Home
  By Author [ A  B  C  D  E  F  G  H  I  J  K  L  M  N  O  P  Q  R  S  T  U  V  W  X  Y  Z |  Other Symbols ]
  By Title [ A  B  C  D  E  F  G  H  I  J  K  L  M  N  O  P  Q  R  S  T  U  V  W  X  Y  Z |  Other Symbols ]
  By Language
all Classics books content using ISYS

Download this book: [ ASCII | HTML | PDF ]

Look for this book on Amazon


We have new books nearly every day.
If you would like a news letter once a week or once a month
fill out this form and we will give you a summary of the books for that week or month by email.

Title: Het Eiland Marken en Zijne Bewoners
Author: Allan, Francis
Language: Dutch
As this book started as an ASCII text book there are no pictures available.


*** Start of this LibraryBlog Digital Book "Het Eiland Marken en Zijne Bewoners" ***


                           HET EILAND MARKEN
                           EN ZIJNE BEWONERS,

                             GESCHETST DOOR
                               F. ALLAN.

                            Met 2 Kaartjes.

                               AMSTERDAM,
                       WEIJTINGH & VAN DER HAART.
                                 1854.



VOORWOORD.


Het moge waar zijn, dat het Eiland Marken, bij velen in ons Vaderland
bekend zij, zoo wel door de natuurlijke gesteldheid van dit stukje
gronds, als door de eigenaardige, of liever, verouderde gewoonten
van zijne bewoners;--niet minder waar is het, dat dit Eiland, bij nog
meerdere onzer Landgenooten, zoo niet geheel onbekend, minstens niet
goed, niet naar waarheid, bekend zal zijn.--

Hiervan overtuigd, besloot ik dit Werkje in het licht te zenden,
met het doel, Marken en zijne Bewoners naar waarheid te schetsen,
en langs dien weg, het Publiek in de mogelijkheid te stellen, zich
zonder groote opoffering, met dit Eiland en met deze Eilanders,
meer van nabij bekend te maken.--

"Vraagt men, of er welligt zooveel merkwaardigs van Marken zij te
zeggen, dat de Uitgave van deze Schets, als van belang kan worden
geacht?"--

Zoo merken wij aan, dat niet het merkwaardige, noch ook het
eigenaardige van hetzelve, ons tot de zamenstelling der volgende
bladen, hebben aangespoord:--maar dat wij, naar aanleiding, van
hetgene wij, voor eenigen tijd omtrent dit onderwerp geboekt vonden,
en hetgeen ons bleek, deels bezijden de waarheid--deels overdreven
te zijn, genoopt werden, ten opzigte van Marken en de Markers,
der waarheid openlijk hulde te doen, en datgene in het regte licht
te plaatsen, waarop door anderen eene valsche schaduw geworpen
is;--terwijl deze uitgave tevens voldoen zal aan eenen, door velen,
uitgedrukten wensch.--

Wij voegen hierbij niets meer, dan de wensch, dat dit boekske in
veler handen moge komen, en niet onvoldaan ter zijde worde gelegd!


Eiland Marken,

den 1 Feb. 1854.                                            ALLAN.



INLEIDING.


Ofschoon er, voor zoo veel ik heb kunnen nagaan, van de vroegere
geschiedenis van het EILAND MARKEN, zeer weinig geboekt staat,
zoo moet toch de natuurlijke gesteldheid van hetzelve, in vroegeren
tijd, veel verschild hebben van den toestand, waarin het zich thans
bevindt.--Immers vinden wij, in eene beschrijving van Waterland,
het volgende opgeteekend:


    "Het EILAND MARKEN, waarschijnlijk in het laatste gedeelte
    der 13de eeuw van 't Vaste Land gescheiden, is eene zeer oude
    Volkplanting van Vroome Hollanderen. Oudtijds behoorde hetzelve
    aan het Klooster Mariëngaarde, in Friesland; doch door Vrouwe
    Margaretha, uit hoofde, der moord aan Grave Willem gepleegd, met
    meer andere goederen der Friezen, in Holland en Zeeland gelegen,
    geconfisqueerd en verkocht."--Van dezen verkoop, is nog een
    afschrift op dit Eiland voorhanden.--


Dit een en ander, komt overeen, met hetgene wij daaromtrent
vermeld vinden, in eene overoude Beschrijving van Waterland, waarin
o. a. gezegd wordt:


    "Dat 't Eijlandt en Dorp van Marcken in oude tijden toegekomen
    heeft, het Convent ofte Klooster te Mariëngaarde in Vriesland,
    hetwelcke was in Ferweradeel de tweede Grietenije in Ooster-goo,
    daar men elf Dorpen in vand, namelijk dit Mariëngard, daar
    benevens Fosmert, en Genauwert. Het heeft Winsinius, Vriessche
    Historiënschrijver ons onderrecht, dat de helft van het Eijlandt
    en Dorp, door Godsdienstige Hollanderen aan 't gemeld Klooster van
    Mariëngaarde wechgeschonken was, en dat den Abt en de Munnicken,
    de andere helfte kogten van de Persijnen, Heeren van Waterland,
    soo dat se het geheel verkregen: maar wederom ontnomen wierd',
    door Margareta, Keijserinne van Romen, Gravinne van Holland,
    Zeeland, enz., tot wrake, van haren Heer en Broeder Grave Willem
    die in Vriesland verslagen was;--


"De woorden van de oude Hollandsche Cronijck, die van Gouthoeven
gevolgt word, luijd aldus:


    "Deze vrome Margriete, Keijserinne van Romen, Gravinne van Holland,
    Zeelandt, Vrieslandt, en oock Henegouwen, heeft doen Confisqueren
    en toestaan, alle de Goeden, Landen, en Renten der Vriezen,
    geestelijcke en wereldlijcke, die in Holland en Zeeland gelegen
    waren, omdat sij in Vrieslandt haren Broeder en gevechten Heere,
    hadden verslagen, deselve Goederen verkopende vele en diverse
    personen: onder anderen Goederen worden oock verkocht, dat Land
    en Dorp van Marcken, dewelcke op die tijd behoorde het Convent
    en Klooster van Mariëngaarde, der Ordre van de Premonstreijten,
    gelegen in Oost-Vrieslandt, dat welcke de Abt en de Broeders
    in voorleden tijden, ghekocht van Heer Claas Persijn, Heere van
    Waterland (Gouth. folio 381.)

    "Dit moet van de eerste Claas Persijn wesen, die Ridder was, en in
    't jaar van 1250, ghestorven is: want de andere stierf Anno 1375,
    en nu had' et de Munnicken al langh beseten gehadt.--

    "Het is buiten twijfel, of dit Marcken is vóór 't inbreken der
    Zuijderzee eene wellustige (aangename) plaatse, met Hoven versien,
    en aan 't Vaste Land gheweest, waar veel Monnicken gehouden hebben:
    het Land daar omtrent (sij-lieden in eijgendom) ten meestendeele
    beseten hebben, hetwelcke veroorsaackt heeft, de namen van
    Munnicke-Meer, Munnickendam, Munnicke-broek, en de Munnick, die
    de Munnickedammers noch in hare wapen voeren en houden. 't Kon
    wel zijn, dat den Dijck daar de Stad opleijd, ofte die den Dam
    is, was gheweest in de Hoefslagh van de Munnicken van Marcken,
    en daarom, de Munnickendam."


Aangaande de wraak, welke door Margareta (?) Keijserinne van Romen,
Gravinne van Holland en Zeeland, enz. over den dood haars Broeders, ten
aanzien van Marken, zoude genomen zijn, lezen wij, in de Geschiedenis
der Grafelijke Regering, het volgende:


    "Dat Willem IV., in den jare 1334, op negentienjarigen ouderdom,
    als Graaf gehuldigd werd over Holland en Zeeland;--dat Hij afstamde
    uit het Grafelijke Huis van Henegouwen;--dat deze Graaf, ten jare
    1345, eenen veldtogt ondernam tegen de muitende Friezen;--en
    dat hij, den 26sten of 27sten September van laatstgemeld jaar,
    in eenen veldslag, tegen deze, sneuvelde.--

    "Zijn lijk werd eerst 10 dagen daarna, gevonden, en in een
    Klooster, niet ver van Bolsward, begraven.--

    "Zijne jeugdige Gemalin, eene dochter van Jan III., Hertog van
    Brabant, was over dezen dood, zoo zeer verstoord op de Friezen,
    dat zij het Klooster der Friesche monnicken op Marken, liet in
    den brand steken, en al de monnicken in zee (in den Kuil van
    Marken) werpen.--

    "Daar Willem IV., geene kinderen naliet, werd zijne zuster,
    Margaretha, die met Keizer Lodewijk gehuwd was, algemeen, als
    Gravin, gehuldigd."--


Hieruit blijkt dus, dat niet alleen Margaretha, maar ook, dat Willems
Gemalin, zich over den dood des Graven, heeft gewroken.--



VROEGERE GESTELDHEID VAN HET EILAND MARKEN.


Het scheen ons, bij de Beschrijving van het Eiland Marken, in zijnen
tegenwoordigen toestand, niet ongepast te zijn, onzen lezers, vooraf
eenigzins bekend te maken, met den toestand waarin hetzelve zich, op
het einde der voorgaande eeuw bevond. Tot dat einde, bieden wij hen de
volgende Schets aan, die wij, door vriendschappelijke bezorging van
een der geachtste ingezetenen dezer Gemeente, ontvingen, en die ten
jare 1793 opgemaakt is door den Heer C. DE HAAS, destijds Onderwijzer
op dit Eiland.--


    "Het Eiland Marken ligt in deszelfs oppervlakte, omtrent
    gemeen met dagelijks vol-zee, en wordt bij Stormvloeden
    overstroomd, aangemerkt de geringe hoogte der omringkade,
    (hierna beschreven) waarom de Huijsen en Werven alle op Terpen of
    Heuvels zijn aangelegd; komende nochthans het zeewater, bij Extra
    Ordinaire Stormvloeden, zoo als die van 1775, 76 en 91, tot eene
    aanmerkelijke hoogte in de Huijsen, hetgeen de bewoners dikwerf
    noodzaakt, hunne woningen, ja geheele buurten te verlaten.--

    "Voorts is dit Eiland doorsneden met Slooten en Vaarten, alsmede
    voorzien met 7 houten sluisjes ter uitwatering.--

    "De zeewering dezes Eilands, bestaat uit een aarden dijk of kade,
    ter hoogte van ruim 4 à 5 voeten boven valzee, en Kruijnsbreedte
    van 3/7 op eene 2 en 3 voets vallinge.--Deze omringdijk is op vele
    plaatsen, aan deszelfs buitenzijde, met Steenglooijingen voorzien,
    als van tijd tot tijd meerder noodzakelijk wordende, uit hoofde
    der afslijtende rietlanden en buitenoevers.--Men vindt ook nog op
    eenige plaatsen, ten dien einde, paalwerken, doch dezelve worden,
    uit hoofde der worm en kostbaarheid nu verlaten.

    "De kosten hiertoe worden uit 's Eilands kas en uit de daartoe
    geaccordeerde Subsidiën gevonden. (Exept de Vuurtoren, Loots en
    Oever, door het Collegie der Pilotage.)

    "De producten der Landerijen, op dit Eiland, bestaat in Hooij-,
    Riet- en Weijlanden. De Hooijteelt is het voornaamste product,
    doch levert geene groote voordeelen op--men vindt hier eenig
    hoornvee, schapen, doch geen paarden.

    "De Hanteeringe dezer Eilanders is voornamelijk:

    "1e. Door middel van Waterschepen: 's Lands Schepen van Oorlog,
    die der O. I. Comp. en der Commercie, over het Pampus te sleepen
    of te trekken, ook de twee eerstgemelde van en na de stad Hoorn
    te boegseeren.

    "2e. Met Botterschepen: wordt des Zomers om den Aal gevischt in
    de Zuiderzee, en 's Winters ter vragt of op negotie met de Bucking
    of Panharing, Ook dienen dezelve, om de Ondiepste Commercieschepen
    over 't Pampus te sleepen.

    "3e. Gaat het grootste gedeelte der manschappen met de Buijsschepen
    ter haringvangst en des Winters en de Lente tot met prmo Meij,
    geneeren zich dezelve met de Bucking- en Panharingvisscherij,
    op de Zuiderzee, met hunne schuiten."--


(Aldus opgemaakt in September 1793 door C. DE HAAS.)


Bij deze "Beschrijvinge des Eilands" behoort tevens eene Lijst van
de Buurten, Huijsen, Huijsgezinnen, Bewoners, enz. waarvan wij op
bladz. 4 eene copij geven.--


LIJST DER BUURTEN, HUIJSEN, HUIJSGEZINNEN, BEWONERS, WATERSCHEPEN, ENZ.

                                                         Gemeene Buisliên.
                                              Stierliên van Buijsen.     |
                                              Vissersschuijten.    |     |
                                            Botterschepen.    |    |     |
                                        Waterschepen.    |    |    |     |
                                       Kinderen.    |    |    |    |     |
                                   Ouders.     |    |    |    |    |     |
                           Bewoners.     |     |    |    |    |    |     |
                Huijsgezinnen.     |     |     |    |    |    |    |     |
                Huijsen.     |     |     |     |    |    |    |    |     |
    Namen der          |     |     |     |     |    |    |    |    |     |
Buurten of Werven.     |     |     |     |     |    |    |    |    |     |

 1. Munnickewerv of    44    91   326   148   178   10    3   19    17    65
    Kerbuurt
 2. Nieuwe Buurten     16    35   129    58    71    1    5   12     9    30
 3. Altena              1     2     6     3     3   --   --   --   --      1
 4. De Kets             6     9    27    12    15   --    1    3     4     5
 5. Witte Werv          3     9    30    17    13   --    3    1   --      2
 6. Remmerswerv         6    13    57    21    36    1    3   --     1     8
 7. Groote Werv         6    16    59    29    30    3    2    3     3     9
 8. Roose Werv          6    12    35    19    16   --    1    3     2     8
 9. De Heuvel           4     8    27    14    13   --   --    2     2    11
10. Moeniswerv         12    21    61    38    29    3   --    3   --     14
11. Noorderwerv         2   --    --    --    --    --   --   --   --     --

Aldus te zamen op     ===   ===   ===   ===   ===   ==   ==   ==   ==    ===
de 11 bovenstaande    106   216   753   353   404   18   18   46   38    153
Buurten of Terpen

    AANMERKINGEN.

    Op de Kerbuurt staan: Kerk, Pastorie, Raad- en Schoolhuijs en
    Vroedvrouwswoning.

    Elke Botter word bevaren door 2 man en 1 jongen.

    Elke Haringschuijt door 3 man.

    Elk Waterschip door 2 man.

    Elke Buijs door 11 man en 2 jongens.

(Aldus opgemaakt in September 1793 door C. DE HAAS.)


Nevens deze Schets van de Vroegere Gesteldheid van dit Eiland, voegen
wij de volgende aanmerkingen:

Betrekkelijk den juisten tijd waarop Marken van het Vaste Land
gescheiden is geworden, verkeert men in het onzekere, en de opgaven
dienaangaande, loopen zeer uit één.--Wel zegt men, dat zulks op het
einde der 13de eeuw moet plaats gehad hebben;--doch wij meenen dat
die gebeurtenis, op een later tijdstip heeft plaats gehad, en wel,
omstreeks de jaren 1675-1676, als wanneer ons Vaderland, en vooral het
Noordelijk gedeelte van onzen geboortegrond, door hevige stormen en
zware watervloeden, zeer geteisterd werd, terwijl in het eerstgenoemde
jaar (1675) het zeewater tot zulk eene ontzettende hoogte steeg,
dat geheel Amsterdam onder water stond, en de zeedijk bij Hoorn als
ook de IJdijk doorbraken.

Vóór omstreeks eene eeuw, was de afstand tusschen de [1] Zuidelijkste
punt van Marken en den vasten wal, slechts eenige voeten wijd, en liep
men over een' plank van den eenen oever op den anderen. Na dien tijd,
is de afkabbeling, aan de zijde van Marken, dermate toegenomen, dat de
afstand, tusschen evengenoemde landpunten, thans eene uitgestrektheid
heeft van minstens één half uur.

Volgens de "Lyst der Buurten, Huijsen, enz.", welke wij op bladz. 12
gegeven hebben, bestonden er ten jare 1793 nog elf bebouwde Terpen
of Heuvels; n.l.:

De Kerkbuurt, Nieuwe Buurten, Altena, Kets, Witte Werf, Remmerswerf,
Groote Werf, Rozenwerf, Heuvel, Moeniswerf en Noorderwerf. Behalve
deze, kende men vóór dien tijd nog eenige andere Buurten, zoo als:


  De Kraaijenwerf,    De Kloosterwerf,     \
  De Tamenswerf,      De Houtenmanswerf,   |  afgespoeld of verbrand.
  De Koevordenwerf,                        /


Van deze laatste is de naam nog over gebleven in de
Kloostersloot.--Eveneens is dit het geval met de Kraaijenwerversloot.

Thans echter zijn van de elf bovengenoemde werven nog slechts de
onderstaanden overig:

De Kerkbuurt, Nieuwe Buurten, Kets, Witte-, Groote-, Rozen- en
Moeniswerf,--waarbij in den laatsten tijd nog gevoegd zijn, de
Havenbuurt en de Vuurtoren.

De Heuvel verlaten en gesloopt.

De Remmerswerf afgebrand.    1810.

De Noorderwerf verlaten en gesloopt.    1825.

Altena verlaten.    1808.

Weleer was Marken eene bloeijende plaats, wier inwoners, voor
het meerendeel, den landbouw uitoefenden, en op de veeteelt zich
toelegden. Men vond er, zeer vruchtbare wei- en bouwlanden, die
afgewisseld werden door fraai aangelegde Lusthoven en hoog opgaand
geboomte. Langzamerhand evenwel, werden deze vruchtbare velden, door
de zee ondermijnd en verzwolgen, en waren de volgende geslachten
genoodzaakt, zich op de zeevaart toe te leggen.

De, in vorige eeuwen, steeds toenemende Groote- of Haringvisscherij,
werkte daartoe zeer mede, zoodat er zelfs meer dan "negentig
Marker-Visscherlieden als Stuurlieden op de Haringbuizen werden
aangesteld."

Ook ten tijde, dat de Walvischvangst in haren eersten bloei verkeerde,
voer een aanzienlijk deel der Markers op Groenland, en in een oud
handschrift, vinden wij nog vermeld, dat "een zevental wakkere
Varensgasten, als Commandeurs, op de Schepen die ter Walvischvangst
voeren, gefungeerd hebben, oock vand men toen hier (te Marken) zeer
behendighe en uijtsteekende harpoeniere."

De namen der bovengenoemde zeven wakkere varensgasten zijn:


    ELBERT JANSE, voerende 't Schip d'Eendraght,
    MUUS CORNELISE, voerende 't Schip de Noordpool,
    OUTGER ELBERTS, voerende 't Schip Fortuna,
    KLAAS PIETERSE, voerende 't Schip Harlingen,
    PIETER PIETERSE, voerende 't Schip de Walvisch,
    JAN TIJMENSE, voerende 't Schip Noord-Holland,
    CORNELIS JACOBSE, voerende 't Schip de Hoop.



TEGENWOORDIGE GESTELDHEID VAN HET EILAND MARKEN [2].


Het Eiland Marken, weleer aan het Vaste Land verbonden, doch sedert
overlangen tijd, daarvan afgescheurd, door de gedurige inbraken en
overstroomingen van het oude meer Flevo, thans de Zuiderzee, en door
gedurige afspoeling, telkens kleiner van omvang geworden, ligt op
ongeveer een half uur afstands van den Waterlandschen zeedijk, tegen
over de Gemeente Katwoude, en is, gerekend naar den tijd, dien men
behoeft, om des winters, bij sterk ijs, naar het stadje Monnickendam
te gaan, ongeveer één uur afstands van daar in de Zuiderzee gelegen.

Het beslaat thans eene oppervlakte van 295 bunders, strekt zich ter
lengte van 883 roeden, van het Oosten ten Noorden, naar het Westen
ten Zuiden uit, en wordt, door de dusgenaamde Goudzee, van den vasten
wal gescheiden.

Marken heeft de gedaante van eenen scheefhoekigen driehoek, welks
toppunt naar het Oosten is gekeerd,--en is thans omgeven met eenen,
tamelijk zwaren, dijk, welks kruin, gemiddeld, ter hoogte van bijna
1.30 Ned. El, boven den waterspiegel verheven is, en die, voor het
grootste gedeelte met zware steenglooijingen, en op sommige plaatsen,
ook met stevig geheid paalwerk, tegen de kracht van de golfslagen der
Zuiderzee voorzien is. Op die plaatsen echter, waar nog buitenoevers
zijn, behoeft den dijk de bovengenoemde beveiligingsmiddelen niet,
dewijl het buitenland de kracht der golven genoegzaam breekt.

Deze, betrekkelijk, geringe dijkshoogte (1.20 N. El), is dan ook
de oorzaak, waardoor het Eiland, bij zeer hooge watergetijden,
onderloopt.--Wij zeggen betrekkelijk geringe dijkshoogte:--Immers,
alhoewel de dijk geene genoegzame hoogte heeft, om het zeewater bij
hooge vloeden te kunnen keeren, zoo moet men niet te min erkennen, dat
dezelve, in vergelijking met den vroegeren toestand der omringkade,
thans merkelijk hooger is;--op sommige plaatsen toch, o. a. op de
hoogte van Rozenwerf, is de kruinshoogte van den dijk, nabij de 2.00
Ned. Ellen, boven de oppervlakte der zee verheven, en van daar dan ook,
dat men op Marken thans minder dan voorheen, den last van overstrooming
te lijden heeft.

Welligt zegt deze of gene: "Waarom den dijk niet tot zulk eene
hoogte gebragt, dat het Eiland, geheel van den last des waters
bevrijd blijve?"--

Wij antwoorden daarop, dat deskundigen, op goede gronden, meenen te
kunnen beweren, dat de bodem der zee, hier niet toelaat, den dijk,
tot de daartoe noodige hoogte te verzwaren, als zijnde den grond,
uit zijnen aard, daartoe te moerassig, waardoor gevolgelijk verzakking
zoude ontstaan [3].

Ter uitwatering van het Eiland, is de dijk met een drietal sluisjes
voorzien, de Buurter-, Meunder- en Kraaijenwerver-sluis geheeten,
waarvan de eerste bij de haven gevonden wordt, terwijl de beide
andere aan den Zuidoostelijken omringdijk zijn gelegen.--Vroeger
telde men zeven zulke sluisjes; waarvan de Meuning-, Klooster-,
Nieuwe- en Schippers-sluisjes thans niet meer bestaan.

Marken is over zijne gansche oppervlakte doorsneden met Vaarten en
Slooten, die allen in verbinding staan met de hoofdvaart des Eilands,
de Buurter-Wijde-Sloot genaamd. Voor het gerijf van den hooibouw, en
ook voor veehouders, zijn deze vaarten en slooten van groot belang,
ja bijna geheel onmisbaar, naardien al het hooi, naar de los- en
ladingplaats aan de Haven vervoerd moet worden, met eene bijzondere
soort van kleine vaartuigen, Marker-binnenschuitjes geheeten, wier
model, enkel te Marken inheemsch is, en die, naar men zegt, alleen
op de Scheepswerven van de Heeren Kater, te Monnickendam, naar eisch
vervaardigd worden.

Ook voor de Veehouders zijn deze slooten, te meer noodig, naardien zij,
aangezien het water binnen Marken daartoe te zout is, gehouden zijn,
hun vee dagelijks van versch put- of welwater te voorzien. Schapen
echter, kunnen zonder eenig nadeel, het slootwater drinken.

Het gansche Eiland wordt in deszelfs lengte, van het Oosten naar
het Westen, doorsneden door een' gegraven vaart, het Kanaal genoemd,
hetwelk een gedeelte is, van het eerst ontworpen Noord-Hollandsche
Kanaal, welk ontwerp echter later, niet geheel ten uitvoer is
gelegd. In dit water wordt thans door sommige Eilanders op aal en
paling gevischt. Eindelijk is het Eiland omgeven met eene barmsloot,
welke in de rigting van den omringdijk, het gansche Eiland omgeeft,
en die de afwatering der landerijen zeer bevorderd.

De voortbrengselen van den vruchtbaren kleigrond dezes Eilands, zijn
hooi, gras en riet. De niet watervrije ligging van den bodem, belet
deszelfs bewoners, om zich ook op de teelt van andere veldgewassen
toe te leggen.--Het land wordt nooit bemest, dewijl de overstrooming
telkens eene genoegzame hoeveelheid vruchtbaarmakende slip op het
veld achterlaat. Het hooi wordt, voor verreweg het grootste gedeelte
uitgevoerd, naar Gelderland, Utrecht en Noord-Holland. Dit zelfde
heeft ook met het riet plaats, dat voornamelijk op de buitenlanden,
in eene groote hoeveelheid groeit, en van eene bij uitnemendheid goede
hoedanigheid is; terwijl die gedeelten der landerijen, welke niet tot
hooiland zijn bestemd, tot weiland voor het hoornvee gebruikt worden,
hetwelk slechts ter voorziening in de dagelijksche behoefte van melk,
gehouden wordt.

Tegenover dezen uitvoer, staat de invoer van alle levensbehoeften,
als boter, kaas, groenten, manufacturen, aardappelen, meel, erwten,
boonen, turf, hout, enz., hetwelk s' wekelijks, van Monnickendam,
Hoorn en Amsterdam wordt aangebragt. En, ofschoon er op dit Eiland
thans drie broodbakkers zijn, die zeer goed brood leveren, zoo wordt
er nogthans, s' wekelijks, eene aanzienlijke hoeveelheid brood uit
Harderwijk en Nijkerk ingevoerd.

Het Hoofdmiddel van bestaan op Marken is de Visscherij.

Het grootste gedeelte der Markers oefent dit bedrijf uit, met hunne
botters op de Zuiderzee, waar zij hoofdzakelijk visschen, des winters
op haring, en des zomers op ansjovisch; gedurende het overige gedeelte
van den zomer, bepalen sommigen zich tot het botvisschen, doch daar
de voordeelen der laatstgenoemde visscherij van weinig of geen belang
zijn, leggen slechts weinigen er zich op toe.

Een ander aanzienlijk deel der Eilanders vischt gedurende den
Winter, en in het voorjaar tot Mei, met hunne schuiten, op de
Zuiderzee, terwijl zij zich des Zomers, met de Buisschepen
naar de Noordzee begeven om deel te nemen aan de Groote- of
Haringvisscherij.--Vroeger echter, was het getal der Buislieden,
veel grooter dan tegenwoordig. Zoo telde men in 1793 op Marken acht
en dertig Stuurlieden of Gezagvoerders van Buizen, terwijl men er
thans nog slechts veertien heeft.--Daarentegen is het getal der
Bottervisschers, sedert evengemeld jaar, zoo sterk vermenigvuldigd,
dat het getal botters, thans, in stede van achttien, bijna negentig
bedraagt.

Eindelijk bepalen zich sommige visscherlieden, gedurende den zomer,
tot het vracht varen met hooi en turf, terwijl weder enkelen zich
bezig houden, met het sleepen van Koopvaarders, over het Pampus,
zijnde eene droogte in de Zuiderzee, die zich, van af Durgerdam ter
lengte van 3/4 uur, O. t. N. in zee uitstrekt.

Overigens heeft men op Marken ééne zeilmakerij, ééne tanerij,
twee timmerlieden, die tevens metselaars en hoepelmakers zijn,
drie broodbakkerijen en acht kruidenierswinkels,--terwijl er zeven
veehouders zijn. Sedert eenigen tijd, heeft men zich op eene meer
uitgebreide schapenfokkerij toegelegd. [4]

Van de Buurten of Terpen, die thans op Marken aanwezig zijn, en wier
getal thans 10 bedraagt, is de Kerkbuurt of Monnickenwerf, door de
Markers bij verkorting Me-korf of Me-kurf, geheeten, de grootste en
voornaamste. Zij onderscheidt zich van de overige buurten, door eene
meer geregelde bebouwing en door betere bestrating. Vroeger was zij
in het geheel niet bestraat, lagen er slechts hier en daar eenige
planken, en was het, vooral gedurende den winter, bijna ondoenlijk,
zonder laarzen, deze buurt door te gaan.

Over het algemeen is de toestand der wegen of paden, sedert de laatste
jaren, veel verbeterd, en jaarlijks worden door de bemoeijingen van
het tegenwoordig Plaatselijk Bestuur, de noodige middelen aangewend,
om deze meer en meer te verbeteren, zoodat er nu reeds, voor het
grootste gedeelte, goed bestrate voetpaden zijn, waar men voor weinige
jaren nog bijna onbruikbare kleiwegen vond.

De Kerkbuurt is op eene heuvel gelegen, die zich ter hoogte van 6
à 8 voeten, boven het land verheft.--Ook de overige Buurten zijn op
dusdanige Heuvels aangelegd, ten einde daardoor zooveel mogelijk van
den last des waters bevrijd te blijven.

Op bovengenoemde Buurt staan de voornaamste gebouwen, zoo als: de
Kerk, het School- en Raadhuis, de Pastorie enz. op welke wij nader
zullen terug komen.

Op ongeveer tien minuten gaans van de Kerkbuurt liggen de Nieuwe
Buurten, welke eigenlijk uit drie afzonderlijke, naast elkander
liggende heuvels bestaan. Zuidwaarts van deze ligt de Kets, zijnde
eene buurt, waarlangs het kanaal loopt, en die slechts uit een zestal
huizen bestaat.

Noordwestwaarts van deze buurt, en slechts weinige schreden van
de Nieuwe Buurten, ligt aan de Haven, de Havenbuurt, alwaar men,
benevens eene woning voor den Opzigter van den Waterstaat, en eene
directie-keet, de reeds vroeger gemelde Tanerij en Zeilmakerij vindt.

Vóór weinige jaren bestonden hier ook eene Scheepstimmerwerf en
Smederij.--Thans zijn deze vernietigd.

Zuidoostelijk van de Kerkbuurt liggen de vier overige buurten des
Eilands, n.l. de Witte Werf, Groote Werf, Rozenwerf en Moeniswerf,
welke te zamen, op Marken den naam van de Zereide, dragen, en waarvan
het Zereiderpad zijnen naam ontleent.

Van deze Werven is weinig meer te zeggen, dan dat op de laatstgenoemde,
op Moeniswerf, eene Arm-inrigting gevonden wordt, die der Diaconie
toebehoort, en waarin zulke behoeftige Eilanders worden verzorgd,
die lidmaten zijn der Hervormde Gemeente. Ook op de Kerkbuurt staat
eene liefdadige inrigting, het Armhuis, geheeten; in hetzelve worden
zoodanige armen verpleegd, die ten laste der Algemeene armen zijn.

Behalve de beide genoemde inrigtingen verdienen, nog gemeld te worden:

a. De Haven. Deze, aangelegd in het jaar 1837, ligt in het
Noordwestelijk deel des Eilands, omtrent 10 minuten gaans van
de Kerkbuurt verwijderd, en is de gewone landings-, los- en
ladingsplaats. Zij heeft bij eene lengte van 75 Ned. Ellen, eene
breedte van 40 Ned. Ellen, en is omgeven met eenen dijk, die aan de
havenzijde van eene stevige schoeijing en gording voorzien is. Door de
gedurige vermeerdering van het aantal botters, is zij thans echter al
te bekrompen geworden, zoodat men in 1853, een begin gemaakt heeft,
met het graven eener tweede Havenkom, van gelijke grootte als de
eerste, en die thans (1854) met deze, tot één geheel zal vereenigd
worden. Behalve deze haven, is er ook eene afzonderlijke ligplaats
voor de haringschuiten, de Kolk genaamd, en die als eenen regterarm
der Havenkom kan beschouwd worden.

De geheele inrigting der Haven, kan zeer doelmatig genoemd worden,
en zij onderscheidt zich, door haren geheelen aanleg, gunstig van
vele andere visschershavens.--Het eenige waarop, vooral door vreemde
Schippers, aanmerking wordt gemaakt, is de naauwe ingang der Haven;
doch het schijnt, dat men deze niet wel kan vergrooten, zonder
daardoor, in de haven zelve, last te lijden, van eenen al te grooten
golfslag, die, vooral met harden Noordwestelijken wind, van belang is.

Vroeger bestonden er op verschillende plaatsen van het Eiland,
tusschen de buitendijks liggende, rietlanden, inhammen of kreeken,
visschershavens genaamd, doch van tijd tot tijd, zijn deze door
afspoeling, voor het grootste gedeelte verdwenen. Op dezen oogenblik
bestaan er nog drie.

b. De Begraafplaats. Deze is, na de slooping der Oude Kerk, in
1845 aangelegd op eene, sedert 1808 verlaten Buurt, Altena genaamd,
en ligt omstreeks 5 à 6 minuten gaans, westwaarts van de Kerkbuurt
verwijderd. Zij is zeer doelmatig ingerigt, als zijnde haren grondslag
boven den beganen grond geheel water vrij. Zij heeft eene ovaalvormige
gedaante, die in eene afhellende rigting is opgetrokken, terwijl
de toegang tot dezelve, door eene omgegraven sloot en een' poort,
van den publieken weg is afgescheiden.

c. De Pastorie, gebouwd in 1840, is een fiksch steenen huis, hetwelk
het voorkomen der Kerkbuurt inderdaad tot sieraad verstrekt. Bij
dezelve staan de eenigste vruchtboomen die men op het gansche Eiland
aantreft.

Behalve deze, zijn er tegenover de Pastorie, op het zoogenaamde Erf,
ook eenige wilgenboomen, die dus als zoo vele bewijzen dáár staan,
dat het gevoelen, alsof op Marken geene boomen kunnen groeijen, faalt.

d. Slechts eenige schreden van de Pastorie staat de Kerk. Deze,
ofschoon eerst sedert 1846 geheel nieuw opgebouwd, heeft, voor zoo
veel haar uiterlijk aangaat, wel geen onbehagelijk voorkomen, doch
zij voldoet geenszins aan de verwachting der Gemeente, naardien zij
op verscheidene plaatsen zoodanig lekt, dat eene groote en kostbare
reparatie, vooral aan de kap, eerlang plaats moet hebben.

e. en f. De School en het Raadhuis, vormen te zamen één
kruisgebouw. Beide, in 1850 opgerigt, hebben eenen modernen vorm,
terwijl de inrigting, zoo van het eene als van het andere, allezints
doelmatig kan genoemd worden.

Jammer echter is het, dat het schoollocaal voor het aantal
schoolpligtige kinderen, dat thans 180 à 190 bedraagt, te bekrompen
is. De plaatselijke gesteldheid van het terrein, gedoogde echter
geenen grooteren aanleg.

g. Afgescheiden van de overige buurten, en op een half uur afstands
van de Kerkbuurt staat de Vuurtoren, gebouwd in 1839. Het is in zijne
soort een fraai, en bij uitstek net ingerigt gebouw, voorzien van
een zeer sterk schitterend [5] kunstlicht. Hieraan is verbonden des
lichtstookers woning.



DE BEWONERS VAN HET EILAND MARKEN.


De Markers worden, ofschoon zeer ten onregte, veelal voor een dom slag
van menschen aangezien. Van waar deze valsche beschouwing haren grond
ontleent, dit erkennen wij niet te weten, want, bij eene meer gezette
beschouwing dezer lieden, en uit den dagelijkschen omgang met velen
derzelve, blijkt ons juist het tegenovergestelde.--Of zou men dwaas
genoeg kunnen zijn, om, welligt uit hunne eigenaardige kleederdragt,
en uit hunne, hier alleen inheemsche, gewoonten, dit ongunstig besluit
af te leiden: "Markers zijn dom en onbeschaafd?" Dit mogen wij niet
aannemen.

Wij zullen in deze korte schets ons bepalen met eenige voorname,
algemeene eigenschappen dezer Visschers op te geven. Daarna oordeele
de lezer in hoeverre de beschuldiging gegrond zij, dat deze Eilanders
als dom en onbeschaafd verdienen te worden aangemerkt.

1e. Misbruikers van sterken drank, worden onder deze Eilanders niet
gevonden, hetgeen daarom te meer verwondering baart, en te meer
verdient geprezen te worden, dewijl zij in hun bedrijf, met vele en
aanhoudende moeijelijkheden en ontberingen, te kampen hebben.

Wel wordt er jenever, brandewijn en anijs gedronken, doch dit heeft
slechts bij bijzondere gelegenheden plaats, zoo als bij Bruiloften,
Nieuwjaar, bij de terugkomst der Stuurlieden, enz., en dan nog wel in
zulk eene geringe hoeveelheid, dat het gansche verbruik van sterken
drank s' jaarlijks slechts eenige weinige kannen bedraagt.

2e. Ten aanzien van de zindelijkheid der Markers wordt meermalen een
ongunstig oordeel geveld, en is er wel eens aangemerkt dat deze "veel,
zeer veel te wenschen overlaat."

Wij meenen nogthans, ter voorziening in die aanmerking, wederkeerig te
kunnen aanmerken, dat, evenzeer als de reinheid van Broek in Waterland
vergroot wordt, ook de onzindelijkheid der Markers meer in naam,
dan wel in de daad bestaat.

't Is waar, dit moeten wij erkennen, ook op Marken zijn huisgezinnen
aan te wijzen, waarin men te vergeefs naar eenig spoor van reiniging
zoeken zal. Doch, waar vindt men de zulken niet?  Wie wijst ons eene
gemeente aan, waarin geene huisgezinnen worden gevonden, waarin ten
deze opzigte, geene aanmerkingen zoude zijn te maken?

Over het algemeen echter, kan noch mag Marken van onzindelijkheid
beschuldigd worden, ten zij men welligt, de onreinheid der wegen
bedoele, gedurende den winter of bij regenachtig weder.

Als bewijzen van het door ons gezegde, meenen wij te mogen wijzen
op den toestand der vaartuigen. En inderdaad, deze is eenig en
voorbeeldig te noemen. Het voorkomen der botters en schuiten, zoo
als zij dáár, en vooral op Zon- en Feestdagen in de haven liggen,
heeft meer overeenkomst met eene vloot van pleiziervaartuigen, dan wel
van eene vloot van visschersschuiten, die, ook bij storm en onweder,
zee bouwen, en te vergeefs zal er naar slechts één vaartuig worden
gezocht, waarvan met grond gezegd zoude kunnen worden, dat er iets
op valt aan te merken, hetwelk tegen orde en reinheid zondigt; en
toch is alleen aan mannen die zorg opgedragen.

Het zal dus wel geen breedvoerig betoog behoeven, om onze lezers te
overtuigen, dat daar, waar de mannen zóó rein en zóó keurig op het
hunne zijn, de vrouwen (en dit ligt in den aard der zaak opgesloten)
vooral geene mindere reinheid, of minder zorg, op het hare aan
den dag zullen leggen. Men houde hierbij echter in het oog, dat de
meestal zeer bekrompene behuizing, het bij velen groot getal kinderen,
de ontbering van de hulp eener dienstbode, als ook de plaatselijke
gesteldheid zelve, als zoo vele oorzaken zijn aan te merken, die de
zindelijkheid der huismoeders bemoeijelijken, tegenwerken en minder
doen uitkomen, dan zulks veelal aan den vasten wal het geval is.

3e. Ook ten opzigte van hunnen ijver in hun beroep, leeren wij de
Markers van geene ongunstige zijde kennen. Immers van hun vroegste
jeugd af aan, tot zelfs in vergevorderden ouderdom, zijn zij
onafgebroken bezig in hun beroep, en dat zoowel in den barren winter
als in de zachte lente en warmen zomer.

Mannen, jongelingen, knapen, ja zelfs grijsaards, bevinden zich
steeds, bij vaarbaar weêr, ter zee, en komen zij, voor zoo veel de
botterlieden aangaat, slechts eenmaal per week, en wel des Zaturdags,
te huis, terwijl zij dan, wanneer er geene gelegenheid ter uitoefening
van hun bedrijf bestaat, hunnen tijd besteden tot het vervaardigen
en herstellen van de noodige netten en het onderhouden van hunnen
vaartuigen. Aan de vrouwen is, behalve de gewone huisselijke
werkzaamheden, de zorg opgedragen, voor de opvoeding der kinderen,
die meestal voor het grootste gedeelte door de vaders niet kan worden
waargenomen. Hun dagelijksch afzijn is hiervan de oorzaak. Voorts
behoort de vervaardiging van alle noodige kleedingstukken, ook van
die der mannen, tot der vrouwen werkkring, terwijl zij tevens den
hooibouw waarnemen, en het noodige garen spinnen voor het vischwand.

4e. Het is eene erkende waarheid, dat deze Eilandbewoners, in hooge
mate, zuinig zijn, op hunne bezittingen en inkomsten. Slechts zeer
weinigen zijn hiervan uitgezonderd. Van daar is het, dat deze Gemeente,
in vergelijking van andere Visschersplaatsen, meer welvarend en meer
bemiddeld is, dan vele andere. Een bewijs hiervoor, meenen wij te
kunnen vinden in de plaatselijke armoede. Voor vele andere gemeenten
toch, worden jaarlijks, en bij herhaling, liefdegaven opgevraagd
ten behoeve der vele noodlijdende ingezetenen, terwijl ten behoeve
der Markers nooit iets, het minste zelfs niet, wordt gevraagd. En
nogthans ondervinden ook deze, in gelijke mate als andere visschers,
het nadeelige en schadelijke, hetwelk, zoo door mislukte visscherij
als door vroeg invallende winters, wordt te weeg gebragt.

5e. Ook de belezenheid der Markers pleit ten gunste voor hun zedelijk
karakter; want de kennis van vele zaken, inzonderheid der Vaderlandsche
Geschiedenis, Aardrijkskunde en Rekenkunst betreffende, bewijzen
eenen weetgierigen aard en lust tot nuttige bezigheid.

Ook het getrouw bezoeken der school, getuigt, dat zij verstandelijke
ontwikkeling op prijs stellen; van de 190 à 200 schoolpligtige
kinderen, (wier schoolpligtigheid van het 5e tot het 14e jaar
ingesloten duurt,) komen er gemiddeld ruim 160 ter school. Eindelijk,
diegenen der Markers, welke zich op de beoefening van andere vakken
hebben toegelegd, zijn daarin allen naar wensch geslaagd, en toonen zij
nog dagelijks, dat zij in hunne betrekking zijn wat zij moeten zijn.

6e. Even gunstig leeren wij deze Eilanders kennen in hun huisselijk
leven. Bescheidenheid en onderlinge liefde wonen steeds bij hen in,
en indien ons gevraagd werd, of wij voorbeelden kennen van huisselijke
tweedragt, zoo zouden wij daarop ontkennend moeten antwoorden. [6]

7e. Eindelijk, in den omgang doen de Markers zich als eenvoudige
lieden kennen, in zoo verre namelijk, deze eenvoudigheid betrekking
heeft op hunne wijze van voorkomen. Zij zwijgen liever, dan te spreken
over zaken waarvan zij geene kennis hebben, terwijl datgene wat zij
spreken, doorgaans goed ter snede komt.

Over het algemeen stellen zij een levendig belang in al wat
Godsdienstig is, en getuigt hun oordeel over, en hunne bekendheid met
vele zaken dienaangaande, dat zij meer dan oppervlakkig bekend zijn,
met vele Godsdienstige en zedelijke werken.



Wij voegen hierbij nog de volgende bijzonderheden, waarmede wij deze
schets zullen besluiten.

Vooreerst, hunne huisselijke inrigting. Deze is, na den noodlottigen
watervloed van 1825, die overigens op Marken weinig schade heeft
aangebragt, over het geheel zeer bekrompen geworden, en onderscheidt
zich voornamelijk door het gemis van schoorsteenen. De meeste
woningen bestaan uit één woonvertrek, dat mede tot slaapkamer,
keuken en bergplaats voor de visschersgereedschappen dient. De haard
of vuurplaats vindt men doorgaans voor het grootste raam, en bestaat
uit een' plaat, die omgeven is met eene rei gewone vloertegels of
witte marmeren steenen; bij deze plaat staat een kleiner, in den grond
bevestigd, stuk plaatijzer, waartegen het vuur wordt aangelegd. Vlak
voor deze haard staat de tafel, waarbij veelal eenige zeer lage
stoelen. Een gat boven in het dak, de kist genaamd, trekt de rook
regt op, die zich verder boven in het huis, alwaar het vischwand
geborgen is, verspreid, en waardoor men dus beneden weinig of geen
hinder lijdt van den rook.

De woningen der Markers zijn voor het grootste gedeelte inwendig
niet geverwd, maar worden eenige malen 's jaars schoongemaakt en met
zuiver krijtwit bestreken. Behalve de woonkamer hebben sommigen nog
een afzonderlijk vertrekje, dat tot een zoogenaamd pronkkamertje dient,
en waarin het beste huisraad en de kleederen bewaard wordt.

Deze huisselijke inrigting is bij verreweg de meeste Markers dezelfde;
slechts een dertigtal woningen zijn er, waarin men eenen schoorsteen
aantreft.

Ten tweede. Ook de Kleederdragt der Markers is eenig en
bijzonder. Dezelve is een overblijfsel van den zoogenaamden Spaanschen
tijd, en nog op de huidigen dag, zegt men, dat de kleeding der
landlieden in Andalusië, veel met die der Markers overeenkomt. Zij
bestaat zoowel bij de vrouwen als bij de mannen, voor het grootste
gedeelte uit wollen stoffen, zoo als baai, duffel, bever enz.,
en is bij allen, zoo bij behoeftigen als meer gegoeden en rijken,
dezelfde. Het eenige teeken van meerdere gegoedheid of welvaren is
een tweetal knoopen, die zij in de kraag of boord van het hemd dragen;
de gegoedsten bezitten gouden, anderen zilveren. Eigenlijk onderscheid
van rang of stand is er niet zigtbaar.

Ofschoon er onder de Markers geene eigenlijke mode bestaat, zoo
heeft nogthans het gebruik de verwisseling der kleederdragt aan
eenige vaste regels gebonden. Zoo wil het gebruik, dat op kermis, bij
bruiloften, in bruidsdagen enz. de gewone kleeding plaats make voor
andere tooisels, die òf alléén op kermis, òf alléén bij bruiloften,
òf alléén in bruidsdagen enz. gebruikt mogen worden.

Ten derde. Alhoewel op Marken de uitspraak onzer taal vrij goed is,
zoo bezigt men er toch verscheidene woorden, die minder algemeen
verstaan worden. De voornaamste van deze zijn:


            het woord bappe    voor: grootvader,
            het woord noom     voor: oom,
            het woord tutte    voor: zuster,
            het woord bort     voor: borst,
            het woord zeert    voor: pijn
            het woord schelig  voor: leelijk,
            het woord bas      voor: mooi, (aangedaan),
            het woord kniesse  voor: knieën,
            het woord gank     voor: haastig,
            het woord vider    voor: emmer,


enz. terwijl zij, even als de Zeeuwen, de h dáár noemen waar zij niet,
en dezelve weglaten dáár waar zij al genoemd moet worden.



BIJLAGE.

De landerijen op Marken, (zij behooren allen aan de bewoners,)
beslaan te zamen ruim 295 bunders. Hiervan gaat af, voor bebouwde
eigendommen, dijk, rietland en water, 70 bunders. Van de overige 225
bunders, worden 25 bunders als weiland gebruikt, zoo dat de vlakke
inhoud der hooivelden, p.m. 200 bunders bedraagt. De oogst van deze
velden beloopt 's jaarlijks p.m. f 10,000.

Op deze 200 bunders, zou men (indien men geene overstrooming te duchten
had,) ruim 3000 schapen kunnen houden. Stelt men nu de gemiddelde
opbrengst van ieder schaap op f 10, dan zou men een kapitaal verkrijgen
van f 30,000, hetgeen dus voor de ingezetenen van Marken, eene winst
van f 20,000 zoude opbrengen.

Dat dit gunstig resultaat, in het belang der Markers, spoedig mogt
verkregen worden, is de wensch van


    DEN SCHRIJVER.



AANTEEKENINGEN


[1] De hier bedoelde uiterste punten zijn thans bekend als: de Nes en
't Kruis.

[2] Marken telt thans 950 inwoners, die allen de H. Godsdienst
belijden.

[3] Deze bewering is echter onjuist. Immers, wat aangaat de verzakking,
zoo merken wij aan, dat dezelve alleen van toepassing kan zijn, op
nieuw aan te leggen dijken, naardien de bodem van Marken bestaat uit
eene laag klei, en eene laag veen, gevolgd door eene weeke specie,
derrie genaamd. Onder deze laatste stof ligt het vaste zand. Zoo lang
nu de dijk, en het veen, niet door deze derrie zijn heengezonken tot
op het vaste zand, is verzakking steeds noodzakelijk. De Markerdijk
heeft echter die verzakking reeds ondergaan, en zou dus de noodige
zwaarte tot een 2 els hoogte zeer wel kunnen dragen.--Bewijzen daarvoor
zijn zigtbaar in de terpen waarop de buurten zijn gebouwd, die zelfs
hooger dan 2 el boven A. P. gelegen, en aan geene verzakking onderhevig
zijn, en toch zijn deze daarenboven nog bebouwd. Ook de begraafplaats,
die ruim 2 el hoog is, is sedert haren aanleg, niets verzakt. Van hoe
groot belang het voor de ingezetenen zoude zijn, indien den dijk de
noodige hoogte hadde, om van het water bevrijd te blijven, is op te
maken uit de Bijlage, die wij op pag. 24 hebben neêrgesteld.

[4] Gelijk overal, zijn ook op Marken, de opbrengsten der landerijen
zeer toegenomen.

[5] Van den tweeden rang.

[6] Echtscheidingen hebben hier zeer zelden plaats: sedert onheugelijke
jaren kent men er slechts ééne--doch onwettig. Het aantal onwettige
geboorten bedraagt in de 20 jaren naauwelijks één.





*** End of this LibraryBlog Digital Book "Het Eiland Marken en Zijne Bewoners" ***

Copyright 2023 LibraryBlog. All rights reserved.



Home