworpen, verworpener, verworpenst.

Verworpenheid, V.

Verwrikken, verwrikte, heeft verwrikt.

Verwrikking, V.

Verwringen, verwrong, heeft verwrongen.

Verwringing, V.

Verwulf, Verwulfsel, Verwulven. Zie Verwelf enz.

Verwurgen. Zie Verworgen.

Verzaadbaar, -bare.

Verzachten, verzachtte, heeft en is verzacht.

Verzachtend, verzachtender, verzachtendst.

Verzachting, V., verzachtingen.

Verzaden, verzaadde, heeft verzaad.

Verzadigbaar, -bare.

Verzadigdheid, V.

Verzadigen, verzadigde, heeft verzadigd.

Verzadiging, V.

Verzading, V.

Verzagen, verzaagde, heeft verzaagd.

Verzaken, verzaakte, heeft verzaakt.

Verzaker, M., verzakers.

Verzaking, V.

Verzakken, verzakte, is verzakt.

Verzakking, V., verzakkingen. Verzakkinkje, O., -jes.

Verzamelaar, M., verzamelaars.

Verzamelaarster, V., verzamelaarsters.

Verzamelen, verzamelde, heeft verzameld.

Verzameling, V., verzamelingen. Verzamelingetje, O., -jes.

Verzamelplaats, V., -plaatsen.

Verzamelwoord, O., -woorden.

Verzamen, verzaamde, heeft en is verzaamd.

Verzanden, verzandde, is verzand.

Verzanding, V., verzandingen.

Verzeepen, verzeepte, is verzeept.

Verzeeuwd.

Verzegelaar, M., verzegelaars.

Verzegelen, verzegelde, heeft verzegeld.

Verzegeling, V., verzegelingen.

Verzeggen, verzeide, heeft verzegd en verzeid.

Verzeilen, verzeilde, heeft en is verzeild.

Verzeiling, V.

Verzekeraar, M., verzekeraars.

Verzekerbrief, M., -brieven.

Verzekerdheid, V.

Verzekeren, verzekerde, heeft verzekerd.

Verzekergeld, O.

Verzekering, V., verzekeringen.

Verzekeringsbank, V., -banken.

Verzekeringsfonds, O., -fondsen.

Verzekeringsmaatschappij, V., -maatschappijen.

Verzekeringsplichtig.

Verzekeringspremie, V., -premiën.

Verzekerkantoor, O., -kantoren.

Verzellen, verzelde, heeft verzeld.

Verzelschappen, verzelschapte, heeft verzelschapt.

Verzenboek, O., -boeken; -boekje, O., -jes.

Verzenden, verzond, heeft verzonden.

Verzender, M., verzenders.

Verzending, V., verzendingen.

Verzendlijst, V., -lijsten.

Verzendster, V., verzendsters.

Verzenen (mv.), V.

Verzengen, verzengde, heeft verzengd.

Verzenging, V.

Verzenmaker, M., -makers.

Verzenmakerij, V.

Verzet, O.

Verzetje, O., -jes.

Verzetten, verzette, heeft verzet.

Verzetting, V.

Verzieden, verzood, verzoden, is verzoden.

Verzien, verzag, verzagen, heeft verzien.

Verziend.

Verziendheid, V.

Verzilverbaar.

Verzilveren, verzilverde, heeft verzilverd.

Verzilvering, V.

Verzingen, verzong, heeft verzongen.

Verzinkboor, V., -boren.

Verzinken, verzonk, is verzonken.

Verzinking, V.

Verzinlijken, verzinlijkte, heeft verzinlijkt.

Verzinlijking, V., verzinlijkingen.

Verzinnen, verzon, verzonnen, heeft verzonnen.

Verzinner, M., verzinners.

Verzinsel, O., verzinsels en verzinselen. Verzinseltje, O., -jes.

Verzitten, verzat, verzaten, heeft verzeten.

Verzoek, O., verzoeken. Verzoekje, O., -jes.

Verzoeken, verzocht, heeft verzocht.

Verzoeker, M., verzoekers.

Verzoeking, V., verzoekingen.

Verzoekschrift, O., -schriften.

Verzoekster, V., verzoeksters.

Verzoenbaar, -bare.

Verzoenbaarheid, V.

Verzoendag, M., -dagen.

Verzoendeksel, O., -deksels.

Verzoenen, verzoende, heeft verzoend.

Verzoenend, verzoenender, verzoenendst.

Verzoener, M., verzoeners.

Verzoening, V., verzoeningen.

Verzoeningswerk, O.

Verzoeten, verzoette, heeft verzoet.

Verzoeting, V.

Verzolen, verzoolde, heeft verzoold.

Verzorgen, verzorgde, heeft verzorgd.

Verzorger, M., verzorgers.

Verzorging, V.

Verzorgster, V., verzorgsters.

Verzot.

Verzotheid, V.

Verzotten, verzotte, is verzot.

Verzouten, verzoutte, heeft verzouten.

Verzuchten, verzuchtte, heeft verzucht.

Verzuchting, V., verzuchtingen.

Verzuim, O., verzuimen. Verzuimpje, O., -jes.

Verzuimen, verzuimde, heeft verzuimd.

Verzuiming, V.

Verzuipen, verzoop, verzopen, heeft en is verzopen.

Verzuren, verzuurde, heeft en is verzuurd.

Verzuring, V.

Verzusteren, verzusterde, heeft verzusterd.

Verzustering, V., verzusteringen.

Verzwageren, verzwagerde, heeft verzwagerd.

Verzwagering, V.

Verzwakken, verzwakte, heeft en is verzwakt.

Verzwakking, V., verzwakkingen.

Verzwaren, verzwaarde, heeft en is verzwaard.

Verzwarend, verzwarender, verzwarendst.

Verzwaring, V.

Verzwelgen, verzwolg, heeft verzwolgen.

Verzwelger, M., verzwelgers.

Verzwelging, V.

Verzwendelen, verzwendelde, heeft verzwendeld.

Verzweren (met een eed), verzwoer, heeft verzworen.

Verzweren (veretteren), verzwoor, verzworen, is verzworen.

Verzwering, V., verzweringen.

Verzwieren, verzwierde, heeft verzwierd.

Verzwijgen, verzweeg, verzwegen, heeft verzwegen.

Verzwijging, V.

Verzwijnen, verzwijnde, heeft verzwijnd.

Verzwikken, verzwikte, heeft verzwikt.

Verzwikking, V., verzwikkingen.

Vesper, V., vespers.

Vesperboek, O., -boeken.

Vesperklok, V.

Vesperpsalm, M., -psalmen.

Vespertijd, M.

Vest (wal), V., vesten.

Vest (kleedingstuk), O., vesten. Vestje, O., -jes.

Vesten, vestte, heeft gevest.

Vestengoed, O.

Vestenstof, V., -stoffen.

Vestibule, V., vestibules.

Vestigen, vestigde, heeft gevestigd.

Vestiging, V., vestigingen.

Vesting, V., vestingen. Vestinkje, O., -jes.

Vestingartillerie, V.

Vestingbouw, M.

Vestinggeschut, O.

Vestingstelsel, O., -stelsels.

Vestingstraf, V.

Vestingwerk, O., -werken.

Vestingwet, V., -wetten.

Vestzak, M., -zakken; -zakje, O., -jes.

Vet, O., vetten.

Vet, vetter, vetst.

Vetachtig.

Veter, M., veters. Vetertje, O., -jes.

Veteraan, M., veteranen.

Veterband, O.

Veteren, veterde, heeft geveterd.

Vetergat, O., -gaten.

Veterinair.

Vetheid, V.

Vetkaars, V., -kaarsen.

Vetklomp, M., -klompen.

Vetlaars, V., -laarzen.

Vetleder, O.

Vetlederen en Vetleeren.

Vetmesten, mestte vet, heeft vetgemest.

Vetmesting, V.

Veto, O., veto's.

Vetpotje, O., -jes.

Vetstaart, M., -staarten.

Vettewarier, M., vettewariers.

Vettig, vettiger, vettigst.

Vettigheid, V.

Vettik (veldsla), V.

Vetvorming, V.

Vetweiden, vetweidde, heeft gevetweid.

Vetweider, M., -weiders.

Vetweiderij, V., -weiderijen.

Vetzak, M. en V., -zakken.

Vetzuur, O., -zuren.

Veulen, O., veulens. Veulentje, O., -jes.

Vexatie, V., vexatiën en vexaties.

Vexeeren, vexeerde, heeft gevexeerd.

Vezel, V., vezelen en vezels. Vezeltje, O., -jes.

Vezelachtig, -achtiger, -achtigst.

Vezelachtigheid, V.

Vezelig, vezeliger, vezeligst.

Vezeligheid, V.

Viaduct, V., viaducten.

Vicariaat, O., vicariaten.

Vicaris, M., vicarissen.

Vice-admiraal, M., -admiraals.

Vice-consul, M., -consuls.

Vice-president, M., -presidenten.

Vicieus, vicieuzer, vicieust.

Victorie, V., victoriën en victories.

Victorieus.

Victualie en Victalie, V., victualiën en victaliën.

Victualiemeester, M., -meesters.

Vier (telw.). Als znw. V., vieren. Viertje, O., -jes.

Vieravond, M., -avonden.

Vierbeenig.

Vierbladig.

Vierdaagsch.

Vierdag, M., -dagen.

Vierde.

Vierdehalf, -halve.

Vierdendaagsch.

Vierdepart, O., -parten; -partje, O., -jes.

Vierderhande.

Vierderlei.

Vierdraadsch.

Vierdubbel.

Vierduitsbroodje, O., -jes.

Vierduizendste.

Vierel, O., vierels.

Vieren, vierde, heeft gevierd.

Vierendeel, O., -deelen; -deeltje, O., -jes.

Vierendeelen, vierendeelde, heeft gevierendeeld.

Vierhandig.

Vierhoek, M., -hoeken.

Vierhoekig.

Vierhonderd.

Vierhonderdste.

Viering, V.

Vierjarig.

Vierkant (bnw.).

Vierkant, O., -kanten; -kantje, O., -jes.

Vierkantig.

Vierkleur, V.

Vierkleurig.

Vierledig.

Vierlettergrepig.

Vierling, M. en V., vierlingen.

Vierlooper, M., -loopers.

Viermaal.

Viermaandelijksch.

Vierponder, M., -ponders.

Vierpootig.

Vierpuntig.

Vierregelig.

Vierschaar, V., -scharen.

Viersnarig.

Vierspan, O., -spannen.

Viersprong, M., -sprongen.

Vierstemmig.

Vierstoot, M., -stooten.

Viertal, O., -tallen.

Viertallig.

Viertandig.

Viertijd, M.

Viervakkig.

Viervingerig.

Viervlak, O., -vlakken.

Viervlakkig.

Viervleugelig.

Viervoet, M. (Te -).

Viervoeter, M., -voeters.

Viervoetig.

Viervorst, M., -vorsten.

Viervoud, O., -vouden.

Viervoudig.

Vierwekig.

Vierwerf.

Vierwielig.

Vierzijdig.

Vies, viezer, viest.

Viesheid, V., -heden.

Viezevazen (mv.), V.

Viezigheid, V., -heden.

Vigeeren, vigeerde, heeft gevigeerd.

Vigilante, V., vigilantes.

Vigileeren, vigileerde, heeft gevigileerd.

Vignet, O., vignetten. Vignetje, O., -jes.

Vijand, M., vijanden.

Vijandelijk.

Vijandelijkheid, V., -heden.

Vijandig, vijandiger, vijandigst.

Vijandigheid, V., -heden.

Vijandin, V., vijandinnen.

Vijandschap, V., -schappen.

Vijf (telw.). Als znw. V., vijven. Vijfje, O., -jes.

Vijfdaagsch.

Vijfde.

Vijfdehalf, -halve.

Vijfdepart, O., -parten; -partje, O., -jes.

Vijfderhande.

Vijfderlei.

Vijfduizendste.

Vijfhoek, M., -hoeken.

Vijfhoekig.

Vijfhonderd.

Vijfhonderden (smousjassen), vijfhonderdde, heeft gevijfhonderd.

Vijfhonderdje, O., -jes.

Vijfhonderdste.

Vijfjarig.

Vijfje (geldstuk), O., -jes.

Vijfkantig.

Vijfmaal.

Vijfponder, M., -ponders.

Vijfstoot, M., -stooten.

Vijftal, O., -tallen.

Vijftallig.

Vijftien, vijftienen.

Vijftiende.

Vijftiendehalf, -halve.

Vijftienderhande.

Vijftienderlei.

Vijftienhonderd.

Vijftienjarig.

Vijftienmaal.

Vijftienvoud, O., -vouden.

Vijftienvoudig.

Vijftig, vijftigen.

Vijftiger, M., vijftigers.

Vijftigjarig.

Vijftigmaal.

Vijftigponder, M., -ponders.

Vijftigste.

Vijftigtal, O., -tallen.

Vijftigvoud, O., -vouden.

Vijfvingerig.

Vijfvoetig.

Vijfvoud, O., -vouden.

Vijfvoudig.

Vijfwouter, ook Wiewouter, M., vijfwouters en wiewouters.

Vijfzijdig.

Vijg, V., vijgen. Vijgje, O., -jes.

Vijgeblad, O., -bladeren.

Vijgeboom, M., -boomen; -boompje, O., -jes.

Vijgenkorf, M., -korven.

Vijgenmand, V., -manden.

Vijgenmat, V., -matten; -matje, O., -jes.

Vijgepeer, V., -peren.

Vijgetouw. O., -touwen.

Vijl, V., vijlen. Vijltje, O., -jes.

Vijlen (met eene vijl), vijlde, heeft gevijld.

Vijlenkapper, M., -kappers.

Vijling, V., vijlingen.

Vijlsel, O.

Vijver, M., vijvers. Vijvertje, O., -jes.

Vijzel (stampvat), M., vijzels. Vijzeltje, O., -jes.

Vijzel (schroef), V., vijzels.

Vijzelen, vijzelde, heeft gevijzeld.

Vijzelmolen, M., -molens.

Vilder, M., vilders.

Vilderij, V., vilderijen.

Vildersbedrijf, O.

Vilderskar, V., -karren.

Vilderspaard, O., -paarden.

Vilderswerk, O.

Vilhout, O., -houten.

Villa, V., villa's. Villatje, O., -jes.

Villapark, O., -parken.

Villen, vilde, heeft gevild.

Vilmes, O., -messen.

Vilt, O., vilten.

Viltachtig.

Vilten (bnw.).

Viltig.

Viltpapier, O.

Vilveld, O., -velden.

Vim, V., vimmen. Vimmetje, O., -jes.

Vin, V., vinnen. Vinnetje, O., -jes.

Vinden, vond, heeft gevonden.

Vinder, M., vinders.

Vinding, V.

Vindingrijk, -rijker, -rijkst.

Vindingrijkheid, V.

Vindingskracht, V.

Vindster, V., vindsters.

Vinger, M., vingers en vingeren. Vingertje, O., -jes.

Vingerbreed, O.

Vingerdik, -dikke.

Vingerdoekje, O., -doekjes.

Vingerhoed, M., -hoeden; -hoedje, O., -jes.

Vingerhoedskruid, O.

Vingerkom, V., -kommen; -kommetje, O., -jes.

Vingerlid, O., -leden.

Vingerling, M., vingerlingen. Vingerlingetje, O., -jes.

Vingerring, M., -ringen.

Vingertop, M., -toppen.

Vingerzetting, V., -zettingen.

Vink, M., vinken. Vinkje, O., -jes.

Vinkekooi, V., -kooien.

Vinken, vinkte, heeft gevinkt.

Vinkenbaan, V., -banen.

Vinkenei, O., -eieren.

Vinkenhuisje, O., -jes.

Vinkennet, O., -netten.

Vinkenslag (knip), O., -slagen.

Vinkentijd, M.

Vinkentouw, O.

Vinkenvangst, V.

Vinker, M., vinkers.

Vinkeslag (zang), M.

Vinnig, vinniger, vinnigst.

Vinnigheid, V., -heden.

Violeeren, violeerde, heeft gevioleerd.

Violenbed, O., -bedden.

Violenstroop, V.

Violet, violette.

Violet (bloem), V., violetten. Violetje, O., -jes.

Violetbruin.

Violetkleurig.

Violier, V., violieren. Violiertje, O., -jes.

Violist, M., violisten.

Violoncel, V., violoncels.

Violoncellist, M., violoncellisten.

Viool (bloem), V., violen. Viooltje, O. -jes.

Viool (instrument), V., violen. Viooltje, O., -jes.

Vioolblok, O., -blokken.

Vioolconcert, O., -concerten.

Vioolhars, O. en V.

Vioolkast, V., -kasten.

Vioollessenaar, M., -lessenaars.

Vioolsleutel, M.

Vioolsnaar, V., -snaren.

Vioolsonate, V., -sonaten.

Vioolspel, O.

Vioolspeler, M., -spelers.

Virtuoos, M., virtuozen.

Virtuositeit, V.

Visch (als voorwerpsnaam), M., visschen; (als stofnaam), V. Vischje,
O., -jes.

Vischachtig.

Vischakte, V., -akten.

Vischangel, M., -angels.

Vischarend, M., -arenden.

Vischbank, V., -banken.

Vischben, V., -bennen.

Vischboer, M., -boeren.

Vischgaren, O.

Vischgraat, V., -graten.

Vischgrommer, M., -grommers.

Vischgrond, M., -gronden.

Vischhaak, M., -haken.

Vischhandelaar, M., -handelaars.

Vischhoek, M., -hoeken.

Vischhoeker, M., -hoekers.

Vischhouder, M., -houders.

Vischkar, V., -karren.

Vischkooper, M., -koopers.

Vischlepel, M., -lepels.

Vischlijm, V.

Vischlucht, V.

Vischmarkt, V.

Vischnet, O., -netten.

Vischotter, M., -otters.

Vischpastei, V., -pasteien; -pasteitje, O., -jes.

Vischplaats, V., -plaatsen.

Vischrecht, O.

Vischrijk, -rijker, -rijkst.

Vischrijkheid, V.

Vischschub, V., -schubben.

Vischsloep, V., -sloepen.

Vischsoep, V.

Vischtorpedo, V., -torpedo's.

Vischtuig, O., -tuigen.

Vischvangst, V.

Vischvrouw, V., -vrouwen.

Vischwater, O., -waters en -wateren.

Vischweer, V., -weren.

Vischwijf, O., -wijven.

Vischwijventaal, O.

Vischwinkel, M., -winkels.

Viseeren, viseerde, heeft geviseerd.

Visie, V.

Visioen, O., visioenen.

Visitatie, V., visitatiën en visitaties.

Visite, V., visites.

Visiteboekje, O., -boekjes.

Visiteeren, visiteerde, heeft gevisiteerd.

Visitekaartje, O., -kaartjes.

Visiteur, M., visiteurs.

Visite-uur, O., -uren.

Visschen, vischte, heeft gevischt.

Visschenbloed, O.

Visschengeslacht, O.

Visscher, M., visschers en visscheren. Visschertje, O., -jes.

Visscherij, V., visscherijen.

Visscherijtentoonstelling, V.

Visscherijwet, V.

Visscherman, M., -lui.

Visschersbedrijf, O.

Visschersboot, V., -booten.

Visschersdorp, O., -dorpen.

Visschershut, V., -hutten.

Visscherslied, O., -liederen; -liedje, O., -jes.

Visscherspink, V., -pinken.

Visschersring, M.

Visschersschuit, V., -schuiten.

Visschig, visschiger, visschigst.

Vissing (scheepsw.), V., vissings.

Visum, O.

Vitachtig, -achtiger, -achtigst.

Vitachtigheid, V.

Vitaliteit, V.

Vitlust, M.

Vitrine, V., vitrines.

Vitriool, V. en O.

Vitse, V., vitsen.

Vitten, vitte, heeft gevit.

Vitter, M., vitters. Vittertje, O., -jes.

Vitterig, vitteriger, vitterigst.

Vitterigheid, V.

Vitterij, V., vitterijen.

Vitzucht, V.

Vivaciteit, V.

Vivat, O., vivats.

Vivisectie, V.

Vizier (Turksch minister), M., viziers en vizieren.

Vizier (van een geweer en helm), O., vizieren.

Vizierklep, V., -kleppen.

Vizierkorrel, V., -korrels.

Vizierlijn, V., -lijnen.

Vla. Zie Vlade.

Vlaag, V., vlagen. Vlaagje, O., -jes.

Vlaak, V., vlaken.

Vlaamsch.

Vlaamsch, O.

Vlade en Vla, V., vladen en vlaas. Vlaatje, O., -jes.

Vlag, V., vlaggen. Vlagje en vlaggetje, O., -jes.

Vlag (plant), O.

Vlaggejongen, M., -jongens.

Vlaggejonker, M., -jonkers.

Vlaggekapitein, M., -kapiteins.

Vlaggekoord, O., -koorden.

Vlaggelijn, V., -lijnen.

Vlaggen, vlagde, heeft gevlagd.

Vlaggendoek, O.

Vlaggenkaart, V., -kaarten.

Vlaggenkist, V., -kisten.

Vlaggeschip en Vlagschip, O., -schepen.

Vlaggestok, M., -stokken.

Vlaggetouw, O., -touwen.

Vlagofficier, M., -officieren.

Vlagvertoon, O.

Vlak (vlek, smet), V., vlakken. Vlakje, O., -jes.

Vlak (vlakte), O., vlakken.

Vlak, vlakker, vlakst.

Vlak (bijw.).

Vlaken, vlaakte, heeft gevlaakt.

Vlakgang, V., -gangen.

Vlakheid, V.

Vlakken (vlekken), vlakte, heeft en is gevlakt.

Vlakken (effen maken), vlakte, heeft gevlakt.

Vlakkerig, vlakkeriger, vlakkerigst.

Vlakkig, vlakkiger, vlakkigst.

Vlakte, V., vlakten.

Vlaktemaat, V., -maten.

Vlakteuitgebreidheid, V., -heden.

Vlam, V., vlammen. Vlammetje, O., -jes.

Vlammen, vlamde, heeft gevlamd.

Vlammig.

Vlamoven, M., -ovens.

Vlampijp, V., -pijpen.

Vlamvormig.

Vlas, O., vlassen.

Vlasachtig, -achtiger, -achtigst.

Vlasbaard, M., -baarden.

Vlasboer, M., -boeren.

Vlasbouw, M.

Vlasdotter, V.

Vlashekelaar, M., -hekelaars.

Vlaskop, M. en V., -koppen; -kopje, O., -jes.

Vlasland, O., -landen.

Vlassen (bnw.).

Vlassen, vlaste, heeft gevlast.

Vlasser, M., vlassers.

Vlassig, vlassiger, vlassigst.

Vlasspinner, M., -spinners.

Vlasstengel, M., -stengels.

Vlasvink, M., -vinken.

Vlaswiek, V., -wieken.

Vlaszaad, O.

Vlecht, V., vlechten. Vlechtje, O., -jes.

Vlechten, vlocht, heeft gevlochten.

Vlechter, M., vlechters.

Vlechting, V., vlechtingen.

Vlechtriet, O.

Vlechtsel, O., vlechtsels.

Vlechtster, V., vlechtsters.

Vlechtwerk, O.

Vledermuis en Vleermuis, V., -muizen; -muisje, O., -jes.

Vleesch, O., vleezen.

Vleeschbank, V., -banken.

Vleeschblok, O., -blokken.

Vleeschdag, M., -dagen.

Vleeschelijk.

Vleeschetend.

Vleeschextract, O.

Vleeschhal, V., -hallen.

Vleeschhouwer, M., -houwers.

Vleeschkeuring, V.

Vleeschkleur, V.

Vleeschklomp, M., -klompen.

Vleeschmaatschappij, V., -maatschappijen.

Vleeschmes, O., -messen.

Vleeschnat, O.

Vleeschpastei, V., -pasteien; -pasteitje, O., -jes.

Vleeschpin, V., -pinnen.

Vleeschpot, M., -potten.

Vleeschschotel, M., -schotels.

Vleeschspijzen (mv.), V.

Vleeschuitdeeling, V.

Vleeschvoeding, V.

Vleeschvork, V., -vorken.

Vleeschwonde, V., -wonden.

Vleet, V., vleten.

Vleezen (bnw.).

Vleezig, vleeziger, vleezigst.

Vleezigheid, V.

Vlegel, M., vlegels. Vlegeltje, O., -jes.

Vlegelachtigheid, V.

Vleien (mooi praten), vleide, heeft gevleid.

Vleiend, vleiender, vleiendst.

Vleier, M., vleiers. Vleiertje, O., -jes.

Vleierij, V., vleierijen.

Vleister, V., vleisters. Vleistertje, O., -jes.

Vleitaal, V.

Vleiwoord, O., -woorden; -woordje, O., -jes.

Vleizucht, V.

Vlek (vlak), V., vlekken. Vlekje, O., -jes.

Vlek (gehucht), O., vlekken. Vlekje, O., -jes.

Vlekkeloos, -looze.

Vlekkeloosheid, V.

Vlekken, vlekte, heeft en is gevlekt.

Vlekkenwater, O.

Vlektyphus, M.

Vlerk, V., vlerken. Vlerkje, O., -jes.

Vlerken, vlerkte, heeft gevlerkt.

Vlerkprauw, V., -prauwen.

Vlet, V., vletten. Vletje, O., -jes.

Vletten, vlette, heeft gevlet.

Vletter, M., vletters.

Vletterman, M., -lieden.

Vleug, V., vleugen. Vleugje, O., -jes.

Vleugel, M., vleugels en vleugelen. Vleugeltje, O., -jes.

Vleugeladjudant, M., -adjudanten.

Vleugelen (de armen binden), vleugelde, heeft gevleugeld.

Vleugelman, M., -mannen.

Vleugelpiano, V., -piano's.

Vlieboot, V., -booten.

Vlieden, vlood, vloden, is gevloden.

Vlieg, V., vliegen. Vliegje, O., -jes.

Vliegekop, M., -koppen.

Vliegen, vloog, vlogen, heeft en is gevlogen.

Vliegenaas, O.

Vliegend.

Vliegenei, O., -eieren; -eitje, O., -eitjes en -eiertjes.

Vliegeneter, M., -eters.

Vliegenkampernoelie, V.

Vliegenkap, V., -kappen.

Vliegenkast, V., -kasten.

Vliegenklap, M., -klappen.

Vliegenkleed, O., -kleeden.

Vliegenlijm, V.

Vliegenmasker, O., -maskers.

Vliegennet, O., -netten.

Vliegenpapier, O.

Vliegens.

Vliegensvlug (bijw.).

Vliegenvanger, M., -vangers.

Vliegenvangertje (plant), O., -jes.

Vliegenvergif, O.

Vliegenwaaier, M., -waaiers.

Vliegepoot, M., -pooten.

Vlieger, M., vliegers. Vliegertje, O., -jes.

Vliegertouw, O., -touwen.

Vliegkamp, O., -kampen.

Vliegluis, V., -luizen.

Vliegmachine, V., -machines.

Vliegpartij, V., -partijen; -partijtje, O., -jes.

Vliegveld, O., -velden.

Vliegwerk, O.

Vliegwiel, O., -wielen.

Vlier, V., vlieren.

Vliering, V., vlieringen. Vlierinkje, O., -jes.

Vlierpit, V., -pitten.

Vlies, O., vliezen. Vliesje, O., -jes.

Vliesachtig, -achtiger, -achtigst.

Vliesvleugelig.

Vliet, M., vlieten. Vlietje, O., -jes.

Vlieten, vloot, vloten, is gevloten.

Vliezig, vlieziger, vliezigst.

Vlij, V., vlijen.

Vlijen (voegen, schikken), vlijde, heeft gevlijd.

Vlijing, V.

Vlijm, V., vlijmen. Vlijmpje, O., -jes.

Vlijmen, vlijmde, heeft gevlijmd.

Vlijt, V.

Vlijtig, vlijtiger, vlijtigst.

Vlinder, M., vlinders. Vlindertje, O., -jes.

Vlinderbloemig.

Vloed, M., vloeden.

Vloedanker, O., -ankers.

Vloeddeur, V., -deuren.

Vloedgolf, V., -golven.

Vloeibaar, -baarder, -baarst.

Vloeibaarheid, V.

Vloeibaarmaking, V.

Vloeibaarwording, V.

Vloeiboek, O., -boeken.

Vloeiblok, O., -blokken.

Vloeien, vloeide, is en heeft gevloeid.

Vloeiend, vloeiender, vloeiendst.

Vloeiendheid, V.

Vloeimiddel, O., -middelen.

Vloeipapier, O.; -papiertje, O., -jes.

Vloeipijp, V., -pijpen.

Vloeiplank, V., -planken.

Vloeirol, V., -rollen.

Vloeistof, V., -stoffen.

Vloek, M., vloeken. Vloekje, O., -jes.

Vloekbeest, O., -beesten.

Vloeken, vloekte, heeft gevloekt.

Vloeker, M., vloekers.

Vloekgenoot, M., -genooten.

Vloekgespan, O.

Vloekwaardig, -waardiger, -waardigst, of meer en meest -waardig.

Vloekwaardigheid, V.

Vloekwoord, O., -woorden.

Vloer, M., vloeren. Vloertje, O., -jes.

Vloerbalk, M., -balken.

Vloerdweil, V., -dweilen.

Vloeren, vloerde, heeft gevloerd.

Vloering, V., vloeringen.

Vloerkleed, O., -kleeden.

Vloermat, V., -matten.

Vloerplank, V., -planken.

Vloertapijt, O., -tapijten.

Vloerzand, O.

Vloerzeil, O., -zeilen.

Vloghaver, V.

Vlok, V., vlokken. Vlokje, O., -jes.

Vlokachtig.

Vlokken, vlokte, is en heeft gevlokt.

Vlokkig, vlokkiger, vlokkigst.

Vlonder, M., vlonders. Vlondertje, O., -jes.

Vloo, V., vlooien. Vlooitje, O., -jes.

Vlooiebeet, M., -beten.

Vlooien, vlooide, heeft gevlooid.

Vlooienkruid, O.

Vloot, V., vloten. Vlootje, O., -jes.

Vlootrevue, V., -revues.

Vlootschouw, V., -schouwen.

Vlootvoogd, M., -voogden.

Vlos, O.

Vlossen (bnw.).

Vlossig, vlossiger, vlossigst.

Vlossigheid, V.

Vloszijde, V.

Vlot, O., vlotten. Vlotje, O., -jes.

Vlot, vlotter, vlotst.

Vloteling, M., vlotelingen.

Vlotgaand.

Vlotgras, O.

Vlotten, vlotte, heeft en is gevlot.

Vlotter, M., vlotters.

Vlouw, V., vlouwen.

Vlucht, V., vluchten.

Vluchteling, M. en V., vluchtelingen. V. ook vluchtelinge.

Vluchten, vluchtte, is gevlucht.

Vluchthaven, V., -havens.

Vluchtheuvel, M., -heuvels.

Vluchtig, vluchtiger, vluchtigst.

Vluchtigheid, V.

Vluchtigjes.

Vlug, vlugger, vlugst.

Vlugheid, V.

Vlugschrift, O., -schriften; -schriftje, O., -jes.

Vlugzout, O.

Vocaal, V., vocalen.

Vocaal, vocale.

Vocaalspelling, V., -spellingen.

Vocatief en Vocativus, M., vocatieven.

Vocht, O., vochten.

Vochten, vochtte, heeft gevocht.

Vochtig, vochtiger, vochtigst.

Vochtigheid, V.

Vod, O., en Vodde, V., vodden. Vodje, O., -jes.

Voddenkooper, M., -koopers.

Voddenkoopster, V., -koopsters.

Voddenkraam, V., -kramen.

Voddenkrabber, M., -krabbers.

Voddenmand, V., -manden.

Voddenmarkt, V., -markten.

Voddenraapster, V., -raapsters.

Voddenraper, M., -rapers.

Vodderij, V., vodderijen. Vodderijtje, O., -jes.

Voddewerk, O.

Voddig, voddiger, voddigst.

Voddigheid, V.

Voeden, voedde, heeft gevoed.

Voeder (persoon), M., voeders.

Voeder en Voer (voedsel), O. Voertje, O., -jes.

Voederen en Voeren, voederde en voerde, heeft gevoederd en gevoerd.

Voeding, V.

Voedingscommissie, V., -commissies en -commissiën.

Voedingskabel, M., -kabels.

Voedingsmiddel, O., -middelen.

Voedingsproces, O., -processen.

Voedingsstof, V., -stoffen.

Voedsel, O.

Voedster, V., voedsters. Voedstertje, O., -jes.

Voedsteren, voedsterde, heeft gevoedsterd.

Voedsterkind, O., -kinderen.

Voedsterling, M. en V., voedsterlingen. V. ook voedsterlinge.

Voedzaam, -zamer, -zaamst.

Voedzaamheid, V.

Voeg, V., voegen. Voegje. O., -jes.

Voegblok, O., -blokken.

Voege, V. (In dier -).

Voegen, voegde, heeft gevoegd.

Voeghout, O., -houten.

Voegijzer, O., -ijzers.

Voeglijk, -lijker, -lijkst.

Voeglijkheid, V.

Voegpasser, M., -passers.

Voegwerk, O.

Voegwoord, O., -woorden.

Voegzaam, -zamer, -zaamst.

Voegzaamheid, V.

Voelbaar, -bare.

Voeldraad, M., -draden.

Voelen, voelde, heeft gevoeld.

Voeler, M., voelers.

Voelhoorn en Voelhoren, M., -hoorns en -horens.

Voeling, V.

Voelspriet, M., -sprieten.

Voer (wagenvracht), O., voeren. Voertje, O., -jes.

Voer (voedsel). Zie Voeder.

Voerder, M., voerders.

Voeren (vervoeren, brengen enz.), voerde, heeft gevoerd.

Voeren (van binnen bekleeden), voerde, heeft gevoerd.

Voering, V., voeringen. Voerinkje, O., -jes.

Voerkatoen, O.

Voerlaken, O.

Voerloon, O., -loonen.

Voerman, M., -lieden en -lui.

Voerstraal, M., -stralen.

Voertuig, O., -tuigen.

Voerwiel, O., -wielen.

Voet, M., voeten. Voetje, O., -jes.

Voetangel, M., -angels.

Voetbad, O., -baden.

Voetbal, O. (naam van een spel).

Voetballen, voetbalde, heeft gevoetbald.

Voetbalveld, O., -velden.

Voetboei, V., -boeien.

Voetbreed, O.

Voeteeren, voeteerde, heeft en is gevoeteerd.

Voetenbankje, O., -bankjes.

Voeteneinde en -eind, O.

Voetenkussen, O., -kussens.

Voetenschrabber, M., -schrabbers; -schrabbertje, O., -jes.

Voetenzak, M., -zakken.

Voeteuvel, O.

Voetganger, M., -gangers.

Voetgangster, V., -gangsters.

Voetkus, M.

Voetlicht, O.

Voetmaat, V., -maten.

Voetpad, O., -paden.

Voetreis, V., -reizen; -reisje, O., -jes.

Voetspoor, O.

Voetstoots.

Voetstuk, O., -stukken.

Voetval, M.

Voetveeg, M., -vegen.

Voetvolk, O.

Voetwassching, V.

Voetzand, O.

Voetzoeker, M., -zoekers.

Voetzool, V., -zolen.

Vogel, M., vogels en vogelen. Vogeltje, O., -jes.

Vogelaar, M., vogelaars en vogelaren.

Vogelbekdier, O., -dieren.

Vogelen, vogelde, heeft gevogeld.

Vogelknip, V., -knippen.

Vogelkooi, V., -kooien.

Vogellijm, V.

Vogelmarkt, V.

Vogelnest, O., -nesten; -nestje, O., -jes.

Vogelperspectief, O.

Vogelroer, O., -roers.

Vogelschieten, O.

Vogelschrik, M., -schrikken.

Vogelslag, O., -slagen.

Vogelverschrikker, M., -verschrikkers.

Vogelvlucht, V.

Vogelvrij.

Vogelvrijverklaring, V.

Vogelzaad, O.

Voile, V., voiles.

Vol, voller, volst.

Volaarde, V.

Volbloed (bnw.).

Volbloedig, -bloediger, -bloedigst.

Volbloedigheid, V.

Volbouwen, volbouwde, heeft volbouwd; ook bouwde vol, heeft volgebouwd.

Volbrassen, braste vol, heeft volgebrast.

Volbrengen, volbracht, heeft volbracht.

Volbrenger, M., -brengers.

Volbrenging, V.

Voldaan.

Voldaanheid, V.

Voldingen, voldong, heeft voldongen.

Voldingend, -dingender, -dingendst.

Voldoen, voldeed, voldeden, heeft voldaan.

Voldoend, -doender, -doendst.

Voldoendheid, V.

Voldoener, M., -doeners.

Voldoening, V.

Voldoeningsleer, V.

Voldragen.

Vole, V., voles.

Voleinden, voleindde, heeft voleind.

Voleinder, M., -einders.

Voleindigen, voleindigde, heeft voleindigd.

Voleindiger, M., -eindigers.

Voleindiging, V.

Voleinding, V.

Volgbriefje, O., -jes.

Volgeestig.

Volgeling, M. en V., volgelingen. V. ook volgelinge.

Volgen, volgde, heeft en is gevolgd.

Volgenderwijze en -wijs.

Volgens.

Volger, M., volgers en volgeren.

Volgieten, goot vol, goten vol, heeft volgegoten.

Volgkoets, V., -koetsen.

Volgnummer, O., -nummers.

Volgooien, gooide vol, heeft volgegooid.

Volgorde, V.

Volgreeks, V., -reeksen.

Volgroeid.

Volgtrein, M., -treinen.

Volgzaam, -zamer, -zaamst.

Volgzaamheid, V.

Volhandig.

Volhandigheid, V.

Volharden, volhardde, heeft volhard.

Volharder, M., -harders.

Volharding, V.

Volhardingsvermogen, O.

Volheid, V.

Volhouden, hield vol, heeft volgehouden.

Volhouder, M., -houders.

Volhouding, V.

Volhoudster, V., -houdsters.

Volière, V., volières.

Volière-gaas, O.

Volijverig, -ijveriger, -ijverigst.

Voljarig.

Volk, O., volkeren en volken. Volkje, O., -jes.

Volkenkunde, V.

Volkenrecht, O.

Volkenrechtelijk.

Volkomen, -komener, -komenst.

Volkomenheid, V.

Volkplanter, M., -planters.

Volkplanting, V., -plantingen.

Volkrijk, -rijker, -rijkst.

Volkrijkheid, V.

Volksaard, M.

Volksbadhuis, O., -badhuizen.

Volksbelang, O., -belangen.

Volksbestaan, O.

Volksbeweging, V., -bewegingen.

Volksbibliotheek, V., -bibliotheken.

Volksbijeenkomst, V., -bijeenkomsten.

Volksblad, O., -bladen; -blaadje, O., -jes.

Volksboek, O., -boeken; -boekje, O., -jes.

Volksbond, M., -bonden.

Volksconcert, O., -concerten.

Volksdichter, M., -dichters.

Volksdracht, V., -drachten.

Volksdrank, M., -dranken.

Volkseditie, V., -edities.

Volksfeest, O., -feesten.

Volksgaarkeuken, V., -keukens.

Volksgebruik, O., -gebruiken.

Volksgeest, M.

Volksgeloof, O.

Volksgeluk, O.

Volksgewoonte, V., -gewoonten.

Volksgezang, O.

Volksgodsdienst, M., -godsdiensten.

Volksgunst, V.

Volkshaat, M.

Volkshuis, O., -huizen.

Volkskarakter, O.

Volkskerk, V.

Volksklasse, V., -klassen.

Volkskleeding, V.

Volkskunde, V.

Volksleeraar, M., -leeraars.

Volksleeszaal, V., -leeszalen.

Volksleger, O., -legers.

Volksleider, M., -leiders.

Volkslied, O., -liederen; -liedje, O., -jes.

Volksman, M., -mannen.

Volksmeening, V., -meeningen.

Volksmenigte, V.

Volksmenner, M., -menners.

Volksnaam, M., -namen.

Volksonderwijs, O.

Volksoploop, M., -oploopen.

Volksopstand, M., -opstanden.

Volksoverlevering, V., -overleveringen.

Volkspark, O., -parken.

Volksredenaar, M., -redenaars.

Volkregeering, V., -regeeringen.

Volksroman, M., -romans.

Volkssanatorium, O., -sanatoria.

Volksschool, V., -scholen.

Volkssouvereiniteit, V.

Volksspel, O., -spelen.

Volksspraak, V.

Volkssprookje, O., -jes.

Volksstam, M., -stammen.

Volksstem, V.

Volkstaal, V.

Volkstrots, M.

Volksuitgave, V., -uitgaven.

Volksvergadering, V., -vergaderingen.

Volksverhaal, O., -verhalen.

Volksverhuizing, V., -verhuizingen.

Volksvermaak, O., -vermaken.

Volksvertegenwoordiger, M., -vertegenwoordigers.

Volksvertegenwoordiging, V., -vertegenwoordigingen.

Volksvlijt, V.

Volksvoordracht, V., -voordrachten.

Volksvoorlezing, V., -voorlezingen.

Volksvooroordeel, O., -vooroordeelen.

Volksvriend, M., -vrienden.

Volkswil, M.

Volkswoede, V.

Volkszaak, V., -zaken.

Volkuip, V., -kuipen.

Volledig, -lediger, -ledigst.

Volledigheid, V.

Volleerd.

Vollemaan, V.

Vollemaansgezicht, O., -gezichten.

Vollen, volde, heeft gevold.

Voller, M., vollers.

Vollerij, V., vollerijen.

Vollersaarde, V.

Vollerskuip, V., -kuipen.

Vollersmolen, M., -molens.

Vollerswerk, O.

Volling, V., vollingen.

Volloopen, liep vol, is volgeloopen.

Volmaakt, -maakter, -maakst.

Volmaaktheid, V., -heden.

Volmacht, V., -machten.

Volmachtigen, volmachtigde, heeft gevolmachtigd.

Volmaken, volmaakte, heeft volmaakt.

Volmaking, V.

Volmolen, M., -molens.

Volmondig, -mondiger, -mondigst.

Volontair, M., volontairs.

Volop.

Volprijzen, volprees, volprezen, heeft volprezen.

Volschenken, schonk vol, heeft volgeschonken.

Volslagen, -slagener, -slagenst.

Volsmijten, smeet vol, smeten vol, heeft volgesmeten.

Volstaan, volstaat, volstond, heeft volstaan.

Volstandig, -standiger, -standigst.

Volstrekt, -strekter, -strektst.

Volstrekt (bijw.).

Volstrektelijk.

Volstrektheid, V.

Volstroomen, stroomde vol, is volgestroomd.

Voltallig, -talliger, -talligst.

Voltalligheid, V.

Volte (volheid), V.

Volte (in de rijkunst), V., voltes.

Volteekend.

Voltigeeren, voltigeerde, heeft gevoltigeerd.

Voltigeur, M., voltigeurs.

Voltobbe, V., -tobben.

Voltooien, voltooide, heeft voltooid.

Voltooier, M., -tooiers.

Voltooiing, V., -tooiingen.

Voltooister, V., -tooisters.

Voltrekken, voltrok, voltrokken, heeft voltrokken.

Voltrekker, M., -trekkers.

Voltrekking, V., -trekkingen.

Voluit.

Volume, O.

Volumineus, volumineuzer, volumineust.

Voluptueus, voluptueuze.

Volvaardig, -vaardiger, -vaardigst.

Volvaardigheid, V.

Volvet, volvette.

Volvoerder, M., -voerders.

Volvoeren, volvoerde, heeft volvoerd.

Volvoering, V.

Volwassen.

Volwerpen, wierp vol, heeft volgeworpen.

Volwichtig.

Volzalig.

Volzee.

Volzin, M., -zinnen; -zinnetje, O., -jes.

Vomeeren, vomeerde, heeft gevomeerd.

Vomitief, O., vomitieven.

Vond, M., vonden. Vondje, O., -jes.

Vondel, M., vondels.

Vondeling, M. en V., vondelingen. V. ook vondelinge. Vondelingetje,
O., -jes.

Vondelingshuis, O., -huizen.

Vonder, M., vonders.

Vondst, V., vondsten.

Vonk, V., vonken. Vonkje, O., -jes.

Vonkelen (eigenlijk), vonkelde, heeft gevonkeld. Verg. Fonkelen.

Vonkeling, V.

Vonken, vonkte, heeft en is gevonkt.

Vonnis, O., vonnissen.

Vonnissen, vonniste, heeft gevonnist.

Vonnissing, V.

Vont, V., vonten.

Voogd, M., voogden.

Voogdes, V., voogdessen.

Voogdij, V., voogdijen.

Voogdijkind, O., -kinderen.

Voogdijraad, M., -raden.

Voogdijschap, V., -schappen.

Voois (zangwijs), V., vooizen.

Voor en Vore, V., voren.

Voor en Vóór.

Vooraan.

Vooraanzitting, V.

Vooraf.

Voorafgaand.

Voorafspraak, V., -spraken; -spraakje, O., -jes.

Vooral.

Vooralsnog.

Voorarbeid, M.

Voorarm, M., -armen.

Vooravond, M., -avonden.

Voorbaan, V., -banen.

Voorbaat, V.

Voorbabbelen, babbelde voor, heeft voorgebabbeld.

Voorband, M., -banden.

Voorbank, V., -banken; -bankje, O., -jes.

Voorbarig, -bariger, -barigst.

Voorbarigheid, V., -heden.

Voorbedacht.

Voorbedachtelijk.

Voorbedachtheid, V.

Voorbede, V., -beden.

Voorbeding, O., -bedingen.

Voorbedingen, bedong voor, heeft voorbedongen.

Voorbeeld, O., -beelden; -beeldje, O., -jes.

Voorbeeldeloos, -loozer.

Voorbeeldig, -beeldiger, -beeldigst.

Voorbeeldigheid, V.

Voorbehoedmiddel, O., -middelen.

Voorbehoud, V.

Voorbehouden, behield voor, heeft voorbehouden.

Voorbereiden, bereidde voor, heeft voorbereid.

Voorbereider, M., -bereiders.

Voorbereiding, V., -bereidingen.

Voorbericht, O., -berichten; -berichtje, O., -jes.

Voorbeschikken, beschikte voor, heeft voorbeschikt.

Voorbeschikking, V., -beschikkingen.

Voorbestaan, O.

Voorbestemmen, bestemde voor, heeft voorbestemd.

Voorbestemming, V.

Voorbezit, O.

Voorbidden, bad voor, baden voor, heeft voorgebeden.

Voorbidder, M., -bidders.

Voorbidding, V., -biddingen.

Voorbiecht, V.

Voorbij.

Voorbijdragen, droeg voorbij, heeft voorbijgedragen.

Voorbijdraven, draafde voorbij, heeft en is voorbijgedraafd.

Voorbijdringen, drong voorbij, is voorbijgedrongen.

Voorbijgaan, gaat voorbij, ging voorbij, heeft en is voorbijgegaan.

Voorbijgaand.

Voorbijgang, M.

Voorbijganger, M., -gangers.

Voorbijijlen, ijlde voorbij, is voorbijgeijld.

Voorbijkomen, komt voorbij, kwam voorbij, kwamen voorbij, is
voorbijgekomen.

Voorbijlaten, liet voorbij, heeft voorbijgelaten.

Voorbijleeren, leerde voorbij, heeft en is voorbijgeleerd.

Voorbijloopen, liep voorbij, heeft en is voorbijgeloopen.

Voorbijrijden, reed voorbij, reden voorbij, heeft en is voorbijgereden.

Voorbijstreven, streefde voorbij, is voorbijgestreefd.

Voorbijtrekken, trok voorbij, trokken voorbij, is voorbijgetrokken.

Voorbijvliegen, vloog voorbij, vlogen voorbij, is voorbijgevlogen.

Voorbijzeilen, zeilde voorbij, heeft en is voorbijgezeild.

Voorbinden, bond voor, heeft voorgebonden.

Voorbode, M. en V., -boden.

Voorboezem, M., -boezems.

Voorbout, M., -bouten; -boutje, O., -jes.

Voorbramra, V., -raas.

Voorbramsteng, V., -stengen.

Voorbramzeil, O., -zeilen.

Voorbrengen, bracht voor, heeft voorgebracht.

Voorburg, M., -burgen.

Voorbuur, M., -buren.

Voorcijferen, cijferde voor, heeft voorgecijferd.

Voorcijfering, V.

Voordacht, V.

Voordans, M., -dansen; -dansje, O., -jes.

Voordansen, danste voor, heeft voorgedanst.

Voordanser, M., -dansers.

Voordat.

Voorde en Voord, V., voorden.

Voordeel, O., -deelen; -deeltje, O., -jes.

Voordeelig, -deeliger, -deeligst.

Voordeeligheid, V.

Voordeur, V., -deuren.

Voordewind, M.

Voordewind (bijw.).

Voordezen.

Voordienen, diende voor, heeft voorgediend.

Voordiener, M., -dieners.

Voordiening, V.

Voordochter, V., -dochters; -dochtertje, O., -jes.

Voordoen, deed voor, deden voor, heeft voorgedaan.

Voordraaien, draaide voor, heeft voorgedraaid.

Voordracht, V., -drachten.

Voordragen, droeg voor, heeft voorgedragen.

Voordwarstouw, O., -touwen.

Vooreb en Voorebbe, V.

Vooreergisteren.

Vooreerst.

Vooreinde, O., -einden.

Voorgaan, gaat voor, ging voor, is voorgegaan.

Voorgaats.

Voorgalerij, V., -galerijen.

Voorgang, M.

Voorganger, M., -gangers.

Voorgangster, V., -gangsters.

Voorgebed, O., -gebeden.

Voorgebergte, O., -gebergten.

Voorgemeld.

Voorgenoemd.

Voorgerecht, O., -gerechten.

Voorgestoelte, O., -gestoelten.

Voorgevel, M., -gevels; -geveltje, O., -jes.

Voorgeven, gaf voor, gaven voor, heeft voorgegeven.

Voorgeven, O.

Voorgeving, V.

Voorgevoel, O.

Voorgezang, O., -gezangen.

Voorgoed (bijw.).

Voorgoochelen, goochelde voor, heeft voorgegoocheld.

Voorgooi, V.

Voorgooien, gooide voor, heeft voorgegooid.

Voorgracht, V., -grachten.

Voorgrond, M., -gronden.

Voorhaar, O.

Voorhamer, M., -hamers.

Voorhand, V., -handen.

Voorhanden (bijw.).

Voorhang, M., -hangen.

Voorhangen, hing voor, heeft voorgehangen.

Voorhangsel, O., -hangsels en -hangselen.

Voorhaven, V., -havens.

Voorhebben, heeft voor, had voor, hadden voor, heeft voorgehad.

Voorheen.

Voorhistorisch.

Voorhoede, V., -hoeden.

Voorhoef, M., -hoeven.

Voorhof, O. en M., -hoven.

Voorhoofd, O., -hoofden; -hoofdje, O., -jes.

Voorhoofdsbeen, O., -beenderen.

Voorhouden, hield voor, heeft voorgehouden.

Voorhuid, V., -huiden.

Voorhuis, O., -huizen; -huisje, O., -jes.

Voorijzer, O., -ijzers.

Voorin.

Voor-Indië, O.

Vooringenomen, -genomener, -genomenst.

Vooringenomenheid, V.

Voorinnemen, nam voorin, namen voorin, heeft vooringenomen.

Voorjaar, O., -jaren; -jaartje, O., -jes.

Voorjaarsbloem, V., -bloemen; -bloempje, O., -jes.

Voorjaarskoorts, V., -koortsen.

Voorjaarsnachtevening, V., -eveningen.

Voorjaarsopruiming, V., -en.

Voorjaarsregen, M., -regens; -regentje, O., -jes.

Voorjaarsreis, V., -reizen.

Voorjaarsveiling, V., -veilingen.

Voorjaarsvergadering, V., -vergaderingen.

Voorjaarsweder, en -weer, O.

Voorkamer, V., -kamers; -kamertje, O., -jes.

Voorkasteel, O., -kasteelen.

Voorkauwen, kauwde voor, heeft voorgekauwd.

Voorkennis, V.

Voorkeuken, V., -keukens; -keukentje, O., -jes.

Voorkeur, V.

Voorkind, O., -kinderen.

Voorklimmen, klom voor, klommen voor, heeft en is voorgeklommen.

Voorkomen, komt voor, kwam voor, kwamen voor, is voorgekomen; ook
voorkomt, voorkwam, voorkwamen, heeft voorkomen.

Voorkomen, O.

Voorkomend, -komender, -komendst.

Voorkomendheid, V.

Voorkoming, V.

Voorkoop, M., -koopen.

Voorkooper, M., -koopers.

Voorkoopster, V., -koopsters.

Voorkrijgen, kreeg voor, kregen voor, heeft voorgekregen.

Voorkwartier, O., -kwartieren.

Voorlaatst.

Voorland, O.

Voorlang.

Voorlast, M.

Voorlastig.

Voorlaten, liet voor, heeft voorgelaten.

Voorleden. Zie Verleden.

Voorleder en Voorleer, O.

Voorleggen, legde voor en leide voor, heeft voorgelegd en voorgeleid.

Voorlegging, V.

Voorlezen, las voor, lazen voor, heeft voorgelezen.

Voorlezer, M., -lezers.

Voorlezersbankje, O., -bankjes.

Voorlezing, V., -lezingen.

Voorlichten, lichtte voor, heeft voorgelicht.

Voorlichter, M., -lichters.

Voorlichting, V.

Voorliefde, V.

Voorliegen, loog voor, logen voor, heeft voorgelogen.

Voorliggen, lag voor, lagen voor, heeft voorgelegen.

Voorlijf, O., -lijven; -lijfje, O., -jes.

Voorlijk (scheepsw.), O., -lijken.

Voorlijk, -lijker, -lijkst.

Voorlijkheid, V.

Voorloop (geestrijk vocht), V.

Voorloopen, liep voor, heeft en is voorgeloopen.

Voorlooper, M., -loopers.

Voorloopig.

Voorluik, O., -luiken.

Voormaals.

Voormaand, V., -maanden.

Voormaken, maakte voor, heeft voorgemaakt.

Voormalig.

Voorman, M., -mannen.

Voormars, V., -marsen.

Voormarszeil, O., -zeilen.

Voormast, M., -masten.

Voormeten, mat voor, maten voor, heeft voorgemeten.

Voormiddag, M., -middagen: -middagje, O., -jes.

Voormiddagwacht, V.

Voormouw, V., -mouwen.

Voormuur, M., -muren.

Voorn. Zie Voren.

Voornaald, V., -naalden.

Voornaam, M., -namen.

Voornaam, -namer, -naamst.

Voornaamwoord, O., -woorden.

Voornacht, M., -nachten.

Voornamelijk.

Voornemen, O., -nemens.

Voornemen, nam voor, namen voor, heeft voorgenomen.

Voornoemd.

Voornoen, M.

Vooroever, M., -oevers.

Vooronder, O., -onders; -ondertje, O. -jes.

Vooronderstellen, vooronderstelde, heeft voorondersteld.

Vooronderstelling, V., -stellingen.

Vooroordeel, O., -oordeelen.

Voorop.

Vooropstellen, stelde voorop, heeft vooropgesteld.

Vooropzetten, zette voorop, heeft vooropgezet.

Voorouderlijk.

Voorouders en Voorouderen (mv.), M.

Voorover.

Vooroverlijden (het vroeger sterven), O.

Vooroverloopen, liep voorover, heeft voorovergeloopen.

Voorovervallen, viel voorover, is voorovergevallen.

Voorpaard, O., -paarden.

Voorpand, O., -panden; -pandje, O., -jes.

Voorplaats, V., -plaatsen; -plaatsje, O., -jes.

Voorplecht, V., -plechten.

Voorplein, O., -pleinen.

Voorpoort, V., -poorten.

Voorpoot, M., -pooten; -pootje, O. -jes.

Voorportaal, O., -portalen.

Voorpost, M., -posten.

Voorpostengevecht, O., -gevechten.

Voorpostenlinie, V., -liniën.

Voorpraten, praatte voor, heeft voorgepraat.

Voorprediken en Voorpreeken, predikte voor en preekte voor, heeft
voorgepredikt en voorgepreekt.

Voorproef, V.; -proefje, O., -jes.

Voorproeven, proefde voor, heeft voorgeproefd.

Voorproever, M., -proevers.

Voorraad, M.

Voorraadkamer, V., -kamers.

Voorraadschuur, V., -schuren.

Voorraam, O., -ramen.

Voorrad, O., -raderen.

Voorrang, M.

Voorrecht, O., -rechten.

Voorrede, V., -redenen; -redetje, O., -jes.

Voorrekenen, rekende voor, heeft voorgerekend.

Voorriem, M., -riemen.

Voorrijden, reed voor, reden voor, heeft en is voorgereden.

Voorrijder, M., -rijders.

Voorroepen, riep voor, heeft voorgeroepen.

Voorschans, V., -schansen.

Voorschenken, schonk voor, heeft voorgeschonken.

Voorschenker, M., -schenkers.

Voorschieten, schoot voor, schoten voor, heeft voorgeschoten.

Voorschieter, M., -schieters.

Voorschijn (Te -).

Voorschilderen, schilderde voor, heeft voorgeschilderd.

Voorschip, O.

Voorschoen, M., -schoenen.

Voorschoenen, voorschoende, heeft gevoorschoend.

Voorschoot, O., -schooten; -schootje, O., -jes.

Voorschot, O., -schotten; -schotje, O., -jes.

Voorschotbank, V., -banken.

Voorschreven.

Voorschrift, O., -schriften.

Voorschrijven, schreef voor, schreven voor, heeft voorgeschreven.

Voorschrijving, V.

Voorschuiven, schoof voor, schoven voor, heeft voorgeschoven.

Voorschutting, V.

Voorshands.

Voorslaan, slaat voor, sloeg voor, heeft voorgeslagen.

Voorslag (voorstel), M., -slagen.

Voorslag (van een klokkenspel en in de muziek), O.

Voorslemphout, O., -houten.

Voorsmaak, M.; -smaakje, O.

Voorsmijten, smeet voor, smeten voor, heeft voorgesmeten.

Voorsnijden, sneed voor, sneden voor, heeft voorgesneden.

Voorsnijder, M., -snijders.

Voorsnijmes, O., -messen.

Voorspan, O., -spannen.

Voorspannen, spande voor, heeft voorgespannen.

Voorspel, O., -spelen; -spelletje, O., -jes.

Voorspelden, speldde voor, heeft voorgespeld.

Voorspelder, M., -spelders; -speldertje, O., -jes.

Voorspelen, speelde voor, heeft voorgespeeld.

Voorspeler, M., -spelers.

Voorspellen (de letters voorzeggen), spelde voor, heeft voorgespeld.

Voorspellen (voorzeggen), voorspelde, heeft voorspeld.

Voorspeller, M., -spellers.

Voorspelling, V., -spellingen.

Voorspelster, V., -spelsters.

Voorspiegelen, spiegelde voor, heeft voorgespiegeld.

Voorspiegeling, V., -spiegelingen.

Voorspijs, V., -spijzen.

Voorspoed, M.

Voorspoedig, -spoediger, -spoedigst.

Voorspoediglijk.

Voorspraak (persoon), M. en V., -spraken; (het voorspreken), V.

Voorspreken, sprak voor, spraken voor, heeft voorgesproken.

Voorspreker, M., -sprekers.

Voorstaan, staat voor, stond voor, heeft voorgestaan.

Voorstad, V., -steden.

Voorstand, M.

Voorstander, M., -standers.

Voorstandster, V., -standsters.

Voorstappen, stapte voor, heeft en is voorgestapt.

Voorste.

Voorsteek, M., -steken.

Voorsteken, stak voor, staken voor, heeft voorgestoken.

Voorstel, O., -stellen; -stelletje, O., -jes.

Voorstellen, stelde voor, heeft voorgesteld.

Voorsteller, M., -stellers.

Voorstelling, V., -stellingen.

Voorstellingsgave, V.

Voorstellingsvermogen, O.

Voorstelster, V., -stelsters.

Voorstemmen, stemde voor, heeft voorgestemd.

Voorstemmer, M., -stemmers.

Voorsteng, V., -stengen.

Voorsteven, M., -stevens.

Voorstoot, M.

Voorstooten, stiet voor, heeft voorgestooten; ook stootte voor.

Voorstraat, V., -straten.

Voorstuk, O., -stukken; -stukje, O., -jes.

Voort.

Voortaan.

Voortand, M., -tanden; -tandje, O., -jes.

Voortarbeiden, arbeidde voort, heeft voortgearbeid.

Voortbabbelen, babbelde voort, heeft voortgebabbeld.

Voortblazen, blies voort, bliezen voort, heeft voortgeblazen.

Voortbouwen, bouwde voort, heeft voortgebouwd.

Voortbrengen, bracht voort, heeft voortgebracht.

Voortbrenger, M., -brengers.

Voortbrenging, V.

Voortbrengingskracht, V.

Voortbrengingsvermogen, O.

Voortbrengsel, O., -brengsels en -brengselen.

Voortbrengster, V., -brengsters.

Voortdommelen, dommelde voort, heeft voortgedommeld.

Voortdragen, droeg voort, heeft voortgedragen.

Voortdraven, draafde voort, is voortgedraafd.

Voortdrijven, dreef voort, dreven voort, heeft en is voortgedreven.

Voortdrijver, M., -drijvers.

Voortdrijving, V.

Voortduren, duurde voort, heeft voortgeduurd.

Voortdurend.

Voortduring, V.

Voortduur, M.

Voortduwen, duwde voort, heeft voortgeduwd.

Voorteeken, O., -teekenen en -teekens.

Voorteekenen, teekende voor, heeft voorgeteekend.

Voorteekening, V.

Voortellen, telde voor, heeft voorgeteld.

Voortelling, V.

Voortent, V.

Voorteten, at voort, aten voort, heeft voortgegeten.

Voortfladderen, fladderde voort, is voortgefladderd.

Voortgaan, gaat voort, ging voort, is voortgegaan.

Voortgang, M., -gangen.

Voortgetogen (verl. deelw.).

Voortgeven, gaf voort, gaven voort, heeft voortgegeven.

Voortglijden, gleed voort, gleden voort, is voortgegleden.

Voorthelpen, hielp voort, heeft voortgeholpen.

Voorthollen, holde voort, heeft en is voortgehold.

Voorthuppelen, huppelde voort, heeft en is voortgehuppeld.

Voortijd, M., -tijden.

Voortijds.

Voortijlen (voortsnellen), ijlde voort, is voortgeijld.

Voortjagen, jaagde voort, heeft en is voortgejaagd; ook joeg voort.

Voortkomen, komt voort, kwam voort, kwamen voort, is voortgekomen.

Voortkrijgen, kreeg voort, kregen voort, heeft voortgekregen.

Voortkruien, krooi voort, krooien voort, heeft en is voortgekrooien;
ook kruide voort, heeft en is voortgekruid.

Voortkruipen, kroop voort, kropen voort, is voortgekropen.

Voortkuieren, kuierde voort, is voortgekuierd.

Voortleiden, leidde voort, heeft voortgeleid.

Voortloopen, liep voort, is en heeft voortgeloopen.

Voortmaken, maakte voort, heeft voortgemaakt.

Voortmalen, maalde voort, heeft voortgemalen.

Voortocht, M., -tochten.

Voortooveren, tooverde voor, heeft voorgetooverd.

Voortop, M., -toppen.

Voortpakken (zich -), pakte zich voort, heeft zich voortgepakt.

Voortplanten, plantte voort, heeft voortgeplant.

Voortplanting, V.

Voortplantingsorgaan, O., -organen.

Voortpraten, praatte voort, heeft voortgepraat.

Voortraken, raakte voort, is voortgeraakt.

Voortrap, V.

Voortreden, trad voor, traden voor, is voorgetreden.

Voortredeneeren, redeneerde voort, heeft voortgeredeneerd.

Voortreffelijk, -lijker, -lijkst.

Voortreffelijkheid, V., -heden.

Voortrein, M., -treinen.

Voortreizen, reisde voort, is voortgereisd.

Voortrekken (voor-trekken), trok voor, trokken voor, heeft
voorgetrokken.

Voortrekken (voort-rekken), rekte voort, heeft voortgerekt.

Voortrennen, rende voort, is en heeft voortgerend.

Voortrijden, reed voort, reden voort, heeft en is voortgereden.

Voortroeien, roeide voort, heeft en is voortgeroeid.

Voortrollen, rolde voort, heeft en is voortgerold.

Voortrukken, rukte voort, heeft en is voortgerukt.

Voorts.

Voortscharrelen, scharrelde voort, is voortgescharreld.

Voortschieten, schoot voort, schoten voort, heeft en is voortgeschoten.

Voortschoppen, schopte voort, heeft voortgeschopt.

Voortschuiven, schoof voort, schoven voort, heeft en is voortgeschoven.

Voortslaan, sloeg voort, heeft en is voortgeslagen.

Voortsleepen, sleepte voort, heeft voortgesleept.

Voortslenteren, slenterde voort, is voortgeslenterd.

Voortsleuren, sleurde voort, heeft voortgesleurd.

Voortsluipen, sloop voort, slopen voort, is voortgeslopen.

Voortsnellen, snelde voort, is voortgesneld.

Voortspoeden, spoedde voort, is voortgespoed; ook spoedde zich voort,
heeft zich voortgespoed.

Voortspruiten, sproot voort, sproten voort, is voortgesproten.

Voortstappen, stapte voort, is en heeft voortgestapt.

Voortstoomen, stoomde voort, is voortgestoomd.

Voortstreven, streefde voort, is voortgestreefd.

Voortstrompelen, strompelde voort, is voortgestrompeld.

Voortstroomen, stroomde voort, is en heeft voortgestroomd.

Voortstudeeren, studeerde voort, heeft voortgestudeerd.

Voortstuiven, stoof voort, stoven voort, heeft en is voortgestoven.

Voortsturen, stuurde voort, heeft voortgestuurd.

Voortstuwen, stuwde voort, heeft voortgestuwd.

Voortsukkelen, sukkelde voort, heeft en is voortgesukkeld.

Voorttelen, teelde voort, heeft voortgeteeld.

Voortteling, V.

Voorttellen, telde voort, heeft voortgeteld.

Voorttrekken, trok voort, trokken voort, heeft en is voortgetrokken.

Voortvarend, -varender, -varendst.

Voortvarendheid, V.

Voortvertellen, vertelde voort, heeft voortverteld.

Voortvlieden, vlood voort, vloden voort, is voortgevloden.

Voortvliegen, vloog voort, vlogen voort, heeft en is voortgevlogen.

Voortvloeien, vloeide voort, is voortgevloeid.

Voortvluchtig.

Voortvragen, vraagde voort, heeft voortgevraagd; ook vroeg voort.

Voortwaaien, waaide voort, heeft en is voortgewaaid; ook woei voort,
woeien voort.

Voortwaggelen, waggelde voort, is voortgewaggeld.

Voortwandelen, wandelde voort, heeft en is voortgewandeld.

Voortwerpen, wierp voort, heeft voortgeworpen.

Voortwillen, wilde voort, heeft voortgewild.

Voortwoekeren, woekerde voort, heeft en is voortgewoekerd.

Voortzeggen, zeide voort, heeft voortgezegd en voortgezeid.

Voortzeilen, zeilde voort, heeft en is voortgezeild.

Voortzenden, zond voort, heeft voortgezonden.

Voortzetten, zette voort, heeft voortgezet.

Voortzetter, M., -zetters.

Voortzetting, V.

Voortzondigen, zondigde voort, heeft voortgezondigd.

Voortzweepen, zweepte voort, heeft voortgezweept.

Vooruit.

Vooruitbestellen, bestelde vooruit, heeft vooruitbesteld.

Vooruitbestelling, V., -bestellingen.

Vooruitbetalen, betaalde vooruit, heeft vooruitbetaald.

Vooruitbetaling, V., -betalingen.

Vooruitbrengen, bracht vooruit, heeft vooruitgebracht.

Vooruitdraven, draafde vooruit, is vooruitgedraafd.

Vooruitdrijven, dreef vooruit, dreven vooruit, heeft en is
vooruitgedreven.

Vooruitdringen, drong vooruit, heeft en is vooruitgedrongen.

Vooruitduwen, duwde vooruit, heeft vooruitgeduwd.

Vooruitgaan, gaat vooruit, ging vooruit, is vooruitgegaan.

Vooruitgang, M.

Vooruithebben, heeft vooruit, had vooruit, hadden vooruit, heeft
vooruitgehad.

Vooruithelpen, hielp vooruit, heeft vooruitgeholpen.

Vooruitijlen, ijlde vooruit, is vooruitgeijld.

Vooruitjagen, jaagde vooruit, heeft en is vooruitgejaagd; ook joeg
vooruit.

Vooruitkomen, komt vooruit, kwam vooruit, kwamen vooruit, is
vooruitgekomen.

Vooruitloopen, liep vooruit, is vooruitgeloopen.

Vooruitmaking, V., -makingen.

Vooruitnemen, nam vooruit, namen vooruit, heeft vooruitgenomen.

Vooruitraken, raakte vooruit, is vooruitgeraakt.

Vooruitreizen, reisde vooruit, is vooruitgereisd.

Vooruitrennen, rende vooruit, is vooruitgerend.

Vooruitrijden, reed vooruit, reden vooruit, is en heeft vooruitgereden.

Vooruitsnellen, snelde vooruit, is vooruitgesneld.

Vooruitsteken, stak vooruit, staken vooruit, heeft vooruitgestoken.

Vooruitstreven, streefde vooruit, is vooruitgestreefd.

Vooruitstrevend.

Vooruitvliegen, vloog vooruit, vlogen vooruit, is vooruitgevlogen.

Vooruitzeilen, zeilde vooruit, is vooruitgezeild.

Vooruitzenden, zond vooruit, heeft vooruitgezonden.

Vooruitzicht, O., -zichten.

Vooruitzien, zag vooruit, zagen vooruit, heeft vooruitgezien.

Vooruitziend.

Voorvader, M., -vaderen en -vaders.

Voorvaderlijk.

Voorval, O., -vallen; -valletje, O., -jes.

Voorvallen, viel voor, is voorgevallen.

Voorvechter, M., -vechters.

Voorvenster, O., -vensters.

Voorvertrek, O., -vertrekken; -vertrekje, O., -jes.

Voorvijl, V., -vijlen.

Voorvinger, M., -vingers.

Voorvlak, O., -vlakken.

Voorvliegen, vloog voor, vlogen voor, heeft en is voorgevlogen.

Voorvloed, M.

Voorvoegen, voegde voor, heeft voorgevoegd.

Voorvoeging, V.

Voorvoegsel, O., -voegsels.

Voorvoet, M., -voeten.

Voorvork, V., -vorken.

Voorwaar.

Voorwaarde, V., voorwaarden.

Voorwaardelijk.

Voorwaarts (bijw.).

Voorwaartsch (bnw.).

Voorwacht, V., -wachten.

Voorwagen, M., -wagens.

Voorwal, M., -wallen.

Voorwand, M., -wanden.

Voorwegen, woog voor, wogen voor heeft voorgewogen.

Voorwenden, wendde voor, heeft voorgewend.

Voorwending, V.

Voorwendsel, O., -wendsels en -wendselen; -wendseltje, O., -jes.

Voorwereld, V.

Voorwereldlijk.

Voorwerk, O.

Voorwerken, werkte voor, heeft voorgewerkt.

Voorwerker, M., -werkers.

Voorwerp, O., -werpen; -werpje, O., -jes.

Voorwerpen, wierp voor, heeft voorgeworpen.

Voorwerping, V.

Voorwerpsnaam, M., -namen.

Voorwerpszin, M., -zinnen.

Voorweten, O.

Voorwetend.

Voorwetendheid, V.

Voorwetenschap, V.

Voorwiel, O., -wielen.

Voorwimpel, M., -wimpels.

Voorwind, M.

Voorwinter, M., -winters; -wintertje, O., -jes.

Voorworp, M.

Voorzaal, V., -zalen.

Voorzaat, M., -zaten.

Voorzang, M., -zangen.

Voorzanger, M., -zangers en -zangeren.

Voorzangersambt, O.

Voorzangerschap, O.

Voorzeggen, zeide voor, heeft voorgezegd en voorgezeid; ook voorzeide,
heeft voorzegd en voorzeid.

Voorzegger, M., -zeggers.

Voorzegging, V., -zeggingen.

Voorzegster, V., -zegsters.

Voorzeil, O., -zeilen.

Voorzeiler, M., -zeilers.

Voorzeker.

Voorzet, M.

Voorzetsel, O., -zetsels.

Voorzetten, zette voor, heeft voorgezet.

Voorzichtig, -zichtiger, -zichtigst.

Voorzichtigheid, V.

Voorzichtigheidshalve.

Voorzien, voorzag, voorzagen, heeft voorzien.

Voorzienig.

Voorzienigheid, V.

Voorziening, V., -zieningen.

Voorzijde, V., -zijden.

Voorzingen, zong voor, heeft voorgezongen.

Voorzingen, O.

Voorzinger, M., -zingers.

Voorzitten, zat voor, zaten voor, heeft voorgezeten.

Voorzitter, M., -zitters en -zitteren.

Voorzitterschap, O.

Voorzittershamer, M., -hamers.

Voorzittersplaats, V., -plaatsen.

Voorzittersstoel, M., -stoelen.

Voorzitting, V.

Voorzolder, M., -zolders.

Voorzomer, M., -zomers.

Voorzoom, M., -zoomen.

Voorzoon, M., -zonen en -zoons.

Voorzorg, V., -zorgen.

Voorzorgsmaatregel, M., -maatregelen.

Voorzwemmen, zwom voor, zwommen voor, heeft en is voorgezwommen.

Voos, voozer.

Voosheid, V.

Vorderen (eischen), vorderde, heeft gevorderd.

Vorderen (voortkomen), vorderde, is gevorderd.

Vordering, V., vorderingen.

Vore. Zie Voor.

Voren en Voorn, M., vorens en voorns. Vorentje en voorntje, O., -jes.

Voren (Te -).

Vorenstaand.

Vorig.

Vork, V., vorken. Vorkje, O., -jes.

Vorm, M., vormen. Vormpje, O., -jes.

Vormbak, M., -bakken.

Vormbank, V., -banken.

Vormelijk, -lijker, -lijkst.

Vormelijkheid, V.

Vormeling, M. en V., vormelingen.

Vormen (den vorm geven), vormde, heeft gevormd.

Vormen (het vormsel toedienen), vormde, heeft gevormd.

Vormer, M., vormers.

Vorming, V., vormingen.

Vormkracht, V.

Vormleer, V.

Vormloos en Vormeloos, -looze.

Vormloosheid, V.

Vormnaad, M., -naden.

Vormoog, O., -oogen.

Vormraam, O., -ramen.

Vormschool, V., -scholen.

Vormsel, O.

Vormzand, O.

Vormzijde, V., -zijden.

Vorsch, M., vorschen. Vorschje, O., -jes.

Vorschen, vorschte, heeft gevorscht.

Vorst (heerscher), M., vorsten. Vorstje, O., -jes.

Vorst (van het dak), V., vorsten.

Vorst (koude), V. Vorstje, O., -jes.

Vorstelijk, -lijker, -lijkst.

Vorstendeugd, V., -deugden.

Vorstendom, O., vorstendommen.

Vorstengunst, V.

Vorstenhuis, O., -huizen.

Vorstenkroon, V., -kronen.

Vorstenlanden (mv.), O.

Vorstentelg, M. en V., -telgen.

Vorstenzoon, M., -zonen en -zoons.

Vorstin, V., vorstinnen.

Vorstvrij.

Vos, M., vossen. Vosje, O., -jes.

Voskleurig.

Vossekop, M., -koppen.

Vossengat, O., -gaten.

Vossenhaar, O.

Vossenhol, O., -holen.

Vossenjacht, V., -jachten.

Vossenjager, M., -jagers.

Vossenkuil, M., -kuilen.

Vossenval, V., -vallen.

Vossestaart, M., -staarten.

Vossevel, O., -vellen.

Votiefmis, V., -missen.

Votum, O., votums.

Vouw, V., vouwen. Vouwtje, O., -jes.

Vouwbeen, O., -beenen; -beentje, O., -jes.

Vouwblind, O., -blinden.

Vouwdeur, V., -deuren.

Vouwdoos, V., -doozen.

Vouwen, vouwde, heeft gevouwen.

Vouwer, M., vouwers.

Vouwing, V., vouwingen.

Vouwmachine, V., -machines.

Vouwster, V., vouwsters.

Vouwstoel, M., -stoelen; -stoeltje, O., -jes.

Vouwtafel, V., -tafels; -tafeltje, O., -jes.

Vraag, V., vragen. Vraagje, O., -jes.

Vraagachtig, -achtiger, -achtigst.

Vraagal, M. en V., vraagallen.

Vraagbaak, V., -baken.

Vraagpunt, O., -punten.

Vraagspel (vragen opgeven), O., -spelen.

Vraagspel (van kaartspelers), O., -spellen.

Vraagster, V., vraagsters.

Vraagstuk, O., -stukken; -stukje, O., -jes.

Vraagteeken, O., -teekens.

Vraagwoord, O., -woorden.

Vraat, M., vraten. Vraatje, O., -jes.

Vraatachtig, -achtiger, -achtigst.

Vraatzucht, V.

Vraatzuchtig, -zuchtiger, -zuchtigst.

Vracht, V., vrachten. Vrachtje, O. -jes.

Vrachtboot, V., -booten.

Vrachtbrief, M., -brieven.

Vrachtgeld, O.

Vrachtkar, V., -karren.

Vrachtloon, O., -loonen.

Vrachtpaard, O., -paarden.

Vrachtrijder, M., -rijders.

Vrachtschip, O., -schepen.

Vrachtschuit, V., -schuiten.

Vrachtslede, V., -sleden.

Vrachtvaarder, M., -vaarders.

Vrachtvaart, V.

Vrachtvrij.

Vrachtwagen, M., -wagens.

Vragen, vraagde, heeft gevraagd; ook vroeg.

Vragenboek, O., -boeken; -boekje, O., -jes.

Vragenderwijze en -wijs.

Vrager, M., vragers.

Vrank, ook Frank (bnw.).

Vratig, vratiger, vratigst.

Vratigheid, V.

Vrede, M.

Vredebond, M., -bonden.

Vredebreuk, V.

Vredehandel, M.

Vredelievend, -lievender, -lievendst.

Vredelievendheid, V.

Vrederechter, M., -rechters.

Vredesconferentie, V., -conferenties.

Vredescongres, O., -congressen.

Vredesnaam (In -).

Vredesonderhandeling, V., -onderhandelingen.

Vredespaleis, O.

Vredespijp, V.

Vredestichter, M., -stichters.

Vredestijd, M.

Vredesverdrag, O., -verdragen.

Vredesvoorslag, M., -voorslagen.

Vredesvoorwaarde, V., -voorwaarden.

Vredig, vrediger, vredigst.

Vreedzaam, -zamer, -zaamst.

Vreedzaamheid, V.

Vreemd, vreemder, vreemdst.

Vreemde (In den -).

Vreemdelijk.

Vreemdeling, M. en V., vreemdelingen; V. ook vreemdelinge.

Vreemdelingenboek, O., -boeken.

Vreemdelingenverkeer, O.

Vreemdelingschap, O.

Vreemdelingsrecht, O.

Vreemdenlegioen, O., -legioenen.

Vreemdheid, V.

Vreemdigheid, V., -heden.

Vreemdsoortig, -soortiger, -soortigst.

Vreemdsoortigheid, V.

Vrees en Vreeze, V., vreezen.

Vreesachtig, -achtiger, -achtigst.

Vreesachtigheid, V., -heden.

Vreeselijk en Vreeslijk, -lijker, -lijkst.

Vreeselijkheid, V., -heden.

Vreetster, V., vreetsters.

Vreetwolf, M., -wolven.

Vreevuur, O., -vuren.

Vreezen, vreesde, heeft gevreesd.

Vrek, vrekker, vrekst.

Vrek, M., vrekken. Vrekje, O., -jes.

Vrekachtig, -achtiger, -achtigst.

Vrekachtigheid, V.

Vrekheid, V.

Vrekkig, vrekkiger, vrekkigst.

Vrekkigheid, V.

Vreten, vrat, vraten, heeft gevreten.

Vreter, M., vreters.

Vreterij, V.

Vreugde en Vreugd, V.

Vreugdebedrijf, O., -bedrijven.

Vreugdebetoon, O.

Vreugdedag, M., -dagen.

Vreugdeloos, -loozer.

Vreugdetraan, M., -tranen.

Vreugdevol, -volle.

Vreugdevuur, O., -vuren.

Vriend, ook Vrind, M., vrienden en vrinden. Vriendje en vrindje,
O., -jes.

Vriendelijk, -lijker, -lijkst.

Vriendelijkheid, V., -heden.

Vriendendienst, M., -diensten.

Vriendenfeest, O., -feesten.

Vriendengroet, M., -groeten.

Vriendenkring, M., -kringen.

Vriendenmaal, O., -malen.

Vriendhoudend, -houdender, -houdendst.

Vriendhoudendheid, V.

Vriendin, V., vriendinnen. Vriendinnetje, O., -jes.

Vriendinnenkring, M., -kringen.

Vriendlief, M.; -liefje, O.

Vriendschap, V., -schappen.

Vriendschappelijk, -lijker, -lijkst.

Vriendschappelijkheid, V.

Vriendschapsband, M., -banden.

Vriendschapsbeker, M., -bekers.

Vriendschapsbetoon, O.

Vriendschapsbetrekking, V., -betrekkingen.

Vriendschapsbetuiging, V., -betuigingen.

Vriendschapsdienst, M., -diensten.

Vriendschapsplicht, M., -plichten.

Vriendschapsverbond, O., -verbonden.

Vriespunt, O.

Vriesweder, en -weer, O.

Vriezen, vroor, heeft gevroren en gevrozen.

Vrij, vrijer, vrijst.

Vrijaf.

Vrijage, V., vrijages.

Vrijblijven, bleef vrij, bleven vrij, is vrijgebleven.

Vrijbrief, M., -brieven.

Vrijbuiten, vrijbuitte, heeft gevrijbuit.

Vrijbuiter, M., -buiters.

Vrijbuiterij, V., -buiterijen.

Vrijburg, M, -burgen.

Vrijdag, M., -dagen.

Vrijdagsch.

Vrijden en Vrijen (bevrijden), vrijdde en vrijde, heeft gevrijd.

Vrijdenker, M., vrijdenkers.

Vrijdenkerij, V.

Vrijdingen, dong vrij, heeft vrijgedongen.

Vrijdobbelen, dobbelde vrij, heeft en is vrijgedobbeld.

Vrijdom, M., vrijdommen.

Vrijelijk.

Vrijen (liefde betoonen), vrijde, heeft gevrijd; ook vree, vreeën,
heeft gevreeën.

Vrijen (bevrijden). Zie Vrijden.

Vrijer, M., vrijers. Vrijertje, O., -jes.

Vrijerij, V., vrijerijen. Vrijerijtje, O., -jes.

Vrijerschap, O.

Vrijgeboren.

Vrijgeest, M., -geesten.

Vrijgeesterij, V.

Vrijgelatene, M. en V., -gelatenen.

Vrijgeleibrief, M., -brieven.

Vrijgeleide, O.

Vrijgeven, gaf vrij, gaven vrij, heeft vrijgegeven.

Vrijgevig (mild), -geviger, -gevigst.

Vrijgevigheid, V.

Vrijgezel, M., -gezellen.

Vrijhandelstelsel, O.

Vrijhaven, V., -havens.

Vrijheer, M., -heeren.

Vrijheerlijk.

Vrijheerschap, O.

Vrijheid, V., -heden.

Vrijheidlievend.

Vrijheidminnend.

Vrijheidsboom, M., -boomen.

Vrijheidsgeest, M.

Vrijheidshoed, M., -hoeden.

Vrijheidsliefde, V.

Vrijheidsmaagd, V.

Vrijheidsmin, V.

Vrijheidsmuts, V., -mutsen.

Vrijheidszin, M.

Vrijheidszucht, V.

Vrijhouden, hield vrij, heeft vrijgehouden.

Vrijhuis, O., -huizen.

Vrijjaar, O., -jaren.

Vrijkaart, V., -kaarten; -kaartje, O., -jes.

Vrijkennen, kende vrij, heeft vrijgekend.

Vrijkenning, V.

Vrijkomen, komt vrij, kwam vrij kwamen vrij, is vrijgekomen.

Vrijkoop, M.

Vrijkoopen, kocht vrij, heeft vrijgekocht.

Vrijkooping, V., -koopingen.

Vrijkorps, O., -korpsen.

Vrijlaten, liet vrij, heeft vrijgelaten.

Vrijlating, V., -latingen.

Vrijleen, O., -leenen.

Vrijloopen, liep vrij, is vrijgeloopen.

Vrijlot, O., -loten; -lootje, O., -jes.

Vrijloten, lootte vrij, heeft en is vrijgeloot.

Vrijmachtig, -machtiger, -machtigst.

Vrijmachtigheid, V.

Vrijmaken, maakte vrij, heeft vrijgemaakt.

Vrijmaker, M., -makers.

Vrijmaking, V., -makingen.

Vrijmarkt, V., -markten.

Vrijmetselaar, M., vrijmetselaars en vrijmetselaren.

Vrijmetselaarsloge, V., -loges.

Vrijmetselarij, V.

Vrijmoedig, -moediger, -moedigst.

Vrijmoedigheid, V., -heden.

Vrijmoediglijk.

Vrijplaats, V., -plaatsen.

Vrijpleiten, pleitte vrij, heeft vrijgepleit.

Vrijpostig, -postiger, -postigst.

Vrijpostigheid, V.

Vrijspraak, V., -spraken.

Vrijspreken, sprak vrij, spraken vrij heeft vrijgesproken.

Vrijspreker, M., -sprekers.

Vrijspreking, V., -sprekingen.

Vrijstaan, staat vrij, stond vrij, heeft vrijgestaan.

Vrijstaat, M., -staten.

Vrijstad, V., -steden.

Vrijstellen, stelde vrij, heeft vrijgesteld.

Vrijstelling, V., -stellingen.

Vrijster, V., vrijsters. Vrijstertje, O., -jes.

Vrijsterschap, O.

Vrijuit.

Vrijvallen, viel vrij, is vrijgevallen.

Vrijvaren, voer vrij, heeft vrijgevaren.

Vrijvechten, vocht vrij, heeft vrijgevochten.

Vrijverklaren, verklaarde vrij, heeft vrijverklaard.

Vrijverklaring, V., -verklaringen.

Vrijvrouw, V., -vrouwen.

Vrijwaarder, M., -waarders.

Vrijwaren, vrijwaarde, heeft gevrijwaard.

Vrijwaring, V., -waringen.

Vrijwillig, -williger, -willigst.

Vrijwilliger, M., -willigers.

Vrijwilligerskorps, O., -korpsen.

Vrijwilligheid, V.

Vrijzinnig, -zinniger, -zinnigst.

Vrijzinnigheid, V.

Vrind. Zie Vriend.

Vroed, vroeder, vroedst.

Vroedheid, V.

Vroedkunde, V.

Vroedkundig.

Vroedkundige, M. en V., -kundigen.

Vroedmeester, M., -meesters.

Vroedschap (vergadering), V.; (een lid daarvan), M., -schappen.

Vroedschapsvergadering, V., -vergaderingen.

Vroedvrouw, V., -vrouwen.

Vroeg, vroeger, vroegst.

Vroegbeurt, V., -beurten.

Vroegdienst, M.

Vroegkerk, V.

Vroegmis, V., -missen.

Vroegpreek, V., -preeken.

Vroegrijp.

Vroegte, V.

Vroegtijdig, -tijdiger, -tijdigst.

Vroegtijdigheid, V.

Vromelijk.

Vromigheid, V.

Vroolijk, -lijker, -lijkst.

Vroolijkheid, V., -heden.

Vroom, vromer, vroomst.

Vroomheid, V.

Vroon, O., vroonen.

Vroongoed, O., -goederen.

Vroonheer, M., -heeren.

Vroonland, O., -landen.

Vroonrecht, O., -rechten.

Vroonvisscherij, V., -visscherijen.

Vroonwater, O., -wateren.

Vrouw, V., vrouwen. Vrouwtje, O., -jes.

Vrouwachtig, -achtiger, -achtigst.

Vrouwelijk.

Vrouwelijkheid, V.

Vrouwenaard, M.

Vrouwenarbeid, M.

Vrouwenbeul, M., -beulen.

Vrouwenbeweging, V.

Vrouwendag, M.

Vrouwendeugd, V.

Vrouwendienst, M.

Vrouwengek, M., -gekken.

Vrouwengestalte, V., -gestalten.

Vrouwenhaar, O.

Vrouwenhand, V., -handen.

Vrouwenhater, M., -haters.

Vrouwenhemd, O., -hemden.

Vrouwenhoed, M., -hoeden.

Vrouwenkiesrecht, O.

Vrouwenkleed, O., -kleederen.

Vrouwenkleeding, V.

Vrouwenklooster, O., -kloosters.

Vrouwenkracht, V.

Vrouwenliefde, V.

Vrouwenlist, V., -listen.

Vrouwenmelk, V.

Vrouwennaam, M., -namen.

Vrouwenregeering, V.

Vrouwenrok, M., -rokken.

Vrouwenroof, M.

Vrouwenschender, M., -schenders.

Vrouwenschennis, V.

Vrouwenschoen, M., -schoenen.

Vrouwenstem, V., -stemmen.

Vrouwenvertrek, O., -vertrekken.

Vrouwenwerk, O.

Vrouwenziekte, V., -ziekten.

Vrouwlief.

Vrouwmensch, O., -lieden en -lui.

Vrouwspersoon, O., -personen.

Vrouwtjelief, O.

Vrouwtjesappel, M., -appels.

Vrucht, V., vruchten. Vruchtje, O., -jes.

Vruchtbaar, -baarder, -baarst.

Vruchtbaarheid, V.

Vruchtbeginsel, O., -beginsels.

Vruchtboom, M., -boomen.

Vruchtdragend.

Vruchteloos, -loozer.

Vruchteloosheid, V.

Vruchtenmesje, O., -mesjes.

Vruchtenschaal, V., -schalen.

Vruchtenwijn, M.

Vruchtgebruik, O.

Vruchtgebruiker, M., -gebruikers.

Vuig, vuiger, vuigst.

Vuigheid, V.

Vuil, vuiler, vuilst.

Vuil, O.

Vuilaardig, -aardiger, -aardigst.

Vuilaardigheid, V., -heden.

Vuilbek, M. en V., -bekken.

Vuilbekken, vuilbekte, heeft gevuilbekt.

Vuilbekkerij, V.

Vuilegoedskist, V., -kisten.

Vuilegoedsmand, V., -manden.

Vuilheid, V., -heden.

Vuiligheid, V., -heden.

Vuilik, M., vuiliken. Vuilikje, O., -jes.

Vuilmaken, maakte vuil, heeft vuilgemaakt.

Vuilnis, V. (Verg. Vullis).

Vuilnisbak, M., -bakken.

Vuilnishoop, M., -hoopen.

Vuilniskar, V., -karren.

Vuilnisman, M., -mannen.

Vuilte, V.

Vuilverbranding, V.

Vuist, V., vuisten. Vuistje, O., -jes.

Vuistgevecht, O., -gevechten.

Vuistrecht, O.

Vuistslag, M., -slagen.

Vuistvechter, M., -vechters.

Vulgair.

Vulgariteit, V.

Vulgata, V.

Vulgus, O.

Vulhaar, O.

Vulhaard, M., -haarden.

Vulhout, O., -houten.

Vulkaan, M., vulkanen.

Vulkachel, V., -kachels.

Vulkanisch.

Vullen, vulde, heeft gevuld.

Vulling (het vullen), V.

Vulling (scheepsw.), V., vullings.

Vullingsgat, O., -gaten.

Vullingsplank, V., -planken.

Vullingsstuk, O., -stukken.

Vullis, O. (Verg. Vuilnis).

Vullisblik, O., -blikken.

Vullisvat, O., -vaten; -vaatje, O., -jes.

Vulpen, V., -pennen. Zie Vulpenhouder.

Vulpenhouder, M., -houders. Ook Vulpen.

Vulpomp, V., -pompen.

Vulsel, O., vulsels.

Vuns, vunzer.

Vunsheid, V.

Vunzig, vunziger, vunzigst.

Vunzigheid, V.

Vuren, vuurde, heeft gevuurd.

Vuren (bnw.).

Vurenhout, O.

Vurenhouten (bnw.).

Vurig, vuriger, vurigst.

Vurigheid, V., -heden.

Vuriglijk.

Vuring, V., vuringen.

Vuur, O., vuren. Vuurtje, O., -jes.

Vuuraanbidder, M., -aanbidders.

Vuurbaak, V., -baken.

Vuurdood, M.

Vuurdoop, M.

Vuurgevecht, O.

Vuurgloed, M.

Vuurhaard, M., -haarden.

Vuurhoudend.

Vuurkast, V., -kasten.

Vuurlak, O.

Vuurlander, M., -landers.

Vuurlijn, V.

Vuurmaker, M., -makers.

Vuurmand, V., -manden.

Vuurmond, M., -monden.

Vuurpijl, M., -pijlen.

Vuurpijlaffuit, V., -affuiten.

Vuurpijltoestel, M. en O., -toestellen.

Vuurplaat, V., -platen.

Vuurpoel, M.

Vuurproef, V., -proeven.

Vuurroer, O., -roers en -roeren.

Vuurrood, -roode.

Vuurscherm, O., -schermen.

Vuurschip, O., -schepen.

Vuurslag, O., -slagen.

Vuurspuwend.

Vuurstroom, M., -stroomen.

Vuurtest, V., -testen.

Vuurtoren, M., -torens.

Vuurvast.

Vuurvreter, M., -vreters.

Vuurwapen, O., -wapenen.

Vuurwerk, O., -werken.

Vuurwerker, M., -werkers.

Vuurwerkerij, V.

Vuurwerkmaker, M., -makers.

Vuurzee, V.



W


W., V., w's.

Waadbaar, -baarder, -baarst.

Waag (het wagen, waagstuk), M. (Een heele -).

Waag (weegtoestel), V., wagen.

Waaghals, M. en V., -halzen; -halsje, O., -jes.

Waaghalzerij, V., -halzerijen.

Waagmeester, M., -meesters.

Waagschaal, V.

Waagspel, O., -spelen.

Waagstuk, O., -stukken; -stukje, O., -jes.

Waaien, waaide, heeft gewaaid; ook woei, woeien.

Waaier, M., waaiers. Waaiertje, O., -jes.

Waaierpalm, M., -palmen.

Waaiersluis, V., -sluizen.

Waaiervormig.

Waak, V., waken.

Waakhond, M., -honden.

Waakloon, O., -loonen.

Waaksch, waakscher, meest waaksch.

Waakster, V., waaksters.

Waakzaam, -zamer, -zaamst.

Waakzaamheid, V.

Waal (Luikerwaal), M., Walen.

Waal (rivier), V.

Waal (scheepsw.), V., walen.

Waalsch.

Waalsch, O.

Waalsteen (stofnaam), M.

Waalwortel, V.

Waan, M.

Waanwijs, -wijzer.

Waanwijsheid, V.

Waanzin, M.

Waanzinnig, -zinniger, -zinnigst.

Waar, V., waren.

Waar, ware.

Waar (bijw.).

Waaraan.

Waarachter.

Waarachtig, -achtiger, -achtigst.

Waarachtigheid, V.

Waarbij.

Waarborg, M., -borgen.

Waarborgen, waarborgde, heeft gewaarborgd.

Waarborgfonds, O., -fondsen.

Waarborging, V., -borgingen.

Waarborgkapitaal, O., -kapitalen.

Waarborgsom, V., -sommen.

Waarboven.

Waard, ook Woord en Woerd (mannetjeseend), M., waarden (woorden,
woerden). Waardje (woordje, woerdje), O., -jes.

Waard (kastelein), M., waarden.

Waard (ingedijkt land), V., waarden.

Waard, waarder, waardst.

Waarde, V., waarden.

Waardebepaling, V., -bepalingen.

Waardeerbaar, -bare.

Waardeerder, M., waardeerders.

Waardeeren, waardeerde, heeft gewaardeerd.

Waardeering, V., waardeeringen.

Waardeerster, V., waardeersters.

Waardeleer, V.

Waardeloos.

Waardeloosheid, V.

Waardevermindering, V.

Waardgelder, M., -gelders.

Waardig, waardiger, waardigst.

Waardigheid, V., -heden.

Waardiglijk.

Waardij, V.

Waardijn, M., waardijnen en waardijns.

Waardin, V., waardinnen. Waardinnetje, O., -jes.

Waardoor.

Waardschap, O., -schappen.

Waargeest, M., -geesten.

Waargoed, O.

Waarheen.

Waarheid, V., -heden.

Waarheidlievend.

Waarheidsliefde, V.

Waarheidszin, M.

Waarheidszucht, V.

Waarin.

Waarlangs.

Waarlijk.

Waarloos, -looze.

Waarmaken, maakte waar, heeft waargemaakt.

Waarmaking, V., -makingen.

Waarmede.

Waarmerk, O., -merken.

Waarmerken, waarmerkte, heeft gewaarmerkt.

Waarmerking, V.

Waarna.

Waarnaar.

Waarnaast.

Waarneembaar, -bare.

Waarneembaarheid, V.

Waarnemen, nam waar, namen waar, heeft waargenomen.

Waarnemer, M., -nemers.

Waarneming, V., -nemingen.

Waarnemingsvermogen, O.

Waarnevens.

Waarom.

Waaromheen.

Waaromstreeks.

Waaromtrent.

Waaronder.

Waarop.

Waarover.

Waarschap, M., -schappen.

Waarschijnlijk, -lijker, -lijkst.

Waarschijnlijkheid, V., -heden.

Waarschijnlijkheidsrekening, V.

Waarschuwen, waarschuwde, heeft gewaarschuwd.

Waarschuwer, M., -schuwers.

Waarschuwing, V., -schuwingen.

Waarschuwingsbord, O., -borden.

Waarteeken, O., -teekens.

Waarteekenen, waarteekende, heeft gewaarteekend.

Waartegen.

Waartegenover.

Waartoe.

Waaruit.

Waarvan.

Waarvoor.

Waarzeggen, zeide waar, heeft waargezegd en waargezeid.

Waarzegger, M., -zeggers.

Waarzeggerij, V., -zeggerijen.

Waarzegging, V., -zeggingen.

Waarzegster, V., -zegsters.

Waarzeil, O., -zeilen.

Waarzonder.

Waas, O. Waasje, O.

Wacht (een wachter), M., wachten.

Wacht (het wachthouden en de gezamenlijke wachters), V., wachten.

Wachtel, M., wachtels. Wachteltje, O., -jes.

Wachten, wachtte, heeft gewacht.

Wachter, M., wachters.

Wachtgeld, O., -gelden.

Wachthond, M., -honden.

Wachtkamer, V., -kamers.

Wachtmeester, M., -meesters.

Wachtplaats, V., -plaatsen.

Wachtpost, M., -posten.

Wachtsch, wachtscher, meest wachtsch.

Wachtschip, O., -schepen.

Wachttoren, M., -torens.

Wachtvuur, O., -vuren.

Wachtwoord, O., -woorden.

Wad, O., wadden.

Wade, V., waden.

Waden (door het water gaan), waadde, heeft en is gewaad.

Waden (lijkgewaad aandoen), waadde, heeft gewaad.

Wafel, V., wafels en wafelen. Wafeltje, O., -jes.

Wafelbakker, M., -bakkers.

Wafelijzer, O., -ijzers.

Wafelkraam, V., -kramen.

Wafelmeisje, O., -meisjes.

Wafelvormig.

Wagen, M., wagens. Wagentje, O., -jes.

Wagen, waagde, heeft gewaagd.

Wagenaar, M., wagenaars.

Wagenas, V., -assen.

Wagenhuis, O., -huizen.

Wagenhuur, V.

Wagenmaker, M., -makers.

Wagenmeester, M., -meesters.

Wagenmenner, M., -menners.

Wagenschot, O.

Wagenschotten (bnw.).

Wagensmeer, O.

Wagenspoor, O., -sporen.

Wagenvracht, V., -vrachten.

Wagenweg, M., -wegen.

Wagenwijd.

Wagenziek.

Waggelbeenen, waggelbeende, heeft gewaggelbeend.

Waggelen, waggelde, heeft en is gewaggeld.

Wagon, M., wagons.

Wagonlading, V., -ladingen.

Wak, O., wakken.

Wak, wakker, wakst.

Waken, waakte, heeft gewaakt.

Waker, M., wakers.

Wakersloon, O., -loonen.

Wakheid, V.

Wakker, wakkerder, wakkerst.

Wakkeren, wakkerde, is gewakkerd.

Wakkerheid, V.

Wal, M., wallen. Walletje, O., -jes.

Waldhoorn en Waldhoren, M., -hoorns en -horens.

Waldhoornist, M., -hoornisten.

Walen, waalde, heeft gewaald.

Walendistel, V., -distels.

Walengang, V.

Walg, V.

Walgang, V.

Walgen, walgde, heeft gewalgd.

Walging, V., walgingen.

Walglijk, -lijker, -lijkst.

Walglijkheid, V., -heden.

Walhalla, O.

Waling, V., walingen.

Walkant, M., -kanten.

Walken, walkte, heeft gewalkt.

Walker, M., walkers.

Walkhamer, M., -hamers.

Walking, V.

Walkmolen, M., -molens.

Walkplaats, V., -plaatsen.

Walkstok, M., -stokken.

Walm, M., walmen. Walmpje, O., -jes.

Walmen, walmde, heeft gewalmd.

Walmgat, O., -gaten.

Walmte, V.

Walnoot (boom), M.; (vrucht). V., -noten.

Walnotenboom, M., -boomen.

Walpoort, V., -poorten.

Walros en Walrus, M., -rossen en -russen.

Walrossenvangst, V.

Wals, V., walsen. Walsje, O., -jes.

Walschot, O.

Walsen, walste, heeft gewalst.

Walser, M., walsers.

Walseres, V., walseressen.

Walstempo, O.

Walstroo, O.

Walvisch, M., -visschen.

Walvischbaard, M., -baarden.

Walvischvaarder, M., -vaarders.

Walvischvangst, V.

Wam, V., wammen. Wammetje, O., -jes.

Wambuis, O., wambuizen. Wambuisje, O., -jes.

Wamen, waamde, heeft gewaamd.

Wammen, wamde, heeft gewamd.

Wammes, O.

Wan (wanmand), V., wannen.

Wan (scheepsw.), O., wannen.

Wanbedrijf, O., wanbedrijven.

Wanbegrip, O., wanbegrippen.

Wanbeheer, O.

Wanbeleid, O.

Wanbesef, O.

Wanbesluit, O., wanbesluiten.

Wanbestuur, O.

Wanbetaler, M., wanbetalers.

Wanbetaling, V., wanbetalingen.

Wanbof, M.

Wanboffen, wanbofte, heeft gewanboft.

Wanboffer, M., -boffers.

Wand, M., wanden.

Wandaad, V., wandaden.

Wandalmanak, M., -almanakken.

Wandel, M.

Wandelaar, M., wandelaars en wandelaren.

Wandelaarster, V., wandelaarsters.

Wandelbrug, V., -bruggen.

Wandeldek, O., -dekken.

Wandeldreef, V., -dreven.

Wandelen, wandelde, heeft en is gewandeld.

Wandelhoofd, O., -hoofden.

Wandeling, V., wandelingen. Wandelingetje, O., -jes.

Wandelkaart, V., -kaarten.

Wandelkostuum, O., -kostumen.

Wandelpad, O., -paden; -paadje, O., -jes.

Wandelplaats, V., -plaatsen.

Wandelrit, M., -ritten; -ritje, O., -jes.

Wandelstaf, M., -staven.

Wandelstok, M., -stokken; -stokje, O., -jes.

Wandeltoilet, O., -toiletten.

Wandelweder en Wandelweer, O.

Wandelweg, M., -wegen; -wegje, O., -jes.

Wandgedierte, O.

Wandkalender, M., -kalenders.

Wandklok, V., -klokken.

Wandluis, V., -luizen.

Wandplaat, V., -platen.

Wandversiering, V., -versieringen.

Wanen, waande, heeft gewaand.

Wang, V., wangen. Wangetje, O., -jes.

Wangedrag, O., wangedragingen, V.

Wangedrocht, O., wangedrochten.

Wangeloof, O.

Wangeluid, O., wangeluiden.

Wangen, wangde, heeft gewangd.

Wangunst, V.

Wangunstig, wangunstiger, wangunstigst.

Wanhoop, V.

Wanhoopskreet, M., -kreten.

Wanhopen, wanhoopte, heeft gewanhoopt.

Wanhopend, wanhopender, wanhopendst.

Wanhopig, wanhopiger, wanhopigst.

Wanhout, O.

Wankant, M., wankanten.

Wankantig.

Wankel, wankeler, wankelst.

Wankelbaar, -baarder, -baarst.

Wankelbaarheid, V.

Wankelen, wankelde, heeft gewankeld.

Wankelheid, V.

Wankeling, V., wankelingen.

Wankelmoedig, -moediger, -moedigst.

Wankelmoedigheid, V.

Wanklank, M., wanklanken. Wanklankje, O., -jes.

Wanklinkend, wanklinkender, wanklinkendst.

Wankoers, M., wankoersen.

Wanluidend, wanluidender, wanluidendst.

Wanluidendheid, V.

Wanlust, M., wanlusten.

Wanlustig, wanlustiger, wanlustigst.

Wanmolen, M., -molens.

Wanneer.

Wannen, wande, heeft gewand.

Wanner, M., wanners.

Wanorde, V.

Wanordelijk, -lijker, -lijkst.

Wanschapen, wanschapener, wanschapenst.

Wanschapenheid, V.

Wanschepsel, O., wanschepsels.

Wansmaak, M., wansmaken. Wansmaakje, O., -jes.

Wansmakelijk, -lijker, -lijkst.

Wanspelling, V., wanspellingen.

Wanspraak, V.

Wanstaltig, wanstaltiger, wanstaltigst.

Wanstaltigheid, V.

Want (handschoen), V., wanten.

Wantje, O., -jes.

Want (visch- en scheepstuig), O.

Want (voegw.).

Wantaal, V.

Wanten (ww).

Wantij, O., wantijen.

Wantrouwen, O.

Wantrouwen, wantrouwde, heeft gewantrouwd.

Wantrouwig, wantrouwiger, wantrouwigst.

Wantrouwigheid, V.

Wantstrop, M., -stroppen.

Wanttalie, V., -talies.

Wanvangst, V.

Wanverhouding, V., -verhoudingen.

Wanvoeglijk, -lijker, -lijkst.

Wanvoeglijkheid, V., -heden.

Wanzijde, V., wanzijden.

Wapen (strijdtuig), O., wapenen en wapens.

Wapen (familieteeken), O., wapens.

Wapenboek, O., -boeken.

Wapenbord, O., -borden.

Wapenbroeder, M., -broeders.

Wapenen, wapende, heeft gewapend.

Wapenfabriek, V., -fabrieken.

Wapenfeit, O., -feiten.

Wapengekletter, O.

Wapenhandel, M.

Wapening, V., wapeningen.

Wapenkamer, V., -kamers.

Wapenkoning, M., -koningen.

Wapenkreet, M., -kreten.

Wapenkunde, V.

Wapenkundige, M., -kundigen.

Wapenmagazijn, O., -magazijnen.

Wapenoefening, V., -oefeningen.

Wapenplaats, V., -plaatsen.

Wapenpracht, V.

Wapenrok, M., -rokken.

Wapenrusting, V., -rustingen.

Wapenschild, O., -schilden.

Wapenschilder, M., -schilders.

Wapenschorsing, V., -schorsingen.

Wapenschouwing, V., -schouwingen.

Wapenstilstand, M.

Wapenstok, M., -stokken.

Wapentuig, O.

Wapper, M., wappers.

Wapperen, wapperde, heeft gewapperd.

War, V. (In de -).

Warande, V., waranden.

Warboel, M.

Warempel.

Waren, waarde, heeft gewaard.

Warenkennis, V.

Wargaren, O., -garens.

Wargeest, M., -geesten.

Warhoofd, M., en V., -hoofden.

Warhoop, M., -hoopen.

Waring, V., waringen.

Warklomp, M., -klompen.

Warkop, M., -koppen.

Warkruid, O.

Warm, warmer, warmst.

Warmbloedig.

Warmen, warmde, heeft gewarmd.

Warming, V.

Warmoes, O.

Warmoezenier, M., warmoezeniers en warmoezenieren.

Warmoezenierster, V., warmoezeniersters.

Warmoezier, M., warmoeziers en warmoezieren.

Warmpjes.

Warmte, V.

Warmtegeleider, M., -geleiders.

Warmtegraad, M., -graden.

Warmwaterbuis, V., -buizen.

Warmwaterkraan, V., -kranen.

Warnest, O., -nesten.

Warnet, O., -netten.

Warrel, M.

Warrelen, warrelde, heeft gewarreld.

Warreling, V., warrelingen.

Warrelklomp, M., -klompen.

Warrelwind, M., -winden.

Warren, warde, heeft geward.

Wars.

Warstruik, M., -struiken.

Wartaal, V.

Wartel, M., wartels.

Wartelblok, O., -blokken.

Wartelhaak, M., -haken.

Warziek, -zieker, -ziekst.

Was (groei), M.

Was (van bijen), O.

Wasachtig.

Wasbal, M., -ballen.

Wasch, V., wasschen. Waschje, O., -jes.

Waschbank, V., -banken.

Waschbeer, M., -beren.

Waschbekken, O., -bekkens.

Waschdag, M., -dagen.

Waschgeld, O.

Waschgoed, O.

Waschhok, O., -hokken.

Waschhuis, O., -huizen.

Waschinrichting, V., -inrichtingen.

Waschketel, M., -ketels.

Waschkom, V., -kommen.

Waschkuip, V., -kuipen.

Waschlijst, V., -lijsten.

Waschloon, O., -loonen.

Waschmachine, V., -machines.

Waschmand, V., -manden.

Waschster, V., waschsters.

Waschtafel, V., -tafels; -tafeltje, O., -jes.

Waschtobbe, V., -tobben.

Waschvat, O., -vaten.

Waschvrouw, V., -vrouwen.

Waschwater, O.

Waschzak, M., -zakken.

Wasdoek, O.

Wasdom, M.

Wasem, M., wasems.

Wasemen, wasemde, heeft gewasemd.

Waseming, V.

Wasgeel, -gele.

Waskaars, V., -kaarsen.

Waskleurig.

Waslicht, O., -lichten.

Wasschen, wiesch, wieschen, heeft gewasschen; ook waschte.

Wasscher, M., wasschers.

Wasscherij, V., wasscherijen.

Wassching, V., wasschingen.

Wassen (bnw.).

Wassen (met was bestrijken), waste, heeft gewast.

Wassen (groeien), wies, wiesen, is gewassen.

Wassenaar, M., wassenaars.

Wassenbeeldenspel, O., -spellen.

Wat.

Water, O., wateren en waters. Watertje, O., -jes.

Waterachtig, -achtiger, -achtigst.

Waterafvoer, M.

Waterbaars (als stofnaam), V.

Waterbak, M., -bakken.

Waterbed, O., -bedden.

Waterbloem, V., -bloemen.

Waterbouw, M.

Waterbouwkunde, V.

Waterbouwkundig.

Waterbouwkundige, M., -kundigen.

Waterbroodje, O., -jes.

Waterchocolade, V.

Waterdamp, M.

Waterdicht.

Waterdier, O., -dieren.

Waterdrager, M., -dragers.

Waterdruppel, M., -druppels.

Wateren, waterde, heeft gewaterd.

Water-en-vuurnering, V., -neringen.

Waterflesch, V., -flesschen.

Watergeus, M., -geuzen.

Watergezwel, O., -gezwellen.

Waterglas, O., -glazen.

Waterheld, M., -helden.

Waterhoen, O., -hoenders.

Waterhoofd, O., -hoofden.

Waterig, wateriger, waterigst.

Waterigheid, V.

Watering. Zie Wetering.

Waterkan, V., -kannen.

Waterkaraf, V., -karaffen.

Waterkeering, V., -keeringen.

Waterketel, M., -ketels.

Waterkoud.

Waterkraan, V., -kranen.

Waterkruik, V., -kruiken.

Waterkussen, O., -kussens.

Waterlaag, V., -lagen.

Waterlaars, V., -laarzen.

Waterlanders (mv.), M.

Waterlegger, M., -leggers.

Waterleiding, V., -leidingen.

Waterlelie, V., -leliën.

Waterlijn (niveau), V.

Waterlijn (in papier), V., -lijnen; -lijntje, O., -jes.

Waterlinie, V.

Waterloos, -looze.

Waterloozing, V.

Watermerk, O., -merken.

Watermolen, M., -molens.

Waterpartij, V., -partijen.

Waterpas, O., -passen.

Waterpas (bijw.).

Waterpassen, waterpaste, heeft gewaterpast.

Waterpassing, V., -passingen.

Waterplaats, V., -plaatsen.

Waterplant, V., -planten.

Waterplas, M., -plassen.

Waterpokken (mv.), V.

Waterpolitie, V.

Waterpoort, V., -poorten.

Waterpot, M., -potten.

Waterrat en -rot (dier), V.; (persoon), M.; -ratten en -rotten.

Waterrijk, -rijker, -rijkst.

Waterschaarschte, V.

Waterschap, O., -schappen.

Waterschapsbestuur, O., -besturen.

Waterschapsreglement, O., -reglementen.

Waterschoenen (mv.), M.

Waterschout, M., -schouten.

Waterschouw, V.

Watersnood, M.

Watersnoodpoëet, M., -poëten.

Waterspiegel, M.

Waterstaat, M.

Waterstaatsbelang, O., -belangen.

Waterstaatswerken (mv.), O.

Waterstand, M., -standen.

Waterstof, V.

Waterstoof, V., -stoven.

Waterstraal, M., -stralen.

Waterstroom, M., -stroomen.

Watertanden, watertandde, heeft gewatertand.

Watertocht, M., -tochten; -tochtje, O., -jes.

Waterton, V., -tonnen.

Watertoren, M., -torens.

Wateruurwerk, O., -uurwerken.

Waterval, M., -vallen.

Waterverf, V., -verven.

Waterverval, O.

Waterverversching, V.

Watervlak, O.

Watervlek, V., -vlekken.

Watervogel, M., -vogels.

Watervoorraad, M.

Watervrees, V.

Watervrij.

Waterweegkundige, M., -kundigen.

Waterweg, M., -wegen.

Waterwerken (mv.), O.

Waterwild, O.

Waterzak, M., -zakken.

Waterzeil, O., -zeilen.

Waterzonnetje, O.

Waterzucht, V.

Waterzuchtig, -zuchtiger, -zuchtigst.

Watteeren, watteerde, heeft gewatteerd.

Watten (mv.), V. Watje, O., -jes.

Watten (bnw.).

Wattenfabriek, V., -fabrieken.

Wauw, wauwer, wauwst.

Wauwelaar, M., wauwelaars.

Wauwelaarster, V., wauwelaarsters.

Wauwelen, wauwelde, heeft gewauweld.

Web, O., webben.

Webbe, V. en O., webben. Webbetje, O. -jes.

Wed, O., wedden.

Wedde, V., wedden.

Wedden, wedde, heeft gewed.

Weddenschap, V., -schappen. Weddenschapje, O., -jes.

Wedder, M., wedders.

Weder en Weer (ram), M., weders en weeren.

Weder en Weer (luchtgesteldbeid), O. Weertje, O.

Weder en Weer, bijw. (Zoo ook in de meeste samenstellingen).

Wederantwoord, O., -antwoorden.

Wederantwoorden, antwoordde weder, heeft wedergeantwoord.

Wederbegeeren, begeerde weder, heeft wederbegeerd.

Wederbrengen, bracht weder, heeft wedergebracht.

Wederbrenger, M., -brengers.

Wederbrenging, V.

Wederdienst, M., -diensten.

Wederdoop, M.

Wederdooper, M., -doopers.

Wederdooperij, V.

Wederdoopster, V., -doopsters.

Wedereisch, M.

Wedereischen, eischte weder, heeft wedergeëischt.

Wedererlangen, erlangde weder, heeft wedererlangd.

Wederga. Zie Wedergade.

Wedergaaf en Wedergave, V.

Wedergade, ook Wederga en Weerga, V.

Wedergeboorte, V.

Wedergeboren.

Wedergeven, gaf weder, gaven weder, heeft wedergegeven.

Wedergroet, M.

Wedergroeten, groette weder, heeft wedergegroet.

Wedergunst, V.

Wederhalen, haalde weder, heeft wedergehaald.

Wederhelft, V., -helften.

Wederhouden, wederhield, heeft wederhouden.

Wederinstorting, V.

Wederkaatsen. Zie Weerkaatsen.

Wederkant. Zie Weerkant.

Wederkeer, M.

Wederkeeren, keerde weder, is wedergekeerd.

Wederkeerig.

Wederkeerigheid, V.

Wederkomen, komt weder, kwam weder, kwamen weder, is wedergekomen.

Wederkomst, V.

Wederkoopen, kocht weder, heeft wedergekocht.

Wederkrijgen, kreeg weder, kregen weder, heeft wedergekregen.

Wederlegbaar, -bare.

Wederlegbaarheid, V.

Wederleggen, wederlegde en wederleide, heeft wederlegd en wederleid.

Wederlegger, M., -leggers.

Wederlegging, V., -leggingen.

Wederleveren, leverde weder, heeft wedergeleverd.

Wederliefde, V.

Wedermin, V.

Wedernemen, nam weder, namen weder, heeft wedergenomen.

Wederom.

Wederontmoeting, V., -ontmoetingen.

Wederopbouw, M.

Wederopbouwing, V.

Wederoprichter, M., -oprichters.

Wederoprichting, V.

Wederopstanding, V.

Wederpartij, V., -partijen.

Wederpartijder, M., -partijders.

Wederrechtelijk, -lijker, -lijkst.

Wederrechtelijk (bijw.).

Wederrechtelijkheid, V.

Wederroepelijk.

Wederroepen, wederriep, heeft wederroepen.

Wederroeping, V.

Wederschelden, schold weder, heeft wedergescholden.

Wederspanneling, M. en V., -spannelingen. V. ook -spannelinge.

Wederspannig, -spanniger, -spannigst.

Wederspannigheid, V.

Wederspoed, M.

Wederspraak, V.

Wederspreken, wedersprak, wederspraken, heeft wedersproken.

Wederstaan, wederstaat, wederstond, heeft wederstaan.

Wederstand en Weerstand, M.

Wederstreven, wederstreefde, heeft wederstreefd.

Wederstrever, M., -strevers.

Wederstrevig, -streviger, -strevigst.

Wederstreving, V., -strevingen.

Wedersturen, stuurde weder, heeft wedergestuurd.

Wedervaren, wedervoer, is wedervaren.

Wedervaren, O.

Wedervergelden, vergold weder, heeft wedervergolden.

Wedervergelding, V.

Wederverkooper, M., -verkoopers.

Wederverschijning, V.

Wedervinden, vond weder, heeft wedergevonden.

Wedervraag, V.

Wederwaardigheid, V., -heden.

Wederwoord, O., -woorden.

Wederwraak, V.

Wederzenden, zond weder, heeft wedergezonden.

Wederzien, ziet weder, zag weder, zagen weder, heeft wedergezien.

Wederzijde, V.

Wederzijds (bijw.).

Wederzijdsch (bnw.).

Wedijver, M.

Wedijveren, wedijverde, heeft gewedijverd.

Wedloop, M., -loopen.

Wedloopen, O.

Wedlooper, M., -loopers.

Wedprijs, M., -prijzen.

Wedren, M., -rennen.

Wedster, V., wedsters.

Wedstrijd, M., -strijden.

Weduwe, ook Weduw en Weeuw, V., weduwen. Weeuwtje, O., -jes.

Weduwendracht, V.

Weduwenfonds en Weduwfonds, O., -fondsen.

Weduwenkas, V., -kassen.

Weduwgeld, O., -gelden.

Weduwgift, V., -giften.

Weduwjaar, O.

Weduwlijk.

Weduwnaar en Weeuwenaar, M., weduwnaars en weeuwenaars.

Weduwschap, O.

Weduwstaat, M.

Weduwvrouw, V., -vrouwen.

Wee, O., weeën.

Wee (bnw.).

Wee (tusschenw.).

Weedasch, V.

Weede, V.

Weedom, M.,

Weefgetouw, O., -getouwen.

Weefkunst, V.

Weefloon, O., -loonen.

Weefsel, O., weefsels en weefselen.

Weefster, V., weefsters.

Weefstoel, M., -stoelen.

Weegblad, O.

Weegbree, V.

Weegbrug, V., -bruggen.

Weegglas, O., -glazen.

Weegkunde, V.

Weegloon, O., -loonen.

Weegluis, V., -luizen; -luisje, O., -jes.

Weegschaal, V., -schalen; -schaaltje, O., -jes.

Weegsteen, M., -steenen.

Weegstempel, M., -stempels.

Weeheid, V.

Week (het weeken), V.

Week (zeven dagen), V., weken. Weekje, O., -jes.

Week (week gedeelte), O.

Week, weeker, weekst.

Weekbak, M., -bakken; -bakje, O., -jes.

Weekbakken.

Weekbericht, O., -berichten.

Weekbeurt, V., -beurten.

Weekblad, O., -bladen; -blaadje, O., -jes.

Weekboekje, O., -boekjes.

Weekbriefje, O., -briefjes.

Weekdarm, M., -darmen.

Weekdier, O., -dieren.

Weekelijk, -lijker, -lijkst.

Weekelijkheid, V.

Weekeling, M. en V., weekelingen. V. ook weekelinge.

Weeken, weekte, heeft en is geweekt.

Weekgeld, O., -gelden.

Weekhartig, -hartiger, -hartigst.

Weekhartigheid, V.

Weekheid, V.

Weekhoevig.

Weeklacht, V., -klachten.

Weeklagen, weeklaagde, heeft geweeklaagd.

Weekloon, O., -loonen.

Weekmaken, maakte week, heeft weekgemaakt.

Weekmarkt, V., -markten.

Weekstaat, M., -staten.

Weelde, V., weelden.

Weelderig, weelderiger, weelderigst.

Weelderigheid, V.

Weeldig, weeldiger, weeldigst.

Weemoed, M.

Weemoedig, -moediger, -moedigst.

Weemoedigheid, V.

Weenen, weende, heeft geweend.

Weening, V.

Weepsch, weepscher, meest weepsch.

Weepschheid, V.

Weer (ram). Zie Weder.

Weer (wering), V.

Weer (luchtsgesteldheid). Zie Weder.

Weer (bijw.). Zie Weder.

Weerbaar, -baarder, -baarst.

Weerbaarheid, V.

Weerbaarheidsbond, O.

Weerbarstig, -barstiger, -barstigst.

Weerbarstigheid, V.

Weerbericht, O., -berichten.

Weerdruk, M.

Weerga, V.

Weergaasch, weergasche.

Weergal, V., -gallen.

Weergalm, M.

Weergalmen, weergalmde, heeft weergalmd.

Weergaloos, -looze.

Weergeld, O.

Weerglans, M.

Weerglas, O., -glazen.

Weerhaak, M., -haken; -haakje, O., -jes.

Weerhaan, M., -hanen; -haantje, O., -jes.

Weerhanerij, V.

Weerhuisje, O., -jes.

Weerkaatsen, weerkaatste, heeft weerkaatst.

Weerkaatsing, V.

Weerkant en Wederkant, M.

Weerkauwen, weerkauwde, heeft weerkauwd.

Weerklank, M.

Weerklinken, weerklonk, heeft weerklonken.

Weerkunde, V.

Weerkundig.

Weerkundige, M. en V., -kundigen.

Weerlicht (natuurverschijnsel), O.

Weerlicht, V. (Naar de - en Als de -).

Weerlichten, weerlichtte, heeft geweerlicht.

Weerlichts (bijw.).

Weerlichtsch (bnw.).

Weerloos, -loozer.

Weerloosheid, V.

Weeromreis, V., -reizen.

Weeromstuit, M.

Weerpijn, V., -pijnen.

Weerplicht, M.

Weerplichtig.

Weerplichtigheid, V.

Weerprofeet, M., -profeten.

Weerschijn, M. Weerschijntje, O., -jes.

Weerschijnen, weerscheen, weerschenen, heeft weerschenen.

Weerschijnsel, O., -schijnsels.

Weersgesteldheid, V., -heden.

Weerskanten (Van - of Aan -).

Weerslag, M., -slagen.

Weersmaak, M.

Weerspannig, -spanniger, -spannigst.

Weerspannigheid, V.

Weerspiegelen, weerspiegelde, heeft weerspiegeld.

Weerstand, M.

Weerstroom, M.

Weerstuit, M.

Weersverandering, V., -veranderingen.

Weerszijden (Van - of Aan -).

Weertafel, V., -tafels.

Weertij, O., -tijen.

Weervloed, M.

Weervoorspeller, M., -voorspellers.

Weerwijs, -wijze.

Weerwijzer, M., -wijzers.

Weerwil, M. (In -).

Weerwolf, M., -wolven.

Weerwolfsziekte, V.

Weerziek, -zieker, -ziekst.

Weerzin, M.

Wees, M. en V., weezen. V. ook weeze. Weesje, O., -jes.

Weesburger, M., -burgers; V. -burgeres, -burgeressen.

Wees-gegroet, O.

Weeshuis, O., -huizen.

Weesje (prieeltje), O., -jes.

Weesjongen, M., -jongens.

Weeskamer, V., -kamers.

Weeskind, O., -kinderen.

Weesmeester, M., -meesters en -meesteren.

Weesmeisje, O., -meisjes.

Weesmoeder, V., -moeders.

Weesvader, M., -vaders.

Weet, V. Weetje, O.

Weetal, M. en V., weetallen.

Weetgierig, -gieriger, -gierigst.

Weetgierigheid, V.

Weetgraag, -grager, -graagst.

Weetlust, M.

Weetniet, M. en V., weetnieten.

Weeuw. Zie Weduwe.

Weeuwenaar. Zie Weduwnaar.

Weeuwenaarsbotje, O.

Weeuwenaarspijn, V.

Weeuwkrop, V., -kroppen.

Weeuwplant, V., -planten.

Weeuwtje. Zie Weduwe.

Weezenfonds, O., -fondsen.

Weg, M., wegen. Wegje, O., -jes.

Weg (bijw.).

Wegbannen, bande weg, heeft weggebannen.

Wegbergen, borg weg, heeft weggeborgen.

Wegbijten, beet weg, beten weg, heeft en is weggebeten.

Wegblazen, blies weg, bliezen weg, heeft weggeblazen.

Wegblijven, bleef weg, bleven weg, is weggebleven.

Wegboegseeren, boegseerde weg, heeft weggeboegseerd.

Wegborstelen, borstelde weg, heeft weggeborsteld.

Wegbranden, brandde weg, heeft en is weggebrand.

Wegbreken, brak weg, braken weg, heeft en is weggebroken.

Wegbreking, V.

Wegbrengen, bracht weg, heeft weggebracht.

Wegcijferen, cijferde weg, heeft weggecijferd.

Wegdampen, dampte weg, is weggedampt.

Wegdenken, dacht weg, heeft weggedacht.

Wegdieven, diefde weg, heeft weggediefd.

Wegdoen, deed weg, deden weg, heeft weggedaan.

Wegdooien, dooide weg, is weggedooid.

Wegdragen, droeg weg, heeft weggedragen.

Wegdraven, draafde weg, is weggedraafd.

Wegdrijven, dreef weg, dreven weg, heeft en is weggedreven.

Wegdringen, drong weg, heeft en is weggedrongen.

Wegdrogen, droogde weg, is weggedroogd.

Wegdruipen, droop weg, dropen weg, is weggedropen.

Wegdrukken, drukte weg, heeft weggedrukt.

Wegduiken, dook weg, doken weg, is weggedoken.

Wegduwen, duwde weg, heeft weggeduwd.

Wegdwalen, dwaalde weg, is weggedwaald.

Wegedoorn en Wegedoren, V.

Wegen, woog, wogen, heeft gewogen.

Wegens.

Weger (plank), M., wegers. Ook Weeger.

Wegeren, wegerde, heeft gewegerd. Ook Weegeren.

Wegering, V. Ook Weegering.

Wegfrommelen, frommelde weg, heeft weggefrommeld.

Weggaan, gaat weg, ging weg, is weggegaan.

Weggaloppeeren, galoppeerde weg, is weggegaloppeerd.

Wegge, V., weggen. Weggetje, O., -jes.

Weggeven, gaf weg, gaven weg, heeft weggegeven.

Weggieten, goot weg, goten weg, heeft weggegoten.

Wegglijden, gleed weg, gleden weg, is weggegleden.

Weggoochelen, goochelde weg, heeft weggegoocheld.

Weggooien, gooide weg, heeft weggegooid.

Weggraven, groef weg, groeven weg, heeft weggegraven.

Weggraving, V.

Weggrijpen, greep weg, grepen weg, heeft weggegrepen.

Weghakken, hakte weg, heeft weggehakt.

Weghakking, V.

Weghalen, haalde weg, heeft weggehaald.

Weghaling, V.

Wegharken, harkte weg, heeft weggeharkt.

Weghebben, heeft weg, had weg, hadden weg, heeft weggehad.

Weghelpen, hielp weg, heeft weggeholpen.

Weghouwen, hieuw weg, heeft weggehouwen.

Weghuppelen, huppelde weg, is weggehuppeld.

Wegijlen, ijlde weg, is weggeijld.

Weging, V., wegingen.

Wegjagen, jaagde weg, heeft weggejaagd; ook joeg weg.

Wegkaatsen, kaatste weg, heeft weggekaatst.

Wegkabbelen, kabbelde weg, heeft en is weggekabbeld.

Wegkankeren, kankerde weg, is weggekankerd.

Wegkankering, V.

Wegkapen, kaapte weg, heeft weggekaapt.

Wegknippen, knipte weg, heeft weggeknipt.

Wegkomen, komt weg, kwam weg, kwamen weg, is weggekomen.

Wegkrabbelen, krabbelde weg, heeft weggekrabbeld.

Wegkrabben, krabde weg, heeft weggekrabd.

Wegkrijgen, kreeg weg, kregen weg, heeft weggekregen.

Wegkrimpen, kromp weg, is weggekrompen.

Wegkruien, krooi weg, krooien weg, heeft en is weggekrooien; ook
kruide weg, heeft en is weggekruid.

Wegkruipen, kroop weg, kropen weg, is weggekropen.

Wegkunnen, kan weg, kunnen weg, konde of kon weg, gij kondt weg,
konden weg, heeft weggekund.

Wegkwijnen, kwijnde weg, is weggekwijnd.

Wegkwijning, V.

Weglaten, liet weg, heeft weggelaten.

Weglating, V., -latingen.

Wegleggen, legde weg en leide weg, heeft weggelegd en weggeleid.

Wegleiden, leidde weg, heeft weggeleid.

Wegleiding, V.

Weglokken, lokte weg, heeft weggelokt.

Wegloopen, liep weg, is weggeloopen.

Wegmaaien, maaide weg, heeft weggemaaid.

Wegmaaiing, V.

Wegmaken, maakte weg, heeft weggemaakt.

Wegmalen, maalde weg, heeft weggemalen.

Wegmaling, V.

Wegmarcheeren, marcheerde weg, is weggemarcheerd.

Wegmarcheering, V.

Wegmoffelen, moffelde weg, heeft weggemoffeld.

Wegmolmen, molmde weg, is weggemolmd.

Wegnemen, nam weg, namen weg, heeft weggenomen.

Wegneming, V.

Wegpakken, pakte weg, heeft weggepakt.

Wegpleisteren, pleisterde weg, heeft weggepleisterd.

Wegplukken, plukte weg, heeft weggeplukt.

Wegpraten, praatte weg, heeft weggepraat.

Wegraken, raakte weg, is weggeraakt.

Wegrapen, raapte weg, heeft weggeraapt.

Wegredeneeren, redeneerde weg, heeft weggeredeneerd.

Wegreizen, reisde weg, is weggereisd.

Wegrekenen, rekende weg, heeft weggerekend.

Wegrijden, reed weg, reden weg, heeft en is weggereden.

Wegroeien, roeide weg, heeft en is weggeroeid.

Wegroepen, riep weg, heeft weggeroepen.

Wegroesten, roestte weg, is weggeroest.

Wegrollen, rolde weg, heeft en is weggerold.

Wegrooven, roofde weg, heeft weggeroofd.

Wegrotten, rotte weg, is weggerot.

Wegrotting, V.

Wegruimen, ruimde weg, heeft weggeruimd.

Wegruiming, V.

Wegrukken, rukte weg, heeft en is weggerukt.

Wegschaven, schaafde weg, heeft weggeschaafd.

Wegschenken, schonk weg, heeft weggeschonken.

Wegschenking, V.

Wegscheppen, schepte weg, heeft weggeschept.

Wegscheren (scherende wegnemen), schoor weg, schoren weg, heeft
weggeschoren.

Wegscheren (zich -), (wegpakken), scheerde zich weg, heeft zich
weggescheerd.

Wegscheuren, scheurde weg, heeft en is weggescheurd.

Wegschieten, schoot weg, schoten weg, heeft en is weggeschoten.

Wegschillen, schilde weg, heeft weggeschild.

Wegschoffelen, schoffelde weg, heeft weggeschoffeld.

Wegschoppen, schopte weg, heeft weggeschopt.

Wegschrabben, schrabde weg, heeft weggeschrabd.

Wegschrapen, schraapte weg, heeft weggeschraapt.

Wegschrappen, schrapte weg, heeft weggeschrapt.

Wegschudden, schudde weg, heeft weggeschud.

Wegschuieren, schuierde weg, heeft weggeschuierd.

Wegschuilen, school weg, scholen weg, is weggescholen.

Wegschuimen, schuimde weg, heeft weggeschuimd.

Wegschuiven, schoof weg, schoven weg, heeft en is weggeschoven.

Wegschuiving, V.

Wegschuren, schuurde weg, heeft en is weggeschuurd.

Wegschuring, V.

Wegsijpelen, sijpelde weg, is weggesijpeld.

Wegsjouwen, sjouwde weg, heeft weggesjouwd.

Wegslaan, slaat weg, sloeg weg, heeft en is weggeslagen.

Wegsleepen, sleepte weg, heeft weggesleept.

Wegsleepend, -sleepender, -sleependst.

Wegslenteren, slenterde weg, is weggeslenterd.

Wegslijten, sleet weg, sleten weg, is weggesleten.

Wegslijting, V.

Wegslingeren, slingerde weg, heeft en is weggeslingerd.

Wegslinken, slonk weg, is weggeslonken.

Wegsluipen, sloop weg, slopen weg, is weggeslopen.

Wegsluiten, sloot weg, sloten weg, heeft weggesloten.

Wegsluiting, V.

Wegsmelten, smolt weg, is weggesmolten.

Wegsmelting, V.

Wegsmijten, smeet weg, smeten weg, heeft weggesmeten.

Wegsnappen, snapte weg, heeft en is weggesnapt.

Wegsnellen, snelde weg, is weggesneld.

Wegsnijden, sneed weg, sneden weg, heeft weggesneden.

Wegsnijding, V.

Wegsnoeien, snoeide weg, heeft weggesnoeid.

Wegsnoeiing, V.

Wegsnorren, snorde weg, is weggesnord.

Wegspatten, spatte weg, is weggespat.

Wegspoeden, spoedde weg, is weggespoed.

Wegspoelen, spoelde weg, heeft en is weggespoeld.

Wegspoeling, V.

Wegsporen, spoorde weg, is weggespoord.

Wegspringen, sprong weg, is weggesprongen.

Wegstappen, stapte weg, is weggestapt.

Wegsteken, stak weg, staken weg, heeft weggestoken.

Wegstelen, stal weg, stalen weg, heeft weggestolen.

Wegsterven, stierf weg, stierven weg, is weggestorven.

Wegstommelen, stommelde weg, heeft weggestommeld.

Wegstompen, stompte weg, heeft weggestompt.

Wegstoomen, stoomde weg, is weggestoomd.

Wegstooten, stiet weg, heeft weggestooten; ook stootte weg.

Wegstoppen, stopte weg, heeft weggestopt.

Wegstormen, stormde weg, heeft en is weggestormd.

Wegstrijken, streek weg, streken weg, heeft en is weggestreken.

Wegstrooien, strooide weg, heeft weggestrooid.

Wegstroopen, stroopte weg, heeft weggestroopt.

Wegstuiven, stoof weg, stoven weg, is weggestoven.

Wegsturen, stuurde weg, heeft weggestuurd.

Wegstuwen, stuwde weg, heeft weggestuwd.

Wegsukkelen, sukkelde weg, is weggesukkeld.

Wegtimmeren, timmerde weg, heeft weggetimmerd.

Wegtooveren, tooverde weg, heeft weggetooverd.

Wegtrappen, trapte weg, heeft weggetrapt.

Wegtrekken, trok weg, trokken weg, heeft en is weggetrokken.

Wegtroonen, troonde weg, heeft weggetroond.

Wegvallen, viel weg, is weggevallen.

Wegvaren, voer weg, heeft en is weggevaren.

Wegvegen, veegde weg, heeft weggeveegd.

Wegvijlen, vijlde weg, heeft weggevijld.

Wegvisschen, vischte weg, heeft weggevischt.

Wegvlieden, vlood weg, vloden weg, is weggevloden.

Wegvliegen, vloog weg, vlogen weg is weggevlogen.

Wegvloeien, vloeide weg, is weggevloeid.

Wegvluchten, vluchtte weg, is weggevlucht.

Wegvoeren, voerde weg, heeft weggevoerd.

Wegvoering, V.

Wegvreten, vrat weg, vraten weg, heeft en is weggevreten.

Wegwaaien, waaide weg, heeft en is weggewaaid; ook woei weg,
woeien weg.

Wegwandelen, wandelde weg, is weggewandeld.

Wegwasschen, wiesch weg, wieschen weg, heeft weggewasschen.

Wegwedstrijd, M., -wedstrijden.

Wegwenschen, wenschte weg, heeft weggewenscht.

Wegwentelen, wentelde weg, heeft weggewenteld.

Wegwerken, werkte weg, heeft weggewerkt.

Wegwerker, M., -werkers.

Wegwerking, V.

Wegwerpen, wierp weg, heeft weggeworpen.

Wegwerping, V.

Wegwillen, wilde weg, heeft weggewild.

Wegwippen, wipte weg, is weggewipt.

Wegwisschen, wischte weg, heeft weggewischt.

Wegwrijven, wreef weg, wreven weg, heeft weggewreven.

Wegzagen, zaagde weg, heeft weggezaagd.

Wegzakken, zakte weg, is weggezakt.

Wegzeilen, zeilde weg, is weggezeild.

Wegzenden, zond weg, heeft weggezonden.

Wegzending, V.

Wegzetten, zette weg, heeft weggezet.

Wegzijgen, zeeg weg, zegen weg, is weggezegen.

Wegzinken, zonk weg, is weggezonken.

Wegzwemmen, zwom weg, zwommen weg, is weggezwommen.

Wegzweven, zweefde weg, is weggezweefd.

Wei (veld). Zie Weide.

Wei (hui), V.

Weiachtig, -achtiger, -achtigst.

Weiachtigheid, V.

Weide en Wei, V., weiden.

Weidegrond, M., -gronden.

Weiden (grazen en hoeden), weidde, heeft geweid.

Weider, M., weiders.

Weiderij, V., weiderijen.

Weiding, V., weidingen.

Weidmes en Weimes, O., -messen.

Weidsch, weidscher, meest weidsch.

Weidschheid, V.

Weifelaar, M., weifelaars en weifelaren.

Weifelachtig, -achtiger, -achtigst.

Weifelen, weifelde, heeft geweifeld.

Weifeling, V., weifelingen.

Weifelmoedig, -moediger, -moedigst.

Weifelmoedigheid, V.

Weigeld, O.

Weigeraar, M., weigeraars en weigeraren.

Weigerachtig, -achtiger, -achtigst.

Weigeren, weigerde, heeft geweigerd.

Weigerig.

Weigering, V., weigeringen.

Weigroen, O.

Weikaas, V., -kazen.

Weiland, O., -landen.

Weiman, M., -lieden en -lui.

Weimes. Zie Weidmes.

Weinig, minder, minst.

Weinigje, O.

Weit, V.

Weitasch, V., -tasschen.

Weitebrood, O., -brooden.

Weitekoek, M., -koeken.

Weitemeel, O.

Wekelijks (bijw.).

Wekelijksch (bnw.).

Wekken, wekte, heeft gewekt.

Wekker, M., wekkers. Wekkertje, O., -jes.

Wekkerklok, V., -klokken; -klokje, O., -jes.

Wekstem, V., -stemmen.

Wekster, V., weksters.

Wel, V., wellen. Welletje, O., -jes.

Wel, beter, best.

Welaan.

Welbearbeid.

Welbebouwd.

Welbedacht.

Welbegrepen.

Welbehaaglijk.

Welbehagen, O.

Welbeklant.

Welbekomen, O.

Welbekookt.

Welbemand.

Welbemind.

Welberaamd.

Welberaden.

Welbereid.

Welbespraakt, -bespraakter, -bespraaktst.

Welbespraaktheid, V.

Welbesteed.

Welbevolkt.

Welbewaakt.

Welbewerkt.

Welbewoond.

Welbezeild, -bezeilder, -bezeildst.

Welbezeildheid, V.

Welbezocht.

Welboot, V., -booten.

Weldaad, V., -daden.

Weldadig, -dadiger, -dadigst.

Weldadigheid, V., -heden.

Weldadigheidsbazar, M., -bazars.

Weldadigheidsconcert, O., -concerten.

Weldoen, doet wel, deed wel, deden wel, heeft welgedaan.

Weldoen, O.

Weldoener, M., -doeners.

Weldoenster, V., -doensters.

Weldoordacht.

Weldoorkneed, -doorknede.

Weldoortimmerd.

Weldoorvoed.

Weldra.

Weledel.

Weledelachtbaar.

Weledelgeboren.

Weledelgestreng.

Weledelheid, V., -heden.

Weledelzeergeleerd.

Weleer.

Weleerwaard.

Weleerwaardig.

Welfsel, O., welfselen en welfsels.

Welgaan, gaat wel, ging wel, heeft welgegaan.

Welgat, O., -gaten.

Welgeaard.

Welgeboren.

Welgebouwd.

Welgedaan, -gedaner, -gedaanst.

Welgedaanheid, V.

Welgegoed, -gegoeder, -gegoedst.

Welgegrond.

Welgelegen, -gelegener, -gelegenst.

Welgeliefd.

Welgelijkend.

Welgelukken, O.

Welgelukkig.

Welgelukzalig.

Welgemaakt, -gemaakter, -gemaaktst.

Welgemaaktheid, V.

Welgemanierd, -gemanierder, -gemanierdst.

Welgemanierdheid, V.

Welgemeend.

Welgemoed.

Welgemoedheid, V.

Welgemutst.

Welgeordend.

Welgeschapen.

Welgeslaagd.

Welgesteld, -gestelder, -gesteldst.

Welgesteldheid, V.

Welgetroffen.

Welgevallen, O.

Welgevallig, -gevalliger, -gevalligst.

Welgevalligheid, V.

Welgevormd.

Welgezind, -gezinder, -gezindst.

Welgezindheid, V.

Welgrond, M., -gronden.

Welhaast.

Welig, weliger, weligst.

Weligheid, V.

Welingericht.

Wel is waar.

Welk.

Welkom, meer - en meest -.

Welkomst, V.

Welkomstgroet, M., -groeten.

Welkomstlied, O., -liederen.

Welkomthuis (geschenk), O. Welkomthuisje, O., -jes.

Wellen (koken), welde, heeft geweld.

Wellen (smidsw.), welde, heeft geweld.

Wellen (opborrelen), welde, is geweld.

Wellevend, -levender, -levendst.

Wellevendheid, V.

Wellicht.

Welling, V., wellingen.

Welluidend, -luidender, -luidendst.

Welluidendheid, V.

Welluidendheidshalve.

Wellust, M., -lusten.

Wellusteling, M. en V., -lustelingen.

Wellustig, -lustiger, -lustigst.

Wellustigheid, V., -heden.

Welmeenend, -meenender, -meeendst.

Welmeenendheid, V.

Welnemen, O.

Welnu.

Welonderwezen.

Welopgevoed, -gevoeder, -gevoedst.

Welp, O., welpen. Welpje, O., -jes.

Welpomp, V., -pompen.

Welput, M., -putten.

Welriekend, -riekender, -riekendst.

Welriekendheid, V.

Welslagen, O.

Welsmakend.

Welsprekend, -sprekender, -sprekendst.

Welsprekendheid, V.

Welstaan, staat wel, stond wel, heeft welgestaan.

Welstaanshalve.

Welstand, M.

Welste (Van je -).

Weltevreden.

Welvaart, V.

Welvaren, O.

Welvaren, voer wel, heeft welgevaren.

Welvarend, -varender, -varendst.

Welvarendheid, V.,

Welven, welfde, heeft gewelfd,

Welverbonden.

Welvereenigd.

Welverschanst.

Welversierd.

Welversneden.

Welverstaande.

Welversterkt.

Welving, V., welvingen.

Welvoeglijk, -lijker, -lijkst.

Welvoeglijkheid, V., -heden.

Welvoorzien.

Welwater, O.

Welwijs, -wijze.

Welwillend, -willender, -willendst.

Welwillendheid, V., -heden.

Welzalig.

Welzand, O.

Welzijn, O.

Wem, M., wemmen.

Wemelen, wemelde, heeft gewemeld.

Wen, V., wennen. Wennetje, O., -jes.

Wen (voegw.).

Wenden, wendde, heeft gewend.

Wending, V., wendingen.

Wenk, M., wenken. Wenkje, O., -jes.

Wenkbrauw, V., -brauwen; -brauwtje, O., -jes.

Wenken, wenkte, heeft gewenkt.

Wennen, wende, heeft en is gewend.

Wensch, M., wenschen. Wenschje, O., -jes.

Wenschelijk, -lijker, -lijkst.

Wenschelijkheid, V.

Wenschen, wenschte, heeft gewenscht.

Wentelen, wentelde, heeft gewenteld.

Wenteling, V., wentelingen.

Wentelspil, V., -spillen.

Wentelsteen, M., -steenen.

Wentelstok, M., -stokken.

Wentelteefje, O., -teefjes.

Wenteltrap, V., -trappen.

Wenteltrapvormig.

Wepeldorenknop, M., -knoppen.

Wereld, V., werelden.

Wereldbeschouwing, V., -beschouwingen.

Wereldbol, M.

Wereldburger, M., -burgers.

Wereldburgerschap, O.

Werelddeel, O., -deelen.

Wereldgebeurtenis, V., -gebeurtenissen.

Wereldgeschiedenis, V.

Wereldgodsdienst, M., -godsdiensten.

Wereldkaart, V., -kaarten.

Wereldkampioenschap, O.

Wereldkennis, V.

Wereldkundig, -kundiger, -kundigst.

Wereldlijk.

Wereldling, M., en V., wereldlingen.

Wereldrond, O.

Werelds (bijw.).

Wereldsch (bnw.).

Wereldschgezind, -gezinder, -gezindst.

Wereldschgezindheid, V.

Wereldstad, V., -steden.

Wereldtaal, V., -talen.

Wereldtentoonstelling, V., -tentoonstellingen.

Wereldtooneel, O.

Weren, weerde, heeft geweerd.

Werf, V., werven, Werfje, O., -jes.

Werfbrief, M., -brieven.

Werfdepot, O., -depots

Werfgeld, O.

Werfhuis, O., -huizen.

Werfkantoor, O., -kantoren.

Werfofficier, M., -officieren en -officiers.

Wering, V.

Werk (arbeid, gewrocht), O., werken. Werkje, O., -jes.

Werk (vlas), O.

Werkbaas, M., -bazen.

Werkbank, V., -banken.

Werkbeest, O., -beesten.

Werkbij, V., -bijen.

Werkdadig, -dadiger, -dadigst.

Werkdadigheid, V.

Werkdag, M., -dagen.

Werkelijk.

Werkelijkheid, V.

Werkeloos, -looze.

Werkeloosheid, V.

Werken, werkte, heeft gewerkt; ook wrocht, heeft gewrocht.

Werker, M., werkers.

Werkezel, M., -ezels.

Werkgast, M., -gasten.

Werkgever, M., -gevers.

Werkheilig, -heiliger, -heiligst.

Werkheilige, M. en V., -heiligen.

Werkheiligheid, V.

Werkhuis, O., -huizen.

Werking, V., werkingen.

Werkinrichting, V., -inrichtingen.

Werkkamer, V, -kamers.

Werkkracht, V., -krachten.

Werkkring, M., -kringen.

Werkliedenverbond, O.

Werkloon, O., -loonen.

Werkloos, -looze.

Werkman, M., -lieden en -lui.

Werkmandje, O., -mandjes.

Werkmeester, M., -meesters.

Werkmeid, V., -meiden.

Werknemer, M., -nemers.

Werkpaard, O., -paarden.

Werkpak, O., -pakken; -pakje, O., -jes.

Werkplaats, V., -plaatsen.

Werkschort, O., -schorten

Werkstaker, M., -stakers.

Werkstaking, V., -stakingen.

Werkstellig.

Werkster, V., werksters.

Werkstoel, M., -stoelen.

Werkstuk, O., -stukken; -stukje, O., -jes.

Werktafel, V., -tafels; -tafeltje, O., -tafeltjes.

Werktijd, M., -tijden.

Werktuig, O., -tuigen; -tuigje, O., -jes.

Werktuigkunde, V.

Werktuigkundige, M., -kundigen.

Werktuiglijk, -lijker, -lijkst.

Werktuiglijkheid, V.

Werkuur, O., -uren.

Werkverschaffing, V.

Werkvolk, O.

Werkvrouw, V., -vrouwen.

Werkwoord, O., -woorden; -woordje, O., -jes.

Werkwoordelijk.

Werkzaam, -zamer, -zaamst.

Werkzaamheid, V., -heden.

Werkzijde, V., -zijden.

Werpanker, O., -ankers.

Werpdraad, M., -draden.

Werpen, wierp, heeft geworpen.

Werpgaren, O.

Werplijn, V., -lijnen.

Werplood, O.

Werpnet, O., -netten.

Werpschicht, M., -schichten.

Werpschijf, V., -schijven.

Werpspeer, V., -speren.

Werpspel, O., -spelen.

Werpspiets en Werpspies, V., -spietsen.

Werpstoot, M., -stooten.

Werptol, M., -tollen.

Werptros, M., -trossen.

Werptuig, O., -tuigen.

Werst, V., wersten.

Wervel, M., wervels en wervelen.

Wervelen, wervelde, heeft gewerveld.

Wervelwind, M., -winden.

Wervelziek, -zieker, -ziekst.

Werven, wierf, wierven, heeft geworven.

Werver, M., wervers.

Werving, V., wervingen.

Werwaarts.

Weshalve.

Wesp, V., wespen. Wespje, O., jes.

Wespenangel, M., -angels.

Wespenei, O., -eieren; -eitje, O., -eitjes en -eiertjes.

Wespennest, O., -nesten.

Wespesteek, M., -steken.

West (het Westen), O.; (Nederlands Westindische bezittingen), V.

West (bijw.).

Westeinde, O.

Westelijk, -lijker, -lijkst.

Westelijken, westelijkte, is gewestelijkt.

Westen, O.

Westenwind, M., -winden.

Westergang, V.

Westergoo, O.

Westergrens, V., -grenzen.

Westerhoek, M.

Westerkim, V.

Westerlengte, V.

Westerling, M. en V., westerlingen. V. ook westerlinge.

Westersch.

Westerzon, V.

Westfriesch.

Westfriesland, O.

West-Indië en Westinje, O.

Westindiëvaarder en Westinjevaarder, M., -vaarders.

Westindisch.

Westinje. Zie West-Indië.

Westland, O.

Westnoordwest (bijw.). Als znw., O.

Westvlaamsch.

Westvlaamsch, O.

West-Vlaanderen, O.

Westwaarts.

Westzuidwest (bijw.). Als znw. O.

Weswege.

Wet, V., wetten. Wetje, O., -jes.

Wetboek, O., -boeken.

Weten, wist, heeft geweten.

Weten, O.

Wetens. (Willens en -).

Wetenschap, V., -schappen.

Wetenschappelijk, -lijker, -lijkst.

Wetenschappelijkheid, V.

Wetenswaardig, -waardiger, -waardigst, of meer en meest -waardig.

Wetering, V., weteringen.

Wetgeleerde, M., -geleerden.

Wetgetrouw.

Wetgevend.

Wetgever, M., -gevers.

Wetgeving, V., -gevingen.

Wethouder, M., -houderen en -houders.

Wethouderschap (de wethouders), V., -schappen; (de waardigheid), O.

Wetplank, V., -planken.

Wetsartikel, O., -artikelen en -artikels.

Wetsbepaling, V, -bepalingen.

Wetschennis, V.

Wetsherziening, V., -herzieningen.

Wetsinterpretatie, V.

Wetsontwerp, O., -ontwerpen.

Wetsovertreding, V., -overtredingen.

Wetstaal, O., -stalen.

Wetsteen, M., -steenen.

Wetsverandering, V., -veranderingen.

Wetsvoorstel, O., -voorstellen.

Wetswijziging, V., -wijzigingen.

Wettelijk.

Wettelijkheid, V.

Wetteloos, -loozer.

Wetteloosheid, V.

Wetten, wette, heeft gewet.

Wettenverzameling, V., -verzamelingen.

Wettig, wettiger, wettigst.

Wettigen, wettigde, heeft gewettigd.

Wettigheid, V.

Wettiging, V., wettigingen.

Wettiglijk.

Wettisch.

Weveling, V., wevelingen.

Weven, weefde, heeft geweven.

Wever, M., wevers.

Weverij, V., weverijen.

Weversboom, M., -boomen.

Weversklos, M., -klossen.

Weversknoop, M., -knoopen.

Weversspoel, V., -spoelen.

Weving, V., wevingen.

Wezel, V., wezels. Wezeltje, O., -jes.

Wezen, was, waren, is geweest. (Verg. Zijn).

Wezen, O., wezens. Wezentje, O., -jes.

Wezenheid, V.

Wezenlijk, -lijker, -lijkst.

Wezenlijkheid, V.

Wezenloos, -loozer.

Wezenloosheid, V.

Wezenstrek, M., -trekken.

Whist (spel), O.; (maat, medehelper), M., whisten.

Whistavondje, O., -avondjes.

Whistclub, V., -clubs.

Whisten, whistte, heeft gewhist.

Whister, M., whisters.

Whistkaart, V., -kaarten.

Whistspel, O., -spellen.

Wichelaar, M., wichelaars en wichelaren.

Wichelaarskunst, V., -kunsten.

Wichelaarster, V., wichelaarsters.

Wichelarij, V., wichelarijen.

Wichelroede, V., -roeden.

Wicht (kind), O., wichten. Wichtje, O., -jes.

Wicht (gewicht), O., wichten. Wichtje, O., -jes.

Wichtig, wichtiger, wichtigst.

Wichtigheid, V.

Wie.

Wiebelen, wiebelde, heeft gewiebeld.

Wiedbaas, M., -bazen.

Wieden, wiedde, heeft gewied.

Wieder, M., wieders.

Wiedijzer, O., -ijzers.

Wiedloon, O., -loonen.

Wiedmes, O., -messen.

Wiedster, V., wiedsters.

Wiedvolk, O.

Wieg, V., wiegen. Wiegje, O., -jes.

Wiegekap, V., -kappen.

Wiegekleed, O., -kleeden; -kleedje, O., -jes.

Wiegekoord, O., -koorden.

Wiegelen, wiegelde, heeft gewiegeld.

Wiegelied, O., -liederen; -liedje, O., -jes.

Wiegeling, V., wiegelingen.

Wiegelstoel, M., -stoelen.

Wiegen, wiegde, heeft gewiegd.

Wiegetouw, O., -touwen.

Wiek (vlerk en lemmet), V., wieken. Wiekje, O., -jes.

Wiel, O., wielen. Wieltje, O., -jes.

Wieler, M., wielers.

Wielerbaan, V., -banen.

Wielersport, V.

Wielerwedstrijd, M., -wedstrijden.

Wielewaal, M., wielewalen.

Wieling, V., wielingen.

Wielrijden, O.

Wielrijder, M., -rijders.

Wielrijdersbond, M., -bonden.

Wielrijschool, V., -scholen.

Wieltros, M., -trossen.

Wier, O., wieren.

Wierig, wieriger, wierigst.

Wierigheid, V.

Wierook, M.

Wierookdamp, M., -dampen.

Wierooken, wierookte, heeft gewierookt.

Wierookgeur, M.

Wierookvat, O., -vaten.

Wiewauwen, wiewauwde, heeft gewiewauwd.

Wiewouter, M. Zie Vijfwouter.

Wig en Wigge, V., wiggen. Wigje en wiggetje, O., -jes.

Wiggebeen, O., -beenderen.

Wiggelen, wiggelde, heeft gewiggeld.

Wigvormig.

Wij.

Wijbisschop, M., -bisschoppen.

Wijbrood, O., -brooden.

Wijd, wijder, wijdst.

Wijdbeens.

Wijdberoemd.

Wijden (heiligen), wijdde, heeft gewijd.

Wijders.

Wijding, V., wijdingen.

Wijdloopig, -loopiger, -loopigst.

Wijdloopigheid, V.

Wijdluftig, -luftiger, -luftigst.

Wijdte, V., wijdten.

Wijdvermaard.

Wijf, O., wijven. Wijfje, O., -jes.

Wijfachtig, -achtiger, -achtigst.

Wijfjes. _De diernamen, met_ wijfjes _verbonden, als samenstellingen
aan een te schrijven, b. v._ wijfjesvos, wijfjesvink _enz._

Wijk (vlucht), V.

Wijk (afdeeling eener gemeente), V., wijken.

Wijken, week, weken, is geweken.

Wijkgebouw, O., -gebouwen.

Wijkhuis, O., -huizen.

Wijkmeester, M., -meesters.

Wijkplaats, V., -plaatsen.

Wijkvereeniging, V., -vereenigingen.

Wijkverpleegster, V., -verpleegsters.

Wijkverpleging, V.

Wijkwast, M., -kwasten.

Wijkzuster, V., -zusters.

Wijl en Wijle (sluier), V., wijlen.

Wijl en Wijle (poos), V.

Wijl (voegw.).

Wijlen (bijw.).

Wijn, M., wijnen. Wijntje, O., -jes.

Wijnachtig, -achtiger, -achtigst.

Wijnappel, M., -appelen.

Wijnazijn, M.

Wijnberg, M., -bergen.

Wijnbouw, M.

Wijnbouwer, M., -bouwers.

Wijnflesch, V., -flesschen.

Wijngaard, M., -gaarden.

Wijngaardenier, M., -gaardeniers.

Wijngeest, M.

Wijnglas, O., -glazen.

Wijngrog, M.

Wijnhandel, M.

Wijnkaraf, V., -karaffen.

Wijnkelder, M., -kelders.

Wijnkelk, M., -kelken.

Wijnkenner, M., -kenners.

Wijnkooper, M., -koopers.

Wijnkooperij, V., wijnkooperijen.

Wijnlezen, O.

Wijnlezer, M., -lezers.

Wijnlezing, V., -lezingen.

Wijnmaand, V.

Wijnmaat, V., -maten.

Wijnoogst, M.

Wijnoogsten, O.

Wijnpakhuis, O., -pakhuizen.

Wijnpeiler, M., -peilers.

Wijnpers, V., -persen.

Wijnproef, V., -proeven.

Wijnproever, M., -proevers.

Wijnrank, V., -ranken.

Wijnroeien, O.

Wijnroeier, M., -roeiers.

Wijnsoep, V.

Wijnsteen (stofnaam), V.

Wijnsteenzuur, O.

Wijnstok, M., -stokken.

Wijnvat, O., -vaten.

Wijnverlater, M., -verlaters.

Wijnvervalscher, M., -vervalschers.

Wijnvlek, V., -vlekken.

Wijs (znw.). Zie Wijze.

Wijs, wijzer, wijst.

Wijsbegeerte, V.

Wijselijk.

Wijsgeer, M., -geeren. Wijsgeertje, O., -jes.

Wijsgeerig, -geeriger, -geerigst.

Wijsgeerigheid, V.

Wijsheid, V., -heden.

Wijshoofd, M. en V., -hoofden.

Wijsmaken, maakte wijs, heeft wijsgemaakt.

Wijsneus, M. en V., -neuzen; -neusje, O., -jes.

Wijsneuzig, -neuziger, -neuzigst.

Wijsvinger, M., -vingers.

Wijten, weet, weten, heeft geweten.

Wijting (visch), M., wijtingen; (als stofnaam), V.

Wijvenpraat, M.

Wijwater, O.

Wijwaterbakje, O., -jes.

Wijwaterkwast, M., -kwasten.

Wijwatervat, O., -vaten.

Wijze (persoon), M., wijzen.

Wijze en Wijs (manier, enz.), V., wijzen. Wijsje, O., -jes.

Wijzen, wees, wezen, heeft gewezen.

Wijzer, M., wijzers. Wijzertje, O., -jes.

Wijzerbarometer, M., -barometers.

Wijzerplaat, V., -platen.

Wijzigen, wijzigde, heeft gewijzigd.

Wijziging, V., wijzigingen.

Wik (bij het wegen), V., wikken.

Wik en Wikke (peulvrucht), V., wikken.

Wik (bijw.) (- of wak).

Wikgeld, O.

Wikkelen, wikkelde, heeft gewikkeld.

Wikken, wikte, heeft gewikt.

Wikkenstroo, O.

Wikking, V.

Wik-en-weegloonen (mv.), O.

Wil, M. Willetje, O.

Wild, wilder, wildst.

Wild, O.

Wildachtig.

Wildbraad, O.

Wilddief, M., -dieven.

Wilde, M. en V., wilden.

Wildebras, M. en V., -brassen.

Wildeling, M., wildelingen.

Wildeman (persoon), M., -mannen.

Wildeman (in de wapenkunde), M., -mans.

Wildernis, V., wildernissen.

Wildheid, V.

Wildpastei, V., -pasteien.

Wildschut, M., -schutten.

Wildvang, M., -vangen.

Wildvreemd.

Wildzang (gezang), M.

Wildzang (persoon), M. en V., -zangen.

Wilg, M., wilgen. Wilgje, O., -jes.

Wilgeblad, O., -bladen en -bladeren.

Wilgeboom, M., -boomen; -boompje, O., -jes.

Wilgeloot, V., -loten.

Wilgenbloesem, M.

Wilgenbosch, O., -bosschen.

Wilgenhout, O.

Wilgenlaan, V., -lanen.

Wilgenloover, O.

Wilgenzwam, V.

Wilgetak, M., -takken; -takje, O., -jes.

Willekeur, V.

Willekeurig, -keuriger, -keurigst.

Willekeurigheid, V., -heden.

Willeloos, -loozer.

Willeloosheid, V.

Willemsorde, V.

Willen, wil, wilde, heeft gewild.

Willens.

Willig, williger, willigst.

Willigen, willigde, is gewilligd.

Willigheid, V.

Wilskracht, V.

Wimpel, M., wimpels. Wimpeltje, O., -jes.

Wimpelman, M., -mannen.

Wimpelstok, M., -stokken.

Wimper, V., wimpers. Wimpertje, O., -jes.

Winbaar, -baarder, -baarst.

Wind (luchtstroom), M., winden. Windje, O., -jes.

Wind (windhond), M., winden.

Windas, O., windassen.

Windboom, M., -boomen.

Windbreken, O.

Windbrekend.

Windbreker, M., -brekers.

Windbrekerij, V., -brekerijen.

Windbuil, M., -builen; -builtje, O., -jes.

Winde, V., winden.

Windei, O., -eieren.

Windel, M., windels en windelen.

Winden, wond, heeft gewonden.

Winder, M., winders.

Winderig, winderiger, winderigst.

Winderigheid, V.

Windgat, O., -gaten.

Windhandel, M.

Windhoek, M., -hoeken.

Windhond, M., -honden.

Windhoos, V., -hoozen.

Windig, windiger, windigst.

Winding, V., windingen.

Windkant, M.

Windketel, M. -ketels.

Windmaker, M., -makers.

Windmolen, M., -molens.

Windreep, M., -reepen.

Windroer, O., -roeren.

Windroos, V., -rozen.

Windsel, O., windsels en windselen. Windseltje, O., -jes.

Windspaak, V., -spaken.

Windspil, V., -spillen.

Windstil.

Windstilte, V.

Windvaan, V., -vanen; -vaantje, O., -jes.

Windvang, M.

Windvlaag, V., -vlagen.

Windwaarts.

Windwerk, O.

Windwijzer, M., -wijzers.

Windzak, M., -zakken; -zakje, O., -jes.

Wingerd, M., wingerden en wingerds.

Wingewest, O., -gewesten.

Winkel, M., winkels. Winkeltje, O., -jes.

Winkelbediende, M., -bedienden.

Winkeldeur, V., -deuren.

Winkeldochter, V., -dochters.

Winkelen, winkelde, heeft gewinkeld.

Winkelhaak, M., -haken.

Winkelhuis, O., -huizen.

Winkelier, M., winkeliers.

Winkelierster, V., winkeliersters.

Winkeljuffrouw, V., -juffrouwen.

Winkelkast, V., -kasten.

Winkelknecht, M., -knechts.

Winkellade, V., -laden.

Winkelnering, V., -neringen.

Winkelraam, O., -ramen.

Winkelschuld, V.

Winkelsluiting, V.

Winkelstand, M., -standen.

Winkelvereeniging, V.

Winkelwaar, V., -waren.

Winkelzaak, V., -zaken.

Winket, O., winketten.

Winnaar, M., winnaars.

Winnen, won, wonnen, heeft gewonnen.

Winner, M., winners.

Winst, V., winsten. Winstje, O., -jes.

Winstbejag, O.

Winstderving, V., -dervingen.

Winst-en-verliesrekening, V.

Winstgevend.

Winter, M., winters. Wintertje, O., -jes.

Winteraardappelen (mv.), M.

Winterachtig, -achtiger, -achtigst.

Winteravond, M., -avonden.

Winterconcert, O., -concerten.

Winterdag, M., -dagen.

Winterdags.

Winterdienst, M., -diensten.

Winterdracht, V. -drachten.

Winteren, winterde, heeft gewinterd.

Wintergerst, V.

Wintergezicht, O., -gezichten; -gezichtje, O., -jes.

Wintergoed, O., -goederen.

Wintergroenten (mv.), V.

Winterhanden (mv.), V.

Winterhoed, M., -hoeden.

Winterjas, V., -jassen.

Winterkoninkje, O., -jes.

Winterkoren, O.

Winterkost, M.

Winterkoude, V.

Winterkwartier, O., -kwartieren.

Winterling, V.

Wintermaand, V., -maanden.

Wintermantel, M., -mantels.

Winternacht, M., -nachten.

Winterpaleis, O., -paleizen.

Winterprovisie, V.

Wintersch.

Winterseizoen, O.

Winterslaap, M.

Winterstof, V., -stoffen.

Winterteen (-toon). M., -teenen (-toonen).

Wintertering, V.

Wintertijd, M.

Wintertuin, M., -tuinen.

Winterverblijf, O., -verblijven.

Wintervermaak, O., -vermaken.

Wintervinger, M., -vingers.

Wintervoeten (mv.), M.

Wintervoorraad, M., -voorraden.

Winterweder en -weer, O.

Winterzon, V.; -zonnetje, O.

Winzucht, V.

Wip, M. (In een -).

Wip (werktuig), V., wippen. Wipje, O., -jes.

Wip (tusschenw.).

Wipbrug, V., -bruggen.

Wipgalg, V., -galgen.

Wiphout, O., -houten.

Wipmolen, M., -molens.

Wipneus (neus), M., -neuzen; -neusje, O., -jes.

Wipneus (persoon), M. en V., -neuzen.

Wippen, wipte, heeft - en is gewipt.

Wipper, M., wippers. Wippertje, O., -jes.

Wipperig, wipperiger, wipperigst.

Wipplank, V., -planken.

Wipstaart, M., -staarten.

Wiptrog, M., -troggen.

Wis, wisser.

Wisch (veegdoek), V., wisschen.

Wisch (twijg), V., wisschen. Wischje, O., -jes.

Wischdoek, M., -doeken.

Wiskunde, V.

Wiskundig.

Wiskundige, M. en V., -kundigen.

Wiskunst, V.

Wiskunstenaar, M., -kunstenaars.

Wiskunstig.

Wispelturig, -turiger, -turigst.

Wispelturigheid, V.

Wisschen, wischte, heeft gewischt.

Wisscher, M., wisschers.

Wisschersklos, M., -klossen.

Wisscherstouw, O., -touwen.

Wisse, V., wissen.

Wissel, M., wissels. Wisseltje, O., -jes.

Wisselaar, M., wisselaars en wisselaren.

Wisselagent, M., -agenten.

Wisselarbitrage, V.

Wisselbaar, -baarder, -baarst.

Wisselbank, V., -banken.

Wisselbrief, M., -brieven.

Wisselen, wisselde, heeft gewisseld.

Wisselgeld, O.

Wisselhandel, M.

Wisselhond, M., -honden.

Wisseling, V., wisselingen.

Wisselkans, V., -kansen.

Wisselkantoor, O., -kantoren.

Wisselkoers, M., -koersen.

Wisselkoorts, V., -koortsen.

Wisselmakelaar, M., -makelaars.

Wisselnoteering, V., -noteeringen.

Wisselpaard, O., -paarden.

Wisselplaats, V., -plaatsen.

Wisselrecht, O.

Wisselruiterij, V.

Wisselstand, M., -standen.

Wisselstroom, M.

Wisseltand, M., -tanden.

Wisselvallig, -valliger, -valligst.

Wisselvalligheid, V., -heden.

Wisselwachter, M., -wachters.

Wisselzegel, O., -zegels.

Wissewasje, O., wissewasjes.

Wit, witter, witst.

Wit (doel), O.

Witachtig, -achtiger, -achtigst.

Witbont.

Witgedast.

Witgepleisterd.

Witharig, -hariger, -harigst.

Witheer, M., -heeren.

Witheid, V.

Without, O.

Witje, O., -jes.

Witjes.

Witkalk, V.

Witkop (persoon), M. en V., -koppen; -kopje, O., -jes.

Witkop (vogel), M., -koppen.

Witkwast, M., -kwasten.

Witpoot, M., -pooten.

Wit-Rusland, O.

Witsel, O.

Witstaart, M., -staarten.

Wittebrood, O., -brooden; -broodje, O., -jes.

Wittebroodskind, O., -kinderen.

Wittebroodsweek, V., -weken.

Wittekool, V., -koolen.

Witten, witte, heeft gewit.

Witter, M., witters.

Witvisch, V.

Witwerk, O.

Witwerker, M., witwerkers.

Witwerkersgoed, O.

Witzijden (bnw.).

Woede, V.

Woeden, woedde, heeft gewoed.

Woedend, woedender, woedendst.

Woeker, M.

Woekeraar, M., woekeraars en woekeraren.

Woekeraarster, V., woekeraarsters.

Woekeren, woekerde, heeft gewoekerd.

Woekergeld, O.

Woekerhandel, M.

Woekerplant, V., -planten.

Woekerwinst, V., -winsten.

Woekerzucht, V.

Woelen, woelde, heeft gewoeld.

Woelgaren, O.

Woelgeest, M., -geesten.

Woelig, woeliger, woeligst.

Woeligheid, V.

Woeling, V., woelingen.

Woelsel, O.

Woelwater, M. en V., -waters.

Woelziek, -zieker, -ziekst.

Woensdag, M., -dagen.

Woensdagsch.

Woerd (eend). Zie Waard.

Woerd (waard, land), V., woerden.

Woerhaan, M., -hanen; -haantje, O., -jes.

Woerhen, V., -hennen; -hennetje, O., -jes.

Woest, woester.

Woestaard, M., woestaards.

Woestaardig, -aardiger, -aardigst.

Woesteling, M. en V., woestelingen. V. ook woestelinge.

Woestenij, V., woestenijen.

Woestheid, V., -heden.

Woestijn, V., woestijnen.

Woestijnbewoner, M., -bewoners.

Woestijnwind, M., -winden.

Wol, V., wollen. Wolletje, O., -jes.

Wolachtig, -achtiger, -achtigst.

Wolachtigheid, V.

Wolbaal, V., -balen.

Wolbereiden, O.

Wolf, M., wolven. Wolfje, O., -jes.

Wolfachtig.

Wolfram, O.

Wolfsangel, M., -angels.

Wolfsbalk, M., -balken.

Wolfsbezie, V., -beziën.

Wolfsboon, V., -boonen.

Wolfseinde, O., -einden.

Wolfsgebit, O., -gebitten.

Wolfsgras, O.

Wolfshond, M., -honden.

Wolfshonger, M.

Wolfshuid, V., -huiden.

Wolfsklauw (klauw), M. -klauwen.

Wolfsklauw (plant), V.

Wolfsklem, V., -klemmen.

Wolfskruid, O.

Wolfskuil, M., -kuilen.

Wolfsmelk (plant), V.

Wolfsmuil, M., -muilen.

Wolfspels, M., -pelzen.

Wolfstand, M., -tanden.

Wolfsvel, O., -vellen.

Wolfswortel, V.

Wolk, V., wolken. Wolkje, O., -jes.

Wolkaarden, O.

Wolkaarder, M., -kaarders.

Wolkachtig, -achtiger, -achtigst.

Wolkammen, O.

Wolkammer, M., -kammers.

Wolkbreuk, V., -breuken.

Wolkgevaarte, O., -gevaarten.

Wolkig, wolkiger, wolkigst.

Wolkruid, O.

Wollen (bnw.).

Wollenaaien, O.

Wollenaaister, V., -naaisters.

Wollig, wolliger, wolligst.

Wolligheid, V.

Wolmarkt, V.

Wolplukken, O.

Wolscheiden, O.

Wolspinnen, O.

Wolspinner, M., -spinners.

Wolspinnerij, V., -spinnerijen.

Wolspinster, V., -spinsters.

Wolvebeet, M., -beten.

Wolvedak, O., -daken.

Wolvenaard, M.

Wolvenjacht, V., -jachten.

Wolvenjager, M., -jagers.

Wolveprent, V., -prenten.

Wolverven, O.

Wolverver, M., -ververs.

Wolververij, V., -ververijen.

Wolvespoor, O., -sporen.

Wolvin, V., wolvinnen.

Wolwasschen, O.

Wolweven, O.

Wolwever, M., -wevers.

Wond, V., wonden. Wondje, O., -jes.

Wonden, wondde, heeft gewond.

Wonder, O., wonderen.

Wonderbaarlijk, -lijker, -lijkst.

Wonderboom, M., -boomen.

Wonderdadig, -dadiger, -dadigst.

Wonderdadigheid, V.

Wonderdier, O., -dieren.

Wonderdoend.

Wonderdoener, M., -doeners.

Wonderdokter, M., -dokters.

Wonderen, wonderde, heeft gewonderd.

Wondergroot, -groote.

Wonderkind, O., -kinderen.

Wonderklein.

Wonderlijk, -lijker, -lijkst.

Wonderlijkheid, V., -heden.

Wondermacht, V.

Wonderman, M., -mannen.

Wondermiddel, O., -middelen.

Wonderolie, V.

Wonderschoon, -schoone.

Wonderspreukig, -spreukiger, -spreukigst.

Wonderteeken, O., -teekenen.

Wonderverhaal, O., -verhalen.

Wonderwerk, O., -werken.

Wondheeler, M., -heelers.

Wondkoorts, V., -koortsen.

Wonen, woonde, heeft gewoond.

Woning, V., woningen. Woninkje, O., -jes.

Woninggids, M., -gidsen.

Woningkiezer, M., -kiezers.

Woon. Zie Metterwoon.

Woonachtig.

Woonhuis, O., -huizen.

Woonkamer, V., -kamers.

Woonplaats, V., -plaatsen.

Woonstede, V., -steden.

Woonvertrek, O., -vertrekken.

Woord (eend). Zie Waard.

Woord, O., woorden. Woordje, O., -jes.

Woordafleiding, V.

Woordbreker, M., -brekers.

Woordbreuk, V.

Woordelijk, -lijker, -lijkst.

Woordenaar, M., woordenaars.

Woordenboek, O., -boeken; -boekje, O., -jes.

Woordenboekschrijver, M., -schrijvers.

Woordenkeus V.

Woordenlijst, V., -lijsten; -lijstje, O., -jes.

Woordenpraal, V.

Woordenrijk, -rijker, -rijkst.

Woordenrijkheid, V.

Woordenschat, M.

Woordenspel, O.

Woordenstrijd, M.

Woordentwist, M.

Woordenwisseling, V., -wisselingen.

Woordenzifter, M., -zifters.

Woordschikking, V.

Woordspeling, V., -spelingen.

Woordverklaring, V., -verklaringen.

Woordvoerder, M., -voerders.

Woordvorming, V.

Worden, wordt, werd, is geworden.

Wording, V.

Worg, M.

Worgen en Wurgen, worgde (wurgde), heeft geworgd (gewurgd).

Worging en Wurging, V.

Worgkoord, O., -koorden.

Worgpaal, M., -palen.

Work, M., worken.

Worken, workte, heeft geworkt.

Worm en Wurm (diertje), M., wormen en wurmen. Wormpje en wurmpje,
O., -jes. Verg. Wurm.

Wormachtig.

Wormer (naam van een polder), V.

Wormig, wormiger, wormigst.

Wormkoekje, O., -koekjes.

Wormkruid, O.

Wormstekig, -stekiger, -stekigst.

Wormstekigheid, V.

Worp, M., worpen.

Worst, V., worsten. Worstje, O., -jes.

Worstelaar, M., worstelaars en worstelaren.

Worstelen, worstelde, heeft geworsteld.

Worsteling, V., worstelingen.

Worstelkunst, V.

Worstelmeester, M., -meesters.

Worstelperk, O., -perken.

Worstelplaats, V., -plaatsen.

Worstelspel, O.

Worstelwedstrijd, M., -wedstrijden.

Worstelstrijd, M.

Worstenmaker, M., -makers.

Worstepen, V., -pennen.

Wort, O.

Wortel, M., wortels en wortelen. Worteltje, O., -jes.

Wortelboer, M., -boeren.

Wortelen, wortelde, is geworteld.

Wortelgrootbeid, V., -grootheden.

Wortelklinker, M., -klinkers.

Wortelloof, O.

Wortelteeken, O., -teekens.

Worteltrekken, O.

Worteltrekking, V., -trekkingen.

Wortelvorm, M., -vormen.

Woud, O., wouden.

Woudduif, V., -duiven.

Woudezel, M., -ezels.

Wouterman, M., -mans; -mannetje, O., -jes.

Wouw (vogel), M., wouwen.

Wouw (plant), V.

Wraak en Wrake, V.

Wraakbaar, -baarder, -baarst.

Wraakgierig, -gieriger, -gierigst.

Wraakgierigheid, V.

Wraakgodin, V., -godinnen.

Wraakgoed, O.

Wraaklust, O.

Wraakneming, V.

Wraakzucht, V.

Wraakzuchtig, -zuchtiger, -zuchtigst.

Wraddel, M., wraddels.

Wrak, wrakker, wrakst.

Wrak, O., wrakken.

Wraken, wraakte, heeft gewraakt.

Wrakheid, V.

Wraking, V., wrakingen.

Wrang, V., wrangen.

Wrang, wranger, wrangst.

Wrangheid, V.

Wrangkruid, O.

Wrat, V., wratten. Wratje, O., -jes.

Wratachtig, -achtiger, -achtigst.

Wrattenkruid, O.

Wrattig, wrattiger, wrattigst.

Wreed, wreeder, wreedst.

Wreedaard, M., wreedaards.

Wreedaardig, -aardiger, -aardigst.

Wreedaardigheid, V.

Wreedaardiglijk.

Wreedelijk.

Wreedheid, V., -heden.

Wreef, V., wreven.

Wreekster, V., wreeksters.

Wreken, wreekte, heeft gewroken.

Wreker, M., wrekers.

Wreking, V.

Wrenschen, wrenschte, heeft gewrenscht.

Wrevel, M.

Wrevelig, wreveliger, wreveligst.

Wreveligheid, V.

Wriemelen, wriemelde, heeft gewriemeld.

Wriggelen, wriggelde, heeft gewriggeld.

Wrijfbak, M., -bakken.

Wrijfborstel, M., -borstels.

Wrijfdoek, M., -doeken; -doekje, O., -jes.

Wrijfgoed, O.

Wrijfhout, O., -houten.

Wrijflap, M., -lappen; -lapje, O., -jes.

Wrijfmand, V., -manden.

Wrijfmolen, M., -molens.

Wrijfpaal, M., -palen.

Wrijfpakking, V.

Wrijfrol, V., -rollen.

Wrijfsel, O., wrijfsels.

Wrijfsteen, M., -steenen.

Wrijfster, V., wrijfsters.

Wrijfwas, O. en V.

Wrijten, wrijtte, heeft gewrijt.

Wrijter, M., wrijters.

Wrijven, wreef, wreven, heeft gewreven.

Wrijver, M., wrijvers.

Wrijving, V., wrijvingen.

Wrijvingssas, V., -sassen.

Wrikken, wrikte, heeft gewrikt.

Wrikriem, M., -riemen.

Wrikwiel, O., -wielen.

Wringen, wrong, heeft gewrongen.

Wringhaak, M., -haken.

Wringhout, O., -houten.

Wringing, V.

Wrocht. Zie Werken.

Wroegen, wroegde, heeft gewroegd.

Wroeging, V., wroegingen.

Wroeten, wroette, heeft gewroet.

Wroeter, M., wroeters.

Wrok, M.

Wrokken, wrokte, heeft gewrokt.

Wrokkig, wrokkiger, wrokkigst.

Wrong, V., wrongen. Wrongetje, O., -jes.

Wrongel, V.

Wrongstuk, O., -stukken.

Wuft, wufter, wuftst.

Wuftheid, V.

Wui, V., wuien. Wuitje, O., -jes.

Wuit, V., wuiten. Wuitje, O., -jes.

Wuiven, wuifde, heeft gewuifd.

Wuiving, V., wuivingen.

Wulf, O., wulven.

Wulk, V., wulken. Wulkje, O., -jes.

Wulp, M., wulpen.

Wulpsch, wulpscher.

Wulpschheid, V.

Wurg, M., wurgen.

Wurgdraad, M., -draden.

Wurgen. Zie Worgen.

Wurm (diertje). Zie Worm.

Wurm (stumper, sukkel), M., wurmen. Wurmpje, O., -jes.

Wurmen (moeite doen), wurmde, heeft gewurmd.



X


X, V., x-en.

Xantippe (booze vrouw), xantippes.

X-beenen (mv.), O.

X-stralen (mv.), M.



Z


Z. V., z's.

Zaad, O., zaden. Zaadje, O., -jes.

Zaadbakje, O., -bakjes.

Zaadhandelaar, M., -handelaars.

Zaadhuisje, O., -jes.

Zaadkorrel, V., -korrels.

Zaadleider, M., -leiders.

Zaadlob, V., -lobben.

Zaadwinkel, M., -winkels.

Zaadzolder, M., -zolders.

Zaag, V., zagen. Zaagje, O., -jes.

Zaagbek, M., -bekken.

Zaagbok, M., -bokken.

Zaagkruid, O.

Zaagkuil, M., -kuilen.

Zaagloon, O.

Zaagmachine, V., -machines.

Zaagmeel, O.

Zaagmolen, M., -molens.

Zaagmolenaar, M., -molenaars.

Zaagpeul, V., -peulen.

Zaagsel, O.

Zaagvijl, V., -vijlen.

Zaagvisch, M., -visschen.

Zaagvormig.

Zaaibaar, -bare.

Zaaibloem, V., -bloemen.

Zaaiboon, V., -boonen.

Zaaien, zaaide, heeft gezaaid.

Zaaier, M., zaaiers.

Zaaigoed, O.

Zaaiing, V., zaaiingen.

Zaaikoren, O.

Zaaikorf, M., -korven.

Zaailand, O., -landen.

Zaailing (zaaiplant), M., zaailingen.

Zaailing (hennep), V.

Zaaimaand, V., -maanden.

Zaaimachine, V., -machines.

Zaaiplant, V., -planten.

Zaaiploeg, M., -ploegen.

Zaaisel, O., zaaisels.

Zaaitijd, M.

Zaaiveld, O., -velden.

Zaaizak, M., -zakken.

Zaak, V., zaken. Zaakje, O., -jes.

Zaakgelastigde, M., -gelastigden.

Zaakkennis, V.

Zaakrijk, -rijker, -rijkst.

Zaakrijkheid, V.

Zaakwaarnemer, M., -waarnemers.

Zaal (ruime kamer), V., zalen. Zaaltje, O., -jes.

Zaal (zadel), O., zalen.

Zaalwachter, M., -wachters.

Zaan, V.

Zaat, V.; zaatje, O.

Zaathout, O.

Zabbelaar, M., zabbelaars.

Zabbelen, zabbelde, heeft gezabbeld.

Zabberaar, M., zabberaars.

Zabberdoek, M., -doeken.

Zabberen, zabberde, heeft gezabberd.

Zacht, zachter, zachtst.

Zachtaardig, -aardiger, -aardigst.

Zachtaardigheid, V.

Zachtaardiglijk.

Zachtblad, O.

Zachtelijk.

Zachtharig.

Zachtheid, V.

Zachtigheid, V.

Zachtjes.

Zachtkens.

Zachtmoedig, -moediger, -moedigst.

Zachtmoedigheid, V.

Zachts.

Zachtzinnig, -zinniger, -zinnigst.

Zachtzinnigheid, V.

Zadel, M. en O., zadels. Zadeltje, O., -jes. Verg. Zaal.

Zadelboog, M., -bogen.

Zadeldak, O., -daken.

Zadelen, zadelde, heeft gezadeld.

Zadelknop, M., -knoppen.

Zadelmaker, M., -makers.

Zadelrug, M.

Zagen, zaagde, heeft gezaagd.

Zager, M., zagers.

Zagersbok, M., -bokken.

Zak, M., zakken. Zakje, O., -jes.

Zakalmanak, M., -almanakken.

Zakbijbeltje, O., -bijbeltjes.

Zakboekje, O., -jes.

Zakdoek, M., -doeken; -doekje, O., -jes.

Zakelijk, -lijker, -lijkst.

Zakelijkheid, V.

Zakformaat, O.

Zakgeld, O.

Zakinktkoker, M., -inktkokers.

Zakkammetje, O., -kammetjes.

Zakken (in den zak steken), zakte, heeft gezakt.

Zakken (dalen), zakte, is gezakt.

Zakkendrager, M., -dragers.

Zakkenlinnen, O.

Zakkenrollen, O.

Zakkenroller, M., -rollers.

Zakkijker, M., -kijkers.

Zakking, V., zakkingen.

Zakmes, O., -messen; -mesje, O., -jes.

Zakwoordenboek, O., -woordenboeken; -boekje, O., -jes.

Zalf, V., zalven. Zalfje, O., -jes.

Zalfachtig, -achtiger, -achtigst.

Zalfachtigheid, V.

Zalfolie, V., -oliën.

Zalfpot, M., -potten; -potje, O., -jes.

Zalig, zaliger, zaligst.

Zaligen, zaligde, heeft gezaligd.

Zaliger (gedachtenis).

Zaligheid, V., -heden.

Zaliging, V.

Zaligmakend.

Zaligmaker, M.

Zaligmaking, V.

Zaligspreking, V., -sprekingen.

Zaling, V., zalings.

Zalm (een visch), M., zalmen. Als stofnaam, V. Zalmpje, O., -jes.

Zalmachtig.

Zalmkleur, V.

Zalmkleurig.

Zalmteelt, V.

Zalmtractaat, O., -tractaten.

Zalmvisscherij, V.

Zalven, zalfde, heeft gezalfd.

Zalvend, zalvender, zalvendst.

Zalving, V., zalvingen.

Zamelen, zamelde, heeft gezameld.

Zameling, V., zamelingen.

Zamen. Te Zamen en Samen. Als eerste lid eener samenstelling altijd
Samen of Saam.

Zand, O., zanden. Zandje, O., -jes.

Zandaardappel, M., -aardappelen.

Zandachtig.

Zandbad, O., -baden.

Zandbak, M., -bakken.

Zandbank, V., -banken.

Zandbestorting, V., -bestortingen.

Zanden, zandde, heeft gezand.

Zanderig, zanderiger, zanderigst.

Zanderigheid, V.

Zanderij, V., zanderijen.

Zandgoed, O.

Zandgrond, M., -gronden.

Zandhaas, M., -hazen.

Zandheuvel, M., -heuvels.

Zandhoop, M., -hoopen.

Zandig, zandiger, zandigst.

Zandigheid, V.

Zandkorrel, V., -korrels.

Zandlooper, M., -loopers; -loopertje, O., -jes.

Zandraap, V., -rapen.

Zandruiter, M., -ruiters.

Zandschip, O., -schepen.

Zandschipper, M., -schippers.

Zandstreek, V., -streken.

Zandtaartje, O., -taartjes.

Zandtrein, M., -treinen.

Zandvlakte, V., -vlakten.

Zandweg, M., -wegen.

Zandwoestijn, V., -woestijnen.

Zandzak, M., -zakken.

Zang, M., zangen.

Zangberg, M.

Zangbodem, M., -bodems.

Zangcursus, M., -cursussen.

Zanger, M., zangers.

Zangeres, V., zangeressen.

Zangerig, zangeriger, zangerigst.

Zangerigheid, V.

Zangersfeest, O., -feesten.

Zanggodin, V., -godinnen.

Zangkoor, O., -koren.

Zangkunst, V.

Zangles, V., -lessen.

Zanglijster, V., -lijsters.

Zangoefening, V., -oefeningen.

Zangschool, V., -scholen.

Zangster, V., zangsters.

Zangstuk, O., -stukken.

Zangvereeniging, V., -vereenigingen.

Zangvogel, M., -vogels.

Zangwedstrijd, M., -wedstrijden.

Zaniken, zanikte, heeft gezanikt.

Zaniker, M., zanikers.

Zat, zatter, zatst.

Zaterdag, M., -dagen.

Zaterdagsch.

Zatheid, V.

Zatlap, M., -lappen.

Zavel, O.

Zavelachtig, -achtiger, -achtigst.

Zavelboom en Zevenboom, M., -boomen; -boompje, O., -jes.

Zavelig, zaveliger, zaveligst.

Zebra, M., zebra's.

Zede, V., zeden.

Zedelijk.

Zedelijkheid, V.

Zedeloos, -loozer.

Zedeloosheid, V.

Zedenbederf, O.

Zedenbedervend, -bedervender, -bedervendst.

Zedenbederver, M., -bedervers.

Zedenkunde, V.

Zedenkundig.

Zedenleer, V.

Zedenleeraar, M., -leeraars.

Zedenles, V., -lessen.

Zedenmeester, M., -meesters.

Zedenpreek, V., -preeken.

Zedenspreuk, V., -spreuken.

Zedenverbastering, V.

Zedenwet, V.

Zedig, zediger, zedigst.

Zedigheid, V.

Zediglijk.

Zee, V., zeeën. Zeetje, O., -jes.

Zeeanemoon, V., -anemonen.

Zeearend, M., -arenden.

Zeearm, M., -armen.

Zeeassurantie, V.

Zeebad, O., -baden.

Zeebadplaats, V., -plaatsen.

Zeebanket, O.

Zeebonk, M., -bonken.

Zeebeer (waterkeering), M., -beeren.

Zeebeer (dier), M., -beren.

Zeebrak, O.

Zeedienst, M.

Zeedier, O., -dieren.

Zeedijk, M., -dijken.

Zeedorp, O., -dorpen.

Zeedrift, V.

Zeef, V., zeven.

Zeefvormig.

Zeeg, ook Zeegt (scheepsw.), V.

Zeegat, O., -gaten.

Zeegevecht, O., -gevechten.

Zeegezicht, O., -gezichten.

Zeeghaftig.

Zeeghaftigheid, V.

Zeegod, M., -goden.

Zeegras, O.

Zeegroen.

Zeehandelaar, M., -handelaars.

Zeeheld, M., -helden.

Zeehond, M., -honden.

Zeekaart, V., -kaarten.

Zeekapitein, M., -kapiteins.

Zeekasteel, O., -kasteelen.

Zeekust, V., -kusten.

Zeel, O., zeelen. Zeeltje, O., -jes.

Zeeland, O.

Zeeleeuw, M., -leeuwen.

Zeelt, V., zeelten. Zeeltje, O., -jes.

Zeelucht, V.

Zeem (bereide huid), O.; mv. (als voorwerpsnaam) zeemen. Zeempje,
O., -jes.

Zeem (honig), O.

Zeemacht, V.

Zeeman, M., -lieden en -lui.

Zeemanschap, V.

Zeemanshuis, O., -huizen.

Zeemanstaal, V.

Zeemeermin, V., -meerminnen.

Zeemeeuw, V., -meeuwen.

Zeemen, zeemde, heeft gezeemd.

Zeemen (bnw.).

Zeemleder en -leer, O.

Zeemlederen en -leeren (bnw.).

Zeemogendheid, V., -mogendheden.

Zeemonster, O., -monsters.

Zeeofficier, M., -officieren.

Zeeoorlog, M., -oorlogen.

Zeep, V., zeepen.

Zeepaard, O., -paarden.

Zeepaccijns, M.

Zeepbakje, O., -bakjes.

Zeepdoos, V., -doozen; -doosje, O., -jes.

Zeepen, zeepte, heeft gezeept.

Zeeper, M., zeepers.

Zeeperij, V., zeeperijen.

Zeephout, O.

Zeepig, zeepiger, zeepigst.

Zeepost, V.

Zeepsop, O.

Zeeptonnetje, O., -tonnetjes.

Zeepzieden, O.

Zeepzieder, M., -zieders.

Zeepziederij, V., -ziederijen.

Zeer, O.

Zeer, zeere.

Zeer (bijw.).

Zeeramp, V., -rampen.

Zeerecht, O.

Zeereis, V., -reizen.

Zeergeleerd.

Zeergestreng.

Zeerig, zeeriger, zeerigst.

Zeerigheid, V.

Zeerob, M., -robben.

Zeeroof, M.

Zeeroover, M., -roovers.

Zeeschade, V.

Zeeschilder, M., -schilders.

Zeeschip, O., -schepen.

Zeesoldaat, M., -soldaten.

Zeestad, V., -steden.

Zeestoomboot, V., -stoombooten.

Zeestraat, V., -straten.

Zeet, V., zeten. Zeetje, O., -jes.

Zeeterm, M., -termen.

Zeetijding, V., -tijdingen.

Zeetocht, M., -tochten.

Zeeuw, M., Zeeuwen.

Zeeuwsch.

Zeevaarder, M., -vaarders.

Zeevaardig.

Zeevaardigheid, V.

Zeevaart, V.

Zeevaartkunde, V.

Zeevaartschool, V., -scholen.

Zeevang, V.

Zeevarend.

Zeevast.

Zeever, V.

Zeeveraar, M., zeeveraars.

Zeeveren, zeeverde, heeft gezeeverd.

Zeevering, V.

Zeevisch, V. (stofnaam).

Zeevisscherij, V., -visscherijen.

Zeevogel, M., -vogels.

Zeevoogd, M., -voogden.

Zeewaardig.

Zeewater, O.

Zeewering, V., -weringen.

Zeewezen, O.

Zeezaken (mv.), V.

Zeezand, O.

Zeeziek, -zieker, -ziekst.

Zeeziekte, V.

Zefier en Zefir, M., zefiéren en zéfirs.

Zege, V.

Zegel, O., zegels. Zegeltje, O., -jes.

Zegelbelasting, V.

Zegelbewaarder, M., -bewaarders.

Zegelen, zegelde, heeft gezegeld.

Zegeling, V., zegelingen.

Zegelkantoor, O., -kantoren.

Zegellak, O.

Zegelrecht, O.

Zegelring, M., -ringen.

Zegelwet, V.

Zegen (heil), M.

Zegen (net), V., zegens.

Zegenaar, M., zegenaars.

Zegenen, zegende, heeft gezegend.

Zegening, V., zegeningen.

Zegenrijk, -rijker, -rijkst.

Zegepraal, V., zegepralen.

Zegepralen, zegepraalde, heeft gezegepraald.

Zegevieren, zegevierde, heeft gezegevierd.

Zeggen, zeide en zei, heeft gezegd en gezeid.

Zegger, M., zeggers.

Zeggingskracht, V.

Zegsman, M., -lieden en -lui.

Zegster, V., zegsters.

Zegsvrouw, V., -vrouwen.

Zegswijze en -wijs, V., -wijzen.

Zeiken, zeikte, heeft gezeikt.

Zeil, O., zeilen. Zeiltje, O., -jes.

Zeilage, V.

Zeilbaar, -baarder, -baarst.

Zeilboot, V., -booten.

Zeildoek, O.

Zeilen, zeilde, heeft en is gezeild.

Zeiler, M., zeilers.

Zeiljacht, O., -jachten.

Zeilklaar.

Zeilmaker en Zeilenmaker, M., -makers.

Zeilmakerij en Zeilenmakerij, V., -makerijen.

Zeilorde, V.

Zeilpriem, M., -priemen.

Zeilpunt, O.

Zeilree.

Zeilschip, O., -schepen.

Zeilschuit, V., -schuiten.

Zeilsteen, M., -steenen.

Zeiltocht, M., -tochten.

Zeilvaardig.

Zeilvaartuig, O., -vaartuigen.

Zeilvereeniging, V., -vereenigingen.

Zeilweder en -weer, O.

Zeilwedstrijd, M., -wedstrijden.

Zeilwind, M., -winden.

Zeis, V., zeisen.

Zeisen, V., zeisenen en zeisens.

Zeisenkramer, M., -kramers.

Zeisensmederij, V., -smederijen.

Zeisensmid, M., -smeden.

Zeisvormig.

Zeker, zekerder, zekerst.

Zekerheid, V.

Zekerheidshalve.

Zekerheidstelling, V., -stellingen.

Zekerlijk.

Zelden.

Zeldzaam, -zamer, -zaamst.

Zeldzaamheid, V., -heden.

Zelf, zelve.

Zelfbedrog, O.

Zelfbegoocheling, V.

Zelfbehaaglijk.

Zelfbehagen, O.

Zelfbeheersching, V.

Zelfbehoud, O.

Zelfbeoordeeling, V.

Zelfbeproeving, V., -beproevingen.

Zelfbeschuldiging, V., -beschuldigingen.

Zelfbestuur, O.

Zelfbevlekking, V.

Zelfbewust.

Zelfbewustheid, V.

Zelfbewustzijn, O.

Zelfgenoegzaam, -zame.

Zelfgenoegzaamheid, V.

Zelfgevoel, O.

Zelfheid, V.

Zelfkant, M., -kanten.

Zelfkanten (bnw.).

Zelfkastijding, V., -kastijdingen.

Zelfkennis, V.

Zelfklinker, M., -klinkers.

Zelfkweller, M., -kwellers.

Zelfkwelling, V., -kwellingen.

Zelfmoord, M., -moorden.

Zelfmoordenaar, M., -moordenaars.

Zelfonderricht, O.

Zelfonderzoek, O.

Zelfontbranding, V.

Zelfopoffering, V.

Zelfregistreerend.

Zelfrichtend.

Zelfs.

Zelfsmerend.

Zelfstandig, -standiger, -standigst.

Zelfstandigheid, V., -heden.

Zelfstrijd, M.

Zelfverbranding, V.

Zelfverdediging, V.

Zelfverheffing, V.

Zelfverlaging, V.

Zelfverloochening, V.

Zelfvernedering, V.

Zelfvertrouwen, O.

Zelfverwijt, O., -verwijtingen, V.

Zelfverzaking, V.

Zelfvoldoening, V.

Zelfwerkend.

Zelfzucht, V.

Zelfzuchtig, -zuchtiger, -zuchtigst.

Zelling, V., zellingen.

Zeloot, M., zeloten.

Zemelen (mv.), V. Zemeltje, O., -jes.

Zemelig, zemeliger, zemeligst.

Zemelknoopen, zemelknoopte, heeft gezemelknoopt.

Zemelknooper, M., -knoopers.

Zendbrief, M., -brieven.

Zendeling, M. en V., zendelingen. V. ook zendelinge.

Zendeling-arts, M., -artsen.

Zendelingsgenootschap, O.

Zenden, zond, heeft gezonden.

Zender, M., zenders.

Zending, V., zendingen.

Zendingsfeest, O., -feesten.

Zendingshospitaal, O., -hospitalen.

Zendingsschool, V., -scholen.

Zendingswerk, O.

Zendster, V., zendsters.

Zeng, V., zengen.

Zengen, zengde, heeft gezengd.

Zenging, V.

Zenith, O.

Zenuw, V., zenuwen. Zenuwtje, O., -jes.

Zenuwaandoening, V., -aandoeningen.

Zenuwachtig, -achtiger, -achtigst.

Zenuwachtigheid, V.

Zenuwberoerte, V., -beroerten.

Zenuwknoop, M., -knoopen.

Zenuwkoorts, V., -koortsen.

Zenuwkwaal, V., -kwalen.

Zenuwlijder, M., -lijders; V., -lijderes en -lijdster, -lijderessen
en -lijdsters.

Zenuwloos, -looze.

Zenuwpijn, V., -pijnen.

Zenuwstelsel, O.

Zenuwtrekking, V., -trekkingen.

Zenuwvlecht, V., -vlechten.

Zenuwziekte, V., -ziekten.

Zerk, V., zerken. Zerkje, O., -jes.

Zerkenlichter, M., -lichters.

Zerp, zerper, zerpst.

Zerpheid, V.

Zes (telw.). Als znw. V., zessen. Zesje, O., -jes.

Zesbladig.

Zesdaagsch.

Zesde.

Zesdehalf, -halve.

Zesderhande.

Zesderlei.

Zesdraadsch.

Zesduizend.

Zesduizendste.

Zeshoek, M., -hoeken.

Zeshoekig.

Zeshonderd.

Zeshonderdste.

Zesjarig.

Zeskantig.

Zesmaal.

Zesponder, M., -ponders.

Zesregelig.

Zestal, O., -tallen.

Zestallig.

Zesthalf, M., zesthalven. Zesthalfje, O., -jes.

Zestien, zestienen.

Zestiende.

Zestiendehalf, -halve.

Zestienderhande.

Zestienderlei.

Zestienhonderd.

Zestienjarig.

Zestienmaal.

Zestienvoud, O., -vouden.

Zestienvoudig.

Zestig, zestigen.

Zestiger, M., zestigers.

Zestigjarig.

Zestigmaal.

Zestigponder, M., -ponders.

Zestigste.

Zestigtal, O., -tallen.

Zestigvoud, O., -vouden.

Zestigvoudig.

Zesvoud, O., -vouden.

Zesvoudig.

Zet, M., zetten. Zetje, O., -jes.

Zetangel, M., -angels.

Zetbaas, M., -bazen.

Zetboer, M., -boeren.

Zetbord, O., -borden.

Zetel, M., zetels. Zeteltje, O., -jes.

Zetelen, zetelde, heeft gezeteld.

Zetfout, V., -fouten.

Zetgang, V., -gangen.

Zethaak, M., -haken.

Zethamer, M., -hamers.

Zethengel, M., -hengels.

Zetijzer, O., -ijzers.

Zetkastelein, M., -kasteleins.

Zetlijn, V., -lijnen.

Zetmachine, V., -machines.

Zetmeel, O.

Zetpil, V., -pillen; -pilletje, O., -jes.

Zetplank, V., -planken.

Zetschipper, M., -schippers.

Zetsel, O., zetsels. Zetseltje, O., -jes.

Zetten, zette, heeft gezet.

Zetter, M., zetters.

Zetterij, V., zetterijen.

Zetting, V., zettingen.

Zeug, V., zeugen.

Zeulen, zeulde, heeft gezeuld.

Zeur (zeurder, zeurster), M. en V., zeuren. Zeurtje, O., -jes.

Zeur (vod), V., zeuren.

Zeuren, zeurde, heeft gezeurd.

Zeurig, zeuriger, zeurigst.

Zeurkous, M. en V., -kousen.

Zeven (telw.). Als znw., V., zevens. Zeventje, O., -jes.

Zeven, zeefde, heeft gezeefd.

Zevenblad, O.

Zevenbladig.

Zevenboom. Zie Zavelboom.

Zevendaagsch.

Zevende.

Zevendehalf en Zevendhalf, -halve.

Zevenderhande.

Zevenderlei.

Zevendhalfje, O., -jes.

Zevenduizend.

Zevenduizendste.

Zevengesternte, O.

Zevengetijde, O.

Zevenhoek, M., -hoeken.

Zevenhoekig.

Zevenhonderd.

Zevenhonderdste.

Zevenjaarsbloem, V., -bloemen.

Zevenjarig.

Zevenklapper, M., -klappers; -klappertje, O., -jes.

Zevenkleurig.

Zevenkramer (koopman in zeven), M., -kramers.

Zevenmaal.

Zevenmaandsch.

Zevenmaker, M., -makers.

Zevenmijlslaars, V., -laarzen.

Zevenoog, V., -oogen; -oogje, O., -jes.

Zevenslaper, M., -slapers.

Zevenstoot, M., -stooten.

Zevental, O., -tallen.

Zeventallig.

Zeventien, zeventienen.

Zeventiendaagsch.

Zeventiende.

Zeventiendehalf, -halve.

Zeventienderhande.

Zeventienderlei.

Zeventienhonderd.

Zeventienjarig.

Zeventienmaal.

Zeventienvoud, O., -vouden.

Zeventienvoudig.

Zeventig, zeventigen.

Zeventiger, M., zeventigers.

Zeventigjarig.

Zeventigmaal.

Zeventigste.

Zeventigvoud, O., -vouden.

Zeventigvoudig.

Zevenvoud, O., -vouden.

Zevenvoudig.

Zich.

Zicht (kleine zeis), V., zichten.

Zicht (gezicht en vertoon), O.

Zichtbaar, -baarder, -baarst.

Zichtbaarheid, V.

Zichten, zichtte, heeft gezicht.

Zichtig, zichtiger.

Ziedaar.

Zieden, zood, zoden, heeft gezoden.

Zieder, M., zieders.

Zieding, V.

Ziegezagen, ziegezaagde, heeft geziegezaagd.

Ziehier.

Ziek, zieker, ziekst.

Ziekbed, O., -bedden.

Zieke, M. en V., zieken.

Ziekelijk, -lijker, -lijkst.

Ziekelijkheid, V.

Zieken, ziekte, heeft geziekt.

Ziekenbewaarder, M., -bewaarders.

Ziekenboeg, M., -boegen.

Ziekenfonds, O., -fondsen.

Ziekenhuis, O., -huizen.

Ziekenkamer, V., -kamers. Ook Ziekekamer.

Ziekenmoeder, V., -moeders.

Ziekenoppasser, M., -oppassers.

Ziekenoppasseres, V., -oppasseressen.

Ziekenoppassing, V.

Ziekenstal, M., -stallen.

Ziekentroost, M.

Ziekentrooster, M., -troosters.

Ziekenvader, M., -vaders.

Ziekenverpleegster, V., -verpleegsters.

Ziekenverpleger, M., -verplegers.

Ziekenverpleging, V.

Ziekenwagen, M., -wagens.

Ziekenzaal, V., -zalen.

Ziekenzuster, V., -zusters.

Ziekestoel, M., -stoelen.

Ziekte, V., ziekten.

Ziektegeschiedenis, V., -geschiedenissen.

Ziektegeval, O., -gevallen.

Ziektekiem, V., -kiemen.

Ziektestof, V., -stoffen.

Ziekteverschijnsel, O., -verschijnselen.

Ziel, ook Ziele, V., zielen. Zieltje, O., -jes.

Zielegrootheid, V.

Zieleleed, O.

Zieleleven, O.

Zielelijden, O.

Zielenadel, M.

Zielenherder, M., -herders.

Zielental, O.

Zielesmart en Zielssmart, V.

Zielestrijd, M. Ook Zielsstrijd.

Zielevreugde en Zielsvreugde, V.

Zielkunde, V.

Zielloos, -looze.

Zielmis, V., -missen.

Zielroerend, -roerender, -roerendst.

Zielsangst, M., -angsten.

Zielsbedroefd.

Zielsbeminde, M. en V., -beminden.

Zielsblij en -blijde.

Zielsgedachte, V., -gedachten.

Zielsgeliefde, M. en V., -geliefden.

Zielsgenoegen, O.

Zielskracht, V.

Zielskwelling, V., -kwellingen.

Zielsrust, V.

Zielsveel.

Zielsverdriet, O.

Zielsverhuizing, V.

Zielsvermogen, O., -vermogens.

Zielsverrukking, V.

Zielsvervoering, V.

Zielsvriend, M., -vrienden.

Zielsvriendin, V., -vriendinnen.

Zielsziekte, V., -ziekten.

Zieltogen, zieltoogde, heeft gezieltoogd.

Zieltoging, V.

Zielverheffend.

Zielverkooper, M., -verkoopers.

Zien, zag, zagen, heeft gezien.

Zienderoogen.

Ziener, M., zieners.

Zienersblik, M., -blikken.

Zienersoog, O.

Zienlijk.

Zienswijze en -wijs, V., -wijzen.

Zier, V. Ziertje, O., -jes.

Ziezoo.

Zift, V., ziften.

Ziften, ziftte, heeft gezift.

Zifter, M., zifters.

Zifting, V., ziftingen.

Zigzag, M., zigzags.

Zigzaglijn, V., -lijnen.

Zigzagsgewijs en -gewijze.

Zij.

Zij (znw.). Zie Zijde.

Zijbalk, M., -balken.

Zijblad, O., -bladen.

Zijdak, O., -daken.

Zijdam, M., -dammen.

Zijde en Zij (kant), V., zijden. Zijtje, O., -jes.

Zijde en Zij (stof), V.

Zijdeachtig.

Zijdelings (bijw.).

Zijdelingsch (bnw.).

Zijden (bnw.).

Zijdenhemdje, O., -jes.

Zijderups, V., -rupsen.

Zijdestof, V.

Zijdeur, V., -deuren; -deurtje, O., -jes.

Zijdewever, M., -wevers.

Zijdeworm en Zijworm, M., -wormen.

Zijdgeweer, O.

Zijgang (het gaan), M., -gangen.

Zijgang (gaanderij), V., -gangen; -gangetje, O., -jes.

Zijgen, zeeg, zegen, heeft en is gezegen.

Zijkamer, V., -kamers; -kamertje, O., -jes.

Zijl (waterloop), V., zijlen.

Zijlaan, V., -lanen; -laantje, O., -jes.

Zijlijn, V.

Zijlinie, V.

Zijlvest, O., -vesten.

Zijlvestenij, V., -vestenijen.

Zijmuur, M., -muren.

Zijn.

Zijn, is, was, waren, is geweest.

Zijnent (Te -).

Zijnenthalve.

Zijnentwege.

Zijnentwil (Om -).

Zijpad, O., -paden; -paadje, O., -jes.

Zijraam, O., -ramen; -raampje, O., -jes.

Zijreeder, M., -reeders.

Zijreederij, V., -reederijen.

Zijsprong, M., -sprongen; -sprongetje, O., -jes.

Zijstraat, V., -straten; -straatje, O., -jes.

Zijstuk, O., -stukken.

Zijtak, M., -takken.

Zijwaarts (bijw.).

Zijwaartsch (bnw.).

Zijwang, V., -wangen.

Zijweg, M., -wegen; -wegje, O., -jes.

Zijworm. Zie Zijdeworm.

Zijzak, M., -zakken.

Zilt, zilter, ziltst.

Ziltheid, V.

Ziltig, ziltiger, ziltigst.

Ziltigheid, V.

Zilver, O.

Zilveraanmunting, V.

Zilverachtig, -achtiger, -achtigst.

Zilverader, V., -aderen en -aders.

Zilverblank.

Zilverbon, M., -bons.

Zilverdraad (stof), O.

Zilveren (bnw.).

Zilverfazant, M., -fazanten.

Zilvergaas, O.

Zilvergeld, O.

Zilverkast, V., -kasten.

Zilverkleurig.

Zilverling, M., zilverlingen.

Zilvermijn, V., -mijnen.

Zilverprijs, M., -prijzen.

Zilverproef, V.

Zilversmid, M., -smeden.

Zilversmidswinkel, M., -winkels.

Zilvervloot, V., -vloten.

Zilverwerk, O.

Zilverwit, -witte.

Zin, M., zinnen. Zinnetje, O., -jes.

Zinbouw, M. Ook Zinsbouw.

Zincographie, V.

Zindelijk, -lijker, -lijkst.

Zindelijkheid, V.

Zingen, zong, heeft gezongen.

Zinger, M., zingers.

Zink, O.

Zinkboor, V., -boren.

Zinken (bnw.).

Zinken, zonk, is gezonken.

Zinkgat, O., -gaten.

Zinking, V., zinkings.

Zinkingachtig.

Zinklaag, V., -lagen.

Zinklood, O., -looden.

Zinkluik, O., -luiken.

Zinkoxyde, O.

Zinkput, M., -putten.

Zinkrijs, O.

Zinkroer, O., -roers en -roeren.

Zinksel, O., zinksels.

Zinkstuk, O., -stukken.

Zinkwit, O.

Zinkzalf, V.

Zinledig.

Zinlijk en Zinnelijk, -lijker, -lijkst.

Zinlijkheid, V.

Zinloos (zonder zin), -looze.

Zinnebeeld, O., -beelden.

Zinnebeeldig.

Zinneloos (zonder verstand), -loozer.

Zinneloosheid, V.

Zinnen, zon, zonnen, heeft gezonnen.

Zinnenwereld, V.

Zinnespel, O., -spelen.

Zinrijk, -rijker, -rijkst.

Zinrijkheid, V.

Zinsbedrog, O.

Zinsbegoocheling, V.

Zinsbouw. Zie Zinbouw.

Zinsnede, V., -sneden.

Zinsontleding, V., -ontledingen.

Zinspelen, zinspeelde, heeft gezinspeeld.

Zinspeling, V., -spelingen.

Zinspreuk, V., -spreuken.

Zinspreukig.

Zinsverband, O.

Zinsverbijstering, V.

Zintuig, O., -tuigen.

Zinverwant.

Zit, M. Zitje, O., -jes.

Zitbank, V., -banken; -bankje, O., -jes.

Zitdag, M., -dagen.

Zitkamer, V., -kamers.

Zitplaats, V., -plaatsen.

Zitten, zat, zaten, heeft gezeten.

Zitting, V., zittingen.

Zittingsjaar, O., -jaren.

Zittingsverslag, O., -verslagen.

Zituur, O., -uren.

Zitvlak, O., -vlakken.

Zitvleesch, O.

Zode (kooksel). Zie Zoo.

Zode (van gras), V., zoden.

Zodenploeg, M., -ploegen.

Zodensnijder, M., -snijders.

Zodenwerk, O.

Zodiak, M.

Zoek (bijw.).

Zoekbrengen, bracht zoek, heeft zoekgebracht.

Zoeken, zocht, heeft gezocht.

Zoeker, M., zoekers.

Zoekerbout, M., -bouten.

Zoeklicht, O., -lichten.

Zoekmaken, maakte zoek, heeft zoekgemaakt.

Zoekraken, raakte zoek, is zoekgeraakt.

Zoel, zoeler, zoelst.

Zoelheid, V.

Zoen, M., zoenen. Zoentje, O., -jes.

Zoenbloed, O.

Zoendood, M.

Zoenen, zoende, heeft gezoend.

Zoener, M., zoeners.

Zoengeld, O.

Zoenoffer, O., -offers.

Zoet, zoeter, zoetst.

Zoetachtig, -achtiger, -achtigst.

Zoetekauw, M. en V., -kauwen.

Zoetekoek, V.

Zoetelaar, M., zoetelaars en zoetelaren.

Zoetelaarster, V., zoetelaarsters.

Zoetelen, zoetelde, heeft gezoeteld.

Zoetelief.

Zoeteliefje, O., -jes.

Zoetelijk.

Zoetemelk, V.

Zoetemelksch.

Zoeten, zoette, heeft gezoet.

Zoeterd, M., zoeterds. Zoeterdje, O., -jes.

Zoetheid, V.

Zoethout, O.

Zoetig.

Zoetigheid, V., -heden.

Zoetjes.

Zoetrasp, V., -raspen.

Zoetsappig, -sappiger, -sappigst.

Zoetsappigheid, V.

Zoetvijl, V., -vijlen.

Zoetvijlen, zoetvijlde, heeft gezoetvijld.

Zoetvloeiend, -vloeiender, -vloeiendst.

Zoetvloeiendheid, V.

Zoetwater, O.

Zoetwatervisch, M., -visschen; (als stofnaam), V.

Zog, O.

Zogkoorts, V., -koortsen.

Zolder, M., zolders. Zoldertje, O., -jes.

Zolderdeur, V., -deuren.

Zolderen, zolderde, heeft gezolderd.

Zoldering, V., zolderingen.

Zolderkamer, V., -kamers; -kamertje, O., -jes.

Zolderraam, O., -ramen.

Zolderschuit, V., -schuiten.

Zomer, M., zomers. Zomertje, O., -jes.

Zomerachtig, -achtiger, -achtigst.

Zomeravond, M., -avonden.

Zomerdag, M., -dagen.

Zomerdienst, M., -diensten.

Zomerdracht, V.

Zomeren, zomerde, heeft gezomerd.

Zomergraan, O.

Zomergroente, V., -groenten.

Zomerhoed, M., -hoeden.

Zomerkade, V., -kaden.

Zomermaand, V., -maanden.

Zomermantel, M., -mantels.

Zomernacht, M., -nachten.

Zomerpaleis, O., -paleizen.

Zomerreis, V., -reizen.

Zomersch.

Zomerseizoen, O.

Zomersproeten (mv.), V.

Zomervacantie, V.

Zomerverblijf, O., -verblijven.

Zomerwarmte, V.

Zomerweder, O.

Zon, V., zonnen. Zonnetje, O., -jes.

Zondaar, M., zondaren en zondaars.

Zondaarsbankje, O., -jes.

Zondaarsgezicht, O., -gezichten.

Zondag, M., -dagen; -dagje, O., -jes.

Zondagavond, M., -avonden.

Zondagsbeurt, V., -beurten.

Zondagsblad, O., -bladen.

Zondagsch.

Zondagskind, O., -kinderen.

Zondagskleed, O., -kleederen.

Zondagskost, M.

Zondagsletter, V., -letters.

Zondagspak, O., -pakken; -pakje, O., -jes.

Zondagspreek, V., -preeken.

Zondagsrust, V.

Zondagsschool, V., -scholen. Ook Zondagschool.

Zondagswerk, O.

Zondares, V., zondaressen.

Zonde, V., zonden.

Zondeloos, -looze.

Zondeloosheid, V.

Zondenbok, M., -bokken.

Zondenregister, O., -registers.

Zonder.

Zonderling, zonderlinger, zonderlingst.

Zonderling, M. en V., zonderlingen. V. ook zonderlinge.

Zonderlingheid, V.

Zondig, zondiger, zondigst.

Zondigen, zondigde, heeft gezondigd.

Zondvloed, M.

Zone (aardgordel enz.), V., zonen.

Zonegrens, V.

Zonenstelsel, O.

Zonkant, M.

Zonnebaan, V., -banen.

Zonnebad, O., -baden.

Zonnebeeld, O.

Zonneblind, O., -blinden.

Zonneblind (bnw.).

Zonnebloem, V., -bloemen.

Zonnecirkel, M., -cirkels.

Zonnedak, O., -daken.

Zonnedauw, M.

Zonnedienst, M.

Zonnegloed, M.

Zonnegod, M.

Zonnejaar, O., -jaren.

Zonneklaar.

Zonnelicht en Zonlicht, O.

Zonnemaand, V., -maanden.

Zonnepaard, O., -paarden.

Zonnescherm, O., -schermen.

Zonneschijf, V.

Zonneschijn, M.; -schijntje, O.

Zonnestand, M.

Zonnesteek, M., -steken.

Zonnestelsel, O., -stelsels.

Zonnestraal, M., -stralen.

Zonnetent, V., -tenten.

Zonnetijd, M.

Zonnevlecht, V.

Zonnevlek, V., -vlekken.

Zonnevuur, O.

Zonnewachter, M., -wachters.

Zonnewarmte, V.

Zonnewende, V.

Zonnewijzer, M., -wijzers.

Zonnig, zonniger, zonnigst.

Zonsafstand, M., -afstanden.

Zonshoogte, V.

Zonsondergang, M.

Zonsopgang, M.

Zonsverduistering, V., -verduisteringen.

Zoo.

Zoo en Zooi (zode, kooksel), V., zooien. Zootje en zooitje, O., -jes.

Zooals.

Zoodanig.

Zoodat.

Zoodoende.

Zoodra.

Zooeven.

Zoogbroeder, M., -broeders; -broertje, O., -jes.

Zoogdier, O., -dieren.

Zoogen, zoogde, heeft gezoogd.

Zoogenaamd.

Zoogenoemd.

Zoogezegd.

Zoogkind, O., -kinderen; -kindje, O., -jes.

Zooglam, O., -lammeren.

Zoogoed, bijw. (- als).

Zoogster, V., zoogsters.

Zoogzuster, V., -zusters; -zustertje en -zusje, O., -jes.

Zoohaast.

Zooi (menigte), V. Zooitje, O., -jes.

Zool, V., zolen. Zooltje, O., -jes.

Zoolang.

Zoolgangers (mv.), M.

Zoolleder, O.

Zoölogie, V.

Zoölogisch.

Zoöloog, M., zoölogen.

Zoom, M., zoomen. Zoompje, O., -jes.

Zoomen, zoomde, heeft gezoomd.

Zoomin.

Zoomwerk, O.

Zoon, M., zonen en zoons. Zoontje, O., -jes.

Zoonlief.

Zoonschap, O.

Zoopje, O., -jes.

Zoopjesman, M., -lui.

Zoor, zoorder, zoorst.

Zoorheid, V.

Zoötomie, V.

Zoötomisch.

Zooveel, -vele.

Zooveel (bijw.).

Zooveelste.

Zooverre en Zoover.

Zoowel.

Zoozeer.

Zorg, V., zorgen.

Zorgband, M., -banden.

Zorgdragend.

Zorgeloos, -loozer.

Zorgeloosheid, V.

Zorgen, zorgde, heeft gezorgd.

Zorggras, O., -grassen.

Zorgketting, M., -kettingen.

Zorglijk, -lijker, -lijkst.

Zorglijkheid, V.

Zorglijn, V., -lijnen.

Zorgstoel, M., -stoelen.

Zorgvuldig, -vuldiger, -vuldigst.

Zorgvuldigheid, V.

Zorgzaad, O.

Zorgzaam, -zamer, -zaamst.

Zorgzaamheid, V.

Zot, zotter, zotst.

Zot, M., zotten. Zotje, O., -jes.

Zotheid, V., -heden.

Zotskap (muts), V., -kappen.

Zotskap (persoon), M. en V., -kappen.

Zotteklap, M.

Zottepraat, M.

Zotternij, V., zotternijen. Zotternijtje, O., -jes.

Zottigheid, V., -heden.

Zottin, V., zottinnen. Zottinnetje, O., -jes.

Zou en Zoude. Zie Zullen.

Zout, O., zouten.

Zout, zouter, zoutst.

Zoutbriket, V., -briketten.

Zouteloos, -loozer.

Zouteloosheid, V., -heden.

Zouten, zoutte, heeft gezouten.

Zouter, M., zouters.

Zoutevisch, V.

Zoutheid, V.

Zoutig.

Zoutigheid, V.

Zoutkeet, V., -keten.

Zoutkorrel, V., -korrels; -korreltje, O., -jes.

Zoutlepeltje, O., -lepeltjes.

Zoutmijn, V., -mijnen.

Zoutpakhuis, O., -pakhuizen.

Zoutpan, V., -pannen.

Zoutpilaar, M., -pilaren.

Zoutpot, M., -potten.

Zoutte (van -), V.

Zoutvat, O., -vaten; -vaatje, O., -jes.

Zoutwater, O.

Zoutweger, M., -wegers.

Zoutzak (persoon), M. en V., -zakken.

Zoutzieder, M., -zieders.

Zoutziederij, V., -ziederijen.

Zoutzuur, O.

Zucht (ademhaling), M., zuchten. Zuchtje, O., -jes.

Zucht (zwelling, ziekte, begeerte), V.

Zuchten, zuchtte, heeft gezucht.

Zuchtig, zuchtiger, zuchtigst.

Zuchtigheid, V.

Zuid (bijw.).

Zuid (het Zuiden), O.; (de zuidelijke streken), V.

Zuid-Brabant, O.

Zuideinde, O.

Zuidelijk, -lijker, -lijkst.

Zuidelijken, zuidelijkte, is gezuidelijkt.

Zuiden, O.

Zuidenwind, M., -winden.

Zuiderbreedte, V.

Zuiderzee, V.

Zuiderzeevereeniging, V.

Zuiderzon, V.

Zuid-Holland, O.

Zuidhollandsch.

Zuidoost (bijw.). Als znw., O.

Zuidoostelijk.

Zuidoosten, O.

Zuidwaarts.

Zuidwest (bijw.). Als znw., O.

Zuidwestelijk.

Zuidwesten, O.

Zuidwester, M., -westers.

Zuidzee, V.

Zuidzee-traan, V.

Zuidzeevaarder, M., -vaarders.

Zuien, zuide, heeft gezuid.

Zuigeling, M. en V., zuigelingen. V. ook zuigelinge. Zuigelingetje,
O., -jes.

Zuigen, zoog, zogen, heeft gezogen.

Zuiger, M., zuigers. Zuigertje, O., -jes.

Zuigerstang, V., -stangen.

Zuigflesch, V., -flesschen.

Zuigglas, O., -glazen.

Zuiging, V.

Zuigkalf, O., -kalven.

Zuigkind, O., -kinderen.

Zuigklep, V., -kleppen.

Zuiglam, O., -lammeren; -lammetje, O., -jes.

Zuigpijp, V., -pijpen.

Zuigpomp, V., -pompen.

Zuigsponning, V., -sponningen.

Zuigtand, M., -tanden.

Zuil, V., zuilen. Zuiltje, O., -jes.

Zuilengang, V., -gangen.

Zuilenrij, V., -rijen.

Zuimen, zuimde, heeft gezuimd.

Zuinig, zuiniger, zuinigst.

Zuinigheid, V.

Zuinigje, O.

Zuinigjes.

Zuip, V.

Zuipen, zoop, zopen, heeft gezopen.

Zuiper, M., zuipers.

Zuiplap, M., -lappen.

Zuippartij, V., -partijen.

Zuivel, O.

Zuivelbereiding, V.

Zuivelconsulent, M., -consulenten.

Zuivelmethode, V., -methodes.

Zuiver, zuiverder, zuiverst.

Zuiveraar, M., zuiveraars.

Zuiveren, zuiverde, heeft gezuiverd.

Zuiverheid, V.

Zuivering, V., zuiveringen.

Zuiveringseed, M., -eeden.

Zuiveringsproces, O., -processen.

Zuiveringszout, O.

Zulk.

Zulks.

Zullen, zal, zoude en zou, zouden.

Zult, O.

Zulten, zultte, heeft gezult.

Zulting, V.

Zultspek, O.

Zundgat, O., -gaten.

Zuren, zuurde, heeft gezuurd.

Zurigheid, V.

Zuring, V.

Zus (bijw.).

Zuster en Zus (persoon), V., zusters en zusteren. Zustertje en zusje,
O., -jes.

Zuster (gebak), V., zusters. Zustertje, O., -jes.

Zustergemeente, V., -gemeenten.

Zusterlijk, -lijker, -lijkst.

Zusterschap (de betrekking), O.; (vereeniging van zusters), V.,
-schappen.

Zusterschool, V., -scholen.

Zustersdochter, V., -dochters.

Zusterskind, O., -kinderen.

Zusterszoon, M., -zoons.

Zustervereeniging, V., -vereenigingen.

Zutfen, O.

Zutfensch.

Zuur, O., zuren. Zuurtje, O., -jes.

Zuur, zuurder, zuurst.

Zuurachtig, -achtiger, -achtigst.

Zuurdeeg, O.

Zuurdeesem, M.

Zuurheid, V.

Zuurkijker, M., -kijkers.

Zuurkool, V.

Zuurkoolvat, O., -vaten.

Zuurkraam, V., -kramen; -kraampje, O., -jes.

Zuurmuil, M. en V., -muilen.

Zuurstel, O., -stellen; -stelletje, O., -jes.

Zuurstof, V.

Zuurstofverbinding, V., -verbindingen.

Zuurtjes.

Zuurzoet.

Zwaai, M., zwaaien.

Zwaaien, zwaaide, heeft en is gezwaaid.

Zwaaihaak, M., -haken.

Zwaaiing, V., zwaaiingen.

Zwaaikom, V., -kommen.

Zwaan, M., zwanen. Zwaantje, O., -jes.

Zwaar, zwaarder, zwaarst.

Zwaard, O., zwaarden.

Zwaardveger, M., -vegers.

Zwaardvisch, M., -visschen.

Zwaarhoofd, M. en V., -hoofden.

Zwaarhoofdig, -hoofdiger, -hoofdigst.

Zwaarhoofdigheid, V.

Zwaarlijvig, -lijviger, -lijvigst.

Zwaarlijvigheid, V.

Zwaarmoedig, -moediger, -moedigst.

Zwaarmoedigheid, V.

Zwaarte, V.

Zwaartekracht, V.

Zwaartepunt, O., -punten.

Zwaartillend, -tillender, -tillendst.

Zwaartillendheid, V.

Zwaarwichtig, -wichtiger, -wichtigst.

Zwaarwichtigheid, V.

Zwabber, M., zwabbers. Zwabbertje, O., -jes.

Zwabberen, zwabberde, heeft gezwabberd.

Zwabberkapitein, M., -kapiteins.

Zwachtel, M., zwachtels. Zwachteltje, O., -jes.

Zwachtelen, zwachtelde, heeft gezwachteld.

Zwachteling, V.

Zwad. Zie Zwade.

Zwadder, M.

Zwadderig.

Zwade en Zwad, V., zwaden.

Zwager, M., zwagers. Zwagertje, O., -jes.

Zwagerschap, V. en O.

Zwak, O., zwakken. Zwakje, O., -jes.

Zwak, zwakker, zwakst.

Zwakheid, V., -heden.

Zwakjes.

Zwakkelijk, -lijker, -lijkst.

Zwakkelijkheid, V.

Zwakkeling, M. en V., -lingen.

Zwakstroom, M.

Zwakte, V.

Zwalken, zwalkte, heeft gezwalkt.

Zwalker, M., zwalkers.

Zwalp, M., zwalpen.

Zwalpen, zwalpte, heeft gezwalpt.

Zwaluw, V., zwaluwen. Zwaluwtje, O., -jes.

Zwaluwenkruid, O.

Zwaluwennest, O., -nesten.

Zwaluwetong, V.

Zwaluwstaart, M., -staarten.

Zwaluwstaartig.

Zwam (gewas), V., zwammen; (tonder), O. Zwammetje, O., -jes.

Zwanedons en Zwanendons, O.

Zwanenbloem, V., -bloemen.

Zwanenborst, V., -borsten.

Zwanendrift, V., -driften.

Zwanenei, O., -eieren.

Zwanenhals, M., -halzen.

Zwanennest, O., -nesten.

Zwanepen, V., -pennen.

Zwaneschacht, V., -schachten.

Zwanezang, M.

Zwang, M. (In -).

Zwanger.

Zwangerschap, V.

Zwarigheid, V., -heden.

Zwart, zwarter, zwartst.

Zwartachtig, -achtiger, -achtigst.

Zwartbont.

Zwartbruin.

Zwarte, M. en V., zwarten. Zwartje, O., -jes.

Zwartekunst, V.

Zwarten, zwartte, heeft gezwart.

Zwartepieten, zwartepiette, heeft gezwartepiet.

Zwartgallig, -galliger, -galligst.

Zwartgalligheid, V.

Zwartgerokt.

Zwartgroen.

Zwartharig.

Zwartheid, V.

Zwartigheid, V.

Zwartkop, M. en V., -koppen; -kopje, O., -jes.

Zwartkrijt, O.

Zwartkrijtteekening, V., -teekeningen.

Zwartlakensch.

Zwartoog, M. en V., -oogen.

Zwartoogig.

Zwartsel, O.

Zwartzijden (bnw.).

Zwatelen, zwatelde, heeft gezwateld.

Zwavel, V. Zwaveltje, O., -jes.

Zwavelachtig, -achtiger, -achtigst.

Zwavelbron, V., -bronnen.

Zwaveldamp, M., -dampen.

Zwavelen, zwavelde, heeft gezwaveld.

Zwavelerts, O.

Zwavelgeel, -gele.

Zwavelig.

Zwaveligzuur, O.

Zwavelkoper, O.

Zwavelstok, M., -stokken; -stokje, O., -jes.

Zwavelwaterstofgas, O.

Zwavelzuur, O.

Zwavelzuur, -zure.

Zweden, O.

Zweed, M., Zweden.

Zweem, M. Zweempje, O.

Zweemen, zweemde, heeft gezweemd.

Zweemsel, O.

Zweep, V., zweepen. Zweepje, O., -jes.

Zweepen, zweepte, heeft gezweept.

Zweeping, V.

Zweepslag, M., -slagen.

Zweer, V., zweren. Zweertje, O., -jes.

Zweet, O.

Zweetbad, O., -baden.

Zweetbank, V., -banken.

Zweetdoek, M., -doeken.

Zweetdrank, M., -dranken; -drankje, O., -jes.

Zweetdruppel, M., -druppels.

Zweeten, zweette, heeft gezweet.

Zweeterig, zweeteriger, zweeterigst.

Zweeterigheid, V.

Zweetgat, O., -gaten; -gaatje, O., -jes.

Zweeting, V., zweetingen.

Zweetkamer, V., -kamers; -kamertje, O., -jes.

Zweetkoorts, V., -koortsen.

Zweetkuur, V., -kuren.

Zweetmiddel, O., -middelen; -middeltje, O., -jes.

Zweetpoeder en -poeier (stofnaam), O., (fijngestampt geneesmiddel),
V., -poeders en -poeiers; -poedertje en -poeiertje, O., -jes.

Zweetvoeten (mv.), M.

Zweetvos, M., -vossen; -vosje, O., -jes.

Zweetziekte, V.

Zwei, V., zweien.

Zwelen, zweelde, heeft gezweeld.

Zweler, M., zwelers.

Zwelg, M.

Zwelgen, zwolg, heeft gezwolgen.

Zwelger, M., zwelgers.

Zwelgerij, V., zwelgerijen.

Zwelgpartij, V., -partijen.

Zwellen, zwol, zwollen, is gezwollen.

Zwelling, V., zwellingen.

Zwembassin, O., -bassins.

Zwemblaas, V., -blazen.

Zwemboei, V., -boeien.

Zwembroek, V., -broeken; -broekje, O., -jes.

Zwemgordel, M., -gordels.

Zweminrichting, V., -inrichtingen.

Zwemkunst, V.

Zwemmen, zwom, zwommen, heeft en is gezwommen.

Zwemmer, M., zwemmers.

Zwemmerig, zwemmeriger, zwemmerigst.

Zwempak, O., -pakken.

Zwemplaats, V., -plaatsen.

Zwempoot, M., -pooten.

Zwemschool, V., -scholen.

Zwemvlies, O., -vliezen.

Zwemvoet, M., -voeten.

Zwemvogel, M., -vogels.

Zwemwedstrijd, M., -wedstrijden.

Zwendelaar, M., zwendelaars.

Zwendelaarster, V., zwendelaarsters.

Zwendelarij, V., zwendelarijen.

Zwendelen, zwendelde, heeft gezwendeld.

Zwengel, M., zwengels.

Zwenk, M., zwenken.

Zwenken, zwenkte, heeft en is gezwenkt.

Zwenkgras, O.

Zwenking, V., zwenkingen.

Zweren (een eed doen), zwoer, heeft gezworen.

Zweren (etteren), zwoor, zworen, heeft gezworen.

Zwerfster, V., zwerfsters.

Zwerftocht, M., -tochten.

Zwering, V., zweringen.

Zwerk, O.

Zwerm, M., zwermen.

Zwermen, zwermde, heeft gezwermd.

Zwermer, M., zwermers.

Zwermpot, M., -potten.

Zwerveling, M. en V., zwervelingen. V. ook zwervelinge.

Zwerven, zwierf, zwierven, heeft gezworven.

Zwerver, M., zwervers.

Zwetsen, zwetste, heeft gezwetst.

Zwetser, M., zwetsers.

Zwetserij, V., zwetserijen.

Zweven, zweefde, heeft gezweefd.

Zwezerik, M., zwezeriken. Zwezerikje, O., -jes.

Zwichtband, M., -banden.

Zwichten, zwichtte, heeft en is gezwicht.

Zwichting (scheepsw.), V.

Zwichtlijn, V., -lijnen.

Zwichtstelling, V., -stellingen.

Zwiepen, zwiepte, heeft gezwiept.

Zwieping, V.

Zwier, M. Zwiertje, O., -jes.

Zwierbol, M., -bollen.

Zwieren, zwierde, heeft gezwierd.

Zwierig, zwieriger, zwierigst.

Zwierigheid, V.

Zwijgen, zweeg, zwegen, heeft gezwegen.

Zwijger, M., zwijgers.

Zwijgster, V., zwijgsters.

Zwijgteeken, O., -teekens.

Zwijm, V.

Zwijmel, M.

Zwijmelbeker, M., -bekers.

Zwijmeldrank, M., -dranken.

Zwijmeldronken.

Zwijmelen, zwijmelde, heeft gezwijmeld.

Zwijmeling, V.

Zwijmen, zwijmde, heeft gezwijmd.

Zwijn, O., zwijnen. Zwijntje, O., -jes.

Zwijnachtig, -achtiger, -achtigst.

Zwijnen, zwijnde, heeft gezwijnd.

Zwijnenaard, M.

Zwijnenboel, M.

Zwijnendistel, V.

Zwijnengras, O.

Zwijnenhoeder, M., -hoeders.

Zwijnenjacht, V., -jachten.

Zwijnenkost, M.

Zwijnenkot, O., -kotten.

Zwijnenstal, M., -stallen.

Zwijnentrog, M., -troggen.

Zwijnerij, V.

Zwijnevleesch en Zwijnenvleesch, O.

Zwijnjak, M., -jakken.

Zwijnshoofd, O., -hoofden.

Zwijnskop, M., -koppen.

Zwik, M.

Zwikboor, V., -boren; -boortje, O., -jes.

Zwikgat, O., -gaten; -gaatje, O.

Zwikhout, O., -houten.

Zwikje (pennetje), O., -jes.

Zwikken, zwikte, heeft en is gezwikt.

Zwikking, V., zwikkingen.

Zwikstelling, V., -stellingen.

Zwilk, O.

Zwilken (bnw.).

Zwin, O., zwinnen.

Zwingel, M., zwingels.

Zwingelaar, M., zwingelaars.

Zwingelbord, O., -borden.

Zwingelen, zwingelde, heeft gezwingeld.

Zwingelkeet, V., -keten.

Zwingelkooi, V., -kooien.

Zwingelspaan, V., -spanen.

Zwirrelen, zwirrelde, heeft gezwirreld.

Zwitser, M., Zwitsers.

Zwitserland, O.

Zwitsersch.

Zwoegen, zwoegde, heeft gezwoegd.

Zwoeger, M., zwoegers.

Zwoel, zwoeler, zwoelst.

Zwoelheid, V.

Zwoord, O., zwoorden. Zwoordje, O., -jes.



AANTEEKENINGEN


[1] Zie vooral M. (J. A. Alberdingk Thijm), _Over de Spelling van de
Bastaartwoorden. Amsterd._ 1843.





*** End of this LibraryBlog Digital Book "Woordenlijst voor de spelling der Nederlandsche Taal - Met aanwijzing van de geslachten der naamwoorden en de - vervoeging der werkwoorden" ***

Copyright 2023 LibraryBlog. All rights reserved.



Home