Home
  By Author [ A  B  C  D  E  F  G  H  I  J  K  L  M  N  O  P  Q  R  S  T  U  V  W  X  Y  Z |  Other Symbols ]
  By Title [ A  B  C  D  E  F  G  H  I  J  K  L  M  N  O  P  Q  R  S  T  U  V  W  X  Y  Z |  Other Symbols ]
  By Language
all Classics books content using ISYS

Download this book: [ ASCII | HTML | PDF ]

Look for this book on Amazon


We have new books nearly every day.
If you would like a news letter once a week or once a month
fill out this form and we will give you a summary of the books for that week or month by email.

Title: Onze oude dorpskerken - Tachtig schetsen van dorpskerken in Nederland
Author: Meijburg, Herm. Van der Kloot
Language: Dutch
As this book started as an ASCII text book there are no pictures available.


*** Start of this LibraryBlog Digital Book "Onze oude dorpskerken - Tachtig schetsen van dorpskerken in Nederland" ***


                         ONZE OUDE DORPSKERKEN

             TACHTIG SCHETSEN VAN DORPSKERKEN IN NEDERLAND
                   DOOR HERM. VAN DER KLOOT MEIJBURG,
              ARCHITECT, HOOFDLEERAAR AAN DE ACADEMIE VAN
                  BEELDENDE KUNSTEN  TE 'S-GRAVENHAGE



                     UITGEGEVEN IN HET JAAR MCMXII
                   BIJ W. L. & J. BRUSSE TE ROTTERDAM



De groote beteekenis, die de kerkelijke bouwkunst ook in ons land
heeft gehad, blijkt, behalve uit onze meer monumentale stadskerken,
zeer duidelijk uit de vele kerkgebouwen, die op het platteland ten
gebruike voor den eeredienst werden gesticht. Hun aantal is zeer groot,
want bijna ieder dorp had reeds vóór vele eeuwen, zijn eigen godshuis,
dat, hoe bescheiden en eenvoudig soms, dikwijls een bouwwerk was van
niet geringe kunstwaarde. Toch zijn deze kerkgebouwen, voornamelijk
wegens hun geisoleerde ligging, weinig bekend. In het algemeen wordt
niet vermoed, welk een schat aan schoonheid op het platteland nog
te vinden is. Het doel dezer bladen is dan ook, hierop in ruimeren
kring de aandacht te vestigen. Zij beoogen noch een studie van onze
kerkelijke bouwkunst, noch een nauwkeurige beschrijving harer meest
karakterestieke monumenten te geven, doch enkel belangstelling te
wekken voor deze belangrijke uiting onzer nationale bouwkunst, en
tevens om te doen zien op welk een voorbeeldige en afwisselende wijze
het vraagstuk van kerkbouw op het platteland, in vroegere eeuwen is
opgelost. Van deze kerkgebouwen, tot de geringste toe, gaat dikwijls
een bijzondere stemming uit, die zich richt tot het gemoed van den
aanschouwer. Want, wat de kerkgebouwen van onzen tijd meestal missen,
maar die oude monumenten bijna zonder uitzondering in hooge mate
bezitten, is "karakter", en een zeer sympathiek karakter, dat zich
krachtig uit. Die gebouwen hebben iets te zeggen, al is het dan ook
vaak op een naïve wijze. Steeds spreken zij van een ernstig geloof,
dat eertijds allen verbond en één deed zijn in denken en streven, een
geloof, dat met vreugde de groote offers deed brengen, die voor den
bouw van het godshuis werden vereischt. Bovendien weerspiegelen zich in
deze gebouwen, uit godsvrucht geboren, de verandering der tijden. Zij
doen zien, hoe de behoeften en opvattingen eener voortschrijdende
cultuur zich steeds wijzigden en tevens, met welke technische
moeilijkheden de bouwmeesters hadden te kampen en met hoeveel vernuft
en kunstzin deze werden opgelost. En al werd soms het beoogde doel niet
bereikt, en bleven het bouwwerk fouten aankleven, waarover wij ons
thans verwonderen, aan de waarde van het monument werd daardoor geen
afbreuk gedaan; integendeel, die onvolkomenheden verleenen het gebouw
vaak een eigenaardige bekoring, door het zoeken en tasten, dat er uit
spreekt. Juist daardoor staan ons die eenvoudige kerkjes zoo na en
voelen wij ons er zoo echt mede vertrouwd. Wij zien er niet hoog tegen
op, als tegen een trotsche kathedraal, waar koele waardigheid tusschen
de opwaarts strevende pijlers hangt, maar voelen warme genegenheid voor
deze bescheiden godshuizen, die zoo echt zijn van onzen bodem en zoo
uitstekend passen in hun omgeving. Ja, zij hebben karakter, die oude
dorpskerken! Hoezeer ook onderling verschillend, alle spreken een taal,
die een grooten indruk nalaat. Hier is het een forsche bouw, die door
zijn krachtige lijnen en gesloten massa's schijnt te symboliseeren de
groote macht der Middeleeuwsche geestelijkheid; dáár een toren, wiens
sterk sprekende verticale lijnen het oog naar boven trekt, vanwaar
de geloovige hulp en steun verwacht; ginds een ruim schip, dat door
zijn hoog dak, zich breed uitbreidend als de beschermende vleugels van
een kloek, een veilige toevlucht belooft aan allen, die zich er onder
willen scharen; elders een sobere baksteen kerk, wier zware muren en
spaarzame versiering getuigen van de groote ernst en soberheid der
eerste belijders der Christelijke leer. En dan, hoe duidelijk doen
die oude kerkgebouwen zien, dat zij het middelpunt waren van het doen
en denken der dorpsbewoners; dat zij waren hun toevlucht, zoowel uit
geestelijk als materiëel oogpunt, doch tevens ook hun trots. Een trots,
die zich ook dikwijls uitte in den bouw van een grooten toren, waardoor
het gebouw grootere waardigheid werd bijgezet. Rondom de kerk bouwden
zij hun bescheiden en aanvankelijk zeer primitief uitgevoerde huisjes,
die door hun geringe afmetingen schaal geven aan het kerkgebouw en
het in monumentaliteit verhoogen. Zoo ontstond ongezocht vaak een
harmonisch dorpsbeeld van meer dan gewone schoonheid, naar wiens
ongeschonden behoud zooveel mogelijk dient te worden gestreefd.



De arme, houten kerkjes, met stroo of riet gedekt, welke in de 7e en
8e eeuw, toen hier te lande het eerst het Christendom werd gepredikt,
voor den eeredienst werden opgericht, zijn reeds lang verdwenen. Zij
waren niet in staat lang weerstand te bieden aan den vernielenden
invloed van den tijd. Bovendien werd hun ondergang nog verhaast door
de zich wijzigende levensopvattingen, die geen genoegen meer deed
nemen met zulke primitieve godshuizen, doch deed streven naar hoogere
idealen. Toen het kritieke jaar 1000, waarin naar veler meening de
wereld zou ten ondergaan, ongestoord was voorbijgegaan, ontplooide
zich in geheel West-Europa een groote bouwbeweging, waaraan ook in
dit land werd deelgenomen. Allengs ging men er toe over de weinig
soliede houten kerkjes door kerken van een duurzamer materiaal, van
steen, te vervangen, terwijl er mettertijd ook vele nieuwe werden
gesticht. Aanvankelijk werd hiertoe uitsluitend gebruik gemaakt van
natuursteen, die alleen in Zuid-Limburg en Achter-Overijssel van eigen
bodem was, doch overigens van elders moest worden aangevoerd. Vooral
de omstreken van Andernach leverden in de 11e en 12e eeuw groote
hoeveelheden tufsteen, die grootendeels voor den kerkbouw werd
benut. In vele plaatsen, aan of nabij de rivieren gelegen, en
dus gemakkelijk bereikbaar, verrezen toen nieuwe kerkgebouwen van
dit mooie en duurzame materiaal. In het bijzonder werden veel van
dergelijke kerken gebouwd in het Oostelijk gedeelte van ons land,
waar het godsdienstig leven tot hooge ontwikkeling was gekomen en
waar ook groote welvaart heerschte.

Hoewel de meeste dezer kerken in de 15e eeuw voor meer omvangrijke
gebouwen moesten plaats maken, zijn er toch nog verschillende
belangrijke overblijfselen dezer periode in ons land te vinden. Vooral
van de torens dier eerste steenen kerken bleven er nog verscheidene
bewaard, zij 't dan ook gewoonlijk in geschonden staat. In 't algemeen
zijn die eerste steenen dorpskerken zeer sober en stemmig. Zij doen
eenvoudige, robuste muurmassa's zien, die soms op bescheiden wijze door
vlakke pilasters met rondbogen en rondboogfriesjes worden verlevendigd,
doch zonder overdaad van kunstvormen zijn. Zij spreken een krachtige,
manlijke taal, die het verleden in herinnering brengt, toen de kerk,
het eenige steenen gebouw in het gansche dorp, niet alleen bestemd was
om de geloovigen te vereenigen, doch tevens om een veilige toevlucht
te bieden bij dreigend gevaar.

Een der meest merkwaardige en zuiverst bewaard gebleven gedenkteekenen
uit deze bouwperiode is het kleine, doch karaktervolle kerkje te
Lemiers, dat evenals de meeste oude Limburgsche kerken van natuursteen
is opgetrokken. (Afb. 1). De plattegrond is, kenmerkend voor de oudste
kerkjes, zeer eenvoudig en bestaat slechts uit een rechthoekig schip,
waarbij zich een iets smaller, vierkant koor aansluit. De muren zijn
van weinige, kleine rondboogramen doorbroken; een houten torentje,
met leien bekleed, en aan ééne zijde steunende op den sluitgevel
van het schip, rijst uit het leiendak omhoog. Eveneens geheel in
groefsteen uitgevoerd is de aanmerkelijk grootere kerk te Margraten,
zoo aardig gelegen op een kleinen heuvel, te midden van typisch
Limburgsche boerenhuizen. (Afb. 2).

Een meer ontwikkeld type geeft de kerk te Hoensbroek te zien, een
dorp ten Noord-Oosten van Maastricht. (Afb. 3). Dit kerkgebouw werd
in 1903 gerestaureerd en verkreeg toen weer den basilikalen vorm, die
het ook eertijds moet hebben gehad. Vóór het middenschip, dat zich
alzoo boven de zijbeuken verheft, staat een zware toren, geheel van
natuursteen, waarvan ook het grootste deel van de kerk is opgetrokken.

Werd in Limburg veel gebruik gemaakt van mergelsteen, in
Achter-Overijssel werden verschillende kerken in Bentheimersteen
uitgevoerd, waarvan echter geen volledige voorbeelden meer aanwezig
zijn. Eenige torens zijn echter nog gespaard gebleven, zooals die
van de kerk te Denekamp, waarvan ook het oude schip nog grootendeels
bestaat. (Afb. 55). Van de oude tufsteen kerkjes, die voornamelijk
in het Oosten en Midden van ons land werden gebouwd, is er geen
enkel ongeschonden voor ons bewaard gebleven. Slechts een kerkje
te Nederhorst-den-Berg, is geheel in natuursteen uitgevoerd, die
vermoedelijk werd betrokken uit de nabijgelegen stad Utrecht, waar,
evenals te Deventer, in de 11e en 12e eeuw groote hoeveelheden tufsteen
werden aangevoerd. (Afb. 30). Dit kerkje is echter gerestaureerd,
schijnt bijna vernieuwd, zoodat het niet meer den waren ouden
toestand te zien geeft. Ook dagteekent het uit verschillende
perioden: het schip met toren is Romaansch, het koor Gothisch. Een
geheel in tufsteen uitgevoerde dorpskerk behoort in deze streken tot
de uitzondering; meestal zijn het slechts fragmenten, die van den
oorspronkelijken tufsteenbouw resten. Zoo heeft de kerk te Kerkwijk
in de Bommelerwaard, waar, door de nabijheid van de Waal, de tufsteen
gemakkelijk kon worden aangevoerd, een schip, dat in deze bouwstof
is opgetrokken. (Afb. 41). Toren en koor, uit later tijd, zijn van
baksteen. De muren van het schip zijn sober versierd met lisenen en
rondbogen, maar hebben veel geleden door het veranderen van de ramen.

Eenige andere kerken bezitten nog mooie Romaansche torens, zooals de
statige Gothische kerk te Rheden (Afb. 42) en de kerkjes te Ressen
(Afb. 43) en Bemmel (Afb. 44) allen van tufsteen en slechts met
lisenen en rondboogjes versierd.

Werd in streken, waar de natuursteen betrekkelijk gemakkelijk te
verkrijgen was, bij voorkeur dit materiaal voor den bouw van de kerk
gebruikt, dààr, waar de aanvoer van deze steensoort bezwaarlijk was,
of waar de geldmiddelen ontoereikend waren, verschafte men zich een
andere bouwstof, die minder kostbaar, doch niet minder duurzaam
was. Van de klei, die onze bodem in groote hoeveelheid oplevert,
werden steenen gebakken van zulk een goede hoedanigheid, dat zij voor
den groefsteen niet behoefden onder te doen. Snel veroverde deze echt
nationale bouwstof terrein, zoodat reeds in den loop der 12e eeuw
de baksteen den tufsteen zoo goed als geheel had verdrongen en het
bouwen in baksteen vrijwel regel werd. Dan ontstaan, onder invloed van
de uit Noord-Frankrijk afkomstige kloosterorde der Cisterciënzers,
die typische kerken van Friesland, Groningen en Drenthe, geheel in
baksteen uitgevoerd, 't zij dan al of niet geprofileerd. Deze baksteen
was van zeer groot formaat, ongeveer 8 bij 15 bij 31 c.m. en werd
verwerkt met breede voegen van bijna 2 c.m. en in vrij willekeurig
verband. Deze steen had een zeer groote verscheidenheid van kleur,
zoodat het muurwerk verschillende tinten te zien geeft, als: grijs,
geel-oker, oranjerood, vermilloen, paars en blauw, tot zwart toe,
die te zamen een schitterend geheel vormen van groote levendigheid,
doch zonder bontheid.

Evenals de oudste natuursteenkerkjes, vertoonen ook deze eerste
baksteenkerkjes een zeer eenvoudigen plattegrond; met één beuk,
waarbij zich een klein, 't zij rechthoekig of halfrond koor aansluit,
stelde men zich tevreden, terwijl ook de opbouw zich door groote
soberheid kenmerkt. Later werd het plan meer en meer verruimd en
met een dwarsbeuk vergroot, doch zonder dat het gebouw in wezen veel
veranderde. Een ruimte-ontwikkeling, die naar buiten toe zeer logisch
tot uitdrukking komt, bleef steeds een kenmerkende eigenschap van
deze bouwwerken. Zeer boeiend zijn altijd die oude Groningsche en
Friesche dorpskerken, zooals zij daar liggen op een hooge wierde,
temidden van eenvoudige dorpshuisjes.

Een karakteristiek type van een der oudste Groningsche dorpskerkjes
geeft het kleine kerkje te Oldenzijl in het Noorden dezer
provincie. (Afb. 63). Het gebouwtje, dat uit de 12e eeuw dagteekent,
bestaat uit één schip en een halfrond, overwelfd koor. Het uitwendige
van deze koornis is sierlijk bewerkt met kolonnetjes met rondbogen,
waartusschen de ramen zijn geplaatst. Zij rusten op een rondboogfriesje
en worden eveneens door een rondboogfriesje bekroond.

Meerdere voorbeelden van halfronden kooraanleg zijn in de Noordelijke
provinciën aan te wijzen, doch geen evenaardt de sierlijkheid van dien
te Oldenzijl, welke een groot meesterschap in de baksteen-techniek
verraadt.

De pannen bedekking op een halfrond koor leverde echter groote
moeilijkheden op; om hieraan tegemoet te komen, werd soms de bovenzijde
van het koor tot een veelhoek uitgebouwd, zoodat ook een veelhoekig
dakvlak ontstond, dat zonder bezwaar met pannen is te dekken. Het
koor van de kerk te Weidum en Jorwerd (Afb. 75), beiden in Friesland,
is op deze wijze gevormd, terwijl het koor van de kerk te Huisinghe
(Afb. 65) in Groningen, door het aanbrengen van pilasters, meer de
gedaante van een veelhoek heeft aangenomen.

Ook de gevels dezer baksteenkerken getuigen van grooten kunstzin
en vaardigheid in het vak. Behalve de alleroudste zijn zij veelal
sierlijk geleed door pilasters, kolonnetjes, en nissen, waarin
baksteenvullingen zijn aangebracht, afgewisseld met diep ingesneden
rond- of spitsboogramen, die, evenals de nissen, vaak met een rondstaaf
werden omzoomd. Een rijke ontwikkeling verkregen, vooral in en na
de 13e eeuw, de sluitgevels van het nu rechthoekige koor, waarvan de
kerken te Leermens (Afb. 66), Zuidbroek (Afb. 70) en Ten Boer (Afb. 71)
mooie voorbeelden leveren, die in hun groote verscheidenheid bewijzen,
welk een grooten rijkdom met onzen eenvoudigen baksteen is te bereiken.

Bij kerken uit iets later tijd werden nog zware steunberen aangebracht,
zooals te Stedum, (Afb. 67 en 68) waardoor de muren nog meer worden
verlevendigd.

De ingangen dezer kerken, hoewel gewoonlijk eenvoudig van lijnen en
profileering, zijn zeer karakteristiek. Zij zijn meestal zeer laag,
wat ten deele is toe te schrijven aan de geleidelijke ophooging
van het omringende kerkhof, waardoor zelfs ingangen onbruikbaar
zijn geworden, zooals een van de aardige poortjes van de kerk te
Finkum in Friesland (Afb. 79); deze ingang zelf, waarboven drie
dichtgemetselde bovenraampjes, is rond afgesloten, zooals de meeste
oude kerkingangen. Later, in de 13e eeuw, werd de ontwikkeling iets
rijker door een geschulpte boogvulling als bekroning, waarvan het
poortje van de kerk te Weidum nog een voorbeeld geeft (Afb. 80),
totdat in de 14e eeuw een samenvoeging van korf- en spitsboog ontstaat,
soms door een rechthoekige omlijsting omsloten, als het 15e eeuwsche
poortje van de kerk te Middelstum (Afb. 72).

Een toren bezaten die oude baksteenkerken aanvankelijk niet. De
luiklok werd toen in een houten stoel op het kerkhof nabij de kerk
opgehangen. Doch spoedig ging men er toe over dit brandbaar getimmerte
door een solieden, steenen toren te vervangen. Deze werd, evenals
weleer de klokkestoel, geheel vrij van de kerk gebouwd. Eerst later
werd de toren met de kerk tot één harmonisch geheel gemaakt, waardoor
het aanzien van het gebouw zeer werd verhoogd. Vrijstaande torens
komen in Groningen nog veel voor. Zij zijn gewoonlijk niet hoog,
doch daarentegen zeer zwaar. De muren zijn meestal geheel vlak met
galmgaten in het bovengedeelte, en worden met een zadeldak, met pannen
gedekt, bekroond. De torens, die tegen de kerk zijn aangebouwd, zijn
aanmerkelijk hooger, en verheffen zich ver boven het kerkdak. Zij zijn
gewoonlijk ook met meer zorg behandeld en niet zelden geheel of ten
deele in tufsteen uitgevoerd, wat wel eenigszins vreemd doet in dit
land van den baksteen. Bijzonder sierlijk is de toren van de kerk te
Jorwerd in Friesland (Afb. 76). Evenals de vrijstaande torens werden
ook deze aangebouwde torens met een zadeldak afgedekt, waarvan de nok
evenwijdig loopt met die van het kerkdak. Toch komen ook nog andere
torendakvormen voor, waaronder vooral merkwaardig zijn de gemetselde
torenspitsen, zooals van het kerkje te Surhuizum (Afb. 77).

Ten einde brandgevaar zooveel mogelijk te beperken, doch tevens om de
kerkruimte een waardiger aanzien te geven, werden deze oude kerkjes
reeds vroegtijdig overwelfd. Aanvankelijk bepaalde deze overwelving
zich tot het koor, dat, met zijn altaar, het belangrijkste deel was
van het gebouw. Hieraan werd een halfronde vorm gegeven, die zich zeer
gemakkelijk met een half koepelgewelf liet overdekken. Later werd
ook de kerkruimte zelf overwelfd, eerst met een tongewelf, zooals
bij de oudste Fransch-Romaansche kerken, daarna met koepelgewelven,
ongeveer als bij de kerken van de West-Fransch-Romaansche school,
waartoe het grondplan in vierkante velden werd verdeeld, die door
gordelbogen werden gescheiden. Hierdoor werden in tegenstelling met het
tongewelf, de zijmuren aanmerkelijk ontlast. Toch vroeg deze wijze van
constructie nog zeer zware steunpunten, teneinde den zijdelingschen
druk voldoende te neutraliseeren. Bij een kerkje te Hantumhuizen
in Friesland (Afb. 74) heeft men dit vraagstuk zeer vernuftig
opgelost, door de steunpunten binnen de kerkruimte te brengen,
waardoor de zijmuren grootendeels werden ontlast. Later werden tegen
deze koepelgewelven nog versterkingsribben aangebracht, die echter
slechts schijnribben zijn en in een decoratieve middenroset tezamen
komen. Toch was hiermede de kiem voor een nieuw gewelfstelsel gelegd;
die schijnribben werden weldra als werkelijke draagribben behandeld,
waartusschen dan lichte, bolvormige gewelfjes werden geslagen. Uit
dit constructie-systeem ontwikkelde zich tenslotte in de 14e eeuw het
kruisgewelf, waardoor het vraagstuk volkomen was opgelost en iedere
willekeurige ruimte kon worden overwelfd.

De meeste dier oude Groningsche en Friesche dorpskerken zijn, of
waren overwelfd, waardoor ook het inwendige van groote bekoring
is. Bovendien getuigt zulks ten zeerste voor de degelijke opvatting
dier middeleeuwsche bouwmeesters, die niet het inwendige aan het
uitwendige opofferden, zooals in onzen tijd maar al te vaak voorkomt,
maar er naar streefden zoowel in- als uitwendig het gebouw een
waardig aanzien te geven, waarin zij wonderwel zijn geslaagd. Want,
hoe klein en eenvoudig deze kerken voor meerendeel ook zijn,
moeten zij toch gerekend worden onder de monumenten van groote
kunstwaarde. Zij vertoonen eene bewonderenswaardige stijleenheid,
die niet in dorheid is ontaard, maar steeds eene groote levendigheid
behoudt. "Er spreekt uit het meerendeel dier kerken werkelijk een
meesterschap over de vorm en stof, over de verhoudingen en in de
geheele behandeling--zoo schrijft onze Rijksbouwmeester Peters,
grondig kenner van de Groningsche bouwkunst--een meesterschap,
niet enkel getuigend van langdurige ervaring, maar tevens van het
vasthouden aan, van het blijven volgen van één type, van één genre,
tot daarin eindelijk het beste, het schoonste was bereikt, wat met
de gegeven middelen en materie mogelijk was." [1]

De kerken in het Noorden van ons land hebben door alle eeuwen heen hun
vorm vrijwel behouden; afgezien van enkele ondergeschikte wijzigingen
en verminkingen dikwijls, zijn zij niet veel veranderd. Doch de
kerken in de overige Provinciën hebben meerendeels zeer ingrijpende
hervormingen ondergaan, vooral in de 15e eeuw, toen ook verschillende
nieuwe kerken werden gebouwd. De oude, kleine Romaansche kerken
konden niet meer beantwoorden aan de toenemende eischen door den
eeredienst gesteld. Allereerst vroeg het koor om verruiming wegens
de uitbreiding van het kerkelijk ceremoniëel. De verbouwing van
zoo'n oude kerk begon dan ook gewoonlijk met dit gedeelte, zooals
bij niet geheel voltooide kerken duidelijk te zien is. Was het koor
gereed, dan werd het schip onder handen genomen, doch de toren bleef
niet zelden gespaard en werd enkel verhoogd. Zoodoende kreeg het
kerkgebouw, evenals vele nieuwe kerken, die in de 15e eeuw werden
gebouwd, dikwijls een zeer rijke ontwikkeling, zoowel in plan als
in opbouw. Zij werden in deze periode veelal uitgevoerd in baksteen
met ruime toepassing van groefsteen, die vaak aan den ouden bouw
werd ontnomen. Zoo ontstond die schilderachtige, gemengde bouwwijze,
die in ons land zulke prachtige resultaten heeft geleverd.

Vooral in Noord-Brabant en ten deele ook in Zeeland, vindt men
dorpskerken, die in omvang menig middeleeuwsche stadskerk overtreffen
en die dan ook bezwaarlijk onder de bescheiden dorpskerkjes te
rangschikken zijn. In het bijzonder zijn de torens dier kerken van
imposante afmetingen en dikwijls rijk geleed met steunberen, fialen en
nissen, zooals de stoere toren van de kerk te St. Michielsgestel doet
zien. (Afb. 7). Eenigszins verwant hiermede, doch veel sierlijker van
silhouet, is de hoog opwaartsstrevende oude toren van de vernieuwde
kerk te Oud-Gastel. (Afb. 8). Evenals de toren van St. Michielsgestel
bezit deze overhoeks geplaatste steunberen, die echter door het
aanbrengen van fialen veel rijker zijn ontwikkeld. In vergelijking
hiermede zijn de Zeeuwsche kerktorens nog bescheiden, hoewel de
toren van het kleine kerkje te 's Heer-Arendskerke, die nog tot de
eenvoudigste typen gerekend kon worden, een zeer aanzienlijke hoogte
bereikt, die schijnbaar nog wordt vergroot door de sterk sprekende
verticale lijnen der dubbele hoeksteunberen. (Afb. 17). Niet alle
Brabantsche kerken bezitten echter zulke hooge torens. De fraaie kerk
te Halsteren, die tot Gemeentehuis zal worden ingericht, heeft een
toren van meer normale afmetingen. (Afb. 9 en 10). Het gebouw zelf
is vrij groot en heeft den vorm van een basiliek met kruisbeuk, een
kerktype, dat op het platteland zeer weinig voorkomt. Gewoonlijk is
bij meerschepige dorpskerken het middenschip met de zijbeuken onder
één groot dak vereenigd.

Naast dergelijke groote kerken als te Halsteren, vindt men in Brabant
eenige kleine kerkjes uit slechts één ruimte bestaande, die niet van
kunstwaarde zijn ontbloot. De kapel van St. Anna te Heusdenhout bij
Ginneken heeft slechts één beuk, waarbij een half achthoekig koor
aansluit. (Afb. 12). Geestig, doch tevens zeer natuurlijk, is de
oplossing van het aardige klokketorentje, dat zich zoo logisch uit den
gevel ontwikkelt. Nog eenvoudiger zijn de kapellen te Nuenen-Tongelre
(Afb. 13) en te Gageldonk bij Princenhage, (Afb. 14) die onderling
zeer veel overeenkomst hebben; behoudens, dat de eerste met een
sierlijk torentje wordt bekroond.

Zeer mooi van werking zijn ook verschillende dorpskerken in het
midden van ons land, die meerendeels na 1400 werden gebouwd of
ook wel herbouwd. Vele dezer kerken zijn drieschepig, soms zelfs
nog met een dwarsbeuk, maar niettemin zeer goed in het karakter
van een dorpskerk, die niet de pretentie van een kleine kathedraal
mag aannemen. Het middenschip en de zijbeuken zijn onder één groot
dak vereenigd, waardoor het kerkgebouw in juiste harmonie staat
met de omgeving en de eenvoudige boerenhoeven, waarvan doorgaans
ook het dak hoog en de muren laag zijn. De kerk te Kerkdriel in de
Bommelerwaard (Afb. 45), zeer schilderachtig gelegen te midden van
hoog geboomte en dicht struikgewas, alsmede de kerk te Geldermalsen
(Afb. 50), doet deze bouwwijze kennen. Nog beter in karakter is
de zeer fraaie kerk te Brakel, die gelukkig bij den dorpsbrand is
gespaard gebleven. (Afb. 45). Ook hierbij worden midden- en zijbeuken
door één groot dak overhuifd, dat laag bij den grond begint, waardoor
het gebouw een indruk maakt van groote veiligheid, een karaktertrek,
die het met onze oude boerenhuizen gemeen heeft. Ook de toren dezer
kerk is fraai, fraaier nog dan die van Kerkdriel, die tot een ouderen
bouw behoort en uit omstreeks 1300 dagteekent.

Bij de kerk te Rheden, van wier tufsteenen toren reeds werd gewaagd,
heeft men met dit systeem gebroken en het middenschip even boven de
zijbeuken verhoogd, doch te weinig om het aanbrengen van lichtramen
mogelijk te maken, zoodat het basiliek-type wel werd benaderd, doch
niet bereikt. (Afb. 42).

In het algemeen zijn de torens dezer kerken niet bovenmatig groot,
zooals sommige in Brabant en Zeeland. In de provincie Utrecht treft men
echter nog eenige hooge torens aan, die veel overeenkomst vertoonen
met den Domtoren in de stad Utrecht, zooals onder andere de toren
te Loenen. (Afb. 36). Deze is van een zeer decoratieve werking door
de sierlijke behandeling der muurvlakken en de rijke afwisseling
van baksteen met natuursteen. Ook in Havelte vindt men een toren,
die zich door zijn groote hoogte, maar zeer eenvoudige bewerking,
onderscheidt. (Afb. 59).

Doch zulke groote torens en kerken behooren in deze streken tot de
uitzonderingen. Kleine dorpskerkjes daarentegen treft men hier zeer
veel aan. Een der mooiste voorbeelden van dien aard is het kerkje
te Persingen, nabij Nijmegen, dat met een paar boerenhuizen op een
heuvel gebouwd, het eenige bouwwerk van belang is, dat van het door
watervloeden zoo zeer geteisterde dorp is overgebleven. (Afb. 51 en
52). Het kerkje, dat niet meer voor den eeredienst wordt gebruikt,
maar als barak voor besmettelijke ziekten is ingericht, munt uit door
zijn goede verhoudingen en mooie massawerking. Het is zeer eenvoudig
in gebakken steen uitgevoerd, maar niettemin een monumentje van
groote waarde.

Het kerkje te Olst moet, ook wat ligging betreft, eveneens
tot de fraaiste kleine dorpskerken in ons land gerekend
worden. (Afb. 58). Weinig kerkjes zijn zoo geheel "af" als dit, en
zelden zijn de drie hoofdelementen van het middeleeuwsche kerkgebouw:
koor, schip en toren, zoo karakteristiek en zoo klaar tot uitdrukking
gebracht als bij dit monumentje. Ieder dezer drie onderdeden vertoonen
een zelfstandige ontwikkeling, doch vormen te zamen een onberispelijk
geheel van fraai silhouet.



De 16e eeuw, waarin zulke groote wijzigingen op maatschappelijk
en geestelijk gebied tot stand kwamen, schijnt voor den kerkbouw
niet gunstig te zijn geweest, althans werden er in die eeuw niet
veel dorpskerken gebouwd. Desondanks verrees in Oosthuizen, een
dorp tusschen Hoorn en Purmerend, in het begin der 16e eeuw een
ruime kruiskerk, die door haar levendige afwisseling van baksteen
met natuursteen, laat-Gothische traceeringen in de groote ramen en
geestig, opengewerkt torentje op het kruis van het dak, een fraaien
indruk maakt. (Af b. 33). Helaas is de ligging van het gebouw niet
zeer gunstig en wordt het totaalbeeld zeer verstoord door een leelijke
brug over de vaart, die met haar opritten een deel der kerk aan het
oog onttrekt.

Met de 17e eeuw trad weer een nieuwe bouwperiode in, die zich echter
in een andere richting dan de tot nu gevolgde ging bewegen. De nieuwe
leer, die zich baan gebroken had, stelde voortaan andere eischen
aan het kerkgebouw. Een koor, bij de Katholieke kerk van zooveel
beteekenis, werd door den Hervormden eeredienst niet verlangd. Deze
eischt een zooveel mogelijk vierkante en ongedeelde ruimte, opdat
alle kerkbezoekers vanaf hun zitplaatsen den predikant kunnen zien
en zijne rede gemakkelijk kunnen volgen. Eenvoud, zelfs zeer strenge
eenvoud, stond bij den kerkbouw weer op den voorgrond. Deze 17e
eeuwsche dorpskerken vertoonen dan ook een zeer sobere architectuur,
en zijn bijna geheel in baksteen uitgevoerd. Doch dat zij even goed
als de Middeleeuwsche kerken hun bekoring hebben, al is het dan
ook een bekoring van eenigszins anderen aard, bewijzen de kerken te
Woubrugge en Oudshoorn (Afb. 28 en 29). Alle versiering is hierbij
achterwege gebleven en berust hun werking uitsluitend op de goede
massaverdeeling. De krachtige met hollijnige steunberen versterkte
muren, en het hooge leien dak met een veelhoekig torentje bekroond,
verleenen het gebouw een zeer waardig, deftig cachet. De kerk te
Oudshoorn, van denzelfden bouwmeester als van de verwante kerk te
's Graveland, bezit fraaie gebrandschilderde glazen, waardoor
ook het schilderachtige kerkje te Egmond aan den Hoef bekend
is. (Afb. 31). Trouwens vele kerken werden in de 17e eeuw met zulke
glazen versierd. Dit kerkje, eertijds behoorende bij het kasteel
van Egmond, werd in 1630 gedeeltelijk vernieuwd en voorzien van een
aardig torentje.

Dergelijke verbouwingen en veranderingen, die soms verband hielden
met de gewijzigde bestemming van het gebouw, vonden in de 17e en ook
in de 18e eeuw herhaaldelijk plaats. Hier werd een nieuwe spits op
den toren gebouwd, dáár een schip met een portaal verrijkt, of elders
een kerk met een uitbouw vergroot. Doch hoe dan ook, steeds werden
deze toevoegingen uitgevoerd in de vormen van den tijd waarin zij
ontstonden en leveren zij het bewijs, dat verschillende stijlvormen
zeer wel met elkaar kunnen harmoniëeren, ja dikwijls een geheel vormen
van groote schoonheid.

De 19e eeuw was ook voor de kerkelijke bouwkunst ten plattelande,
weinig vruchtbaar. Wel is waar werden, zoowel voor den Katholieken
als voor den Hervormden eeredienst, vele dorpskerken gebouwd,
die aanvankelijk in Klassieken-, later in neo-Gothischen- en
Renaissance stijl werden uitgevoerd, maar die zijn meerendeels
van geringe kunstwaarde en staan, ondanks haar soms zeer pompeuse
afmetingen, verre ten achter bij de eenvoudigste kerkgebouwtjes der
vorige eeuwen. Zij missen karakter; zij spreken niet als deze tot
het gemoed, maar wekken, trots hun vele versieringen en vaak meerdere
torens, een indruk van geestelijke armoede.

Niet alleen werd alzoo in die jaren weinig voortgebracht, dat op
"kunst" aanspraak kan maken, erger nog, vele oude kerkgebouwen
werden van hun schoonheid beroofd, ja zelfs gesloopt. Allerwege
werden de kerkgebouwen "verbeterd en grootendeels vernieuwd", zooals
het heet op een gevelsteen, die in 1865 tegen de kerk te Godlinze
werd aangebracht, toen dat gebouw, behalve zijn toren, onder een
smakelooze pleisterlaag werd bedekt. Die hartstochtelijke vereering
voor cementbepleistering heeft ook onder de kerkelijke bouwkunst heel
wat verwoestingen aangericht, die slechts met zeer veel moeite en
kosten weer te herstellen zijn. Groote sommen zijn reeds besteed om
onze kerkgebouwen weer te ontdoen van het smakelooze, in voorgaande
tijden aangebracht. Evenwel hebben de vele restauraties, die in de
laatste tientallen jaren werden ondernomen, niet altijd een volkomen
bevredigend resultaat opgeleverd. Sommige kerkgebouwen hebben door
een al te ver gaande restauratie, die meer op een herbouw dan op een
herstelling geleek, hun oude bekoring verloren, ook al hebben zij
daarmede aan zuiverheid van stijl gewonnen. Doch ook hierin beginnen
andere opvattingen baan te breken; meer en meer wint de meening veld,
dat het onjuist is een monument te herbouwen in de vormen van den tijd,
die het zag ontstaan, omdat het onmogelijk is zich volkomen duidelijk
in te denken in de opvattingen, de gevoelens en het streven van zulk
een lang vervlogen periode. Hieruit volgt tevens, dat een kerkgebouw
in onzen tijd gesticht, ook zijn eigen karakter moet hebben en niet
zinloos met oude stijlvormen mag worden opgesmukt. Een terugkeer naar
de bouworde van vorige eeuwen, waaraan thans alle levensvatbaarheid
ontbreekt, en die in botsing komt met de behoeften van onzen tijd,
moet worden afgewezen. Er moet naar worden gestreefd onze kerkelijke
kunst in nieuwe banen te voeren, opdat onze kerkgebouwen een taal
gaan spreken van onzen tijd en dus voor ons het meest verstaanbaar
en sympathiek. De groote waarde van onze oude kunst kan bij deze
evolutie niet worden ontkend of weggecijferd. Integendeel, die oude
kerkgebouwen kunnen ons veel leeren en er toe bijdragen onze inzichten
te verruimen, want de wetten, die aan deze monumenten ten grondslag
liggen, gelden voor een groot deel nog heden. En goed verstaan kunnen
zij verhoeden, dat kerken worden gesticht, die door hun vormen in
schrille tegenstelling zijn met het hooge doel, waartoe zij zijn
bestemd, gebouwen, die het land ontsieren en den bouwmeester tot
schande zijn. Alzoo steunende op de traditie, en rekening houdende met
de opvattingen en eischen door een voortdurende voortschrijding der
cultuur gesteld, moet worden voortgebouwd, zoodat de draad weer wordt
aangeknoopt, die in de vorige eeuw is afgebroken. Wanneer de lessen,
die de oude monumenten ons kunnen leeren, juist worden verstaan,
dan zal het kerkgebouw weer een kunstwerk kunnen worden van groote
bekoring, dan zal het weer verheffend werken op het gemoed, waarop
zoowel het streven van de kerk als van de kunst is gericht, kortom,
dan zal het weer karakter bezitten, waardoor onze oude dorpskerken
zich zoozeer onderscheiden.



KERK TE LEMIERS. (L.)

Een der oudste dorpskerken in ons land is het kleine kerkje te Lemiers,
dat midden in het oude gedeelte van het dorp gelegen, door zijn sobere
uitvoering en eenvoudige lijnen, zoo goed harmoniëert met de omringende
dorpshuizen. Het bescheiden, doch niettemin belangwekkende gebouwtje,
bestaat uit slechts één ruimte, waarbij zich een iets smaller en
lager rechthoekig koor aansluit. De zware muren, opgetrokken van
mergelsteen in onregelmatig verband, worden door slechts weinige
en kleine rondboogramen doorbroken. Op het dak, met leien gedekt,
verheft zich een klein torentje, eveneens met leien bekleed, dat het
monumentje een aardig silhouet verleent.



KERK TE MARGRATEN. (L.)

De kerk te Margraten, eveneens van natuursteen opgetrokken, ligt op
een hellend terrein midden in het dorp, en vormt met de aangebouwde
pastorie, den zwaren ringmuur, de boomen en struiken en het wed op den
voorgrond, een schilderachtig beeld. Typisch pakt het hooge leien dak
om den zwaren toren, die daardoor met de kerk tot één geheel wordt. Het
hooge Gothische koor met hooge spitsboogramen en zware steunberen,
blijkbaar jonger dan het schip, sluit zich hierbij minder gunstig aan.



KERK TE HOENSBROEK (L.)

Eveneens van ouden datum is de kerk te Hoensbroek, wier zware, massieve
toren, met hooge spits, allereerst de aandacht trekt. Het gebouw,
in 1903 gerestaureerd, doet thans een basilikaal kerktype zien. Het
bestaat uit een middenschip met twee zijbeuken, die niet door één groot
dak worden overhuifd, zooals bij de meeste drieschepige dorpskerken,
doch waarvan het middenschip zich boven de zijbeuken verheft, zoodat
een directe verlichting van deze ruimte mogelijk was. Het schip eindigt
in een half achthoekig koor van baksteen met natuursteen afgewisseld;
schip en koor zijn onder één dak.



KERK TE WIJNANTSRADE (L.)

Naast het groote kasteel uit 1554, te Wijnantsrade, en daarmede met
een houten brug over de slotgracht verbonden, staat een kleine kerk,
die zich niet zoozeer onderscheidt door haar bouw, als wel door haar
fraaie, schilderachtige ligging op een klein kerkhof, temidden van
hoog opgaand hout, aan den oever van het breede, heldere water. Het
kerkgebouw, in baksteen afgewisseld met natuursteen uitgevoerd,
bestaat uit een hoog schip, waartegen een slanke toren is gebouwd,
en een iets lager en smaller koor, dat, evenals het schip, door zware
steunberen is omgeven.



KERK TE ASSELT (L.).

Zeer merkwaardig, zoowel wat bouw als ligging betreft, is het kerkje
te Asselt, een gehucht aan den rechter oever van de Maas. Het kerkje
is gebouwd op een kunstmatig aangelegd terras, midden op een groot
weiland en door hooge boomen omgeven. Vanaf een zandigen landweg geeft
een breede steenen trap toegang tot het plateau, waarop, te midden
van een weelderigen plantengroei, het gebouwtje zich verheft. Het
kerkgebouwtje vertoont sporen van herhaalde veranderingen. Het schip,
blijkbaar het oudst, is opgetrokken van zeer onregelmatige stukken
breuksteen, die ten deele overpleisterd zijn. Het vierkante koor, dat
aan zetting onderhevig schijnt, is ten deele van breuksteen, ten deele
van baksteen met natuursteen afgewisseld. Zware, lage steunberen uit
later tijd schragen dit gedeelte. De toren, waarin zoowel rondboog-
als spitsboogopeningen zijn aangebracht, is bijna geheel van baksteen.



TOREN VAN DE KERK TE SCHIJNDEL (N.-B.).

De kerken in Noord-Brabant, die, voor zoover zij niet vernieuwd zijn,
meerendeels dagteekenen uit de 15e eeuw, kenmerken zich dikwijls door
een grooten, zwaren toren. Een eenvoudig voorbeeld van dien aard levert
de groote, in 1840 herbouwde kerk te Schijndel, wier oude, gespaard
gebleven toren zoo krachtig het dorpsstraatje afsluit. Ofschoon zeer
massief, is deze bouw toch niet van eenige sierlijkheid ontbloot door
de slanke spitsboogvormige galmgaten in den bovenbouw, die bovendien
door een aardig boogfriesje wordt bekroond, alsmede door het slanke
traptorentje aan de zuidzijde.



TOREN VAN DE KERK TE ST. MICHIELSGESTEL (N.-B.).

Een rijke ontwikkeling vertoont de toren van de onbeduidende kerk
te St. Michielsgestel, die zich zoo statig boven de daken der lage
dorpshuisjes verheft. Op de hoeken van dezen forschen bouw zijn zware
steunberen aangebracht, die, evenals de uitgebouwde halfachtkantige
traptoren en de muurvelden, met ondiepe nissen, waarin eenvoudige
traceeringen, zijn versierd. Bovendien wordt door de afwisseling van
baksteen met natuursteen, zooals in de 15e eeuw veel gebruikelijk was,
groote levendigheid bijgezet. Eertijds was de toren met een spits
bekroond; bij een storm in het jaar 1836 stortte deze om en verwoestte
in haar val het dak der kerk, die nadien werd afgebroken en herbouwd.



KERK TE OUD-GASTEL (N.-B.).

Hetzelfde karakter als de toren van St. Michielsgestel, vertoont de
toren van de kerk te Oud-Gastel. Ook hier werden overhoeks geplaatste
steunberen toegepast, is een traptoren uitgebouwd en zijn de muurvelden
met nissen versierd. Doch de onderdeelen zijn aanmerkelijk fijner,
wat vooral uitkomt bij de steunberen, die met overhoeks geplaatste
fialen zijn bekroond. Hierdoor, alsmede door de vele, naast elkaar
gestelde nissen, spreken de loodlijnen zeer sterk, zoodat deze,
voor een dorpskerk wel wat àl te hooge toren, een bijzonder slanken
en rijzigen indruk maakt.



KERK TE HALSTEREN (N.-B.).

In de nabijheid van Bergen op Zoom ligt het dorp Halsteren, wiens
fraaie, ruime kerk met ondergang werd bedreigd, doch thans als
Gemeentehuis zal worden ingericht. Ondanks de groote veranderingen,
die het gebouw in den loop der jaren heeft ondergaan, vertoont het een
fraai geheel, zooals maar zelden in ons land wordt aangetroffen. De
toren is hier niet zoo groot als bij vele andere Brabantsche kerken,
doch heeft afmetingen, die meer in overeenstemming zijn met het
karakter van een dorpskerk. De stichting dezer kerk valt in de 14e
eeuw; het koor werd in 1457 voltooid. In de tweede helft der 15e eeuw
onderging het gebouw aanzienlijke wijzigingen: het schip werd toen
verhoogd en tengevolge daarvan, ook de toren. In 1747 werd het bedehuis
gedeeltelijk vernield, doch drie jaren later was het weer hersteld.



KERK TE HALSTEREN (N.-B.).

Door de vele verbouwingen, die de St. Quirinuskerk heeft ondergaan,
zoodat zij als 't ware met den tijd is meegegroeid, als mede door den
fraaien toon, dien de materie in de vele eeuwen, die over het gebouw
heengingen, heeft aangenomen, bezit dit eerwaardige monument een
zeer schilderachtig karakter. Vooral komt dit uit aan de oostzijde,
waar bij de ontmoeting van dwarsschip en koor een kleine sacristie
is uitgebouwd.



KERK TE BERLICUM (N.-B.).

Het meer bescheiden kerkje te Berlicum, aardig gelegen temidden van
moestuinen in de kom der gemeente, schijnt ook meermalen te zijn
verbouwd. Zoo doet de toren twee bouwperioden kennen; de onderbouw,
die met pilasters en rondboogjes is versierd, wijst op de Romaansche
kunst; de bovenbouw, uit later tijd, is bewerkt met spitsboognissen,
waarin kleine spitsboogvormige galmgaten. Het schip met de beide
zijbeuken onder één groot dak, schijnt vernieuwd te zijn en is geheel
gepleisterd. Het half achthoekige koor, eveneens wit gepleisterd, heeft
zware steunberen en groote spitsboogvensters met houten ramen. Op het
dak van het koor verheft zich een modern torentje voor de luiklok,
dat, ondanks zijn conventioneele vormen, wel aardig doet.



KAPEL TE HEUSDENHOUT (N.-B.).

Naast zeer groote, vindt men in Brabant ook zeer kleine gebouwen
voor den eeredienst bestemd, die niettemin een zeer aantrekkelijk
karakter bezitten, zooals de kapel van St. Anna te Heusdenhout,
die als een kunstwerk moet worden beschouwd. Zeer merkwaardig aan
dit gebouwtje, dat slechts uit één ruimte bestaat, is de eigenaardig
ontwikkelde voorgevel, bekroond met een geestig torentje, dat het
midden houdt tusschen den gewonen, gedeeltelijk vrij staanden toren
en een daktorentje. Zeer logisch is hiertoe gebruik gemaakt van de
steunberen, die het midden van den gevel versterken, door hen als
klokkestoel dienst te laten doen.



KAPEL TE NUENEN-TONGELRE (N.-B.).

Nog kleiner dan de kapel van St. Anna, is het aardige, doch tamelijk
vervallen kapelletje, gelegen aan den straatweg van Nuenen naar
Tongelre, dat thans als brandspuithuisje en ijzerbergplaats wordt
gebruikt. Het eenvoudige gebouwtje is aan de wegzijde half achthoekig
afgesloten. De sluitgevel aan de andere zijde wordt bekroond door een
klokketorentje met zeskanten spits, waarop een bijzonder sierlijk
gesmeede windvaan is geplaatst. Het dak is met leien gedekt, die
evenwel voor een groot deel zijn verdwenen, waardoor de ondergang
van het aardige gebouwtje niet weinig dreigt te worden verhaast.



KAPEL TE GAGELDONK (N.-B.).

In het gehucht Gageldonk, nabij Prinsenhage, ligt te midden van
boerderijen en weilanden, een kleine kapel, die zeer veel overeenkomst
heeft met die te Nuenen-Tongelre. Ook dit gebouwtje wordt aan de ééne
zijde half achthoekig en aan de tegenover liggende zijde door een
topgevel afgesloten. Echter ontbreekt hier het torentje en is het
dak met riet, in plaats van met leien, gedekt. Hoewel het gebouwtje
ook niet meer voor den eeredienst wordt gebruikt, maar als bergplaats
voor landbouwgereedschappen dient, verkeert het nog in een vrij goeden
toestand, ook inwendig, waar de gebogen, eikenhouten spanten van de
zichtbare kap nog bewaard zijn gebleven; alleen de binnenbeschieting
is verdwenen. In den muur zijn een paar nissen, terwijl het gemetselde
altaar met zandsteenen dekplaat nog aanwezig is.



KERK TE KLOETINGE (Z.).

Evenals in Noord-Brabant, zijn de kerken in het welvarende Zeeland
dikwijls zeer groot en voorzien van een hoogen toren. De kruiskerk
te Kloetinge, die in afmetingen nog verre wordt overtroffen door
de steedsche kerk te Kapelle, wier toren gelijkt op dien van de
Oude-kerk te Delft, is van tamelijk grooten omvang, doch vertoont
niettemin het karakter van dorpskerk door haar groote dakvlakken
en betrekkelijk lage omtrekmuren. De hooge toren is daarmede wel
eenigszins in strijd. Het gebouw, waarheen drie overgroeide laantjes
leiden, is goed van massa-werking, maar in onderdeelen door pleister-
en verfwerk zeer verminkt. Alleen de toren is van deze "verfraaiing"
gespaard gebleven; hij is uitgevoerd in baksteen, met toepassing van
natuursteen voor banden en constructiedeelen.



KERK TE WAARDE (Z.).

Van de eertijds vrij groote kerk te Waarde is niet veel overgebleven;
alleen de Zuidelijke zijbeuk en de zware toren resten nog van den
ouden bouw, die, in 1589 door brand vernield, slechts tendeele werd
hersteld. Doch dit gedeelte en voornamelijk de toren is nog van groote
waarde. De toren, waartegen weleer het schip aansloot, doch nu bijna
geheel vrij staat, heeft dubbele steunberen op de hoeken. Aan de
Noordzijde is een halfronde traptoren uitgebouwd, die voert naar de
klokkenruimte boven het vervallen gewelf.



TOREN VAN DE KERK TE 's-HEER-ARENDSKERKE (Z.).

Hetzelfde type als de toren van de kerk te Waarde, vertoont die van
's-Heer-Arendskerke. Deze kerk, die een 15e eeuwsch karakter heeft,
is slechts klein, doch haar toren, die waarschijnlijk tot een ouderen
bouw heeft behoord, moet de hoogste zijn van Zuid-Beveland. Hij is
geheel in baksteen uitgevoerd met zeer zware, dubbele steunberen op
de hoeken, zoodat de loodlijnen sterk spreken. Zij zijn van boven
paarsgewijze verbonden door kleine trompetgewelfjes, waardoor een voet
werd verkregen voor hoektorentjes, die evenals te Kapelle, vermoedelijk
de spits moesten omgeven. Deze bekroning is echter niet tot uitvoering
gekomen. De toreningang is door een hooge nis krachtig geteekend,
terwijl de muurvelden door ondiepe nissen worden verlevendigd,
waardoor een goede tegenstelling ontstaat met de stoere steunberen.



KERK TE POORTUGAAL (Z.-H.).

Ver buiten de kom van het dorp ligt eenzaam, te midden van uitgestrekte
landerijen, de mooie, oude kerk van Poortugaal, die een fraai
ontwikkeld kerktype doet zien, een kerktype, dat ondanks zijn vrij
groote afmetingen, toch het karakter van een dorpskerk bezit. Het
kerkgebouw bestaat uit een middenschip met zijbeuken, dwarsschip
en koor. Vóór het middenschip is een toren gebouwd, die door zware
steunberen wordt geschraagd, en met een slanke, krom getrokken spits
wordt bekroond. Aan beide zijden wordt de toren geflankeerd door lage
uitbouwen, waardoor een goede samenhang met het schip is verkregen. Het
middenschip en de zijbeuken worden door één groot dak overhuifd,
aan welks voet topgevels met groote vensters zijn aangebracht.



KERK TE POORTUGAAL (Z.-H.).

De kerk te Poortugaal, eertijds een parochiekerk, is thans te groot
voor deze kleine gemeente, zoodat slechts een deel van de kerkruimte
wordt gebruikt en het ruime rechthoekige koor buiten dienst en
afgesloten is. Hierdoor wordt het aanzien van het gebouw niet
verhoogd. Ook doen de veranderde en geheel of tendeele dichtgemetselde
vensters zien, dat het monument vele onoordeelkundige wijzigingen
heeft ondergaan, die evenmin tot verfraaiing van het geheel bijdragen.



KERK TE SPIJKENISSE (Z.-H.).

Niet ver van Poortugaal ligt het dorp Spijkenisse, dat eveneens een
groote, voormalige parochiekerk bezit, die echter van minder fraaie
werking is als die in het eerst genoemde dorp. Zeer schilderachtig is
evenwel de zware, verzakte toren, die met zijn door plompe steunberen
gestutten onderbouw, nieuweren opbouw en lage spits, een aardig geheel
vormt, waaraan zelfs eenige sierlijkheid niet kan worden ontzegd
door de decoratieve behandeling der muren met ondiepe nissen en de
slanke galmgaten.



KERK TE ABBENBROEK (Z.-H.).

Wordt bij de kerk te Poortugaal de verlichting van het ruim verkregen
door groote vensters in topgevels, aan den voet van het dak geplaatst,
ook bij de kerk te Abbenbroek is een dergelijke verlichting toegepast,
doch werd dit motief tot een grootere en rijkere ontwikkeling
gebracht. De zijbeuk is hier in vijf dwarstraveeën verdeeld, ieder met
een topgevel bekroond en onderling door zware steunberen gescheiden; in
iedere travée was een groot venster met traceeringen, die nu tendeele
zijn dichtgemetseld, tendeele door houten ramen zijn vervangen. Al
moge tegen deze opvatting eenige bedenkingen zijn aan te voeren, niet
kan worden ontkend, dat zoodoende een gevelontwikkeling is verkregen
van groote decoratieve werking, die het eenvoudige gebouw een groote
bekoring verleent.



KOORGEVEL VAN DE KERK TE ABBENBROEK (Z.-H.).

Ook zeer merkwaardig aan het kerkje te Abbenbroek is de fraaie topgevel
van het koor, die een knap stuk metselwerk doet zien. Doch overigens
is het kerkgebouw zeer gehavend, wat vooral blijkt aan de naar den weg
gekeerde zuidzijde, waar de muur vierkant is opgetrokken, nadat in 1747
de sierlijke topgeveltjes door storm waren vernield. Bovendien is de
toren grootendeels onder een grauwe pleisterlaag bedekt, en werd in den
laatsten tijd tegen den koorgevel een minder fraaie aanbouw gemaakt.



KERK TE GEERVLIET (Z.-H.).

Geervliet, waarschijnlijk een der oudste en aanzienlijkste
Heerlijkheden van Holland, eertijds zelfs ommuurd, doch thans
slechts een klein dorp, bezit een kruiskerk, die door haar grooten
omvang getuigt van de welvaart, waarin deze plaats zich weleer
mocht verheugen. Doch nu is die luister verbleekt, en het trotsche
kerkgebouw in verval geraakt; vensters zijn dichtgemetseld, het
koor door een schot afgesloten en de toren verminkt. Blijkbaar
heeft ook de groote brand, die in 1743 Geervliet verwoestte, de
kerk niet gespaard. Althans de aansluiting van het kerkdak tegen den
toren duidt op latere veranderingen, en kan oorspronkelijk door den
bouwmeester moeilijk zoo zijn bedoeld. Voorzoover de toren niet onder
een pleisterlaag is bedekt, doet hij een rijke architectuur zien, in
baksteen met bergsteen uitgevoerd. Aardig, gemoedelijk is de kleine
ingang, waartoe eenige treden, waarlangs een houten leuning, leiden.



KERK TE GIESSEN-OUDEKERK (Z.-H.).

De kerk te Giessen-Oudekerk is weinig belangrijk; in sommige gedeelten,
zooals het met een plat afgedekt koor, bepaald leelijk. Doch de toren,
ofschoon tendeele van zijn steunberen ontdaan en met een onvolledige
bekroning, is een mooi voorbeeld van een eenvoudigen baksteenbouw. Zeer
juist gevoeld worden de drie verdiepingen, waaruit de toren bestaat,
naar boven verlaagd en verfijnd. Is de hooge onderbouw vlak en de
middenbouw even met nissen versierd, het bovengedeelte is verlevendigd
door dubbele galmgaten, geflankeerd door ondiepe nissen, alsmede
door een sierlijk boogfriesje als afsluiting en tevens als voet voor
de balustrade.



KERK TE GIESSEN-NIEUWKERK (Z.-H.).

Van de kerk te Giessen-Nieuwkerk is enkel oud de eenvoudige toren met
spitsboogvormige, gekoppelde galmgaten en slanke spits, en het half
achthoekige koor met zware steunberen en rijzige spitsboogvensters,
die echter grootendeels zijn dichtgemetseld. Het schip is vernieuwd
en blijkens de aansluiting met den toren, ook verhoogd. Doch
deze vernieuwing is op een weinig aantrekkelijke wijze uitgevoerd;
vooral aan de wegzijde vertoont dit gedeelte smakelooze details. Een
schilderachtig hoekje vindt men echter aan de achterzijde van het
kerkgebouw, waar tegen het koor een kleine aanbouw is gemaakt, die
door een grasveld en moestuin wordt omgeven.



TOREN VAN DE KERK TE NIEUWERKERK (Z.-H.).

Al zijn de kerktorens in het midden van ons land doorgaans niet zoo
groot en niet zoo rijk ontwikkeld als die in Noord-Brabant en Zeeland,
het torentje van de kerk te Nieuwerkerk doet zien, dat een kleine,
eenvoudige toren toch ook wel een kunstwerk kan zijn en tevens, dat
men eveneens in die streken over groote vaardigheid en kunstzin had
te beschikken. Deze toren, goed van verhouding, fraai van lijn en
fijn van geleding, is geheel van baksteen opgetrokken met bescheiden
toepassing van natuursteen. Hij bestaat uit een massieven onderbouw
met drie verdiepingen, waarvan de eerste een dichtgemetseld drie-lichts
venster te zien geeft, de tweede met nissen, voorzien van traceeringen,
is versierd en de bovenste, als bekroning, is doorbroken met groote
gekoppelde galmgaten, waarboven, onder de even overstekende leien
spits, een fijn boogfriesje is aangebracht.



KERK TE HEENVLIET (Z.-H.).

Dat een kerkgebouw enkel door zijn groote lijnen mooi kan zijn, bewijst
het simpele kerkje te Heenvliet, evenals Geervliet, een oud stadje, dat
tot den rang van dorp is gedaald. Het is zeer schilderachtig gelegen
op het kerkhof, even buiten de kom der gemeente. Hooge boomen omgeven
grootendeels het gebouwtje, welks voorgevel met klimop is begroeid. Het
bestaat uit een middenschip afgesloten door een veelhoekig koor,
waarin sporen van traceeringen zichtbaar zijn en aan de noordzijde
begrensd door een zijbeuk, die met het schip onder één dakschild is
gebracht. Uit den sluitgevel rijst eenvoudig en natuurlijk een torentje
met hooge spits omhoog, aldus karakter gevende aan het gebouw, maar
tevens aantoonende op welk een weinig kostbare wijze een toren kan
worden ontwikkeld, als de middelen voor een rijkeren bouw ontbreken.



KERK TE WOUBRUGGE (Z.-H.).

De kerkgebouwen, die na de reformatie voor den Hervormden eeredienst
werden gesticht, wijken sterk af van de oudere kerkgebouwen. Een
verdeeling in schip, beuken en koor is verdwenen en heeft plaats
gemaakt voor één centrale ruimte, zooals bij de kerk te Woubrugge,
die in 1653 werd voltooid. Dit deftige gebouw, wiens plattegrond
uit een samenvoeging van veelhoeken is ontstaan, is geheel in
baksteen uitgevoerd. Op de hooge gevelmuren, waartegen steunberen
zijn aangebracht, die met een holle lijn in het gevelvlak overgaan,
rust een hoog leien dak, waaruit zich een twaalfzijdig klokketorentje
met slanke spits ontwikkelt. Dit torentje is van hout, evenzoo de
gootlijst, die van consoles is voorzien. Ofschoon de schoonheid van
dit gebouw van anderen aard is als die van de Middeleeuwsche kerken,
is het toch een waardevol monument, dat mede door zijn silhouet een
zeer gunstigen indruk maakt.



KERK TE OUDSHOORN (Z.-H.).

De kerk te Oudshoorn uit 1665, welke, evenals die te 's Gravenland,
door Stalpaert werd gebouwd, is vierkant van plattegrond met pijlers
in de hoeken. Het uitwendige is ontwikkeld tot een kruiskerk met
gelijke armen, waarvan de hoeken door lagere aanbouwen tot een
kwadraat zijn uitgevuld. In de hoofdas van het gebouw, mooi gelegen
in een bocht van de Oude Rijn, is een portaal voorgebouwd, dat met
een fronton is bekroond. Evenals te Woubrugge zijn op de hoeken
steunberen aangebracht, die hier met een gebogen lijn in pilasters
overgaan. Op het kruis van het hooge leien dak verheft zich een
sierlijk klokketorentje, dat het gebouw groote bekoring bijzet. In
de kerk zijn fraai gebrandschilderde glazen uit 1670, die vòòr korten
tijd werden hersteld.



KERK TE NEDERHORST-DEN-BERG (N.-H.).

Een kerkgebouw, dat vooral uitmunt door zijn schilderachtige ligging,
is dat te Nederhorst-den-Berg. Deze kerk is gebouwd op een kleinen
heuvel aan de buitenzijde van het dorp gelegen en door aardige
dorpshuisjes omgeven. Bij de splitsing van den straatweg voert een
breede, gemetselde trap naar het terras, dat met struiken en boomen
is beplant. Te midden hiervan verheft zich het oude gebouw, geheel
in natuursteen uitgevoerd, dat echter nog een zeer nieuwen indruk
maakt en blijkbaar grondig is gerestaureerd. Het doet verschillende
stijlvormen zien; het schip met rondboogramen, en de toren vertoonen
Romaansche vormen; het koor, iets hooger dan het schip, behoort tot
de Gothische stijl. Het is halftienhoekig afgesloten en heeft vrij
zware steunberen en slanke spitsboogvensters.



KERK TE EGMOND OP DEN HOEF (N.-H.).

Het kerkgebouw te Egmond op den Hoef, dat eertijds behoorde bij het
kasteel van de Heeren van Egmond, geeft den indruk, dat het in den loop
der tijden belangrijk werd veranderd. Ter plaatse van een oude kapel,
die in 1229 door Willem I, Heer van Egmond, was gesticht, werd door
Jan van Egmond in 1430 een nieuwe kerk gebouwd, die met het kasteel in
1574 door Spaansche krijgslieden werd verwoest. In 1630 werd het gebouw
hersteld en van een nieuw dak met klokketorentje voorzien. Door deze
wijzigingen is niettemin een aardig geheel ontstaan, dat duidelijk doet
zien, dat een gebouw schoon kan zijn zonder strenge stijleenheid. Het
kerkje, sterk verweerd en ten deele met klimop begroeid, is zeer
fraai gelegen op het kerkhof met aangrenzend plantsoen, temidden van
hooge boomen. Vooral de achterzijde, met een uitbouw, die aan een
dwarsschip herinnert, en het aardige torentje, is, behalve uit een
architectonisch, ook uit een picturaal oogpunt zeer aantrekkelijk.



KERK TE BERGEN (N.-H.).

Van het trotsche kerkgebouw te Bergen, wiens hooge toren den zeelieden
tot baken strekte, zijn slechts brokstukken overgebleven, die, over
het groote grasveld verspreid en met klimop begroeid, door hun flinke
details, alsmede door hun prachtig rooden baksteen, afgewisseld met
natuursteen, doen vermoeden, dat het gebouw zeer groot en fraai moet
zijn geweest. In 1574 geheel door brand vernield, werd in 1577 enkel
het koor weer hersteld en toen met een sierlijk torentje voorzien,
waarna het voor den kerkdienst der Hervormden in gebruik is genomen.



KERK TE OOSTHUIZEN (N.-H.).

De kerk te Oosthuizen uit 1518 heeft den vorm van een kruis met gelijke
armen, waarvan één tot koor is ontwikkeld, dat thans door een houten
schot is afgesloten. Op het kruis staat een opengewerkt zeskant
torentje, dat in 1745 werd hersteld. Het gebouw is opgetrokken van
warm-rooden baksteen, afgewisseld met geel-kleurigen zandsteen. De
ramen en blindramen zijn met laat-Gothische traceeringen versierd. De
kerk, met een tongewelf gedekt, bevat, behalve een barok grafmonument
van Van Bredehoff uit 1721, een fraai hek met preekstoel en orgel
uit 1521 en een portaal met rijk snijwerk uit 1648, doch alles met
een dikke verflaag bedekt.



KERK TE WESTBROEK (U.).

Een dorpskerk van vrij groote afmetingen is de kerk te Westbroek,
die sinds 1467 een kleine kapel vervangt. Aanvankelijk was het een
parochiekerk, die behoorde onder het Aartsdiakenschap van de domkerk
te Utrecht. Het gebouw bestaat uit een middenschip en twee zijbeuken,
onder één groot dak, en een iets smaller, doch hooger half achthoekig
afgesloten koor, waaraan een kleine kapel grenst, beide uit later
tijd dan het schip. De zijbeuken, die langs den toren zijn verlengd,
hebben slechts kleine vensters; die van het koor zijn groot en rijzig,
geprofileerd en met blokken natuursteen omzoomd. Het middenschip
is door een heel, de zijbeuken door een half spitsboogtongewelf
overdekt. Schip en beuken zijn gescheiden door zware kolommen, waarop
spitsbogen door zware balken verankerd.



INTERIEUR VAN DE KAPEL IN DE KERK TE WESTBROEK (U.).

Aan de zuidzijde van het koor der kerk te Westbroek grenst een kleine
kapel, slechts 3,5 Meter breed, die een mooi voorbeeld doet zien van
overwelving, zooals in vele onzer middeleeuwsche kerken, voornamelijk
voor het koor, werd toegepast. Het schip en de zijbeuken bleven bij
vele kerkgebouwen in deze streken onoverwelfd, eensdeels wegens gebrek
aan middelen, anderdeels uit vrees voor zettingen van het gebouw,
wat op onzen slappen bodem geenszins was uitgesloten. De ribben dezer
gewelven, gewoonlijk van geprofileerden natuursteen, ontspringen
zooals ook in deze kapel dikwijls op gebeeldhouwde draagsteenen. De
velden tusschen deze constructieve ribben worden dan met bolvormige
baksteen gewelfjes gesloten.



TOREN VAN DE KERK TE LOENEN (U.).

Eenige dorpskerken in de provincie Utrecht hebben een hoogen
toren, die veel verwantschap vertoont met den Domtoren in de stad
Utrecht. Ook deze torens bestaan volgens middeleeuwschen aard uit
verschillende, naar boven in breedte afnemende, verdiepingen als
teerlingen opeengestapeld. Zoo ook de toren te Loenen, die met zijn
vele slanke nissen, waarin traceeringen, en rijke afwisseling van
bak- en natuursteen, een zeer decoratieven indruk maakt. Op den
rechthoekigen onderbouw, waartegen een achtkant traptorentje is
uitgebouwd, verheft zich een smallere bovenbouw met lichte steunberen
op de hoeken. In 1714 werd de toren door den bliksem getroffen en de
spits vernield. Door bijdragen van de ingezetenen werd deze echter
spoedig hersteld; waarschijnlijk zullen toen ook de Renaissance
balustraden aangebracht zijn op den omgang en aan den voet van het dak.



KERK TE SOEST (U.).

Zeer veel overeenkomst met den toren van de kerk te Loenen, bezit
die van de eenschepige kerk te Soest, die vóór eenige jaren werd
gerestaureerd. Evenwel is deze toren veel strenger van lijn en
vertoont hij ook niet die levendige afwisseling van baksteen met
natuursteen. Natuursteen werd enkel gebruikt voor constructieve
onderdeelen, traceeringen en eenige blokken op de hoeken. Aan beide
zijden van den drie verdiepingen hoogen toren is een achthoekig
traptorentje aangebouwd, dat tot de eerste verdieping reikt.



TOREN VAN DE KERK TE HOUTEN (U.).

De geheel bepleisterde kerk te Houten bezit een hoogen toren, waarvan
wel is waar vele details eveneens door bepleistering zijn verminkt,
doch die niettemin nog een goeden totaal indruk maakt. Bovendien
is de ligging, aan de bocht van den weg en tusschen hooge boomen en
eenvoudige dorpshuizen, zeer eigenaardig. Het onderste gedeelte van
den toren is van tufsteen; de beide bovenste verdiepingen van baksteen
afgewisseld met banden. De overhoeks geplaatste steunberen eindigen
in fialen, die de spits omgeven.



KERK TE VREELAND (U.).

Het kerkje te Vreeland, zoo simpel in verhouding tot haar trotsche
buurvrouw te Loenen, aan de overzijde van de Vecht, draagt de sporen
van verbouwingen en vergrootingen. Vooral de schilderachtige noordzijde
duidt sterk daarop. Het vierkante koor, naar den weg gekeerd, schijnt
het oudst, en is van zeer grooten steen opgetrokken in zeer eenvoudige
vormen. Iets rijker is het schip bewerkt, dat om den toren heen
grijpt. De spitsboogramen hierin geplaatst, zijn met profielsteen
omgeven; bij enkele vindt men nog sporen van traceeringen, die in
baksteen waren uitgevoerd.



KERK TE BLAUWKAPEL (U.).

In een der forten om de stad Utrecht ligt het kleine dorp
Blauwkapel, dat uit slechts weinige huizen en een bijzonder klein
kerkje bestaat. Dit gebouwtje, veilig verscholen achter deze hooge
verdedigingswerken, geeft, ondanks zijn kleine afmetingen, een
volledige kruiskerk met koor te zien. Tegen het schip, met een houten
tongewelf afgedekt, is een torentje gebouwd, wiens kleine spits zich
nauwelijks boven de wallen verheft. Het ondergedeelte van de muren is
gepleisterd, overigens zijn zij uitgevoerd in groot formaat baksteen,
mooi van kleur.



KERK TE KERKWIJK (GELD.).

In de Bommelerwaard vindt men verscheidene aardige, oude dorpskerken,
waarvan de kerk te Kerkwijk wel de oudste is, althans het schip, dat,
geheel van tufsteen, misschien reeds in de 11e eeuw werd gebouwd
en Romaansche vormen vertoont. De muren zijn versierd met lisenen,
door rondbogen verbonden, doch hebben veel geleden door het inbreken
van groote ramen ter vervanging van de oorspronkelijk veel kleinere,
en door het aanbrengen van baksteenen steunbeertjes. Het koor, iets
smaller en hooger dan het schip, is, evenals de toren, in baksteen
uitgevoerd en van iets later tijd. De toren uit de 13e eeuw heeft
vroeg-Gothische vormen, doch is zeer gehavend. Tegen den toren is
een traptoren aangebouwd, die van onder rond en van boven veelhoekig
is. Het interieur is thans weinig belangrijk meer, wegens ondergane
verbouwing, waarbij het koor en schip tot een geheel zijn gebracht en
de zware houten trekbalken met karbeels, door dunne ijzeren stangen
zijn vervangen.



KERK TE RHEDEN (GELD.).

Evenals het schip van de kerk te Kerkwijk behoort de tufsteentoren
van de kerk te Rheden tot de weinige overblijfselen der Romaansche
kunst in ons land. De majestueuze 12e eeuwsche toren is zeer
eenvoudig behandeld, doch daardoor juist van groote werking; vlakke
blindbogen versieren den stoeren romp, die door een eenvoudige
spits wordt bekroond. Het Gothische kerkgebouw zelf, is niet geheel
in overeenstemming met den toren, die eertijds bij een lageren bouw
schijnt te hebben behoord. Het schip der kerk verheft zich even boven
de zijbeuken, zonder dat echter de basiliekale vorm is bereikt. Het
koor is voorzien van slanke vensters, met laat-Gothische traceeringen,
en iets hooger dan het schip.



KERK TE RESSEN (GELD.).

Het kleine kerkje te Ressen heeft eveneens een Romaanschen
tufsteentoren, waarvan echter het bovengedeelte in baksteen is
vernieuwd, terwijl ook de minder fraaie achthoekige toren van later
tijd is. De toren is door boogfriesjes in verdiepingen verdeeld;
in de bovenste zijn galmgaten, waarin vroeger zuiltjes hebben
gestaan. Tegen den krachtigen toren staat een klein schip, door
rondboogramen verlicht, waarbij zich een veelhoekig Gothisch koor met
zware steunberen aansluit. Schip en koor, alsmede het ondergedeelte
van den toren, zijn gepleisterd en gewit boven een zwart geteerd plint.



KERK TE BEMMEL (GELD.).

In Bemmel, een dorp nabij Ressen, ligt onder aan den rivierdijk,
grootendeels achter huizen en boomen verscholen, een geheel gewit
kerkgebouw, eveneens met een eenvoudigen Romaanschen tufsteentoren
uit het begin der 13e eeuw. Deze toren vertoont zeer veel overeenkomst
met dien van het naburige Ressen. Ook hier zijn rondboogjes toegepast;
alleen het bovengedeelte is iets afwijkend, doordat van iedere zijde
twee gekoppelde galmgaten zijn aangebracht. Ook zijn hierin de zuiltjes
nog aanwezig, die te Ressen ontbreken.



KERK TE KERKDRIEL (GELD.).

Hoewel niet zoo oud als de kerk te Kerkwijk, kan de kerk te Kerkdriel,
eveneens in de Bommelerwaard, mede tot de oudste kerkgebouwen gerekend
worden, tenminste wat den toren betreft, die uit omstreeks 1300
dagteekent. De kerk zelf is uit de 15e eeuw. Deze toren, geheel van
baksteen opgetrokken, is met blindbogen versierd en wordt door een
hooge spits bekroond. Aan de zuidzijde van den toren is een vierkante
traptoren uitgebouwd. Het ruime schip is met de zijbeuken onder
één dak gebracht. De zijbeuken zijn langs den toren doorgetrokken
en schuin afgesloten. Ze zijn opgetrokken van baksteen met ruime
toepassing van natuursteen, welk materiaal ook aan de tranceptgevels
is verwerkt, doch overigens spaarzaam werd aangewend. De ligging
van het gebouw, te midden van hooge boomen en dichte struiken, is
ook zeer mooi, doch het buiten dienst gestelde dwarsschip en koor,
waarin gewelfschilderingen zijn ontdekt, is zeer verwaarloosd.



KERK TE BRAKEL (GELD.).

Een zeer mooi voorbeeld van een drieschepige dorpskerk is de kerk te
Brakel, een type ongeveer als te Kerkdriel, doch zonder kruisbeuk. Ook
hier worden middenschip en zijbeuken door één hoog dak overhuifd,
dat vrij laag bij den grond begint, waardoor het gebouw zoo goed
harmonieert met de lage dorpshuisjes. De rondboogvensters in de
zijbeuken, waarvan nog gedeelten van tufsteen zijn, werden later
ingebroken ter vervanging van oorspronkelijk kleinere ramen. Het koor,
ter breedte en hoogte van het middenschip, heeft spitsboogvensters en
is half tienhoekig afgesloten. Ook zeer fraai is de toren, die in drie
verdiepingen is verdeeld, welke naar boven lager en smaller worden;
aan de noordzijde is een veelhoekig traptorentje uitgebouwd.



INTERIEUR VAN DE KERK TE BRAKEL (GELD.).

Doen de nieuwe vensters in de zijbeuken van de kerk te Brakel reeds een
verbouwing vermoeden, ook het interieur der kerk duidt op een wijziging
van den oorspronkelijken toestand. Vooral het plafond met de zware
trekbalken met karbeels, schijnt te zijn veranderd. Niettemin maakt
deze ruimte, met haar aardige doorkijkjes en van gebrandschilderde
glazen voorziene koor, waarin de preekstoel is geplaatst, nog een
gunstigen, vriendelijken indruk.



KERK TE HEDEL. (GELD.)

Het lage kerkgebouw der Hervormde gemeente te Hedel, aan den rand
van het dorp gelegen, heeft een zelden voorkomend kerkplan, dat
toch voor den Hervormden eeredienst zeer geschikt lijkt, omdat alle
kerkbezoekers onbelemmerd den predikant kunnen zien. Het gebouw, dat
den vorm heeft van een T, schijnt te zijn gebouwd op de grondslagen
van een groote, 15e eeuwsche kruiskerk, waarvan echter slechts een
gedeelte werd benut. Op het dak verheft zich boven den zuidelijken
ingang een slank torentje, dat aanvankelijk op het kruis stond,
doch in het begin der 19e eeuw werd afgebroken en verplaatst.



KERK TE BRUCHEM. (GELD.)

Een duidelijk bewijs, dat verschillende stijlvormen zich goed kunnen
samenpassen, en het geen vereischte is, dat toevoegingen moeten worden
uitgevoerd in de stijl van het gebouw, levert het kerkje te Bruchem,
eveneens in de Bommelerwaard, waarin verschillende stijlelementen
zijn vereenigd. Het oorspronkelijk 15e eeuwsche kerkgebouw werd
in de 17e eeuw verbouwd. In de 18e eeuw werd er een portaal aan
toegevoegd. Later werd het gebouw geheel gepleisterd en gewit, wat
wel niet kan worden geprezen, doch wat toch wel aardig doet tegen
den achtergrond van groen.



KERK TE GELDERMALSEN. (GELD.)

Van de dorpskerken in de Tielerwaard is het kerkgebouw te Geldermalsen
wel het belangrijkste. Gelegen aan den hoofdweg op een naar de Linge
afhellend terrein, maakt het gebouw, vooral van de noordzijde, een
gunstigen indruk door zijn krachtige massawerking. Het hooge pannendak
van het schip, dat doorgetrokken is over de zijbeuk, waarmede de
kerk aan deze zijde is vergroot, de zware toren met lage spits,
en het rijzige koor met kleinen uitbouw, zij vormen samen een mooi
geheel. In onderdeelen is het gebouw echter teleurstellend. Behalve
de zuidgevel van het schip en een gedeelte van het koor, dat in mooi
rooden baksteen prijkt, is alles grauw gepleisterd, gedeeltelijk vlak,
gedeeltelijk ruw behandeld.



KERK TE PERSINGEN. (GELD.)

Ten Oosten van Nijmegen, links van den straatweg naar Beek, ligt het
gehucht Persingen, eertijds een welvarend dorp, doch thans slechts
bestaande uit een paar boerenhuizen en een kleine kerk. Doch dit oude
kerkje, reeds lang aan den dienst onttrokken, is van groote kunstwaarde
en moet tot de mooiste dorpskerkjes in ons land worden gerekend. Het
is geheel in baksteen uitgevoerd, die echter overblijfselen van
een latere overpleistering doet zien, zelfs de afdekkingen van de
zware steunberen, die het gebouwtje omgeven, zijn gemetseld. Ook het
inwendige verraadt de bekwame hand van den metselaar; het is overwelfd
met Gothische kruisgewelven, die laag bij den grond beginnen.



KERK TE PERSINGEN. (GELD.)

Het fijn gevoel van den bouwmeester dezer bescheiden dorpskerk
komt vooral tot uiting aan den toren, die wat rijker is behandeld
dan het schip en het koor. Deze toren, zeer goed van verhouding,
is met nissen en tandlijstjes versierd. De slanke galmgaten in het
bovengedeelte zijn echter dicht gemetseld, toen het gebouw zijn
bestemming had verloren. Ook de vensters van het schip en koor
zijn grootendeels dichtgemetseld of met houten ramen gedicht. In
den laatsten tijd heeft het gebouw eenige herstellingen ondergaan,
die evenwel tot het beslist noodige zijn beperkt, zoodat het karakter
van het gebouw niet is aangetast en ook geen afbreuk werd gedaan aan
het schilderachtig cachet.



KERK TE WESTERVOORT. (GELD.)

Als zoovele oude kerken dagteekent het dorpskerkje te Westervoort bij
Arnhem, uit verschillende perioden. Blijkens het gebruik van tufsteen
voor het schip, mag dit tot het oudste gedeelte van den bouw gerekend
worden. Verder is het kerkgebouw in baksteen uitgevoerd, zoo ook de
zware toren, waaraan vroeg-Gothische vormen zichtbaar zijn. Deze is
blijkbaar verhoogd, waarschijnlijk in verband met een verbouwing van
het schip. Aan de zuidzijde van den toren is een halfrond traptorentje
uitgebouwd, dat tot halverhoogte reikt. Het half achthoekige koor,
ook bij dezen bouw van jonger datum, had slanke spitsboogvensters,
die gedeeltelijk zijn dicht gemetseld, gedeeltelijk door houten
ramen vervangen.



KERK TE BARNEVELD. (GELD.)

De middeleeuwsche kerken zijn dikwijls zoodanig ingebouwd, dat
zij slechts gedeeltelijk zijn te overzien. Daarop waren zij echter
berekend, zooals blijkt bij vele Gothische stadskerken, die soms,
door nauwe straatjes zijn omgeven. Zij zijn dan als 't ware tot één
geheel gegroeid met de omringende huizen, waarvan zij niet, dan ten
koste hunner schoonheid zijn te ontdoen, zooals de vrijlegging van
den Keulschen dom heeft bewezen. Zoo wordt ook de kerk te Barneveld,
een dorp dat veel van een stadje heeft, vooral aan de zuidzijde
nauw ingesloten. Dit gebouw, zoo bekend door den stouten daad van
Jan van Schaffelaar, was oorspronkelijk een kruiskerk, wat sommige
scheef geplaatste steunberen nog verraden. Door toevoeging van twee
zijschepen, die even hoog zijn als het middenschip, werd de kerkruimte
aanmerkelijk vergroot en ontstond een soort halle-kerk, die in ons
land vrij zeldzaam is.



TOREN VAN DE KERK TE DENEKAMP. (O.)

Voor den kerkbouw in Achter-Overijssel werd weleer veel gebruik
gemaakt van Bentheimersteen, die daar betrekkelijk gemakkelijk te
verkrijgen was. Zoo ook voor de kerk te Denekamp, die bestaat uit
een schip met een zwaren toren, van natuursteen opgetrokken, en een
nieuw gedeelte van baksteen met toepassing van zandsteen aan den ouden
bouw ontnomen, dat in dezen tijd werd uitgevoerd. De zeer massieve,
blauw-grijs verweerde toren, met een driehoekig, uitgebouwden traptoren
aan de zuidzijde, is drie verdiepingen hoog, waarvan de eerste met
een zware hollijst is afgesloten en de bovenste voorzien is van
spitsboogvormige galmgaten. In den toren, zoowel als in het schip,
zijn Gothische kruisgewelven. In verband met de vergrooting van de
kerk is het oude schip eenigszins gewijzigd en gerestaureerd.



KERK TE WEERSELO. (O.)

Het kleine Protestantsche kerkje te Weerselo munt vooral uit door
zijn aardige ligging. Met een groote, wit gepleisterde pastorie en
een omgeving van hooge zware boomen vormt het een zeer schilderachtig
geheel. Het kerkje, dat weleer tot een Stift behoorde, is hoogst
eenvoudig en bestaat slechts uit een schip van vier traveeën, met een
open torentje bekroond. De muren zijn grootendeels van natuursteen
opgetrokken, wat op een hoogen ouderdom wijst. Het gebouwtje blijkt
in den loop der tijden veel verandering te hebben ondergaan. Twee
gevels zijn onder een pleisterlaag bedekt, waarop ten overvloede,
zeer smakeloos, spitsboogramen zijn geschilderd. In één dezer gevels
is een eenvoudig Renaissancepoortje met opschrift, waarboven een
wapenschild. Het best bewaard gebleven is de zuidgevel, waarin
spitsboogramen van verschillende hoogte, die vermoedelijk kleinere
ramen vervangen. Aan deze zijde ligt ook een klein kerkhof, door een
heg omgeven.



KERKTOREN TE LOSSER (O.).

Eveneens in Achter-Overijssel ligt, nabij de Duitsche grens, het dorp
Losser, dat weleer een oude kerk bezat, waarvan enkel de toren nog
bestaat. Deze toren wijkt echter, zoowel in samenstelling als in vorm,
sterk af van de andere oude dorpstorens in deze streken. Hij is geheel
van baksteen met bescheiden toepassing van natuursteen en vertoont
een vorm, die in Groningen en Friesland herhaaldelijk voorkomt, maar
hier tot de uitzonderingen behoort. Behalve in het Noorden worden in
ons land dergelijke torens met een zadeldakvormige afdekking bijna
niet aangetroffen.



KERK TE OLST. (O.)

Een dorpskerk van zeer groote architectonische waarde is het
kleine kerkje te Olst, dat zich door een zeer gunstige massawerking
onderscheidt. Zelden ziet men een gebouw, waarvan de inwendige ruimte
zoo duidelijk en logisch naar buiten is vertolkt. Vertrouwelijk rust
het lage koor tegen den sluitgevel van het hooge schip, waarvoor
zich een eenvoudig geteekende toren verheft, wiens slanke spits hoog
in de lucht steekt. Alle overbodige toevoegingen zijn vermeden en
alle vormen volkomen natuurlijk uit hun bestemming gegroeid. Zeer
fraai is ook het rustige silhouet, dat een steeds klimmende lijn
doet zien, die in den toren zijn grootste hoogte bereikt. Jammer,
dat het inwendige geleden heeft door wijziging van het koor, waarin
het orgel werd geplaatst. Het schip verkeert echter nog in goeden
staat; het is overdekt met gewelven, waarvan twee als kruisgewelven
en een als netgewelf is behandeld. Het ondergedeelte van den toren,
dat blijkbaar tot een ander gebouw heeft behoord, doet Romaansche
vormen zien en is in tufsteen uitgevoerd.



KERK TE HAVELTE (DR.).

De hooge toren van de eenschepige kerk te Havelte vertoont een weinig
voorkomend karakter. Zulke hooge torens komen in dit gedeelte van ons
land niet veel voor. Ook de vorm wijkt van het gewone type af, hoewel
de verschillende elementen, waaruit de bouw bestaat, als de zich naar
boven versmallende verdiepingen, de aangebouwde traptoren en de korte
spits, dezelfde zijn als bij vele andere oude kerktorens. Deze toren
dagteekent volgens een inschrift uit het begin der 15e eeuw. Hij
werd echter bij een storm in 1660 zwaar beschadigd, doch spoedig
daarop weer hersteld. Bij die gelegenheid werd waarschijnlijk ook
het traptorentje gemaakt, dat naar de luiklok voert. De kerk zelf
is ouder en uit het begin der 14e eeuw, doch is in 1598 aanzienlijk
verbouwd. Het schip is overwelfd en eindigt in een halfachthoekig
koor van gelijke hoogte en breedte.



KERK TE VLEDDER. (DR.).

Behalve den toren heeft de kerk te Vledder veel overeenkomst met
die te Havelte, alleen is de eerste wat kleiner en is het koor iets
smaller dan het schip, doch overigens zijn de beide gebouwen vrijwel
gelijk. De toren vertoont echter een andere ontwikkeling en heeft
den Groningschen en Frieschen torenvorm; ook ontbreken hier de slanke
nissen en openingen en worden de vlakke muren slechts door twee-hoog,
kleine galmgaten doorbroken. De kerk ligt op een verhoogd grasveld,
omgeven door denneboomen, midden in het kleine dorp, dat uit slechts
weinige, onregelmatig verspreide huizen bestaat.



KERK TE ANLOO (DR.).

Een mooien toren heeft ook de kerk te Anloo, die door zijn aardige
gevelbekroning en klein spitsje een karakteristiek type van
zadeldaktorens vertegenwoordigt. Hij is van frisch rooden baksteen
opgetrokken en op Romaansche wijze eenvoudig versierd met rondbogen
en kleine galmgaten. De tamelijk lage en overwelfde kerk doet twee
bouwperioden kennen. Het oudste gedeelte, het schip, is grootendeels
van tufsteen en vertoont resten van lisenen en blindbogen. De later
ingebroken ramen zijn met baksteen aangemetseld. Het veelhoekig koor
is in groot formaat baksteen uitgevoerd. Het kerkgebouw ligt op een
uitgestrekt grasveld, dat ten deele door een vervallen baksteenmuurtje,
op veldheien gefundeerd, is omsloten.



KERK TE KREWERD. (GR.).

De Groningsche en Friesche dorpskerken werden bij voorkeur gebouwd
op een hooge wierde, zoodat zij veilig waren voor overstroomingen,
waardoor deze lage landen zoo vaak werden geteisterd, toen zij nog
niet omdijkt waren. Aan den voet dezer wierde strekt zich het dorp
uit, zoodoende met het kerkgebouw een mooi totaalbeeld vormende. Deze
dorpen zijn dikwijls zeer afgezonderd gelegen. Zoo ook Krewerd, een
zeer oud dorpje ten Noorden van Appingedam, wiens kerk uit het laatst
der 13e eeuw dagteekent. Het kerkgebouw zelf verkeert nog in vrij
goeden toestand en doet een zeer mooie baksteen architectuur zien,
doch de toren heeft veel geleden, mede, doordat het pannen zadeldak
door een lage spits met zink bekleed, is vervangen.



KOOR VAN DE KERK TE OLDENZIJL. (GR.).

Uit het laatst der 12e eeuw is het kleine eenschepige dorpskerkje te
Oldenzijl, dat geheel in groot formaat rooden baksteen is uitgevoerd,
en wiens zware muren op sommige plaatsen wel 1.- meter dik zijn. Het
omringende kerkhof is geleidelijk opgehoogd, zoodat ook het plint
van het halfronde koor aan het gezicht is onttrokken, waardoor
afbreuk wordt gedaan aan de goede verhoudingen, die bovendien nog
zijn verstoord door een verhooging van het bovengedeelte. Niettemin
is deze koornis nog zeer belangwekkend en een fraai voorbeeld van
decoratieven baksteenbouw. De drie kwart kolonnetjes, waarop rondbogen
ontspringen, zijn voorzien van kapiteelen en basementen met bladvormen
versierd, doch, evenals de draagsteentjes onder de kleine rondboogjes,
grootendeels verweerd.



INTERIEUR VAN DE KERK TE OLDENZIJL. (GR.).

Het schip van het Oldenzijlsche kerkje, in vijf traveeën verdeeld,
was eertijds geheel overwelfd, waarvan echter, behalve enkele aanzetten
van gordelbogen en ribben, slechts één gewelfveld is overgebleven; de
ruimte wordt thans grootendeels gedekt door een houten balkzoldering,
die ultramarijn-blauw is geschilderd. Het koor heeft ook zijn
koepelvormige overwelving behouden; de muren hiervan zijn met rondbogen
op gekoppelde zuiltjes geleed. Ondanks het interieur zoo gehavend is,
maakt het toch nog een gunstigen indruk, waartoe ook wordt bijgedragen
door de fraaie preekstoel uit 1768 en eenige eikenhouten banken met
decoratief snijwerk, waarin wapenschilden zijn opgenomen.



KERK TE HUSINGHE. (GR.).

Het kerkje te Husinghe bezit ook een mooien, halfronden kooraanleg. Dit
gebouwtje, waarbij een zware toren, is overwelfd, waartoe het plan
in vier velden is verdeeld; eveneens is het koor overwelfd. Dit koor
is van de buitenzijde versterkt door rechte, weinig voorspringende
steunberen. Hiertusschen zijn rijzige rondboogvensters, die met een
kraal zijn omzoomd, geplaatst. Boven elk raam zijn twee cirkelvormige
nisjes. Een rondboogfriesje, zooals ook onder de ramen voorkomt,
sluit het gevelveld af. Waarschijnlijk waren hierboven eertijds nog
uitmetselingen van profielsteen, die de steunberen onderling verbonden,
doch nu door een houten goot zijn vervangen.



KERK TE LEERMENS. (GR.)

De op een zeer hooge wierde gelegen kruiskerk te Leermens draagt de
sporen, dat er door meerdere generaties aan gewerkt is, doch bezit
niettemin zeer fraaie gevelpartijen. Deze zijn zeer decoratief ter
volle hoogte geleed met slanke kolonnetjes, met rondbogen verbonden,
waartusschen nissen met vlechtwerk, afgewisseld door vensters, zijn
aangebracht. Ook de topgevel is op deze wijze bewerkt, zoodat deze
partij van zeer levendige werking is. De baksteenvlechtingen dezer
kerkjes vertoonen groote afwisseling en bewijzen, evenals de geheele
compositie, een groote vaardigheid in de baksteenkunst.



KERK TE STEDUM. (GR.)

Een der grootste en indrukwekkendste kerken in Groningerland is de
kerk van Stedum, die een volledig ontwikkelde kruiskerk te zien geeft
met veelhoekig koor en zwaren toren. Behalve het koor, dat uit de
15e eeuw is, dagteekent het kerkgebouw uit de laatste helft der 13e
eeuw. Het is gebouwd onder leiding van de Abdij te Adouard, die vele
uitstekend gevormde bouw- en werkmeesters leverde, en daardoor van
zulk een grooten invloed was op de ontwikkeling der middeleeuwsche
kunst in deze gewesten. Ook dit monument levert weer een bewijs van de
groote bekwaamheid dier bouwmeesters. De gevels zijn rijk behandeld
met rond- en spitsboognissen en vensters, afgewisseld door zware
steunberen, die den bouw zoo'n groote kracht bijzetten. De zware
toren, ter zelfder breedte als het schip, bevat een tweeden toren,
die als klokkestoel dienst doet.



KERK TE STEDUM. (GR.)

Aan de noordzijde van de kerk te Stedum, in den hoek van dwarsschip
en koor, is een groote, twee verdiepingen hooge uitbouw, die evenmin
als het koor tot den ontstaanstijd van de kerk behoort. Deze uitbouw
heeft zware steunberen, die echter een anderen vorm vertoonen als die
van het dwarsschip, welke bij de restauratie zijn veranderd. Ook het
inwendige van de kerk is met zorg behandeld. De muren zijn geleed met
kolonnetjes met rondbogen; bundelpijlers dragen de spitsboogvormige
kruisgewelven, waarop 15e eeuws schilderwerk is te zien. Tegen een
leelijke glaspui, die het koor afsluit, staat te midden van goed
gevormde banken een mooie preekstoel met rijk snijwerk. In het koor
bevindt zich de mooie, marmeren tombe van Jonker Adriaan Clant van
Stedum, door R. Verhulst vervaardigd en in 1672 opgericht.



KERK TE LOPPERSUM (GR.).

Een nog grootere ontwikkeling dan de kerk te Stedum verkreeg het
15e eeuwsche kerkgebouw te Loppersum, dat een dubbel dwarsschip
heeft. Bovendien is het gebouw aan de noordzijde nog door uitbouwen
verruimd, waardoor echter afbreuk wordt gedaan aan het rustig aspect
van het geheel. Ook behoort het niet meer geheel tot den zuiveren
baksteenbouw, zooals de meeste kerkgebouwen dezer streken, doch doet
een matig gebruik van natuursteen zien. Toch is dit gebouw van groote
waarde en maakt het, vooral aan de zuidzijde, waar zware steunberen uit
later tijd tegen de dwarsbeuken zijn aangebouwd, een goeden indruk. In
dezen gevel is een Gothisch poortje, geheel van natuursteen, doch dik
onder de verf. Uit een gedenksteen in den toren blijkt, dat deze in
het begin der 17e eeuw is hersteld.



KERK TE ZUIDBROEK (GR.).

De fraaie kruiskerk te Zuidbroek, waarbij op eenigen afstand een
zware toren staat, is zeer rijzig van aanzien door de vrij sterk
sprekende verticale lijnen. De toren, geheel gepleisterd, is van
weinig architectonische waarde, doch het kerkgebouw destemeer. De
hooge gevels zijn naar 13e eeuwsche trant, met pilasters, kolonnetjes
en boogjes versierd. De onderbouw bestaat uit een arcatuur van drie
kwart kolonnetjes op een hoog plint, met spitsboogjes verbonden en
cirkelvormige nisjes omvattende. In het bovengedeelte zijn zeer
slanke vensters, waarnaast nissen met afwisselend vlechtwerk,
aangebracht. Onder het overstekend pannendak zonder goot, is een
boogfriesje, dat zich ook langs de klimmende lijnen van den topgevel
voortzet. Het interieur is hoog en statig en ondanks de weinige
en smalle vensters overvloedig verlicht. De ruimte wordt overdekt
door koepelgewelven met schijnribben, die in een sierroset tezamen
komen. Een barok-preekstoel uit 1736 en eenige blank-eikenhouten
banken uit 1709 dragen tot verfraaiing bij.



KERK TE TEN BOER (GR.).

De koorgevel van de kerk te Ten Boer onderscheidt zich, evenals die
van de kerk te Zuidbroek, door een rijke ontwikkeling, doch overigens
verkeert het gebouw, vooral inwendig, in een gehavenden toestand. De
zijgevels zijn aanmerkelijk gewijzigd, mede door het inbreken van
groote spitsboogramen, doch bezitten nog mooie gedeelten en goede
details als rondbogen en enkele verweerde terracotta-kapiteeltjes. De
koorgevel is echter vrijwel ongeschonden bewaard gebleven; hij vertoont
ongeveer hetzelfde karakter als die van de kerk te Zuidbroek, echter
is de onderbouw wat eenvoudiger, doch de bovenbouw des te rijker:
de dubbele boogjes, ieder rustende op kolonnetjes en het fraaie
vlechtwerk, verleenen deze partij een groote levendigheid en rijkdom.



POORTJE VAN DE KERK TE MIDDELSTUM (GR.).

In het welvarende dorp Middelstum ligt een groote volledige kruiskerk
uit het midden der 15e eeuw, waarvan de onderbouw gedeeltelijk
is uitgevoerd van tufsteen, ongeveer van het zelfde formaat als de
groote baksteenen, die voor den opbouw werden gebruikt. Een dergelijke
gelijktijdige toepassing van deze twee materialen komt in deze streken
meermalen voor, vooral bij torens, waaruit blijkt, dat hier niet de
elders geldende regel op gaat, dat tufsteenkerken van ouder datum
zijn dan baksteenkerken. Ook in het mooie laat-Gothische poortje
zijn tufsteenen verwerkt, die bij wijze van banden den baksteen
afwisselen. Een gelijkvormig poortje bevindt zich eveneens aan den
tegenoverliggenden gevel, doch is onder een dikke pleisterlaag bedekt
en smakeloos bont gekleurd.



LINKS: TOREN VAN DE KERK TE HUIZUM. (FR.)
RECHTS: TOREN VAN DE KERK TE NOORDLAREN. (GR.)

In hoofdvorm zijn de oude Groningsche en Friesche torens vrijwel
gelijk; behoudens enkele uitzonderingen worden zij door een zadeldak
gedekt. Doch in onderdeelen vertoonen zij groote verscheidenheid. Soms
zijn zij geheel vlak, doch ook niet zelden met nissen, pilasters,
rondboogjes of rondboogfriesjes geleed. Op het dak verheft zich
gewoonlijk een windvaan, die bij de kerk te Noordlaren tot een sierlijk
smeedwerk is ontwikkeld. Bij uitzondering is hier geen haan-, doch
een paardmotief als windwijzer toegepast. Het torentje van de kerk te
Huizum is iets fijner van teekening; gelukkig is het gespaard gebleven
voor de smakelooze bepleistering, waarmede niet in vorige eeuwen,
doch eerst voor weinige jaren, dit kerkje is bedekt.



INTERIEUR VAN DE KERK TE HOUTUMHUIZEN. (FR.)

De oudste vorm van overwelving der Groningsche en Friesche
dorpskerken was, nà het tongewelf, het koepelgewelf, door zware
gordelbogen gescheiden. Een mooi voorbeeld hiervan levert het vrij
goed bewaard gebleven kerkje te Houtumhuizen, in het noorden van
Friesland. Merkwaardiger wijze zijn de steunpunten der gewelven hier
binnen de ruimte gebracht, zoodat de muren grootendeels ontlast werden
van den druk van het gewelf. De zware, spitsboogvormige gordelbogen,
eertijds in zichtbaren baksteen, doch nu evenals het geheele
interieur gewit, beginnen laag bij den grond, zoodat de ruimte min
of meer gedrukt voorkomt, wat echter aan den gunstigen totaal indruk
geen afbreuk doet. Tusschen deze gordelbogen zijn de koepelgewelven
geslagen. Het koor is van zijn oorspronkelijke overwelving beroofd
en is thans met een houten zoldering afgedekt.



LINKS: DETAIL VAN HET KOOR VAN DE KERK TE WEIDUM. (FR.)
RECHTS: DETAIL VAN HET KOOR VAN DE KERK TE JORWERD. (FR.)

Om de groote moeilijkheden te ontgaan, die aan een pannenbedekking op
een rond koor verbonden zijn, werd het bovengedeelte van de koornis
dikwijls den vorm van een veelhoek gegeven, zoodat een pyrimidaal dak
ontstond, 't welk zonder bezwaar met pannen kan worden gedekt. Door
deze samenvoeging van cirkel en veelhoek, ontstonden overkragingen,
die bij het koor van de kerken te Weidum en Jorwerd aardig zijn
opgelost. Bij het eerste door een geleidelijke overkraging, bij het
tweede door een zandsteenen dekplaat, waaronder een gebeeldhouwd
draagsteentje.



TOREN VAN DE KERK TE JORWERD. (FR.)

Een der fraaiste torens in de Noordelijke provincie is die van de
kerk te Jorwerd, welke zich hoog verheft boven de boomen, die het oude
gebouw omgeven, zoodoende reeds van verre het dorp aanduidende. Deze
toren, eenvoudig van hoofdlijnen en met den gewonen zadeldakvorm
afgedekt, is tendeele uitgevoerd van tufsteen, tendeele van gelen
en rooden baksteen. Hij is rijk bewerkt met boogfriesjes en nissen,
die gevuld zijn met vlechtingen van frisch rooden en gelen steen. In
de gekoppelde rondboog galmgaten staan krachtige zuiltjes van rooden
zandsteen. Een klein, typisch poortje geeft toegang tot de torenruimte.



TOREN VAN DE KERK TE SURHUIZUM (FR.).

Niet alle Groningsche en Friesche torens zijn met een zadeldak gedekt;
er zijn er ook, die door een spits worden bekroond die soms geheel
in baksteen is uitgevoerd, zooals die van den vrijstaanden toren
te Surhuizum. Het kerkgebouw zelf, slechts door een gang met den
toren verbonden, werd volgens een opschrift in 1617 herbouwd en is
van minder beteekenis. De toren is echter een waardevol monument,
mede, omdat dergelijke torens in ons land vrij zeldzaam zijn. Hij
maakt een zeer krachtigen, stabielen indruk door de zware dubbele
steunberen op de hoeken, die naar boven sterk in voorsprong afnemen
en zich daarom zoo goed bij de lijnen van de spits aansluiten. Deze
spits, achthoekig in doorsnede, ontwikkelt zich uit vier topgevels,
waarvan nog twee met nissen zijn versierd. Zij werd in 1877 vernieuwd.



INTERIEUR VAN DE KERK TE AUGUSTINUSGA (FR.).

Even ten noorden van Surhuizum ligt het dorp Augustinusga, dat een
kerkgebouw bezit met een zeer fraai overwelfd interieur, zeer goed van
verhouding en mooi van lijnen. Het kerkplan bestaat uit vijf velden,
die door kruisgewelven worden overdekt. De gordelbogen en ribben dezer
gewelven zijn spitsboogvormig en eenvoudig geprofileerd. Zij rusten op
laag geplaatste eenvoudige kraagsteenen en zijn in eertijds zichtbaren
baksteen uitgevoerd. In deze kerkruimte staat een rijk versierde
preekstoel, mooie banken en hangen drie zeer fraaie koperen kronen van
het gewelf af. Bovendien zijn op de banken kleine koperen kandelaars
geplaatst, die echter evenmin als de kronen worden gebruikt, omdat de
kaarsverlichting voor petroleumverlichting heeft moeten plaats maken.



POORTJES VAN DE KERK TE FINKUM (FR.).

Terzijde van den grooten rijweg, die van Leeuwarden noordwaarts
voert naar de plaatsen aan de zeekust, ligt zeer eenzaam het kleine
dorpje Finkum, wiens vervallen kerkgebouwtje twee mooie poortjes
bezit. Een dezer is dichtgemetseld en heeft daardoor, alsmede door de
ophooging van het omringende kerkhof, wel iets in aanzien verloren. De
segmentvormige ingang en de drie bovenlichtjes, zijn met een schuinen
kant bewerkt en worden omgeven door een rechthoekige omlijsting met
een groot holprofiel. Het spitsboogvormig omzoomde poortje aan den
tegenoverleggenden noordgevel, dat nog dienst doet, is iets rijker
behandeld. De deuropening wordt door een dubbel hol omgeven, terwijl
het bovennisje een nog fijnere geleding heeft. Door deze profileering,
uit de hand gemaakt, en daardoor van levendige werking, heeft dit
poortje groote fijnheid verkregen.



GEVELFRAGMENT VAN DE KERK TE WEIDUM (FR.).

Fraaier en sierlijker nog dan de poortjes van de kerk te Finkum, is
dat van de kerk te Weidum. Hoewel eenigszins willekeurig tusschen de
Romaansche rondboognissen geplaatst, is dat Gothische poortje toch een
waardevol architectonisch onderdeel. Zeer sierlijk wordt de deuringang
met hol- en kraalprofielen omgeven, waarvan de buitenste tot een
spitsboog zijn verhoogd, een bovenveld omvattende, dat met een klein
nisje en klaverbladvormige vulling, van decoratieve werking is. Ook
dit gevelfragment, uit Romaansche en Gothische motieven opgebouwd,
doet zien, welk een groote technische en artistieke vaardigheid
in den baksteenbouw de middeleeuwsche bouwmeesters dezer gewesten
hebben bereikt.



INHOUDSOPGAVE VAN DE AFBEELDINGEN

ALPHABETISCH GERANGSCHIKT VOLGENS DE PLAATSNAMEN


Kerk                                te Abbenbroek            bladz. 43
Koorgevel van de kerk               te Abbenbroek                   45
Kerk                                te Anloo                       123
Kerk                                te Asselt                       11
Interieur van de kerk               te Augustinusga                157
Kerk                                te Barneveld                   109
Kerk                                te Bemmel                       89
Kerk                                te Bergen                       65
Kerk                                te Berlicum                     23
Kerk                                te Blauwkapel                   81
Kerk                                te Brakel                       93
Interieur van de kerk               te Brakel                       95
Kerk                                te Bruchem                      99
Toren van de kerk                   te Denekamp                    111
Kerk                                te Egmond op den Hoef           63
Poortjes van de kerk                te Finkum                      159
Kapel                               te Gageldonk                    29
Kerk                                te Geervliet                    47
Kerk                                te Geldermalsen                101
Kerk                                te Giessen-Nieuwkerk            51
Kerk                                te Giessen-Oudekerk             49
Kerk                                te Halsteren                    19
Kerk                                te Halsteren                    21
Kerk                                te Havelte                     119
Kerk                                te Hedel                        97
Kerk                                te Heenvliet                    55
Toren van de kerk                   te 's Heer-Arendskerke          35
Kapel                               te Heusdenhout                  25
Kerk                                te Hoensbroek                    7
Toren van de kerk                   te Houten                       77
Interieur van de kerk               te Houtumhuizen                149
Toren van de kerk                   te Huizum                      147
Kerk                                te Husinghe                    131
Toren van de kerk                   te Jorwerd                     153
Detail van het koor van de kerk     te Jorwerd                     151
Kerk                                te Kerkdriel                    91
Kerk                                te Kerkwijk                     83
Kerk                                te Kloetinge                    31
Kerk                                te Krewerd                     125
Kerk                                te Leermens                    133
Kerk                                te Lemiers                       3
Toren van de kerk                   te Loenen                       73
Kerk                                te Loppersum                   139
Kerktoren                           te Losser                      115
Kerk                                te Margraten                     5
Toren van de kerk                   te St. Michielsgestel           15
Poortje van de kerk                 te Middelstum                  145
Kerk                                te Nederhorst-den-Berg          61
Toren van de kerk                   te Nieuwerkerk                  53
Toren van de kerk                   te Noordlaren                  147
Kapel                               te Nuenen-Tongelre              27
Koor van de kerk                    te Oldenzijl                   127
Interieur van de kerk               te Oldenzijl                   129
Kerk                                te Olst                        117
Kerk                                te Oosthuizen                   67
Kerk                                te Oud-Gastel                   17
Kerk                                te Oudshoorn                    59
Kerk                                te Persingen                   103
Kerk                                te Persingen                   105
Kerk                                te Poortugaal                   37
Kerk                                te Poortugaal                   39
Kerk                                te Ressen                       87
Kerk                                te Rheden                       85
Toren van de kerk                   te Schijndel                    13
Kerk                                te Soest                        75
Kerk                                te Spijkenisse                  41
Kerk                                te Stedum                      135
Kerk                                te Stedum                      137
Toren van de kerk                   te Surhuizum                   155
Kerk                                te Ten Boer                    143
Kerk                                te Vledder                     121
Kerk                                te Vreeland                     79
Kerk                                te Waarde                       33
Kerk                                te Weerselo                    113
Detail van het koor van de kerk     te Weidum                      151
Gevelfragment van de kerk           te Weidum                      161
Kerk                                te Westbroek                    69
Interieur van de kapel in de kerk   te Westbroek                    71
Kerk                                te Westervoort                 107
Kerk                                te Woubrugge                    57
Kerk                                te Wijnantsrade                  9
Kerk                                te Zuidbroek                   141



AANTEEKENING


[1] Oud Groningerland door C. H. Peters.





*** End of this LibraryBlog Digital Book "Onze oude dorpskerken - Tachtig schetsen van dorpskerken in Nederland" ***

Copyright 2023 LibraryBlog. All rights reserved.



Home