Home
  By Author [ A  B  C  D  E  F  G  H  I  J  K  L  M  N  O  P  Q  R  S  T  U  V  W  X  Y  Z |  Other Symbols ]
  By Title [ A  B  C  D  E  F  G  H  I  J  K  L  M  N  O  P  Q  R  S  T  U  V  W  X  Y  Z |  Other Symbols ]
  By Language
all Classics books content using ISYS

Download this book: [ ASCII | HTML | PDF ]

Look for this book on Amazon


We have new books nearly every day.
If you would like a news letter once a week or once a month
fill out this form and we will give you a summary of the books for that week or month by email.

Title: Het Eiland Schiermonnikoog en Zijne Bewoners
Author: Allan, Francis
Language: Dutch
As this book started as an ASCII text book there are no pictures available.


*** Start of this LibraryBlog Digital Book "Het Eiland Schiermonnikoog en Zijne Bewoners" ***


                       HET EILAND SCHIERMONNIKOOG
                           EN ZIJNE BEWONERS,

                               GESCHETST
                                  DOOR
                               F. ALLAN.


                            Met eene Kaart.


                               AMSTERDAM,
                       WEIJTINGH & VAN DER HAART.
                                 1856.



VOORWOORD.


Het was naar aanleiding van eenige door mij geschreven werkjes,
over sommige Noord-Hollandsche Eilanden, dat ik door eenige mijner
vrienden en betrekkingen, (geboren Schiermonnikoogers) op wier
vriendschap ik hoogen prijs stel, werd aangezocht, om ook van hun
eiland iets te geven. Rekenende op hunne belofte, om, zoo veel in hun
vermogen was, mij met hunne inlichtingen ter zijde te zullen staan,
zette ik mij neder ter vervaardiging van het Werkje, dat ik hierbij,
mijnen Landgenooten in het algemeen, en den Schiermonnikoogers in
het bijzonder, met bescheidenheid aanbiede.

Terwijl ik tevens mijnen dank betuig aan die allen, welke mij met
hunne inlichtingen wel hebben willen dienen.

Moge het vele lezers vinden!


Eiland Marken,                                              F. Allan.
den 1 Febr. 1856.



HET EILAND SCHIERMONNIKOOG EN ZIJNE BEWONERS.


Het in zoo vele opzigten belangrijke eiland Schiermonnikoog, dat
inzonderheid door de geheel eigenaardige taal der bewoners, zich van
de overige Nederlandsche dialecten onderscheidt, maakt tegenwoordig
eene der grietenijen van de provincie Friesland uit, en behoort als
zoodanig, tot het Arrondissement Leeuwarden, Kanton Dockum.

Ten Noorden omspoeld door de Noordzee, en ten Oosten door de
Lauwer, is het ten Zuiden begrensd door de Wadden, en ten Westen
door de uitwatering van de Hunse, welke het Groninger-Diep wordt
geheeten. Dit water loopt, na zijne zamenvloeijing met de mondingen der
Dockumer-Nieuwezijlen (de Ecumazijl en Munnekezijl,) bij Oostmahorn,
door het zoogenoemde Friesche-Gat, tusschen de Friesche kust en dit
eiland, in de Noordzee.--

De gemiddelde diepte van dit zeegat, dat vooral door zijnen sterken
stroom, bij den zeeman bekend is, bedraagt 18-36 voeten. De stroom
heeft te dezer plaats zulk eene groote kracht, dat men er, zelfs
gedurende de strengste winters, geen ijs aantreft. Dit is echter niet
het geval aan het andere einde van het eiland. De ruimte van dáár tot
aan de vaste kust der provincie Groningen, bestaat geheel uit Wadden
en Zandvlakten, die bij gewone weêrsgesteldheid, met laag water of
ebbe, telkenreize, bijna geheel en al droog vallen; ja, meermaals
zoude men, door den nood gedreven, aan deze zijde, den overtogt naar
den vasten wal, te voet kunnen ondernemen.--Men maakt echter van
deze, altijd zeer gewaagde gelegenheid, om het eiland te verlaten,
geen gebruik; naardien niet alleen de afstand groot, maar ook, omdat
de grond op sommige plaatsen zeer los en moerassig is.--Gedurende
strenge winters en aanhoudende koude, bedient men zich van het ijs,
om den vasten wal te naderen.--

De geographische ligging van Schiermonnikoog, Is 53°, 28', 47'' N.B.,
en bijna 23 1/2° O.L.--; de afstand van de Friesche kust 1 1/2 uur,
van de Groninger kust en van het eiland Ameland 3 uur.

Omtrent den naamsoorsprong van Schiermonnikoog bestaat verschil van
gevoelen. Naar sommiger meening zou dit eiland zijnen naam gekregen
hebben van zekere monnik-orde of konvent, tot welks toenmalige
bezittingen het behoorde. Het is echter niet genoegzaam zeker, of deze
monniken, hun verblijf hebben gehouden in een, op het eiland toenmalig
aanwezig klooster, dan wel in een ander gewijd gebouw, ergens elders
in Friesland.--Welligt, dat Schiermonnikoog eenen eigendom heeft
uitgemaakt van de rijke kloosters Lidlum en Ludingakerk;--van dezen
althans, is het bekend, dat derzelver bewoners, ter voldoening aan
hunne schraapzucht, veel in het noordelijk gedeelte der tegenwoordige
Zuiderzee, en de Wadden, hebben verrigt, dat naderhand ook op
de gesteldheid van de noordelijke eilanden grooten invloed heeft
uitgeoefend.--Zoo is het bekend, dat zij eene doorgraving lieten maken,
in die strook lands, waaruit in lateren tijd de eilanden Vlieland en
Terschelling zijn ontstaan, terwijl de Abt Gerhardus, van Lidlum, in
de nabijheid van Terschelling, zijnen lusthof had. De naam daarvan,
is nog aanwezig in de zandplaat de Abt, bij laatstgemeld eiland,
terwijl van de groote uitgestrektheid lands, waarvan de Grind nog
overig is gebleven, bijna niet meer dan den naam bekend is. En toch,
de Grind was eens eene hoogst belangrijke plaats, waar een der Abten
zelfs eene school voor de hoogere wetenschappen had gesticht.--Ook
is het bekend, dat de kloosterbroeders eene gracht lieten graven van
Harlingen naar de Grind, welke thans nog het grootscheeps vaarwater
uitmaakt, en de Harlinger Jetting, (uitwatering, gieting) geheeten
wordt.--Van de eertijds groote dorpen Westerbierum en Dijkshorne, zijn
niet de minste sporen meer zigtbaar; terwijl evenzoo de voornaamste
bezittingen van de aanzienlijke geslachten der Harmana's, Harlinga's
en Haltema's, in de diepte bedolven zijn.

Oudtijds werd het eiland Monnikoog genoemd, waarschijnlijk eene
afleiding of verbastering van het Latijnsche Monicoga, waarbij later
het woorde Schier of Scheer gevoegd is, omtrent welks beteekenis
verschillende meeningen bestaan. Volgens sommigen komt het woordje
Schier af van de Schiere, d. i. grijze of graauwe mantels en kappen,
welke de kloosterlingen zouden gedragen hebben. Is dit gevoelen,
waarmede wij geheel instemmen, waar, dan volgt daaruit ook, dat er
veel waarschijnlijkheid bestaat voor de meening, dat op het eiland
zelve, en dus niet daar buiten, een klooster gestaan hebbe.--

Anderen nemen aan, dat de kloosterbroeders, dit oog of eiland in
eigendom hebbende, in de bekende binnenlandsche verdeeldheden tusschen
de zoogenaamde Schieringers (behoeftigen) en Vetkoopers (gegoeden)
welligt betrokken zijn geweest, of daaraan deel hebben genomen en
der Schieringer-partij waren toegedaan.

Van daar zouden zij dan den naam van Schieringer-Monniken, en bij
verkorting, dien van Schiermonniken erlangd hebben.--Wat hiervan
zij, zoo veel is, blijkens een oud handschrift zeker, dat die van
Monnik-oog, zoo als het daarin heet, tot de partij der Schieringers
behoord hebben.--

Althans, genoemd handschrift gewaagt van een verdrag of overeenkomst,
dat op zekeren tijd stond gesloten te worden tusschen de Schieringers
en Vetkoopers, en dat onder de afgevaardigden of gecommitteerden van
beide partijen, van de zijde der Schieringers ook verschenen die van
Monnik-oog en Rottumer-oog; die bij dit verdrag, aan de Vetkoopers,
de vrije en onbelemmerde visscherij op hunne kusten toestonden.--

De vlakke inhoud van dit eiland, die thans ongeveer 1088 bunders
bedraagt, waarvan ruim 1079 bunders belastbaar land, was vroeger
veel uitgestrekter. De gestadige afbrokkeling, veroorzaakt door
de vreesselijke stormvloeden, welke in den loop der eeuwen ook
dit gedeelte van den vaderlandschen bodem teisterden, hebben
een aanmerkelijk gedeelte van het eiland ingekort en aan de zee
prijsgegeven.

Het waren inzonderheid de verwoestende stormvloeden van Kerstnacht
1717, en van den 1e Januarij des jaars 1720, waardoor Schiermonnikoog
zeer veel had te lijden.--De natuurlijke schutsmuur, tegen de woede
der zee, de duinen, werden ten deele weggeslagen of verstoven, en
de bewoners genoodzaakt, hunne woningen af te breken en die zoo veel
mogelijk oostwaarts weder op te bouwen.

Zoo bestond er in vroegere jaren aan de zuidzijde des eilands ook
eene haven, de Wiel genaamd, die vooral des winters, aan de schepen
tot eene veilige ligplaats diende, doch ook deze is thans door de
zee geheel verzwolgen.

De duinen bezitten geen eigen namen, behalve eene, die algemeen
bekend staat, als de Witte Duin, en dezen naam draagt naar de helm,
waarmede zij is beplant. Tusschen de duinen heeft men drie tamelijk
uitgestrekte valeijen, gloppen genaamd, als 1e het Kaperglop, (waar
vroeger eene kaap of verkenningsteeken stond [1];)--2e Zeeduinen, en
3e het Zeeglop, terwijl buiten de duinen nog het Groene Glop gevonden
wordt. Voorts is er eene uitwatering aan de zuid-oostzijde des eilands,
het Nieuwlands-riet genaamd.--

Ook het lot dat der voormalige buurtschappen op dit eiland ten deele
is gevallen, bewijst mede de verandering, welke de natuurlijke
toestand van Schiermonnikoog heeft ondergaan. Vroeger namelijk,
bestonden hier 4 buurtschappen, Ooster- en Westerburen, Binnendijken en
Dompen. Deze laatste buurt, welke voorheen tot Westerburen behoorde,
is omstreeks het midden der 18e eeuw ten gevolge van overstrooming en
afkabbeling vernietigd, welk lot ook later ten deele aan Oosterburen
was beschoren.--

Een eigenlijk geregeld dorp of vlek, bestond er vóór 1720 niet. De
buurten telden te zamen een 160-tal woningen, die nagenoeg zonder
regel verspreid lagen.--Tegenwoordig bevat Schiermonnikoog een vijftal
buurten, die ééne gemeente uitmaken, n. l. de Voorste Streek, de Lange
Streek, de Middenstreek, Vierhuizen en Zevenhuizen, benevens een paar
meer afgelegen boerenplaatsen, te zamen bevattende p. m. 900 inwoners.

Door de hierboven genoemde verplaatsing oostwaarts heen, erlangde
Oosterburen eene merkelijke uitbreiding, en werd langzamerhand een
regelmatig aangelegd dorp, dat voornamelijk uit twee rijen huizen
bestaat, die van elkander onderscheiden worden door de benamingen van
"de Oosterstraat of Voorstreek en de Westerstraat of Achterstreek,
waarvan eerstgenoemde het langste en het meest bevolkt is, terwijl
de andere, als bevattende de voornaamste huizingen, zoo als van den
geneesheer, ontvanger enz., het aanzienlijkste voorkomen heeft.

Beide hoofdstraten strekken zich van het westen, oostwaarts uit,
en zijn niet geplaveid.--

De tegenwoordige kerk, welker stichting van 1762 dagteekent, is in het
midden dier straat, op een ruim plein dat tot algemeene begraafplaats
dient, gebouwd. Het is een langwerpig vierkant gebouw, dat zeer net
betimmerd is en dat, bij eene breedte van 25, eene lengte van 60 voeten
heeft. Op het midden der kap is eenen zeskanten groen geverwden toren,
waarin een' klok hangt, die, naar men zegt, afkomstig is van een
Engelsch schip, dat op de kusten van dit eiland strandde.

Aan de oostzijde bezit dit bedehuis twee, aan den noordkant vier,
en aan de zuidzijde vijf ramen. Van de twee over elkander gelegene
ingangen is die aan de westzijde de hoofdingang met een portaal. Het
inwendige der kerk, welke een verwulf heeft, is versierd met eenige
fraaije wapenborden van de adellijke familie der Stachouwers, terwijl
een verheven zitbank, waaronder een grafkelder, het eigendom is van
de vroegere bezitters of heeren van dit eiland, dat ten jare 1638
tot eene Vrije Heerlijkheid werd verheven, en door de Staten der
provincie Friesland beschonken, met de landen, zeeregten, impositiën
civiele en crimineele justitie, onder voorbehoud echter van het
regt van souvereiniteit en hommage te erkennen en te praesteren, bij
solemneelen eede van getrouwheid aan hunne provincie in het bijzonder,
en in gevolge van dien aan de geheele Unie, tegen eene som van f
 18,151, in vollen eigendom overgedragen aan Johan Stachouwer, Heer
van Rijsbergen,  St. Anna en Isselietes, wiens nazaat, Jonkheer Edzard
Tjaard van Starkenborg Stachouwer tot Wehe, Lid van de Ridderschap der
provincie Groningen, verblijf houdende te Maarssen, provincie Utrecht,
de tegenwoordige eigenaar is.

De waarde dezer Heerlijkheid was in den tijd van bijna anderhalve eeuw,
door ontwikkeling van de vruchtbaarheid des bodems, dermate gerezen,
dat dezelve ten jare 1761, bij eene boedelscheiding, op eene innerlijke
waarde van ongeveer 89,000 guldens werd geschat.--

Aangaande deze heerlijkheid vonden wij in een oud gedrukt stuk veel
wetenswaardigs betrekkelijk het "Eygen gekogte Regt van Civile en
Criminele Justitie" over dezelve. [2]

Het vorig kerkgebouw, met steenen toren en pannen dak, werd
gesticht omstreeks 1600, doch in 1715, ten gevolge van aanhoudende
zandstuivingen der duinen, gesloopt en vervangen door eene andere,
waarvan men slechts ruim veertig jaren genot mogt hebben, naardien
zij in 1760 door de zee werd verwoest.

Dan, niet alleen dat de veranderingen, welke er in den loop der eeuwen
op Schiermonnikoog hebben plaats gegrepen, blijken uit den bouw der
drie kerken, in een betrekkelijk kort tijdsbestek; maar er is meer
dat van die verandering getuigt. Zoo ontwaarde men omstreeks 1735,
dat het buitenstrand aan de Z.-West zijde, door het verloopen der
zeegaten en stroomen, op verontrustende wijze afnam. Deze afspoeling
nam zoo zeer toe, dat men omtrent 20 jaren later, het aan de zee prijs
geworden gedeelte lands, op meer dan een uur gaans konde begrooten,
terwijl het volgens latere waarnemingen, van 1814 tot en met het
noodlottige jaar 1825 gedaan, bleek, dat Schiermonnikoog aan de zuid-
en zuidwestelijke zijde, zoo zeer was ingekort, dat het in de breedte
verloren gedeelte lands eene uitgestrektheid had gehad, bijna gelijk
aan die van het land, dat toen nog van den zeekant tot aan de duinen
op het breedste gedeelte des eilands aanwezig was. Geen wonder dus,
dat de inwoners met reden bevreesd waren voor het toekomstige lot van
hun eiland, aangezien het te vermoeden was, dat, ingeval de loop des
strooms door het verbreken of aanslibben der voorliggende gronden,
geenen anderen weg werd aangewezen, de vaste bodem des eilands, binnen
korten tijd, afgespoeld zoude zijn, tot zelfs daar waar het dorp was
gebouwd. En nog te meer werden zij in hunne vrees bevestigd, naardien
de duinen reeds op onderscheidene plaatsen waren geïnundeerd, en de
Noordzee, ter plaatse waar deze natuurlijke zeeweringen ontbraken,
met vollen golfslag op het vlakke gedeelte des eilands aankwam,
terwijl het land dáár, waar dit niet plaats had, door aanhoudende
overstuiving der zandduinen bedorven geraakte.--Zoo als wij boven reeds
aanmerkten, hadden er van tijd tot tijd verhuizingen plaats gehad,
ter oorzake waarvan de voormalige buurtschappen waren verdwenen. Dan
ook dit middel, om den gevreesden vijand, het water, althans tijdelijk
te ontkomen, baatte niet meer, aangezien de watervloed van Februarij
1825 had doen zien, dat de woningen reeds op het hoogste gedeelte des
eilands stonden, zoodat het vooruitzigt der bewoners, bij eene aldus
voortgaande afneming, waardoor het te voorzien was, dat het eiland
eindelijk in eene kale zandbank zoude verkeeren, allezins bang was.--

Bovendien was het in het voormelde jaar, 1825, gebleken, dat de
kunstmatige [3] zeeweringen, geene genoegzame sterkte bezaten, om,
in tijd van nood, den aandrang des zeewaters te keeren. Zoo was het
op den avond van den 5den Februarij v.m.j. dat het zeewater met zulk
eene snelheid rees, dat het ongeveer ten zeven uren bijna 1/4 Ned. el
hooger stond dan bij den hoogsten waterstand van den vloed in November
1824.--Het opkomend vloedwater stortte met geweld over den zeedijk
heen, en naderde, voortgestuwd door den hevigen wind, met eenen
geweldigen aandrang het dorp. Al wat buiten het dorp woonde, vlugtte
herwaarts; het vee trachtte men zoo veel mogelijk op de hoogste deelen
des eilands te brengen, waarop het dan ook behouden bleef.--De wind
nam intusschen in hevigheid toe; het water liep, bij zijnen hoogsten
stand, ter diepte van ruim eene Ned. el over de dijken, baande zich
met hevigen golfslag door de Zuiderduinen, welke op onderscheidene
plaatsen weggeslagen werden, eenen doortogt, verwoestte geheel of
ten deele verscheidene landbouwershoeven, schuren en andere zaken,
hooi, graan en andere levensbehoeften, en bedekte de landerijen geheel
onder het van de duinen losgescheurde en afgestoken land.--

Geen wonder dus, dat deze eilanders, na zulke voorvallen en onder
zulke omstandigheden, zich de toekomst van hun eiland als hoogst
treurig voorstelden.--Dan, de goede Voorzienigheid waakte ook
over Schiermonnikoog. De vrees van deszelfs bewoners is merkelijk
verminderd, of wèl geheel weggenomen, dewijl aan het westeinde des
eilands, in eene zuidwaartsche rigting, eene plaat of bank is verrezen,
die zich in eene vrij groote uitgestrektheid naar Peazens rigt. Het is
voorzeker opmerkelijk, dat deze plaat of zandbank, welke zich aldaar
zonder eenige kunstmatige tegemoetkoming gevormd heeft, en die onder
den naam van den Noorman, zeer verre in het Friesche Gat uitloopt,
hier als het ware tot een bolwerk is opgeworpen, die de verkleining
van Schiermonnikoog, door aanhoudende afkabbeling der zee, door het
vernietigen van den stroomloop, voorkomt.--

Onder de meldingswaardige bijzonderheden, welke er vroeger op
Schiermonnikoog gevonden werden, behoort vooral genoemd te worden het
te Binnendijken gestaan hebbende Stamhuis der Heeren en Vrouwen van de
Heerlijkheid Schiermonnikoog, het Huis Binnendijken. Dit aanzienlijk
gebouw is echter, nadat het verwoest was, door de overstroomingen
en inbreken der zee, vervangen door een ander gebouw, Rijsbergen
geheeten, zijnde eene versterkte burg, waarop zich de eigenaars der
Heerlijkheid, gedurende vele jaren met ter woon hebben gevestigd,
en die oostwaarts van buurt Oosterburg stond, terwijl de adellijke
familie der Stachouwers daarna gedurende langen tijd verblijf gehouden
heeft, op de buitenplaats Patmos, die meer westwaarts stond, en waarop
de vorige Grietman van Schiermonnikoog woonde.

Behalve de genoemde bijzondere Heerenhuizingen was er vroeger nog eene
andere buitenplaats, Duinenburg geheeten, die omgeven was met grachten,
bosschen, boomgaard en tuinen. Deze plaats heeft echter vele en groote
veranderingen ondergaan, en dient heden tot pastorie van den predikant,
die hier het leeraarambt bekleedt over de 900 inwoners, die allen der
Hervormde Godsdienst zijn toegedaan, en waaronder circa 300 ledematen
zijn, die eene gemeente uitmaken, welke tot de klassis van Dockum,
Ring van Holwerd, behoort.

Sedert twee eeuwen geleden was de gemeente van Schiermonnikoog
gecombineerd met die van Nes, in Friesland. De predikant van
laatstgemelde plaats, ging op bepaalde tijden derwaarts prediken,
hetgeen duurde tot aan het jaar 1617. Van toen af tot aan 1640
vervulde de predikant van Paezens, zijnde Cornelis Pophh, de dienst
op het eiland. Deze ijverige leeraar kwam op eene zijner terugreizen
van het eiland, door slecht weder, ellendig om het leven.--Gedurende
de daarop volgende vier jaren, dus tot 1644, bleef Schiermonnikoog
vacant, doch bekwam toen zijnen eersten eigen' herder en leeraar in
Cornelis Pieters, die, na slechts vijf jaren zijn ambt met trouw en
ijver waargenomen te hebben, aldaar overleed.--

Het beroep, dat vroeger eene Heerlijke Collatie was, is sedert eenige
jaren eene Koninklijke geworden.

Behalve een gebouw van de Noord- en Zuid-Hollandsche
Reddingmaatschappij dat in de nabijheid der kerk staat, en waarin eene
zeer doelmatig ingerigte reddingboot met toebehooren bewaard wordt,
verdient ook de inrigting van liefdadigheid genoemd te worden.--Al wie
in deze gemeente diaconale ondersteuning noodig heeft en daarom vraagt,
is, volgens de bestaande verordeningen, verpligt, zich geheel en al
aan de diakonie over te geven, die dus ook zorg draagt, dat het hem aan
niets ontbreke. Al de door de diakonie ondersteund wordende personen,
erlangen hun onderhoud in een daartoe bestemd gebouw, waarin zij,
even als in een weeshuis, aan eene gemeene tafel, en bij den gemeenen
haard gevoed en gehuisvest worden. Aan deze armeninrigting is een
werkhuis verbonden, dat in het laatste gedeelte der voorgaande eeuw,
op kosten van den Heer des eilands, is gesticht. Zij, die onderstand
erlangende, in staat zijn om te arbeiden, moeten zich dagelijks naar
dit werkhuis begeven, om behulpzaam te zijn in het spinnen van garen,
dat van hennip wordt gemaakt en bestemd is voor de rolreederij.

De openbare school, waarin ook onderwijs gegeven wordt in de
zeevaartkunde, en waarvan, vooral des winters, door vele jonge
varensgezellen gebruik wordt gemaakt, telt gemiddeld ruim 100 kinderen.

Als eene bijzonderheid merken wij mede aan, dat de meeste huizen, die
van gele mopsteen zijn opgebouwd, begroeid zijn met eiloof of klimop.

De inwoners erlangen voor het meerendeel hun bestaan in de scheepvaart,
en ofschoon zich sedert 1825 vele familiën, elders, inzonderheid in of
in de nabijheid van Amsterdam hebben gevestigd, zijn er nog een groot
aantal koopvaardijkapiteins, stuurlieden enz., met hunne huisgezinnen.

Vroeger bezaten de Schiermonnikoogers eene belangrijke hoeveelheid
schepen, wier getal zelfs tot meer dan honderd beliep, en die allen,
voor eigen rekening dezer eilanders, in de vaart gebragt werden. Men
noemde deze vaartuigen Snikken, en het meerendeel daarvan werd
gebezigd tot uitoefening der vischvangst op de Noordzee. Destijds
was dit eiland inzonderheid vermaard door de gedroogde schol, welke
van daar allerwege verzonden werd, en die nog heden ten dage, aldaar
het best behandeld wordt.

Deze visch ontweek echter later meer onze kusten, zoodat de vangst
verminderde en de Schiermonnikooger visschers genoodzaakt waren, om,
verstoken van deze broodwinning, zich van hunne snikken te ontdoen
en van schepen te voorzien, geschikt om ter koopvaart te worden
gebezigd. Van toen af lagen zij zich meer bepaald op de zeevaart toe,
en begaven zij zich naar de kusten van Holstein en andere plaatsen,
en sedert de tweede helft der zeventiende eeuw ook naar de Oostzee,
en de Fransche en Engelsche havens, werwaarts zij, van uit onze
vaderlandsche havens, allerlei koopwaren en stukgoederen vervoerden,
en van waar zij die ook herwaarts overbragten,--terwijl sommige hunner,
inzonderheid na de meer algemeene uitbreiding van onzen koophandel,
zich op de groote vaart toeleiden, zoo dat men heden ten dage, onder
de Oost- en West-Indische scheepsgezagvoerders vele Schiermonnikoogers
aantreft. [4]--

Een ander gedeelte der bevolking legt zich op den landbouw toe, vooral
sints de landerijen, door de bemoeijingen van den Heer des eilands,
die zorg droeg voor een doelmatige bemesting, eene vruchtbaarheid
hebben ontwikkeld, welke veel verschilt met hunnen voormaligen
toestand. Groeiden toen daarop slechts eenige dorre mosplanten,
thans ziet men daarop de beste boom- en veldvruchten wassen.--De
aardappelen inzonderheid, munten door eenen overheerlijken smaak uit;
dit is het eenigste voedingsmiddel, waarvan eene kleine hoeveelheid
wordt uitgevoerd. Landbouw en veeteelt worden overigens uitgeoefend
alleen ter voorziening in de dagelijksche behoeften der eilanders. De
veestapel bestaat uit 22 paarden, 160 runderen en 100 schapen.

De invoer bestaat in brandstoffen, manufacturen, koloniale producten,
granen en andere noodwendigheden, en heeft plaats uit Amsterdam en
uit de provinciën Friesland en Groningen, waartoe meestal de op dit
eiland te huis behoorende vaartuigen gebezigd worden.

Dat de oorlog een geessel der menschheid mag geheeten worden, werd
ook tijdens de landing der Engelschen in Noord-Holland, op het
einde der vorige eeuw, op Schiermonnikoog ondervonden.--Ook hier
kwamen, behalve een paar gewapende kotters, een brik van 18 en eene
korvet van 20 stukken, het Friesche Gat binnen, waarvoor nog twee
vijandelijke fregatten ten anker lagen. Aldaar lag eene Bataafsche
brik gestationneerd, the Crash geheeten, welke onder het bevel van
den luitenant ter zee Bijbel Stond, en die achtervolgens slaags
geraakte, eerst met de kotters, vervolgens met de brik en eindelijk
met de korvet.

Intusschen nam de Bataafsche kanonneerboot de Weerwraak de vlugt,
tot onder Schiermonnikoog, en zag men op de brik, na eene manmoedige
verdediging, de Bataafsche vlag strijken.--Hetzelfde lot wachtte ook
de Weerwraak, waarop de luitenant ter zee Van Maaren bevel voerde,
en die zich weldra door eene brik, een kotter en negen gewapende
barkassen zag aanvallen.--Van maaren, wel overtuigd, dat hij in dezen
ongelijken strijd het onderspit zoude moeten delven, besloot, om den
aan hem toevertrouwden bodem eerder in brand te steken, dan aan den
vijand over te geven.

Nadat hij, een drietal zijner trouwste krijgsmakkers uitgenomen, de
geheele bemanning der boot had weggezonden, wist hij het, al vechtende
en schietende uit zijne boegstukken, zoo lang uit te houden, dat,
toen de brik hem de volle laag gegeven had en de overige vijandelijke
vaartuigen op zestig passen afstand hem genaderd waren, de vlam
uit het voorluik der boot sloeg, op welk gezigt de barkassen zich
haasteden, af te houden.--De boot verbrandde en viel den vijand dus
niet in handen, terwijl de moedige Van Maaren en zijne drie gezellen,
ofschoon bedreigd door eene hagelbui van geweerkogels, ongedeerd met
de sloep aan land kwamen.

Den volgenden dag, zijnde den 15den Augustus, naderden eenige
vijandelijke oorlogbodems op nieuw het eiland, welks verdediging
was opgedragen aan den Luitenant Broers, Die 26 manschappen onder
zijn kommando en twee kleine veldstukjes ter zijner beschikking
had. De vijand zond eenige gewapende sloepen en barkassen, zeer
sterk bemand, naar land, die hier dan ook, onder bedekking van het
geschut eener brik, die een hevig vuur op het strand onderhield,
aan wal kwamen.--Dit vuur noodzaakte Luitenant Broers, om met zijne
onderhebbende manschappen naar het dorp te wijken, hetgeen zij echter
niet deden, dan na de beide veldstukjes vernageld te hebben, die later
den Engelschen in handen vielen, door wien ook 9 tjalken werden prijs
gemaakt en een verbrand, terwijl twee andere vaartuigen intusschen
gelegenheid hadden gevonden, om den vijand te ontkomen.

Gedurende twee uren openden de Engelschen op de onzen een hevig vuur,
doch vruchteloos;--de moed en de goed gekozen positie dezer laatsten
was oorzaak, dat het dorp behouden bleef.

Wij besluiten deze schets, met het volgende omtrent de bevolking aan
te merken.

Over het geheel worden deze eilanders, waaronder er thans ook
velen zijn, die ten gevolge van verminderde welvaart, in armoedige
omstandigheden verkeeren, om hunne regtschapenheid, trouw en reine
zeden, algemeen geacht.

Hunne huishouding is in den regel eenvoudig, terwijl hunne
kleederdragt, ten opzigte waarvan vooral sommige vrouwen nog al pronk-
en modeziek zijn, de gewone Friesche volksdragt is.

Hun verkeer met alle soorten van menschen, onafscheidelijk met het
zeemansleven verbonden, maakt, dat zij ook voor het meerendeel in
uitwendige beschaving niet ten achteren komen.--

Eene bijzondere gewoonte is hier de oprigting van eenen Meiboom,
hier Kallemooi geheeten, en wel Zaturdags voor Pinksteren, wordende
dan de kermis, die drie dagen duurt, ingewijd.

De jonge lieden planten namelijk op den avond van voormelden Zaturdag,
een' mast in den grond, aan welks boveneinde een' groenen boomtak
bevestigd wordt. Aan deze laatste hangt een' mand, waarin den haan
gezet wordt, die, voorzien van genoegzaam voedsel, gedurende den
kermistijd dáár blijft hangen. Na afloop der kermis wordt de Kallemooi
weder afgebroken, en den haan, den eigenaar (doorgaans de kastelein)
terugbezorgd.

Doop- en huwlijks-plegtigheden worden hier gelijk elders in ons
vaderland gevierd. Een vriendenmaal wordt bij zulke gelegenheden in
geen geval verzuimd.--

Het onderlinge verkeer der jongelieden, pleit zeer ten gunste van
het zedelijk karakter dezer eilanders, en ofschoon dezen de meeste
vrijheid wordt gelaten, zoo hoort men al zeer zeldzaam van onzedelijke
bedrijven. Onechte geboorten hebben er hoogst zelden plaats, terwijl
wij van huisselijke twisten als anderzins, geene voorbeelden kennen.--

Omtrent het zoogenaamde vrijen merken wij aan, dat er dan eerst een
welgemeend verbond der liefde, tusschen twee jonge lieden, geacht kan
worden te bestaan, wanneer beide zich des Zondags, te zamen naar de
kerk begeven; alsdan zegt men, dat zij aan elkander verloofd zijn,
in welk geval het tot de zeldzaamheden behoort, indien zoodanig
verloofd zijn, niet gevolgd wordt door getrouwd zijn.

Het voornaamste, waardoor de Schiermonnikoogers zich van de overige
Nederlanders onderscheiden, is hunne eigenaardige taal. Daarvan
moge het volgende stukje ten bewijze strekken, dat, vervaardigd
door een geboren Schiermonnikooger, met name H. Conter, Ons door
vriendschappelijke bezorging, ter plaatsing in dit boekske werd
afgestaan:


    KROMMER DAN KROM EN TOCH REGT.

    Schoon 't voor ons oog onmooglijk schijn',
    Gij ziet het hier, het kan zoo zijn;
    Want ik vraag aan 't Hollandsen oor:
    Wie leest dit verstaanbaar voor?
    "t Is onmooglijk zult gij zeggen."
    Vraag ik zulks op Schiermonkoog
    Daar is 't duidlijk voor hun oog.
    En dat is ook Neerland's grond
    Waar men het verstaanbaar vond.

    Ook nog aan 't Schiermonniks oor
    Geeft het soms een valsch gehoor
    Veeltijds brengt de tong te regt
    Wat de pen te scheef u zegt.
    Het zal niemand ooit gelukken.
    't Zijn klinkletters wat ons schort:
    'k Schiet er nog wel zes te kort.

    Eer ik 't heb ter neer gezet
    Heb ik meer dan eens gelet,
    Om de klanken zoo te wringen,
    Als de tong ze u op kan dringen.

    Die het zonder fouten schrieuwt,
    Zis ik dat mien mester blieuwt;
    Want buug dit krume noch zö lang
    Het wet net jogt dan trog uus tang.



    DE AAISTE JANNEWARIS. [5]

    'k Hef 't wol vaker al probeere
    Om iëen stök ien Eilaaunstaal,
    Maar ik mogt het drooij' of keere,
    't Hiea altied zon rare vaal.
    'k Zil het nog reis iêan keer waaigje,
    't Is ne mien gebeurtedei,
    'k Zil mien hassens zö lang plaaigje,
    Dat het mie toch lökken mei.
    't Slimste is maar om 't to schrieuwen,
    To digten sjog dat taol ik net,
    Maar om 't aolles zö tö wrieuwen,
    Dat het veur elk laosbaar wet.
    't Is dan d' aaiste Jannewaris,
    Dus van zollem Neijiers dei
    Dat elk die maorne eer bie daar is,
    Is 't veur zon dan zelfs al dei.
    Ja, ne wieml' het op de strieäte,
    Lietje en goat van huus tot huus.
    Gimmen ken het jaan neu lieäte,
    Scheun cent bie cent, 't vult toch de buus.
    Ieüwral wet men komm of staaije,
    Daadlik: "glok ien 't neiaje jier."
    Wat men heere af wat men sjaaije
    Alles is dan ien plezier.
    Maar ach 't is noch ieans gen jaaune
    Of 't giea wiear op 't aaude speur
    D'ieane mak'ke d'eauwr te schaaune
    Dat die maorne noch wiea ien vleur

    Ja, ik leeuw wol vast dat völe
    Wenstje en ja wietet net,
    Scheun 't wol van har lippen röle
    Jo zesset maar Jao mien het net
    Ken men dat zö gauw verjette
    Wat uns öine mule zei:
    Wil er toch wat mair op lette,
    Vreuânen as 'k jemm' bidde mei.

    En dat rochjen van een ewr,
    Star lak en brak tö loäzen
    Elk bescheaüw hem zollem Jewr,
    Dat zue wat botter woäze
    En Jezus zei uus aaik: wie zille
    En ewr gen kwaaid oon dwaan
    Maar krekt zö as wie 't zollem wille,
    Zö maöt wie 't n'eâur aaik jaan;

    Kom lieat uus dan mooi 't Neiaje jiear,
    En botter paaid betrede,
    Dan waaundelje wie mooi pleiziear
    En elk is dan tö vrede.
    As elk dat paaid guëd haauwde ken
    En komt disz dei veur uus dan wiear,
    Dan reupt elk neâur mooi bliedschap to
    "Gelok en zegen ien 't Neiajiear."



    OON DEN LOAZER.

    't Is aaiste ien uus oine spraak,
    Verscheunje dus den dichter;
    Want zeker dacht hie het wat vaak,
    't Wet botter en aaik ligter.

       Wil mie dus vut geen straf op lesse,
       As 't somtieds net to loazen wiea
       Want 'k ken 't jemm' wol mooi wiearheid sesse,
       'k Wiea blied, dat ik het zö viear hiea.--



EXTRACT UIT DE:

    "Verdediginge van het Vrij
    eygen gekogte Regt van Civile
    en Criminele Justitie, over
    de Heerlijkheid Schiermonnikoog.--


"Onder alle volkeren van Europa Frieslandt geroemt werdende, te
leven na de Roomsche Keizerlijke Wetten, en hare Land-regten en
Statuten soo veel doenlijk conform deselve, volgens het goedvinden
van Albert Hertog van Saxen, in den Jare 1499 in train gebragt, als
noch in heilige Observantie zijnde, soo is het seer te verwonderen,
dat men aldaar over een eijgen vrij gekogt Regt moet disputeren,
ende wel over een regt van een stuk goed eertijds soo seer veragt,
ende dat nooit het geringste gedeelte van die Provincie is geweest:

"Want, wanneer de Heerlijkheit van Schiermonnikoog nog in den eigendom
van de Heeren Staten van Frieslandt was, en onder de Domainen van die
Provincie behoorde, bestonde het alleen in eenige weinige visschers
hutten, die van arme menschen wierden bewoont, sig met visschen
generende, en jaarlijks voor de Provincie van Frieslandt niet meer
opbragte dan seven â acht honderd Car. guldens, als geblijken kan
uit de rekeningen der Domainen van die tijdt."

"Ook wierde het doen ter tijdt door de Heeren Staten, als behorende
aan den eijgendom van de provincie, jure dominii bestierd, sonder
dat vereischt wierde eenig ander Hoog-Geregte, omme haar in de
administratie van de civile en criminele Justitie te adsisteren,
't welk ook van geen geregte hoe hoog konde gepretendeert worden, ten
ware het specialijk van de Heeren Eygenaars was gedemandeert, dat nooit
geschiet is...... gelijk ook op te maken is uijt de Staats-Regeringe"
van Friesland, "als bestaande uijt vier Quartieren, onder geen van
welke Schiermonnikoog behoort," of waarvan althans geene melding is
gemaakt [6].

"De reden waarom deselve daarbuijten is gelaten, is ogenschijnlijk
dese, namentlijk de inconvenientie ten respecte van de
verafgelegentheit, welke ondragelijke kosten voor dese arme visschers
soude veroorsaken, ja boven haar vermogen gaan; of de kleijne
aangelegentheit, om dat geen part of deel was van de Provincie,
veel min ijets in de Staatsregeringe van Frieslandt te seggen hadde;
of omdat het getal der Inwoonders doen ter tijdt soo kleijn was,
dat het gemakkelijk door het Neder-gerechte van die Heerlijkheit
konde worde in ordre gehouden, soo niet, bij de Heeren Staten als
Eijgenaars wel middel in handen was, om het Regt ter executie te
stellen; of om de noodtsakelijkheit, dat het ten tijde, wanneer
het sig onder de Provincie van Frieslandt begeven heeft, sodanig is
geconvenieert, want de eerste bewoonders sijn van geboorte Sweden
geweest, die sig aldaar hebben neergeset: Derhalven doen ter tijd
niet hebbende behoort onder de Provincie van Frieslandt, ofte de
civile en criminele Jurisdictie van het selve aan het Hoog-gerechte
van die Provincie gedemandeert, soo is het seer vreemt, dat nu dien
te neffens eenige gedagten gemaakt worden; althans de Eijgenaars
van de Heerlijkheit Schiermonnikoog bevinden sig genoegsaam in staat
schoon er nu wel hondert en vijftig huijsgesinnen meer sijn, als ten
tijde van de koop, om het Regt soo civil als crimineel sonder behulp
van een ander Hoog-geregte te konnen administreren, in welke vrije
administratie alsoo deselve geturbeert worden, is redelijk, dat sij,
vermits de Jura met geen minder regt als de Landen gekogt hebben, ende
door den koop tot haar patrimonieel goed behoren, ook dit haar vrij
eijgen gekogt Regt defenderen; want sij besitten dese Heerlijkheit van
Schiermonkoge, met alle deselve regten en præeminentien, uit welken
hoofde ook de Eygenaars de lasten van de Jurisdictie moeten dragen,"
al hetwelk ten koopbrief soo specifice staat uytgedrukt

"Dat de Heerlijkheid van Schiermonkoog met sulk een vrij eijgene
civile en criminele Justitie verkogt is, behoeft niemant vreemt voor
te komen, geconsidereert zijnde, dat het geschiet is op verzoek van
Gecommitteerde Raden van Staaten, voorbehoudens den nooddwang uijt
kragte van de reserve van Souverainiteit."

"Soo heeft ook Ameland voormaals behoort ouder Frieslandt," [7]
alsmede het Eyland de Bandt, dat Noordelijker lag [8],--benevens de
Heerlijkheid Visvliet welke voormaals door de Staten verkogt zijn,
met het regt van civile en criminele Justitie,--"sonder dat het Hof
van Frieslandt sig oijt of oijt met de Jurisdictie van dien gemoeijt
heeft.--

"Aanmerkelijk is het, dat er geen een Dissentierende gevonden wort,
of hij stelt vast en seker, dat aan de Heer Stachouwer Is Verkogt,
ende in eygendom overgedragen de civile en criminele Jurisdictie,
ook kan dat niet ontkent worden volgens de woorden van het Koop-brief
en daar mede te doen en laten sulks een ijder met sijn vrij eijgen
beoorlovet is."

"Waaromme ook geen uijtsonderinge van sodanige Jurisdictiën plaats kan
hebben, gelijk verscheijdene criminele Sententien bij den Eijgenaar van
Schiermonkoog sijn ter executie gesteld, selve die aan den lijve ginge,
waar inne hij door niemant oijt ofte oijt is belet of geturbeert."--

"Also in Frieslandt geen andere Geregten bekent sijn, als Hoge en
Lage, soo is het een ontegenseggelijke waarheijdt, dat de Heeren
Staten ten tijde van de koop geen andere Jurisdictie konnen geseijt
worden gehadt te hebben, als die hoogste is, welk Hoog-geregte de
selve aan den Heer Stachouwer."--

"Immers kan niet ontkent worden, dat de Heeren Staten hebben verkogt
het gene haar eijgen was, ende geensins, dat de selve met een tweede
gemeen hadden, nog veel minder dat Regt, dat een ander, namentlijk de
Ingesetenen van de Heerlijkheijt toebehoorde, alwaaromme de Heeren
Staten, hebbende een Souveraine Jurisdictie, geen andere konnen
verstaan worden verkogt te hebben, als die de hare was.--

"Hier tegens kan niets ingebragt worden, want de Eijgenaars van de
Heerlijkheijt Schiermonkoge sijn door de koop geworden ware Eijgenaars,
soo van de Landen, als van de Regten, enz. sonder eenige conditie,
bepalinge of reserve, gelijk de selve Eijgenaars in hare Deductie,
aan de Heeren Staten van Frieslandt den 25 Februari 1737 gepresenteert,
hebben aangetoont.

"Daarom is men geheel het spoor bijster, wanneer men de Heer van
Schiermonkoog, als Eijgenaar van de civile en criminele Justitie van
die Heerlijkheit, nogtans wat haar personen en patrimonieel goedt,
selfs die soo vrij gekogte Heerlijkheid belangt, subject stelt onder
de Hove van Frieslandt.--

"De Heerlijkheit van Schiermonkoog is niet bekent, dat oijt aan de
Provincie van Frieslandt vast, of een gedeelte van dien geweest
is, maar sedert immemoriale tijdt daarvan afgescheiden door de
Lauwer-Stroom en alsoo twee afsonderlijke Heerlijkheden, ten minste was
het soo al omtrent der Franke wederkomste bij de overwateringe van de
dartiende eeuwe, volgens getuigenisse van Menso Alting, wanneer men
nog in de Provincie van Frieslandt van geen Hof van Justitie wiste,
want dat is eerst opgeregt in den Jare 1499, door Albert Hertog van
Saxen, alleen over Oostergoo en Westergoo, bestaande in ses Raden
uijt Oostergoo en vier uijt Westergoo, benevens Hessel Martena als
der Vorsten Cancellier, om uijt de naam van die Vorst te vonnissen,
welk Hof door sijn Soon Georg in den Jare 1504 nader is bevestigt,
en de Cancellarije binnen Leeuwarden gelegt [9].

"De woorden in den koopbrief vermelt, ende bij gevolge van dien aan
de Generale Unie, expliceren genoegsaam wat Souverainiteit de Heeren
verkoopers gereserveert hebben, namentlijk sodanige, die haar de
magt en autoriteit gaf, om dese Heerlijkheit van Schiermonkoog te
doen verblijven onder de Generale Unie, of onder sodanige aliantie,
als de selve namaals verstonden; want voor de verkopinge als een
geassocieerde Heerlijkheit mede begrepen onder de Generale Unie, was
het in de magt niet van de Heeren Staten, sonder præjudicie deselve
behalven dese reserve te verkopen.--

"Wat aangaat de comporatie van de Geregtigheden van het Hof van
Hollandt ende de Heerlijkheden, in die Provincie gelegen, met
het Regt van het Hof van Frieslandt, en het Regt van de Heer van
Schiermonkoog, kan in dezen geen de minste applicatie hebben, van
wegens het over groot verschil dat tusschen die beide is, namentlijk
om dat de Hollandsche Heerlijkheden, leggen in die Provintie, en wel
het grootste gedeelte van het Graafschap uijtmaken, als ook omdat die
Heerlijkheden verkogt worden als feudale goederen met submissie van
den Hove en Hoogen Raad, waar nog bij gevoegt moet worden, dat het
met eene speciale expressie is uijtgedrukt in de Instructie van het
Hof van Hollandt van den 20 Augusti 1531, Art. 7, 8 en 12, en bij de
alteratie van eenige Articulen van de Instructie van den Leen-Hove
van Hollant van den 2 Maij 1525, wort de Jurisdictie uijtgedrukt te
sijn, over Heerlijkheden, hoge en lage, begraven Huijsen, Sloten of
Jurisdictien, soo ook in de Ordonnantie van de Criminele Justitie
van Konink Philip Anno 1570, Art. 14 en veele volgende: Waar vint
men van dit alles de minste schijn in Frieslandt ten resspecte van
de Heerlijkheit Schiermonkoog? ende om den onkundige nog verder
op de regte weg te helpen, is werelt-kundig, dat de Eijgenaars
van Heerlijkheden in Hollandt leden sijn van die Provintie, die
het Hof van Hollandt als Opper-regters over haar hebben verkoren;
men zie maar eens het accoord tusschen Hollandt en Zeelandt van den
8 November 1576, en verdrag van den 13 Augusti 1587, bestaande de
geheele Staats-regeringe van Hollandt uit Heerlijkheden en Steden.

"Wat belangt de verscheidene gevallen van sententien, appoinchementen,
citatien en exploicten, met vrijwillige toelatinge geaccordeert
of sonder de selve geschiet, geven niet te kennen, dat het Hof van
Frieslandt het Opper-gerigte heeft, over de Heerlijkheid Schiermonkoog.

"De eigenaars van Schiermonkoog weten, dat hare voorsaten tot drie
verscheidene tijden sig nopens dit poinct (in contradictorio)
hebben laten horen, eens in den jare 1648 den 4 Julij, wanneer
het finaal appoinctement was: sal sig desen aangaande hebben
te addresseren aan de Heer van de Heerlijkheit;--wederom in den
Jare 1691, het Hof van Frieslandt Brieven van compusorien hebbende
verleent, heeft den Eijgenaar van de Heerlijkheit van Schiermonkoog
bij Exceptie sijn Regt aangetoont en gedeserdeert, welke exceptie
tot nog toe niet afgedaan sijnde, hebben de verleende brieven van
compulsorien geen effect gehadt: In den voorgaanden Jare wierden
wederom brieven van compulsorien versogt, wanneer bij rescriptie de
Eijgenaars van Schiermonkoog wederom haar vrij eijgen gekogt regt
van civile en criminele Justitie hebben bewaart, ende is op den 8
October 1736 verstaan geen apel plaats te hebben, gelijk ook het
versaak van compulsorien afgeslagen, dese drie gevallen sijn door
het Hof van Frieslandt zelfs soo verstaan, en verstrekken alsoo
als drie onwraakbare getuigen, van het regt van de Heerlijkheit
Schiermonkoog enz."



Dit stuk waaraan een gedrukt jaartal ontbreekt, is aldus onderschreven:


    "Uijt naam en order van de
    Eijgenaars van de Heerlijkheit
    Schiermonkoog."

    (get.) S. ACRONIUS.


Bij of onder deze naamteekening staat geschreven: 1738.



VOETNOTEN


[1] Sedert 1853 bezit het eiland twee vuurtorens. De eerste staat
N. N. W. van de kerk; de andere N. W. ten W. van daar. Beiden zijn
103 voeten hoog. De eerste staat op het vlakke land, de andere op
eene duin. Bij heldere lucht zijn dezelve op eenen afstand 5 mijlen
in zee zigtbaar. Er branden staande lichten in van de 2e klasse.

[2] Zie beneden op bladz. 23.

[3] De kunstmatige zeeweringen op dit eiland bestaan in dijken,
wier buitenzijden beschoten zijn met opstaande planken of schrooten,
die bevestigd zijn aan strekkende balken, welke ondersteund worden
door ingeheide palen, die met eene tusschenruimte van 1 1/2 à 2 voet
langs den geheelen dijk staan.

[4] Tegenwoordig telt men onder de bevolking 21 kapiteins, wier
schepen hier--en 25, wier schepen elders te huis behooren.--

[5] De eerste Januarij.

[6] Instructie van het Hof van Frieslandt van den 10 Maij 1597, Art. 24.
        ,,      ,,  ,,  ,,  ,,     ,,      ,,  ,, 28 Oct. 1637, Art. 28.

[7] Volgens erkentenisse van F. D. v. Camminga in Vind-Secund-Amel.

[8] Te zien bij Winsemius.

[9] Winsem. Chronijk, Schotanus Friessche Historiën op die Jaren,
Hub. Hist. Civ. P. 2, L. 1, Sect. 3, Cap. 10.





*** End of this LibraryBlog Digital Book "Het Eiland Schiermonnikoog en Zijne Bewoners" ***

Copyright 2023 LibraryBlog. All rights reserved.



Home