Home
  By Author [ A  B  C  D  E  F  G  H  I  J  K  L  M  N  O  P  Q  R  S  T  U  V  W  X  Y  Z |  Other Symbols ]
  By Title [ A  B  C  D  E  F  G  H  I  J  K  L  M  N  O  P  Q  R  S  T  U  V  W  X  Y  Z |  Other Symbols ]
  By Language
all Classics books content using ISYS

Download this book: [ ASCII | HTML | PDF ]

Look for this book on Amazon


We have new books nearly every day.
If you would like a news letter once a week or once a month
fill out this form and we will give you a summary of the books for that week or month by email.

Title: Achter de schermen
Author: Schürmann, Joseph J., 1857-
Language: Dutch
As this book started as an ASCII text book there are no pictures available.


*** Start of this LibraryBlog Digital Book "Achter de schermen" ***


      +--------------------------------------------------------------+
      |                                                              |
      |                                                              |
      | Opmerking van de bewerker:                                   |
      |                                                              |
      | I. De tekst in dit bestand wordt weergegeven in de           |
      | originele, verouderde spelling. Er is geen poging gedaan de  |
      | tekst te moderniseren.                                       |
      |                                                              |
      | II. Overduidelijke inconsistenties, druk- en spelfouten in   |
      | het origineel zijn stilzwijgend gecorrigeerd.                |
      |                                                              |
      |                                                              |
      +--------------------------------------------------------------+



DE MEULENHOFF-EDITIE

EEN ALGEMEENE BIBLIOTHEEK

UITGEGEVEN DOOR MEULENHOFF & Co.
IN HET JAAR MCMXV TE AMSTERDAM

[Illustratie: JOS. J. SCHÜRMANN.]



ACHTER DE SCHERMEN

BELANGRIJKE MERKWAARDIGHEDEN EN HERINNERINGEN

VAN DEN IMPRESARIO

JOS. J. SCHÜRMANN



VRIJ BEWERKT NAAR HET FRANSCH
door J. H. v. d. HOEVEN

UITGEGEVEN DOOR MEULENHOFF & Co.
IN HET JAAR MCMXV TE AMSTERDAM



Jos. J. Schürmann.


Hoewel uit de bladzijden, die volgen reeds ondubbelzinnig blijkt wie en
wat #Joseph Schürmann# als impresario is en beteekent, wil ik enkele
bijzonderheden hier toch aan toe voegen.

Hij zelf beweert, dat het ras der groote impresarii tegenwoordig aan het
uitsterven is. Van zelf komt de vraag bij ons op: Wat is een groot
impresario? Een zakenman of meer een artistiek mensch? In hoofdzaak
beiden te gelijk, al gaat het geldverdienen steeds vóór. Bovenal moet
hij iemand zijn met den noodigen speurzin, die zijn kracht zoekt in
reclame en weet wat bij het publiek in verschillende landen gewild is,
kortom iemand die van aanpakken en volhouden weet.

Dit alles lijkt veel gemakkelijker op papier dan het in de praktijk
uitkomt. De gebeurtenissen hier vermeld zijn daar het bewijs van, al is
de inhoud door den auteur met de noodige saus toebereid om alles
aantrekkelijk en smakelijk te maken.

Joseph Schürmann heeft thans als impresario reeds een
vijf- en dertigjarige ervaring achter den
rug. Rotterdammer van geboorte, waar hij 2 April 1857 het levenslicht
zag, woont hij, wanneer hij natuurlijk niet "en tournée" is, sedert 1880
te Parijs of daarbuiten, zoodat hij in smaak en manieren zoo goed als
"verfranscht" is. Van jongs af behoorde zijn hart aan het tooneel. In
het kleedermagazijn van zijn vader speelde hij met vriendjes na
schooltijd reeds komedie en toen hij later op kostschool te Velp kwam,
studeerde hij met zijn kameraden een eigen geschreven drama over het
Schrikbewind in, zelf als #Robespierre# optredend, welken bijnaam hij
bij de Velpenaren langen tijd behield.

Toen hij weer te Rotterdam in de zaak van zijn vader terugkwam, zat de
drang naar het avontuurlijke te zeer bij hem in het bloed om een
rechtgeaard lakenkoopman te worden. Uit zijn eigen mond mocht ik
vernemen, hoe hij in den boekhandel van mijn vader, waar hij steeds in
de nieuwste Fransche romans stond te snuffelen, kennis maakte met #Ed.
Douwes Dekker# (Multatuli), met #Domela Nieuwenhuis# en hier vaak #Louis
Bouwmeester# ontmoette, voor wiens gezelschap hij tooneelstukken van het
Fransch in het Nederlandsch omwerkte, waarvoor hij vrijen toegang tot
den schouwburg kreeg.

In die jaren stelde zijn vader hem tot chef aan van een filiaal te
Amsterdam. Hier besteedde hij den meesten tijd wederom aan het schrijven
voor tooneel. In 1878 nam het "Nederl. Tooneel" zelfs een stuk van hem,
getiteld "Gabrielle" aan, dat bij de opvoering echter niet in den smaak
viel. Gelijktijdig vertoonde een Fransch gezelschap van Réné en Chamonin
in het Grand-Théâter in de Amstelstraat zijn tooneelspel in 3 bedrijven
"Josepha", dat Schürmann aan #Alexandre Dumas fils# had opgedragen en
waarvan hij hem een exemplaar had doen toekomen.

Dumas schreef hem toen terug: "J'accepte avec le plus grand plaisir
votre dédicace et je vous souhaite le plus grand succès."

De roep over #Sarah Bernhardt# te Parijs was tot Holland doorgedrongen.
Op voorstel van den heer #Abraham van Lier# zou Joseph Schürmann de
groote ster trachten over te halen eenige voorstellingen in onze
Amstelstad te komen geven. Dit gelukte hem en van nu af was hij voor
den lakenhandel verloren, hij liet Sarah niet meer los. Toen zij dan ook
met den Engelschen impresario #Jarrett# een contract afsloot voor een
"tournée" door de Vereenigde Staten, maakte Schürmann de reis mee als
secretaris-journalist. De grondsteen was gelegd. Schürmann besloot voor
eigen rekening met groote artiesten op reis te gaan en zich als
"impresario" te Parijs te vestigen.

Natuurlijk vergat hij zijn geboorteland niet, want bij het arrangeeren
van zijn "tournées" kreeg Holland steeds een eereplaats, hoewel hij er
financieel bij ons nooit sterk op vooruit ging.

De sterren, die hij o.a. hier te land geintroduceerd heeft zijn behalve
Sarah Bernhardt in 1881 en 82, Mme #Favart#, #Anna Judic#, #Céline
Chaumont#, #Antoine# met zijn "Théâtre Libre" (1892-93.), Mmes
#Segond-Wéber#, #Eleonora Duse#, #Agnes Sorma#, Mlle #Moréno#, het
théâter #Maeterlinck#, het orkest van #Lamoureux# en in de laatste jaren
het thans ontbonden "Neues Schauspielhaus" van Berlijn.

Sterren als #Adelina Patti#, die hem tien duizend francs per
voorstelling kostten, pianisten als #Rubinstein# en #Paderewski# waren
voor Holland te kostbaar en moesten hier uit een financieel oogpunt
fiasco maken. Schürmann, die meestal met kunstenaars en kunstenaressen
van den eersten rang op reis gaat, is van zelf op de groote
wereldkunstcentra aangewezen. Hier heeft hij vele vorsten en
dignitarissen ontmoet, waarvan hij zoo pittig weet te verhalen. De
meeste gegevens zijn door mij dan ook ontleend aan zijn "Les Etoiles en
voyage", "Une Tournée en Amérique", en enkele Fransche kunstbladen,
waaraan Schürmann nu en dan meewerkt. De grootste eer, die hij onze
kunst en ons land heeft aangedaan: Door zijn toedoen heeft #Louis
Bouwmeester# met de leden van het Nederl. Tooneel enkele tooneelen uit
"De Koopman van Venetië" te Parijs in het Théâter Français kunnen
vertoonen, in een taal, die nog nimmer op de planken van het "Huis van
Moliere" weerklonken had.

Het zij Schürmann vergund nog vele celebriteiten aan de reeds
respectabele serie artiesten toe te voegen en over hun wel en wee nog
veel interessants mee te deelen.



Sarah Bernhardt.


In 1881 had iedereen den mond vol over #Sarah Bernhardt#, haar "gouden
stem" en vooral over haar buitenissigheden. Sarah Bernhardt,
luchtreizigster; Sarah Bernhardt, beeldhouwster, Sarah Bernhardt,
schilderes. Haar spreekwoordelijke magerte, haar bloed opgeven, haar
contractbreuk met het Théâter-Français, de doodkist, waarin zij sliep,
leverden stof tot sensatie artikelen aan al de dagbladen van de wereld.

Haar naam had toen reeds een wereldreputatie, iedereen wist over haar
steeds iets nieuws op te disschen.

Chef in één der magazijnen van mijn ouders, een dol liefhebber van
tooneel en Fransche litteratuur, ontkwam ook ik niet aan de algemeene
"rage" en ik kende slechts één verlangen: Sarah te spreken te krijgen!
Ik putte mij uit hoe en op welke manier mij dit zou gelukken en kwam
tenslotte tot de conclusie, dat de eenige praktische oplossing daarin
bestond, haar te Parijs te gaan opzoeken en haar trachten over te halen
eenige voorstellingen te Amsterdam te komen geven.

Op goeden voet verkeerend met den ouden heer #van Lier#, directeur van
het Grand-Théâter, bespraken wij dit plan en ook hij hechtte zijn
goedkeuring er aan, zoodat ik mij terstond gereed maakte naar Parijs te
trekken, waar ik mij verstond met #Boucher#, den sociétaire van de
"Comédie Française" die het monopolie had voor het arrangeeren der
kunstreizen, die de leden van het "Huis van Molière" in den vreemde
hielden.

Zoowel toen als tegenwoordig waren de sterren van de "Comédie" op de
affiches van alle groote schouwburgen in Frankrijk en België te vinden,
behalve op de billetten van hun eigen théâter. Van tijd tot tijd
creëerden zij een rol in een nieuw stuk, speelden in een klassiek werk
of in één of ander repertoire stuk mee, voor de rest traden ze als
"gast" op in de provincie, waar de bijvoeging Sociétaire van de "Comédie
Française" steeds haar toovermacht op het publiek uitoefende en een
grooten toeloop deed verwachten. Onder #Perrin# gebeurde dit al even
vaak als onder de huidige administratie van #Jules Claretie#, en zonder
twijfel zal na het heengaan van dezen eminenten Académicien daar evenmin
verandering in komen.[1]

[1] Men weet allicht dat na Claretie's overlijden in Jan. 1914
#Albert Carré# zijn functie heeft overgenomen (_Noot v. d. vert._).

Boucher en ik werden het spoedig eens. De kosten, het repertoire, de
gage, de artiesten, die met Sarah voor de twee voorstellingen te
Amsterdam zouden meekomen, alles werd per contract besproken en geregeld
en er restte mij toen alleen nog de zorg de overwinning voor te
bereiden, want dat haar komst voor ons beiden een overwinning zou zijn,
daaraan twijfelde ik geen oogenblik.

Eindelijk is de lang verwachte dag der eerste opvoering op komst en 's
morgens om zes uur was ik reeds aan de Belgische grens aanwezig om de
groote actrice en haar gezelschap op te wachten.

Den vorigen avond tegen elf uur uit Parijs vertrokken, kwam Sarah
doodvermoeid uit haar slaapwagen gestapt, sleepte zich naar het
douanelokaal en hield telkens voor haar mond een klein batist zakdoekje,
dat dan een lichtroode kleur vertoonde. Ik meende toen nog in alle
ernst, dat het bloed was en kreeg eerst later de zekerheid, dat die
lichtroode kleur het gevolg was van het wrijven langs haar lippen, die
onder de pommade zaten.

Jaren achtereen heeft het publiek van heel de beschaafde wereld zich
over haar zwakke gezondheid bezorgd gemaakt en vreesde men, dat deze
tengere actrice nog eens op de planken zou sterven. Ruim veertig jaar
heeft Sarah echter reeds de wereld rondgetrokken, een groot gedeelte
daarvan in treinen en op stoombooten doorgebracht, de vermoeiendste
rollen gespeeld, vaak tweemaal op één dag, en haar gezondheid heeft er
niets van te lijden gehad. Een ander artiest zou reeds lang het bijltje
er bij hebben moeten neerleggen, zelfs al deed hij de helft minder dan
deze energieke, onvermoeibare vrouw.

's Middags om half één arriveerden wij aan het Centraal Station in
Hollands hoofdstad. Het geheele perron stond zwart van de menschen, die
getuigen hadden willen zijn van de inkomst van de beroemde Parijsche
ster. Met groote moeite banen de schilder #Jules Clairin#, #Angélo#,
#Boucher# en ik ons een doorgang om Sarah in de gelegenheid te stellen
de wachtkamer te bereiken, die door de zorg van de spoorwegmaatschappij
in een fraai ontvangsalon was herschapen.

De burgemeester met eenige leden van het stadsbestuur en vele
afgevaardigden van artistieke genootschappen, artiesten en journalisten
verdringen zich om Sarah bloemen aan te bieden en hun speechen af te
steken.

Sarah krijgt hierbij een flauwtje en zakt op de canapé inéén... Groote
consternatie... Het gedruisch van stemmen maakt plaats voor een doodsche
stilte. Zij opent de oogen... algemeene herademing... Daarop begeeft men
zich naar den voorhal. Daar wachten een landauer met vier paarden "à la
daumont" bespannen en een voorrijder, witgepruikt haar op, afgestaan
door den heer #Carré#, den welbekenden circusdirecteur van Amsterdam.
Sarah neemt plaats op den achterbank, de heer van Lier en mijn
persoontje tegenover haar, en onder luid gejuich rijden wij heen.

Het Stationsplein is afgezet, de schepen op het Damrak hebben de vlag in
top, tot op de daken der huizen staan de menschen dicht op een gepakt,
terwijl men de plaatsen voor de vensters voor grof geld verhuurd heeft.
Een regeerende vorst zou op geen triomphaler intocht aanspraak hebben
kunnen maken!

Ons rijtuig werd door vele landauers gevolgd en daarachter vereenigingen
met hun banieren, muziek voorop. Van het Station tot vóór den schouwburg
in de Amstelstraat hoorde men overal geestdriftige kreten:

Leve Sarah! Leve Sarah Bernhardt! Sarah!..

Op het balcon van het Grand-Théâter had men een orkest geplaatst en toen
wij aankwamen speelde het de "Marseillaise".

Sarah richtte zich ontroerd op en riep duidelijk verstaanbaar: "Dank u!"
"Dank u!"

Hoewel met Fransch accent klonken deze woorden niettemin Hollandsch. De
groote artieste heeft Hollandsch gesproken! Zij heeft blijk gegeven haar
afkomst niet vergeten te zijn. Het publiek raakt buiten zich zelf, men
dringt op naar ons rijtuig om met de bloemen, waarmee het versierd is,
zich te tooien. Men tracht Sarah bij de hand te pakken om er een kus op
te drukken. In het gedrang kan men niets onderscheiden en zoo gebeurde
het, dat men mijn handen kuste in de meening Sarah hulde te brengen.

Ik zal deze triomphale intocht dan ook nimmer vergeten, te meer omdat
zij mijn debuut als "impresario" werd.

       *     *     *     *     *

Gedurende de groote tournée van Sarah Bernhardt onder mijn leiding door
Europa, was ik eens genoodzaakt zelf als acteur te figureeren. Gelukkig
is dit malle avontuur bij deze eene maal gebleven.

We zouden te Turijn in het Scribe Théâter voor de zooveelste keer de
"Dame aux Camélias" geven. #Joliet#, de broeder van den "pensionnaire"
van de Comédie Française, die de kleine rol van den dokter in het vijfde
bedrijf had te spelen, was ziek geworden en moest in het hôtel blijven.

Mme Sarah Bernhardt liet mij bij zich komen en sprak:

--Joliet is ongesteld, de geheele troep speelt in het stuk mee, er is
niemand die hem vervangen kan en wij moeten die rol toch bezetten.

--Kunnen we haar niet weglaten, 't zijn maar enkele woorden?...

--Neen, dat wil ik niet, desnoods speelt U haar.

--Ik mevrouw!

--Ja zeker, U, dat blijft zoo afgesproken.

Of ik haar al uitlegde, dat ik nooit voor het publiek gespeeld had, dat
ik bij de contrôle moest blijven, dat ik te veel te doen had, het hielp
allemaal niets. Ze dreigde zelfs, de voorstelling uit te stellen en dien
avond niet te spelen.

Twaalfduizend francs recette teruggeven, dat nooit! Ik trok daarom de
stoute schoenen aan, kleedde mij in een langen jas, zette een hoogen
cylinder op, liet me een peper en zout baardje plakken, zette een gouden
lorgnet op en hield me gereed voor den aanvang.

Vol moed betrad ik het tooneel. Ik nader de stervende Marguérite
Gauthier, vat haar hand in de mijne, zie haar aan en spreek zoo
duidelijk mogelijk de enkele woorden van mijn rol: "Arme Marguérite!"

Reeds wend ik mij om, toen de smeekende stem van Sarah me terug roept.

--Dokter, ga nog niet heen!

Ik keer naar haar ziekbed terug, neem opnieuw haar pols op en roep uit:
"Arme Marguérite!"

Ditmaal meen ik aan mijn plicht voldaan te hebben. Ik zet mijn hoed op,
doch voel plotseling dat ik niet weg kan. Sarah heeft mij bij mijn
jaspand gegrepen en roept met snikkende stem:

--Blijf toch, dokter, ga niet heen, ik smeek U er om, zeg mij alles,
alles!

Wat te doen?

Het zweet staat op mijn voorhoofd, ik voel dat mijn baard zal loslaten
en ik weet niets te zeggen. Toch kan ik deze malle situatie niet langer
rekken uit vrees, dat het publiek zal merken, wat er gaande is.

Nog eenmaal wend ik mij om, neem Sarah's hand voor de derde maal in de
mijne en roep vertwijfeld achtereen: "Arme Marguérite", "arme
Marguérite!"

Den volgenden dag waren alle kranten vol lof over de groote Sarah en
haar uitstekend gezelschap. Men prees echter geenszins den dokter, die
door zijn malle houding het succès van deze prachtige voorstelling bijna
in de waagschaal had gesteld.

       *     *     *     *     *

Om aan het publiek der Vereenigde Staten van Amerika den inhoud der
stukken te verklaren, die Sarah op haar tournée zou geven, had men
vooruit een uittreksel der meesterwerken van #Racine#, #Corneille#,
#Dumas#, #Augier#, #Meilhac# en #Halévy#, bedrijf per bedrijf in het
Engelsch vertaald. Deze korte inhoudsverklaringen werden bij groote
getale naar de verschillende schouwburgen verzonden en tegelijk met de
plaatsen aan de toeschouwers afgegeven. Voor hen die het Fransch niet
machtig waren, was dit een groot gemak om toch de opvoeringen te kunnen
volgen.

In één dezer plaatsen, waar men voor de zooveelste maal "La Dame aux
Camélias" vertoonde, die in Amerika met Camille wordt aangesproken,
waaròm, weet ik niet, vond het volgende plaats. De secretaris van onze
tournée had zich bij het verzenden van het pakket vergist en in plaats
van de brochures van Dumas' tooneelspel, die van Racine's "Phèdre"
gestuurd. De bureaulist had er evenmin acht op geslagen en ze overal
uitgedeeld.

Het publiek volgde dien avond met gespannen aandacht het stuk, dat
wederom een groot succes had en juichte Sarah onbedaarlijk toe. Hoe
ongelooflijk het ook moge klinken, niemand had van deze vergissing van
de administratie het minste gemerkt en doodkalm het droevige einde van
de schoonmoeder van Hippolytus voor de liefdesroman van Marguérite
Gauthier opgevat.



Mijn betrekkingen tot Gekroonde Hoofden.


In December 1882 tijdens mijn "tournée" met #Constant Coquelin# door
Europa, bevond ik mij te St. Petersburg, toen op een goeden dag generaal
#Richter#, intendant bij Czar #Alexander III# zich aan mijn hôtel
vervoegde met het verzoek hem naar het paleis Gatchina te willen volgen.
De keizer had namelijk zijn verlangen te kennen gegeven zich persoonlijk
met mij te onderhouden over het organiseeren van een voorstelling met
Coquelin in zijn winterresidentie.

Bij aankomst werd ik in een zeer eenvoudig gemeubileerd vertrek gelaten,
waar spoedig daarop een rijzige gestalte met hoog voorhoofd, droomenden
blik, langen baard en met een burgerlijk colbertje aan mij de hand
toestak. Het was de alleenheerscher over meer dan honderd zeventien
millioen onderdanen in eigen persoon!... Hij presenteert mij een cigaret
en ons onderhoud neemt een aanvang. In het kort deel ik hem op zijn
verzoek den korten inhoud mee van de stukken, die Coquelin en zijn
gezelschap op hun repertoire hebben. Tenslotte merkt de keizer op, die
met gekruiste beenen, geheel op zijn gemak naar mij zat te luisteren:

--Meneer Schürmann, ik ben slecht op de hoogte met die verschillenden
tooneelstukken. Ik wil liever eerst de keizerin raadplegen of nog beter,
ik laat het geheel aan u over, omdat u zelf wel het best zult weten in
welke rol Coquelin het meest voldoet en welk stuk ook voor de jeugd
past, want ik ben er op gesteld, dat ook mijn kinderen de vertooning
bijwonen.

Ik koos "Gringoire" en "Les Précieuses Ridicules" benevens enkele
bescheiden monologen. In een gereserveerde loge namen de keizer plaats
met rechts van hem de keizerin en links haar zoontje, de toekomstige
Czar Nicolaas II in een matrozenpakje; hij was toen ongeveer veertien
jaar oud. De zaal bood een schitterenden aanblik, veel uniformen,
diplomaten in ambtsgewaad en de dames allen zonder uitzondering
gedecolleteerd.

Zijn Majesteit betoonde zich na afloop zeer ingenomen met deze
voorstelling en schonk mij een kostbaren ring als herinnering aan dit
voor mij onvergetelijk feest.

       *     *     *     *     *

Minder aangename herinneringen zijn mij van de voorstellingen te Madrid
in Maart 1883 bij gebleven. Ik had voor de tournée met #Mme Favart# van
de "Comedie Française" het "Apollo Theâter" gepacht, toen ik bij
aankomst vernam, dat de directeur #Rocco# er met niet minder dan twee en
dertig duizend francs van door was gegaan, welk bedrag voor de serie
voorstellingen door de high-life in Madrid aan plaatsen genomen was. Wat
te doen? De opvoeringen moesten plaats vinden, want ik was deze tournée
op eigen risico begonnen. Er schoot mij niets anders over dan vóór den
aanvang het publiek van het gebeurde in kennis te stellen.

--Dames en Heeren. Hoewel het bedrag van de genomen abonnementen mij
ontvreemd is geworden, voel ik mij verplicht de geleden schade niet op u
te verhalen en zullen de aangekondigde voorstellingen gehandhaafd
blijven.

Een luid applaus begroette deze woorden en nauwelijks was het eerste
bedrijf ten einde of er werd mij verzocht in de loge van den koning te
verschijnen. #Alphons XII# betuigde mij zijn leedwezen met het gebeurde
en merkte lachend op, dat dit wel de eerste maal was, dat een impresario
door een directeur bedrogen werd, want meestal had het omgekeerde
plaats. "Tout est perdu fors l'honneur" heeft reeds één uwer koningen
gezegd, laat dit u een troost zijn. Hierop ontdeed zijn Majesteit zich
van zijn roset der orde van Isabella de Katholieke en stak ze in mijn
knoopsgat.

Het stuk, we speelden "Serge Panine", had den koning maar matig voldaan.
Hij beloofde mij echter ook de volgende avonden in den schouwburg te
zullen komen. Door Zijn tegenwoordigheid kwam het publiek in grooten
getale op, zoodat ik gedeeltelijk weer aan mijn kosten kwam.

Het volgende jaar bezocht de koning op zijn terugreis van Berlijn, waar
#Wilhelm I# hem tot kolonel van een Uhlanen regiment had benoemd,
Parijs.

De houding van de Parijzenaars was ditmaal alles behalve vriendelijk.
Bij zijn rit van de Gare du Nord door de Rue Lafayette werd zelfs
gefluit en gesis waargenomen en het was den koning aan te zien, dat hij
zijn politieke verplichtingen verwenschte, die hem ditmaal aan zoo'n
onheusche ontvangst blootstelden. Ook ik bevond mij onder de menigte en
kon mij bij het hooren van dit gefluit en gesis niet weerhouden "Vive le
roi!" te roepen. De koning wendde zich om, scheen mij te herkennen, want
een vluchtige glimlach bedankte mij voor mijn moed.

Dat hier moed toe noodig was, bleek mij uit den geweldigen vuistslag die
mijn hoogen hoed ver over mijn ooren deed zakken en aan mijn gescheurde
en gehavende kleeren.

Toen ik kort daarop #Anna Judic# naar Madrid begeleidde, waar zij in het
Zarzuela-theater als "Mam'zelle Nitouche" optrad, werd ik wederom bij
den koning ontboden, die mij terstond de hand toestak.

--Waarde Schürmann, ik dank u voor uw enthousiasten groet in de Rue
Lafayette.

--Hoezoo Sire, bent u dat nog niet vergeten?

--Dat kon moeilijk, want u waart de eenige, die mij toen dorst
verwelkomen.

       *     *     *     *     *

Met den voorlaatsten monarch van Portugal beleefde ik een komisch
avontuur. #Don Luiz# was een dol liefhebber van muziek, d.w.z. van zijn
eigen spel. Om mij daar een proef van te geven, noodigde zijn Majesteit
mij ten paleize, na mij eerst gevraagd te hebben of ik een muziekkenner
was.

Op het afgesproken uur liet ik mij aandienen. Hoe groot was evenwel mijn
verwondering en spoedig daarop mijn verveling, toen ik een uur lang
geheel alleen het gekras op een violoncel moest aanhooren, waarop zijn
koninklijke Hoogheid mij meende te vergasten.

--Nu wat zegt u er van, luidde eindelijk zijn vraag.

--Sire, antwoordde ik onomwonden. Als u niet reeds koning van Portugal
waart, engageerde ik U terstond als koning der cellisten en samen zouden
we goud verdienen.

Dit antwoord scheen bij Don Luiz zoo zeer in den smaak te vallen dat hij
mij dadelijk met het officierskruis van den Christus-orde vereerde.

#Humbert I#, de overleden koning van Italië was geen minnaar van
tooneel, waar hij trouwens openlijk voor uit kwam. Toen ik in December
1884 met Mme #Judic# in den Argentina-schouwburg voorstellingen van
"Niniche" gaf, ontving ik een schrijven van den hofintendant, dat zijn
Majesteit één der voorstellingen met zijn tegenwoordigheid zou vereeren.

Kwart voor achten stond ik in de vestibule zijn Hoogheid op te wachten.
Het werd acht, half negen, negen uur, nog steeds kwamen de rijtuigen
niet voor. Eerst om tien minuten na negen verscheen de koning en zijn
gemalin.

--Bent u de impresario, is 's konings eerste vraag. Hoe ver staat het
met het stuk?

--Men wacht nog steeds op uw Majesteit. Ik dorst niet eerder te laten
beginnen.

--Daarmee hebt u verkeerd gedaan. Zoo aangenaam vind ik het niet. In
ieder geval zorgt u maar, dat het spoedig afloopt. De koningin om haars
gemaals uitspraak eenigszins te verzachten, informeerde naar de
verschillende artiesten en gaf dien avond verscheidene malen door
applaus haar ingenomenheid met het vertoonde te kennen.

Ook de keizer van Oostenrijk, die tweemaal een voorstelling onder mijn
leiding bijwoonde, was niet bepaald wat men noemt een tooneelliefhebber.

De eerste maal in 1881 tijdens de voorstellingen van #Sarah Bernhardt#
in het "Ring Théâter" te Weenen, de tweede maal in 1885 in de Weensche
"Musik Verein", toen Mme #Patti# weigerde een vierde nummer te zingen,
voorgevend vermoeid te zijn, niettegenstaande het geestdriftige publiek
er haar als 't ware om smeekte.

#Franz Joseph# had mij bij die gelegenheid opgedragen "la divine
sérinette" uit zijn naam te complimenteeren en op mijn beurt drong ik er
bij de diva op aan nog een extra nummer te geven.

Zou de keizer haar wel gecomplimenteerd hebben, wanneer hij Patti's
antwoord had kunnen hooren?....

--Vraag hem Zaterdag voor mij te zingen, dan zal ik nu voor hem nog iets
ten gehoore brengen.

       *     *     *     *     *

In 1886 gebeurde mij te Kopenhagen het volgende bij mijn tournée met Mme
#Judic#. Vóórdat de voorstelling aanving--de koning had nog niet in zijn
loge plaats genomen--werd ik op het tooneel door een bejaard heer
aangesproken, die mij allerlei bijzonderheden omtrent het debuut en het
repertoire van onze ster vroeg. Plotseling word ik door Mme Judic
geroepen.

--Schürmann, zou je me even kunnen helpen?

Excuseer en metéén gaf ik den ouden heer m'n claque over. Ik kom
terstond terug.

Haast u maar niet, is zijn lachend antwoord.

Toen ik terugkwam, was hij verdwenen en een veel jongere heer geeft me
met een woedend gezicht mijn hoed terug.

--Ik zou een andermaal eerst informeeren tot wien u spreekt. Weet u wel,
aan wien u uw hoed te bewaren hebt gegeven? Aan den koning, meneer, aan
den koning, die U dit waarschijnlijk zeer kwalijk heeft genomen.

Ik keek leelijk op m'n neus en dorst zijn Majesteit niet meer onder de
oogen komen.

In de pauze kwam #Christiaan IX# wederom op het tooneel. Het eerste wat
ik deed was hem mijn verontschuldiging aan te bieden.

--Het is wel, het is wel. Ik moest er zelf om lachen!

Toen ik in 1896 met #La Duse# Kopenhagen bezocht wist de bejaarde
monarch dit voorval van tien jaar geleden zich nog best te herinneren.
De koning woonde alle voorstellingen van Eleonora Duse bij, de eerste
maal was hij vergezeld van de koningin, den keizer en keizerin van
Rusland, den prins en prinses van Wales, den koning van Griekenland,
prins Waldemar en den troonopvolger van Zweden.

De thans overleden vorst van Denemarken had zijn bijnaam van
"schoonvader van Europa" terdege verdiend. Elk voorjaar kwam de
uitgebreide vorstelijke familie in het kasteel Fredensborg bijeen en
voor de verschillende regeerende hoofden van Europa was deze rustkuur,
vrij van zorg en etiquette aan de familietafel van koning Christiaan
steeds een der aangenaamste perioden uit hun leven.

Men stoorde zich hier letterlijk aan niets. De heeren liepen in een
huisjasje met slappen hoed of stroohoed door de tuinen en waren aan
niets van de Deensche burgerij te onderscheiden, de dames in eenvoudige
robes tailleur deden in de stad hun inkoopen of speelden tennis en golf;
kortom "des bourgeois en villégiature."

Op een goeden dag waren de heeren ter jacht uitgetrokken zonder gevolg,
alleen in gezelschap van hun honden. Het wild bleek nog al schaarsch te
zijn, want de jagers waren al heel ver over de velden voortgeloopen,
zonder een enkelen fazant te hebben neergelegd. Plotseling begon de
lucht te betrekken en brak er een geweldige regenbui los. Nergens in de
buurt bleek een schuilplaats te zijn, toen onverwacht een boer kwam
aanrijden op een breeden overdekten groentekar. Men houdt hem aan en na
eenig praten stemt hij toe de heeren naar de stad te rijden.

Onderweg begint de boer aan het jongmensch dat naast hem op den bok
heeft plaats genomen te vragen, waar die heeren toch wel vandaan kwamen,
omdat hij hun taal--er werd Fransch gesproken--maar niet kon thuis
brengen.

De jonge man--die niemand minder was dan de erfprins van
Denemarken--antwoordde: Ik ben één van je landgenooten.

--Waar woont u dan?

--Te Fredensborg.

--Mag ik vragen, wat u daar voor een beroep uitoefent?

--O, niet veel bijzonders, ik ben maar erfprins.

--Hé, dat is toevallig! En die oude heer, achter u?

--Dat is mijn vader, koning Christiaan.

--Dacht ik het niet! En die twee heeren met hun baard.

--Wel dat zijn mijn zwagers, de keizer van Rusland en de koning van
Engeland.

--Prachtig! Ik reis in fijn gezelschap, merkt het boertje spottend op.

En die twee anderen in den hoek?

--De oudste is mijn broer, de koning van Griekenland en die jongere,
prins Karel.

--En hij, die op de honden past?

--De prins van Zweden.

--Het kan niet mooier! Welnu, laat ik u nu op mijn beurt eens in
vertrouwen nemen, maar u moet me beloven het niet over te vertellen, wat
ik u ga meedeelen.

--Mijn woord er op.

--Nou moet u eens raden, wie ík feitelijk ben.

--Wel, wie weet!

--Ik ben, maar u moet het niet verder vertellen. Ik ben "Onze lieve
Heer."



Eleonora Duse.


"Tijdens de voorstellingen van _Sarah Bernhardt_ in Italië, woonde ik
een opvoering bij te Turijn van een gezelschap, onder leiding van Sg.
_Cesare Rossi_. Ik werd getroffen door het buitengewone talent van een
jeugdige actrice, toen in haar land nog tamelijk onbekend: _Eléonora
Duse-Checci_. Zij stelde dien avond één der heldinnen van den ouden
_Sardou_ voor en speelde zoo natuurlijk en hartstochtelijk, dat men
vergat het bedachte in de tooneelfiguur van den handigen dramaturg en
slechts voor zich zag een lijdende vrouw, met wier lotgevallen men innig
te doen had. In de uitbeelding van haar smart was zij niet te evenaren
en ik durf hier gerust neerschrijven, dat ik nimmer een actrice ontmoet
heb, die met meer gevoel en natuurgetrouw het lijden van anderen wist
uit te beelden.

Ik begreep terstond, dat deze jonge Italiaansche zich weldra een
internationalen naam zou verwerven en dat haar kunst geen
tooneelliefhebber ongeroerd zou laten, zelfs vermoedde ik, dat haar
genie den strijd met de grootste beroemdheden op tooneelgebied zou
kunnen aanbinden en tenslotte als overwinnares uit dezen kamp te
voorschijn zou treden. In mijn verbeelding zag ik reeds de
schitterendste triomfen haar deel worden, waar zij ook optrad, en
berekende ik de fabelachtige recettes, die met zoo'n kunstenares te
maken zouden zijn. Ik moest dus tot elken prijs haar zien te bewegen
haar huisgezin, haar gezelschap te verlaten en haar onder het oog
brengen, dat haar kunst universeel eigendom was, omdat ze iets nieuws,
iets geheel persoonlijks te genieten gaf.

Wat ik haar echter ook voorspiegelde, zij ging er niet op in. Eleonora
Duse had toen nog geen vertrouwen in haar ontluikend genie. Zij was
bevreesd, niet begrepen te worden en wilde liever de ster blijven te
Turijn, in Piemont en Toscana, dan de nationale ijdelheid en eigenliefde
van vreemde toeschouwers trotseeren.

Overtuigd als ik was, dat ze weldra in zou zien, dat Italië voor haar
genie en ambitie te klein was, drong ik niet langer aan en besloot ik
een betere gelegenheid af te wachten want ik bleef bij mijn voornemen,
het kostte wat 't wou, de impresario te worden van deze "tragédienne",
die toen reeds zich aan mij geopenbaard had, als de "Notre Dame de la
Douleur". Mijn vurig verlangen kwam in vervulling.

1 Januari 1895 ontving ik volgend telegram: "Indien nog steeds van plan
met mij een Europeesche tournée te beginnen, kom terstond naar Florence,
waar ik u wacht". Een uur later was ik al op weg naar Italië, om mijn
ster tegemoet te reizen, die gedurende al dien tijd mijn gedachten
zoodanig in beslag had genomen, dat ik mijn koelbloedigheid, zoo hoog
noodig in mijn vak, er bijna bij verloren had.

Zonder de minste moeilijkheid werden wij het over de voorwaarden eens en
wij besloten de veroveringstocht door Europa aan te vangen met een
"tournée" van een maand door Holland, België en Duitschland. Haar
belangeloosheid trof mij wel het meest. Boven alles stond haar kunst,
aan al het overige hechtte zij minder waarde en ik prees mij-zelf reeds
gelukkig, nu eindelijk eens de hand gelegd te hebben op een actrice, die
alleen dacht aan haar rollen en de verdere rompslomp aan mij overliet.
Weldra zou ik inzien in hoeverre ik mijn vreugde had te temperen.

Den 8sten Maart begon onze tournée te Amsterdam met "La Dame aux
Camélias". Een succes, dat mijn verwachting ver overtrof. Het publiek
buiten zichzelf van geestdrift, juichte de ster toe met een warmte, een
uitbundigheid, waaraan ik in Holland niet gewoon was. Ook de bladen
waren één en al lof. Mijn "flair" had zich dus niet bedrogen. Ik had de
phenix ontdekt, die, herboren uit de asch eener kunst van conventie, een
nieuw licht ontstak en droomde van reeksen succesvolle opvoeringen en
bergen gouds.

Ik had echter buiten haar nerveus gestel gerekend en juist die
bezorgdheid voor haar kunst, waarover ik mij eerst zoo verheugd had,
werd later voor mij een onuitputtelijke bron van moeilijkheden, soms
zelfs van zeer ernstigen aard.

Mme Duse heeft zich nooit om tucht, om regelmaat bekommerd. Recette,
directie, engagementen, publiek, pers, alles liet haar onverschillig.

Zij had alleen oog voor haar kunst, daaraan gaf zij zich geheel. De
geringste tegenspoed, een lichte, voorbijgaande ongesteldheid, regen,
sneeuw, de weinig aanlokkelijke aanblik van een haar onbekende stad,
deed zijn invloed op haar inspiratie gelden. Zij meende zich dan niet
geheel en al aan haar rol te kunnen geven en het publiek teleur te
stellen. Op het laatste oogenblik moest dan de voorstelling afgelast
worden en door een andere vervangen, of wat nog vaker gebeurde eenige
dagen uitgesteld. De enorme kosten, door zulk een uitstel veroorzaakt,
rekende zij niet. Of ik zoo'n avond op zijn minst een tienduizend francs
verloor, afgezien nog van de onaangenaamheden met de directie van den
gepachten schouwburg zoowel als de teleurstelling van het publiek, dat
zich tevergeefs gederangeerd had, wanneer Mme Duse zich niet "lekker"
gevoelde, het legde niet het minste gewicht in de schaal. Zij bleef bij
haar voornemen en trad niet op. Ik kreeg alleen van haar dit lakoniek
briefje: "Niets aan te doen. Verzin er maar op, wat je wilt. Ik speel
vanavond niet".

Toch kwam het publiek steeds terug. Wanneer voor andere artiesten een
uitgestelde voorstelling een verloren zaak is, scheen deze regel voor
Mme Duse niet op te gaan. Niettegenstaande haar vaak ongemotiveerde
weigering, om op te treden en de hierdoor geleden verliezen, heb ik
gedurende de zeven jaren, dat ik met haar overal rondtrok niet eenmaal
een proces, of iets van dien aard met de verschillende directies te
voeren gehad.

Na haar triomftocht door Holland en België met "La Dame aux Camélias",
"Magda", "La Femme de Claude", "La Locandiera", "Cavalleria Rusticana",
bezochten wij het eerst Keulen, waar haar 'n succes wachtte, dat
ongehoorden omvang aannam. De directeur van den schouwburg had eerst
geen vertrouwen in haar optreden en weigerde zijn gebouw af te staan,
welke aanlokkelijke voorstellen ik hem ook deed. Tenslotte kreeg ik
alleen verlof om gedurende twee matinée's per week het "Stadt-théâter"
te bespelen, waarbij hij zoo vriendelijk was mij nog toe te voegen, dat
ik geen "sou" zou maken, omdat het publiek niet gewoon was naar
middag-voorstellingen te gaan. Ik stoorde mij echter niet aan zijn
wenken en liet doodkalm mijn eerste middagvoorstelling aanplakken: 19
April, om één uur "La Dame aux Camélias". Dien middag maakten we 9910
mark, dus een goede 12,000 francs.

Vóór het einde der voorstelling waren de plaatsen voor de volgende
"matinée" van "Magda" die eerst drie dagen daarna plaats zou vinden,
reeds verkocht. In den loop van den avond kreeg ik een telegram van de
zuster van den keizer, die te Bonn woonde... "Verzoeke een loge te
reserveeren, waar, komt er niet op aan. Tegen het middaguur, ik was
juist van plan naar den schouwburg te gaan, verzocht La Duse mij haar
even te komen opzoeken.

--Waarde heer Schürmann, u moet de voorstelling uitstellen. Ik kan niet
spelen.

--Bent u ongesteld?

--Dat juist niet.

--Wat dan?

--Ik voel me niet "lekker". Ik zal mijn rol niet naar behooren kunnen
spelen. Stuur het publiek dus maar terug.

--Onmogelijk mevrouw.

--Hoezoo?

--Er is een recette van 12,000 francs.

--12,000 francs!... Dan staat mijn besluit vast. Wanneer het publiek in
zoo'n groote getale opkomt om mij te zien, dan heeft het ook recht op
een vlekkelooze voorstelling. Ik heb u gezegd, dat ik me niet in staat
gevoel "goed spel" te geven. Ik wil 't publiek niet bestelen.

--En de recette? En de kosten?

--Doet er niet toe! Wat zijn uw eigen verdiensten bij zoo'n recette?

--Ongeveer 2500 francs.

--Welnu, die zal ik u betalen. Ik wensch niet, dat u er iets bij
verliest. Alle kosten van 't gezelschap en den schouwburg zijn voor mijn
rekening.

--Het spijt me, mevrouw. Onmogelijk! De zuster van den keizer is
speciaal uit Bonn voor u overgekomen. Men had haar vooruit moeten
waarschuwen niet op reis te gaan.

--Zij behoort tot het publiek als alle anderen. U zult haar dus ook
moeten terugzenden.

--Neen, mevrouw, het is te laat. Als u mij vanmorgen vroeg gewaarschuwd
had, zou ik maatregelen hebben kunnen nemen. Nu is de schouwburg geopend
en het publiek reeds binnen. Ik weet geen enkele geldende reden om de
voorstelling af te kondigen.

--U moet er één vinden.

--Ik zeg u, dat dit niet gaat. U moet spelen en als u weigert, zeg ik
zonder omwegen, dat u met het publiek een loopje neemt.

--Dus u eischt, dat ik speel?

--Ja mevrouw.

--Goed, dan zal ik spelen. Maar ik waarschuw u, dat ik morgen er ziek
van ben en ik in twee weken niet meer optreed.

--Wanneer u heden niet optrad, zou het succes van uw "tournée" voor
goed gecompromitteerd zijn.

--Het zij zoo, ik ga.

La Duse ging naar den schouwburg. Zij speelde verrukkelijk en behaalde
haar gewoon succes. Na afgerekend te hebben, begaf ik mij naar mijn
hotel, waar een briefje van haar reeds op mij wachtte.

--Ik ben ziek. Ik kan in veertien dagen niet optreden. Laat 't
gezelschap naar Straatsburg vertrekken, waar ik 7 Mei eerst zal spelen.
Ik ga voor mijn herstel naar Italië.

     _Eleonora Duse._

Inderdaad, zij was vertrokken.

       *     *     *     *     *

Gedurende de zeven jaar, dat ik met La Duse rondgetrokken ben, heb ik
haar nooit over zaken kunnen spreken. Elken morgen maakte ik bij haar
mijn opwachting. We spraken dan over litteratuur, de laatst verschenen
romans, de Parijsche "premières", over Shakespeare, kortom over alles,
maar nooit over zaken. Zoodra ik dat chapiter aanroerde, stond zij op en
sprak:

--Bederf mij mijn dag niet. Als u mij iets daarover te zeggen of te
vragen hebt, doe dat dan per brief. Ik zal u terstond antwoorden, wat
mij goed dunkt. Wanneer u echter in vriendschap met mij wenscht om te
gaan, dan nimmer een woord over zakelijke belangen of diensten. Ik
onderscheid in u twee personen, de "homme du monde", waarmee ik met
genoegen van gedachten wissel en de "homme d'affaires", waarmee ik ten
mijnent niets te doen wil hebben. Onthoud dit goed en reken het u voor
gezegd.

Nooit is Mme Duse van dit programma afgeweken en welke belangrijke zaak
zich ook mocht voordoen, steeds moest die schriftelijk plaats vinden.

Evenmin heeft La Duse zich met bezoeken of interviews willen inlaten,
wanneer zij eenmaal in den schouwburg was. Te Brussel had zij geweigerd
aan de uitnoodiging van koningin Louise te voldoen, die haar door mij
liet verzoeken in de koninklijke loge te komen, waar zij haar
persoonlijk over haar spel wenschte te complimenteeren.

De teleurgestelde vorstin antwoordde mij: "Het zij zoo. U zegt, dat Mme
Duse niet kan komen. Brengt u haar dan mijn vereering voor haar
buitengewoon talent zelf over en voeg er aan toe, dat zij gerust had
kunnen komen: ik eet de artiesten niet op."

In den koninklijken schouwburg te Stuttgart, liet Zijn Majesteit vragen,
wanneer hij de groote artieste zijn eerbiedige hulde zou kunnen
aanbieden?

--Zeg aan Zijn Majesteit, dat ik zeer gevleid ben over zijn
welwillendheid, maar dat ik hem onmogelijk kan ontvangen. In den
schouwburg behoor ik mijn kunst toe. Bezoeken van welken aard ook,
roepen mij tot de werkelijkheid terug en verbreken de illusie, die ik
noodig heb om mijn rollen naar behooren te vertolken. Ik ben ten zeerste
verheugd, dat mijn kunst Zijn Majesteit behaagd heeft. Bedank hem
hartelijk voor zijn welgemeende gelukwenschen en doe hem tegelijkertijd
inzien, dat dit voldoende is.

Ik wachtte er mij wel voor haar antwoord persoonlijk aan den koning te
gaan overbrengen en belastte hiermee den baron Van Putlitz, intendant
van den koninklijken schouwburg, die 't op zijn beurt aan den
hofmaarschalk meedeelde.

In de eerstvolgende pauze kwam de koning, vergezeld van den intendant en
zijn generaal-adjudant zelf op het tooneel.

--Meneer, wilt u mij aan Mme Duse voorstellen?

--Sire, tot mijn spijt heb ik reeds aan uw intendant gezegd, dat Mme
Duse zeer vermoeid is en onmogelijk in staat is u te ontvangen.

--Wees dan zoo goed mij de deur der loge van uw ster aan te wijzen.

Ik haastte mij dit bevel op te volgen.

De koning klopt aan.

--Wie daar?

--De koning.

--Het spijt me "meneer de koning" niet te kunnen ontvangen, ik kleed me.

--Dat doet er niet toe. Ik zal wachten, tot u gereed zijt.

--Doe dat niet, meneer. Ik heb reeds de directie laten verzoeken Zijn
Majesteit mee te deelen, dat ik niet in staat ben bezoek te ontvangen.

--Mevrouw....

--Onnoodig aan te dringen. Ik zal mijn loge niet verlaten, alvorens men
mij is komen berichten, dat u vertrokken bent.

Woedend verliet de koning het tooneel. Eenige oogenblikken later sprak
Van Putlitz mij aan.

--U zult wel begrepen hebben, meneer Schürmann, dat het "Théâtre-Royal"
voortaan voor u niet meer te krijgen is. Uw verzoek zou in geen geval
meer toegestaan worden.

Men ziet, dat zoo'n tournée den impresario naast veel succes, niet
minder moeilijkheden bracht.

       *     *     *     *     *

Na voorstellingen te Kopenhagen en Stockholm gegeven te hebben, scheepte
La Duse zich naar Noord-Amerika in. Overal hetzelfde succes. In November
1896 treedt zij te Berlijn op in het Neues Théâter, waar de ook bij ons
bekende #Sigmund Lautenberg# de directie voerde. Vandaar gaat de
kunstreis naar St. Petersburg. De gemiddelde recette van de veertien
voorstellingen bedroeg veertienduizend francs. Te Moskou loopt de
glorievolle tournée mis. Hier wordt de tragédienne ongesteld. De sneeuw,
het gure klimaat schijnen voor haar zwak gestel niet te deugen. Hoewel
er voor haar serie voorstellingen reeds over de honderdtienduizend
francs besproken is, moet zij haar optreden telkens weer uitstellen, tot
zij plotseling, op raad van haar geneesheer, naar Italië terugkeert en
de teleurgestelde impresario genoodzaakt is, het geld terug te geven.
Zelfs de zegelkosten, de z.g. stedelijke belasting, krijgt hij niet eens
vergoed.

Tot nog toe was La Duse nimmer te Parijs opgetreden, hetgeen toch de
droom is van de meeste buitenlandsche artiesten. La Duse had er ook wel
ooren naar, alleen zij zag tegen de noodzakelijke reclame en
"interviews" op. Ik wist haar evenwel te bepraten; beweerde, dat ze daar
geen last van zou hebben en La Duse gaf tenslotte toe, op voorwaarde,
dat zij door #Sarah Bernhardt# uitgenoodigd zou worden en in haar
schouwburg zou optreden (in die jaren "La Renaissance"). Niet als
concurrente, maar als genoodigde wilde zij voor de Parijzenaars spelen,
wat niemand haar kwalijk zou kunnen nemen.

Dit ultimatum bracht mij in groote verlegenheid, doch wie niet waagt,
niet wint. Daar ik met Sarah Bernhardt door vroegere "tournées" op
goeden voet verkeerde, zocht ik haar op, om haar over het bezoek van La
Duse te polsen. Sarah maakte niet de minste bezwaren; zij had juist voor
een serie voorstellingen te Brussel afgesloten, haar schouwburg stond
dus leeg en zij stelde er een groote eer in, dezen zoolang aan haar
Italiaansche kunstzuster af te staan.

Nu deed zich de moeilijkheid voor een stuk uit te kiezen. #Annunzio's#
"Citta morte" was reeds door den auteur aan Sarah verkocht en het ging
dus niet aan, deze noviteit in haar schouwburg op te voeren. Men ried
haar de bekende "Dame aux Camélias" aan, het publiek was met den inhoud
voldoende vertrouwd, het was nog steeds het beste kasstuk, daar Sarah
met de rol van Marguérite de grootste lauweren had geoogst. Voor La Duse
was de proef gewaagd, hoewel aanlokkelijk. In een vreemde wereldstad, in
'n Parijsch stuk, in den schouwburg van Frankrijk's beroemdste actrice
met haar lijfrol op te treden; men kan zoo ongeveer beseffen, wat er bij
La Duse moet zijn omgegaan, toen zij dien avond voor het eerst het
tooneel betrad.

Het succes was overweldigend... Sarah, die de voorstelling in de zaal
had bijgewoond, was zóó verrukt over de uitbeelding van haar groote
collega, dat zij haar in haar loge om den hals vloog! En de pers?...

Een artikel van den thans overleden criticus #Gustave Larroumet#,
getiteld: "La Duse et le public parisien" deelt mee:

La Duse had bij deze gelegenheid dezelfde reserve tegenover de pers in
acht genomen als zij dat gewoon was te doen. Zij legde noch bezoeken af,
noch wilde bezoeken van krantenmenschen ontvangen. De Parijsche koningen
der kritiek, die, als sommige tooneelsterren, hun mannelijke en
vrouwelijke vereerders en beschermelingen er op na houden, waren door
het gedrag van La Duse ten zeerste gebelgd. Het verschil in de ontvangst
van het publiek en van de pers was dan ook teekenend, enkele gunstige
uitzonderingen natuurlijk niet te na gesproken. Het publiek één en al
geestdrift, de verslagen onbillijk en weinig hoffelijk. Sommigen gingen
zelfs zóó ver, om met het enthousiasme van de zaal den spot te drijven
en noemden de pretentie van La Duse, om zich met de eerste Parijsche
actrices gelijk te willen stellen, zelfoverschatting. La Duse trok zich
daar echter niet veel van aan, haar reputatie achtte zij door hen niet
aangetast. Zij meende, dat de Parijzenaars hun artistieke voorlichters
genoeg kenden, om te weten wat zij ervan gelooven moesten, nu de pers
niet op haar hand was.

#Victorien Sardou# kwam spoedig daarop La Duse verzoeken, haar
medewerking te willen verleenen aan een gala-voorstelling, ten bate van
het op te richten standbeeld van #Alex. Dumas fils#. Zij stemde terstond
toe, niet alleen uit bewondering voor den grooten meester doch ook uit
dankbaarheid voor het Parijsche publiek, dat haar zoo allercharmantst
ontvangen had. Er werd tusschen hen overeengekomen, om het vierde
bedrijf van "Marguérite Gautier" te geven. Toen Sarah Bernhardt dit
evenwel hoorde, maakte zij bezwaar, die eer kwam haar toe, en La Duse
was zoo verstandig, dit in te zien. Zij zag, hoewel 't haar natuurlijk
ontzettend speet, dan maar liever van haar voornemen af en schonk het
comité een duizend francs. Ik dacht er anders over. Ik wist mijn ster te
overreden, in een ander stuk van Dumas op te treden en noemde "La Moglie
di Claude". Nu had dit drama te Parijs nooit veel opgang gemaakt en bij
een reprise van "La Femme de Claude" zelfs échec geleden. La Duse was
dan ook bezorgd, of zij haar uitbeelding van Césarine voor het Parijsche
publiek aannemelijk zou weten te maken. Ik hield voet bij stuk en liet
het tweede bedrijf in de "Figaro" aankondigen. De opvoering had plaats,
het pleit werd gewonnen, een daverend applaus viel La Duse te beurt en
het standbeeld van Dumas fils was verzekerd. De opbrengst van dien
kunstavond beliep niet minder dan 31,488 francs.

Na haar succes te Parijs werd de groote actrice in haar eigen land
natuurlijk op de handen gedragen. In Triëst, Milaan, Turijn, Genua,
Napels, Rome en Florence geeft zij series voorstellingen, die alle 't
maximum opbrengen. In deze laatste stad krijg ik een brief van #Suzanne
Reichemberg#, de "doyenne" van de Comédie Française, om La Duse uit te
noodigen, aan haar afscheidsvoorstelling te willen medewerken. La Duse
neemt dit verzoek met geestdrift aan en besluit het laatste bedrijf van
"Adrienne Lecouvreur" te spelen.

Daar dit uitstapje naar Parijs midden in haar tournée de reisroute
dreigt in de war te sturen, neemt La Duse op zich, de kosten voor haar
en haar gezelschap zelf te dragen, zoozeer stelt zij op prijs in het
"Huis van Molière" op te kunnen treden. Den 7en Maart 1898 had deze
gebeurtenis plaats met een recette van frs. 44,502, nog grooter dus dan
de kunstavond voor Dumas. Na afloop der voorstelling kwam president
#Félix Faure# op het tooneel de Italiaansche gast complimenteeren.

Van Parijs vertrekt het gezelschap wederom naar Monte-Carlo en vandaar
naar Cannes, waar koning #Edward VII# verblijf hield. De "Prince de
Galles" was een bekend tooneelvriend, geen wonder dus, dat hij niet één
der voorstellingen van La Duse oversloeg. Over Marseille en Bordeaux
gaat de tournée naar Portugal. 12 April debuteert zij in den
Amelia-schouwburg te Lissabon met de "Dame aux Camélias". Hier worden
een negental opvoeringen gegeven, waarvan de gemiddelde recette 15,400
francs oplevert. De vicomte #San Luiz de Braga#, eigenaar van den
schouwburg, is in de wolken over deze artistieke gebeurtenis. Zulk een
unaniem succes heeft zijn theater nog nooit meegemaakt. Hij besluit dan
ook door een duurzame herinnering dit feit te vereeuwigen. Op een
marmeren plaat laat hij met gouden letters de data van La Duse's
optreden griffen en noodigt hierbij uit al wat Portugal aan artiesten en
letterkundigen bezit. Koningin #Amelie#, die alle voorstellingen met
groote ingenomenheid had bijgewoond, liet zich eveneens
vertegenwoordigen en wonder boven wonder, La Duse is bij het plaatsen
der plaat zelf aanwezig en neemt glimlachend de gelukwenschen van den
vicomte-directeur en der vele aanwezigen in ontvangst.

Van Lissabon trok zij als eindpunt harer tournée naar Oporto, waar een
echt Zuidelijke ovatie haar tebeurt valt met een opbrengst der twee
voorstellingen van niet minder dan 27,200 francs. Zij besloot nu een
welverdiende rust te Florence te gaan nemen, na ongeveer een millioen
francs verdiend te hebben.



André Antoine.


Gedurende mijn gansche impresariaat heb ik nimmer een artiest leeren
kennen, die meer in zijn kunst opging, vasthoudender zijn weg vervolgde
en eigenzinniger was dan #André Antoine#.

Uit eerbied voor zijn pogen heb ik vanaf de oprichting van zijn "Théâtre
Libre" jaren lang zijn artistieke carrière gevolgd en me steeds de
grootste opofferingen getroost om hem in staat te stellen zijn
eerzuchtige plannen, zijn belangrijke hervormingen ten uitvoer brengen.

Buiten mijn oprechte bewondering, gevoel ik nog steeds voor dit "groote
kind", zoo vol idealen, een warme sympathie, want men mòet van hem
houden ondanks zijn gebreken, men kàn hem geen kwaad hart toedragen.

Onvermoeid, door niets van zijn ideëen af te brengen, herrijst hij
telkens als een phenix uit zijn asch. Tegenspoed schijnt op hem geen
vat te hebben. Tien jaar lang heb ik met hem saamgewerkt, vanaf den tijd
dat hij als baanbreker der Fransche tooneelspeelkunst, zich vrijmaakte
van de ingewortelde traditie, tot aan zijn officieele erkenning van één
der eerste Parijsche tooneel leiders.

23 Maart 1892 begonnen wij onze eerste tournée in het Grand-Théâtre te
Luik. Waar wij ook optraden, was het publiek op onze hand. De naam van
"Théâtre Libre" heeft in het buitenland niemand afgeschrikt. Te
Amsterdam, waar wij daarna speelden, was de zaal van het Grand-Théâtre
uitverkocht. Onder de twaalfhonderd personen bevonden zich echter maar
drie dames. De heeren #Van Lier#, directeuren van dien schouwburg,
verbaasden zich hierover en waren niet weinig verontwaardigd. Het
publiek meende zeker een pornografisch schouwspel uit dat verdorven
Parijs te wachten te zijn, waarbij de tegenwoordigheid van het zwakke
geslacht nu eenmaal niet zou passen. Toch hadden we tijdig den naam van
het stuk en van den schrijver geannonceerd: "Blanchette" van #Brieux#.

Bij het eerste bedrijf bleef de zaal tamelijk koel, men verbaasde zich
over den inhoud, bij het tweede hadden wij echter gewonnen spel. Nu men
geen onbehoorlijk gegeven te zien kreeg, waarop de meesten gerekend
hadden, zonder het waarschijnlijk te willen bekennen, boeide weldra de
ernstige uiteenzetting van het drama, dat overigens door Antoine en de
zijnen meesterlijk gespeeld werd. Den volgenden avond werd "L'Ecole des
Veufs" opgevoerd, een satyriek tooneelspel van #Georges Ancey#, dat niet
minder insloeg. Onze grootste triumf werd behaald met "La Dupe", van den
zelfden auteur, die terecht één der meest gevierde schrijvers van het
"Théâtre Libre" is geweest. De scène, waarin Antoine zijn vrouw een paar
oorvijgen uitdeelt, sloeg wel 't meest in. Antoine verwonderde zich
hierover en zei me:

"Het schijnt hier in 't Noorden gewoonte te zijn, een lastige vrouw
hardhandig haar ongelijk aan het verstand te brengen. In Parijs hebben
wij deze scène nooit kunnen spelen dan onder luid protest."

Het vervolg van onze tournée stelde hem echter in 't ongelijk. Overal,
zoowel in Zuid- als Midden-Frankrijk, Zwitserland en Italië hadden we
met dit tooneel een even groot succés als in Holland, Duitschland en
Oostenrijk.

Te Marseille gaven we "Seul", een stuk in drie bedrijven, van #Guinon#.
In het tweede bedrijf komt een kind voor, dat ter gelegenheid van den
jaardag van zijn grootvader een fabel moet opzeggen. Om overal een kind
van zes à acht jaar met den troep mee te nemen, ging natuurlijk niet
aan. Ik had dus aan alle schouwburgdirecties, waar wij dit stuk hoopten
op te voeren, vooruit geschreven om een kind ter plaatse de fabel "Les
deux Pigeons" van #La-fontaine# te laten instudeeren. Tot nog toe was
dit overal goed gegaan.

Te Marseille toont men ons vóór het scherm opgaat een allerliefst
kereltje.

--Ken je de fabel van buiten, vraagt Antoine hem.

--Ja, meneer.

--Goed zoo. Ga dan maar in den foyer zoolang wat spelen tot het je beurt
is, dan laat ik je wel halen.

Het tweede bedrijf is begonnen, het kind komt op en begint.

--Ach, pécaïre!

Nog nooit had men in de omgeving der Canebière zoo'n echt Marseillaansch
accent op de planken gehoord. Bij de eerste woorden begint men in de
fauteuils te lachen, weldra brult de geheele zaal.

"Deux pigeons s'aimaient d'amour tendre.... Antoine omhelst het kind en
zegt:

--Genoeg, ik ben tevreden.

De knaap kijkt zijn grootvader verbaasd aan en begint opnieuw:

"Deux pigeons...."

Antoine hem snel in de rede vallend.

--Het was mooi, houd nu maar op.

Het kind is daarover zeer ontstemd en gaat bedaard voort. De zaal giert
het uit.

Dat is te erg!

Antoine ten einde raad, knijpt hem in de arm en fluistert:

--Als je nu niet gauw je mond houdt, kwajongen!

--Nee, ik hou m'n mond niet, pruilt de kleine. Ik heb de fabel geleerd,
ik zal haar ook opzeggen.

Er viel niets aan te doen! De fabel werd nogmaals tot het eind
voorgedragen tot groot vermaak van het publiek, tot ergernis van
grootvader Antoine.

       *     *     *     *     *

In de maand Maart 1904 keerden wij naar Marseille terug om daar een
zestal voorstellingen in het "Théâtre des Variétés" te geven. Evenals
twee jaren te voren is alles vooruit besproken.

Nadat wij ons répertoire met "La Fille Elise" en "Boubourouche"
vermeerderd en daarvoor #Lérand#, die nu al jaren een eerste plaats aan
den "Vaudeville"-schouwburg inneemt--geëngageerd hadden, begaven wij ons
naar Brussel om vandaar uit een nieuwe tournée te beginnen.

Den dag voor ons vertrek was de arme #Jeanne Dulac#, die bij een
petroleumlamp haar handschoenen gewasschen had, te dicht bij 't vuur
gekomen. De benzine had vlam gevat en zij bracht het er nauwelijks
levend af. Vreeselijke brandwonden bedekten haar lichaam. Zij moest
maanden lang te bed blijven.

Het was bij twaalven, toen wij 't ongeval vernamen en wij moesten den
volgenden dag om zeven uur verder. Terstond werden maatregelen genomen,
haar plaats door een ander te doen innemen. Het gelukte ons #Eugénie
Nau#, zij, die de rol van "La Fille Elise" gecreëerd had, te bewegen
haar ongelukkige kameraad bij deze tournée te vervangen.

Van de tien verschillende stukken, die wij te spelen hadden, kende zij
slechts die ééne rol. Gedurende de geheele reis moesten wij dus overal
repeteeren, zonder oponthoud. Zoodra wij ons in een trein geïnstalleerd
hadden, begon men in één der wagons met Mlle Nau de rollen door te
nemen. Bij elke halte zocht #Gémier#, die toen regisseur bij den troep
was, van wagen tot wagen de artisten bijeen, die de "wachten" hadden te
geven en zoo wisselden zij elkaar af. Overal werd dus vlijtig
gestudeerd, in hotels, in wachtkamers, in de tusschenbedrijven, in den
foyer en 's avonds na de voorstelling. Geen minuut rust tijdens de twee
weken, die wij in Holland doorbrachten. De tien stukken werden dan ook
gekend. Antoine en zijn artisten konden met welgevallen op hun
reuzenarbeid terugzien, maar aangenaam reizen was het nu direct niet.

       *     *     *     *     *

Van Konstantinopel naar Italië overstekend, werden wij te Milaan door de
eerste auteurs en artisten verwelkomd. Annunzio, Bracco, Traversi, Duse,
Zacconi, Novelli woonden verschillende voorstellingen bij en beloonden
ons met applaus. Natuurlijk dachten we te Rome prachtige zaken te maken.
Helaas, het mocht niet zijn!

Den eersten avond is de zaal van den schouwburg "Valle" door een
élite-publiek bezet. We geven "Blanchette", het bekende succèsstuk.

Het eerste bedrijf wordt koel ontvangen. Geen nood, dit waren wij reeds
van andere steden gewoon. In het tweede komt echter geen hand op elkaar,
in het derde is de zaal reeds over de helft leeggeloopen.

We informeeren terstond naar de reden van dit gebrek aan belangstelling.

Een misverstand! Men was in de meening Parijsche toiletten te zien te
krijgen en ons stuk speelde in een boerenmilieu. Om bij het publiek te
Rome succès te hebben, hadden wij de medewerking van Paquin of Redfern
noodig gehad.

Hoewel ik hierna geen tournée met Antoine meer ondernomen heb, kan de
oprichter van het "Théâtre Libre" over onze samenwerking tevreden zijn.
Onze voorstellingen in het buitenland hadden te samen, na aftrek der
onkosten, het aanzienlijk bedrag van 314,500 francs opgeleverd, een som,
die Antoine in staat stelde zijn voor het moderne tooneel zoo
interessanten strijd met nieuwe kracht voort te zetten.



BEROEMDE TENORS.

Gayarré.


De Spaansche tenor #Gayarré# heeft met #Angelo Massini# de zelfde
populariteit gekend, die thans #Caruso# te beurt valt.

Volleerd zanger en bovendien een groot artiest, schuilde er in zijn stem
iets, dat de ziel roerde, niettegenstaande hij soms door den neus zong.
Hij was de afgod van het publiek in zijn geboorteland, doch heeft ook in
de Groote Opera te Parijs en in andere steden van Europa en Amerika
triumfen gevierd. Hij verdiende geregeld 5000 francs per voorstelling,
bij welk bedrag nog de talrijke kostbare geschenken gevoegd kunnen
worden, die hem overal werden aangeboden.

Door mij geëngageerd om tegelijk met Adelina Patti in "Traviata", "De
Barbier uit Sevilla" en "Lucie di Lammermoor" op te treden, evenaardde
zijn succes vaak het hare, hetgeen heel wat zeggen wil, als men nagaat
dat deze onvergelijkelijke nachtegaal een kwart eeuw lang door alle
muziekliefhebbers op de handen is gedragen.

Daar wij vier voorstellingen te Barcelona hadden te geven, waren wij in
het hotel "Les Quatre Saisons" op de Rambla del Cantra afgestapt. 's
Morgens aan ons ontbijt zien wij, dat twee bejaarde mannen zich vlak
voor ons open venster posteeren, op wier gezicht hun nijpend gebrek te
lezen stond. Terwijl de één met bevende hand de vioolsnaren bestreek,
zong de ander met schor geluid de cavatine uit "Faust", doch hoezeer
zijn stem ook geleden had, men kon zijn zangtechniek wel degelijk nog
onderscheiden. Niemand lette echter op hen en geen enkel geldstuk werd
hun gegeven. Toen Gayarré dat zag, trok hij zich hun lot terstond aan.
Wie weet wat deze achteruitgegane artiesten al doorgemaakt hebben, zei
hij tot mij. Misschien hebben zij van morgen niet eens gegeten. Laten
wij hun een gelukkigen dag bezorgen.

--Goed, laten we hun elk een louis geven.

--In orde, doch we moeten met wat anders beginnen.

--Wat bedoel je?

--Ik zal in hun plaats gaan zingen en jij moet met je hoed rondgaan. Ik
ben zeker dat we heel wat zullen ophalen.

--Dat meen je toch niet?

--Wis en zeker en wel terstond. Iedereen kent me hier en nog nimmer
heeft het publiek me voor zoo'n geringen prijs hooren zingen. Kom mee.

Of ik wilde of niet ik moest hem wel volgen. Bovendien we deden er een
goede daad mee.

Gayarré naderde den vioolspeler, vroeg naar zijn repertoire en de plaats
van den ouden zanger innemend, begon hij lustig de groote aria van
"Traviata" te zingen. In minder dan geen tijd stroomde het publiek toe
en omringde ons groepje, terwijl men van alle kanten riep: "Gayarré, hij
is het!" ... "Het is Gayarré!" ...

Toen hij zijn lied ten einde had gezongen, ging ik met mijn hoed rond.
Zilver en koperstukken vielen er bij hoopjes in, zelfs hier en daar een
goudstukje. Bij natellen hadden we over de 874 francs opgehaald, die wij
den overgelukkigen oudjes ter hand stelden.

--Welnu, Schürmann, sprak Gayarré, toen wij weer aan de ontbijttafel
zaten, ben je tevreden over de recette? Wat mij betreft, van mijn leven
heb ik nog nooit met zoo'n genoegen een lied gezongen.



Tamagno.


Een machtig geluid, één der krachtigste tenorstemmen, die ik ooit
gehoord heb. Weinig of geen bekoring, maar stembanden zoo forsch en
lenig, dat zijn borstnoten veel van kanonschoten hadden. Middelmatig
tooneelspeler, zonder distinctie, dankt #Tamagno# zijn groote reputatie
en zijn hooge "cachets" hoofdzakelijk aan zijn krachtige longen. Zijn
"Mozes" (Rossini) en "Othello" (Verdi) zijn in dit opzicht dan ook
onvergelijkelijke creaties.

Zelden heeft een artiest, die zulke reuzenbedragen verdiende een meer
eigenaardige zuinigheid aan den dag gelegd. In zijn koffers, waarvan het
vervoer op rekening van den impresario stond, sleepte hij een
petroleumstel mee, waarop hij zelf zijn eten kookte, dat hij elken dag
bij landgenooten en als die niet te vinden waren op de markt ging
koopen.

Wanneer hij bij Italiaansche leveranciers terecht kon, sloeg hij steeds
een groote voorraad in, dat hij dan grootendeels met vrijkaartjes
bekostigde, waardoor hij nog enkele francs uitspaarde. Aan hôtel-eten
had hij een broertje dood, zeker met het oog op de talrijke kellners en
de verplichte fooitjes.

Een tweede eigenaardigheid was het opsparen van kaarsen, waarvan hij
koffers vol had. Het contract van Tamagno gaf hem recht op twee en
dertig kaarsen per week ter verlichting van zijn loge. Daar de meeste
kleedkamers van gaslicht voorzien waren, had hij langzamerhand een
verzameling kaarsen gekregen, groot genoeg om er een winkel mee op te
zetten.

       *     *     *     *     *

Bij de buitengewone voorstelling in den Renaissance-schouwburg te
Parijs, waarvan de opbrengst moest dienen tot het oprichten van een
standbeeld voor #Alexander Dumas fils#, had Tamagno zich op mijn
aandringen bereid verklaard aan het slot van het rijke programma eenige
liederen ten beste te geven.

Tamagno was reeds vroeg in de schouwburg aanwezig en wachtte kalmpjes in
den kleinen artiesten-foyer zijn beurt af. Het was er snikheet en de
voorstelling duurde verbazend lang.

--Waarde Schürmann, ik zit me hier niet weinig te vervelen.

--Waarom gaat u het tweede bedrijf van "La Femme de Claude" niet zien?

--Dank je wel, tooneel interesseert me weinig, maar ik heb een idee. Kan
je me misschien aan een paar klompen helpen?

Ik keek vreemd op, doch daar hij bleef aandringen, verzocht ik één der
employés in de requisietenkamer naar een paar klompen uit te zien.
Weldra kwam hij er mee aandragen. Tamagno trekt zijn lakschoenen uit,
zoo ook boord vest en jas en begint nu met deze klompen aan in zijn
hemdsmouwen eenige boerendansen uit te voeren, zooals dat in Italië op
het platte land het gebruik is.

Hij scheen er zelf bijzonder veel plezier in te hebben, want de ééne
dans volgde op den anderen en ik moest toegeven, hij deed het
alleraardigst. Na verloop van een half uur, toen hij geheel bezweet en
buiten adem wou gaan uitrusten, komt de regisseur waarschuwen, dat het
zijn beurt is om op te treden.

Hij trekt haastig zijn kleeren en schoenen weer aan, begint zijn aria,
doch of hij zich te veel reeds had ingespannen, hij kon maar niet op
stem komen en er kwam van zijn nummer zoo goed als niets te recht.

--J'ai chanté comme un "sabot". Men had beter gedaan naar mij te komen
zien, toen ik ze zoo even nog aan had.



Ernesto Nicolini.


Franschman van origine heeft #Ernest Nicolas# na zijn huwelijk met
#Adelina Patti#, zich steeds Ernesto Nicolini laten noemen. Begiftigd
met een schoone stem miste hij artistiek gevoel en smaak en was daarbij
een beslist tegenstander van moderne muziek, die van de zangers iets
meer dan uitsluitend een mooie stem vereischt. Zoo hij dan ook niet de
markiezin #de Caux# op zijn weg ontmoet had, meer bekend onder haar
eigen naam: Adelina Patti, welke wereldberoemd werd, zou hij met zijn
optreden in "Aida", "Lucie" en "Traviata" nimmer zoo'n opgang gemaakt
hebben.

Eenmaal de echtgenoot van "La Patti", trad hij geregeld met haar op en
oogstte naast haar de grootste triumphen. Op betreklijk nog jeugdigen
leeftijd nam hij afscheid van de planken om zich uitsluitend in te laten
met het beheer van de financieele belangen van zijn beroemde
echtgenoote. Hij stelde haar repertoire vast, teekende de contracten en
wist haar fortuin steeds meer en meer te vergrooten. Zijn afkeer en zijn
gering begrip van elke nieuwe richting in de muzikale concepties der
groote componisten waren oorzaak, dat La Patti zich nimmer aan het
repertoire van #Richard Wagner# gewaagd heeft.

Als zij dat gewild had zou zij als Eva in de "Meistersinger" of als
Senta in de "Fliegende Hollander" beslist furore gemaakt hebben, doch
hij oordeelde dat haar Rosina, Violetta en Lucie genoeg opbrachten, en
wilde van geen enkele nieuwe creatie weten.

In 1885 heeft hij nog éénmaal meegezongen en wel bij de reeds meer
besproken tournée van La Patti in Spanje. De vier voorstellingen, die
wij te Barcelona zouden geven, had onder de Catalonische bevolking
zoozeer de belangstelling gaande gemaakt, dat er reeds vooruit voor
20.000 francs besproken was.

Als eerste voorstelling ging "Traviata" met La Patti als Violetta en
#Stagno# als Alfredo. Daar kort te voren deze partij nog door #Gayarré#,
den beroemden Spaanschen tenor hier gezongen was, gaf Stagno plotseling
voor, niet bij stem te zijn en weigerde op te treden. Daar hij den
volgenden dag wel goed bij stem was in den "Barbier", in welke rol hij
de concurrentie van Gayarré niet vreesde, was dit voorgeven van
heeschheid maar een uitvlucht om zich niet aan een vergelijking met
Gayarré bloot te stellen.

Stagno hield voet bij stuk en ik was door zijn weigering in groote
moeilijkheid geraakt. Ten einde raad besloot ik Nicolini te polsen, of
hij voor een enkele maal zijn oude rol van Alfredo nog eens zou willen
opnemen om mij uit de verlegenheid te helpen en ik deed dit verzoek
gepaard gaan met de aanbieding van een zeer kostbare diamanten dasspeld.
Hoewel Nicolini in geen acht jaar meer gezongen had, scheen dit geschenk
toch den doorslag te geven. Nicolini verklaarde zich bereid en ik
haastte mij over de affiches de volgende aankondiging te laten plakken.

"M. Stagno weigert als Alfredo op te treden. M. Nicolini zal hem in deze
rol vervangen. Zij, wien deze mutatie niet aanstaat, zijn gerechtigd hun
entreegeld aan de kas terug te halen."

Eenige duizenden francs werden teruggegeven, doch de billetten werden
terstond door anderen gekocht, zoodat de zaal overvol was, toen het
gordijn opging.

Bij het verschijnen van La Patti klinkt plotseling een helsch gefluit en
geschreeuw, en als Nicolini ook zijn mond open doet, verdubbelt het
lawaai nog in omvang. Men laat het scherm weer zakken. Maar zoodra men
het ophaalt, begint het kabaal opnieuw.

Ik laat wederom "halen" en verschijn nu zelf voor het voetlicht: "Dames
en Heeren. Er moet hier een vooruit georganiseerd kabaal achter
schuilen, want Mme Patti is van haar leven nog nooit uitgefloten
geworden en de rolverandering van den tenor werd vooruit aangekondigd.
Ik verzoek u dus beleefd doch dringend mijn artiesten verder ongemoeid
te laten."

Dit scheen te helpen, want de voorstelling kon nu zoo goed en zoo kwaad
als het ging haar verloop hebben.

Het bewijs dat deze herrie door Stagno zelf aangericht was, werd mij
duidelijk, toen ik vernam, dat de teruggegeven billetten door zijn
vrienden en handlangers waren opgekocht en hij zich de luxe had willen
permitteeren om Nicolini te laten uitfluiten en met hem natuurlijk
tevens La Patti.

Deze laatste was niet weinig verstoord, hetgeen zich begrijpen laat.
Voor de eerste maal in haar leven door haar eigen landgenooten
uitgefloten! Op staanden voet wilde zij uit Barcelona vertrekken.

Om deze schade en schande te voorkomen, verzon ik de volgende list.

Ik had in Barcelona kennis gemaakt met den zoon van een invloedrijk
bankier M. #Coll y Rataflutis#. Hem zocht ik na afloop der voorstelling
terstond op.

--U hebt hier vele relaties, niet waar?

--Natuurlijk. Vader staat met de deftigste families hier ter stede in
betrekking. Maar waarom vraagt u me dat?

--Bezit u misschien ook hun naamkaartjes?

--Wel mogelijk, ik zal eens nazien.

Een kwartier later zat M. Coll y Rataflutis met nog een vriend, mijn
secretaris en mijn eigen persoontje de naamkaartjes met volgende
staaltjes van geestdriftig huldebetoon en verontwaardiging te
onderteekenen.

Zangvogeltje, verlaat ons niet!... Zijn die ellendelingen doof!... La
Patti uitfluiten is God beleedigen!... Men schaamt zich
een Spanjaard te zijn!... Hemelsche harp, weerklink nog eenmaal!...
Mijn spijt voor het wangedrag mijner landgenooten... enz. enz.

Den tooneelknecht, behoorlijk op de hoogte gebracht werd opgedragen deze
naamkaartjes, waarop de "haute fleur" van Barcelona gedrukt stond,
telkens bij pakjes van tien bij La Patti aan huis te bezorgen.

Toen ik 's middags bij haar mijn opwachting maakte, sprong zij me om den
hals en riep uit: Ik blijf! O, als je eens wist hoe galant die
Spanjaarden toch kunnen zijn...

Ik kon me met moeite goed houden, doch La Patti merkte gelukkig niets.



Roberto Stagno.


De lieveling van het publiek. Een tenor, die nimmer minder dan drie
duizend francs per optreden ontvangen heeft en in Europa en in Amerika
zelfs tien duizend francs verdiende. Waarom? Dit heb ik mij steeds
vergeefs afgevraagd.

Zijn stem had niet de geringste bekoring en kon moeilijk fraai gevonden
worden, doch hij bezat een knap voorkomen en was bovendien een kranig
acteur, die door zijn figuur en zijn elegante manieren vooral bij de
dames in de gunst stond. In ieder geval was hij een uitstekend
leermeester en aan zijn zangonderricht heeft de thans zoo beroemde
operazangeres #Gemma Bellincioni# veel te danken.

Wat de oorzaak van Stagno's succes ook moge zijn, een impresario heeft
rekening te houden met den smaak van het publiek. Vandaar dat ik ook
Stagno voor mijn tournée door Spanje geëngageerd had.

Ik heb reeds meegedeeld om welke reden hij te Barcelona in Traviata
weigerde op te treden en hoe hij de billetten had laten opkoopen om
#Nicolini# uit te fluiten. Om zijn vrienden te overtuigen, dat hij niet
uit jaloezie zoo handelde, maar om Nicolini zijn hebzucht betaald te
zetten, had hij handig rondgestrooid, dat ik hem zijn rol had afgenomen
op aandringen van het echtpaar Patti-Nicolini.

Zijn vrienden woedend dat La Patti hun van hun geliefden tenor had
beroofd, alleen om haar echtgenoot enkele billetten van duizend francs
in handen te spelen, hadden zich gewillig voor Stagno's plan geleend.

Toch zou onze tenor niet lang plezier van zijn bedrog hebben, Adelina
Patti door de toegezonden protesten der Barcelonasche aristocratie weer
met het publiek verzoend, had bovendien vernomen, dat Stagno de schuld
van alles was. Zij nam zich voor hem dit gevoelig betaald te zetten.

Bij de opvoering van den "Barbier" gelastte zij mij voor haar rekening
2000 francs plaatsen te nemen en die rond te deelen, op voorwaarde, dat
de bezitter van zoo'n entréebewijs Stagno bij zijn verschijnen zou
uitfluiten.

Eerst wilde ik mij er niet toe leenen, doch daar ik met Stagno toch niet
al te best overweg kon en mij er meer aan gelegen lag La Patti tot
vriend te houden, voerde ik haar verlangen stipt uit en ik behoef er
nauwelijks aan toe te voegen, dat Stagno leelijk op zijn neus keek, toen
hem hetzelfde lot trof, waar hij twee avonden te voren Patti-Nicolini op
vergast had.

Dit is echter de eerste en laatste keer in mijn leven geweest dat ik een
artiest, die ik handen vol goud moest betalen, zelf liet uitfluiten.

Doch, zooals u ziet, in de tooneelwereld komen de ongelooflijkste
avonturen voor en is het onmogelijke, mogelijk.



Angelo Massini.


Eén van de grootste tenoren der wereld, wiens naam in vollen glans
schitterde ten tijde der "vogue" van Adelina Patti, en die tot 1908
voornamelijk in Rusland de grootste successen heeft gekend. Zijn warm
vibreerende stem, waarmee hij alles kon uitdrukken, wist de gevoeligste
snaren bij den toehoorder aan het trillen te brengen. Bovendien was hij
een goed acteur en daarbij een verwoed rooker van havanna sigaren.
Tusschen elk bedrijf stak hij er één aan en toch had dit nooit invloed
op zijn stem.

Te Lissabon in het San Carlo theater hadden in 1885 de reeds vaak
besproken modelvoorstellingen met La Patti plaats, o.a. #Rossini's#
"Barbier".

Tijdens het eerste bedrijf gebeurde er iets, dat het publiek nooit te
weten is gekomen, doch voor de ingewijden het bewijs was, hoe een groot
artieste, in haar reputatie als vrouw van de wereld vlekkeloos, in haar
naijver op het succès van anderen er toe gedreven kan worden zich op een
lafhartige en kleinzielige wijze te wreken.

Ik spreek hier niet over de plaats op de programma's, de zoo vaak
aangeroerde kwestie van de "vedette", waarbij de ééne naam "vet gedrukt"
den anderen als 't ware van 't papier wil dringen,--een waarlijk groot
artiest stoort zich hieraan niet--doch over het met opzet iemands succès
benadeelen.

Wie "De Barbier" gezien heeft, herinnert zich het tooneel waar Almaviva
Rosina zijn serenade brengt, die dan even op 't balcon verschijnt, waar
Bartholo haar vandaan haalt om snel het venster te sluiten.

Vanaf het begin der tournée was ik gewoon achter de coulissen het
klappen der dichtslaande deuren aan te geven door, juist als de tenor
zijn aria geëindigd had, een stok op den grond te laten vallen. Ik wilde
dit zelf liever doen dan het aan mijn regisseur toevertrouwen.

Almaviva was één der glansrollen van Massini en juist zijn succès met
deze serenade was La Patti een doorn in het oog, wier beurt eerst in het
tweede bedrijf kwam.

Op den avond van de eerste voorstelling zocht de beroemde zangeres mij
op en voorgevend bij hun eerste optreden te Lissabon een goeden indruk
te willen achterlaten, verzocht zij mij haar mijn plaats achter de
coulissen af te staan, opdat ik al mijn zorg aan de uitvoering in haar
geheel zou kunnen geven. Niets kwaad vermoedend, stond ik haar mijn
plaats af en liet haar een stoel brengen, waarop zij het oogenblik kalm
kon blijven afwachten.

Massini was dien avond schitterend op dreef, de volle zaal scheen hem te
inspireeren en ademloos werd naar zijn serenade geluisterd. Het
gewichtige moment is daar. Massini haalt diep adem om zijn hooge "c" er
uit te gooien, die als het uitspatten van den vuurpijl dit klinkend
notenvuurwerk bekroont. Op hetzelfde oogenblik hoort men echter een
ontzettend gekraak en een fellen slag achter de schermen, die het geluid
van Massini geheel bedekt. Het scherm valt, het applaus blijft
achterwege, als zat de schrik bij het publiek er nog in.

Wat was er gebeurd?

Mme Patti had op 't goede moment haar stoel laten tuimelen en den stok
laten neervallen, welk moment voor den armen Massini nu juist niet het
goede was.

--Waarlijk, het spijt me. Ik had het liever aan Schürmann moeten
overlaten, die is het gewoon. Massini zong zoo verrukkelijk, dat ik mijn
eigen ontroering nauwelijks meester was. Ik wilde hem toejuichen, lette
niet meer op m'n stoel en liet de stok te vroeg vallen. Hij zingt ook
werkelijk te verrukkelijk!

Na deze lofspraak, ging de diva kalm naar haar loge. Massini was woedend
en het publiek verwenschte den onhandigen regisseur, die hun extase door
dat lawaai was komen verstoren.



Enrico Caruso.


Het tegendeel van Tamagno... Geen groòte stem, maar een bekoorlijke
stem. Het prototype van den Italiaanschen tenor, den meester van het
"bel canto". Artistiek begaafd weet hij zijn auditorium geheel onder
zijn invloed te brengen. Hij voelt wat hij zingt en tusschen hem en het
publiek ontstaat van zelf een band, die tegen het einde, waar en in welk
land hij ook optreedt, tot het vurigst enthousiasme voert. Hij heeft
directeuren en phonografenfabrikanten schatten geld doen verdienen,
terwijl hij zelf de duurst betaalde artiest is, die er tot nog toe
rondloopt. De Metropolitan Opera Company van New-York heeft hem voor één
millioen vast aan zich verbonden. Eén gedeelte der voorstellingen wordt
te New-York gegeven, het andere verdeeld over de groote steden van de
Vereenigde Staten, gedurende de tournée, die jaarlijks door de M.O.C.
gehouden wordt.

De voorstellingen, die dan nog over blijven, worden verdeeld over de
groote Europeesche steden. Wanneer Caruso te New-York optreedt, wisselen
de ontvangsten algemeen tusschen de 70 à 85 duizend francs. Te Parijs in
het "Châtelet" was het gemiddelde 48000 francs. Te Berlijn, Hamburg,
Frankfort en Weenen bereiken de recettes ongeveer het zelfde cijfer.

Zijn repertoire bevat in hoofdzaak: Carmen, Faust, Aïda, La Boheme
(Puccini), Cavalleria en Paljas. Weinig of geen creaties.
Waartoe overigens ook? Het publiek komt niet om de opera, maar om Caruso
in zijn romance of bravour-aria te hooren. Als de opera een bedrijf
bevat, waarin de beroemde tenor niet meezingt, verlaten de heeren de
zaal om in de foyer een sigaar te rooken of voor den schouwburg een
luchtje te scheppen, de dames zoeken haar kennissen in de loges op en de
stemmen van de overige zangers worden nauwelijks aangehoord. Een lichte
ongesteldheid van den grooten Caruso beschouwt men daarginds als een
nationale ramp.

Behalve zijn vast inkomen bij de Metropolitan Opera heeft Caruso nog het
recht op te treden op particuliere soirées, die hem eveneens een aardig
fortuin opleveren.

Gedurende de voorstellingen, die ik in het Broadway Théâter te New-York
met het Siciliaansch gezelschap van #Mimi Aguglia# gaf, sloeg Caruso
niet één van de opvoeringen over, tenminste wanneer hij dien avond vrij
was. Elken dag kwam hij in het bureau, dat ik in den schouwburg had
laten inrichten mij een uurtje gezelschap houden en hield zich dan
onledig met het teekenen van caricaturen, waarvan er verscheidene in de
Amerikaansche bladen werden opgenomen.

Mijn zoontje vroeg Caruso eens, toen hij weer op bezoek was.

--Is het waar, meneer Caruso wat vader vertelt?

--Wat zegt je vader dan?

--Dat u de mooiste stem hebt van de wereld, en de beste zanger bent,
dien hij kent.

--Heb je me dan nog nooit hooren zingen?

--Nee nooit.

--Dan moet je morgen eens naar me komen luisteren. Ik zal je een plaats
sturen.

--Dat gaat niet.

--Hoezoo?

--Ik ben eerst acht en ga naar bed als de voorstelling begint.

--En wou je me toch zoo graag hooren zingen?

--Wat graag!..

--Kom dan morgen middag om drie uur in het Waldorf-Astoria hôtel, dan
zal ik wat voor je zingen.

Den volgenden dag ging met mij, m'n zoontje zooals afgesproken naar hem
toe.

--Jij bent niet geinviteerd, waarde heer. Ik heb het alleen aan je
zoontje beloofd. Wil je er bij blijven, kost het je 5000 franc, en nog
wel omdat jij het bent.

Ik maakte dat ik weg kwam en ging zoolang de kranten lezen. Mijn zoontje
mocht in den leuningstoel plaats nemen en Caruso begon te zingen. Gérard
luisterde met volle aandacht. Bij het tweede lied uit "La Tosca" kwamen
hem de tranen in de oogen. Hij snelde op den zanger toe, nam zijn hoofd
tusschen zijn handen en gaf hem op beide wangen een zoen, terwijl hij
uitriep:

--Papa heeft nog niet genoeg gezegd! Het is nog mooier!

Caruso, ontroerd zong toen nog de cavatine uit "Faust" en overhandigde
hem een groot portret, waarop hij schreef:

"Aan mijn vriendje Gérard Schürmann, voor de groote artistieke
voldoening die hij mij heeft geschonken."

Toen hij met mijn zoontje beneden kwam, weigerde hij mijn dank in
ontvangst te nemen.

--Ik ben je veel meèr dank schuldig, want nog nimmer heeft iemand me
zoo'n vreugde bereid als je jongen, toen hij mij in zijn ontroering om
den hals vloog. Zijn kussen hadden voor mij meer waarde dan de grootste
triumphen.

       *     *     *     *     *

Toen Caruso in Philadelphia zong, kreeg hij een uitnoodiging tegen een
fabelachtig honorarium bij een bekend milliardair te komen zingen.
Caruso werd in een fraai-ingerichten salon gebracht, waar zich tot zijn
verbazing niemand anders bevond, dan de milliardair en een klein hondje.
Voor dit "publiek" ving Caruso aan een zijner schoonste aria's te
zingen, maar na de eerste tonen begon het hondje woedend te keffen. De
milliardair verhief zich nu van zijn zitplaats en zei: "Ik dank u zeer.
Thans kunt u ophouden en heengaan--ik wilde slechts weten of Toby ook
janken zou, wanneer u zong....!"



Paoli.


Door #Pedro Gailhard#, den uitstekenden directeur van de opera, wiens
vroegtijdig heengaan door velen nog steeds wordt betreurd, werd #Paoli#,
ontdekt. Hij liet hem debuteeren als Arnold in "Wilhelm Tell" en ik
moest toegeven, dat hij een zeer fraaie stem had. Niettegenstaande hij
in het duo met Mathilde bleef steken, hetgeen men toeschreef aan zijn
zenuwachtigheid van debutant, prees de geheele muzikale pers dezen
nieuwen zanger en voorspelde hem een groote toekomst.

In de meening, dat er met deze "fort tenor" eer viel in te leggen,
engageerde ik hem terstond voor een tournée door Europa, doch verzuimde
verdere inlichtingen te nemen.

De buitenlandsche directies namen de contracten terstond aan en de
tournée beloofde een groot en voordeelig succes te worden. #Paoli#
vroeg mij een voorschot van 10.000 francs om zich de noodige kostuums te
laten maken, welk bedrag ik hem dan ook terstond uitbetaalde.

Twee weken voor de première, komt de tenor mij opzoeken en vertelt mij
dat hij van de vijf rollen, die hij verplicht is te zingen er niet één
kent. Hij moet nog minstens een maand den tijd hebben ze met behulp van
een zangleeraar in te studeeren.

Wat te doen? Met groote moeite verkreeg ik van de directies uitstel en
droeg den heer #Alger# op hem in den kortst mogelijken tijd de rollen te
helpen instudeeren.

Na verloop van een maand ontving ik volgend schrijven, dat mij zeer
onaangenaam verraste.

Het spijt mij zeer U te moeten inlichten, dat ik met Paoli niet naar
wensch kan slagen. Deze tenor heeft een prachtig geluid, maar niet het
minste geheugen. Wat ik hem den eenen dag geleerd heb, is hij den
volgenden weer vergeten. Ik geloof niet, dat hij in staat is meer dan
één romance of duo te onthouden. Daarom zie ik liever van verdere moeite
af.

Een onderhoud met Paoli bevestigt dit schrijven en hij kwam er tenslotte
openlijk voor uit mij om den tuin geleid te hebben, toen hij beweerd
had vijf verschillende rollen te kennen.

Natuurlijk vroeg ik terstond mijn tien duizend francs terug. Hij bekende
ze reeds opgemaakt te hebben.

Per aangeteekenden brief liet ik hem toen weten, dat ik zijn contract
inmiddels vernietigd had, omdat hij van zijn kant zijn verplichtingen
niet na kon komen.

Als eenig antwoord ontving ik van het "Tribunal de Commerce" een
bevelschrift 25000 francs schadevergoeding te betalen wegens
contractbreuk. Ik had Paoli zijn rollen maar eerst op proef moeten laten
zingen, vóór ik hem engageerde.

Natuurlijk ging ik in appèl en het hof liet aldus de kwestie uitvechten.
Het benoemde drie scheidsrechters, zangers van naam en leeraren aan het
Conservatoire: #Melchissédec#, #Delmas# en #Alvarez# en gelastte Paoli
voor hen het repertoire te zingen, waarop hij zich verbonden had.

Paoli was wel zoo wijs niet te verschijnen en nimmer heb ik hem, noch
een centiem van mijn tienduizend francs teruggezien.



Jeanne Granier.


In 1887 had ik een contract afgesloten met het Apollo-theater te Madrid
voor een serie voorstellingen met #Louise Theo#. Haar succes in "Adam en
Eva" door haar in den Nouveautés schouwburg te Parijs gecreëerd bleef
aanhouden, zoodat de diva in de onmogelijkheid verkeerde Parijs te
verlaten. Daar ik de directie te Madrid mijn woord gegeven had op een
bepaalden tijd over te komen, was ik genoodzaakt naar een andere ster
uit te zien. Tot wie kon ik mij toen beter wenden dan tot #Jeanne
Granier#, de operette diva bij uitnemendheid? Wij werden het terstond
eens. Ik zou haar een cachet van 2000 francs per voorstelling uitbetalen
voor een minimum van zeven-en-twintig opvoeringen naar keuze uit haar
repertoire, hetzij des avonds of "en matinée": "De kleine Hertog",
"Giroflé-Girofla", "La Marjolaine", "La Petite Mariée" en "De dochter
van M^{me} Angot". Met haar engageerde ik den bariton #Vauthier# en
#Delmas#, die weldra triumfen zou vieren in "Carmen" en "Manon" in de
"Opera-Comique", den komiek #Coutard#, de dugazon Mme #Caïsso
Sablairolles#, de duegna Mme #Henri#, den dirigent #Salvator Guerra# en
een koor van vier en twintig dames en vijftien heeren, in het geheel een
gezelschap van ongeveer vijftig personen.

De kosten--het materiaal en de kostuums inbegrepen--kwam mij op 5600
francs per voorstelling te staan, een enorm bedrag, dat mij evenwel niet
afschrikte gegeven de schitterende recettes, die ik het vorige jaar in
dezelfde steden met #Anna Judic# en een gewoon comédie-vaudeville
gezelschap gemaakt had.

Ik was in de meening een goeden slag te slaan en veel succes te oogsten
en vol vertrouwen ondernam ik de reis naar Madrid, waar ik op veler
steun rekenen kon.

De recette van den eersten avond bedroeg 7500 francs. Het Hof was
aanwezig en dientengevolge de geheele Madridsche aristocratie. Was de
voorstelling nu ook maar een succes geweest! De zaal bleef echter
ijskoud, niettegenstaande de moeite, die Jeanne Granier als "De kleine
Hertog" zich gaf om het publiek te ontdooien.

Den volgenden avond met "La Petite Mariée" hadden wij een groot succes.
Toch, wij maakten slechts 2500 francs recette.

In Madrid hangt alles van den eersten avond af. Dan beslist het publiek
gedurende de pauze of het toegangsbewijzen in abonnementen zal omruilen
of met die eerste voorstelling genoegen neemt, al naar gelang van het
succes. Zonder abonnementen is het in Spanje niets gedaan. Een
succesvolle première, al zijn de volgende opvoeringen veel minder,
brengt geld in kas, omgekeerd kan men de kas gerust sluiten. Dit laatste
troffen wij helaas. De zestien opvoeringen maakten gemiddeld hoogstens
2300 francs. Sommige avonden ontving ik niet meer dan 900 francs bruto.

Na Madrid bezochten wij Barcelona, waar we het al niet veel beter
troffen. Den 26 Juni was er feest van den schutspatroon der stad en
iedereen had mij gezegd, dat ik dien dag met een matinée veel geld zou
verdienen. Ik besloot het er op te wagen en Jeanne Granier een extra
2000 francs te geven. Men had de waarheid gesproken. Er werd voor 11300
francs plaatsen genomen, de eerste uitverkochte zaal bij deze
"tournée". Niet weinig in mijn schik over dit buitenkansje, was ik bij
het openen der loketten naar den schouwburg gegaan. Een piccolo spreekt
mij daar aan.

--Usted senor Schürmann?

--Ja, vriend.

--Hier is een brief.

Ik open hem en mijn verwondering kent geen grenzen, toen ik lees: "Reken
niet op mijn komst. Er is vanmiddag een schitterend stierengevecht, dat
ik beslist wil bijwonen."

     _Jeanne Granier._

Er viel niets meer aan te doen en ik laat noodgedwongen mijn regisseur
het publiek het bericht van Jeanne Granier meedeelen. In woede ontstoken
gaat het publiek als wilden te keer. Zij werpen met de bankjes de
spiegels stuk onder een helsch lawaai. Ik had voor meer dan 1400 francs
schadevergoeding aan den eigenaar te betalen en de geheele tournée kwam
mij op een verlies van niet minder dan 78000 francs te staan. In mijn
contract had ik de clausule opgenomen: Wanneer een artiest in gebreke
blijft en door zijn of haar toedoen de voorstelling niet plaats vindt,
behalve bij ziekte door een geneesheer geconstateerd of bij geval van
"force majeure", heeft de artiest in kwestie de verloren recette geheel
ter zijner laste.

Ik hield Jeanne Granier haar laatste "cachet" in, doch zij neemt daar
geen genoegen mee en klaagt mij te Parijs voor het "Tribunal de
Commerce" aan. Acht dagen later veroordeelt het tribunaal mij Jeanne
Granier ook haar laatste "cachet" te betalen, behalve de kosten van het
geding, van oordeel, dat de bewuste matinée niet in het contract
gestipuleerd stond, dat slechts van een aantal "gegarandeerde"
voorstellingen spreekt.

Veel pleizier heb ik aan deze tournée dus niet beleefd om van mijn
verliezen maar niet eens te spreken!..



Paderewski.


Van alle artiesten, die ik sedert dertig jaar door Europa en Amerika heb
rondgeleid heeft #Ignace Paderewski# mij wel het meest getroffen om zijn
verregaande belangeloosheid en vrijgevigheid. De beroemde pianist kreeg
voor elk concert vijf en twintig honderd francs en dit bedrag scheen
zijn voor een groot deel behoeftigen landgenooten meer dan fabelachtig
toe.

In elke stad waar hij optrad werd de groote artiest als 't ware met
beden om hulp overstelpt. Hij, die slechts naar de ingevingen van zijn
medelijdend hart luisterde, schonk vaak de geheele opbrengst van zijn
concerten aan zijn arme Polen, in de meening, dat zijn geldbuidel nooit
uitgeput raakte.

Eens kreeg ik bezoek van een Pool, die een uur in den wind naar drank en
knoflook stonk. Hij toonde mij een briefje van zijn "vriend"
Paderewski, waarvan hier de inhoud.

     M'n waarde Schürmann.

     Brenger dezes, een huisvader met veel kinderen is volgens zijn
     zeggen van alles ontbloot. Ik wensch hem derhalve mijn cachet van
     heden avond af te staan en verzoek hem dit nu reeds ter hand te
     stellen. Geheel de uwe,

     _Ignace Paderewski._

Dit liep de spuigaten uit!.. Ik kon niet langer toezien, dat er aldus
van zijn vrijgevigheid misbruik werd gemaakt.

--Heeft Paderewski u het bedrag reeds genoemd?

--Nee meneer.

--Hier zijn honderd francs.

--Honderd francs!.. U wilt me zeker wat wijsmaken.

--Hij ontvangt nooit meer. Hier zijn de vijf louis; u hebt nog alleen
dit reçu te teekenen.

De drinkebroer zette zijn naam onder een kwitantie, streek de vijf
goudstukken op en riep toen met een verachtend gebaar:

--Braniemakers, die artiesten!.... Honderd francs, het mocht wat daar
zoo'n "drukkie" om te maken! Verbeelding hebben ze, anders niet!..

Toen ik Paderewski de resteerende vier en twintig honderd francs dien
avond ter hand stelde, had ik waarempel nog moeite hem aan zijn verstand
te brengen, dat hij voor de zooveelste maal dupe van zijn vrijgevigheid
was geweest en dat hij zijn geld wel beter kon besteden.

Een andere eigenaardigheid van Paderewski was zijn bijgeloof. De eerste
maal dat hij voor een vreemd publiek optrad, trok hij steeds een oud,
versleten jasje aan, waarvan de snit met de mode jaren ten achter was.
Om niets ter wereld zou hij van zijn nieuwe kostuums gebruik maken, in
dit jasje had hij zijn eerste groote succes behaald en hij beschouwde
het als een soort talisman, zijn "porte-bonheur".

Verder was hij een aangenaam causeur, die urenlang na tafel en na afloop
der concerten, want overdag was hij zeer matig en studeerde gemiddeld
acht à tien uur--de leukste moppen wist te tappen, waarvan hij een
eindelooze reeks steeds tot zijn beschikking had.

Behalve dat Paderewski door zijn bescheidenheid zich vele vrienden had
verworven, gaf hij meermalen blijk van een belangeloosheid, waarover
slechts weinig artiesten beschikken en zeker niet tegenover hun
impresario.

We gaven een concert te Reims en onverklaarbaar doch waar, de zaal was
half bezet. In de pauze nam Paderewski mij ter zijde en zei:

--Je zult ditmaal wel niet veel ontvangen hebben.

--Nauwelijks 960 francs.

--En de avondkosten?

--Plus minus 840!

--Dat is een leelijke schadepost.

Toch bracht ik hem na afloop zijn overeengekomen cachet van twee duizend
francs.

--Wat beteekent dat? en met een geeft hij mij de envelop terug. Dacht je
nu werkelijk dat ik zoo onbescheiden was om twee duizend aan te nemen,
als je zelf maar 120 overhoudt? Een artiest heeft dan alleen recht
betaald te worden, wanneer hij zijn geld opbrengt. Nu deelen wij...
Ieder 60 francs en daarmee basta.

Of ik hem nu al vertelde, dat ik hem nooit meer had gegeven op avonden
dat ik een tien tot twaalf duizend francs ontving, vergeefsche moeite,
hij wilde de envelop niet aannemen en ik was genoodzaakt het bedrag per
aangeteekenden brief hem te doen toekomen.

Dat Paderewski deze hooge-cachets inderdaad noodig had spreekt van zelf,
wanneer ik meedeel, dat hij een belangrijk dédit te betalen had in
geval de concerten reeks door zijn toedoen, om welke reden dan ook,
onderbroken zou moeten worden. Bij zijn tournée door de Vereenigde
Staten bepaald op vijf en twintig concerten had hij om tegen mogelijke
schade gedekt te zijn, zich tot een New-Yorksche maatschappij gewend,
wie de moeilijke taak te beurt viel de waarde zijner vingers in dollars
te becijferen.

De uitslag dezer berekening was, dat de pianist een jaarlijksche premie
van 203,744.47 francs moest betalen, waartegenover de maatschappij zich
verplichtte, hem bij eenig ongeval, dat hem het gebruik van een zijner
vingers onmogelijk zou maken, een schadeloosstelling van 51,098.12
francs per week te betalen, tot het tijdstip, waarop de pianist
eventueel zijn vingers weer zou kunnen gebruiken. Paderewski's vingers
werden dus voor meer dan 2-1/2 millioen francs per jaar verzekerd.

Nog lastiger lag het geval bij violist Jan Kubelik, daar bij het
vioolspelen niet alle vingers juist evenveel noodig zijn als bij het
klavierspelen. Men moest het dus eerst eens worden over de betrekkelijke
waarde van iederen vinger afzonderlijk, en zoo werd er een geheel tarief
opgemaakt volgens hetwelk aan Kubelik's linkerhand drie vingers ieder
op 272,000 francs geschat werden, de ringvinger op 220,000 francs, de
pink op 25,000 francs, de duim aan de rechterhand op 272,000 francs en
de wijsvinger op 210,000 francs. Een hevig meeninggeschil ontstond over
de pink der rechterhand; men kende haar in 't geheel geen beteekenis toe
bij het vioolspel--en zoo taxeerde men haar ten slotte op 47,000 francs.

De verzekeringmaatschappij heeft overigens met Kubelik een goede zaak
gedaan, want zijn vingers behielden tijdens zijn Amerikaansche tournée
al hun bewonderenswaardige lenigheid en bewegelijkheid.



Jan Kubelik.


Zelden heb ik een viool virtuoos zulke ovaties zien brengen als aan #Jan
Kubelik#, den jeugdigen Czech. Hij, #Rubinstein# en #Paderewski# zijn
door het publiek op de handen gedragen en door hen is mij niet alleen
veel roem maar ook een groot financieel succès te beurt gevallen.

Hoewel Frankrijk niet voor een bij uitstek muzikaal land doorgaat en men
daar in het bijzonder voor piano of viool virtuozen zich weinig druk
maakt, heb ik in de voornaamste steden steeds volle zalen met hen gehad
en zijn zij om strijd toegejuicht.

Jan Kubelik verdiende in den beginne bij mij een niet buitengewoon
bedrag, doch langzamerhand klom hij op tot 3500 francs per concert.
Eerst toen hij vier, ja zelfs vijf duizend francs begon te vragen, bleef
ik niet langer zijn impresario, doch wèl zijn vriend en trouw
bewonderaar.

Toen wij in 1904 te Genève concerten gaven, ontving ik bezoek van den
intendant van barones Rothschild, die een kasteel in de omgeving
bewoonde.

Hij vroeg mij wat ik voor een concert ten huize van zijn meesteres
berekende. Ik deelde hem mede, dat ik voor Kubelik en zijn
accompagnateur zes duizend francs vroeg.

Na verloop van eenige uren, kwam hij mij meedeelen, dat de barones dezen
prijs wel wat te hoog vond.

--Het spijt mij, doch dit is het bedrag.

--Kom, meneer Schürmann, het is geen soirée, de barones houdt er van
onder het hooren van goede muziek een sigaret te rooken en dat kan zij
in het publiek niet doen, anders zou zij uw concerten in de
Victoria-Hall wel komen bijwonen. Er komen hoogstens vier of vijf
personen bij haar op bezoek.

--Zij kan zooveel gasten inviteeren, als zij zelf verkiest, dat doet aan
den prijs niets af.

--Ik zal het de barones overbrengen.

--Doet U dat.

Wij waren aan tafel gegaan, toen de intendant zich wederom aanmeldde.

--De barones biedt U 3500 francs, want het is maar voor een klein
gehoor, zoo intiem mogelijk.

--Dat hebt U me reeds verteld. Wees U daarom zoo vriendelijk de barones
te zeggen, dat wij geen afgedragen kleeren verkoopen en dat er bij ons
niet af te dingen valt.

Ik heb den intendant nooit terug gezien.

       *     *     *     *     *

Mijn zoontje was vijf jaar oud. Kubelik die met zijn vrouw in het
Grand-Hôtel zijn intrek had genomen, had mij verzocht hem elken dag mijn
zoontje met de gouvernante een uurtje op bezoek te zenden.

Nieuwsgierig te weten, wat hij daar uitvoerde, begaf ik mij onverwacht
naar hun salon. Mevrouw Kubelik zat in een leuningstoel naar haar
echtgenoot en mijn zoontje al lachend te kijken, want terwijl de jonge
Gérard bezig was de cakewalk te dansen, liep Kubelik met zijn
stradivarius achter hem aan. Zijn grootste genoegen was met hem te
spelen en zijn liedjes op zijn viool te accompagneeren.

Eindelijk kwam Kubelik's vurige wensch in vervulling. Op zijn beurt werd
hij vader, nog wel van een tweeling. In December 1904 waren zijn
dochtertjes juist een half jaar.

Wij gaven die maand een serie concerten in Spanje en Portugal.

In het Amelia-Theater te Lissabon had hij zoo'n kolossalen toeloop, dat
met zijn vier concerten meer dan 50000 francs recette werden gemaakt.

Oporto deed voor de hoofdstad niet onder, ook hier oogstte hij het
grootste succès, evenals te Madrid in het Apollo-théater. Den avond vóór
het vierde en laatste concert zoekt Kubelik mijn administrateur op.

--Ik heb den spoorgids er op na geslagen. Om den avond vóór Kerstmis in
mijn kasteel te Kolin in Boheme te zijn, moet ik van avond reeds den
trein nemen.

--Wat wilt U doen! Ons plotseling in den steek laten! Dat gaat immers
niet! Er is voor 11000 francs reeds besproken en dan komt Barcelona nog
aan de beurt, waar de twee aangekondigde concerten ook reeds uitverkocht
zijn. Vóór dien tijd kunt U onmogelijk op reis gaan.

--Toch doe ik dat. Ik wil het Kerstfeest bij mijn kinderen vieren.

--Zij zijn eerst een half jaar oud!

--Doet er niet toe, het Kerstfeest is een familiefeest en daarom wil ik
het te midden der mijnen gaan vieren.

--En de uitverkochte zalen, het ontevreden publiek, uw contract met den
heer Schürmann?

--Dat beteekent allemaal niets. U betaalt den directeur de
schadevergoeding. U belooft het publiek, dat ik binnenkort terug kom en
wat Schürmann betreft, hij zal niets zeggen. Onze vriend heeft reeds
genoeg geld met mij verdiend, zoodat hij deze kleine opoffering zich wel
zal getroosten.

Hierop vertrok Kubelik naar Boheme zonder zich verder aan iets te
storen.



Christine Nilson.


Een zeer groot artieste, de beste Marguérite die ik in #Gounod's#
meesterwerk ooit gehoord heb. Een kristalheldere stem, met aangenaam
"timbre". Vandaar dat zij langen tijd alle liefhebbers van opera muziek
in den zevenden hemel meevoerde. Door haar huwelijk met graaf #Angel del
Casa Miranda#, den vriend en metgezel van den overleden koning van
Spanje #Alphons XII# heeft zij het tooneel te vroeg den rug toegekeerd.

#Christine Nilson#, de Zweedsche nachtegaal heeft de wereld rondgereisd
onder geleide van #Maurice Strakosch#, den zwager en leeraar van
#Adelina Patti#, den onovertrefbaren impresario voor zangeressen. Hij en
#Ullman#, de groote organisator van concerten over de heele wereld, zijn
de eenige impresarii van naam geweest, die de vorige eeuw gekend heeft
en wier opvolger nog steeds geboren moet worden; kortom zeer bijzondere
menschen in hun vak.

Ik toefde juist te Hamburg, waar Christine Nilson dien avond een groot
concert zou geven na een succesvolle tournée door Scandinavië, toen ik
Maurice Strakosch op straat tegenkwam, die mij meenam naar één van de
fijnste zilverwinkels uit de buurt. Wij gaan het magazijn binnen, waar
Strakosch een prachtig gedreven massief zilveren fruitschaal van nabij
beziet, die hij in de étalage had opgemerkt.

--Wat is de prijs van dit kunstwerk?

--Acht duizend vijf honderd mark.

--Dat is geen kleinigheid.... Het bevalt me echter.... Ik wil het wel
hebben.

--Waar moet ik het dan laten bezorgen?

--Wacht even, zoover zijn we nog niet. Ik ben Maurice Strakosch, de
impresario van de groote, onvergelijkelijke zangeres Christine Nilson,
wier naam u natuurlijk wel eens gehoord zult hebben.

--Zooals iedereen.

--Over twee dagen geven wij hier een groot concert, waarvoor de
entree-billetten overal te koop zijn. Als de zaal uitverkocht is,
waaraan ik trouwens in andere steden gewoon ben geraakt, dan neem ik
die schaal en u kunt haar den volgenden dag met de quitantie bij mij
laten bezorgen in Hôtel Hamburgerhof. Mochten er echter toch nog
plaatsen onbezet blijven, dan zie ik van den koop af.

Hierop verlieten wij den winkel om eenige straten verder een nieuwe zaak
binnen te loopen.

--Wat gaat u nu beginnen?

--De zelfde geschiedenis van zooeven. Aldoende heb ik reeds twee
winkeliers gevonden, die kosteloos reclame voor mij maken. Ga je nog
verder mee?

Het vooruitzicht op een bezoek bij de voornaamste zilver- en
goudmagazijnen van Hamburg trok mij weinig aan. Ik nam dus afscheid,
terwijl Strakosch kalm met "winkelen" voortging.

Den avond van de voorstelling verdrong men zich letterlijk voor den
schouwburg. Verschillende winkeliers hadden bij hun klanten voor het
concert van Christine Nilson zulk een reclame gemaakt, dat de billetten
reeds uren te voren alle uitverkocht waren. Maurice Strakosch wreef zich
de handen van genoegen, dat zijn "truc" zoo wonderwel geslaagd was.

--Dat marcheert prachtig, waren mijn eerste woorden, toen ik hem bij de
contrôle zag staan.

--Inderdaad.

--Mevrouw Strakosch zal ook in haar schik zijn.

--Hoezoo?

--Over al die cadeaux voor haar zilverkast.

--Meen je dat werkelijk?

--Dacht je dan dat ze zouden vergeten morgen de uitgezochte voorwerpen
aan het hôtel te zenden?

--Dat niet, maar ik zal er niet op blijven wachten. Ik heb hier een
afschrift van een brief bij me, waarvan ik er ongeveer zeven en twintig
heb laten schrijven en die ik zoo straks in de bus ga werpen.

De heeren ontvangen ze dan morgen vroeg met de eerste post.

Ik zal je het even voorlezen.

     Meneer.

     "Ik heb u gezegd, dat ik het uitgezochte voorwerp bij u zou koopen,
     op voorwaarde dat het concert van Mme Nilson geheel uitverkocht is.
     Tot mijn grooten spijt zijn er echter een dertig tal plaatsen
     overgebleven en hierdoor zie ik mij genoodzaakt van den koop af te
     zien. In de hoop een volgend maal voorspoediger te zijn, verblijf
     ik. enz. enz."

     Als je wilt, kan je dezen truc later eens voor je zelf toepassen,
     alleen raad ik je dan aan hem niet al te vlug in Hamburg te
     herhalen.



Felia Litvinne.


Een door en door edel karakter, spreekt nooit kwaad van haar collega's
en is er altijd op uit hen behulpzaam te zijn of met raad te dienen. Het
eenige wat ik op haar weet af te dingen; zij kent geen waarde van geld.
Wat zij met haar verrukkelijke stem verdient, geeft zij op ruime schaal
weer uit. Even kwistig als #Paderewski# liet zij zich door behoeftige
landgenooten exploiteeren en hierin lieten de Russen zich evenmin als de
Polen onbetuigd.

#Felia Litvinne# beschikt over een heerlijk geluid, dat steeds even
frisch en krachtig klonk. Haar glansrollen waarmee zij te Parijs het
grootste succes genoot, waren die van #Richard Wagner#, in de eerste
plaats haar onovertrefbare Brünhilde.

Russin van geboorte, was zij in hart en nieren een Française. Vandaar
dat men te Parijs zoo zeer met haar op had. Afgaande op het doorslaand
succes, dat zij met haar Wagner-rollen genoot, sloeg ik haar voor met
mij een groote tournée door Duitschland te ondernemen, overtuigd veel
geld met haar te verdienen en overal den zelfden bijval te verwerven,
dien zij te Parijs oogstte.

Helaas, ik had mij ditmaal sterk vergist en ben bedrogen uitgekomen.
Niettegenstaande het publiek telkens in geestdrift geraakte en de
kranten haar overal lof toezwaaiden, bleven de recettes vrijwel
onvoldoende en maakte ik ternauwernood de kosten goed. Niet weinig
onthutst door dien tegenslag, informeerde ik naar alle kanten, wat
daarvan toch wel de reden kon zijn.

Aldus werd mij het geval verklaard.

Ik had haar natuurlijk aangekondigd als één der eerste sterren van de
Parijsche Opera. Het publiek in de veronderstelling een elegante
Parisienne met een zoo niet omvangrijke dan toch lieve stem te hooren,
zag zich in hun verwachting teleurgesteld. #Litvinne's# stem was én
geschoold én krachtig. Zij toonde daarbij een volleerde actrice te zijn,
doch haar lichaamsomvang stond haar in den weg. Het Duitsche publiek is
dit van hun eigen zangeressen gewoon. Het wil van een Parijsche
zangeres iets anders zien en hooren, meer in overeenstemming met de
illusie, die opera-heldinnen bij den tenor of baryton moeten opwekken.

Ik begreep toen voor het eerst, dat wilde ik een volgend maal met een
Fransche zangeres over den Rijn succes hebben, ik in de eerste plaats op
de élégance en op het uiterlijk mijner zangeressen had te letten.



Charles Lamoureux.


Een van de zwaarste en moeilijkst te arrangeeren tournées zijn die van
het orkest #Lamoureux# geweest.

Door Europa te trekken met een gezelschap van honderd-tien musici, plus
de zorg voor twee wagonladingen instrumenten en requisieten is geen
alledaagsch werk. Toch is het mij mogen gelukken het beroemde orkest
Lamoureux door Holland, België, Zwitserland, Duitschland, Spanje en
Portugal rond te leiden en overal is mijn moeite met succès beloond
geworden. Dit bewonderenswaardig ensemble van eerste musici, zooals
wellicht geen enkel orkest kan aanwijzen, zelfs niet het Amsterdamsch
orkest van #Willem Mengelberg# heeft onder aanvoering van #Charles
Lamoureux# en later onder zijn schoonzoon #Camille Chevillard# overal
een enthousiast onthaal gehad.

Bij één onzer concerten in het Concertgebouw te Amsterdam, bezocht ik
met Charles Lamoureux het Rijksmuseum. In één der zalen troffen wij twee
orkest-leden aan, die zoo zeer onder den indruk schenen van
#Rembrandt's# "Nachtwacht", dat zij ons niet opmerkten.

--Laten wij hen niet storen, fluisterde Lamoureux mij in.

Den volgenden dag bij de repetitie hield de dirigent vóór den aanvang
een kleinen speech.

--Gisteren trof ik twee van uw collega's in het Museum geheel verdiept
in het aanschouwen der meesterwerken van de Hollandsche school. Dit
heeft mij sterk getroffen en verblijd, want het bewees me, dat er
enkelen onder U zijn, die op reis hun tijd besteden met zich te
ontwikkelen en niet tevreden zijn met door de straten te flaneeren of
naar een koffiehuis te gaan. Zulk een daad van goeden smaak wensch ik
aan te moedigen en ik heb derhalve hun een gratificatie van honderd
francs geschonken in de hoop, dat zij er mee zullen voortgaan.

Den dag daarop gaven we een uitvoering in den Haag. Terstond na afloop
van de repetitie spoedden verscheidene orkestleden zich naar het museum,
doch Lamoureux verscheen er dien dag niet.

De beroemde dirigent hield van lekker eten en was gewoon nog al lang te
"tafelen". Wij logeerden in het Doelen-hotel en ons diner was juist ten
einde, toen ik op mijn horloge zag en bemerkte dat het al over zeven
was.

Ik stond haastig op en zei tot Lamoureux:

--Het is reeds zeven uur en het concert begint hier precies om acht.
Daar het Concertgebouw nog al ver afligt, per rijtuig minstens een
kwartier, moeten we ons gereed gaan maken.

--Waartoe. Ik wil eerst nog een pijp rooken.

--Dan wordt het beslist te laat!

--Onmogelijk, ik heb een bewijs om direkt door te rijden.

--Daar zou ik maar niet te zeer op vertrouwen.

--Ga gerust maar vooruit, ik heb nog wel den tijd. Ik ben gekleed en kan
terstond den dirigeerstoel beklimmen. Tot straks.

Om geen verderen tijd te verliezen, vertrok ik met Camille Chevillard.
Weldra kon ons rijtuig niet verder en vóór ons zagen wij een
onafzienbare rij coupé's, als of de geheele stad leeg gestroomd was.
Bevreesd dat Lamoureux ook zijn beurt zou moeten afwachten, wilde ik hem
gaan waarschuwen, doch wij moesten in de rij blijven.

Eindelijk voor den ingang gekomen, zie ik, dat het reeds vijf minuten
over acht is en wij hebben bijna veertig minuten voor onzen rit noodig
gehad.

Het slaat acht uur, doch natuurlijk geen Lamoureux. Tien minuten over
achten is hij er nog niet, terwijl de zaal reeds geheel gevuld is.
Eindelijk komt hij buiten adem met slik bespet, aanloopen, ruim een
kwartier over den tijd.

Wat was er gebeurd?

Na zijn pijp gerookt te hebben, liet Lamoureux een rijtuig voorkomen dat
weldra als alle anderen stil moest houden. Lamoureux laat het raampje
neer, buigt zich naar voren, ziet nog wel dertig koetsen vóór zich, die
rustig hun beurt afwachten met doorrijden, terwijl de regen in stroomen
neergudst. Lamoureux blijft een tijdlang zitten, dan verliest hij zijn
geduld en wenkt met druk gebaar een politie agent, die de orde staat te
bewaren.

--Wat is er van uw verlangen?

--Ik ben Charles Lamoureux, ik moet het orkest dirigeeren. Kunt u mij
niet even laten doorrijden?

De agent verstaat natuurlijk geen woord en haalt zijn schouders op.

Woedend herhaalt Lamoureux zijn vraag met de volgende gebaren.

--Ik ... Lamoureux ... maat slaan ... doorrijden, ... ja ... Lamoureux!

--Begrepen, meneer... U moet naar Lamoureux, net als alle anderen. Wacht
U dan maar kalm tot er ruimte komt.

Toen duwde Lamoureux het portier open en snelde te voet onder den
stortregen naar den ingang, zoodat hij--slechts een kwartier over den
tijd--kon beginnen.



Isadora Duncan.


Haar eerste optreden te Parijs in de groote zaal van het "Trocadero"
genoot niet die geestdriftige ontvangst, waarop de blootvoetige danseres
meende te mogen rekenen. Alleen een klein groepje artiesten, schilders,
beeldhouwers en enkele verlichte kunstliefhebbers hadden het belang van
deze hervorming der danskunst ingezien en begrepen. De kritiek bleef
zich sceptisch, onverschillig toonen, terwijl het publiek schitterde
door afwezigheid.

Vol vertrouwen en bewust van haar artistieke waarde keerde de
Amerikaansche danseres naar Duitschland terug, waar zij reeds eerder een
trouwe schaar bewonderaars zich had verworven. Zij vond hier steun bij
enkele rijke kunstbeschermers, die haar in staat stelden in de nabijheid
van Berlijn in het Grünewald een school voor jonge meisjes op te
richten, die zij volgens haar voorschriften zou opleiden. Een
twintigtal leerlingen werden haar door ouders, waarvan de meesten
onbemiddeld waren, toevertrouwd, op voorwaarde, dat zij hun dochters tot
haar achttiende jaar geheel op eigen kosten zou onderhouden en voor haar
artistieke en moreele opvoeding zorg zou dragen. Onder leiding van haar
zuster en van door haar gekozen leeraren maakten deze meisjes zulke
snelle vorderingen, dat zij na afloop van één studiejaar zich reeds in
het publiek konden vertoonen en #Isadora Duncan# bij haar antieke dansen
behulpzaam waren.

Tijdens de voorstellingen te Berlijn ontving miss #Duncan# een brief van
één harer landgenooten, miss #Maud Allan#, waarin zij vol bewondering
voor de groote danseres haar verzocht de uitvoeringen van nabij te mogen
bijwonen. Niet genoegzaam bij kas telkens een fauteuil te bekostigen,
wilde zij gaarne elken avond de voorstelling tusschen de coulissen
volgen. #Isadora Duncan# stond haar dit gaarne toe en van nu af woonde
de jeugdige Amerikaansche de artistieke evolutiën van miss #Duncan# en
haar klasse geregeld achter de schermen bij.

Het succes dezer voorstellingen tart elke beschrijving. Men was hier
letterlijk verzot op deze nieuwe kunst. Litteratoren van naam, de
beroemdste kritici schreven over haar danskunst artikelen vol
bewondering en het publiek bleef toestroomen, terwijl men recettes
maakte van tien à twaalf duizend francs. De directie van de keizerlijke
schouwburgen in Rusland verzocht miss #Duncan# en haar leerlingen naar
Petersburg en Moskou te komen. De geestdrift der Slaven overtrof zelfs
die der Duitschers, overal trad zij voor uitverkochte zalen op. Om het
publiek van andere steden tevreden te stellen bezocht men eveneens Kiew,
Charkow, Odessa en Warschau.

Na Rusland kwam Holland aan de beurt. Ook hier te lande werd met de
gewoonlijke reserve en nuchterheid gebroken en ontstond er een ware
"rage" #Duncan# te zien dansen, hetgeen in een spotlied van den
Hollandschen zanger #Speenhoff# vereeuwigd is. Ik vond daarom het
oogenblik gunstig een serie voorstellingen te Londen te geven, waar miss
#Duncan# eerst weinig lust in scheen te hebben. Zij liet zich evenwel
door mij bepraten en na een contract voor dertig voorstellingen te
hebben afgesloten, begaven wij ons naar Engelands hoofdstad. Ik stuitte
echter terstond op een groote moeilijkheid. Reeds een half jaar lang
werd de grootste en fraaiste "music-hall" der metropool, het
"Palace-Theâter" druk bezocht om miss Maud Allan als "Salomé" en in
andere exotische creaties te zien dansen, die alle door miss #Duncan#
reeds waren vertoond. De kleine Amerikaansche, die te Berlijn haar oogen
goed de kost had gegeven, had zich te Londen als een eerste ster
ontwikkeld en was de lieveling van het publiek geworden.

Voor het Londensch publiek was zij de uitvindster van deze nieuwe dansen
en werd zij eveneens als de hervormster der antieke dansen beschouwd.
Alle andere groote "music-halls" trachtten nu danseressen met bloote
beenen te lanceeren, doch zonder succès, want men ontdekte spoedig, dat
dit namaak was. Een oogenblik was ik bang, dat miss #Duncan# hier
evenmin in den smaak zou vallen. Niettegenstaande mijn angst sloot ik
met #Charles Frohmann# een contract af voor de maanden Mei en Juni,
waarbij miss #Duncan# zou optreden in den "Duke of York" schouwburg.

Alles liep in den beginne vlot van stapel. Er was voor veel geld reeds
besproken en ik had reden me zelf geluk te wenschen. Onze Berlijnsche
gast zou echter weldra roet in het eten werpen, want zij gaf in enkele
interviews te kennen, dat miss #Isadora Duncan# haar volkomen onbekend
was en zij nog nimmer van haar had hooren spreken; dat de antieke dansen
door haar uitgevonden en haar uitsluitend eigendom waren en wanneer er
tenslotte toch een miss #Duncan# bestond, zij waarschijnlijk één van die
talrijke navolgsters moest zijn, die het publiek wel van de wàre
danseressen zou weten te onderscheiden.

Frohmann was gewoon perplex over die brutaliteit, temeer, omdat het
publiek aan de woorden van #Maud Allan# geloof sloeg. Gelukkig wist ik
nog bijtijds dit gevaar af te wenden, want miss #Duncan# bezat nog
altijd een schrijven van haar uit Berlijn, dat ik zoo vrij was in de
kranten te laten publiceeren. Dit hielp. Bij de eerste voorstelling "De
dansen van Iphigenia" was het gebouw tjokvol en wel met een elite
publiek, nieuwsgierig hun oordeel over beide mededingsters te vellen.
Miss #Duncan# nam ook hier aller harten stormenderhand in. Gedurende een
maand was avond aan avond de zaal zoo goed als uitverkocht. Koning
Edward VII vereerde ons driemaal met zijn tegenwoordigheid en droeg mij
op miss #Duncan# zijn bewondering voor haar kunst over te brengen.
Koningin Alexandra is zelfs zeven maal de voorstelling bij komen wonen.
Wegens dit ongeëvenaard succes haastte Frohmann zich met mij een
contract te sluiten voor een tournée van twintig weken door
Noord-Amerika.

Wij zouden tegen September te New-York onzer voorstellingen aanvangen.
Vanaf begin Juli kreeg ik telegram op telegram met dringend verzoek om
reeds in Augustus te beginnen. Eerst weigerde ik, maar de belofte van de
schitterende recettes, die mij te wachten stonden, deden mij besluiten
toe te geven.

Wij kwamen te New-York aan toen het daar snikheet was, vandaar dat
iedereen, die het maar eenigszins doen kon de stad ontvlucht was om aan
zee wat koelte te zoeken. Onder die omstandigheden trad Miss Duncan voor
stoelen en banken op. Frohmann woedend over deze mislukte speculatie
wilde niet toegeven, dat hij zelf de schuld hiervan droeg door
eigenzinnig in deze hondsdagen met onze tournée te beginnen. Men maakte
nauwelijks 1000 dollar gemiddeld per dag, wat gegeven de ontzaglijke
onkosten--in Amerika zijn èn de huur, de publiciteit, de orkestleden èn
overige employés wel vijf maal zoo duur als in Europa--geen geringe
tegenvaller was. Ons "deficit" werd dan ook bij den dag grooter. Wij
trekken naar Ontario, bezoeken Philadelphia en Boston, doch de
ondragelijke hitte neemt niets af en het resultaat is al even
bedroevend, niettegenstaande Miss Duncan, die nu zonder haar leerlingen
reist, steeds op een artistiek succès kan bogen.

Ontmoedigd toont Frohmann zich thans een volbloed Yankee. "It is a
failure, I made a mistake," dus stop gezet met verdere reclame, de zaak
is nu eenmaal toch verloren. Elken avond wordt het aantal orkestleden
ingekort. Per contract had ik recht op twee en dertig, weldra blijven er
slechts vijftien over en of ik al reclameer, het helpt geen zier. Mr.
Frohmann blijft onzichtbaar en zijn "manager" Mr. #Hayman# mompelt bij
elke nieuwe reclamatie kort af: "Go to hell!" .... Wanneer hij goed
geluimd is, geeft hij mij den raad het contract eenvoudig te verbreken
en naar Europa terug te keeren. Eindelijk komen we te Buffalo aan. In
het geheel zijn er nu nog maar zeven orkestleden aanwezig. Om de
orkestruimte aan te vullen, had men notabene! wat kerels van de straat
genomen, die van hun leven misschien nog geen instrument in handen
hadden gehad. Op zoo'n manier moest ik het bijltje er wel bij neer
leggen om de reputatie van Miss Duncan er niet verder aan te wagen en
haar voor een eventueel echec te vrijwaren. Dies zocht ik voor de
zooveelste maal Mr. Hayman op en verklaarde de tournée verder op te
zullen geven, op voorwaarde, dat de terugreis naar Europa van Miss
Duncan en mijn personeel op kosten van Charles Frohmann zou geschieden,
hetgeen hij aannam.

Te New-York teruggekeerd besloot ik met het symphonie orkest
van #Walter Damrosch# één enkele buitengewone matinée in het
"Metropolitan-Opera-House" te geven. Nauwelijks zijn de affiches
aangeplakt of het bespreekbureau wordt bestormd, het deftige publiek is
inmiddels van hun buitenverblijven teruggekeerd en ik was de eerste die
daar nu partij van trok. In plaats van een schamele duizend dollar, die
wij onder leiding van den ondervoorzitter der Amerikaansche tooneeltrust
hadden geind, maakte deze matinée wel zeven maal zooveel en Miss Duncan
heeft bovendien een overweldigend succès.

Deze eerste matinée wordt dan ook door zes andere gevolgd en de
ontvangsten wisselen tusschen de 35 à 40 duizend francs. Opnieuw bezoek
ik nu Boston, Chicago, Philadelphia. Overal waar wij eerst zoo'n
financieelen pech hadden, stroomt nu het geld binnen, zoodat Miss Duncan
aan het einde van haar kunstreis niet minder dan vier honderd duizend
francs overhield.

Groote ergernis van Frohmann, die zich zoozeer in zijn "flair" bedrogen
had. Hij was echter nog niet van mij af, daar hij geweigerd had de
kosten van de terugreis te dragen en ik een ander contract voor een
aantal voorstellingen door #Mimi Aguglia# en haar Siciliaansch
gezelschap te New-York met Frohmann loopende had. Ik telegrafeer aan
mijn secretaris, dat hij voorloopig maar niet op het betwiste bedrag
moet aandringen en dat ik zelf bij mijn komst te New-York het wel zal
komen regelen.

Ik had echter al even weinig succes als mijn secretaris en daar ik niet
van plan was Frohmann ongeveer vijf duizend francs te schenken, besloot
ik een advocaat te raadplegen, die mij een procès ten zeerste afried.
Primo zou mij dit een schep geld kosten en secundo zou het zeer
twijfelachtig zijn of ik op den langen duur iets van Frohmann los
kreeg. Toen kwam ik plotseling op het volgend denkbeeld. Frohmann
logeerde in het zelfde hotel Astor. Ik verzocht hem om een onderhoud,
dat hij mij terstond verleende, daar hij op 't punt stond naar Chicago
te reizen.

--Waarde Vriend, neem me niet kwalijk, dat ik je kom derangeeren, maar
ik reken er op, dat je me uit de verlegenheid redt. Ik heb mijn
gezelschap te betalen en ben op 't oogenblik zonder voldoende contanten.

Om geld te laten overkomen, zelfs per telegram gaan minstens drie dagen
heen, kun je me niet een zes duizend francs leenen?

--"All right" en meteen teekende hij een cheque van twaalf honderd
dollar. Den volgenden dag ontving hij onderstaanden aangeteekenden
brief.

     Waarde Vriend. Je hebt me gisteren zes duizend francs geleend. Daar
     ik evenwel een vijf duizend te vorderen heb voor de onkosten der
     terugreis van Miss Duncan, zal ik het resteerende tot je
     beschikking houden en daarmee zijn we dan quitte. Met handdruk,

     _Jos. J. Schürmann._

De beroemde manager mag bij zich zelf gevloekt hebben. Ik was op de
"Provence" toen hij mijn brief ontving en goed en wel met zijn cheque op
weg naar Frankrijk. Hij hield zich evenwel niet voor geslagen en eischte
bij mijn terugkeer te Parijs het geld op. Dit was juist wat ik op het
oog had. Onze kwestie te laten uitvechten voor het Fransche gerecht. Het
procès kwam voor het "Tribunal de commerce" en Frohmann werd voor het
verschuldigde bedrag veroordeeld plus de kosten. Het bedrag van zijn
cheque was hiermee terugbetaald en ik had over mijn machtigen
tegenstander gezegevierd.

"Tournées" door Amerika zijn voor impresario's steeds een gevaarlijke
onderneming, vooral tooneelvoorstellingen in een vreemde taal. Men kan
de dwaaste stukken met de onbeteekenendste artisten in het Engelsch
vertoonen en geld maken, doch komt er een Fransch of Italiaansch
gezelschap met aan het hoofd een ster van den eersten rang naar de
Vereenigde Staten, dan heeft men veel kans niet eens de kosten goed te
maken.

#Réjane#, #Mounet-Sully#, #Novelli#, #Mimi Aguglia# speelden daar vaak
voor stoelen en banken, alleen #Sarah Bernhardt# en #Eleonora Duse#, de
eerste nog meer dan de tweede, hebben er steeds het grootste succès
gehad. Men kwam niet om te oordeelen of om haar spel, doch alleen en
uitsluitend om te kunnen zeggen: "We hebben haar gezien!"

Niettegenstaande de opwekkende kranten artikelen en een uitstekend
geschreven kroniek van #Allan Dale#, den #Sarcey# van New-York, een
uitgebreide publiciteit in de "New York Herald", die meer dan vijftien
portretten van #Mimi Aguglia# in verschillende rollen opnam, maakten we
ternauwernood een half volle zaal, terwijl ik bovendien een groot
electrisch reclamebord boven den Broadway Schouwburg had laten plaatsen:
"De beroemde Mimi en haar Siciliaansche artisten." Toch telt New York
meer dan vier honderd duizend Italianen, waaronder een honderd duizend
Siciliërs.

#Réjane# deelde in het zelfde lot. Bij #Mounet-Sully# was het nog
slimmer. Men weigerde zelfs van de vrijbilletten gebruik te maken.

Iemand, die mij een dienst had bewezen en wien ik een entrée aanbood,
was er niet het minst op gesteld.

--Ik versta hem niet. Ik neem best aan, dat hij één der eerste artiesten
is, dat vertellen mij reeds de kranten, maar om den geheelen avond
klanken te hooren, die ik niet versta, dank je wel!

Er viel niets tegen in te brengen..... Met uitzondering van opera's
maakt men in Amerika gewoonlijk geen recettes, tenzij in de taal van het
land.

English for ever!



Suzanne Desprès.


Een groote, zeer groote tooneelspeelster, met begrip van haar kunst. Zij
weet zich in elke rol geheel in te leven en beschikt behalve over vele
natuurlijke gaven over een zeer persoonlijk talent.

Niettegenstaande haar talrijke successen, zoowel in de "Comédie
Française", het "Odéon", de "Vaudeville" als in het "Théâtre Antoine" is
het haar toch nooit mogen gelukken de ster van een vast gezelschap te
worden of een duurzame plaats in het hart der Parijzenaars in te nemen.
Met evenveel aanleg als Mmes #Bartet#, #Segond-Wéber# en #Réjane# wordt
#Suzanne Desprès# te Parijs slechts voor bepaalde rollen geëngageerd.

Ook in haar vertolking van #Racine's# "Phèdre" heeft zij bewijs gegeven
van haar goed begrip en van een persoonlijke opvatting, toch mist zij
zoo goed als alles voor een klassieke stijlvolle uitbeelding.

Overtuigd dat haar talent in Duitschland gewaardeerd zou worden,
engageerde ik haar voor één mijner tournées door de Bondstaten. Ik
vergiste mij niet, want haar succes nam toe, waar zij ook optrad. In het
eerst waren de Duitschers eenigszins verbaasd een Parijsche actrice te
zien spelen, met zoo weinig "mondaine elegance". Daarna verheugden zij
zich, dat haar spel zoo frappant op dat van hun eigen geliefde
tooneelspeelsters geleek. Een bekend kritikus van één der Berlijnsche
bladen schreef: Deze Parisienne had even goed aan de Spree geboren
kunnen zijn!

Wat vooràl in Suzanne Desprès aantrekt, is haar vroolijk humeur,
niettegenstaande haar uiterlijk iets melankolieks over zich heeft. Zij
is bovendien een onderhoudende reismakker, die niet spoedig tegen
vermoeienis opziet. Bevriend met en bezorgd voor haar reisgenooten,
leeft zij met hen op voet van gelijkheid zonder zich op haar "étoile en
vedette" ook maar het minst te laten voorstaan. Dochter van een
treinmachinist van den Oosterspoorweg is zij een echte Parijsche
"gamine" gebleven, voelt zich daarbij in elke omgeving thuis en op haar
gemak. Haar aangeboren "esprit" van kind uit het volk zonder school en
opleiding verlaat haar nooit, terwijl zij haar kennis door energie en
eigen studie verworven heeft. Openhartig en zonder omwegen komt zij
steeds voor haar meening uit en wie haar heeft leeren kennen zooals ik,
weet dat er steeds staat op haar te maken valt. Vandaar dat ik aan
Suzanne Desprès mijn beste herinneringen bewaar.

Nadat mijn bewerking van #Björnson's# "Faillissement" in het
Théâter-Antoine was opgevoerd, wist ik haar ook voor #Ibsen# te winnen.

Door haar vertolking van "Nora" heeft zij veel tot de bekendheid met de
Scandinavische tooneel-literatuur te Parijs bijgedragen. Haar vertolking
van "Nora" toont over het geheel overeenkomst met die van #Eleonora
Duse# en staat dan ook zeer hoog.

Met de "Roode Toga" van #Brieux# begonnen wij onze tournée in het
Schauspielhaus te Dresden. Haar Yanetta werd om strijd geprezen.

Den volgenden avond had zij een even groot succès met "Le Détour" van
#Bernstein# (hier te lande bekend onder de titel "Langs een Omweg"),
hoewel de zaal toen minder goed bezet was.

Van Dresden begaven wij ons naar Praag, waar wij oorspronkelijk "Nora"
zouden geven. De vrouw van den directeur van het Stadt-theater had deze
rol hier reeds verscheidene malen gespeeld en verzette zich tegen de
opvoering. Daarom waren wij genoodzaakt "Le Détour" aan te kondigen. Van
Praag reisden wij naar Dresden, waar Suzanne Desprès in het Opernhaus
optrad om vervolgens te Hamburg een serie voorstellingen te geven in het
Thalia Théâter van "La Robe Rouge", "Nora", "La Fille Elise", "Poil de
Carotte" en "Denise".

Dank zij mijn persoonlijke relaties gelukte het mij om bij de eerste
voorstelling te Berlijn in het "Neues Theater" het bezoek van den Keizer
te kunnen aankondigen. De affiches werden met den keizerlijken adelaar
bedrukt, benevens de speciale vermelding: Auf allerhöchstes Befehl.
Tegen mijn verwachting had de keizer te kennen gegeven een klassieke
voorstelling te willen bijwonen en daartoe werd Racine's "Phèdre"
uitgekozen.

Zooals ik dat voorzien had, was deze vertooning lang niet vlekkeloos.

De Keizer ontbood mij in zijn loge, onderhield zich een tijdlang met mij
over de vertolking van dit meesterwerk, waarop hij slechts tegen had:
het vulgaire, weinig waardige van het gegeven.

Ik verzocht toen Zijn Majesteit een andere voorstelling bij te wonen van
een modern stuk om zich een definitieve meening aangaande Suzanne
Desprès en haar gezelschap te vormen. De keizer besloot "La Robe rouge",
dat vijf dagen later vertoond zou worden te komen zien, waarin volgens
mijn meening Suzanne zich van haar beste zijde deed kennen.
Niettegenstaande het geringe succès van "Phèdre", maakten we volle zalen
met "Nora," "Le Détour" en met "L'Ainée" van #Jules Lemaître#. Met "La
Gioconda" van #d'Annunzio# werd slechts twee duizend francs gemaakt.
Iedereen wilde de herinnering aan Eleonora Duse onaangetast laten, die
in deze rol te Berlijn haar grootste triumphen had gevierd. Overigens
was de tegenwoordigheid van den Keizer bij de eerste voorstelling
voldoende geweest om den schouwburg te vullen. Evenals te Londen
beschouwt men te Berlijn het als een hulde aan het vorstenhuis om zich
bij zulk een vertooning te gaan amuseeren of ... vervelen, wanneer het
hoofd van Staat den schouwburg met zijn bezoek vereert.

Den zesden dag van ons verblijf te Berlijn gaven wij "La Robe Rouge"
wederom op "hoog bevel." De keizer verscheen op de minuut van het
aangegeven uur af, vergezeld van de keizerin, de kroonprins en -prinses,
prins Eitel-Friedrich en de geheele hofhouding in gala. Ditmaal viel er
op de voorstelling niets te zeggen. Suzanne Desprès overtrof zich zelf
en speelde met een vuur, een bezieling, die iedereen onder haar
suggestie bracht. De keizer was er zeer over voldaan en verzocht mij
Suzanne Desprès aan hem voor te stellen. Ik ging haar terstond opzoeken.

--Suzanne, de keizer ontbiedt je om je te complimenteeren. Ik kom je op
zijn verzoek halen. Ga vlug mee.

--De keizer? Moet ik gaan?

--Natuurlijk, vraag je dat nog?

--Ja wel, maar ik heb nog nooit met een vorst gesproken. Ik weet niet
hoe ik mij voor moet stellen, hem begroeten, noch wat ik zeggen moet.

--Toon je gewoon zooals je altijd bent en antwoordt hem, zooals je een
gewoon sterveling zoudt antwoorden. Wees je zelf, dat lukt steeds het
best.

Niet weinig ontroerd neemt zij mijn arm en ik begeleid haar naar de
keizerlijke loge.

De keizer wacht haar op, loopt haar tegemoet en zegt haar, terwijl hij
haar de hand reikt.

--Mevrouw, U hebt uw rol verrukkelijk gespeeld, als een groot artiest.
Ik mocht haar reeds van Mme Réjane eenmaal bijwonen. Ook de keizerin is
sterk onder den indruk en verheugt zich over het succes, dat u zoo
waardig verdiend hebt.

Daarop onderhield zich de keizer nog een tijdlang over de verschillende
groote Parijsche artiesten, die hij reeds gezien had en die hij zeer
bewondert, over litteratuur en over tooneel, waarbij hij het betreurde,
dat in den laatsten tijd de stukken zoo vulgair werden.

--Wat een volk noodig heeft zijn edele en verheven gevoelens. Het
dagelijksch leven is reeds genoegzaam plat en weinig verheffend om dat
nog eens opnieuw op de planken gade te slaan. Ik houd dààrom zoo van uw
klassieken, omdat zij verheven gevoelens bij ons opwekken, omdat zij den
goeden smaak bevorderen en tot daden van zelfopoffering en moed
prikkelen. Het is mij steeds zeer aangenaam, wanneer uw artiesten mijn
hoofdstad bezoeken en mijn volk met die werken in kennis brengen, die
uw litteratuur tot eer strekken. Men zal hier nooit genoeg #Corneille#
en #Racine# bewonderen en ik voel mij gelukkig tot hun succes door mijn
tegenwoordigheid en belangstelling bij te dragen.

Na deze voor Frankrijk vleiende bekentenis sprak de keizer nog enkele
minuten over eenige boulevard-artiesten, die hij had zien spelen en
schepte veel vermaak in de antwoorden van Suzanne, die zonder op de
etikette acht te slaan, meedeelde hoe zij over hen dacht.

Om de pauze niet langer te rekken, stak de keizer haar opnieuw de hand
toe, waarna Suzanne boog en heen ging.

Bij dit onderhoud viel er bij den keizer weinig te bemerken van de
militaire stramheid, waaraan de talrijke photo's doen denken.
Integendeel, hij lijkt dan veel meer op een vriendelijk, gemoedelijk
heer, die zich vroolijk en toeschietelijk toont. Zijn doordringende
blauwe oogen lachen u toe, terwijl hij bovendien vloeiend Fransch
spreekt zonder accent, hetgeen van het meerendeel zijner landgenooten nu
juist niet gezegd kan worden.

De Fransche artiesten hebben steeds bij hem een streepje voor gehad.
#Sarah Bernhardt#, #Coquelin#, #Aîné# en #Cadet# en ook #Réjane# kunnen
hier trouwens over mee spreken.

Na de voorstelling van "Nora" en "Poil de Carotte", bij ons onder den
titel "Peenhaar" vertoond, werd Suzanne Desprès te Berlijn uitbundig
toegejuicht en in haar loge door verschillende bewonderaars
gecomplimenteerd. Onder hen bevond zich een dame, die haar geestdrift
nauwelijks bedwingen kon, waarvoor Suzanne Desprès, als elke artiest,
zeer gevoelig bleek en haar geroerd bedankte.

Deze dame nam haar een oogenblik terzijde en vroeg toen zacht:

--Nu wij toch eenmaal kennis gemaakt hebben en u mijn bewondering voor
uw talent weet, moet u mij eens verklaren, waarom u u in het laatste
bedrijf van "Nora" als jongen verkleedt en nog wel één met peenhaar?

De kunstzinnige dame had namelijk "Poil de Carotte" als het vierde
bedrijf van "Nora" opgevat.

De désillusie van Suzanne Desprès laat zich na zoo'n vraag begrijpen,
hoewel zij er bij zich zelf toch om lachen moest.



Elena Sanz.


In het voorjaar van 1890 kreeg ik op een goeden dag bezoek van #Elena
Sanz#, de beroemde Spaansche zangeres, die na langen tijd de aangebeden
ster van den Koninklijken Schouwburg te Madrid te zijn geweest, het
tooneel van haar triumphen had vaarwel gezegd, om zich geheel aan het
geluk van haar koninklijken minnaar Alphonse XII te wijden.

Twee kinderen, Alphonso en Fernando, die sprekend op hun vader geleken,
waren het gevolg van deze intieme verhouding en Elena had zich jaren
lang met volle liefde aan de opvoeding dezer prinsjes gegeven, tot zij
tot flinke jongens waren opgegroeid. Iedereen meende dan ook dat zij
voor goed van het tooneel afscheid had genomen, doch plotseling kreeg
het verlangen naar de planken weer de overhand; zij meende dat zij zich
slechts opnieuw in het publiek te vertoonen had, om haar vroegere
successen wederom deelachtig te worden. Zij zag niet in of wilde niet
begrijpen, dat deze jaren van rust, haar lichaamsomvang hadden doen
toenemen. Van haar vroegere schoonheid had zij alleen haar mooie,
uitdrukkingsvolle oogen behouden en wat haar stem betrof, de bekoring
was grootendeels verdwenen, al klonk ze nog zuiver.

Ik gevoelde weinig lust met haar een "tournée" te beginnen, overtuigd,
dat wij in plaats van een succes eerder fiasco zouden maken, hetgeen ik
haar openlijk meedeelde.

--U wil dus niet? U vergeet, meneer Schürmann, dat behalve mijn stem ik
nog een andere attractie op het publiek heb. Ik ben immers een halve
koningin.

--Mevrouw, het spijt me, mijn seizoen is zoo goed als bezet en het is te
laat om nu nog de noodige schouwburgen te kunnen huren.

--Ook niet, wanneer ik de kosten op mij neem?

--Ik wil u niet gaarne aan een verlies blootstellen.

--Dat gaat mij alleen aan. Ik wil alle uitgaven dragen. Of er winst of
verlies wordt gemaakt, behoeft u u niet aan te trekken. U maakt de
route voor mij in orde, huurt voor mijn rekening de zalen en zorgt voor
de noodige reclame, zooals u dat verstaat en gewoon zijt. Ik reken hier
op en geef u voor uw arbeid en tijdverlies tien duizend francs.

Moeilijk kon ik langer bezwaren maken en nam tegen wil en dank haar
voorstel aan. Mme Sanz gaf mij bovendien een bedrag van vijf duizend
francs om de eerste kosten te dekken. Zij had een uitsluitend Spaansch
schouwspel gecombineerd, dat zij "Noches de Espana" noemde. Twee en
dertig danseressen van Cadix en Malaga in nationaal costuum van de
provincies van Spanje zouden de Malagenas, Peterenas, Habaneras
vertoonen, die later door de bekende #Otero# en andere beroemde
danseressen over de geheele wereld gedanst zijn, maar toen voor de
meesten nog gloednieuw. Zij zelf zou in de "entre acten" liederen uit
"Carmen" en "Orpheus" ten beste geven met medewerking van den bariton
#Lauwers#, een Belg, die op de Colonne-concerten reeds met groot succes
was opgetreden.

Zij bouwde minder op haar vroeger succes dan wel op de bekendheid van
haar relatie tot den koning bij het buitenlandsch publiek, dat zeker
niet de gelegenheid zou laten voorbijgaan de maitresse van een
regeerend vorst van nabij te zien. Zij rekende er verder heimelijk op
overal met groote onderscheiding ontvangen te worden en nam daarom ook
haar twee jongens mee, die met hun gouverneur elken avond de
voorstelling zouden bijwonen.

Al mijn bezwaren hadden op haar geen uitwerking. Zij had zich dit nu
eenmaal voorgenomen en ik was niet in staat haar die verwachtingen uit
het hoofd te praten. Zij droeg mij zelfs op er voor te willen zorgen,
dat de verschillende autoriteiten haar waardig zouden kunnen ontvangen.

Behalve een tiental schouwburgen in Duitschland en Oostenrijk, had ik te
Amsterdam, den Haag en Rotterdam eveneens een zaal weten te huren. Om
mijn goed betalende zangeres tot vriend te houden had ik mijn broeder te
Amsterdam geschreven op de een of andere manier haar een waardige
ontvangst te bereiden, na hem haar "idée-fixe" in kleuren en geuren te
hebben meegedeeld.

Hij antwoordde mij: Wees gerust, zij zal haar zin hebben, hoe blijft een
verrassing.

Onze trein komt in Amsterdam aan. Op het perron staat mijn broeder met
een deftig in het zwart gekleed heer, een veelkleurig lintje in zijn
knoopsgat, ons op te wachten.

Ik kijk dien heer oplettend aan en herken in hem mijn ouden vriend
Canter, eigenaar van een heerenconfectiezaak hier ter stede. Mijn broer
wenkt mij niets te laten merken, nadert Elena Sanz, en haar zijn
metgezel voorstellend:

--Veroorloof mij, mevrouw u aan Zijn Excellentie, den minister van
Schoone Kunsten voor te stellen, die namens onze regeering u komt
verwelkomen.

De meneer drukt een kus op Elena's vleezige hand en steekt zijn van
buiten geleerde speech af.

Elena, ten zeerste voldaan noodigt hem uit haar naar haar hotel te
volgen, terwijl mijn broer en ik ons uit de voeten maken.

--Ben jij van Lotje getikt om zoo iets te durven uithalen. Als zij nu
verneemt, dat wij in Holland niet eens een minister van Schoone Kunsten
rijk zijn?

Mijn broeder antwoordt doodleuk: Dit plannetje leek mij het eenvoudigst,
morgen is zij weer vertrokken en onze vriend Canter zal vandaag wel in
zijn rol weten te blijven.

Dat deed onze "minister", alsof het zijn dagelijksch werk was. Den
geheelen dag liet hij haar geen oogenblik in den steek en volgde haar
als 'r schaduw. Hij nam haar uitnoodiging, om samen te dineeren aan en
verliet haar eerst bij den artiesten-ingang onder belofte in de pauze
haar nogmaals te komen bezoeken. Tot groote verwondering van Elena Sanz
verscheen hij echter niet meer en toen zij naar verschillende kanten
vroeg, waar de minister van Schoone Kunsten bleef, keek men haar wel
verwonderd aan, doch bleef haar het antwoord schuldig. Canter beangst,
dat deze mystificatie zou uitlekken had 'm stil geknepen. Z'n taak was
trouwens geeindigd.

Den volgenden dag moesten wij naar den Haag. Wie beschrijft de verbazing
van Elena, toen zij de Kalverstraat doorrijdend om zich naar het station
te begeven aan de deur van zijn magazijn onzen "minister" herkende,
bezig een boertje een jas aan te praten.

Zou zij toen reeds iets vermoed hebben, of zou zij alleen verrast zijn
geweest over zoo'n sprekende "gelijkenis"?

       *     *     *     *     *

Te Weenen was Elena Sanz op het dwaze denkbeeld gekomen om op het
oogenblik dat de voorstelling zou aanvangen en iedereen zijn plaats
reeds had ingenomen, haar twee jongens in korten broek met zijden
kousen, en claque onder den arm, voorafgegaan door twee gepoederde
lakeien en gevolgd door hun gouverneur naar de zaal te zenden, die onder
groote nieuwsgierigheid en gelach van de toeschouwers hun gereserveerde
plaatsen gingen innemen. De verschijning van Elena Sanz lokte eveneens
een spottend lachen uit. Men maakte luide aanmerkingen op den smaak van
den afwezigen monarch, die eenmaal voor de thans zoo welgedane zangeres
gegloeid had en wiens nakomelingsschap thans in het publiek vertoond
werd.

Toen werd het Elena Sanz eerst recht duidelijk, dat zij eerder naar mijn
raad had moeten luisteren en aan deze dwaze vertooning, die niets
artistieks had, een einde te maken. Zij zag van de verdere "tournée"
liever af, trok zich terug op haar buitenverblijf te Billancourt, waar
zij tot haar dood is voortgegaan met als rouwende vorstin te midden van
een hofhouding van gepatenteerde klaploopers te leven, die haar kinderen
met "Hoogheid" aanspraken in ruil voor een diner of een goudstuk. De
arme vrouw, die overigens een goed karakter had, meende steeds door de
wettige koningin van Spanje te kort gedaan te worden en bij het
overlijden van Alphonse XII eischte zij voor haar kinderen titel en
fortuin op, welke haar bij gerechtelijke uitspraak voor goed geweigerd
werden.



SOUVENIRS.



Paul Verlaine.


Holland heeft steeds ten allen tijde voor de Fransche litteratuur groote
belangstelling aan den dag gelegd. Toen de dichter #Paul Verlaine# in
zijn geboorteland nog slechts door een intiemen kring van bewonderaars
gewaardeerd werd, werd hij bij het verschijnen van zijn eersten
dichtbundel hier te lande reeds door velen naar waarde geschat en
begrepen. Men las en genoot zijn gevoelvolle verzen en toen Mr. #van
Hall# en enkele bekende literatoren van ons land een comité wilden
vormen om den dichter naar Amsterdam te doen over komen en hem hier te
huldigen, toonde men zich terstond bereid daaraan gevolg te geven.

Men noodigde den dichter daarop uit voor een uitgelezen gehoor eenige
van zijn laatste gedichten te komen voordragen, doch Paul Verlaine liet
weten, dat door een kortgeleden ziekte zijn middelen hem dit niet
veroorloofden. Terstond werd hem toen zes honderd francs toegezonden met
verzoek den dag en het uur van zijn komst te willen opgeven. Het comité
bestaande uit zes heeren had zich naar het station begeven om den
dichter plechtstatig te ontvangen, terwijl twee open landauers aan den
uitgang de komst van Paul Verlaine verbeidden.

De trein arriveert, de zes heeren snellen naar de wagon eerste
klasse.... Niemand!.... Men zoekt de volgende wagons af, alweer zonder
resultaat. Men maakt zich reeds vol spijt gereed maar weer heen te gaan.
Een slordig uitziend man, in een grijs colbertje met slappen hoed, in
zijn rooden zakdoek wat hemden en boorden geknoopt, loopt zoekende het
perron af en na zich het zweet van zijn ontblooten schedel geveegd te
hebben, roept hij met schorre stem uit.

--Waar zijn die bliksemsche kerels nou, die me zouden opwachten?...

Geheel uit het veld geslagen door de verschijning van dezen ongeschoren,
als een zwerver uitzienden man, besluiten enkelen van het comité er stil
van door te gaan. Een van de heeren offert zich op, daar hij begrijpt
dat men Verlaine, die onze taal natuurlijk niet machtig is, niet aan
zijn lot kan overlaten. Hij schiet zijn overjas aan, slaat snel zijn
kraag op om zijn witte das te verbergen, neemt Verlaine bij den arm en
stopt hem in den hôtelomnibus, terwijl de overige heeren in de gala
rijtuigen plaats nemen. Op deze wijze maakte Paul Verlaine zijn
entrée te Amsterdam.



Maurice Barrès.


Een Hollander was mij in mijn woning te Parijs aan den Boulevard
Hausmann komen opzoeken en na onze zaken beeindigd te hebben, maakten
wij een wandeling in de buurt. Telkens wanneer iemand mij groette of ik
door iemand aangesproken werd, wenschte hij den naam van dien persoon te
weten, zeker om bij zijn terugkeer in Holland te kunnen vertellen, dat
hij aan verschillende beroemdheden te Parijs was voorgesteld.

Toevallig kwamen wij dien middag bij Café de la Paix #Tristan Bernard#
tegen en hoe ik er bij kwam, weet ik zelf niet, bij zijn vraag wie deze
heer met zijn gitzwarten vollen baard was, antwoordde ik: #Maurice
Barrès#.

--Maurice Barrès, van de Académie, kent U die ook al! Ik heb veel van
hem gelezen, zou ik hier ergens zijn portret kunnen koopen?

--Dat denk ik wel.

We slaan de Avenue de l'Opéra in, ik breng hem tot voor het magazijn van
Hautecoeur, waar verschillende photo's van Parijsche beroemdheden
uitgestald liggen en nam toen onder één of ander voorwendsel afscheid
van mijn vraagzieken bezoeker.

Den volgenden dag kwam hij bij mij afscheid nemen.

--Die Parijzenaars denken met vreemdelingen toch maar alles uit te
kunnen halen!.... Verbeeld je, bij mijn vraag naar een portret van
Maurice Barrès biedt men mij een photo van een geheel gladgeschoren heer
aan. Ik zeg natuurlijk, dat ik het portret van Maurice Barrès moet
hebben, dien ik persoonlijk ken en dat ze zich vergissen. De
winkelbediende houdt vol, dat het portret het goede is, waarop ik zoo
nijdig word, dat ik hem toesnauw: "Het geeft geen pas iemand in wien men
den vreemdeling herkent maar wat in de handen te willen stoppen!...."
Woedend verlaat ik het magazijn, terwijl ik zie, dat dat heerschap me
nog uitlacht op den koop toe.

Ik heb mijn Hollandschen vriend nooit meer te Parijs ontmoet, doch mocht
ik hem nog eens tegenkomen, ik denk, dat ik dan beter doe, hem maar
stil te laten doorloopen.



Mme Segond-Wéber.


Deze beroemde Sociétaire van het Théater Français heb ik meerdere malen
met een tooneel-ensemble rondgeleid. Overal speelde zij met het grootste
succes haar lijfrollen "Phèdre", "Andromaque", "Pauline" (Polyeucte) en
"Chimène" (Le Cid). Ook in ons land werd haar komst steeds met verlangen
tegemoet gezien. Daarom verzochten verscheidene directeuren uit de
provincie, die anders niet door mij bezocht werden, ook in hun
schouwburgen een voorstelling te komen geven. Het meest dringend verzoek
ontving ik van den schouwburgdirecteur te Haarlem.

Ik antwoordde hem dat ik wel daartoe te vinden was, mits mij een vast
bedrag gegarandeerd werd, hetgeen hij terstond aannam. Ik zond hem
daarop de text van het affiche, waarop ik omgaand het volgend briefje
ontving:

     Meneer Schürmann.

     Ik heb niets afgedongen op het bedrag, dat U van mij verlangde voor
     de voorstelling van Mme Wéber van de Comédie Française. Ik wil dus
     ook niet bedrogen worden. Ik heb U voor Mme Wéber betaald en
     vergenoeg mij niet met een tweede Mme Wéber!... (J'ai payé pour
     avoir la première, je ne veux pas de la seconde.)



Sacha Guitry.


#Sacha#, de thans reeds zoo beroemde zoon van #Lucien Guitry# is op reis
al even charmant en geestig als hij zich in zijn blijspelen en op de
planken toont.

Ik was zoo onverstandig te meenen dat zijn eigenaardig Parijsch
repertoire ook in het buitenland zou geapprecieerd worden. Ik ondervond
helaas het tegendeel, want het publiek scheen zijn geestigheden niet te
snappen en verliet meermalen reeds den schouwburg vóór z'n stukken
geeindigd waren.

Sacha scheen zich hier weinig van aan te trekken en bleef er doodkalm
bij. Waar hij zich meer ongerust over maakte, dat was over zijn
gezondheid. Hij, die in lichaamsomvang veel van een reus heeft, toonde
zich vaak nog bezorgder dan Molière's "Malade Imaginaire". Hij was dan
ook zoo benauwd zeeziek te worden, dat hij weigerde zich in te schepen,
toen wij van Odessa naar Konstantinopel moesten oversteken. Niets kon
deze dwaze angst wegnemen en ik was verplicht de "tournée" door Turkije
op te geven, die mij misschien schadeloos zou hebben gesteld voor de
verliezen, die ik in Rusland met hem had geleden.

Ik had hem, te Parijs teruggekeerd, een proces kunnen aandoen en
vergoeding kunnen eischen, hetgeen ik evenwel nagelaten heb, omdat ik,
eerlijk gezegd, te veel op zijn vriendschap gesteld was.

Dat wist hij en daarom schreef hij op het titelblad van zijn
tooneelstukken, die hij mij later aanbood:

     A. J. J. Schürmann qui m'a fait tourner en Orient et que j'ai
     tourné en bourrique, mais amicalement.

     _Sacha Guitry._

Hetgeen vrij vertaald met verlies van de geestige woordspeling wil
zeggen: Ter herinnering aan onze reis door het Oosten, waarbij ik je
leelijk den voet heb dwars gezet zonder het te willen.

     _S. G._



Maurice Maeterlinck.


Eén mijner belangrijkste en meest succesvolle tournée's is wel die met
#Georgette Leblanc# geweest in de bekende stukken van haar beroemden
echtgenoot.

#Maurice Maeterlinck# vergezelde ons geregeld en overal waar wij
optraden, organiseerde men feesten en soupers hem ter eere. Hij weigerde
echter steeds daaraan deel te nemen behalve te Berlijn en te Praag. Hij
ontving dagelijks stapels brieven van jonge meisjes, die hem om zijn
handteekening of om een korte autografie verzochten en die zich
voorstelden, dat de auteur van "Pelléas en Mélisande" een jong, teer
uitziend, en vooral dichterlijk personage was. Groot was dan ook haar
teleurstelling, toen zij een luidruchtig, zwaarlijvig en ietwat
burgerlijk type te zien kregen, wiens eerste woorden steeds luidden,
wanneer hij in een vreemd hôtel afstapte met zijn geprononceerd Gentsch
accent: "Wat kan ik hier te eten krijgen en wat voor bier wordt hier
geschonken?"

Nimmer heb ik een schrijver onverschilliger voor zijn werk gezien,
wanneer hij eenmaal de laatste hand er aan gelegd had. Op de repetities
zag men hem nooit. Hij stoorde zich evenmin om de "coupures", die men
noodig achtte aan te brengen en stelde ook weinig belang in de
aankleeding van zijn stukken.

Toen in den Gymnase schouwburg door mijn toedoen het eerst "Joyzelle"
werd opgevoerd, is hij het stuk eerst bij de zevende voorstelling komen
bijwonen en toen bleef hij zelfs niet eens tot het einde.

--Na tienen is men nergens zoo goed als in bed!..

Wij speelden "Monna Vanna" te Lodz in Polen. De schouwburg bevindt zich
op de binnenplaats van een complex gebouwen en vlak tegenover is een
badinrichting.

Een heer begeeft zich naar het loket en vraagt "Vanna". De bureaulist
ziet aan zijn kleeding dat hij geen bezoeker voor de fauteuils is en
geeft hem een galerijplaats.

--Hoeveel?

--Een roebel.

--Dat is duur!

--Goedkooper heb ik ze niet.

Na eenige minuten komt deze heer woedend terug.

--Zeg, ben je mal!... Laat je mij een roebel betalen voor een plaats in
een zaal, waar ik een man en vrouw hoor schreeuwen in een taal, waar ik
geen woord van versta, terwijl ik nergens gelegenheid zie om een bad te
nemen, niettegenstaande ik duidelijk om "Vanna" gevraagd heb!..

Mijn bureaulist had gemeend, dat hij "Vanna" wilde zien en vermoedde
niet dat "vanna" op zijn Poolsch "bad" beteekent.

Eens vroeg ik Maeterlinck of hij alleen werkte, wanneer hij zich
geïnspireerd gevoelde?

--Geïnspireerd!.. Als ik daarop moest wachten, kwam er geen woord op
papier!



Björnsterne Björnson.


In samenwerking met #Etienne de la Neuville#, wiens "nom de plume"
#Jacques Lemaire# luidt, had ik een Fransche vertaling van #Bjoernson#'s
"Faillissement" het licht doen zien. #Antoine# besloot het drama in
studie te nemen, nadat wij de vijf bedrijven tot vier ingekort hadden.
Toen de repetities reeds aangevangen waren, schreef Bjoernson.

--Ik zie door deze willekeurige inkorting van mijn stuk, waarover men
mij niet geraadpleegd heeft van mijn auteursrecht af en wil ook niet op
de affiches genoemd worden.

Het drama heeft veel succes. Prachtige verslagen verschijnen in de
dagbladen, terwijl #Antoine# en #Gémier# om strijd geprezen worden.

Terstond telegrafeert Bjoernson.

--Laat mijn naam aankondigen en zend mij omgaand exemplaar der
bewerking.

Sindsdien liet Bjoernson het stuk overal in de nieuwe bewerking
opvoeren, die hij eerst afgekeurd had en nog steeds wordt
"Faillissement" in vier bedrijven vertoond.



Ibsen.


"Hedda Gabler", "Nora" en "Spoken", hetzij door #Duse#, #Agnes Sorma#,
#Suzanne Desprès# of #Antoine# gedurende mijn "tournées" gespeeld,
hadden steeds het grootste succes. Geen wonder, dat toen ik mij in 1903
te Christiana bevond, ik van verlangen brandde met den auteur dier
beroemde stukken kennis te maken. Ik had vernomen, dat #Ibsen# eertijds
gewoon was tegen half drie in het Grand-Hotel zijn middagmaal te
gebruiken, temidden der vele stamgasten en vreemdelingen, niet weinig
trotsch den schrijver van zooveel meesterwerken in hun midden te hebben,
wiens bronzen konterfeitsel op het plein van het "National Teatret"
tegenover dat van Björnsterne Björnson prijkt.

Ik trof het echter slecht. Ibsen kwam al lang niet meer in het
Grand-Hotel, omdat de groote schrijver aan het sukkelen was geraakt en
zijn kamer moest houden. Nog steeds waren zijn hersenen even gezond als
in vroeger dagen, doch zijn gedachten in woorden omzetten scheen hij
verleerd en hij sprak geheel andere woorden, dan hij wilde bezigen.
Wanneer hij bijvoorbeeld iemand een stoel aanbood, zei hij: "neem een
sigaar".

Eerst hadden deze vergissingen hem woedend gemaakt, zeer tot nadeel van
zijn gezondheid. Daarom had zijn familie besloten hem zoo weinig
mogelijk uit te laten gaan en verboden dat hij bezoekers ontving. Deze
afzondering van de wereld had den bejaarden schrijver melancholiek
gestemd. Hij, die gewoon was door de menigte toegejuicht te worden, kon
zich niet goed aan deze kalmte wennen.

Als bewijs hoezeer hij op publieke hulde gesteld was, diene volgende
bijzonderheid.

Zoodra Ibsen een stuk geëindigd had, meldden alle kranten van Christiana
met vette letters: "Hendrik Ibsen heeft een nieuw stuk voltooid. Morgen
tegen tien uur zal hij het manuscript naar den schouwburg brengen."

Wanneer dan de schrijver den volgenden dag op het vastgestelde uur
deftig en met afgemeten passen zijn manuscript opgerold in de
rechterhand zich naar den schouwburg begaf, stond het publiek aan
weerszijden van den weg "en haie" opgesteld. Zoodra Ibsen zijn stuk
afgegeven had en huiswaarts keerde, begonnen de toeschouwers, die tot
nog toe zich kalm hadden gehouden luidkeels te juichen. Ibsen wuifde hen
met de hand toe en glimlachte zelfbewust zijn roemvollen taak van
apostel volbracht te hebben.

Zijn familie had nu het volgende verzonnen om hem van de hulde te laten
genieten waaraan hij zoozeer gewoon was. Daar hij zich niet meer in het
publiek bewoog, dekte men de tafel vlak vóór het venster van de eerste
étage zijner woning, die links van het paleis van koning Oscar II aan
den wandelweg gelegen was.

Zoodoende konden de inwoners van Christiania hun afgod aan het
middagmaal zien zitten en hiervan was ik op mijn beurt eveneens getuige.

De oude meester zag er nog kranig uit. Zijn hoogrood gelaat werd door
zijn sneeuwwitte haren en baard waardig omlijst en men kon hem niet
aanzien, dat hij lijdende was. Zijn dochter naderde hem en fluisterde
hem iets in het oor: Ibsen stond toen op, wuifde met zijn servet naar
het publiek, waarna de gordijnen werden neergelaten. De voorstelling was
afgeloopen...



Gabriele d'Annunzio.


d'Annunzio is een trouw bezoeker van Parijs en men weet, dat hij zijn
laatste tooneelstuk in het Fransch heeft geschreven. Hij is op en top
een "charmeur" en wie hem heeft leeren kennen of onder zijn gehoor is
geweest, moet toegeven, zelfs al is men geen vriend van zijn werk, dat
er een bijzondere bekoring van hem uitgaat, terwijl men verbaasd staat
over zijn uitgebreide kennis en artistieken smaak.

Meermalen ben ik met verschillende gezelschappen in Athene geweest en
heb bij die gelegenheid den Acropolis en het Parthenon bezocht, zonder
evenwel sterk onder den indruk der schoonheden van het oude Griekenland
te komen. Die grauwe bergen, de onverdraaglijke stof, de vele kopieën
van standbeelden,--de echte bevinden zich grootendeels te Londen in het
Britsch-Museum--lieten mij vrijwel koud, zoodat ik mij veel liever naar
Phalera aan zee begaf, waar ik tenminste van de frissche lucht kon
genieten.

Tijdens onze omzwervingen met #Eleonora Duse# en haar gezelschap door
Europa, vergezelde de schrijver van "La Gioconda", "la Gloria" en "Il
Sogno" zijn beroemde en geliefde ster. Toen wij te Athene kwamen vroeg
Annunzio mij hem naar den Acropolis te vergezellen. Veel lust toonde ik
om bovengenoemde redenen nu juist niet.

--Als het je niet interesseert, dan heb je er ook niets van begrepen en
gezien. Ik wil niet dat je Athene met zoo'n oordeel weer den rug
toekeert. Ga met me mee en je zult je tocht niet berouwen.

Daar viel niet veel tegen in te brengen en samen bestegen we het
Parthenon.

Dien dag zal ik niet licht vergeten, al ontbreekt mij het talent mijn
gevoelens in schoone woorden om te zetten. Gedurende vier uur luisterde
ik met één en al verrukking naar zijn woorden, toen hij het roemrijke
verleden van Hellas uit het stof wist te doen herrijzen. Ik leefde
wederom de heldendaden der oude Grieken mee en door zijn dichterlijke
verklaringen kwam het mij voor als of ik naast den ouden, blinden
#Homerus# liep, dien onuitputtelijken verteller van Grieksche sagen, nu
een tweede dichter als #Gabriele d'Annunzio# opnieuw aan mijn verrukte
oogen deze wonderen uit het grijze verleden wist te verklaren.



Osman Pacha.


Toen =Abdul-Hamid= over Turkije nog den scepter zwaaide, werden de
buitenlandsche gezelschappen, die Konstantinopel aandeden, vaak op hoog
bevel uitgenoodigd te Yildiz Kiosk op te treden.

Een voordeel was dit overigens niet, hetgeen uit het volgende blijken
zal.

De sultan had voor deze privé-voorstellingen naar gelang van haar
beteekenis veel over, alleen gingen zijn "cachets" door zooveel handen,
dat de belanghebbende directie er hoogstens een vierde van ontving.

Toen Osman Pacha, de held van Plewna, mij dan ook verzocht in het Paleis
van den Sultan een voorstelling te komen geven met het
vaudeville-gezelschap, waarvan #Valentine Joissant# de ster was, had ik
daar ternauwernood ooren na, omdat ik in den Winterschouwburg "des
Petits-Champs" van de hoofdstad meer kon verdienen. De beroemde
generaal begreep niets van mijn terughoudendheid en drong er op aan de
reden te vernemen.

Ik deelde hem mee, dat ik door mijn vroegere ervaringen steeds geld bij
zoo'n voorstelling ten paleize had moeten bijpassen, waarop hij mij
verzekerde, dat hij er borg voor bleef, dat ik het volle bedrag, door
den sultan vastgesteld zonder één enkele korting zou ontvangen.

Hieromtrent dus gerustgesteld, besloot ik de "Dame van Maxim" voor deze
gelegenheid te kiezen en de affiches werden met strooken beplakt,
vermeldend, dat de avondvoorstelling eerst om elf uur zou aanvangen,
omdat het gezelschap in het paleis van den sultan dien dag optrad.

De zaal van het paleis bood den gewonen aanblik. De haremdames in de
loges waren aan het oog van de artiesten onttrokken door breede gazen
gordijnen die van den éénen hoek van het balcon naar den anderen waren
gespannen, terwijl neger-eunuchen de toegangen bewaarden, gekleed in
lange zwarte overjassen. Alleen de sultan en Osman Pacha zaten in de
zaal. Natuurlijk hadden de artiesten alle moeite van de wereld om in
zoo'n ongezellige omgeving behoorlijk hun rollen te vertolken en wat
méér zegt, de noodige "entrain" aan den dag te leggen. Het eerste
bedrijf loopt ongestoord af te midden van een doodsche stilte. In het
tweede bedrijf weerklinkt nu en dan het gelach der haremdames, alleen de
sultan verroert zich niet.

Ontmoedigd door zoo weinig bijval, gaf ik onzen regisseur last de pauze
zoo kort mogelijk te maken en terstond met het derde bedrijf aan te
vangen, doch aleer dit gebeurt, komt men mij waarschuwen, dat Osman
Pacha mij wenscht te spreken.

Ik ga naar hem toe.

--Zijne Majesteit is zeer in zijn schik. Het tweede bedrijf staat hem
bijzonder aan. Laat dus het derde weg en laat het tweede nogmaals
opvoeren.

Ik moest dit vreemde verzoek wel opvolgen en had er geen spijt van, want
terwijl ik achter de schermen de zaal inkijk, zie ik een bijna
onmerkbaren lach om de lippen van den heerscher der geloovigen zweven,
den eenigen man ter wereld, die nooit lacht.

Na afloop word ik voor de tweede maal geroepen en ben reeds bezorgd, dat
men mij opnieuw dit bedrijf zal laten spelen. Gelukkig was deze angst
ongegrond.

Een hooge beambte overhandigt mij een zijden beurs vol goud, voorzien
van het keizerlijk zegel.

--Laat het scherm rijzen, zei hij tot mij, en groet zijne Majesteit.
Draag daarbij zorg dat zijne Majesteit zich overtuigen kan, dat men u de
beurs ter hand gesteld heeft en de zegel nog ongeschonden is.

Ik verschijn ten tooneele, buig en toon de zijden beurs.

De sultan staat op, richt zijn kijker naar mij en wenkt mij, dat hij
tevreden is.

Ik open de beurs op mijn bureau. Er zaten vier honderd Turksche ponden
in, de eerste en eenige maal, dat ik in Turkije bij een voorstelling ten
paleize het volle bedrag ontving.



Anna Judic.


Bij een tournée met deze beroemde operette-ster waren wij te Napels
aangekomen en besloten wij de bouwvallen van Pompeï eens van nabij te
aanschouwen. We troffen het echter heel slecht, de doodenstad was
gedurende vier dagen voor bezoekers gesloten, juist zoolang als wij te
Napels zouden vertoeven.

Wat te doen?....

Na een tijdlang ons bedacht te hebben, verzon ik er het volgende op. Ik
bestelde een zeer elegant open rijtuig, waar #Anna Judic#, #Henri
Emmanuel# en #Edouard Georges# in plaats namen, terwijl ik als vierde
met hen mee reed. Als hoofddeksel had ik een echt Turksche "fez"
opgezet.

Voor de poort van Pompeï aangekomen, stapt Emmanuel uit en vraagt den
directeur der opgravingen te spreken.

--De zwager van den Sultan bevindt zich in ons rijtuig en wenscht Pompeï
te bezoeken. We hebben zoo juist vernomen, dat de toegang voor het
publiek gedurende eenige dagen verboden is.

Moet Zijne Keizerlijke Hoogheid naar Napels terug keeren om de
Italiaansche regeering verlof aan te vragen de belangrijke opgravingen
in oogenschouw te nemen en zijn bezoek een dag uitstellen?

--Is die meneer met zijn fez op de zwager van den sultan?

--Juist.

--Spreekt hij Fransch of Italiaansch?

--Geen van beide.

--Laat dan zijn Keizerlijke Hoogheid onder een of ander voorwendsel
eenige minuten geduld hebben, opdat ik mij even kan aankleeden en ik zal
Zijne Hoogheid zelf rondgeleiden.

--Afgesproken, doch laat zijn Hoogheid niet lang wachten.

Binnen enkele minuten kwam de geleerde ingenieur terug, onberispelijk
gekleed, met een hoogen zijden hoed. Hij liet ons alles zien, doch deed
geen mond open. Alleen bij het afscheid nemen, wees hij op zijn
knoopsgat om mij te toonen, dat hij nog nimmer gedecoreerd was.

Ik glimlachte veelbeteekenend en bij het afscheid nemen drukte de
directeur met groot ontzag een kus op mijn hand.

Den volgenden dag vertelden de Napolitaansche bladen van het keizerlijk
bezoek te Pompeï, tot groote verwondering van de Turksche ambassade, die
natuurlijk van niets afwist.

Wat de directeur betreft, hij wacht nog steeds op het lintje van zijn
zwijgenden vorstelijken gast.



Amerikaansche Indrukken.


Mijn tournée door de Vereenigde Staten met #Eleonora Duse# in 1896 is in
alle opzichten voorspoedig geweest, zoowel artistiek als financieel met
uitzondering alleen gedurende ons verblijf te Chicago, waar de groote
actrice niet verkoos op te treden.

Ik had met Mme Duse gecontracteerd voor zestig voorstellingen verdeeld
over New-York, Washington, Boston, Philadelphia, Chicago, Brooklyn,
St.-Louis en Quibec. Den 10en Januari was ik te Hâvre met de "Bretagne"
van de Trans-Atlantische Maatschappij scheep gegaan, terwijl Mme Duse
twee weken later te Liverpool aan boord stapte van de "Majestic". Haar
gezelschap vertrok van Genua met den "Bismarck". 27 April bevonden wij
ons wederom te Parijs, nadat wij den 18en New-York hadden verlaten.

Reeds op de heenreis deed mijn goed gesternte mij kennis maken met den
heer #Malcolm Turner#, chef van de douane, die uit respect voor de
groote kunstenares haar zeven en twintig koffers ongemoeid liet. De heer
#Davis#, vertegenwoordiger van Mr. #Miner#, den directeur van het "Fifth
Avenue Theater", wachtte mij te New-York op en van hem ontving ik een
vingerwijzing, die mij de Amerikaansche manier van optreden en zaken
doen duidelijk verklaarde.

Het was bij mijn aankomst een echt hondenweer geworden. De regen gudste
met stroomen van den hemel, vandaar, dat Mr. Davis een rijtuig aanhield
en den koetsier vroeg:

--Hoeveel van hier naar het Fifth Avenue Theater?

--Drie dollars.

--All right!

In tien minuten waren wij aan onze bestemming aangekomen.

--Hoe nu! riep ik verwonderd uit. U betaalt drie dollar voor zoo'n
kleinen afstand?

--Zeker. Ik heb twee dollar te veel betaald, doch U moet niet vergeten
"time is money". Als ik was gaan afdingen en op mijn stuk was blijven
staan om niet meer dan één dollar te geven, zou de goeie man
geprotesteerd hebben en hoogst waarschijnlijk stonden wij er nog. Nu
zijn we voor den regen geborgen, de man rijdt extra hard. Had ik hem
niet betaald, wat hij mij vroeg, dan zou hij zich niet haasten, zoo
mogelijk iemand aanrijden en hiermee mijn tijd in beslag nemen, dien ik
inderdaad beter kan besteden. Iedereen wil hier veel geld verdienen. In
plaats van ons woedend te maken op hem, die van de omstandigheden
profiteert, bewonderen wij hem integendeel en spitsen wij ons op onze
beurt nog meer te verdienen, zoodra wij in de gelegenheid zijn.

Te Washington--het Versailles van de Vereenigde Staten--maakte ik voor
het eerst kennis met den president #Grover Cleveland#, die Mme Duse en
mij uitgenoodigd had, hem in "La Maison Blanche" te komen bezoeken.

Zijn residentie staat trouwens voor iedereen open, zooals het onder een
waar democratisch bestuur betaamt. Geen schildwacht, geen consigne, die
U den toegang beletten. Wil men den president over de een of andere zaak
persoonlijk spreken, men heeft zich slechts met zijn particulieren
secretaris te verstaan en het onderhoud wordt verleend. Buiten deze
privé audiëntie is de president driemaal per week gedurende een uur
voor iedereen te spreken. Hij staat elkeen zonder onderscheid te woord
en bij het afscheid nemen, reikt hij U de hand.

Groot liefhebber van tooneel had hij met zijn echtgenoote de vijf
voorstellingen van Mme Duse te Washington alle bijgewoond en telkens het
teeken tot applaus gegeven. Bovendien was hij zoo attent geweest, de
loge van onze ster met chrysantemums en witte rozen te laten versieren.
Bij het afscheid nemen bood hij Mme Duse zijn portret met opschrift aan
en bedankte ook mij voor de genotvolle oogenblikken, die haar kunst hem
en zijn eega hadden verschaft.

Een tweede kennismaking, waarop ik niet weinig trotsch ben, was die met
#Thomas Alva Edison#.

Hoewel stokdoof bezocht de geniale uitvinder trouw alle voorstellingen
van Mme Duse en tusschen de koulissen zag ik hoe deze "naieve reus"
geheel in haar spel opging, terwijl zijn droomerige blauwe oogen elk van
haar bewegingen met gespannen aandacht volgden.

Na afloop der voorstelling zond ik hem een portret van La Duse en reeds
den volgenden morgen ontving ik onderstaand schrijven.

     Orange, N. Y. March 20, 1896.

     Dear Sir.

     I beg to advise you that the Photograph of Madame Duse came safely
     to hand for which I am very thankful. I enclose you herewith my
     photograph for your self and will be very glad to have you come out
     and see me. I am very glad to hear that Mme Duse is going to visit
     my laboratory.

Yours truly,
_Thos. A. Edison._

Orange Park ligt aan de overzijde van den Hudson. Daar te midden van de
eeuwenoude boomen, die zijn groote werkplaats beschaduwen, zijn die
wonderen gewrocht, die ons dagelijksch leven als het ware hebben
herschapen.

Edison ontving ons hartelijk, eenvoudig. Hij liet ons zijn instrumenten
zien, als gold het de kennismaking met een simpel stuk speelgoed, zonder
den minsten ophef of vertoon. Als groote gunst verzocht hij Mme Duse
haar verliefde smartkreten uit het vijfde bedrijf van "la Dame aux
Camélias" aan één zijner phonograafplaten toe te vertrouwen.

Een handdruk vóór zij heenging, aldus namen die twee geniale
kunstenaars voor goed afscheid van elkander om zich met nieuwen moed te
wijden aan de verheffing van het menschdom.

       *     *     *     *     *

Niettegenstaande de onderlinge naijver tusschen New-York, Boston en
Philadelphia zijn deze steden het eens in haar verachting voor Chicago.
Een klassieke anecdote is hier het bewijs van.

--Eigenaardig toch, merkte een inwoner van Chicago op. Bij ons worden de
kamers der hoogste verdiepingen steeds het eerst verhuurd.

--Verwondert U dat, luidde het antwoord van iemand uit New-York. Mij
niet, want het is bekend genoeg, dat jullie altijd zoover mogelijk van
elkaar verwijderd trachten te blijven.

Daar elke groote stad in de Vereenigde Staten haar eigenaardig cachet
draagt, valt het den bezoeker van Boston steeds op, hoe vormelijk en
correct de inwoners van Boston zich gedragen. Boston is dan ook de meest
aristocratische stad van het vaste land, het middelpunt van kunsten en
wetenschappen. De inwoners gaan prat er op af te stammen van de helden
der onafhankelijkheid. Zag #Benjamin Franklin# in dit Athene van het
Noorden niet het levenslicht? Toch zijn de straten van Boston verre van
fraai, en twee vergeten begraafplaatsen ontsieren de voornaamste wijk,
de Fremont Street.

       *     *     *     *     *

Niettegenstaande de grootste artiesten, aangelokt door de hooge
"cachets" den Amerikanen van hun kunst hebben laten genieten, ondanks
het feit, dat de Vereenigde Staten zeer groote kunstenaars hebben
voortgebracht, staat de vertolking der diverse kunstwerken daar steeds
op een zeer laag peil.

New-York heeft twee vaste gezelschappen, waarvan die van #Daly# de
bekendste is, welke troep te Parijs in den Vaudeville-Schouwburg eenige
voorstellingen van #Shakespeare's# "Getemde Feeks" is komen geven. De
overige tooneel-, opera- en concert-combinaties missen elke
homogeniteit. Geen spoor van een duurzaam ensemble, van een hecht
samenspel valt er, in welke hoofdstad ook, aan te wijzen. Alles is
gebaseerd op het z.g. "stersysteem", het donkere punt in het tooneel- en
muziekleven van de Vereenigde Staten.

De grootste instelling te New-York, het "Metropolitan Opera House", dat
terecht een wereldreputatie geniet en waar men voor een stalles plaats
minstens een pond te betalen heeft, geeft tweemaal per week een gala
voorstelling met een "ster", waarbij het entree dan verdubbeld wordt.
Zoo'n "ster", hoe schitterend ook bij stem, kan moeilijk alleen een
voorstelling dragen. Steeds heeft men met hetzelfde euvel te kampen. Er
is geen éénheid. Of de andere solisten zijn minderwaardig, òf de koren
zijn te zwak en zingen valsch. De "mise en scène" lijkt eenvoudig op
niets. (Dit is tegenwoordig heel wat verbeterd) en wat het orkest
betreft, men merkt aan het spel der solisten dat zij hun vak verstaan,
doch zelden wordt er voldoende gerepeteerd en de totaal indruk is al
even bedroevend.

Wie en wat men in Amerika mist? Een man van smaak, één met een ijzeren
wil, een regisseur, die van "wanten" weet, in het kort: een artistieke
leiding.



Louis Bouwmeester.


Mijn vriend #Boucher#, de bekende "sociétaire" der Comédie Française
voelde zich na een 15-jarigen tooneeldienst te vermoeid om langer aan
het Huis van Molière verbonden te blijven. Reeds lang te voren had hij
met mij over zijn afscheidsvoorstelling zitten spreken en naar een
nummer, "clou" gezocht, die aan het programma een bijzonder "cachet" zou
geven.

Daar ik bij een vorig bezoek te Amsterdam in gesprek met Holland's
grootsten tooneelspeler te weten was gekomen, hoe begeerig #Louis
Bouwmeester# was het oordeel van een Parijsch publiek over zijn machtige
kunst te vernemen, viel mij op eens in, dat dit een schitterende
gelegenheid zou zijn om mijn grooten landgenoot een dienst te bewijzen
en tegelijkertijd Boucher aan een trekpleister te helpen, zooals nog
nimmer te Parijs vertoond was. Een Hollandsch acteur in het "Théâter
Français", optredende in zijn eigen taal.

Boucher, geheel meester over het programma, hoewel zelden buitenlandsche
elementen bij zoo'n gelegenheid hun medewerking verleenen, had daar
eerst wel ooren naar. Hij kende Bouwmeester persoonlijk niet, had van
#Got-# en #Mounet-Sully# echter met grooten lof over hem hooren spreken,
doch oordeelde het optreden van een Hollandsch acteur, hoe beroemd in
eigen land, van weinig aantrekkingskracht voor het Parijsche publiek,
vooral wanneer hij een of ander dramatisch gedicht of monoloog in een
vreemde taal zou voordragen.

Natuurlijk gaf ik mijn plan niet terstond op en daar ik in ieder geval
moest weten of Bouwmeester midden in het seizoen van het "Nederlandsch
Tooneel" vrijaf zou kunnen krijgen, de afscheidsvoorstelling zou nl.
kort na de Kerstdagen van 1900 plaats vinden, stelde ik mij schriftelijk
in verbinding met den directeur-gérant van den Stadsschouwburg, den heer
#van Korlaar#. Plotseling kwam ik op het idée Bouwmeester in z'n
schitterrol "Shylock" bij de Parijzenaars te introduceeren, omgeven door
de artiesten van zijn eigen troep, die in brokstukken van
#Shakespeare's# meesterwerk dus als 't ware een afgesloten geheel konden
vertoonen.

Dit denkbeeld liet mij niet meer los. Boucher wist ik thans geheel voor
mijn plan te winnen, vooral toen ik hem meedeelde, dat de geheele
Hollandsche kolonie te Parijs zou kunnen opdagen en daar het Nederl.
Tooneel het praedicaat "Koninklijk" voert, zouden wij aan de pers
volgend "communiqué" kunnen zenden:

"Les comédiens de la Reine de Hollande prêteront leurs secours dans
"Shylock, le Marchand de Venise", tragédie de W. Shakespeare," en dan
"en vedette" de naam van Louis Bouwmeester!...

Toen ik daarop naar Amsterdam kon seinen, dat de Nederl. gezant te
Parijs, Jhr. Ridder #de Stuers# zich eveneens voor dit kunstevenement
interesseerde en den Raad van Beheer met de Hollandsche artiesten in
zijn salon aan de Fransche collega's hoopte te kunnen voorstellen, waren
alle bezwaren als met een tooverslag uit den weg geruimd en begaven zich
de Hollandsche tooneelspelers op Vrijdag 27 Dec. op reis. Reeds hadden
de Parijzenaars kennis kunnen maken met den "Shylock" van #Novelli#, den
grooten Italiaanschen acteur, geen wonder dat de belangstelling hoog
gespannen was en er voor niet minder dan 22.000 francs aan plaatsen
waren genomen.

De voorstelling, die schitterend slaagde werd bijgewoond door den
Minister van Schoone Kunsten, den heer #Leygues#, die na afloop den
Nederlandschen gezant verzocht Louis Bouwmeester mee te deelen, dat hij
hem de palmen van "Officier d'Académie" verleende. Voorwaar een
onderscheiding op het slagveld gewonnen!



Reisherinnering aan Havana.


Niets is interessanter dan een groote sigarenfabriek te Havana te
bezoeken.

In Europa meent men algemeen dat elk bekend merk het eigendom is van den
fabrikant. Toch is dat niet zoo. "Henry Clay", "Bock", "Corona",
"Cubanas" en een twintigtal andere merken behooren aan één groote
Amerikaansche tabaktrust. De benaming en hun handelswaarde verschillen,
de tabak is echter steeds dezelfde. Alleen de firma's #Upmann# en
#Rodriguez Arguêlles# ("Romeo y Julietta") en nog drie of vier andere
maken geen deel van deze trust uit, werken voor eigen rekening en hebben
een eigen plantage.

Het salaris der werklieden dat door de trust uitbetaald wordt, varieert
tusschen de 10 à 200 dollar per 1000 sigaren, dit verschil zit hem
voornamelijk in vorm, grootte en kwaliteit der sigaren. De trust levert
dagelijksch 4 à 5 honderd duizend sigaren, waarvan zij jaarlijks niet
minder dan 120 à 150 millioen exporteert.

De minimale verkoopprijs is 180, de maximale 7500 frs. per mil. Het huis
Rodriguez Arguêlles alleen exporteert reeds 20 à 24 millioen sigaren,
merk "Romeo y Julietta". Het exportcijfer van Upmann stemt daarmee
overeen.

Het fabriceeren dezer sigaren is een ongezond bedrijf en de tuberculose
is dan ook epidemisch zoowel onder de arbeiders als arbeidsters. De
vrouwen doen niets dan de bladen bereiden, sorteeren en emballeeren, de
mannen maken uitsluitend de sigaren. Zij zitten per 200, soms wel 300 in
groote ruime lokalen, waar lucht en licht vrij binnenstroomen. Midden in
elke zaal staat hoog verheven een leuningstoel voor den voorlezer. Deze
wordt door de kameraden hiervoor betaald en leest hardop 's morgens de
kranten, 's middags één of anderen roman of novelle.

Toen ik de fabriek van Upmann bezocht, was men bezig den roman van
#Pierre Decourcelle# "Les deux Gosses" voor te lezen.

Deze manier van hardop voorlezen belet het spreken onderling, waardoor
de werklieden hun geheele aandacht aan hun bezigheden kunnen wijden.

De misvormde sigaren, dat zijn de slecht gerolde, de te groote of te
kleine worden onder de werklui verdeeld, die ze voor een kleinigheid aan
de bezoekers afstaan. Ook de patroons zijn zeer scheutig met het
schenken van de uitstekende "puros" aan iedereen, die hun magazijnen
komt bezoeken, alleen de inboorlingen worden terecht geweerd. Zoo worden
jaarlijks aan de vreemdelingen gratis in elke fabriek duizenden
rondgedeeld, natuurlijk met het oog op de reclame van het merk.

Toen mijn vrouw, mijn zoontje en ik met de Albingia van de "Nord
Deutsche Lloyd" van Cuba weer naar Europa stoomden, waren wij de eenige
passagiers, die te Hâvre aan wal stapten, alle anderen gingen door naar
Hamburg.

Men bracht onze koffers in de douaneloods, waar zij ingeklaard moesten
worden. Dit vooruitzicht bezorgde mij een angstig oogenblik, want ik had
niet minder dan duizend Havanna's meegebracht.

Het beste was nog maar ze openlijk aan te geven, toen mij het volgende
inviel.

Op de vraag van den chef of ik sigaren bij mij had, antwoordde ik kalm:
Jawel en dat is heel dom van mij.

--Hoezoo?

--Ze zijn niet voor mij, want ik rook niet.

Ze zijn bestemd als geschenk voor den minister en nu had ik veel beter
gedaan Zijn Excellentie ze direkt van uit Havana aan het Ministerie te
zenden.

--Zeker, want dat zou u niets gekost hebben.

--Daarom juist.

--Kent u den minister goed?

--Heel goed. Hij is een vriend van me.

De chef aarzelt een oogenblik, dan haalt hij zijn naamkaartje te
voorschijn, geeft het mij en zegt:

--Hier is mijn kaartje. U wilt wel bij gelegenheid aan mij denken. Wat
uw sigaren betreft, u kunt beschouwen, dat u ze inderdaad direkt langs
den diplomatieken weg verzonden hebt.

Zonder mijn koffers te openen, teekende de chef ze met een kruis en ik
kon ongemoeid de reis naar Parijs voortzetten.

Nog steeds denk ik aan dezen goedgeloovigen chef, maar of het hem baten
zal, betwijfel ik sterk.



Charles Lebargy.


Van dezen beroemden ex-sociétaire van de Comédie Française te Parijs,
wel het meest bekend om de steeds wisselende keur en vorm van zijn
fraaie dassen, die hij gewoon was te lanceeren, wordt de volgende
anecdote verteld.

Op een goeden dag komt een acteur uit de provincie, voorzien van de
beste aanbevelingen zich aan het woonhuis van Lebargy in de Rue du
Cirque aanmelden, met het verzoek om zijn voorspraak voor een engagement
aan het Theater Français.

--Reken niet op mij, waarde vriend, want ik zou je al terstond moeten
teleurstellen. Er is bij ons zelfs geen plaats voor de "premiers prix"
van het Conservatoire, wier engagement verplicht is. Er zijn er bij ons
te veel. U hebt eerste rollen in de provincie gespeeld en nu wilt U
daarmee ook te Parijs succes hebben, dat zou bij ons, gesteld dat u
aangenomen werd, immers niet gaan.

Probeert u het liever eens bij #Sarah Bernhardt#, bij #Hertz# en
#Coquelin# met aanbeveling van den schrijver, in wiens stukken u in de
provincies met succes optrad, dat is het eenige wat ik er op weet.

--Dan rest mij niets anders dan afscheid te nemen!

--Inderdaad, doch à propos, wat draagt u daar voor een vreemd soort das!

--Dat is een gloednieuwe, die ik te Montpellier gekocht heb, vóór ik op
reis ging.

--Dacht ik het niet! U moet die das zoo spoedig mogelijk afdoen, daarmee
zult u nergens hier slagen.

Metéén opent Lebargy een kast, haalt er een doos uit en na eenig zoeken
toont hij den verbaasden acteur een felkleurige bonte das.

--La cravate c'est l'homme, le noeud c'est l'artiste! Aan mijn dassen
dank ik een groot deel van mijn succes. De keuze van een das is het
criterium van den goeden smaak hier te Parijs, denk daar wèl om.

Hierop knoopt Lebargy hem de das om, trekt en plooit net zoo lang, tot
hij over zijn werk tevreden is en houdt hem tenslotte een spiegel voor.

De overgelukkige acteur weet niet hoe hij Lebargy bedanken moet.

--U bent me volstrekt geen dank schuldig, onder confraters zijn we dat
niet gewoon, maar wel twaalf francs vijftig, want dat is de prijs.

Niettegenstaande onze vriend met zijn das van drie francs vijftig wel
zoo ingenomen was, dorst hij uit vrees Lebargy te beleedigen niets tegen
zeggen en betaalde gelaten voor een oude das het vierdubbele van wat hij
te Montpellier voor een gloednieuwe had moeten besteden.

       *     *     *     *     *

Als bewijs dat Lebargy zijn waren aard niet verloochende, dient volgende
anecdote.

Mijn secretaris #Simonot# maakte in den winter van 1896 met Lebargy en
Mlle #Dorziat# een tournée door Oostenrijk en Roemenië. Ik zelf kon het
gezelschap van Mme #Duse# niet in den steek laten, zoodat de leiding
geheel op Simonet berustte. Telkens moest ik van hem hooren, dat hij
niet uitkwam en dat de kosten door hem beraamd niet toereikend waren.
Wat was het geval.

Elken avond na afloop der voorstelling riep Lebargy mijn secretaris bij
zich en noodigde hem dan uit plaats in zijn rijtuig te nemen, doch
zoodra het op betalen aankwam, scheen hij niet voldoende bij zich te
hebben en was Simonot genoodzaakt met den koetsier af te rekenen. Ook
gebeurde het vaak dat Simonot vroegtijdig bij de kassa aanwezig moest
zijn vóór het openen van den schouwburg en geen tijd had te dineeren.
Hij haalde zijn schade dan na afloop der voorstelling in en gewoonlijk
vergezelde Lebargy hem naar het restaurant.

Met de noodige variaties speelden zich dan de volgende tooneeltjes af.

Nadat de "ober" de spijskaart had gebracht en zijn boekje te voorschijn
haalde om de "plats" te noteeren, antwoordde Lebargy geregeld:

--Ik houd meneer maar wat gezelschap, want ik ben niet gewoon 's avonds
laat zooveel te eten.

Een omelet wordt opgebracht. Nauwelijks heeft Simonot zijn mes er in
gezet of Lebargy roept den kelner.

--Zeg, vriend, breng me eens vlug een couvert.

--Wenscht meneer dan toch te soupeeren?

--Dank je, doe echter wat ik je vraag.

Zoodra hij zijn bord en servies ontvangen heeft.

--Je permitteert, die omelet ziet er zoo smakelijk uit, ik wil er wel
een stukje van mee eten.

Na de omelet komt de beurt aan de lamscôtelet met gebakken
aardappeltjes.

--Het is gek, honger heb ik niet, maar die côtelet ruikt zoo lekker....

Bij elk gerecht, de zelfde geschiedenis. Zelfs van de kaas en de
vruchten ligt weldra de helft op Lebargy's bord.

Zeg, Simonot, nu we zoo heerlijk gegeten hebben, kan je me wel een
sigaar en een kop koffie offreeren. Ik heb je nu al zoo lang gezelschap
gehouden!... Je weet, zoodra ik een avond vrij ben, inviteer ik je te
dineeren.

Dat dit diner lang op zich liet wachten, behoeft na het bovenstaande wel
geen betoog.



EEN NIEUWE ONDERNEMING

DE MEULENHOFF-EDITIE
WIL EEN GOED BOEK IN
EEN GOED KLEED GEVEN
VOOR WEINIG GELD


De boeken zijn alle in degelijke, keurige cartonnage met geïllustreerd
omslag verkrijgbaar. Tegen zeer geringe prijsverhooging zijn de werken
der MEULENHOFF-EDITIE ook verkrijgbaar in smaakvollen prachtband met
goudsnede.

Voor een zeer billijken prijs ontvangt men een goed boek, =goed= van
inhoud en =goed= van uiterlijk. In de Meulenhoff-Editie worden boeken
opgenomen van onze eerste schrijvers op elk gebied. Onze boeken zijn
niet ernstig en geleerd; het zijn boeken voor _ieder_, zij vormen een
bibliotheek voor

     =huiskamer= en =salon=.

Wij laten hier achter de titels volgen, die reeds verschenen zijn.



DE MEULENHOFF-EDITIE


No. 1. DE POLITIE-SPION.
Roman uit den tijd van de Revolutie in Rusland, door Maxim Gorki   f 0.75
      (Uitverkocht).


No. 2. SARAH BERNHARDT.
Gedenkschriften door haar zelf geschreven.--Jeugd.--Eerste
Tooneeljaren.
2e druk. (6e-10e duizendtal)      f 0.75

=Een zeer ter lezing aanbevolen prettig geschreven boek, deze
gedenkschriften zijn als de schrijfster zelf, opgewekt, dartel, geestig,
vol leven en beweging.=

=J. H. Rössing, in het N. v. d. Dag.=


No. 3. HET HUWELIJK VAN EEFKE BRIËST.
Roman door Th. Fontane. 2e druk      f 0.75

=Effi Briest is psychologisch stellig zijn beste roman. Het is het
verhaal van een huwelijk tusschen een ouderen volkomen gerijpten man en
een "blutjunge" vrouw.=

=Elsevier's Maandschrift.=


No. 4. NAPOLEON. Opkomst en Grootheid.
Met vele illustratiën, door H. P. Geerke. 2e druk.
(6e-10e duizendtal).     f 0.75

=Een degelijk, boeiend boek over Napoleon, keurig uitgegeven en rijk
geïllustreerd.=

=Utr. Dagblad.=


No. 5. WALLIJ.
De Roman van een Kelnerin, door Edw. Stilgebauer
2e druk      f 0.75

=De auteur van "Götz Krafft" geeft hier een eenvoudig en treffend
verhaal, onopgesmukt en daardoor overtuigend. Het banale geval is niet
banaal of eenzijdig behandeld. Een mooi boek.=

=De Avondpost.=


No. 6. DE FRAAIE COMEDIE.
Een Haagsch Verhaal, door Henri van Booven      f 0.75

=In dit boek vindt men een prachtige zelf-analyse en een leuke
bespotting van burgerlijk Den Haag.=

=G. v. Hulzen.=


No. 7. SARAH BERNHARDT.
Gedenkschriften door haar zelf geschreven.--Na den oorlog.--Sarah
Bernhardt als "Ster"      f 0.75

=Heel interessant is dit boek. Men kan dankbaar zijn voor deze uitgaaf.
Een boek dat er in zal gaan.=

=Het Vaderland.=


No. 8. LIEFDE, door Björnstjerne Björnson.
Uit het Noorsch door Cl. Bienfait      f 0.75

=Met vreugde hebben wij dit meesterwerk van den eeuwig-jeugdigen Noor
gelezen, met een blij oog voor het vele zonnige, het fijn typeerende,
echt dichterlijke en zacht harmonische in dit verhaal van prachtig en
sterk uit Noorschen bodem verrezen menschen.=

=De Hofstad.=


No. 9. DE VAL VAN NAPOLEON,
door A. Kielland en H. P. Geerke. Geïllustreerd      f 0.75

=Een boeiende beschrijving, met vele illustraties, die zeker met
genoegen gelezen zal worden.=

=Algemeen Handelsblad.=


No. 10. ALS HET IJZER GESMEED WORDT.
Roman door Clara Viebig      f 0.75

=Deze roman is als een monumentaal gebouw, dat door zijn grootsche
eenheid imponeert en liefde opwekt tot het waarachtig schoone. Het is
wel een zeer bizonder talent, dat zulk een kunstwerk heeft gewrocht. Een
bizonder mooi boek.=

=N. Arnh. Courant.=


No. 11. RICHARD WAGNER.
Zijn leven en werken, door J. Hartog. Rijk geïllustreerd      f 0.95

=Een keurig uitgevoerd prachtwerk, met rijken inhoud, dat zich prettig
laat lezen, en velen--ook om den zeer lagen prijs--hoogst welkom zal
zijn. De schrijver geeft hier een zuiver, onpartijdig oordeel. Een
welverdiend succes zal het boek wachten.=

=C. v. d. Linden, (in de Muziekbode).=


No. 12. KIPPEVEER of Het geschaakte Meisje.
Roman door Cosinus, 415 bladzijden.
Deel I. 5e druk      f 0.85


No. 13. KIPPEVEER of Het geschaakte Meisje.
Roman door Cosinus, 420 bladzijden.
Deel II. 5e druk      f 0.85

=Deze beroemd geworden, ALLERVERMAKELIJKSTE roman zal ongetwijfeld in
den nieuwen vorm weder vele lezers vinden. Aardige illustraties van
Raemaekers.=

=Nieuws v. d. Dag.=


No. 14. GALERIJ van beroemde Fransche Tooneelspelers.
Hun intiem leven, anecdotisch beschreven, door J. H. van der Hoeven,
met vele illustraties      f 0.75

=Een kostelijke bundel, luchtig geschreven kantteekeningen van meer of
minder piquante gedenkschriften. Het is een keurige uitgaaf, ook naar
het uiterlijk.=

=F. Lapidoth in de Nieuwe Crt.=


No. 15. MONNA VANNA,
door M. Maeterlink, vertaling van Frans Mijnssen, met 1 portret.
4e druk      f 0.65

=De meesterlijke vertaling van Frans Mijnssen in een nieuw aantrekkelijk
gewaad. (De bekende Meulenhoff-Editie).=

=Avondpost.=


No. 16. HET HEKSENLIED,
door Von Wildenbruch, op maat overgezet voor de muziek van Max
Schillings door Fr. Pauwels      f 0.45

=Een handige uitgaaf van het beroemde "Heksenlied" in goede bewerking,
en in maat overgezet voor de muziek van Max Schillings.=

=Utr. Dagblad.=


No. 17. EEN VROUWENBIECHT.
Oorspronkelijke roman door G. van Hulzen      f 0.75

=Het goede in dit boek is de voortreffelijke psychische uitbeelding, en
vooral, dat de overgave van deze vrouw zelfsprekend is geworden.=

=De Groene Amsterdammer.=


No. 18. MARIE ANTOINETTE.
Jeugd.--Eerste jaren der Revolutie, door Cl. Tschudi. Naar de
oorspronkelijke Noorsche uitgaaf door J. Clant van der Mijll Piepers.
Met vele illustraties      f 0.85

=Een aanbevelenswaardig boek; levendig is hier de geschiedenis van de
ongelukkige koningin beschreven; men leest het boek als een diep
tragische roman.=

=Opr. Haarl. Courant.=


No. 19. DRIE SPELEN VAN RECHT.
De jonggehuwden; Een handschoen; Leonarda door Björnstjerne Björnson.
      f 0.85

=De bekende, in korten tijd populair geworden Meulenhoff-Editie, brengt
een verdienstelijke uitgaaf van Björnson's dramatische werken waarin de
gelijkheid van man en vrouw behandeld wordt wat betreft het peil van
zedelijkheid, recht en maatschappelijk optreden.=

=Alg. Bibl.=


No. 20. MARIE ANTOINETTE EN DE REVOLUTIE, door Cl. Tschudi. Naar de
oorspronkelijke Noorsche uitgaaf door J. Clant van der Mijll Piepers.
Met vele illustraties. 469 bladz.      f 0.95

=Dit boek toont ons het leven van de arme Koningin op haar lijdenspad
naar het treurige einde.

De schokkende gebeurtenissen der Fransche Revolutie met al haar
verschrikkingen ziet men hier levendig, en getrouw aan de historische
feiten, wedergegeven. Het geheel is in onderhoudenden, boeienden trant
verteld.=


No. 21. HALFBLOED. Een huwelijk in de tropen.
Roman door A. Perrin. Vertaald door D. Jacobson      f 0.75

=Een goed doorgewerkte roman; de strijd tusschen liefde en bijgeloof van
de indische vrouw is goed weergegeven.=


No. 22. NA HET DERDE KIND.
Roman door H. von Mühlau, vertaald door
Anna van Gogh-Kaulbach      f 0.75

=Was het derde kind gewenscht?

Mag men deze vraag zelfs opwerpen?

Ziedaar een stukje sociale questie waarover deze roman handelt, en die
in den tegenwoordigen tijd aller belangstelling zal wekken.=


No. 23. VERLOVING EN HUWELIJK IN VROEGER
TIJDEN, door Prof. dr. L. Knappert.
Rijk geïllustreerd      f 0.95

=Een historisch overzicht met vele bizonderheden over "hoe men elkaar
vroeger vond en kreeg."=

=Interessant geïllustreerd.=


No. 24. DE OORLOG. Geïllustreerde Geschiedenis van den Wereldoorlog,
door H. P. Geerke en G. A. Brands.
Deel I. Rijk geïllustreerd      f 0.95

=Een interessant boek, dat met zijn vele illustraties en documenten een
blijvende herinnering aan dezen oorlog vormt. "Een en ander geeft aan
het boekje een eigenaardig cachet. De heer Meulenhoff heeft voor een
fraaie uitvoering gezorgd. 't Is eigenlijk onnoodig dit te zeggen. Men
kent zijn "Editie's".=

=Prov. Overijss. en Zwoll. Courant.=


No. 25. OPGANG. De Roman van een vrouwenleven.
Oorspronkelijke roman door Anna van Gogh Kaulbach      f 0.95
In extra fraaien band      f 1.20

="Opgang is de roman van een slachtoffer der tweedracht in een huwelijk.
Het is de ellende, door dit laatste veroorzaakt, die Anna van
Gogh-Kaulbach ons duidelijk voor oogen wil stellen, en ze slaagt daarin
volkomen".=

=De Haagsche Vrouwenkronik.=


No. 26. "DE WAPENS NÊER."
Roman van Bertha v. Suttner.
Deel I      f 0.85

="Hoe goed heeft deze vrouw opgemerkt, wat heeft zij van veel, dat ons
nog altijd met wilde verbazing vervult, de alledaagsche, onschuldig
schijnende oorzaken aangetoond."=

=De Telegraaf.=


No. 27. "DE WAPENS NÊER."
Roman van Bertha v. Suttner.
Deel II      f 0.85

="Dit boek, dat den oorlog van 1866 en 1870 schildert, herleeft thans.
Heele citaten waren aan te halen, woordelijk op de toestanden van thans
toepasselijk.=

=Utrechtsch Prov. Sted. Dagblad.=

=De bekende letterkundige Peter Rosegger
zegt van dit boek:=

    "Toen ik gedurende een mooien stemmingsvollen herfstdag in de
    boschrijke streken van Kriegslach vertoefde, las ik "De Wapens
    neer!" van Bertha von Suttner. Ik las het boek in twee dagen uit, en
    die twee dagen blijven steeds een gebeurtenis in mijn leven. Toen ik
    het boek beëindigd had, had ik slechts één wensch, namelijk dat het
    boek in alle talen vertaald, en in alle bibliotheken opgenomen zou
    worden. Evenals er vereenigingen bestaan voor de verspreiding van
    den bijbel, zoo moesten er ook vereenigingen bestaan voor de
    verspreiding van dit boek. Het is een merkwaardig, een goed boek,
    dat door iedereen gelezen moet worden."



WAT ONZE LETTERKUNDIGEN VAN DE MEULENHOFF-EDITIE ZEGGEN.


=IS. QUERIDO= zegt van de Meulenhoff-Editie:

Een alleraardigste uitgaaf, keurig gedrukt in prettig formaat, die heel
wat goeds en interessants brengt.


=J. REDDINGIUS= zegt:

Goed en voortreffelijk, een nieuwe onderneming die aller steun verdient.


=J. H. RöSSING= zegt:

Een aardige, prettige uitgaaf, =goede= boeken, =goed= gedrukt op =goed=
papier.


=G. VAN HULZEN= zegt:

_Hoe voortréffelijk zijn al deze goedkoope Meulenhoff-deeltjes naar
inhoud en uiterlijk en hoe aardig staan ze in de kamer, met die effen
gegreinde roode bandjes, goud gedrukt: ik ben er waarlijk zeer mee
ingenomen._


=INA BOUDIER-BAKKER= zegt:

Een mooie, sympathieke uitgaaf.


=HENRI VAN BOOVEN= zegt:

Aardige deeltjes, prettig formaat en uitstekend uitgegeven.


=ANNA VAN GOGH-KAULBACH= zegt:

Een mooie onderneming, het uiterlijk is keurig; met genoegen nam ik
kennis van de reeds verschenen deelen.





*** End of this LibraryBlog Digital Book "Achter de schermen" ***

Copyright 2023 LibraryBlog. All rights reserved.



Home