Home
  By Author [ A  B  C  D  E  F  G  H  I  J  K  L  M  N  O  P  Q  R  S  T  U  V  W  X  Y  Z |  Other Symbols ]
  By Title [ A  B  C  D  E  F  G  H  I  J  K  L  M  N  O  P  Q  R  S  T  U  V  W  X  Y  Z |  Other Symbols ]
  By Language
all Classics books content using ISYS

Download this book: [ ASCII | HTML | PDF ]

Look for this book on Amazon


We have new books nearly every day.
If you would like a news letter once a week or once a month
fill out this form and we will give you a summary of the books for that week or month by email.

Title: Vrouwenkiesrecht in de Skandinavische landen
Author: Jacobs, Aletta H. (Aletta Henriette), 1854-1929
Language: Dutch
As this book started as an ASCII text book there are no pictures available.


*** Start of this LibraryBlog Digital Book "Vrouwenkiesrecht in de Skandinavische landen" ***


                   Vereeniging voor Vrouwenkiesrecht.


             Vrouwenkiesrecht in de Skandinavische landen.


                                  Door

                         Dr. Aletta H. Jacobs.


   (Overgedrukt uit "Land en Volk" en bijgewerkt tot November 1911).



VROUWENKIESRECHT IN DE SCANDINAVISCHE LANDEN.

I. INLEIDING.


Langzamerhand zijn wij er aan gewend geraakt, dat de vrouwen aan
het openbare leven deelnemen en in allerlei ambten en beroepen,
die vroeger alleen door mannen weiden uitgeoefend, zich een eerlijke
broodwinning en een eervolle positie hebben weten te verwerven. Dat
een vrouw even goed als een man dokter, tandarts, leerares, advocaat,
plantkundige, enz. kan zijn, niemand trekt het meer in twijfel;
de feiten hebben reeds bewezen, dat zij in alle beroepen, die zij
tot dusverre heeft weten te veroveren, eene eigen en misschien ook
eigenaardige plaats inneemt, die vroeger onbezet was gebleven en van
welk gemis de maatschappij toen de verkeerde gevolgen moet hebben
ondervonden. Het succes, dat de meeste vrouwen in haar beroep hebben,
is wel een bewijs, hoe noodig en nuttig zij zijn en de dezer dagen
door mij gehoorde verzuchting van een tandarts, dat zijne vrouwelijke
collega's zich maar behoeven te vestigen om onmiddellijk een stroom
patiënten te zien opkomen, terwijl de heeren-tandartsen soms jaren
moeten wachten, eer zij eenige naam en patiënten hebben verworven,
zegt, ons in dit opzicht genoeg. De vrees, die vroeger algemeen
gekoesterd werd, dat vrouwen, door het uitoefenen van betrekkingen,
die men, dom en ondoordacht, alleen voor mannen geschikt achtte,
tot mannen zouden worden, is langzamerhand, nu men de feiten voor
zich ziet, verdwenen.

't Zou toch ook al te dwaas zijn, dat eene vrouw hare hoofdharen
zou verliezen, of een snor en, baard zou krijgen, haar stembanden en
bekken van vorm zouden veranderen, alleen omdat zij wat meer en ander
werk doet dan "men" voor haar geschikt acht. Nu lacht ieder om zoo'n
veronderstelling, die toch vroeger door zeer wetenschappelijke
mannen als een gevolg van het booze drijven der vrouwen om
universiteiten te willen bezoeken en daar zich te willen bekwamen
voor een wetenschappelijk beroep, als mogelijk en waarschijnlijk
werd voorgesteld. Thans maakt men alleen nog de tegenwerping "niet
uiterlijk, maar innerlijk zal de vrouw van wezen veranderen als zij
haar huis verlaat en aan het openbare leven deelneemt."

Dit valt niet te loochenen, maar is het te betreuren? Zou het
meisje van voorheen nog een passende kameraad voor den man van heden
zijn? Het hedendaagsche meisje, dat geleerd heeft in eigen onderhoud
te voorzien, dat vergaderingen bezoekt om haar kennis te verrijken,
dat men kan vinden in onze openbare bibliotheken, op de banken van
herhalingsscholen en andere inrichtingen van onderwijs, dat vaak met
en naast den jongeling werkt en studeert, is niet meer gelijk aan
het meisje van een halve eeuw geleden, dat met een handwerkje voor
het venster zat te droomen, hoopvol wachtend op den man, die haar met
zijn hart en hand een werkkring kwam aanbieden. Maar wie durft beweren,
dat het hedendaagsche meisje minder aantrekkelijk is geworden voor den
hedendaagschen man, kent den waren toestand niet. Want immers ook de
mannen zijn veranderd en zij, die met hun tijd hebben medegeleefd,
verwachten van hunne vrouwen iets anders dan onze grootvaders van
onze grootmoeders. Dat de ouderwetsche vrouwen van het type van
een halve eeuw geleden over 't algemeen voor den man met den dag
onaantrekkelijker worden, dat ondervindt de ouderwetsche vader met
eenige huwbare dochters maar al te zeer. De zekerste weg om een man
voor hen te vinden is, ze een vak te laten leeren en er nieuwerwetsche,
in eigen onderhoud voorziende vrouwen van te maken.

Wij raken langzamerhand aan zulke nieuwe toestanden gewend. Wanneer
zij verkeerd waren, zouden wij er spoedig de nadeelige gevolgen van
ondervinden en dan zouden zij van zelf weder te niet gaan. Dat zij
blijven bestaan en in omvang toenemen, is een bewijs, dat zij voor
de maatschappij goed zijn en in den tijdgeest passen. Alle bezwaren,
die zich vroeger bij het schrikbeeld; "een zelfstandige vrouw" aan
ons opdrongen, blijken spookbeelden te zijn in het licht der feiten;
zij vonden hun oorsprong in dom vooroordeel en behoudzucht.

In dat stadium verkeert nu nog bij velen het vrouwenkiesrecht. Men
is zoo bang, dat vrouwen door het zwart maken van een stip op het
stembriefje heelemaal van de wijs zullen raken en totaal van wezen
zullen veranderen. Met hand en tand verzet men zich tegen de spoedige
totstandkoming van eene hervorming, die toch komen moet, die niet is
tegen te houden, omdat zij ligt in de lijn, waarin de maatschappij
zich voortbeweegt, de steeds toenemende democratiseering van den
staat. Met het tegen vrouwenkiesrecht aangevoerde onweerlegbare
argument, "dat mannen mannen en vrouwen vrouwen zijn" hebben Lord
Cromer en Austin Chamberlain zich doen kennen als Engelands grootste
denkers van dezen tijd en heeft onze landgenoot en geestverwant,
de heer Hans, getoond, in denkkracht voor deze groote geesten niet
onder te doen. Dat de vrouwen het kiesrecht juist vragen, omdat zij
vrouwen zijn en willen blijven en zich aanmatigen beter dan de mannen
te weten, welke werkzaamheden voor haar aard en aanleg het best passen;
dat zij, juist omdat zij vrouwen zijn en anders dan mannen, meenen te
moeten medewerken in het bestier van de huishouding van den staat, wil
die huishouding geschikt gemaakt worden voor een gezonde samenleving
van mannen, vrouwen en kinderen, dat is een kleinigheid, die zulke
groote geesten over het hoofd hebben gezien. Maar als men geen ander
argument kan vinden, als alle bezwaren die tegen vrouwenkiesrecht
zijn aangevoerd, zoodra zij kalm besproken worden, als sneeuw voor
de zon verdwijnen, dan grijpt men naar een argument, dat in al zijn
eenvoud aantoont, dat er tegen de invoering van vrouwenkiesrecht geen
argumenten zijn aan te voeren.

Indien men zonder vrees voor tegenspraak gerust kan zeggen, dat de
landen, waar de democratie het verst gevorderd is, vooraan staan
in ontwikkeling en beschaving, dan nemen de Scandinavische volken
het hoogste cultuurstandpunt in van de Europeesche Staten. In alle
landen van Scandinavië bestaat naast een algemeen mannenkiesrecht
vrouwenkiesrecht in een of anderen vorm. Als wij eens nagaan, hoe daar
deze nieuwigheid werkt, wat de vrouwen met haar politieke rechten tot
stand brengen en hoe zij die rechten gebruiken, dan kan dat mogelijk
medewerken om de vreesachtigen bij ons wat kalmer te stemmen omtrent
deze hervorming en hen misschien er nog toe brengen van tegenstanders
voorstanders te worden.



II. FINLAND.


Om met Finland te beginnen; dat ongelukkige land met zijne sympathieke,
vrijheidlievende bevolking, staat onder Rusland's heerschappij.

Als dat volk vrij was, niet bij elken wiekslag door Rusland's ijzeren
arm belet werd te stijgen, zou het spoedig de grootste hoogte in
volksontwikkeling bereiken.

Toen in 1905, na de vreedzaam volbrachte revolutie, Finland een deel
van zijne onafhankelijkheid van Rusland teruggewonnen had, kwamen de
hoofdpersonen van de verschillende politieke partijen bijeen om te
beraadslagen over de wijze waarop de Volksvertegenwoordiging gekozen
zou worden. Met meerderheid van stemmen werd besloten, dat er zou zijn
een enkelvoudige, slechts uit één Kamer bestaande vertegenwoordiging,
gekozen door alle personen boven de 21 jaren, zonder onderscheid
van geslacht.

Na deze uitspraak zaten Finlands vrouwen niet stil. Om de tegenstemmers
en wankelmoedigen nog te winnen, belegden zij in de hoofdstad van het
Rijk vele openbare vergaderingen, waar vrouwen uit het geheele land
als afgevaardigden tegenwoordig waren en waar de eisch der vrouwen
besproken en in moties aan het eind der vergadering aangenomen
werd. Deze motie luidde: dat kiesrecht en verkiesbaarheid aan alle
vrouwen boven 21 jaren, gehuwd en ongehuwd, volgens het beginsel van
algemeen, gelijk en rechtstreeks stemrecht worde toegekend.

In Finlands Grondwet, die eindelijk op 29 Mei 1906 door den Czaar van
Rusland werd goedgekeurd, was ten slotte opgenomen: "dat kiesgerechtigd
zijn alle mannen en vrouwen boven de 24 jaren; uitgesloten zijn alleen:
soldaten; wegens zwakke geestvermogens onder voogdij staanden; zij die
om andere reden dan armoede hunne belasting niet hebben betaald; zij
die in de laatste drie jaren niet als Finsch burger staan ingeschreven;
bewoners van werkhuizen en armhuizen; misdadigers; bankroetiers
(voor een bepaalden tijd) en zij, die zich bij verkiezingen hebben
schuldig gemaakt aan oneerlijke praktijken. Allen, die het recht
van kiezen hebben, zijn ook verkiesbaar". Verder werd er evenredige
vertegenwoordiging ingevoerd.

Hoe de vrouwen hunne plotseling verkregen politieke rechten hebben
opgevat, blijkt duidelijk uit het feit, dat zij reeds twee weken na
die overwinning over het geheele Rijk cursussen georganiseerd hadden
om de vrouwen met de nieuwe wet en de evenredige vertegenwoordiging
op de hoogte te brengen en vooral ook om in de vrouwen het gevoel
van de groote verantwoordelijkheid te wekken, die aan nieuwe rechten
verbonden is.

Deze cursussen, waarvan er 130 in drie maanden tijds gehouden werden,
maakte men zoo populair en aantrekkelijk mogelijk. De vrouwen van
alle klassen in de maatschappij en van elke politieke richting kwamen
daar bijeen. Meestal zalen vol. Dan werd eerst op eenige avonden het
voornaamste uit de Grondwet uitgelegd en onderling besproken en het
evenredige kiesrecht op een bord aanschouwelijk voorgesteld. Daarna
kondigde de presidente aan, dat er den volgenden keer een denkbeeldige
verkiezing zou plaats hebben. De leden van verschillende richtingen
zonden te voren hunne denkbeeldige candidaten A. B. C. enz. in. Na
de opening der vergadering stelde de presidente het eerst de
partijagitatie en stemmenwerving aan de orde. Zij die candidaten
hadden ingezonden kwamen dan een voor een op het podium om hunne
candidaten aan te bevelen. Het publiek lachte, juichte de spreekster
toe of gaf teekenen van afkeuring, net zooals het in werkelijkheid op
zulke vergaderingen geschiedt. Dan werd een half uur gepauseerd om
gelegenheid te geven tot stemmen werven en daarna had de verkiezing
plaats. Elk bracht haar stembiljet ingevuld bij het bestuur in. Na
de telling der stembriefjes werd weder aanschouwelijk voorgesteld,
hoe bij evenredige vertegenwoordiging een meerderheid wordt verkregen.

Den geheelen winter 1906/07 werden verder overal vergaderingen belegd
om de voornaamste punten van de verschillende partijprogramma's
te bespreken.

Hoe dichter de verkiezingsdag naderde, destemeer begonnen de
verschillende vrouwen zich bij de bestaande politieke partijen in
te deelen. De meeste dier partijen hadden naast hunne sprekers
ook spreeksters aangesteld om door het geheele land leden te
werven. Soms reisden spreker en spreekster samen en sprak de
vrouw over het alkoholvraagstuk, kinderbescherming, openbare
zedelijkheid, huwelijkswet enz., terwijl de man de andere punten van
het partijprogram besprak. Zulke vergaderingen werden bijna steeds
door een even groot aantal vrouwen als mannen bijgewoond en, zoo zegt
de verslaggever: "men kon het den vrouwen van het gezicht aflezen,
dat de gedachte, dat zij daar zaten, niet als bloote toeschouwers
maar met evenveel recht als de mannen, haar met trots vervulde".

Op 15 en 16 Maart 1907 hadden eindelijk voor het eerst de verkiezingen
onder de nieuwe wet plaats. Overal hadden de afdeelingsbesturen van
de verschillende partijen bekend gemaakt, dat er zich vrouwen bij
de stembureaux beschikbaar hadden gesteld om op de babies te passen
in geval moeders met het kleintje op den arm aan de stembus mochten
komen. Ook waren er vrouwen, die tijdelijk de huismoeders willen
vervangen, wanneer die om in huis zijnde zieken of om andere reden
het huis niet onbeheerd konden laten.

Van den eigenlijken verkiezingsdag vermeldt de verslaggever: "Het
was eigenlijk om te lachen voor allen, die zich herinnerden welke
verschrikkelijke dingen er door de tegenstanders voorspeld waren
geworden, zoo kalm en als een van zelf sprekende zaak als mannen en
vrouwen te zamen naar de stembus gingen. Onder de wachtende scharen
werden dikwijls de meest huiselijke zaken besproken. Ook hoorde men
soms nog een bange echtgenoot zijne vrouw wijze lessen uitdeelen,
hoe zij het biljet moest invullen en vooral geen naam er onder zetten
enz. Ook zag ik een jongen man, van nog geen 24 jaar, zijn oude
grootmoeder ondersteunen en naar het stembureau brengen. Huismoeders,
dienstmeisjes, voorname dames en arbeidsters, allen stonden met
de mannen-kiezers bedaard te wachten, tot hun beurt van stemmen
gekomen was. Van beleedigende uitingen tegenover de vrouwen was
nergens sprake".

Bij den uitslag der verkiezing bleek, dat in alle steden de vrouwen
in grooter getale naar de stembus waren gegaan dan de mannen, doch
op het platteland viel het omgekeerde te constateeren, zoodat over
het geheele land door mannen en vrouwen % gewijze ongeveer gelijk
gestemd is geworden. Verder waren er op de 200 afgevaardigden 19
vrouwen gekozen, over de verschillende politieke partijen verdeeld.

Zonder eenige bijzondere aandacht te trekken namen deze eerste
Europeesche vrouwen parlementsleden in Mei 1907 hare zetels in het
Finsche Parlement in. In alle afdeelingen tot onderzoek van ingekomen
voorstellen werden onmiddellijk een of meer vrouwen benoemd, zoo
ook in het "Talmans Konferens" (comité bestaande uit voorzitters
van verschillende afdeelingscomité's). In deze laatste nam Lucina
Hagman zitting, de vrouw, die in Finland zooveel voor co-educatie
heeft gedaan en aan het hoofd staat van een door haar zelf gesticht
gymnasium voor jongens en meisjes.

In samenwerking met de politieke partijen waartoe zij behooren,
werden door die vrouwen wetten voorgesteld, maar ook door vele van
haar werden nog afzonderlijke voorstellen ingediend.

Op 31 Mei schrijft Alexandra Gripenberg, een der vrouwelijke
parlementsleden:

"Ik schrijf u gedurende een pauze in de zitting. Wij hebben juist
gedebatteerd over de zegelbelasting en zijn nu begonnen aan de
jachtwet. Gisteren hebben wij met ons zessen vrouwen ons eerste
wetsvoorstel ingediend omtrent huwelijksgoederenrecht. Vandaag heb
ik een voorstel mede onderteekend, door andere vrouwen ingediend
omtrent het recht der moeders op hare kinderen en dan nog een om den
verantwoordelijkheidsleeftijd van meisjes te verhoogen. Ik vrees,
dat wij voorloopig in de Afdeelingen nog weinig kunnen doen, wij
moeten eerst grondig kennis opdoen van de aldaar in behandeling
komende onderwerpen; maar al leerende zullen wij er ons vooreerst
toe bepalen, dat ook daar voor de belangen der vrouwen en kinderen
gewaakt wordt. Ik zit in het Comité voor Wetten en de andere vrouw
hierin is een sociaal-democrate. In dit comité komen voorstellen in,
die dikwijls betrekking hebben op wijzigingen in wetten betreffende
vrouwen. Wij tweeën kunnen dus in ons comité zeer nuttig zijn".

Over het geheel waren er in den eersten zittingsduur 26 voorstellen
afzonderlijk door vrouwen ingediend, op één na allen betrekking
hebbende op vrouwen en kinderen of van ethische strekking. Opmerkelijk
was, dat de vrouwen in zedelijkheidskwesties meestal samen gingen,
maar bij andere belangrijke vraagstukken stemden met de mannen van de
partij, waartoe zij behoorden. Nog slechts drie van de door vrouwen
ingediende en aangenomen voorstellen waren behandeld, toen de Czaar
in Maart 1908 het Finsche Parlement ontbond en de nieuwe verkiezingen
tot 1 Juli 1908 uitstelde.

De drie aangenomen voorstellen hadden ten doel, het eerste
om van regeeringswege te zorgen, dat overal op het platteland
geëxamineerde vroedvrouwen werden aangesteld, het tweede om kook-
en huishoudscholen in elk dorp te vestigen, zoodat de meisjes uit
de volksklasse goede huisvrouwen konden worden, en het derde om
den verantwoordelijkheidsleeftijd van meisjes van 15 op 17 jaren
te brengen.

Het ingediende voorstel om de voogdij van den man over zijne vrouw op
te heffen, en dat om de gehuwde vrouw het recht van beheer over eigen
vermogen te laten, waren in behandeling, toen van Rusland plotseling
de boodschap kwam, dat de Kamer ontbonden en alle parlementaire arbeid
gestaakt moest worden.

1 Juli 1908 kozen de Finnen een nieuw parlement. De deelname
der vrouwen was nog grooter dan den eersten keer en 25 van haar
werden als afgevaardigden verkozen. Slechts kort was dit parlement
bijeen. Twee belangrijke punten waren afgedaan. Het kiesrecht voor
de gemeenteraden was geregeld en bepaald, dat elk burger boven de 21
jaren kiesrecht zou hebben en verkiesbaar zijn. De Czaar verleende
echter geen sanctie aan dit besluit. Het tweede punt, toekennen van
stukken grond in erfpacht voor 50 jaren, werd wel goedgekeurd.

Toen de voorzitter der Kamer op 16 Febr. 1909 de zitting opende
en met eenige moedige woorden uitdrukking gaf aan het gevoel dat de
Finsche bevolking bezielde over den druk en verderfelijken invloed van
Rusland's Ministerraad, had dit tengevolge, dat de Czaar opnieuw het
parlement ontbond en de Russische Ministerraad een wet uitvaardigde,
waarbij "alle aangenomen voorstellen door een Volksvertegenwoordiging,
die binnentijds ontbonden wordt, van geene waarde worden verklaard".

Sedert de invoering van de Finsche grondwet, hebben er nu vijf
verkiezingen plaats gehad. De aantallen gekozen vrouwen waren resp. 19,
25, 21, 17 en 14. Deze vermindering is zuiver toevallig, zegt het
vr. parlementslid Tekla Hultin, en enkel aan persoonlijke redenen
toe te schrijven.

Het is te begrijpen dat onder de bedreiging met verlies van
onafhankelijkheid ook de vrouwen van Finland zich meer voelen als
Finnen dan als vrouwen en zij met de mannen samen nu eerst willen
werken om van Rusland's druk verlost te worden, alvorens zij eigen
rechten op den voorgrond zullen schuiven. In het in Mei 1909 gekozen
parlement hadden 21 vrouwen zitting, doch zij dienden vooreerst nog
geen voorstellen in voor verbetering van eigen toestand. Wel heeft
de "Vereeniging tot behartiging van de rechten der vrouw" eenige
kant en klare voorstellen liggen om echtgenooten gelijke rechten te
geven op hunne kinderen en op het beheer hunner goederen en om den
toestand te verbeteren van kinderen buiten huwelijk geboren, maar zij
zullen wachten met de indiening tot betere tijden komen. Ook andere
vereenigingen hebben wetswijzigingen gereed gemaakt, voornamelijk
met het doel om duidelijk aan te toonen, dat de vrouwen niet met de
bestaande toestanden tevreden zijn, maar dat zij met oordeel weten
te schiften, wat op een gegeven moment voor het land van de meeste
waarde is.

In 1909 was in het Finsche parlement aan de orde "wettelijke
bescherming van fabrieksarbeiders". Deze wet bevat een punt voor de
fabrieksarbeiders van het grootste belang, het verbod van nachtarbeid
voor vrouwen.

Op voorstel van de fabrieksinspectrice en lid van het parlement
Mej. Vera Hjelt is er een grondig onderzoek ingesteld, welke
gevolgen zoo'n verbod voor de vrouwen te beteekenen heeft en wat de
schaduwzijden van nachtarbeid speciaal voor vrouwen zijn. Al de 21
vrouwenleden van het parlement, onder wie er waren van elke politieke
richting, hadden zich vereenigd om te zorgen, dat de belangen der
fabriekarbeidsters niet door misplaatste sentimenteele overwegingen
geschaad en zij uit hare broodwinning gestooten werden.

1910 was een weinig vruchtbaar jaar voor de wetgeving door de
herhaalde ontbinding van den Landdag en de bedreiging met verlies
van onafhankelijkheid.

Door tegenstanders van vrouwenkiesrecht, die zich dikwijls niet
de moeite geven een grondig onderzoek in te stellen, is reeds de
opmerking gemaakt, "dat de vrouwen van Finland in die vier jaren,
dat zij zitting hebben in 's lands raadzaal, toch nog niet veel tot
stand hebben gebracht", maar men ziet er volledige samenwerking van
mannen en vrouwen in de partijen. Zoo bijv. zijn de wetsvoorstellen
tegen alkoholische dranken, voor leerplicht, vrijheid van drukpers,
arbeidswetten en staatsburgerschap der joden door mannen en vrouwen
samen ingediend. Zij die de gebeurtenissen in dat ongelukkig, doch
belangwekkend land volgen en de vrouwenbeweging in Finland bestudeeren,
zullen ongetwijfeld tot de overtuiging komen, dat door de invoering
van vrouwenkiesrecht aldaar het gemeenschapsgevoel in de vrouwen
vergroot werd, dat er meer belangstelling gekomen is in de groote
sociale vraagstukken, dat bij de vrouwen verantwoordelijkheidsgevoel
voor maatschappelijke misstanden gewekt is en dat samenwerking van
man en vrouw op elk gebied, ook in staatkundige lichamen, alleen
goeds en geen kwaads kan tengevolge hebben. Thans beheerscht echter
de dreigende annexatie alles in den Finschen Landdag.



III. ZWEDEN.


In Zweden is men nog niet zoover als in Finland. Wel is waar bezitten
daar de vrouwen sedert 1862 het kiesrecht voor de Gemeenteraden,
doch zij waren tot 1910 zelf niet verkiesbaar. Ook was dit recht
alleen gegund aan ongehuwden en weduwen en zat dan nog aan een
vrij hoogen census vast. Eerst in 1902 konden de voorstanders van
vrouwenkiesrecht erin slagen een organisatie, met het uitsluitend doel,
"gelijke politieke rechten voor mannen en vrouwen te verkrijgen",
tot stand te brengen.

Toen in 1884 mr. Borg, een lid van het parlement, een wetsvoorstel
indiende om den vrouwen kiesrecht te geven en ze verkiesbaar te
stellen voor alle wetgevende en wetsuitvoerende lichamen, stond hij
vrijwel alleen en werd in de Kamer met een schaterlach ontvangen en
door de pers gerediculiseerd.

Mr. Lindhagen, de tegenwoordige burgemeester van Stockholm, kwam in
1892 op nieuw met een dergelijk voorstel, en ofschoon het met een
verpletterende meerderheid viel, werd er toch eenige oogenblikken
aandacht aan geschonken en ook de nieuwsbladen spraken er zakelijk
over. Toch duurde het nog tien jaren vóór dat de vrouwen inzagen dat
zij zelf aan het werk moesten tijgen en dat zij zich moesten vereenigen
met het uitsluitende doel "politieke gelijkstelling van man en vrouw."

Het was juist in den tijd dat mr. Lindhagen voor den tweeden keer een
voorstel tot invoering van vrouwenkiesrecht bij het Zweedsche parlement
indiende, in April 1902, dat de vrouwen van Stockholm en Göteborg
gereed kwamen en de Vereeniging voor Vrouwenkiesrecht stichtten.

De eerste daad dezer Vereeniging was een door 5641 vrouwen onderteekend
adres bij de Regeering in te dienen om het voorstel Lindhagen te
steunen. Het voorstel viel met 111 tegen 64 st. Ook in 1904 diende
Lindhagen weer een zelfde voorstel in, dat toen 93 stemmen verwierf. In
1905 waagde hij het nog eens doch weder zonder succes.

Ondertusschen was de Vereeniging voor vrouwenkiesrecht onverdroten
aan den arbeid geweest om de vrouwen door het geheele land wakker
te schudden. Het aantal leden en afdeelingen groeide met den
dag. In 1906, toen een krachtige liberale Regeering de teugels
van het bewind in handen kreeg en een voorstel tot uitbreiding van
mannenkiesrecht aan de orde stelde, hoopten ook de vrouwen succes
te hebben. Vergaderingen werden in allerijl belegd, overal moties
aangenomen en in minder dan een week waren er 30 verzoekschriften
voor invoering van Vrouwenkiesrecht bij de regeering ingediend. Van
vier partijen ontvingen de vrouwen steun, die elk een amendement,
vrouwenkiesrecht beoogende, op de regeeringsvoorstellen indienden.

Het geheele regeeringsvoorstel viel en alleen werd aangenomen, met 127
tegen 100 stemmen, dat er een commissie zou worden benoemd, die een
enquête zou instellen, in hoever vrouwenkiesrecht voor Zweden noodig
en nuttig was. Door dit echec moest de liberale regeering heengaan.

Het opvolgend conservatieve Kabinet werd onmiddellijk door een
deputatie uit de vrouwenkiesrecht-vereeniging met de eischen der
vrouwen op de hoogte gesteld. Evenzoo de oude Koning Oscar. Echter
zonder direct gevolg. Toen werd in Febr. 1907 een monsteradres,
geteekend door 142000 vrouwen, bij de Tweede Kamer ingediend. Ook deze
poging faalde, doch had ten gevolge dat een der leden van de liberale
partij inlichtingen vroeg omtrent de resultaten van het onderzoek,
verkregen door de ingestelde commissie. Uit het korte antwoord kwam
toch duidelijk uit, dat de resultaten voor de vrouwen gunstig waren.

Kort daarna diende de regeering zelf een voorstel in om den vrouwen op
dezelfde voorwaarden als de mannen het kiesrecht voor de gemeenteraden
te geven en hen ook voor alle functiën in die Raden verkiesbaar te
stellen. Dit voorstel werd met groote meerderheid in Eerste en Tweede
Kamer aangenomen en is in 1910 in werking getreden.

Nu begonnen de vrouwen hulp te krijgen van de mannen. Vele Kamerleden
boden aan om met de vrouwen door het land op vergaderingen te
spreken om het vrouwenkiesrecht populair te maken. Evenals de
sociaal-democraten reeds een jaar vroeger hadden gedaan namen nu ook
alle liberale partijgroepen vrouwenkiesrecht als eerste punt in hun
partijprogram op. Als oppositiepartij konden zij nu gemakkelijk een
wetsvoorstel tot invoering van vrouwenkiesrecht indienen en weldra
kwamen dan ook van de sociaal-democraten, de Werkliedenverbonders, de
Lindhagengroep en andere liberalen zulke voorstellen in. Het bestuur
van de Ver. v. vrouwenkiesrecht werd uitgenoodigd de vergaderingen bij
te wonen waar deze Kamergroepen onderling de voorstellen bespraken,
die ingekomen waren. Het kon dikwijls nuttige wenken geven.

Ook door een club uit de Eerste Kamer werd het bestuur uitgenoodigd
tot een samenkomst.

De Ver. voor Vrouwenkiesrecht meende toen goed te doen om in Stockholm
een openbare vergadering te beleggen, waarvoor alle leden van Eerste
en Tweede Kamer een speciale uitnoodiging ontvingen en waar door de
leidsters der vrouwenkiesrechtvereeniging het vraagstuk nogmaals van
alle kanten zou worden toegelicht. Vele Kamerleden maakten van deze
uitnoodiging gebruik en veel van hetgeen zij daar hoorden, werd twee
dagen later bij een debat over vrouwenkiesrecht in de Eerste Kamer
schitterend aangewend.

Desniettegenstaande werden alle ingediende voorstellen 2 Mei 1908
verworpen.

De vrouwenkiesrechtvereeniging was ondertusschen gegroeid tot
142 afdeelingen met 11000 leden en hiermede meende het bestuur
krachtig genoeg te zijn om op de komende algemeene verkiezing grooten
invloed uit te oefenen. Met groote meerderheid was in de vereeniging
uitgemaakt, dat er momenteel geen dringerder nationale belangen in
Zweden bestonden dan de invoering van vrouwenkiesrecht, en dat daarom
de vrouwen dit belang nu nummer één moesten zetten. Men besloot
een schrijven te richten tot alle politieke partijen, waarin werd
meegedeeld, dat de vrouwen, ieder in eigen partij, bij de verkiezing
wilden medewerken, indien die partij alleen candidaten wilde stellen,
die vóór vrouwenkiesrecht waren. Weigerde de partij zich daartoe
te verbinden, dan zou die partij zelfs door eigen vrouwelijke
partijgenooten en door alle vrouwen te zamen worden tegengewerkt.

Verder werd door de vrouwen getracht overal in de besturen van
geestverwante kiesvereenigingen opgenomen te worden. Op alle
kiezersvergaderingen zouden zij tegenwoordig zijn en door vragen de
goedgezinde candidaten dwingen zich openlijk voor de kiezers uit te
spreken en door debat de tegenstanders te bestrijden.

Ook nam men zich voor zeer ostentatief de herkiezing te verhinderen van
uitgesproken tegenstanders, zoodat duidelijk zou uitkomen, dat hun val
een gevolg was van het optreden der vrouwen. Door strooibiljetten zou
men het groote publiek bewerken en waar in een district alle candidaten
voorstanders waren, zou men zich van elke inmenging onthouden.

Nauwelijks was dit besluit door de pers publiek gemaakt of door
sociaal-democraten en liberalen werden de vrouwen uitgenoodigd om
over vrouwenkiesrecht in hunne afgelegen afdeelingen te komen spreken
en werd haar aangeboden vrije reis- en verblijfkosten en zoo noodig
een kleine vergoeding. Den geheelen zomer van 1908 reisden de vrouwen
door het geheele land om op vergaderingen door de politieke partijen
uitgeschreven over vrouwenkiesrecht te spreken. Het gevolg was,
dat in het najaar bij de Rijksdagverkiezing een groote meerderheid
voorstanders voor vrouwenkiesrecht verkozen werd en dat de groote
tegenstanders uit de oude Kamer overal verslagen werden, en reeds
bij eerste stemming vielen.

In Maart 1909 werd eerst door een der liberale partijen en direct
daaropvolgend door de sociaal-democratische Kamerclub een voorstel
ten gunste van vrouwenkiesrecht ingediend, dat in het eind van April
in behandeling werd genomen en direct, zonder een enkel woord van
tegenspraak, met algemeene stemmen werd aangenomen. Ook de Koning had
zich verklaard vóór aanneming. Doch de Eerste Kamer, nog uit de oude
conservatieve leden bestaande, verwierp het.

Op 31 Dec. 1910 telde de Zweedsche Vereeniging voor Vrouwenkiesrecht
174 afdeelingen, waaraan nog steeds nieuwe worden toegevoegd tengevolge
van de groote uitbreiding der beweging door het kongres van den
Wereldbond te Stockholm, dat in Juni gehouden is.

Op de jaarvergadering 10 Jan. 1910 te Jönköping gehouden, toonde
de juriste Fru Anna Wicksell aan, dat de nieuwe belastingwet in de
praktijk aan alle gehuwde vrouwen het kiesrecht toekende, als zij maar
een eigen jaarlijksch inkomen van 10 Kr. (op sommige plaatsen slechts 1
Kr.) bezitten. De beide Kamers hebben die opvatting der wet bevestigd
en verklaard, dat zij bij het aannemen der wet deze konsequentie ook
bedoeld hadden. Nu de vrouwen dus het aktief en passief kiesrecht voor
de gemeenteraden bezitten, hebben zij ook invloed op de samenstelling
der Eerste Kamer, en dien zullen zij niet ongebruikt laten. Reeds
in 1910 is daar het aantal voorstanders van het Vrouwenkiesrecht
belangrijk toegenomen en als de geheele Eerste Kamer volgens de nieuwe
kieswet (met evenredige vertegenwoordiging) zal zijn samengesteld, zal
daar de taaie tegenstand tegen het burgerrecht der vrouw gebroken zijn.

Verleden jaar (1910) zijn er in 't geheel 37 vrouwen van verschillende
partijen in de gemeenteraden gekozen, die daar haar ambt wel zoodanig
zullen vervullen, dat de perzik naar meer zal smaken.

De belofte van een enquête omtrent het vrouwenkiesrecht in andere
landen waarmede de regeering zich vooreerst van de zaak af hoopte te
maken, moest intusschen vervuld worden, en in Maart 1911 verscheen
een dik boek van prof. Reuterskiöld, dat een verzameling bevat van
regeeringsvoorstellen en debatten vóór- en tegen het vrouwenkiesrecht
in vele landen en een herdruk van de aan de Fransche Kamer door
Buisson verstrekte gegevens, maar geen ander advies dan dit: "als
de vrouwen zich tot een "machtsfaktor" hebben weten te verheffen,
dan moet men haar het kiesrecht geven."

Na deze enquête kwam het Wereldbondkongres te Stockholm en nu is men
midden in de verkiezingen voor de Tweede Kamer. Zooveel is zeker,
dat het in Zweden niet veel jaren meer duren zal, voor de vrouwen er
de zoo nuttige medezeggenschap in het staatsbestuur bezitten.



IV. NOORWEGEN.


In Noorwegen bezitten de vrouwen het langst kiesrecht en
verkiesbaarheid voor de Gemeenteraden, zoodat van daar reeds over
de resultaten van haar zitting nemen in deze lichamen gesproken kan
worden. Dat deze resultaten gunstig zijn, spreekt het meest hieruit,
dat de Regeering in Noorwegen geen bezwaar heeft gezien in 1907 het
kiesrecht en de verkiesbaarheid voor alle staatslichamen aan een
groot deel der vrouwen te geven.

In 1885 werd in Christiania voor het eerst een locale
vrouwenkiesrecht-vereeniging gesticht, die eerst 12 jaren daarna een
Nationale vereeniging werd. Ondertusschen waren in 1886 reeds twee
voorstellen omtrent Vrouwenkiesrecht in het Parlement behandeld en
verworpen, terwijl in 1893 een dergelijk voorstel wel een meerderheid
van 58 stemmen verwierf, doch niet de vereischte 2/3 meerderheid
haalde.

In 1901, toen een voorstel door tien leden van de Storthing
ingediend, om het gemeentekiesrecht voor mannen algemeen te maken,
in behandeling kwam, zond de vrouwenkiesrechtvereeniging een verzoek
in om dit recht tegelijkertijd aan de vrouwen te verleenen. 25 Mei
1901 werd dit verzoek ingewilligd, doch het gemeentelijk kiesrecht
voor de vrouw werd alleen verleend aan belastingbetalende en met een
belastingbetalend man gehuwde vrouwen, terwijl voor de mannen een
algemeen kiesrecht gold. In 1902 hadden de gemeenteraadsverkiezingen
onder de nieuwe wet voor het eerst plaats en de vrouwen beijverden
zich om onder de beperkende bepalingen, waaronder zij alleen mochten
kiezen, toch nog zooveel mogelijk vrouwen aan de verkiezingen te
doen deelnemen en in de gemeenteraden verkozen te krijgen. In alle
steden namen dooreengerekend 90% van de kiesgerechtigde vrouwen deel,
in een enkele stad zelfs 100%. Op het platteland was de deelneming
aanmerkelijk minder, dikwijls een gevolg van den grooten afstand der
stembureaux. In het geheel werden 98 vrouwen in de verschillende
gemeenteraden verkozen en bovendien nog 60 plaatsvervangende
leden. Tegenover deze 98 vrouwen waren er 12330 mannen-raadsleden.

Wat hebben dit gering aantal vrouwen kunnen tot stand brengen,
wat uitsluitend mag worden aangemerkt als een gevolg van haar
optreden? Natuurlijk hebben zij met de mannen-leden voor vele
verbeteringen samengewerkt, doch waar zij alleen op de bres stonden
was het steeds om te zorgen voor de belangen van vrouwen, kinderen,
armen en misdeelden. Uit de groote lijst stippen wij slechts enkele
dingen aan. Zoo diende in Christiania Elisa Heyerdahl een voorstel in
om pandjeshuishouders te verbieden goederen aan te nemen van kinderen
beneden 15 jaren. Met de aanneming van dit voorstel werd een einde
gemaakt aan het zenden van kinderen, soms nog onder de zes jaren, om
goederen in beleening te geven, die maar al te dikwijls van diefstal
afkomstig waren.

Een ander voorstel, dat ook aangenomen werd, beoogde om opkoopers
en daarmede gelijkstaanden te verbieden met kinderen handel te
drijven. Als onderwijzeres aan een armenschool wist voorstelster
bij ondervinding, dat kinderen door zulke lieden tot diefstallen
werden aangespoord, waarna zij hun de gestolen goederen voor eenige
snoepcenten afkochten. Door hare heldere voordracht, met tal van
voorbeelden aangevuld, smaakte zij de voldoening dat niet alleen in
Christiania, doch na onderzoek in alle stedelijke gemeenteraden zulk
een verbod werd ingevoerd. Ook wist zij er door te krijgen, dat aan
kinderen beneden 15 jaren verboden werd te rooken en dat verkoop van
tabak en sigaren aan zulke kinderen strafbaar werd gesteld.

In Drammen wisten de vrouwen-raadsleden o. a. een verbod uitgevaardigd
te krijgen, waarbij verboden werd om meisjes beneden 18 jaar aan boord
van schepen, die in de haven liggen, toe te laten om boodschappen
te verrichten, waschgoed te brengen of iets dergelijks. Het was
n.l. bekend dat zulke meisjes daar door werkgevers onder voorwendsels
naar toe gestuurd en voor onzedelijke handelingen gebruikt werden. De
vrouwen zorgden er ook voor, dat gelijktijdig een som op de begrooting
werd uitgetrokken om een inspectrice aan te stellen, die aan de kaden
met de zorg voor naleving dier verordening werd belast.

Ook zorgden zij er voor, dat er in Drammen van gemeentewege goede
crêches werden tot stand gebracht, waar de moeders die uit werken
gaan de kleine kinderen met gerustheid kunnen brengen. In alle
ietwat grootere steden wisten de vrouwen er door te krijgen, dat
een deskundig controleur werd aangesteld om toezicht te houden op
den verkoop der voornaamste voedingsmiddelen, melk, vleesch, visch,
brood enz. In weerwil van de bewering der Gezondheidscommissie,
dat zulk een toezicht onnoodig was, een bewering die zij in een
breedvoerig prae-advies bij den Raad indienden, wisten de vrouwen,
sterk door eigen ondervinding, toch het pleit te winnen en kwam de
aangestelde controleur weldra tot de afschuwelijkste ontdekkingen.

Het is niet mogelijk in een kort bestek alle maatregelen op te sommen,
die op initiatief der vrouwen-raadsleden werden genomen. Deze enkele
mogen tot bewijs dienen in welke richting zij in de gemeenteraden
werken en dat ook in Noorwegen de samenwerking van man en vrouw in de
stadsregeering geen nadeel, doch alleen voordeel kan opleveren. Dat de
mannen in Noorwegen dit beseffen, blijkt uit de woorden, waarmede de
Burgemeester van Christiania een deputatie Engelsche gemeenteraadsleden
toesprak, bij hun bezoek aan Noorwegen. Hij zeide o. a.: "De Noorsche
Regeering heeft twee en een half jaar geleden den vrouwen kiesrecht
en verkiesbaarheid verleend voor de gemeenteraden. Zij was daarmede de
eerste in Europa. Ik kan u verzekeren, en dit is het éénstemmig oordeel
van al mijne ambtgenooten, dat wij niets dan lof kunnen uitspreken voor
de belangstelling, die de vrouwen voor de gemeentebelangen aan den dag
leggen en de verstandige wijze waarop zij aan ons werk deelnemen. Ik
neem daarom de vrijheid onze gasten opmerkzaam te maken op het nut,
dat er voor de gemeenten in gelegen is, wanneer vrouwen zitting hebben
in den Raad en ik spreek den wensch uit, dat uw bezoek aan Noorwegen
tengevolge moge hebben, dat ook in Engeland de vrouwen binnenkort
lid van de Gemeenteraden zullen worden". (In Engeland verkregen de
vrouwen dit recht een jaar daarna).

Een onmiddellijk gevolg van het werk der vrouwen in de Noorweegsche
Gemeenteraden was hare benoembaar-verklaring tot leden van de
jury. Hoe zij daar de haar opgelegde taak volbrengen, blijkt uit
hetgeen een radicaal blad onlangs in een leadingartikel schreef. "De
groote waarde en beteekenis van het feit, dat vrouwen als Gezworenen
worden toegelaten, treedt het meest naar voren in onaangename en
pijnlijke aangelegenheden. In alle gevallen, waarin moeilijkheden
tusschen man en vrouw gerezen zijn, heeft het vrouwelijk inzicht,
de vrouwelijke rechtvaardigheidszin, er toe geleid, dat er een hoogst
verstandig, uiterst rechtvaardig vonnis over schuld en onschuld kon
worden uitgesproken."

Sedert 1902 hebben twee nieuwe gemeenteraadsverkiezingen plaats
gehad en is het aantal vrouwelijke gemeenteraadsleden en juryleden
telkens toegenomen.

In 1907 werden 11.134 mannen en 224 vrouwen tot raadsleden gekozen
en in 1910 11.716 mannen en 379 vrouwen. Het aantal kiesdistrikten,
waar geen vrouwen hebben deelgenomen aan de stemming was in 1907 nog
186, in 1910 nog maar 55.

Dat onder deze omstandigheden de vrouwen in Noorwegen 14 Juni 1907 ook
het kiesrecht en de verkiesbaarheid voor het Parlement kregen is te
begrijpen. De Nationale vereeniging voor Vrouwenkiesrecht had in 1906
een voorstel ingediend om aan vrouwen op dezelfde voorwaarden als aan
mannen ook de politieke rechten te verleenen en terzelfdertijd zond
eene andere vrouwenvereeniging een verzoek in, om den vrouwen het
politieke kiesrecht te verleenen op dezelfde voorwaarden als waarop
zij het kiesrecht voor de Gemeenteraden bezitten.

Beide voorstellen werden door verschillende politieke partijen
gesteund. Den grootsten steun ondervonden de vrouwen echter van
Prof. Stang, den leider der conservatieve partij in Noorwegen. Hij
hielp de vrouwen in elk opzicht met raad en daad en toen het
eerste voorstel "gelijke politieke rechten voor man en vrouw"
(de mannen bezitten sedert 1898 algemeen kiesrecht in Noorwegen),
met 43 tegen 73 stemmen viel, was het zijn gloedvolle rede, die vele
wankelmoedige tegenstemmers van hunne dwaling overtuigde, zoodat het
tweede voorstel "vrouwenkiesrecht op de voorwaarden, waarop zij ook
het gemeentekiesrecht uitoefenen" met 96 stemmen voor en 25 tegen
werd aangenomen.

Door dit besluit zijn nu ongeveer 300.000 Noorsche vrouwen politiek
ontvoogd, terwijl er nog ongeveer 200.000 het kiesrecht missen. De
vrouwen geven echter den strijd niet op, alvorens er in Noorwegen,
evenals in Finland, gelijke politieke rechten voor mannen en vrouwen
verkregen zijn.

Dat de Noorweegsche Regeering overtuigd is met deze daad goed werk
te hebben verricht lijdt geen twijfel. Op verzoek zond zij officieele
Regeeringsvertegenwoordigsters naar de Congressen van den Wereldbond
voor Vrouwenkiesrecht te Amsterdam, Londen en Stockholm om daar namens
de Regeering te spreken.

In de verkiezingen voor het Storting in 1909 hebben van de
779.847 kiesgerechtigden 490.246 mannen en 162.928 vrouwen hun stem
uitgebracht. Er zijn geen vrouwen verkozen, alleen is Mej. Anna Rogstad
tot Plaatsvervangend Afgevaardigde gekozen, in welke hoedanigheid
zij dezen zomer veertien dagen zitting gehad heeft. Door kollega's
en publiek is zij zeer welwillend ontvangen, maar het trekken van
besluiten omtrent de vrouwen in parlementen is door haar korte
zittingstijd en haar stemmen vóór de oorlogsbegrooting zooals haar
partij dat meebracht, volstrekt niet gewettigd.

Toen het ministerie Knudsen wegens de wet op de watervallen plaats
moest maken voor het ministerie Konow, meende men, dat er vooreerst
geen verdere uitbreiding voor het vrouwenkiesrecht te wachten was. Toch
kwam in Mei 1910 het gemeentekiesrecht voor alle vrouwen tot stand,
en dat feit gepaard met de schitterende ontvangst, die de Presidente
van den Wereldbond te Kristiania vond, deed de vrouwen een beter
uitslag hopen, dan zij 10 Aug. 1911 kregen. Met 47 stemmen vóór en
73 tegen viel toen het voorstel om alle volwassen vrouwen stem te
geven voor de parlementsverkiezingen zoo goed als zij die hebben
voor gemeenteverkiezingen.

Intusschen begrijpt men wel, dat het niet lang kan duren voor in
Noorwegen de politieke gelijkstelling van mannen en vrouwen zal
zijn ingevoerd.



V. DENEMARKEN.


Denemarken, het dichtst bij ons liggende land, waarvan de bevolking
in geaardheid ook het meest met de onze overeenkomt, is het laatst
en het achterlijkst der Scandinavische landen in het verleenen van
kiesrecht aan de vrouw.

In 1888 begonnen de vrouwen daar het eerst te werken voor kiesrecht,
doch eerst in 1899 konden zij voor dat doel een organisatie tot stand
brengen, die echter uitsluitend voor kiesrecht en verkiesbaarheid
voor de gemeenteraden werkte. Eerst in 1904, na de totstandkoming
van den Wereldbond voor Vrouwenkiesrecht, zagen de Deensche vrouwen
in, dat zij de eischen wat verder moesten uitstrekken. Zij togen
met moed en ijver aan den arbeid en noodigden den Wereldbond uit,
zijn eerste groote Congres in 1906 in Kopenhagen te komen houden om
de vrouwen wakker te schudden en hen te bewegen tot het groote doel
"politieke gelijkstelling van man en vrouw" mede te werken.

Het congres van den Wereldbond voor Vrouwenkiesrecht werd in Augustus
1906 te Kopenhagen gehouden en het heeft voor Denemarken in het
algemeen en voor de Deensche vrouwen in het bijzonder, meer gedaan
dan men er van verwacht had. Niet alleen toch schudde het de vrouwen
wakker, maar het overtuigde ook vele mannen benevens de Deensche pers,
dat het streven der vrouwen, om directen invloed te verkrijgen in
alle staatslichamen, het geheele land zal ten goede komen.

Herhaaldelijk werden op dat Congres bekende politieke figuren gezien,
die de besprekingen volgden en door het gehoorde, onvervalschte
voorstanders van invoering van vrouwenkiesrecht werden. De pers, die
aanvankelijk de Congressisten met spotbladen ontvangen had, veranderde
gaandeweg van toon en eindigde met zich unaniem te verklaren vóór
deze hervorming.

Met dezen ondergrond was het gemakkelijk in den winter 1907/08, toen
een voorstel tot invoering van vrouwenkiesrecht en verkiesbaarheid
voor gemeenteraden het Lagerhuis bereikte, er een meerderheid voor te
winnen. De geheele pers hielp daartoe krachtig mede. In Maart 1907
werd dit voorstel in behandeling genomen en zoowel in het Folketing
(Tweede Kamer) als in het Landsting werd het aangenomen en 20 April
1908 tot wet verheven.

In Maart 1909 namen de vrouwen voor het eerst in Denemarken actief aan
de gemeenteraadsverkiezingen deel. Haar stemrecht is aan een census
gebonden. Slechts 62% vrouwen zijn stemgerechtigd, terwijl 75% der
mannen dit recht bezitten. In aanmerking genomen dat de vrouwen van
Denemarken nog maar kort geleden begonnen zich te organiseeren en voor
politieke rechten te strijden, kan de deelneming der vrouwen aan deze
verkiezingen alleszins bevredigend geacht worden. In de steden namen
ongeveer 70% der kiesgerechtigde vrouwen aan de verkiezingen deel,
op het platteland veel minder, zoodat de deelneming over het geheele
land tot 50% moet worden teruggebracht.

In het geheel werden er in 85 van de 1206 gemeenten vrouwen
in de gemeenteraden gekozen, ten getale van 127. Van deze
vrouwen-gemeenteraadsleden zijn 84 gehuwd, 5 weduwen en 38 ongehuwd.

In Kopenhagen werden 7 vrouwen verkozen, die 1 April 1909 voor het
eerst in den Raad zitting namen. Bij de opening der Vergadering
werden zij door den Voorzitter begroet met de volgende woorden: "Het
is een historische gebeurtenis, het is een revolutie, op de meest
vredelievende wijze tot stand gebracht, dat vrouwen zitting nemen
in deze Raadzaal, daartoe gekozen door mannen en vrouwen van eigen
richting. De ijverige deelneming der vrouwen aan de verkiezingen en het
feit, dat zij zich onmiddellijk volgens hare politieke overtuiging bij
de partijen indeelden, is een bewijs dat zij rijp zijn voor het haar
geschonken recht ..... in elk geval rijper dan de mannen in Denemarken
ten allen tijden waren, op het oogenblik, dat zij voor het eerst aan
de verkiezingen deelnamen en verkiesbaar werden gesteld. Ik ben nooit
bang geweest, dat de deelneming der vrouwen aan de regeering van
Stad of Land, den vooruitgang een halve eeuw lang zou tegenhouden,
zooals er in 's Lands vergaderzaal tegen aangevoerd werd. Het zal
integendeel spoedig blijken, dat een steeds toenemende vooruitgang
in naastenliefde, in waar liberalisme, en die soort menschenliefde,
welke zijn wortel vindt in het moederlijk gevoel, er het gevolg van
zullen zijn. Het is mijn diepgevoelde, waarachtige meening, dat de
goede wijze waarop de vrouwen hier en in het geheele land aan de
verkiezingen hebben deelgenomen, den krachtigsten stoot zal blijken
te geven aan een spoedige geheele politieke gelijkstelling van mannen
en vrouwen.

Welkom in deze Raadzaal! Moge de nieuwe Raad nu in samenwerking van
mannen en vrouwen de welvaart van onze schoone stad sneller en beter
weten te bevorderen dan tot heden het geval was".

De 127 vrouwelijke gemeenteraadsleden kwijten zich zeer goed van
haar taak. Zij zitten in menige kommissie voor ziekenverpleging,
kinderverzorging, armenzorg, schoolcommissies enz. Vaak wordt in zulke
kommissies ook door een vrouw het voorzitterschap waargenomen. Men
verwacht, dat bij de volgende gemeenteraadsverkiezingen in 1913 nog
veel meer vrouwen zullen verkozen worden.

De invoering van het kiesrecht der vrouwen voor het parlement,
Folketing en Landsting, vindt bijval in alle partijen. Zij is slechts
afgestuit op de samenkoppeling van deze hervorming met de verlaging van
den kiezersleeftijd, het toelaten van huisbedienden tot de stembus en
verandering der kiesdistrikten. Bovendien is het recht van de kroon
tot benoeming van 12 onafzetbare Kamerleden een technisch bezwaar
tegen grondwetsherziening.

Hoe lang nog? Dat is juist in Denemarken al bizonder moeilijk te
voorspellen. De beide nationale vereenigingen voor vrouwenkiesrecht
met elk ongeveer 11.000 leden laten niets onbeproefd om den voortgang
der zaak te bespoedigen.

Zou het voorbeeld van de vier Scandinavische landen in ons land niet
spoedig navolging verdienen?


Dr. Aletta H. Jacobs.





*** End of this LibraryBlog Digital Book "Vrouwenkiesrecht in de Skandinavische landen" ***

Copyright 2023 LibraryBlog. All rights reserved.



Home