Home
  By Author [ A  B  C  D  E  F  G  H  I  J  K  L  M  N  O  P  Q  R  S  T  U  V  W  X  Y  Z |  Other Symbols ]
  By Title [ A  B  C  D  E  F  G  H  I  J  K  L  M  N  O  P  Q  R  S  T  U  V  W  X  Y  Z |  Other Symbols ]
  By Language
all Classics books content using ISYS

Download this book: [ ASCII | PDF ]

Look for this book on Amazon


We have new books nearly every day.
If you would like a news letter once a week or once a month
fill out this form and we will give you a summary of the books for that week or month by email.

Title: Abraham Lincoln geschetst in zijn leven en daden
Author: Bacon, George Washington
Language: Dutch
As this book started as an ASCII text book there are no pictures available.


*** Start of this LibraryBlog Digital Book "Abraham Lincoln geschetst in zijn leven en daden" ***


Libraries.)



  +----------------------------------------------------------------+
  |                                                                |
  |                 OPMERKINGEN VAN DE BEWERKER:                   |
  |                                                                |
  | De tekst in dit bestand wordt weergegeven in de originele,     |
  | verouderde spelling. Er is geen poging gedaan de tekst te      |
  | moderniseren.                                                  |
  |                                                                |
  | Bladzijde-nummering is verwijderd. Afgebroken woorden aan het  |
  | einde van de regel zijn stilzwijgend hersteld. Voetnoten zijn  |
  | verplaatst naar het eind van de alinea met de verwijzing.      |
  |                                                                |
  | De in het origineel als cursieve tekst is weergegeven als      |
  | _cursief_. Superscript tekst is weergegeven als {superscript}. |
  |                                                                |
  | Overduidelijke druk- en spelfouten in het origineel zijn       |
  | gecorrigeerd. Variaties in spelling zijn behouden: met/zonder  |
  | accent, met/zonder koppelteken, met/zonder extra spatie).      |
  |                                                                |
  | Aan het eind van het boek volgt een overzicht van de           |
  | aangebrachte correcties.                                       |
  |                                                                |
  | De illustraties zijn beschikbaar bij de html-versie van dit    |
  |                                                                |
  +----------------------------------------------------------------+



                            ABRAHAM LINCOLN

                               GESCHETST

                        IN ZIJN LEVEN EN DADEN.

                       [Decoratieve illustratie]

                           NAAR HET ENGELSCH

                                  VAN

                              G. W. BACON

                       [Decoratieve illustratie]

                               AMSTERDAM,
                             JAN LEENDERTZ.
                                 1865.



VOORWOORD.


Weinige jaren geleden werd er in geheel Europa bijna niemand gevonden,
die den naam kende van Abraham Lincoln. En nu—Abraham Lincoln is de
naam, die op aller lippen zweeft,—Abraham Lincoln is de naam, die in
het hart leeft van ieder, die eerbied heeft voor het goede en edele en
wien het diep smart, dat een waarlijk groot man aan de menschheid
ontrukt wordt.

Wij hebben deze levensgeschiedenis met hooge ingenomenheid in onze taal
overgebragt; wij hopen, dat onze arbeid niet zonder vrucht zij: dat hij
der jeugd aantoone tot welk eene hoogte men door trouw en ijver in
zijnen arbeid stijgen kan; en dat hij iederen burger opwekte tot liefde
voor het land, waar zijne vaderen ook eenmaal voor de vrijheid hebben
gestreden.

Mogt deze levensgeschiedenis eene geringe hulde zijn aan de persoon en
aan de daden van Abraham Lincoln!



HOOFDSTUK I.

De voorouders van Lincoln.—Zijne geboorte.—Zijne ouders.—Verandering
van woonplaats.—Dood zijner moeder.—Zijn leeslust.—Hij wordt
praamschipper.—Vertrek naar Illinois.—Hij staat bekend als „de brave
Bram”.—Hij neemt als vrijwilliger dienst.


Abraham Lincoln werd op den 12{den} Februarij 1809 in geringe
omstandigheden geboren, en wel in dat gedeelte van het graafschap
Hardin, in den staat Kentucky, hetwelk later met het graafschap Larue
vereenigd is. Even als dit met Jackson, Clay, Webster en anderen, wier
namen eene eervolle plaats in de geschiedrollen van Amerika beslaan,
het geval was, werd ook hij in zijne jeugd in den smeltkroes van armoede
en ontbering gelouterd—een smeltkroes, waaruit wij als schuim of als
goud te voorschijn komen. Thomas Lincoln, zijn vader, en Abraham, zijn
grootvader, waren geboren in het graafschap Rockingham, in den staat
Virginië, werwaarts hunne voorouders, die vroeger in het graafschap
Berks, in den staat Pensylvanië, woonden, verhuisd waren. Het is
moeijelijk om het spoor van zijn geslacht verder te volgen. De Lincolns
behoorden oorspronkelijk tot de Kwakers, maar schijnen zich naderhand
aan alle gemeenschap met die secte onttrokken te hebben. De grootvader
van den man, wiens levensgeschiedenis wij in dit werkje willen
mededeelen, Abraham genaamd, had vier broeders: Isaac, Jacob, John en
Thomas. Isaac zette zich met der woon neder op eene plaats digt bij de
grensscheiding van Virginië, Noord-Carolina en Tennessee, waar zijne
afstammelingen thans nog wonen. De nakomelingen van Jacob en John houden
zich nog in Virginië op. Thomas verhuisde naar de wildernissen van
Kentucky en stierf later in dien staat, waarop zijne afstammelingen
nog verder westwaarts, naar Missouri, trokken.

In het jaar 1780 begaf hun broeder Abraham zich met zijn gezin naar
Kentucky en zette zich neêr in eene streek lands te midden der eenzame
bosschen. Gewapend met het wachtwoord van den pionnier: »Hoop en noeste
arbeid”, vatte hij het voornemen op om voor zich eene geschikte en
blijvende woonplaats in te rigten te midden der wildernis, die alleen
door wilde dieren bewoond en door Indianen bezocht werd. De uitvoering
van dit plan ging met belangrijke persoonlijke gevaren gepaard, welke
nog grootelijks vermeerderd werden door de eenzaamheid der plaats, die
hij tot zijne woning gekozen had. Hij was nog niet lang op zijne nieuwe
woonplaats geweest, of hij moest reeds deelen in het lot, dat honderden
pionniers in die dagen getroffen heeft. Een bloeddorstige wilde
vermoordde hem, terwijl hij op eenigen afstand van zijne hut aan het
werk was, en zijn gescalpeerd lijk werd den volgenden morgen door zijn
diepbedroefd gezin gevonden.

Dat was een zwaar verlies voor zijne weduwe, die nu met hare drie zonen
en twee dochters alleen in de wildernis achter moest blijven. Armoede
noodzaakte het gezin om uit elkander te gaan, en alle kinderen, behalve
Thomas, namen afscheid van hunne zwaarbeproefde moeder, om ergens
anders een goed heenkomen te zoeken. De tweede zoon verhuisde naar
Indiana en de overige naar andere gedeelten van Kentucky. Thomas, de
jongste zoon, was ten gevolge van de behoeftige omstandigheden, waarin
zijne moeder verkeerde, van der jeugd af een zwervende knaap en groeide
zonder opvoeding op. Hij had het in het schrijven zoo ver gebragt, dat
hij zijn naam kon zetten. In het jaar 1806, in zijn acht en twintigste
jaar, kwam hij eindelijk in Kentucky terug en trouwde met Nancy Hanks,
de moeder van het onderwerp dezer levensbeschrijving. Thomas Lincoln en
zijne vrouw waren eenvoudige lieden; zij behoorden tot de Baptisten en
hadden beiden het voorregt eener goede opvoeding moeten missen. Nogtans
wist Thomas de waarde van eene betere opvoeding, dan die hij zelf
genoten had, op prijs te stellen, en was niet ontbloot van dien eerbied,
welke uit de erkentenis van de meerdere verstandelijke begaafdheden
van anderen voortspruit. Hij was bovendien een arbeidzaam, opgeruimd,
goedhartig man. Zijne vrouw bezat een goed oordeel, een gezond verstand
en eene kinderlijke vroomheid, en was bovendien eene uitstekende hulp
voor een boschbewoner van Thomas Lincoln's stempel, en eene moeder, wier
vroomheid en liefde een grooten invloed op het lot harer kinderen moeten
uitgeoefend hebben. Te regt zegt de dichter:

    „Al kiest gij zelf uw levenslot,
    Één is er, die 't bestuurt:—'t is God.”

Maar hoe die God zich daartoe van het hart en de hand eener moeder
bedient, is in het leven van iederen mensch duidelijk. Van de wijze,
waarop eene moeder hare kinderen opvoedt, is hun geheel volgend
levenslot vaak afhankelijk.

Drie kinderen waren de vrucht van dit huwelijk—eene dochter, een
zoon, die reeds vroeg stierf, en Abraham. De zuster van Abraham, die
ouder was dan hij, bereikte den volwassen leeftijd en trouwde, maar
is sedert lang zonder kinderen gestorven, zoodat het onderwerp dezer
levensbeschrijving bij zijn dood broeder noch zuster meer had.

Tegelijk met zijne zuster werd Abraham eerst naar school gezonden,
toen hij den leeftijd van zeven jaren bereikt had. Maar deze weg tot
het verkrijgen van kennis moest door den jongen Lincoln reeds verlaten
worden, toen hij er nog maar weinige schreden op gedaan had, daar zijn
vader kort daarop naar een anderen staat verhuisde. Thomas Lincoln
schijnt tot deze verandering van woonplaats bewogen te zijn door een
onverbiddelijken afkeer van de slavernij, welke gruwel hem reeds vroeg
tegen de borst stuitte, ofschoon hij zelf door geboorte en afkomst
tot het Zuiden behoorde. Eene vroege bekendheid met de onheilen,
waarmede de klasse van menschen, waartoe hij behoorde, door den
invloed van die »eigenaardige instelling” bedreigd werd, gepaard aan
eene onafhankelijkheid van geest, die zich verzette tegen de diepe
vernederingen, welke hij als een »arme blanke” zou moeten ondergaan,
als hij daar bleef, waar de slavernij in al hare strengheid gehandhaafd
werd, dreven hem telkens meer noordwaarts, totdat hij eindelijk in den
herfst van 1816 een kooper voor zijne pachthoeve vond en uit den staat
Kentucky, waar de slavernij toen nog heerschte, naar het woeste en
onbebouwde, maar vrije Indiana verhuisde. Hij werd daarbij vergezeld
door zijne vrouw, zijne dochter en zijn zoon, welke laatste nu zeven en
een half jaar oud was. Het oord, waarin de rondzwervende pionnier zich
nu wilde vestigen, was in het graafschap Spencer, in den staat Indiana.

Zoodra de koop gesloten was, begaf Thomas Lincoln zich alleen naar
Indiana, ten einde aldaar eene plaats voor eene nieuwe woning uit te
kiezen om er dan later zijn gezin heen te brengen. Daar hij eenige
kennis van het timmeren had, vervaardigde hij eene praam om daarmede
de weinige meubelen, die hij bezat, naar den noordelijken oever van de
rivier den Ohio over te brengen. De kleine Bram was hem daarbij zoo veel
mogelijk behulpzaam. De praam was spoedig gereed; en de pionnier riep
nog een laatst vaarwel toe aan zijn Abraham, die op den oever naar hem
stond te kijken, en was spoedig uit het gezigt verdwenen. Hij stapte
aan wal bij Thompson's Veerhuis, welke plaats het digtst bij de plek
lag, waar hij zich met der woon dacht te vestigen. Het district, waarin
hij zijne hut wilde bouwen, werd nog slechts door weinige kolonisten
bewoond, en het was uiterst moeijelijk om er te komen. Het werd
eindelijk zoo erg, dat hij genoodzaakt was om zich door het digtste
der bosschen een pad te banen door middel van het omhakken der boomen.
Het kostte dan ook verscheidene dagen om een afstand van vijf uren gaans
af te leggen. Thomas Lincoln plagt in lateren tijd wel eens te zeggen,
dat die reis van Thompson's Veerhuis naar het graafschap Spencer de
moeijelijkste taak van zijn moeijelijk leven geweest was.

Nadat de pionnier eene plaats voor zijne nieuwe woning uitgekozen
had, keerde hij te voet naar Kentucky terug, terwijl hij de zorg voor
zijne goederen aan een zijner nieuwe buren in Indiana opdroeg. De
toebereidselen om zijn gezin daarheen over te brengen waren spoedig
voltooid, en de landverhuizers ondernamen hunne reis, op drie paarden
gezeten, Mrs. Lincoln en hare dochter op het eene, Abraham op het
andere, en het hoofd des gezins op het derde.

Na eene vervelende reis van zeven dagen door streken, die bijna nog niet
bewoond waren, terwijl de aarde hun des nachts voor bed, de hemel voor
dak moest dienen, kwamen zij eindelijk op de plaats hunner bestemming
aan. Een bijl werd den jongen in handen gegeven, een buurman hielp
ook, en binnen weinige dagen was er eene opene ruimte gemaakt, groot
genoeg om daarop eene hut te bouwen. Al spoedig was er ook door de
onvermoeide werkzaamheid van Thomas Lincoln eene woning opgerigt, die
eene oppervlakte van omstreeks achttien vierkante voeten had. Deze was
zamengesteld uit boomstammen, die op de gebruikelijke wijze aan elkander
verbonden waren, namelijk door middel van kepen, terwijl de reten, die
er nog overgebleven waren, met takken en aarde aangevuld waren. Daarop
werden er een bed, een tafel en vier stoelen van ruwe planken gemaakt,
en zoo was dan de nederige woning gereed om hare bewoners te ontvangen.
De hut bestond uit slechts één vertrek, ofschoon de planken, die op
de ruwe dwarsbalken gelegd waren, een soort van zolder vormden. Op
dezen zolder, welke tot slaapsalet voor Abraham bestemd was, kon men
alleen door middel van een ladder komen. Wij twijfelen echter, of
een verkwikkender slaap of een aangenamer rust dan de toekomstige
President der Vereenigde Staten in deze nederige woning smaakte, na die
vermoeijende dagen, waarop hij zich met houthakken bezig gehouden had,
ooit aan het meest vertroetelde kind der weelde ten deel gevallen is.

Ofschoon Abraham gedurende den winter ijverig bezig was met houthakken,
en het overige van zijn tijd aan oefeningen in het lezen toewijdde, was
hij tevens genoodzaakt om met de buks te leeren omgaan en maakte al
spoedig groote vorderingen in het gebruik van dit gewigtig vereischte
tot het jagersbedrijf. Het werd als eene zaak van belang beschouwd, dat
jongens reeds vroeg met juistheid leerden schieten; en een knaap, die
eene aangeborene bedrevenheid had in het hanteren van de buks werd door
de kolonisten uit den omtrek als een »ontluikend genie” beschouwd.
Bedrevenheid in de behandeling van vuurwapenen werd des te meer op
prijs gesteld, omdat men door middel daarvan niet alleen wild tot
spijze, maar ook huiden van verscheidene dieren, die zeer gezocht waren,
kon bemagtigen. Deze vroege oefening in het gebruik van de buks heeft
veel bijgedragen tot de ontwikkeling van die ligchaamskracht en die
gespierdheid, waardoor Abraham Lincoln zich in lateren tijd gekenmerkt
heeft.

In den herfst van het jaar 1818 had Abraham, die nu bijna tien jaren
oud was, het ongeluk om zijne voortreffelijke moeder te verliezen. Dat
zij eene waarlijk edele vrouw geweest is, daarvan strekt het latere
leven van haren zoon tot een voldoend bewijs. Aan haar had hij dien
diepen en innigen eerbied voor het heilige, dat kinderlijk vertrouwen
op de Voorzienigheid en dat vaste geloof in de eindelijke zegepraal
der waarheid te danken. Van haar had hij die vriendelijkheid en
beminnelijkheid van karakter, welke hij op den hoogen post, door hem
bekleed, zoo treffend aan den dag gelegd heeft. Van haar had hij dien
opgeruimden geest en die zucht om anderen gelukkig te zien, welke later
zulk een kenmerkenden trek in zijn karakter uitmaakten. Ofschoon zij ook
geen kennis van boeken had, was zij toch rijk in ondervinding en in
gaven des harten. Abraham Lincoln heeft haar verlies altijd betreurd en
sprak in latere jaren nooit anders dan met den diepsten eerbied over
haar.

Een jaar na den dood van zijne vrouw trad Thomas Lincoln andermaal in
het huwelijk met eene zekere Sally Johnston, eene weduwe met drie
kinderen.

Abraham had het vóór den dood zijner moeder zoo ver gebragt, dat hij
kon lezen, en men zal zich wel kunnen voorstellen, dat hij de kennis,
door hem opgedaan, zou onderhouden. Van het oogenblik af, waarop hij de
eerste beginselen achter den rug had, werd hij een eerste liefhebber
van boeken, voor zooverre hij er ten minste in handen kon krijgen, en
verwierf zich onder de kolonisten uit den omtrek al spoedig naam door
zijne bekwaamheid en zijn ijver in het leeren. Tot voortzetting zijner
oefeningen werd onze jonge pionnier, toen hij omstreeks twaalf tot
dertien jaren oud was, andermaal ter school gezonden. Al vroeger had hij
leeren schrijven, welke kunst hij zich hoofdzakelijk eigen maakte door
met een stuk krijt of houtskool op hout te schrijven. In zijne nieuwe
school breidde zijne kennis zich verbazend uit, en al spoedig wist hij
al wat zijn meester hem van de rekenkunde kon leeren. Mr. Lincoln zeide,
dat hij echter met alles en alles niet langer dan een jaar op school
geweest was. Hij heeft nooit de lessen aan een gymnasium of aan eene
academie bijgewoond, en zelfs het inwendige van een gymnasium of
academie niet gezien, voordat hij een graad in de regtsgeleerdheid
verkregen had. Wat hij aan opvoeding bezat, had hij door middel van
onvermoeiden arbeid, zonder de hulp van anderen, verkregen. Hij was vrij
wat trotsch op hetgeen hij al wist, en zijn prijzenswaardige ijver deed
hem de achting zijner onderwijzers verkrijgen. Hij was vlugger in het
leeren dan de meeste jongens en bezat een stalen geheugen. Boeken waren
zijne grootste liefhebberij, en het aanschaffen van een genoegzaam getal
daarvan was iets, dat hem het meest bezig hield. Zijn vader deed wat hij
kon om ze hem te verschaffen, en wanneer hij van het een of ander boek
hoorde, dat hem verkieselijk voorkwam of waar Abraham hem om vroeg, deed
hij altijd zijn best om dit voor zijn zoon te krijgen.

Op deze wijze werd hij bekend met »De Pelgrimsreis” van Bunyan, de
»Fabelen” van Aesopus, een »Leven van Henry Clay,” en het »Leven van
Washington” door Weems. De levensgeschiedenis van Washington, die meer
gedaan heeft om jongens tot het goede te bewegen dan honderd ernstige
vermaningen, maakte een diepen indruk op Abraham, en was een van die
onmerkbare invloeden, die er toe bijdroegen om zijn karakter tot
eerlijkheid en regtschapenheid te vormen. De uitwerking daarvan blijkt
onder anderen uit het volgende verhaal, dat bestemd is om voortaan een
onafscheidelijk bestanddeel van een »Leven van Lincoln” uit te maken.

»Mr. Crawford had hem een exemplaar van het »Leven van Washington”
geleend. Op zekeren avond had hij het, naar hij meende, op eene veilige
plaats neêrgelegd, maar den volgenden morgen vond hij het met water
doorweekt liggen. Het had in zijne woning ingeregend, de regen was juist
op het boek neêrgekomen, en het boek was dus bedorven. Hoe kon hij den
eigenaar daarvan onder zulke omstandigheden onder de oogen komen? Hij
had geen geld om hem het boek te vergoeden, en ging dus regelregt naar
Mr. Crawford, liet hem het beschadigde werk zien en bood aan om voor hem
te werken, totdat hij zoo veel verdiend had als de waarde van het boek
bedroeg. Mr. Crawford nam dit aanbod aan en gaf aan Abraham het boek
voor drie dagen van onvermoeiden arbeid in eigendom. Zijne vastheid van
karakter en zijne openhartigheid deden hem de achting van de Crawfords
verkrijgen, ja, van iedereen, die hem kende.”

Een andere eigenaardige trek in zijn karakter moet zich, naar men
zegt, reeds geopenbaard hebben, toen hij nog op school ging. Onder
zijne schoolmakkers was hij altijd een vredestichter. Hij legde hunne
geschillen bij, trad bij de hevigste twisten als bemiddelaar op, en bij
meer dan eene gelegenheid moet hij zich tusschen een paar vechtende
jongens geworpen en den vrede hersteld hebben met gevaar van zijn eigene
veiligheid. Zeker is het, dat hij dezen karaktertrek later altijd
behouden en op eene schitterende wijze ten toon gespreid heeft. Niet het
minst merkwaardige voorbeeld leverden zijne langdurige, geduldige en
ijverige pogingen tot verzoening bij de uitbarsting van den strijd met
de Zuidelijke Staten der Unie. De geschiedenis zal er getuigenis van
afleggen, dat hij om den vrede te bewaren en de opgewondenheid van de
voorstanders der slavernij te bedaren zoo ver gegaan is als hij slechts
gaan kon, overeenkomstig zijn eed om de constitutie te ondersteunen en
te handhaven en de wetten te doen gelden.

Toen Abraham Lincoln den regel van drieën kende, was zijn schooltijd om,
en zelfs moeijelijker dagen van ligchamelijke inspanning dan die, welke
hij tot dusverre doorleefd had, waren voor hem weggelegd.

Sedert den tijd, waarop hij de school verliet, tot op dien, waarop
hij zijn negentiende jaar bereikte, was hij onophoudelijk bezig met
het moeijelijke werk van een bewoner der bosschen van het Westen van
Amerika, het omhakken van boomen, het kloven van stammen, en dergelijke
dingen, terwijl hij gedurende den avond de weinige uren, die er tot aan
bedtijd verliepen, aan het lezen van al die boeken, welke hij maar wist
te krijgen, besteedde.

Toen Abraham twintig jaren oud was, werd hij aangesteld om, tegen een
loon van tien dollars in de maand, naar New-Orleans te gaan met een
praam, beladen met goederen, welke op de plantages langs de rivier de
Mississippi moesten verkocht worden.

In die dagen waren praamschuiten en vrachtschepen op de groote
waterstroomen van het Westen en Zuid-Westen bijna de eenige middelen
tot vervoer van goederen te water, want de stoombooten waren nog in de
eerste beginselen. De schippers, die gebruikt werden om deze groote
waterwegen langs te varen, waren een onversaagd, gehard, gespierd soort
van menschen, aan velerlei gevaren blootgesteld, en bijna weerloos bij
alle verschijnselen van klimaat en water. Met geen ander bed dan het dek
van hunne schuiten en geene andere bedekking dan een deken, bragten zij
maanden en jaren van hun leven door. Zulke schuiten waren met de rijke
ladingen, die de Mississippi afzakten, bevracht. Alleen met behulp van
eigen krachten waren zij genoodzaakt om een afstand van meer dan vijf
honderd uren gaans tegen den stroom op te werken; dat was een werk, dat
natuurlijk geduchte spierkracht en ongehoorde inspanning vereischte.
Daarom werd er voor deze scheepvaart dan ook een soort van menschen
vereischt van ongewonen moed, en alleen trotsch op hunne bekwaamheid om
stormen te trotseren en ontberingen uit te staan. De jonge Lincoln was
te dien tijde bijzonder geschikt voor de moeijelijke taak, waarmede hij
zich voor een zekeren tijd wel wilde belasten. De natuur had hem bedeeld
met een krachtig ligchaam, een vlug begrip en een juist oordeel,—allen
eigenschappen, die bij eene reis met eene praam uitstekend goed te pas
konden komen.

In gezelschap van een ander (den zoon van dengene, voor wien hij
voer) ondernam de jonge Lincoln de reis. Het tooneel langs den oever
veranderde gedurig, als een beweegbaar panorama, en zij kwamen dikwijls
andere barken voorbij met eene talrijke en vrolijke bemanning, en
wisselden eenige woorden met de menschen uit de naburige dorpen en
plantages, die zich nu en dan op den oever der rivier vertoonden. Op
hunne reis werden zij door een zevental negers aangevallen, zoodat hun
leven en de hun toevertrouwde goederen in groot gevaar verkeerden; maar
daar zij een goed gebruik wisten te maken van de spierkracht, die zij
bezaten, gelukte het hun om de aanvallers af te slaan en hunne schuit
goed en wel midden in den stroom te brengen. De uitslag van de reis was
zeer naar den zin van den eigenaar der goederen, en Abraham Lincoln
kreeg behalve zijne tien dollars in de maand, een naam als iemand, die
veel aanleg voor den handel bezat.

De telkens rondzwervende Thomas Lincoln had ook nu weder het plan
opgevat om zijne hut te verlaten en met eene nieuwe woning te
verwisselen; want de fabelachtige verhalen van de bekoorlijke en
vruchtbare landouwen van Illinois begonnen zich ook in de meer
oostelijk gelegene staten te verspreiden. Dien ten gevolge vaardigde
hij Dennis Hanks, een bloedverwant van zijne eerste vrouw, af om naar
Illinois te vertrekken en hem verslag te geven van de werkelijke
voordeelen, welke een verblijf in dezen staat aanbood, en zijne
meening mede te deelen omtrent de wenschelijkheid van eene verandering
van woonplaats. De verkenningstogt werd behoorlijk volbragt, en het
verslag, dat de zaakgelastigde daarvan gaf, beantwoordde volkomen aan
hetgeen door anderen medegedeeld was. Aanstonds werd er dan ook tot de
voorgenomene reis besloten. Het was niet veel meer dan twee jaren na de
reis met de praamschuit, en Abraham Lincoln was nog pas meerderjarig (21
jaren) geworden, toen Thomas Lincoln, in gezelschap van zijn gezin en de
gezinnen van de beide dochters en schoonzoons van zijne tweede vrouw,
zijne woning in Indiana verliet om naar de vruchtbare prairiën van
Illinois te trekken. Zij gingen er op wagens met ossen heen, en de
overtogt duurde ditmaal vijftien dagen.

Toen zij het graafschap Macon bereikt hadden, hielden zij eenigen tijd
halt, en nog in den loop derzelfde maand (Maart) vestigde de familie van
Lincoln zich op den noordelijken oever van de rivier de Sangamon, en wel
op eene plaats, omstreeks drie uren westwaarts van Decatur gelegen. Zij
bouwden aldaar eene houten hut, waarin de familie ging wonen. De daarop
volgende verbetering was een houten hek, lang genoeg om er tien acres
land mede te omgeven, waarbij de jonge Lincoln hielp in het kloven der
boomstammen,—dezelfde boomstammen, die later aanleiding gegeven hebben
tot scherts, liedjes en vertelseltjes. Daaromtrent wordt het volgende
voorval verhaald:

»Gedurende een der zittingen van de vergadering van den republikeinschen
staat te Decatur, werd er eene banier, aan twee zulke ruwe staken
vastgehecht en van een gepast opschrift voorzien, in de vergaderzaal
gebragt en met alle deftigheid aan dat staatsligchaam aangeboden, te
midden van een tooneel van onbeschrijfelijke geestdrift. Kort daarop
raakten dergelijke banieren in iederen staat der Unie, waarin de vrije
arbeid in eere gehouden werd, zeer in trek. Zij werden daar bij optogten
van het volk gedragen en door honderd duizenden vrije lieden als een
zinnebeeld van de zegepraal en als een roemvolle verdediging der
vrijheid en der regten van den vrijen arbeid begroet.”

Een hevige aanval van koorts trof de nieuwe kolonisten vóór het
einde van den eersten herfst na hun verblijf in Illinois. Door die
omstandigheid werden zij geducht ontmoedigd en besloten om eene
gezondere woonplaats te kiezen. Zij bleven echter gedurende den winter,
het saizoen van de »dikke sneeuw” van Illinois, in dien staat wonen.
Langer dan drie weken lag de sneeuw drie voet hoog en was het weder
ontzettend koud. Dit sleepte voor menschen zoowel als voor beesten
schadelijke gevolgen na zich, daar niemand volkomen gewapend was op
zulk eene koude weersgesteldheid. Onze pionniers waren gelukkig, daar
zij eene genoegzame hoeveelheid graan bezaten, doch zij hadden eene
onvoldoende hoeveelheid vleesch in voorraad, en de hoogliggende sneeuw
was een beletsel om veel gebruik van hunne buksen te maken. Abraham
echter was bereid om zich allerlei opofferingen te getroosten, ten einde
in de behoeften der huishouding te voorzien. Door zijne onvermoeide
pogingen gelukte het hem om genoeg wild te schieten tot voedsel voor
het gezin, ofschoon hij geen bijzonder goed jager was, daar zijne
liefhebberij voor boeken al spoedig den lust en de geestdrift had doen
bekoelen, waarmede hij de buks voor het eerst ter hand genomen had.

»Wij gingen zelden met elkander jagen,” schrijft een van zijne vroegere
kameraden daaromtrent. »Bram stond niet als een goed jager bekend, daar
de tijd, door anderen aan het jagtvermaak besteed, door hem aan het
lezen van een of ander goed boek gewijd werd.”

In dienzelfden winter deed hij een tweeden togt met eene praamschuit
naar New-Orleans. Gedurende den tijd, waarop deze reis plaats had,
vatte Offult, zijn lastgever, genegenheid voor den jongen Lincoln op en
sloot met hem eene overeenkomst tot het houden van het toezigt op een
winkel en een molen te New-Salem in Illinois. Na zijne terugkomst van
New-Orleans begaf Lincoln zich, overeenkomstig dit nieuwe kontrakt, naar
New-Salem. Dit geschiedde in Julij 1831. Hier kreeg hij al spoedig
verscheidene kennissen en vrienden en verwierf zich de achting van
allen, met welke hij zaken had, terwijl hij in het gezellige leven nog
meer bemind werd door zijne kennissen en algemeen bekend werd onder den
naam van »den braven Bram”.

Bij de uitbarsting van den oorlog tegen de Zwarte Valken in 1832, nam
hij dienst bij een compagnie vrijwilligers en werd tot zijne groote
verwondering tot kapitein daarvan gekozen. Hij heeft dikwijls gezegd,
dat hem nooit in zijn leven iets te beurt gevallen is, dat hem zoo veel
zelfvoldoening gaf. De compagnie van den jongen Lincoln rukte kort
daarop naar Beardstown op, van waar zij binnen weinige dagen ontboden
werd naar de plaats, waar men verwachtte, dat de strijd zou geleverd
worden. Doch voordat de tijd van dienstneming verstreken was, was de
twist reeds bijgelegd en keerde hij naar New-Salem terug, zonder den
vijand gezien te hebben. Men zegt, dat hij bij het leger algemeen bemind
werd als een officier, die zijn gezag steeds wist te doen gelden, en als
een soldaat, die door dapperheid uitblonk, het gevaar verachtte en
vermoeienissen wist te verduren.



HOOFDSTUK II.

Lincoln wordt tot kandidaat voor de wetgevende vergadering benoemd.—Hij
wordt winkelier en postmeester, later landmeter.—Zijne regtsgeleerde
studiën.—Op het Congres.—De strijd over de verkiezingen in
1854.—Een belangrijk verschil in den Senaat.—Bezoek aan Kansas en
New-York.—Redevoering in het Cooper-Instituut.—Een merkwaardig
voorval.


Na de terugkomst van Lincoln uit het leger verwonderde het hem niet
weinig, toen hij vernam, dat er een voorstel van zijne vrienden en
bewonderaars uitgegaan was om hem tot lid van de wetgevende vergadering
te benoemen. Ofschoon hij nog maar negen maanden in het graafschap
gewoond had, wilde men een schrander man, een tweeden Henry Clay, op het
stembiljet zetten, en hij werd een kandidaat geacht, die wel zou slagen.

De keus viel voornamelijk op hem om de volgende reden. De generaal
Jackson had in het vorige jaar bij de verkiezingen in het graafschap
eene groote meerderheid van stemmen verkregen, en men verwachtte nu, dat
de populariteit, die Lincoln zich verworven had, een voldoende waarborg
zou zijn, dat hij wel zou slagen. De stemming over een kandidaat viel
uit, zoo als men verwacht had. Het moet een oogenblik van regtmatigen
trots geweest zijn voor den jongen man, die nog pas uit de bosschen
gekomen was, toen hij zijn behoeftig leven, in ligchaamsarbeid
doorgebragt, kon vergelijken met den toestand, waarin hij zich thans
bevond, nu hij waardig geacht werd om zitting in den raad te nemen naast
de staatslieden van zijn nieuwen staat, die gedurig in aanzien toenam.
Hij nam de aangebodene kandidatuur aan met de dankbaarheid en geestdrift
der jeugd. De uitslag der stemming viel echter niet gunstig voor hem
uit; er werden te New-Salem slechts twee honderd zeven en zeventig
stemmen op hem uitgebragt, en dit was niet te verwonderen, daar het
getal kandidaten voor het lidmaatschap van de wetgevende vergadering in
het geheel acht bedroeg. Dit was de eenige maal, dat Lincoln bij eene
dergelijke gelegenheid de nederlaag geleden heeft.

Veranderlijkheid en ondernemingsgeest zijn eigenaardige karaktertrekken
van de bewoners van het verre Westen. Ook aan Lincoln waren zij niet
geheel vreemd, en zoo vinden wij hem dan omstreeks dezen tijd als
winkelier en als dorps-postmeester werkzaam. Hij deed krachtige pogingen
om in zijn nieuw bedrijf vooruit te komen, doch gebrek aan kapitaal
noodzaakte hem eindelijk om den handelsstand te verlaten en een nieuw
arbeidsveld te zoeken.

Niet in 't minst afgeschrikt door zijn tegenspoed, wendde hij vervolgens
pogingen aan om zich de kennis der regtsgeleerdheid te verwerven. Te
dien einde leende hij eenige boeken van een vriend, en maakte zich
vertrouwd met de beginselen van het vak, waarin hij later met zoo veel
roem werkzaam geweest is.

Ondertusschen verwaarloosde hij ook zijne overige studiën niet. Hij
oefende zich ijverig in de spraakkunst, terwijl hij al meer en meer
gelegenheid kreeg om zijne lectuur uit te breiden, dan tot dusverre het
geval geweest was. Het was zijne gewoonte om uittreksels te maken van
ieder boek, dat hij las,—eene gewoonte, die strekte om hem het gelezene
des te dieper in het hoofd te doen prenten, alsook om hem vaardigheid in
het stellen te geven.

Hij had het nog niet zeer ver in de studie der regtsgeleerdheid gebragt,
toen hij in kennis kwam met John Calhoun, later president van de
Wetgevende Vergadering van Lecompton (Kansas), die hem het voorstel deed
om zich toe te leggen op het landmeten. Lincoln nam dit voorstel aan en
maakte terstond een begin met het beoefenen dezer wetenschap, zoowel
in de theorie als in de praktijk. Hij ging met Mr. Calhoun dikwijls
opmetingen in den omtrek doen en vestigde zich al spoedig als landmeter.
Hierin was het geluk hem meer dienstig dan tot dusverre het geval
geweest was. Hij wijdde zich aan zijn vak met zijn gewonen ijver en
zijne gewone standvastigheid, en kreeg spoedig overvloed van werk. Hij
maakte zelfs naam in zijn vak, maar beoefende dit niet veel langer dan
een jaar.

Na verloop van dien tijd, in Augustus 1834—twee jaren, nadat Lincoln
voor het eerst kandidaat voor de Wetgevende Vergadering gesteld was,
en toen hij nog pas den leeftijd van vijf en twintig jaren bereikt
had—werd hij andermaal tot kandidaat voor de Wetgevende Vergadering van
Illinois benoemd. Het vooruitzigt op de zegepraal was nu veel zekerder
dan vroeger, want Abraham Lincoln was een zeer populair man geworden.
Hij was de eerste geweest om dienst te nemen, de laatste om de dienst te
verlaten, zoodat men hem beschouwde als iemand, die zich als militair
onderscheiden had. Hij was een uitstekend landmeter, een vrij goed
regtsgeleerde, in één woord, een man in zijn opkomst, in den westerschen
zin des woords. Wat meer zegt, hij was algemeen geacht om zijn gezond
verstand, zijne grootheid van ziel en zijne onberispelijkheid van
wandel.

De hoop op een voor Lincoln gunstigen uitslag der stemming werd thans
niet teleurgesteld. De dag der verkiezing kwam; er werd een groot aantal
stemmen uitgebragt en Lincoln met eene groote meerderheid verkozen.

Op deze wijze begon het politieke leven van den nederigen en edelen man,
die eindelijk den hoogsten eerepost kreeg, welke het Amerikaansche volk
kan begeven. Ten gevolge van zijne verkiezing nam hij zitting in de
Wetgevende Vergadering van Illinois.

Gedurende de eerste zitting nam hij het besluit om de studie der
regtsgeleerdheid voort te zetten. In deze vergadering maakte hij kennis
met zijn ambtgenoot, John T. Stuart. Hij werd driemalen als lid van de
Wetgevende Vergadering herkozen, namelijk in 1836, in 1838 en in 1840.
Wij behoeven wel niet te zeggen, dat hij zich met ijver van de hem
opgedragene taak kweet. Dat hij met een gunstigen uitslag werkte voor
de belangen van hen, die hem verkozen hadden, is zeker. De scherpziende
en praktische mannen, die gewoonlijk de »eerste kolonisten” van eene
landstreek uitmaken, waren er geen menschen naar om zich door den schijn
te laten misleiden; zij beoordeelden den boom naar zijne vruchten, en
dat Lincoln zoo dikwijls herkozen is, mag wel als een bewijs aangemerkt
worden, dat hij trouw is gebleven aan zijn ijver en braafheid. Het was
gedurende de uitoefening der pligten, aan zijn ambt verbonden, dat hij
voor het eerst in kennis kwam met Steven A. Douglas. Weinig konden de
beide mannen toen gissen, in welke betrekking zij binnen kort tot
elkander en tot hun land zouden staan. Douglas was, even als Lincoln,
zelf de bewerker van zijne fortuin. De staat Illinois ontving hen
beiden in een nederigen stand, en deed hun, als eene welverdiende eer,
eene loopbaan van staatkundigen roem intreden, welke nooit uit de
historiebladen van Amerika zal uitgewischt worden.

Lincoln verkreeg in 1836 een regtsgeleerden graad, begaf zich in April
1837 naar Springfield, en begon de regtsgeleerde praktijk in vereeniging
met Mr. Stuart.

Wij willen eene enkele bijzonderheid uit zijn leven als advokaat
mededeelen. Er was een moord gepleegd. Een jong man, Armstrong genaamd,
de zoon van hoogbejaarde ouders, waarvoor Abraham Lincoln vele jaren
geleden gewerkt had, werd van het plegen dier misdaad beschuldigd. Hij
werd in hechtenis genomen en verhoord: er werd een duchtig bewijs tegen
hem gevonden, en hij werd naar de gevangenis overgebragt om daar zijn
verhoor af te wachten. Zoodra Mr. Lincoln met de zaak bekend werd,
rigtte hij een vriendelijken brief aan Mrs. Armstrong, waarin hij zijne
vrees te kennen gaf, dat haar zoon een scherp verhoor zou moeten
doorstaan, en waarin hij tot eene vergelding voor de welwillendheid, hem
bewezen, toen hij in armoedige omstandigheden verkeerde, zijne diensten
om niet aanbood. Een naauwkeurig onderzoek deed den advokaat tot de
overtuiging komen, dat de jonge man het slagtoffer eener zamenzwering
was, en hij besloot om de behandeling der zaak te vertragen, totdat de
eerste opgewondenheid wat bedaard zou zijn. De dag van het verhoor kwam
echter eindelijk en de beschuldiger getuigde bepaald, dat hij den
beschuldigde het mes in het hart van den vermoorden man had zien steken.
Hij kon zich al de bijzonderheden nog best herinneren: de moord was
des avonds omstreeks half tien gepleegd, en de maan scheen helder.
Lincoln beoordeelde al de verklaringen der getuigen met de meeste
naauwkeurigheid, en bewees eindelijk, dat de maan, die volgens den
beschuldiger toen helder geschenen had, eerst een uur nadat de moord
gepleegd was opkwam. Andere tegenstrijdigheden werden door hem
aangewezen, en binnen een half uur nadat de leden der jury de regtszaal
verlaten hadden, keerden zij terug en deden de uitspraak: »niet
schuldig.”

De gevangene en zijne moeder hadden het vonnis in angstige spanning
afgewacht. Niet zoodra waren de gewigtige woorden »niet schuldig” van de
lippen van den voorzitter gekomen, of de moeder viel in de armen van
haren zoon in onmagt. Hij drukte haar aan zijn hart en trachtte haar tot
bewustzijn terug te brengen.

»Waar is Mr. Lincoln?” riep hij uit, snelde daarop de zaal door en greep
zijn bevrijder bij de hand met een hart, te vol om zich in woorden te
kunnen ontlasten.

Het was de tijd van het ondergaan der zon, en zij bevonden zich bij een
raam, dat op het westen uitzag. Lincoln liet zich de warme dankbetuiging
van den gevangene welgevallen, en wierp toen een blik door het raam naar
den westelijken gezigteinder, die door de zon verguld werd.

»De zon is nog niet ondergegaan,” zeide hij op een deelnemenden toon,
»en gij zijt vrij.”

Lincoln bleef voorspoedig en wijdde de volgende zes jaren aan de studie
der regtsgeleerdheid en aan de verdediging van beschuldigden toe.
Ieder nieuw geval scheen den roem van zijne regtsgeleerde bekwaamheid
nog te doen toenemen. Verscheidene van zijne collega's aan de balie te
Springfield waren merkwaardige mannen. Daaromtrent zegt een schrijver,
die goed bekend is met de personen en de omstandigheden van die
verzameling van groote en bijzondere mannen, die de hoofdstad van
Illinois tot het strijdperk voor hunne verschillen maakten:

»Het zou moeijelijk vallen om in eenige stad van het Westen van
Amerika op het tijdstip, waarvan ik gesproken heb, eene verzameling
van mannen te vinden, met gelijke bekwaamheden bedeeld als die,
welke te Springfield te zamen pleitten, en twistten en voor de
verkiezingen wedijverden. Logan, een van de schitterendste typen van
een regtsgeleerde, die het Westen ooit opgeleverd heeft; M' Dougal,
die later El Dorado gezocht heeft; Bissell en Shields en Baker,
wapenbroeders en ambtgenooten in den raad, de bloem van het Westen en
de schitterendste toonbeelden van westersche welsprekendheid; Trumbull,
toen en ook nu nog met een kalmen en schranderen geest bedeeld;
Douglas, een man met een vurig gemoed, een groote geestkracht, een
onvergelijkelijken moed en eene onverzadelijke eerzucht; Lincoln, toen,
even als later, bedachtzaam en eerlijk en braaf, zich bewust van zijne
groote bekwaamheden en reeds de zegepraal vooruitziende van de
beginselen, die hij voorstond.”

Inderdaad, dat mogt wel eene vereeniging heeten van groote mannen,
waarvan ieder bestemd was om eene voorname rol in de geschiedenis van
zijn land te spelen.

De belangstelling, die Lincoln in de politieke gebeurtenissen van den
dag toonde, alsmede zijne steeds toenemende overtuiging van het gewigt
daarvan niet alleen voor den staat, waarin hij woonde, maar voor het
geheele land, dreven hem al spoedig in den maalstroom der politiek.
Gedurende den hevigen strijd, die er in 1844 over de verkiezing van een
President gevoerd werd, wist hij den staat Illinois voor zijne belangen
te winnen. Zijne bewondering van Henry Clay, waarvan hij reeds vroeg
doordrongen was, oefende gedurende zijn later leven geen geringen
invloed op hem uit.

Zijn afkeer van de slavernij—voor welker afschaffing hij eens zulk
een ijverig voorvechter zou worden—openbaarde zich reeds in het jaar
1837. De leden der Wetgevende Vergadering van Illinois hadden, even als
die der meeste nieuwere Westelijke staten, geene gelegenheid laten
voorbijgaan om hunne »Zuidelijke broeders” te bevredigen door het nemen
van besluiten ten gunste van de slavernij en het geven van andere
bewijzen van sympathie. Doch in het zittingsjaar 1837, toen Lincoln een
van de vertegenwoordigers uit het graafschap Sangamon was, weigerde
deze zijne goedkeuring te hechten aan dergelijke maatregelen, die
de slavernij in de hand moesten werken. Hij maakte dan ook met zijn
ambtgenoot uit Sangamon gebruik van een constitutioneel voorregt, door
het indienen van het volgende protest, hetwelk op den derden Maart 1837
in het Huis voorgelezen werd:

»Daar er in de beide Huizen van het Generaal-Congres gedurende de
tegenwoordige zitting besluiten genomen zijn ten opzigte van de
slavernij, achten de ondergeteekenden zich bij dezen gedrongen om tegen
dezen maatregel protest aan te teekenen.

»Zij meenen, dat de instelling der slavernij zoowel onregtvaardig
als onstaatkundig is; maar dat de verspreiding van gevoelens over de
afschaffing daarvan eer strekt om hare nadeelen te vermeerderen dan te
verminderen.

»Zij meenen, dat het Congres der Vereenigde Staten geene magt heeft om
zich, volgens de bestaande Constitutie, te bemoeijen met de zaak der
slavernij in de verschillende staten.

»Zij meenen, dat het Congres der Vereenigde Staten wel de magt heeft
om, volgens de bestaande Constitutie, de slavernij in het district
Columbia af te schaffen; maar tevens, dat die magt niet moet worden
uitgeoefend, dan alleen op verzoek van de bevolking van het genoemde
district.

»Het verschil dat tusschen deze meeningen en die, welke in de
bovengemelde besluiten heerschen, bestaat, is de reden van de indiening
van dit protest.

                                       »DAN. STONE,
                                       »A. LINCOLN,
                     „Vertegenwoordigers uit het graafschap Sangamon.”

Bij de verkiezing van 1844—waarvan wij reeds met een enkel woord
gewaagd hebben—was de tariefkwestie aan de orde van den dag. De naam
van Lincoln werd op alle vergaderingen tot de benoeming van een
kandidaat, door de Whigs gehouden, genoemd, terwijl van democratische
zijde John Calhoun[1] aanbevolen werd. Calhoun werd toen beschouwd
als de bekwaamste voorvechter van zijn partij in Illinois. Zij
trachtten dien staat voor hunne belangen te winnen door het houden van
redevoeringen, waarbij zij gewoonlijk een zeer talrijk gehoor hadden.
De verkiezingsstrijd bewees, hoe naauwkeurig Lincoln de zaak van
alle kanten bekeken, hoe grondig hij de geschiedenis en de politiek
bestudeerd had. Hij gaf daarbij niet alleen proeven van zijne
redenaarstalenten, maar ook van zijne bekwaamheid als geleerde en
staatsman. Hij sprak met die bepaaldheid en die helderheid, welke in
redevoeringen, tot het volk gehouden, altijd de meeste uitwerking doen.
Zijn spreektrant was gemeenzaam, alsof hij tot een grooten vriendenkring
sprak—een trek in zijne welsprekendheid, welke een van zijne
eigenaardige kenmerken geworden is. Wij zeggen welsprekendheid, en toch
zou zij moeijelijk zoo kunnen genoemd worden in den Ciceroniaanschen
zin van het woord. Juist dat gemeenzame in zijne redevoeringen, die
eenvoudigheid van zijn betoogtrant en die schijnbaar onuitputtelijke
voorraad van anecdoten en vertelseltjes, welke hij altijd ter zijner
beschikking had, bragten er het hunne toe bij om zijne redevoeringen
indruk te doen maken. En toch werden zijne eenvoudige woorden
uitgesproken met een vuur en een kracht, die zijne toehoorders niet
alleen boeide, maar ook hun oordeel bestuurde, en weinige mannen
hebben zich ooit verdienstelijker gemaakt door het verbreiden hunner
beginselen. Hij werd nu beschouwd als de besliste voorvechter van de
Whig-partij en de Whig-politiek in den staat, en zou al spoedig nog in
een gewigtiger betrekking optreden, en wel als vertegenwoordiger van
zijn district op het Generaal-Congres der Vereenigde Staten.

[1] Deze Calhoun moet niet verward worden met den ijveraar voor de
    instandhouding der slavernij, John C. Calhoun, uit Zuid-Carolina.

Lincoln werd in 1846 door het district Illinois naar het congres
afgevaardigd, en nam daarin zitting op den eersten Maandag van December
des jaars 1847.

Mr. Winthrop van Massachusetts werd tot Redenaar van het Huis verkozen.
In dit Huis waren de grootste talenten uit het land bijeen, en gedurende
de zittingen van dat jaar heerschte er zoo veel geestdrift, als er
misschien ooit te Washington geheerscht heeft. Aan de zijde van Lincoln
stonden, als Whigs, mannen als Collamer, Tallmage, Ingersoll, Botts,
Clingman, Stephens, Toombs en Thompson; terwijl anderen, niet minder
beroemd, maar in politieke gevoelens van hen verschillende, tegenover
hen stonden, van welke wij mogen vermelden Wilmot, Bocock, Rhett,
Linn, Boyd en Andrew Johnson—de laatstgenoemde in lateren tijd zijn
bondgenoot en medehelper in het groote werk van de herstelling der Unie,
en nu zijn opvolger op den presidentszetel. Zulke schitterende sterren
als Webster, Calhoun, Dayton, Davis, Dix, Dickinson, Hale, Bell,
Crittenden en Corwin vormden eene groep, zoo als men slechts zelden
bijeengezien heeft.

Lincoln was de eenige vertegenwoordiger van Illinois, die onder de vaan
der Whigs gekozen was, terwijl zijne zes ambtgenooten allen democraten
waren.

Hij kweet zich van zijne nieuwe verpligtingen op de uitstekendste wijze,
en bragt bij elke gewigtige kwestie niet alleen zijne stem _vóór_ of
_tegen_ uit, maar was ook altijd gereed om zijn gevoelen met woorden te
staven, waarbij hij steeds die bekwaamheid en scherpzinnigheid aan den
dag legde, die hem gedurende zijn geheele leven gekenmerkt hebben.

Ofschoon Lincoln zich bij de meerderheid der Whig-partij aansloot in
zijn verzet tegen de oorlogsverklaring aan Mexico, ondersteunde hij
altijd ieder voorstel of besluit, dat de bevordering van de belangen,
de welvaart en de eer van het leger, dat ten strijde getrokken was,
ten doel had. Op den 22{sten} December bragt hij, in een van zijne
redevoeringen, ten hunnen gunste, eene reeks besluiten bij en leverde
eene scherpe kritiek van de redenen, die aanleiding tot den oorlog
gegeven hadden. In latere jaren werd tegen Lincoln door hen, met wie hij
in politieke gevoelens verschilde, de beschuldiging ingebragt, dat het
hem aan waarachtige vaderlandsliefde ontbrak, daar hij tegen den oorlog
met Mexico gestemd had. Deze beschuldiging werd met de meeste scherpte
voorgedragen door Douglas in de eerste van hunne discussiën in het
jaar 1858. Lincoln antwoordde: »Ik behoorde reeds sedert lang tot de
Whig-partij, en toen de democratische partij eene poging deed om mij
over te halen tot de meening, dat de oorlog naar regt en billijkheid
door den President begonnen was, mogt haar dit niet gelukken.... Maar
wanneer hij (Douglas) eene beschuldiging tegen mij inbrengt, dat ik den
soldaten, die hun goed en bloed in den oorlog met Mexico ten offer
brengen, onderstand heb willen onthouden of hen op de een of andere
wijze tegenwerken, dan slaat hij, om mij zoo zacht mogelijk uit te
drukken, den bal geheel mis, zoo als eene inzage van de verslagen der
zittingen hem ten duidelijkste zal leeren.”

De loopbaan van Lincoln als lid van het Congres, hoe kort ook, was
uiterst belangrijk en schitterend en is wel waardig om door den
beoefenaar der staatkunde naauwkeurig bestudeerd te worden.

In de kwestie van de afschaffing der slavernij in het district Columbia
stelde Lincoln een levendig belang en nam er een werkzaam aandeel in.
Een zekere Mr. Gott had in het Huis een voorstel gedaan tot het nemen
van een besluit tot afschaffing van den slavenhandel in het genoemde
district. Hierop stelde Lincoln een amendement voor, om een besluit te
nemen niet tot afschaffing van den slavenhandel, maar van de _slavernij_
in het district. Het voorstel, door hem gedaan, hield in, dat geen
slaaf ooit in het district mogt ingevoerd worden, uitgezonderd in
geval ambtenaren der regering zich om staatszaken een tijd lang in het
district moesten ophouden, in welk geval zij voor zich en hun gezin de
noodige dienstboden zouden mogen medebrengen. Het belette, dat iemand,
in het district wonende of later daarin geboren, _buiten_ dit district
in slavernij gehouden zou worden. Het verklaarde, dat alle kinderen van
slavinnen, na den eersten Januarij 1850 in het district geboren, vrij
zouden zijn, maar naar regt en billijkheid door de eigenaars van hunne
moeders onderhouden en opgevoed zouden worden, en dat alle slavenhouders
in het district den prijs, dien de slaven waard waren, uit de schatkist
zouden krijgen, en dat de slaven daarop vrij zouden zijn.

De kwestie omtrent de »Territoriën”[2] kwam bij verschillende
gelegenheden ter sprake. De voorwaarde van Wilmet was in de zitting
van het vorige jaar behandeld; maar deze kwam op het congres van het
loopende jaar weder herhaaldelijk ter sprake, toen er pogingen aangewend
werden om deze voorwaarde insgelijks toe te passen op het grondgebied,
dat men van Mexico verkregen had, en op Oregon. Zoo dikwijls die zaak in
het Huis besproken werd, vond zij een verdediger in Lincoln, die dan ook
bij gelegenheid van zijn geschil met Douglas verklaarde, dat hij zich
daarover herhaalde malen ten gunste daarvan uitgelaten had. Zoo toonde
hij zich in 1847 dezelfde voorvechter van de vrijheid der »Territoriën”,
die hij later tijdens den strijd over Kansas was.

[2] Behalve de zes en dertig staten, waaruit de Unie bestaat, behoort
    tot de Vereenigde Staten nog eene groote strook lands, die zich tot
    aan de Stille Zee uitstrekt. Deze strook lands wordt verdeeld in
    negen districten, »Territoriën” genaamd. Ofschoon deze Territoriën
    eene ontzaggelijke oppervlakte beslaan, bevatten zij in 1860 slechts
    eene blanke bevolking van 220.149 zielen. Zij worden inzonderheid
    bewoond door wilde Indiaansche volksstammen. Zij staan onder het
    toezigt van het Congres, maar iedere Territorie kan eerst in de Unie
    als Staat opgenomen worden op dezelfde voorwaarden als de overige
    Staten, wanneer zij namelijk eene blanke bevolking verkregen heeft,
    voldoende tot het zenden van één vertegenwoordiger op het Congres,
    namelijk van 124.000 zielen. Sedert de aanneming van de Constitutie
    door de dertien oudste staten, zijn er drie en twintig nieuwe uit
    deze Territoriën ontstaan. Deze hebben ook de Constitutie aangenomen
    en zijn integrerende bestanddeelen der Unie geworden, die dus in
    het geheel uit zes en dertig staten zamengesteld is, terwijl er nog
    negen Territoriën overblijven. Voor elk dezer Territoriën wordt een
    gouverneur door den President benoemd, terwijl ook andere ambten door
    dezen begeven worden. De Constitutie en de wetten der Vereenigde
    Staten hebben dezelfde kracht binnen de grenzen der Territoriën als
    overal elders in de Vereenigde Staten. Elke Territorie zendt een
    afgevaardigde naar het Lagerhuis van het Generaal-Congres, die
    geregtigd is om het woord te voeren over alle aangelegenheden,
    waarin de Territoriën betrokken zijn, maar niet geregtigd is om
    zijne stem in het Huis uit te brengen.

Eene andere gelegenheid, waarbij de slaven-kwestie door het Huis
behandeld werd, was in de vermaarde zaak van Pacheco. Het gevoelen,
door de meerderheid omhelsd was, dat slaven volgens de Constitutie
als »eigendom” moesten beschouwd worden, en dat zij, wanneer zij ten
dienste van den staat gebezigd werden, daarvoor moest betaald worden.
Het beginsel dat aan het wetsontwerp ten grondslag lag, was dan ook
hetzelfde als dat, hetwelk de slavenhouders op zoo verschillende wijzen
hebben trachten te handhaven. Gelijk zij dit later door eene beslissing
van het Hoogste Geregtshof hebben pogen door te drijven, zoo trachtten
zij dit nu door het Congres te doen erkennen. Lincoln verzette zich
daartegen op het Congres met even veel kracht als hij er zich later
tegen aankantte toen het den meer bedekten, maar niet minder
gevaarlijken vorm van eene regterlijke uitspraak aannam.

Bij andere zaken welke op het Congres ter sprake kwamen, sloot Lincoln
zich als Whig bij de overige voorstanders van zijne partij aan. Hij
meende, dat het Congres regt had om zich met de verbetering van rivieren
en havens te bemoeijen. Hij verklaarde er zich voor om de landen, aan
den staat behoorende, niet aan speculanten, maar aan landbouwers te
verhuren; en dat wel tegen zoo laag mogelijke prijzen; hij verklaarde
zich voor een beschermend tarief en voor het afschaffen van het
vrijheidsstelsel.

In 1848 was Lincoln afgevaardigde der Whig-partij en drong met kracht
en klem op de benoeming van generaal Zachary Taylor tot President aan.
Tijdens den strijd over de verkiezingen trachtte hij de staten Indiana
en Illinois ten gunste van den kandidaat, door hem aanbevolen, te
stemmen.

In 1849 werd hij door de Wetgevende Vergadering van Illinois als
kandidaat voor een lid van den Senaat der Vereenigde Staten gesteld,
doch moest toen het onderspit delven voor generaal Shields, daar de
democraten de meerderheid in dien staat uitmaakten. De hevigheid van
den vorigen strijd over de verkiezing van een President werd nog
vermeerderd door den wensch om insgelijks eene Wetgevende Vergadering te
verkiezen, die een democraat naar den Senaat der Vereenigde Staten zou
afvaardigen. Lincoln bezocht Massachusetts eens gedurende den oorlog,
en was tegenwoordig bij de conventie van den staat Massachusetts op
uitnoodiging van enkelen die er op aandrongen, dat hij de goede
verstandhouding tusschen de partij welke de slavernij met geweld wilde
onderdrukken, en tusschen de Whig of »behoudende” partij, zou trachten
te herstellen. Hij sprak in die vergadering echter niet, behalve te
New-Bedford, waar hij een der gelukkigste pogingen tot verzoening
aanwendde.

Gedurende de vijf jaren, die op den verkiezingsstrijd van 1848 volgden,
bemoeide Lincoln zich slechts weinig met staatszaken. Hij nam zijne
regtsgeleerde praktijk met ijver en voorspoed waar, en vermeerderde
zoowel zijn roem als zijne fortuin. Zijne belangstelling in staatszaken,
hoe levendig zij ook wezen mogt, hield hem niet van de balie terug. Maar
de intrekking van de minnelijke schikking omtrent Missouri wekte hem
weder uit zijne schijnbare werkeloosheid op. Illinois werd andermaal een
slagveld voor den strijd der vrijheid, en de stoutmoedige aanvoerder,
die de voorhoede van het leger reeds vroeger tegen de inbreukmaking op
de regten der slaven in slagorde had geschaard, bleef niet doof voor
de stem, die hem tot verdediging hunner regten riep. Het vroegere
kontrakt, dat door de onvermoeide pogingen van Henry Clay gesloten was
en vast stond als de zeeduinen van Holland om de woede van den alles
verzwelgenden vloed te beteugelen, liep gevaar om aan stukken gescheurd
te worden, en het schoone land, voor immer tot vrijen arbeid bestemd,
zou weder in duisternis en doodsschaduw worden gedompeld. Daartegen
druischte de geheele natuur van Lincoln aan. Wat beteekenden vrede en
roem en fortuin, wanneer het land door verraad en listige kunstgrepen
aangevallen werd? De krijger stelde al zijne eigene belangen ter
zijde, gordde zijne wapenrusting aan en trok voort, even als Peter de
Kluizenaar, om bij zijn volk het gevoel van schaamte op te wekken over
de krenking hunner regten en het aan te sporen tot den strijd, opdat het
Heilige graf hunner vrijheid niet door de Zuidelijke Moslemim en de
Noordelijke Tartaren zou overweldigd worden.

De hevige politieke strijd van dat jaar had zijn ontstaan inzonderheid
aan Lincoln te danken, en de overwinning, waarmede deze strijd bekroond
werd, die aan Illinois zijne eerste republikeinsche Wetgevende
Vergadering gaf, en Lyman Trumbull tot haren afgevaardigde bij
den Senaat der Vereenigde Staten maakte, was inzonderheid aan de
buitengewone inspanning zijner krachten te danken.

In 1854 bood de zoogenaamde anti-Nebraska (later republikeinsche)
partij, aan Lincoln de benoeming tot gouverneur aan. Hij wees deze af,
zeggende: »Neen, ik ben daar de man niet voor; Bissell zal een beter
gouverneur zijn dan ik, en gij kunt hem met gerustheid verkiezen daar
hij zich vroeger altijd als een echt democraat heeft doen kennen.”

Zoo woog zijne ingenomenheid met zijne partij en met de beginselen door
haar voorgestaan, weder zwaarder bij hem, dan de begeerte om hun
vaandrager en aanvoerder te worden.

In de eerste vergadering van de republikeinsche partij, op den 17{den}
Junij 1856 te Philadelphia gehouden, werd de naam van Abraham Lincoln op
de lijst der candidaten voor het ambt van Vice-President geplaatst: hij
stond vlak onder William L. Dayton en kreeg honderd stemmen. Door die
vergadering werden John C. Fremont en William L. Dayton tot kandidaten
verkozen, en nu nam Lincoln een werkzaam aandeel in de daarop volgende
verkiezingen. Aan het hoofd van de kandidatenlijst der republikeinsche
partij van Illinois stond de naam van Lincoln, ofschoon de democraten
door meerderheid van stemmen de overhand behielden.

De hevige geschillen in den Senaat van Illinois, tusschen Mr. Douglas
aan den eenen kant en Mr. Lincoln aan den anderen, welke aanleiding
gaven tot die debatten, welke eene belangrijke plaats in de geschiedenis
der politiek van Amerika innemen, werden in den zomer van 1858 gevoerd.

Douglas had zich de vijandschap van de regering op den hals gehaald;
doch zijn invloed, zoowel in als buiten Illinois, bleef nog ontzettend
groot. Ten gevolge van zijn afval van de politiek zijner partij, die
zich toen openlijk voor de instandhouding der slavernij verklaarde, en
van den lof, dien hij bij verscheidene republikeinen ingeoogst had, was
hij waarschijnlijk nog krachtiger dan te voren. Natuurlijk werd er onder
deze omstandigheden een man van niet alledaagsche bekwaamheid en niet
alledaagschen invloed op de publieke meening vereischt om tegen den
»kleinen reus” (Douglas) in het strijdperk te treden. Als kandidaat der
republikeinsche partij voor lid van den Senaat der Vereenigde Staten, en
als iemand, die zich bij de behandeling van de zaak der Territoriën zoo
gunstig had doen kennen, werd Lincoln beschouwd als een man, aan wien
de voorstanders der vrijheid de verdediging hunner zaak gerust konden
toevertrouwen. Diensvolgens werd hij door de republikeinsche Wetgevende
Vergadering, welke op den 2{den} Junij 1858, te Springfield, bijeenkwam,
verkozen.

In het ontworpen spiegelgevecht tusschen de beide kandidaten was Lincoln
de eerste, die den handschoen toewierp, en wel in een kort briefje,
gedateerd van den 24{sten} Julij, waarin hij de bepaling verzocht van
den tijd, waarop zij met elkander in het strijdperk zouden treden. De
uitdaging werd aangenomen, en de voorwaarden waarop, de plaatsen waar en
de dagen, wanneer de strijd zou plaats hebben, vastgesteld.

Het is niet mogelijk om iets meer dan een vlugtig overzigt van deze
beroemde debatten te geven. Het was de uitspraak van de pers en van het
geheele land, dat Lincoln bij iederen strijd de overhand behield op
zijn talentvollen tegenstander, en het is zeer waarschijnlijk, dat de
meerderheid aan den eerstgenoemde den palm der overwinning toekende.

Die politieke strijd, welke Lincoln in 1848 met den Senator Douglas
voerde, was misschien de zwaarste proef, waarop iemands gematigdheid kon
gesteld worden. Lincoln echter deed zich niet alleen als een uitstekend
redenaar en een bekwaam staatsman kennen, maar bewees ook, dat het
mogelijk is om den hevigsten politieken strijd te voeren, zonder
tot hatelijke personaliteiten en scherpe aanvallen af te dalen. Het
getuigenis van iemand, die Lincoln en dien geheelen strijd gevolgd
heeft, staat ons borg, dat er, niettegenstaande de verzoeking, waaraan
hij gedurig blootgesteld was, geene enkele personaliteit tegen zijn
tegenstander, geen enkel hard woord over zijne lippen gekomen is. Zijn
gematigde aard maakte, dat hij het beneden zich achtte om zijne toevlugt
tot zulke wapenen, die maar al te vaak in een politieken strijd gebezigd
worden, te nemen, en menschen van een heftiger aard konden hun spijt
niet verkroppen, dat hij zijn tegenstander te zacht en te beleefd
behandelde. Lage personaliteiten en vuile lasteringen zijn zeker wel
het laatste wat men aan Abraham Lincoln kan ten laste leggen. Zijn hart
was te edel en zijne zelfbeheersching te groot om aan iets dergelijks
toe te geven. De adel van zijn hart heeft zich gedurende zijn ganschen
levensloop evenzeer geopenbaard als zijne gematigdheid, zijn
zelfvertrouwen en zijn geestkracht.

In het dagelijksch leven was Lincoln kinderlijk eenvoudig. Hij hield van
een goed diner, en at met den meesten eetlust, maar zijne tafel was
altijd eenvoudig. Hij dronk nooit eenige bedwelmende dranken, en zelfs
geen glas wijn. Hij was ook geen liefhebber van rooken.

Judah Benjamin, van Louisiana, een van de bekwaamste senatoren der
Zuidelijke staten, later staatssecretaris in het kabinet van Jefferson
Davis, zwaaide in den loop van eene redevoering, waarin hij gelegenheid
vond om de beroemde debatten tusschen Douglas en Lincoln te bespreken,
hoogen lof aan den laatstgenoemde toe. Sprekende over de vragen, die
door Douglas aan zijn tegenstander voorgesteld werden, en over de
antwoorden, die zij uitlokten, merkte Benjamin aan:

»Het is onmogelijk, mijnheer de president! om, al verschilt men ook
met dien man in meening, die openhartigheid en vrijmoedigheid niet te
bewonderen, waarmede deze antwoorden gegeven werden: er was daarin niets
dubbelzinnigs, niets ontwijkends.”

Gedurende den strijd met Douglas bragt Lincoln de volgende hulde aan de
Acte van Onafhankelijkheidsverklaring:

»Welaan, landgenooten! wanneer gij stellingen geleerd hebt,
die in strijd zijn met den grootschen inhoud der Acte van
Onafhankelijkheidsverklaring; wanneer gij het oor geleend hebt aan
inblazingen, die ten doel hebben om hare grootheid te verkleinen of
hare schoone evenredigheid te erkennen; wanneer gij geneigd zijt om te
gelooven, dat alle menschen niet met elkander gelijk staan in het genot
van die onvervreemdbare regten, welke door dat bewijsstuk onzer vrijheid
opgesomd zijn, laat mij u dan smeeken om terug te keeren—terug te
keeren tot die fontein, wier wateren bij het bloed der omwenteling
ontspringen.

»Gij moogt met mij doen al wat gij verkiest, als gij slechts die heilige
beginselen voorstaat. Gij moogt mij niet alleen de nederlaag doen lijden
voor den Senaat, maar gij moogt mij zelfs ter dood brengen. Want,
terwijl ik geene onverschilligheid voor wereldsche eer wil veinzen,
moet ik toch verzekeren, dat ik tot dezen strijd aangespoord ben door
iets hoogers dan door de zucht tot het verkrijgen van een eervol ambt.
Wat gij met mij doet is onverschillig, maar vernietigt toch niet
dat onsterfelijk zinnebeeld der humaniteit—de Acte van Amerika's
Onafhankelijkheidsverklaring.”

De dag der verkiezingen was eindelijk daar. De uitslag der
volksstemming was als volgt: voor den republikeinschen kandidaat
126,084; voor de democraten van Douglas 121,940; voor de kandidaten
van Lecompton 5,091 stemmen. Doch bij de stemming voor senator,
die in de wetgevende Vergadering plaats had, werd Douglas verkozen.
Niettegenstaande dezen uitslag, hadden de pogingen van Lincoln gedurende
de debatten veel bijgedragen om een groot getal stemmen op hem te
vereenigen; en zijne partij behoefde het niet te betreuren, dat hare
keus op hem gevallen was.

Lincoln bragt na het einde der geschillen over de keuze van een senator
en vóór het begin van den verkiezingsstrijd in 1860 verscheidene
bezoeken aan andere staten. Hij hield in het volgende jaar verscheidene
redevoeringen in Ohio, en bezocht ook Kansas, waar hij met de meeste
geestdrift ontvangen werd. In Februarij 1860 was hij te New-York en
hield eene redevoering in eene republikeinsche club, waardoor hij zich
verscheidene vrienden verwierf in eene streek, waar zij reeds bij
duizenden geteld werden. Het was de schoonste redevoering, die tot
dusverre door den uitstekenden redenaar uitgesproken was en de aandacht
van mannen van allerlei stand trok.

Waarschijnlijk gedurende dit bezoek had er een treffend voorval plaats,
hetwelk door een onderwijzer der zondagsschool, waar het gebeurde, op
deze wijze verhaald wordt:

»Onze zondagsschool was op zekeren sabbatmorgen reeds begonnen, toen
ik een man van een slanken ligchaamsbouw en een gunstig voorkomen het
vertrek zag binnentreden en onder ons plaats nemen. Hij luisterde met
gespannen aandacht naar onze oefeningen, en zijn gelaat verried zulk
een waarachtige belangstelling, dat ik naar hem toeging en hem verzocht
om eens een hartig woordje tot de kinderen te willen rigten. Hij
voldeed aan dit verzoek met blijkbaar genoegen, ging voor de banken der
kinderen staan en hield eene eenvoudige toespraak, welke alle jeugdige
hoorders aanstonds zoozeer boeide, dat de diepste stilte in het vertrek
heerschte. Zijne taal was uitnemend schoon, en de toon waarop hij sprak,
verried het diepste gevoel. Op de gezigtjes der kleinen, die hij rondom
zich zag, stond somberheid te lezen, toen hij woorden van waarschuwing
tot hen rigtte, maar zij werden spoedig opgeklaard, toen hij hun op de
schoone toekomst wees, die hun wachtte. Een paar malen wilde hij met
spreken ophouden, maar het dringend verzoek: »ga voort! och, ga voort!”
dwong hem om den draad zijner rede weder op te vatten. Toen ik naar de
gespierde ligchaamgestalte van den vreemdeling keek, en mijne aandacht
vestigde op zijn gelaat, waarop vastberadenheid te lezen stond, gepaard
aan gevoel ten gevolge van den indruk des oogenbliks, gevoelde ik eene
onweerstaanbare nieuwsgierigheid om iets naders van hem te vernemen, en
toen hij het vertrek verliet, verzocht ik hem, zijn naam te mogen weten.
Hij antwoordde daarop vriendelijk: »Ik ben Abraham Lincoln, van
Illinois.””

Abraham Lincoln werd nu algemeen erkend als een van de bekwaamste,
eerlijkste en meest besliste voorstanders van de republikeinsche partij.
Zijne bekende populariteit alsmede zijne vroegere verdiensten wezen hem
dan ook aan als den meest geschikten kandidaat van zijne partij voor de
ophanden zijnde verkiezing van een President. Hij werd het eerst voor
den hoogen post van President genoemd in de republikeinsche vergadering
van den staat Illinois, waar een democraat uit het graafschap Macon twee
keurig versierde palen aan de vergadering voorstelde, waarop de volgende
woorden geschreven stonden:

»Abraham Lincoln, de houthakker, kandidaat voor het presidentschap in
1860. Dit zijn twee palen, welke in 1830 vervaardigd zijn door Thomas
Hanks en Bram Lincoln, wiens vader de eerste pionnier in het graafschap
Macon geweest is.”

Deze eigenaardige en geschikte zinnebeelden ter afbeelding van de
eereposten, welke de Amerikaansche democratische instellingen aan de
nederigste burgers aanboden, gaven aanleiding tot eene algemeene
toejuiching. Lincoln, die bij dit tooneel toeschouwer was, werd dringend
uitgenoodigd om eene redevoering te houden. Hij stond van zijne
zitplaats op, erkende, dat hij dertig jaren geleden een houthakker
geweest was, en zeide, dat men hem verzekerd had, dat die beide palen,
welke men in de vergadering gebragt had, met zijne eigene bijl gehouwen
waren.

In den herfst van 1859 hield Lincoln, tengevolge van uitnoodigingen,
die hij uit verschillende staten gekregen had, verscheidene krachtige
redevoeringen ten gunste der republikeinsche beginselen. Van
een daarvan, welke hij op den 27{sten} Februarij 1860 in het
Cooper-Instituut te New-York hield, hebben wij reeds gesproken. Deze
redevoeringen droegen slechts bij om de overtuiging te versterken, die
zich sedert 1854 al meer en meer onder het volk verbreid had, dat Mr.
Lincoln—»de brave Bram,” zoo als hij algemeen genoemd werd—de man was
voor President, als het volk zijn kandidaat kon benoemen Toch waren er
slechts weinigen, die dachten, dat hij werkelijk zou verkozen worden.

De republikeinsche nationale vergadering kwam op den 16{den} Mei 1860
in de »Wigwam” in Chicago bijeen. Niet minder dan tienduizend personen
waren in dit gebouw tegenwoordig, terwijl eene digte volksmenigte den
toegang daartoe versperde en zich in den omtrek ophield, daar zij niet
meer in de zaal kon komen.

Op Donderdag morgen kwam de vergadering ten tien ure weder bijeen en bij
de vaststelling der bepalingen werd goedgevonden, dat eene meerderheid
van stemmen voldoende zou zijn ter benoeming van kandidaten.

De commissie tot het nemen van besluiten gaf daarvan kennis, en deze
mededeeling werd met geestdrift begroet, terwijl de ontzaggelijke
menigte toeschouwers van hare zitplaatsen opstond en hare goedkeuring
herhaalde malen door luide toejuichingen deed blijken.

Het was spoedig duidelijk geworden, dat de twee personen, die bij de
verkiezing in aanmerking zouden komen, de heeren Seward en Lincoln
waren. Er werd voorgesteld, dat de vergadering terstond tot de benoeming
van kandidaten zou overgaan, doch het gevoelen, dat men dit tot den
volgenden dag zou uitstellen, behield de overhand. Ware het voorstel om
terstond tot de benoeming over te gaan goedgekeurd, dan is het meer dan
waarschijnlijk, dat Seward zou benoemd zijn, daar zijn persoon door de
vergadering toen nog boven dien van Lincoln scheen gesteld te worden;
doch gedurende den avond droegen verscheidene omstandigheden het hare
bij om de verkiezing van Lincoln meer en meer waarschijnlijk te maken.
Er heerschte bij de volgende zitting der vergadering eene groote
opgewondenheid, en de belangstelling van alle aanwezigen was
buitengewoon.

Bij de eerste stemming verkreeg Seward 173½ stemmen tegen 102, welke op
Lincoln uitgebragt werden, terwijl de overige tusschen andere personen
verdeeld waren. Bij de tweede stemming deelde de President der
afgevaardigden van Vermont, wier stemmen eerst verdeeld geweest waren,
mede: »De staat Vermont brengt zijne tien stemmen uit op den jongen reus
van het Westen, Abraham Lincoln.” Men begon in de vergadering reeds te
bemerken, wie de man der keuze zou zijn. Bij deze stemming kreeg Seward
184½ en Lincoln 181 stemmen; en bij de derde stemming vereenigden zich
op Lincoln 230 stemmen, en dus bijna de meerderheid. Hierop deelde Mr.
Carter van Ohio mede, dat er door Ohio vier stemmen meer op Mr. Lincoln
zouden uitgebragt worden, hetgeen de opgewondenheid der vergadering ten
top voerde. Daar nu de keus zeker was, beijverde de eene staat na den
anderen zich om de eerste te zijn in het uitbrengen van zijne stemmen op
Lincoln. Het geheele getal stemmen, dat moest uitgebragt worden, bedroeg
466, waarvan er dus 234 noodig waren tot eene keuze. _Drie honderd vier
en vijftig_ vereenigden zich op Abraham Lincoln, die dus wettig verkozen
was.

Toen de luide toejuichingen, waarmede deze benoeming begroet werd,
eenigzins bedaard waren, trad Mr. William Evarts van de stad New-York
te voorschijn en deed het voorstel, dat men Lincoln nu met eenparige
stemmen zou verkiezen. Dit voorstel werd ondersteund door Mr. Andrews
van Massachusetts, en werd aangenomen, zonder dat er zich eene enkele
stem tegen verhief.

De opgewondenheid, welke er op de benoeming volgde, deelde zich van de
leden der vergadering aan de toehoorders, die zich binnen het gebouw
verzameld hadden, mede en verspreidde zich van daar als een loopend
vuurtje naar de volksmenigte, die buiten stond. Bij het einde der
opmerkingen van Mr. Evarts werd er een levensgroot portret van Lincoln
in de zaal gebragt en met een oorverdoovend gejuich begroet. Het gebouw
dreunde van de juichkreten van de verheugde duizenden, die daarin
verzameld waren, en die juichkreten werden door de menigte, die zich in
de straten bevond, herhaald. Te midden van het gebulder van het kanon,
het wapperen der vlaggen en de vrolijke toonen der militaire muziek,
werd het berigt omtrent de volkskeuze langs de metalen draden met
bliksemsnelheid van Maine tot Kansas, overgebragt.

Men verhaalt het volgende omtrent de wijze, waarop Mr. Lincoln zijne
benoeming ontving:

Gedurende de zitting der vergadering bevond hij zich te Springfield.
Hij had het telegraafkantoor nog pas verlaten, nadat hij de uitslag der
beide eerste stemmingen vernomen had, en was met eenige vrienden op het
bureau van het »State Journal” in gesprek gewikkeld, toen de derde
stemming aan den gang was. Binnen korten tijd werd de uitslag daarvan op
het telegraafkantoor ontvangen. De generale opzigter, die aldaar juist
tegenwoordig was, schreef op een strookje papier: »Mr. Lincoln! gij zijt
bij de derde stemming benoemd,” en liet dit terstond door een jongen
naar Lincoln brengen. Deze tijding werd in het bureau van het »Journal”
met uitbundige toejuichingen begroet, maar Lincoln sprak geen enkel
woord. Hij stak het papier in zijn zak, stond op, en zeide, voor dat hij
het vertrek verliet: »Er is beneden in dit huis eene vrouw, die dit wel
graag zal willen weten. Ik zal dus naar beneden gaan om het haar te
vertellen.”

De tijding van deze benoeming was zeer welkom aan hen, die tot de
republikeinsche partij behoorden. Niet alleen erkenden zij in Abraham
Lincoln een man van een onbesproken gedrag en eene onbevlekte
eerlijkheid, maar ook iemand, in wien het waarachtig democratische
element van het vrije Amerika leefde, een vriend der vrijheid, een
voorstander van regt en billijkheid, en een edel, talentvol staatsman,
uit het hart des volks gesproten. Zij stelden een onbepaald vertrouwen
in hem, als in iemand, die geheel met hunne beginselen instemde. Bij den
verkiezingsstrijd van 1840, toen generaal Harrison verkozen werd was er
meer leven gemaakt; maar de geestdrift van 1860 was redelijker en meer
algemeen, en verried het vaste voornemen om zich door niets uit het veld
te laten slaan, al mogt ook de magt der slavenhouders met eene geheele
omverwerping bedreigd worden.

Het werkzaam aandeel, door de democratische vergadering van Charleston
in Zuid-Carolina, welke op den 23{sten} April 1860 bijeenkwam, in de
verkiezingen genomen, is een beslissend bewijs, dat deze staat den
triumf der republikeinsche partij _wenschte_, ten einde de afscheiding
der slavenstaten, waarvan reeds zoo lang sprake geweest was, eindelijk
tot stand te brengen. De benoeming van Lincoln toch door de vrije staten
schijnt hen aangespoord te hebben, om de meest overdrevene meeningen
omtrent de instandhouding der slavernij uit te spreken, ten einde
verdeeldheid in de rijen der democraten te bewerken, want als deze zich
op één kandidaat vereenigd hadden, zou dit noodwendig de nederlaag der
republikeinen ten gevolge gehad hebben. De ultra's der Zuidelijke
politiek deden geene moeite om hunne bedreigingen van eene afscheiding
te verbergen, ingeval de partij der vrije staten de overwinning
behaalde, ofschoon de Noordelijke democraten in de vergadering niet
konden gelooven, dat aan die bedreigingen ooit gevolg zou gegeven
worden. Maar al had men dit ook meer algemeen geloofd, dan is het nog
de vraag, of dit Lincoln in de volksgunst zou hebben doen dalen. Want
zij, die hem ondersteunden, stonden op den hechten grond van de door
God gewilde gelijkheid van menschenregten. Zij waren vast in de
overtuiging, dat de vrijheid voortaan haren schepter moest zwaaijen over
het _geheele_ land, en dat de slavernij beperkt moest blijven tot die
staten, welke door hare instandhouding reeds een vloek op zich geladen
hadden.

De uitslag van de daarop volgende stemming in 1860 was, dat Mr. Lincoln
491,275 stemmen meer ontving dan Mr. Douglas, 1,018,499 meer dan Mr.
Breckinridge, en 1,275,821 dan Mr. Bell; en de afloop der stemming, dien
ten gevolge door het Congres openbaar gemaakt, was, dat er het volgende
aantal stemmen was uitgebragt:

  Op Abraham Lincoln, van Illinois         180
  Op John C. Breckinridge, van Kentucky     72
  Op John Bell, van Tennessee               39
  Op Stephen A. Douglas, van Illinois       12

De volgende staten bragten hunne stemmen op Mr. Lincoln, uit: Maine,
New-Hampshire, Vermont, Massachusetts, Rhode-Island, Connecticut,
New-York, Pensylvanië, Ohio, Indiana, Illinois, Michigan, Iowa,
Wisconsin, Minnesota en Californië,—dus in het geheel zestien staten.

De bedoeling van het Amerikaansche volk met de benoeming van Abraham
Lincoln tot zijn oppersten regent was, de uitbreiding der slavernij
in de Territoriën te keer te gaan en hare magt te vernietigen, daar
deze bestendigd dreigde te worden. De gevolgen van die benoeming zijn
geheel anders geweest, dan men zich had voorgesteld. Mogelijk zou
de Noordelijke bevolking zich meer door hare vrees dan door hare
overtuiging hebben laten leiden, als zij had kunnen vooruitzien,
dat de waanzinnigheid van het Zuiden ten toppunt zou stijgen in den
vreeselijken strijd, die het geheele land geteisterd heeft; maar kan
er _thans_ nog twijfel bestaan, nu de afloop der bloedige worsteling
tusschen vrijheid en slavernij reeds duidelijk te zien is, dat zij
het middel geweest is tot bereiking van hoogere doeleinden,—dat de
uitslag van den verkiezingsstrijd van 1860 eene zaak was, die door de
Voorzienigheid ten beste gekeerd is?

Hij, wiens doen enkel majesteit is, heeft volken zoowel als personen
in zijne hand; en dat Hij toegelaten heeft, dat de gebeurtenissen van
1860–1861 tot een burgeroorlog aanleiding gegeven hebben, dit moet
wel met de een of andere goddelijke bedoeling geschied zijn. Eenige
geslachten later zal de wereld met verwondering en ontzetting staren
op de verschrikkelijke vuurproef, welke de Unie doorgestaan heeft,
maar als zij dan als de vrucht van dien strijd mag beschouwen een volk
van vrije menschen, die beven bij de gedachte aan de misdaden hunner
vaderen, door het koopen en verkoopen van menschen vleesch en bloed
gepleegd,—dan zullen toch die offers als niet te groot beschouwd
worden.



HOOFDSTUK III.

De beginselen der afscheiding.—De verkiezing van Lincoln tot
President.—De zamenzweerders.—De reis van den verkozen President
van Illinois naar Washington.—De inhuldiging.—De afscheiding der
Zuidelijke Staten.—De gebeurtenissen van den oorlog.—Dood van Abraham
Lincoln.


Dat Abraham Lincoln voor de omverwerping der Constitutie was, door zich
te bemoeijen met de slavernij in de staten, waar zij bestond, werd door
de hevigste leiders der publieke meening in het Zuiden wijd en zijd
verkondigd. In geen zijner redevoeringen of gesprekken, welke Lincoln
gedurende zijn gansche leven gehouden had, was dit beginsel uitgesproken
of zelfs maar aangeroerd. Hij had de toeneming der slavernij en de
noodlottige gevolgen, welke deze voor het land na zich zou slepen, wel
met afkeer en vrees aangezien; maar de middelen, die hij wilde bezigen
tot stuiting van het kwaad, bestonden alleen in het beperken van de
slavernij binnen de grenzen van die staten, welke haar reeds bij hunne
eigene staatsregeling gewettigd en in hun geheele stelsel ingeweven
hadden. Hij had daarom met nadruk beweerd, dat het Congres het regt
had om de uitbreiding der slavernij te verhinderen in die Territoriën,
welke even vrij en onafhankelijk zijn, als de breede rivieren, die door
hare wildernissen stroomen, of als de winden, die door hare bosschen
gieren.

De Zuidelijken wisten dit, en zij wisten—velen hunner hadden het
met ronde woorden uitgesproken—dat er niets inconstitutioneels in
dergelijke begrippen en in de verbreiding daarvan gelegen was. Het plan,
dat reeds sedert jaren in de harten der Zuidelijke ultra's gesluimerd
had, was de omverwerping der Amerikaansche Unie en de vestiging van een
slavenrijk op het vasteland van Noord-Amerika, en de volvoering van dit
plan was de eigenlijke reden van hunne handelwijze. De verkiezing van
Lincoln werd tot een voorwendsel gebruikt om zich af te scheiden, en als
de hoofdreden opgegeven, waardoor »het hart der Zuidelijken in vuur en
vlam gezet was.”

Het is daarom niet te verwonderen, dat de tijding der verkiezing
van Lincoln aanleiding gaf tot levendige blijdschap en onverholen
goedkeuring in verscheidene gedeelten van het Zuiden. Zij hadden
voorwendsels gezocht, en hier werd er hun nu een aan de hand gedaan.
Te vergeefs riep het Noorden uit: »Dat is onedelmoedig—onbillijk! Wij
hebben _uwe_ Presidenten, den een na den ander, gedurende het vierde
eener eeuw geduld. Gij zult _ons_ dus voor vier jaren wel willen
vergunnen om den voorrang te hebben. Weest in allen gevalle redelijk.
Beproeft het slechts! Wilt ten minste eenigen tijd afwachten, totdat
gij kunt oordeelen, hoe de zaken gaan!” Hoe nu? dat lang gezochte,
dat eindelijk gevondene voorwendsel tot den beslissenden slag en de
oprigting van hun slavenrijk te laten varen—de proef te nemen met die
republikeinsche voorstanders van de afschaffing der slavernij! Dat
nooit! In één woord, de verkiezing van Lincoln was nog geen maand
geleden, of de geest van afscheiding, die er in Zuid-Carolina
heerschte, begon zich al meer en meer uit te breiden tot groote
ontsteltenis van de Noordelijke bevolking der Vereenigde Staten.

Mr. Douglas was de gunsteling geweest van de democratische vergadering,
welke oorspronkelijk te Charleston bijeengekomen was; doch de
voorstanders van de slavernij waren er in geslaagd om de benoeming van
Mr. Breckinridge tot kandidaat door te drijven, wel wetende, dat de
verdeeldheid, die er op deze wijze onder hunne partij ontstaan was,
niet anders dan de verkiezing van den republikeinschen kandidaat kon
ten gevolge hebben. De beide partijen, waarin de democratische partij
op deze wijze gesplitst werd, stonden in beginselen niet zoo ver van
elkander, dat zij zich niet in de keuze van Mr. Douglas hadden kunnen
vereenigen, zonder hunne staatkundige meeningen geweld aan te doen, als
het hun doel geweest was om de Unie in stand te houden.

Mr. Breckinridge vertegenwoordigde dat gedeelte der democratische
partij, hetwelk de regtstreeksche _bescherming_ van de bezittingen
der slavenhouders in de Territoriën eischte, al was deze ook in strijd
met wetten, hetzij deze door het Congres, of door de bevolking der
Territoriën zelve uitgevaardigd waren, welke inbreuk mogten maken op hun
verkregen regt van eigendom op menschelijke wezens.

Mr. Douglas integendeel vertegenwoordigde de theorie, dat de inwoners
der Territoriën het volkomenste regt hadden om te beslissen, of zij de
slavernij op hunnen grond wilde dulden of niet.

Terwijl dus de republikeinen het regt van het Congres handhaafden om de
slavernij in de Territoriën te _beletten_, en de zuidelijke democraten
alleen het regt van het Congres erkenden, om de slavernij in die
Territoriën te _beschermen_, maar niet om haar te _verhinderen_, stond
Mr. Douglas bij de keuze van een President zoowel tegenover Mr. Lincoln
als tegenover Mr. Breckinridge.

De aanhangers van John Bell bestonden eenvoudig uit die weinigen, welke
zich bij geen der bestaande partijen wilden aansluiten, en die geen
bepaalde meerlingen omtrent de hoofdzaken te berde bragten.

De verschillende deelen des lands hadden gelijken ijver bij de
verkiezingen aan den dag gelegd. En even als vroeger waren de partijen,
die zich voor Lincoln, Bell en Douglas verklaard hadden, ofschoon zij
ook wenschten, dat hun kandidaat verkozen werd, toch volkomen gezind om
in de overwinning te berusten, aan welke zijde zij ook wezen mogt. Maar
de democraten, die voor Breckinridge waren, hadden zich tot den strijd
begeven met de bepaalde bedoeling om »alleen in den uitslag te berusten,
in geval deze hun de overwinning aangebragt had.” De verkiezing van den
republikeinschen kandidaat—welke zij door hunne eigene handelwijze
hoofdzakelijk bevorderden—moest het sein tot den opstand zijn.

Toen de afscheidings-storm na den 6{den} November in het Zuiden begon op
te steken, duurde het niet lang, of het volk ontdekte, dat er zelfs in
het kabinet van den aftredenden President, Mr. Buchanan, mannen gevonden
werden, die reeds sedert lang in verbindtenis met de verraders gestaan
hadden en die nu bereid waren om hun al die hulp te verleenen, welke in
hunne magt stond. Waarschijnlijk stond aan het hoofd van hen John B.
Floyd, Secretaris[3] van Oorlog, wiens schandelijk weefsel van leugen en
bedrog voor een korten tijd, ofschoon met moeite, verborgen gehouden
is. Het is dus niet te verwonderen, dat,—toen generaal Scott aan den
President en den Secretaris van Oorlog een brief schreef, waarin hij
zijne vrees te kennen gaf, dat de secessionisten enkele van de vestingen
der federalen in de zuidelijke staten zouden innemen, en er op aandrong,
dat die vestingen onmiddellijk versterkt zouden worden, ten einde zulk
eene ramp te voorkomen—die verrader Floyd zijn uiterste best deed
om dit plan tegen te werken, daar, wanneer het volvoerd werd, de
zamenzweering misschien wel geheel zou mislukt zijn. Een later officieel
rapport van het Departement van Oorlog bewijst, »dat, gedurende het jaar
1860, en _vóór_ de verkiezing van een President, honderd vijftien
duizend geweren uit noordelijke tuighuizen zijn verdwenen en naar
zuidelijke arsenalen gezonden, op een bevel van den Secretaris van
Oorlog, gedagteekend van den 30{sten} December 1859.” Op deze wijze
werden de tuighuizen der zuidelijke staten door dien Floyd gevuld,
ofschoon hij wist, dat het doel was om ze tegen de wetten en de
constitutie te gebruiken, terwijl die trouwelooze dienaar de noordelijke
staten daardoor tevens beroofde van het materiaal om hunne burgers te
wapenen tot instandhouding der Unie.

[3] Zoo veel als _Minister_.

Dit verraad werd opgevolgd door eene bijna even schandelijke handeling
van John S. Black. Deze gaf op den 20{sten} November 1860 in antwoord op
de vragen van Mr. Buchanan als procureur-generaal (en als verdediger van
de regten van den staat, mogen wij er wel bijvoegen) zijne meening te
kennen, dat het Congres zelfs niet bij magte was om eene schending
van de Constitutie te beletten door den oorlog aan eenigen staat te
verklaren, en het werd al spoedig duidelijk, dat het uitvoerend bewind
zich overeenkomstig deze theorie zou gedragen.

De wetgevende vergadering van Zuid-Carolina maakte een begin met de
afscheiding, toen dit staatsligchaam in November 1860 eene oproeping
uitvaardigde tot eene staatsvergadering, die op den 17{den} der volgende
maand te Columbia zou gehouden worden. Francis W. Pickens, die op den
10{den} tot gouverneur verkozen werd, verklaarde in zijne inwijdingsrede
bepaaldelijk, dat Zuid-Carolina besloten had om zich af te scheiden,
omdat »bij de jongste verkiezing van een President en Vice-President,
het Noorden te werk gegaan was volgens beginselen, welke verhinderen,
dat wij ons langer veilig kunnen verlaten op de magt der federale
regering of op de waarborgen van het federale kontrakt.” Al was die
verklaring ook onwaar, zoo was zij toch ondubbelzinnig, in zooverre
zij de gebeurtenissen, die te wachten stonden, vooraf aankondigde. De
vergadering werd op den eersten dag harer zitting van Columbia naar
Charleston verlegd, en op den 20{sten} December werd er eene wet
uitgevaardigd, waarbij de wet van 1788, waardoor de federale Constitutie
bekrachtigd was, met algemeene stemmen herroepen en de band van
vereeniging, die er tusschen Zuid-Carolina en de Vereenigde Staten
bestond, verbroken werd.

Zuid-Carolina was dus de eerste staat, die een besluit tot afscheiding
nam. Wat den genoemden staat betreft, was die afscheiding de vrucht van
meer dan twee menschengeslachten. En de ontdekkingen, die sedert gedaan
zijn, hoe onvolkomen zij betrekkelijk ook wezen mogen, bewijzen toch
ten duidelijkste, dat de geheele afscheiding het werk was van enkele
raddraaijers en zamenzweerders, die hun hoofdkwartier in de hoofdstad
der Unie hadden en zelven naauw met de regering der Vereenigde Staten in
verband stonden.

Op eene geheime bijeenkomst van deze zamenzweerders, die op den 5{den}
Januarij 1861 gehouden werd en waarbij verscheidene zuidelijke senatoren
tegenwoordig waren, werd er bepaald, »dat iedere Zuidelijke staat zich
zoo spoedig mogelijk van de Unie zou afscheiden; dat er eene vergadering
van de vertegenwoordigers der afgescheidene staten te Montgomery in
Alabama zou gehouden worden, en dat wel niet later dan op den 15{den}
Februarij; en dat de senatoren en de leden van het Congres uit de
Zuidelijke staten hunne zetels zoo lang mogelijk zouden blijven innemen,
ten einde al die maatregelen te keer te gaan, welke te Washington ten
nadeele der afgescheidene staten mogten voorgesteld worden.” Davis uit
Mississippi, Slidell uit Louisiana en Mallory uit Florida werden tot
eene commissie benoemd om deze besluiten ten uitvoer te brengen; en
in gevolge daarvan dienden vijf staten eene acte van afscheiding in:
Mississippi op den 9{den} Januarij, Alabama en Florida op den 11{den}
Januarij, Louisiana op den 26{sten} Januarij, en Texas op den 5{den}
Februarij. Al deze handelingen zoowel als die, welke er later op
volgden, waren eenvoudig het uitvloeisel van de voorschriften van dat
geheime verbond van volksleiders, dat reeds lang het besluit tot eene
afscheiding genomen had.

Ofschoon de wetgevende vergaderingen van deze afgescheidene staten
overeengekomen waren om geenerlei wet van afscheiding uit te vaardigen,
zonder haar door het volk te doen bekrachtigen, werd de zaak bijna
in geen enkele daarvan aan de beslissing des volks overgelaten.
Overeenkomstig het genomen besluit werden door alle wetgevende
vergaderingen afgevaardigden naar Montgomery gezonden, alwaar op den
4{den} Februarij eene bijeenkomst gehouden werd. Daarop werd eene
voorloopige constitutie aangenomen, die een jaar lang van kracht zou
zijn, en onder deze constitutie werden Jefferson Davis tot President en
Alexander H. Stephens tot Vice-President van de pas gevormde Zuidelijke
confederatie benoemd. Zij werden op den 18{den} dier maand in hunne
ambten geïnstalleerd.

De politiek, waartoe men voorloopig besloot, was, een _status quo_ te
handhaven, totdat het Presidentschap van Mr. Buchanan ten einde zou
zijn. Men gevoelde toch, dat men van _hem_ niets te vreezen had, en
hoopte de nieuwe regering door eene plotselinge tentoonspreiding van
magt de nieuwe regering vrees aan te jagen en alle dwangmaatregelen,
welke zij in den zin mogt hebben, te beletten.

De zamenzweerders waren intusschen druk in de weer met het maken van
toebereidselen tot een mogelijken oorlog. Het Zuiden was onophoudelijk
bezig met het maken van krijgstoerustingen, en de vervaardiging van
wapenen werd met ijver voortgezet.

Wij kunnen hier slechts vlugtig gewagen van al die gebeurtenissen, welke
zoo naauw met de levensgeschiedenis van Lincoln zamengeweven zijn.

Bij al hun snoevend zelfvertrouwen, bij al hunne verachting van den
moed der Noordelijken, bij al hunne weidsche beloften voor de toekomst,
hebben de raddraaijers van den opstand toch ééne noodlottige vergissing
begaan, één onoverkomelijk beletsel voor den gunstigen uitslag hunner
zaak voorbijgezien: zij vergaten de kracht, de eerlijkheid, den
onoverwinnelijken moed van Abraham Lincoln. Het moge zijn, dat juist
zijne eenvoudigheid van hart hem te ongeloovig maakte omtrent de diepte
van de boosaardigheid zijner tegenstanders; maar toen hij geheel met
hunne listigheid bekend was, ontdekten zij, dat zij zich misrekend
hadden, toen zij meenden, dat de verzoenende politiek, tot dus verre
door hem gevolgd, een uitvloeisel van vreesachtigheid was.

Vergeefsche pogingen tot eene minnelijke schikking kenmerkten de eerste
maanden van het nieuwe jaar in de hoofdstad des lands. Het Congres
wendde pogingen aan om de woedende elementen der afscheiding tot rust te
brengen. De vredesconferentie zwaaide haren olijftak,—doch te vergeefs.
Er was slechts één ding, dat de Zuidelijken verlangden, en dat was
afscheiding. Daarom werden geenerlei voorwaarden, welke van den kant de
republikeinen behoudens hunne eer konden voorgesteld worden, aannemelijk
geacht. De voorstanders van de uitbreiding der slavernij verlangden de
onafhankelijkheid van het Zuiden, zelfs ten koste van een oorlog.

Lincoln had sedert den dag zijner benoeming een opmerkelijk stilzwijgen
bewaard. Hij verliet Springfield op den 11{den} Februarij 1861, en werd
door eene groote menigte zijner stadgenooten tot aan het station van den
spoorweg vergezeld. Hij zeide hun met weinige woorden vaarwel en begaf
zich op reis.

Op den avond na zijne aankomst te Indianapolis hield hij eene rede tot
de leden der Wetgevende Vergadering, die hem aan zijn logement in corps
hunne opwachting kwamen maken. Deze rede was vooral belangrijk, omdat
hij zich daarin voor de eerste maal sedert zijne verkiezing over
staatszaken uitliet.

Nadat hij hier eenige uren doorgebragt had met het verleenen van
audiëntie aan verschillende personen en corporatiën, begaf hij zich naar
zijne kamer. Men hield het er algemeen voor, dat hij door de overgroote
inspanning vermoeid was, maar hij was al spoedig op weg naar Washington.
Allerwege in het land werd de grootste verwondering aan den dag gelegd
over deze vlugt bij nacht, en de vijanden der nieuwe regering trachtten
deze overhaaste en geheime reis van Harrisburg naar de hoofdstad des
lands in een belagchelijk daglicht te stellen. Maar de ontdekkingen, die
later gedaan werden, regtvaardigden de voorzorg, die de nieuwe President
genomen had, ten volle. Reeds vóór zijn vertrek uit Illinois was er een
gerucht in omloop gekomen, dat het hem niet zou gelukken om Washington
levend te bereiken. En werkelijk werd er op den 11{den} Februarij, bij
het begin zijner reis, eene poging aangewend om den trein, waarmede
hij reisde, aan te houden, en toen hij Cincinnati verliet, werd de
ontdekking gedaan, dat er een grenaat in den wagen verborgen geweest
was. Deze en andere omstandigheden leidden tot nasporingen der policie,
welke bewezen, dat eene kleine bende moordenaars, onder aanvoering van
een Italiaan, die den naam Orsini aangenomen had, zich vereenigd had met
het bepaalde doel om hem bij zijn doortogt door Baltimore van het leven
te berooven. Om deze redenen volgde hij den raad van generaal Scott,
Mr. Seward en andere vrienden, en vertrok, in een Schotschen plaid,
muts en mantel gehuld, met een buitengewonen trein van Harrisburg naar
Philadelphia, en van daar met den gewonen nachttrein naar Baltimore
en Washington, zoodat hij de hoofdstad des lands in den morgen van
Zaturdag, den 23{sten} Februarij, reeds in de vroegte bereikte. Nu begon
men te dreigen, dat de verkozen President nimmer zou ingehuldigd worden.

De onverwachte aankomst van Lincoln te Washington baarde allerwege
verwondering. Er waren op groote schaal toebereidselen tot zijne
ontvangst gemaakt; de Mayor had een adres van gelukwensching en
verwelkoming opgesteld; de soldaten hadden nieuwe uniformen gekregen en
hunne wapenen gepoetst, de beide Huizen van het Congres zouden hem en
corps verwelkomen, en »de verwachte man” was het algemeene onderwerp der
gesprekken. Alle gemaakte toebereidselen werden echter verijdeld, want
hij kwam in hun midden als een onverwachte gast. Toen het bekend werd,
dat hij zich in de stad bevond, werd zijn hôtel door eene groote menigte
omsingeld, daar allen verlangend waren om een woord te wisselen met den
man, die het lot der republiek ten goede of ten kwade kon keeren. Maar
hij was voor niemand te spreken. Ten elf ure bragt hij, in gezelschap
van Mr. Seward, een bezoek aan Mr. Buchanan. De verwondering van den
bewoner van het »Witte Huis” was groot, maar toch begroette hij zijn
opvolger met de meeste hartelijkheid. Daar er juist een kabinetsraad
gehouden werd, begaf Mr. Lincoln zich naar het vertrek, waar dit plaats
had, tot groote verwondering en blijdschap van al de leden van het
kabinet. Hij legde een bezoek bij generaal Scott af, doch vond dezen
niet te huis. Zoo brak de republikeinsche President terstond met alle
officiëele formaliteiten, en gaf een goed voorbeeld van republikeinsche
eenvoudigheid van manieren en van vriendelijkheid.

Gedurende het overige van den dag verleende hij gehoor aan allen, die
hem kwamen bezoeken. Alle partijtwisten schenen vergeten, en democraten
wedijverden met republikeinen om bij den nieuwen President hunne
opwachting te maken. Alleen de zuidelijke ultra's bleven achterwege: zij
hadden geen woord van gelukwensching voor den man, die—men gevoelde
het—zonder vrees zou regeren en zich getrouw betoonen aan zijn eed om
»de Constitutie en de wetten te handhaven.”

Des avonds ontving Mr. Lincoln de leden van het »Vredes-congres.” Het
geheele corps werd aan hem voorgesteld, en een aangenaam uur doorgebragt
met wederzijdsche begroeting en kennismaking, waarbij niet de minste
stijfheid heerschte. Hiermede werd de eerste dag van het verblijf van
den nieuwen President in de hoofdstad besloten.

Spoedig daarop moest hij het doornige veld der regering betreden. Er
moest een kabinet zamengesteld, er moesten ministers benoemd, er moesten
politieke beginselen blootgelegd worden. De korte tusschenruimte van
tien dagen, die vóór zijne inhuldiging verliepen, behoorde tot de
moeijelijkste dagen van zijn leven; want de verzoeken van personen om
eereposten, de regeling van strijdige belangen, de begeving van posten,
waartoe eene bijzondere bekwaamheid vereischt werd,—dat alles behoorde
tot die kleine lasten, aan het bestuur des lands verbonden, welke
maakte, dat dit juk alles behalve gemakkelijk te dragen was.

De 4{de} Maart 1861 was een schoone dag, en de gebeurtenis, die daarop
zou plaats hebben, had eene menigte menschen naar Washington doen
toestroomen, waarbij iedere staat ruim vertegenwoordigd was. In den
senaat droeg de Vice-President Breckinridge zijne betrekking met eenige
hoffelijke woorden aan zijn opvolger, den Vice-President Hamlin, over;
de plaatsen, voor de vertegenwoordigers van vreemde mogendheden bestemd,
werden al spoedig ingenomen door de verschillende ministers, die in
gala-kostuum gekleed en met hunne verschillende ridderorden versierd
waren. De regters van het Hooge Geregtshof kwamen vervolgens de zaal
binnen. Toen de vergadering vernam, dat Mr. Lincoln het gebouw binnen
getreden was, begaven allen zich naar de oostelijke gaanderij van het
kapitool, waar eene tribune opgerigt was, en waarvoor eene groote
menigte, zeker wel uit dertig duizend menschen bestaande, zich verzameld
had. De verkozene President werd door den Senator Edward D. Baker, van
Oregon, aan hen voorgesteld, te midden van het gejuich der opgewondene
volksmenigte. Toen de stilte hersteld was, las Mr. Lincoln met eene
duidelijke stem de inwijdingsrede voor.

Dit stuk is misschien het belangrijkste document van dien aard, dat tot
hiertoe in Amerika geleverd is. De steller daarvan kon blijkbaar nog
niet gelooven, dat de misnoegdheid der Zuidelijke staten reeds zoolang
bestaan had, en meende de Zuidelijken tevreden te kunnen stellen door
hen terug te brengen van hunne dwaalbegrippen omtrent de gevoelens die
in het Noorden heerschende waren en hun gerustheid in te boezemen
omtrent de wijze, waarop hij het land voortaan zou besturen. Deze toon
van verzoening, welwillendheid en gematigdheid was een hoofdtrek in deze
toespraak. De ambtseed werd hem toen afgenomen door den President van
het Geregtshof Taney, waarop hij zich in gezelschap van den gewezen
President Buchanan naar het »Witte Huis” begaf.

De inwijdingsrede werd in de getrouw geblevene Staten met algemeene
instemming ontvangen, en over het algemeen ook in de zoogenoemde
grensstaten. Doch in de laatstgenoemde staten waren er, even als in
het Zuiden, duizenden gereed om daarvan eene verkeerde voorstelling en
uitlegging te geven. Er werden dan ook allerlei pogingen aangewend om in
de grensstaten het denkbeeld veld te doen winnen, dat de inwijdingsrede
moest dienen tot eene bedekte oorlogsverklaring aan de Zuidelijke
staten, en die pogingen bereikten haar doel bij velen.

De eerste handeling van den President was, een kabinet zamen te stellen
door de benoeming van William H. Seward, uit New-York, tot Secretaris
van Staat; van Salmon P. Chase, uit Ohio, tot Secretaris van Financiën;
van Simeon Cameron, uit Pensylvanië, tot Secretaris van Oorlog; van
Gideon Welles, uit Connecticut, tot Secretaris van Marine; van Caleb
B. Smith, uit Indiana, tot Secretaris van Binnenlandsche Zaken; van
Montgomery Blair, uit Maryland, tot Directeur-generaal der Posterijen;
en van Edward Bates, uit Missouri, tot Procureur-generaal. Nadat de
Senaat al deze benoemingen bekrachtigd had, maakten de genoemde heeren
terstond een begin met hunne werkzaamheid bij de verschillende
departementen.

Het Zuiden had zich met den meesten ijver tot den oorlog toegerust,
het Noorden hoopte nog op de voortduring van den vrede en had geene
toebereidselen hoegenaamd gemaakt. Waarlijk Mr. Buchanan schijnt het
schip van den Staat als een wrak aan zijn opvolger overgegeven te
hebben. Mr. Lincoln vond alle departementen der regering niet alleen in
een toestand van wanorde, maar het schadelijke begrip was met opzet
verspreid, dat de regering des lands niet bij magte was om de wetten in
al hare kracht toe te passen. Vandaar hielden zelfs de ambtenaren der
regering de wetten niet langer in eere, daar zij toch geene magt hadden
om het volk tot gehoorzaamheid daaraan te dwingen.

Op den 12{den} Maart vertoonden zich twee heeren, John Forsyth, uit
Alabama, en Crawford, uit Georgia, die zich »afgevaardigden” van de
Zuidelijke confederatie noemden, te Washington met het doel om te
onderhandelen over eene bijlegging van alle kwestiën, die er tusschen
de »beide regeringen” bestonden. Te dien einde verzochten zij om
audiëntie bij den Secretaris van Staat, welke hun geweigerd werd, daar
het niet als geldig beschouwd kon worden, dat de staten, die zij
vertegenwoordigden, zich wettig of feitelijk aan de Federale Unie
onttrokken hadden, want dat zij dit alleen konden doen met toestemming
en bewilliging van de bevolking der Vereenigde Staten, te geven
door eene nationale vergadering, bijeen te roepen overeenkomstig
de bepalingen van de »Constitutie der Vereenigde Staten.” Deze
mededeeling werd op den 15{den} Maart gedaan, maar met de toestemming
der afgevaardigden zelve geheim gehouden tot op den 8{sten} April, toen
zij openbaar gemaakt werd. Toen de zaak te Charleston bekend werd, vond
men daarin eene aanleiding om het treurspel van het fort Sumter te
verhaasten, hetwelk, naar men meende, de geheele Zuidelijke bevolking
als een eenig man tegen het Noorden zou doen opstaan.

Diensvolgens werd aan Generaal Beauregard, den kommandant van het leger
der geconfedereerden te Charleston, de last opgedragen om de overgave
van het fort Sumter te eischen, rondom hetwelk de rebellen langzamerhand
zulk een sterk cordon van batterijen opgeworpen hadden, dat eene
bestorming, in geval van eene weigering, noodwendig moest slagen.
Generaal Beauregard deed dien eisch dan ook op den 11{den} April; maar
Majoor Anderson, de kommandant van het fort, gaf daarop terstond ten
antwoord, »dat zijn gevoel van eer en zijne verpligtingen ten opzigte
zijner regering hem verhinderden om in dien eisch te bewilligen.” Er
werd nog verder over die zaak gecorrespondeerd, maar de standvastige,
getrouwe krijgsman kon niet aan het wankelen gebragt worden in zijn plan
om het hem toevertrouwde fort te verdedigen en het niet eer over te
geven, voordat het in puin geschoten was.

Het is niet noodig om breedvoerig te spreken over de gevangenneming van
Anderson en zijn handvol manschappen door de vereenigde legermagt van
Zuid-Carolina en de overige afgescheidene staten. Op den 12{den} April
werd het vuur geopend, en het fort Sumter werd zoolang gebombardeerd,
dat het viel, terwijl de formele overgave en ontruiming daarvan op
Zondag morgen, den 14{den} plaats had.

De slag was eindelijk toegebragt, het dreigende onweder losgebarsten.
De olijftak, door het Noorden en door de Unie aangeboden, was met
voeten getreden. De oorlog was niet alleen verklaard en door het Zuiden
doorgedreven, maar reeds werkelijk begonnen; het zwaard was niet
alleen dreigend opgeheven, maar het blanke lemmer was roodgekleurd met
broederbloed. Wat bleef er nu voor het Noorden over? Eenvoudig wat er
volgde—oorlog; oorlog voor de wetten, voor de constitutie, voor het
behoud der natie—oorlog voor eer en vrede. Het land had tot dusverre
alles met kalmte verdragen—maar nu was de maat tot overvloeijens toe
vol, de broederhand was rood van broederbloed, en het Noorden, dat als
een eenig man naar de wapenen greep, deed de gedwongene keus van een
oorlog, die hun zoo onverwachts op het lijf gevallen was. In dezen
gevaarvollen toestand was het waarlijk gelukkig voor de Unie, voor
de vrijheid en voor de beschaving, dat het Noorden dien volksman aan
het hoofd had, wiens geest in den grooten strijd des levens gehard
was—Abraham Lincoln.

Op den dag na de ontruiming van het fort Sumter, werd die beroemde
oproeping gedaan, om een leger van 75,000 man ter onderdrukking van den
opstand op de been te brengen, eene oproeping, die in het geheele land
eene ontzaggelijke geestdrift te weeg bragt. Iedere staat, die nog aan
de Unie getrouw gebleven was, beantwoordde daaraan terstond en leverde
een groot getal zijner zonen ter verdediging des vaderlands. Kort na
de uitvaardiging der proclamatie rukten de legerscharen der Unie
reeds op de hoofdstad aan. Het waren echter donkere dagen, die er in
dien tusschentijd verliepen: want ieder uur stond er een aanval op
Washington, hetzij van Virginië of van Maryland, te vreezen en de kleine
legermagt van vrijwilligers, die generaal Scott uit het district had
kunnen bijeenbrengen, was slechts eene zwakke verdediging. In dit
moeijelijk tijdsgewricht begaven hem de hoop, de moed en het vertrouwen
op den man, die aan het hoofd der zaken stond, geen enkel oogenblik.
En kort daarop kwam het dappere New-Yorksche zevende regiment in de
hoofdstad aan en bragt door zijne aanwezigheid licht in de duisternis.
Het zesde van Massachusetts volgde—het eerste regiment, als er sprake
is van roem, daar het zijn bloed voor het vaderland vergoten, en zich al
vechtende een weg gebaand heeft door de zuidelijke drommen van
Baltimore.

De moorddadige aanval op de vrijwilligers der Vereenigde Staten te
Baltimore werd door alle staten, die aan de Unie getrouw gebleven waren,
als een hoon beschouwd. De gouverneur Hicks en de Mayor Brown schreven
gezamenlijk een brief aan den President, waarin zij verzochten, dat er
geen troepen meer door Maryland zouden trekken. In het antwoord, dat
Lincoln door zijn secretaris Seward liet geven, diende hij aan deze
trouwelooze ambtenaren eene duchtige berisping toe.

Op den 19{den} April vaardigde Lincoln een proclamatie uit, waarbij de
havens van afgescheidene staten geblokkeerd verklaard werden. Deze en
verscheidene andere orders waren de stappen, die de regering deed om
zich te verdedigen; want de toon, dien de zuidelijke pers voerde, zoowel
als de verklaring der zuidelijke ambtenaren, bewezen genoegzaam, dat het
hun doel was om den oorlog, dien zij bij Charleston begonnen hadden,
meer naar het Noorden te verplaatsen. Jefferson Davis had dit reeds lang
te voren te kennen gegeven, en Mr. Walker, de secretaris van Oorlog
der Geconfedereerden hield, toen hij vernam dat de aanval bij Sumter
begonnen was, eene rede, waarin hij zeide, »dat daar niemand kon zeggen,
waar de oorlog zou eindigen, hij wel durfde voorspellen, dat de vlag,
die nu in het Zuiden wapperde, vóór den eersten Mei op het koepeldak van
het oude Kapitool te Washington zou geplant worden.” Het Zuiden had
reeds 20,000 man naar Virginië afgezonden, en de President Lincoln
was dan ook ten volle geregtvaardigd, toen hij zijne eerste
krijgsverrigtingen tot de verdediging van Washington beperkte.

Virginië onttrok zich omstreeks dezen tijd aan de Unie; andere
slavenstaten volgden dit voorbeeld; en van daar werd de blokkade van
zuidelijke havens op den 27{sten} April bij eene proclamatie ook tot
Virginië en Noord-Carolina uitgestrekt. Op den derden Mei werden er nog
meer troepen opgeroepen en een bevel uitgevaardigd, dat er eene ligting
van recruten zou plaats hebben voor het leger te land en ter zee.

De nieuwe regering was er al spoedig op bedacht om de verhouding, waarin
zij tot vreemde mogendheden stond, vast te stellen. Mr. Adams, Minister
te Londen, kreeg instructiën omtrent den weg, dien hij te volgen had,
welke zich door voorzigtigheid en kloekheid kenmerkten. Men vreesde, dat
de Engelsche regering, vóór de aankomst van den Minister Adams, in
overeenstemming met Frankrijk zou handelen ten opzigte van de erkenning
van het Zuiden als eene oorlogvoerende mogendheid. Mr. Adams kreeg
instructiën om daartegen bepaaldelijk te protesteren. Op den 15{den}
Junij verzochten de Engelsche en Fransche ministers te Washington om
eene audiëntie bij Mr. Seward, ten einde dezen de bepaalde instructiën
mede te deelen, welke zij van hunne respectieve regeringen ontvangen
hadden; maar toen de Secretaris van Staat den aard dezer instructiën
vernam, weigerde hij ze te hooren voorlezen, of zelfs officiëele notitie
daarvan te nemen.

Van het begin des oorlogs af was het de politiek van Lincoln, alles wat
naar eene inmenging van vreemde mogendheden in den burgeroorlog van
Amerika zweemde, bepaald van de hand te wijzen.

Het Congres hield op den 4{den} Julij 1861 eene buitengewone zitting. De
republikeinen hadden in de beide Huizen de overhand, en werden bovendien
ondersteund door enkele democratische leden, die er op aandrongen, dat
de oorlog met alle kracht zou voortgezet worden. Galusha A. Growd, een
ijverig voorstander van den oorlog, werd tot redenaar van het Huis
verkozen. Op den 5{den} Julij hield de President Lincoln de openingsrede
van het Congres. In deze rede ontwikkelde hij de omstandigheden, welke
aan het bombardement van het fort Sumter voorafgegaan waren, in
duidelijke bewoordingen, en verdedigde daarop de wijze, waarop hij
zich ten opzigte van de afgescheidene staten gedragen had, totdat hun
bloedvergieten hem tot het nemen van ernstiger maatregelen gedwongen
had. Nadat het eerste schot op het fort Sumter gevallen was, was ook
alle mogelijkheid op verzoening verdwenen. Het was de eerste stap tot
het voeren van den oorlog, en die stap was onherroepelijk. Er bleef dus
geen andere keus over, dan zich tot den oorlog toe te rusten en tegen de
legermagt, tot vernietiging der Unie gebezigd, eene legermagt tot hare
instandhouding over te stellen.

De President gewaagde daarop met een enkel woord van de afscheiding
van Virginië en van de oorzaken, die daartoe medegewerkt hadden, en
stelde de onregtmatigheid en de onhoudbaarheid van de »neutraliteit”
van Kentucky in het licht, waarop hij eene korte schets gaf van de
maatregelen, die zouden genomen worden. Daarop besprak hij de kwestie
der afscheiding en ontkende hare wettigheid op duchtige gronden.

De draad, die door deze geheele rede liep—en inderdaad door ieder
document van een dergelijk karakter, dat de President uitvaardigde—was
eene regtvaardiging van gevoelens, die in overeenstemming zijn met de
regten der menschheid en den voortgang der beschaving.

De handelingen van de buitengewone zitting waren geheel overeenkomstig
met de inzigten van het uitvoerend bewind: een ontwerp, door M'Clernand,
uit Illinois, voorgesteld, werd door het Huis met eene groote
meerderheid van stemmen aangenomen. Daarbij verbond dit staats-ligchaam
zich om zijne goedkeuring te hechten aan elke som gelds en elk getal
manschappen, welke noodig mogten geacht worden tot de onderdrukking van
den opstand.

De zitting werd op den 6{den} Augustus gesloten, nadat de krachtigste
maatregelen tot de voortzetting van den oorlog genomen waren, maar toch
werd elke handeling, die aanleiding zou kunnen geven tot verdeeldheid of
tot verzwakking van den volksgeest vermeden. De natie beantwoordde de
handelingen van het Congres met eene geestdrift en eene eenstemmigheid,
die waarlijk opmerkelijk mogten heeten.

Het nationale leger trok op den 16{den} Julij van de Potomac op, onder
het bevel van generaal M'Dowell, en het gevecht bij Bull Run nam vijf
dagen later een aanvang. De uitslag daarvan was de volkomene nederlaag
van de ongeoefende legermagt der federalisten, die, door schrik
overmeesterd en in verwarring gebragt, de vlugt naar Washington nam, na
een verlies van 480 dooden en 1000 gekwetsten geleden te hebben. Hadden
de geconfedereerden kennis gedragen van het volslagene dier nederlaag,
dan zou de inneming van Washington daarop ongetwijfeld gevolgd zijn.

Doch de hand, die het roer van den Staat in handen hield, was die van
een man, die zich een pad gebaand had door de digte bosschen van het
verre Westen en de wateren van den koning der stroomen met zijne
roeiriemen gekliefd had; die man verloor den moed niet, zelfs toen de
overige manschappen op het verdek van het schip van staat door vrees
aangegrepen werden. Hij had één doel—het zuiden tot onderwerping te
brengen, en dit kon niet anders geschieden dan door nederlagen zoowel
als door overwinningen. Hij wist, dat hij een volk onder zijn bestuur
had, bereid om hem te ondersteunen in iedere poging tot bereiking van
dit doel, en hij ging voort »zonder vrees en met een onversaagd hart.”
Er was niemand in het noorden, die zich geheel liet ontmoedigen door
de verliezen bij Bull Run geleden. Het leger werd gereorganiseerd, in
getalssterkte vermeerderd, terwijl er intusschen maatregelen genomen
werden om zoo wel op de kust als in het hart van het zuiden vasten voet
te krijgen.

Op den 28{sten} Augustus viel het fort Hatteras in handen der
Noordelijken met alle kanonnen en de geheele bezetting. Port Royal
volgde en gaf zich op den 31{sten} October over, waardoor de krijgsmagt
der federalisten vasten voet in Zuid-Carolina kreeg. Ship-Island,
tusschen Mobile en New-Orleans gelegen, werd op den 3{den} December
bemagtigd. Nu werd er een krijgstogt naar New-Orleans ondernomen. De
geconfedereerden werden insgelijks uit Westelijk-Virginië, Kentucky en
Missouri verdreven.

Generaal Scott gaf zijne positie op den 31{sten} October op, en de
generaal-majoor M'Clellan werd met het bevelhebberschap belast, ten
einde een nieuwen aanval op Richmond te doen.

Tot dusverre had het Congres bij de voortzetting van den oorlog zoo
veel mogelijk vermeden om eenige maatregelen te nemen ten opzigte
van de slavernij, die dan ook slechts zouden gestrekt hebben om de
vooroordeelen van de grensstaten op te wekken. De Confiscatie-Acte had
dan ook alleen betrekking op die slaven, »welke door hunne meesters
zouden geprest worden en van hen de vergunning zouden verkrijgen om de
wapenen in het belang der Zuidelijken op te vatten.”

Op den 27{sten} Mei 1861 bezigde generaal Butler de benaming van
»contraband” voor slaven, die als vlugtelingen in zijne legerplaats
kwamen. De vraag: »Wat zullen wij met hen doen?” was een tijd lang
moeijelijk op te lossen, maar Butler begon zijn voorraad »contraband”
gedurig te vermeerderen, en dat niet alleen, maar hij gebruikte dien ook
ten dienste van de federale regering. De politiek van het departement
van Oorlog was van den beginne af op dit punt zeer wankelend en
voorzigtig; maar het heeft nooit voor een enkel oogenblik aan de
teruggaven van zulke slaven aan hunne meesters gedacht; en vóór het
einde van Augustus gaf de Secretaris van Oorlog instructiën aan generaal
Butler, om alle vlugtelingen, die zich in zijn leger vertoonden, op te
nemen, onverschillig of zij aan getrouwe of ontrouwe meesters behoorden.
Er werd echter te gelijker tijd voorgesteld om aanteekening van
dergelijke vlugtelingen te houden, ten einde aan die meesters, welke
aan de zaak der Unie getrouw gebleven waren, bij het einde der
vijandelijkheden eene vergoeding daarvoor te geven.

Generaal Fremont voerde toen het bevel over het leger in Missouri. Deze
vaardigde op den 31{sten} Augustus een dagorder uit van den volgenden
inhoud: »De eigendommen, zoowel roerende als onroerende, van alle
personen in den staat Missouri, die de wapenen tegen de Vereenigde
Staten zullen opvatten, of die op het slagveld een werkzaam aandeel aan
de zaak van de vijanden der Unie zullen nemen, worden hierbij verbeurd
verklaard tot algemeen gebruik, en aan hunne slaven, indien zij die
hebben, wordt tevens de vrijheid geschonken.” Dit was natuurlijk eene
overschrijding van de magt, waarmede Generaal Fremont toen bekleed was.
Het Congres alleen kon zulk een besluit uitvaardigen. De President
Lincoln beschouwde de zaak ook uit dat oogpunt. Hij zou het zelfs
als eene overschrijding van de magt, die hem zelven door het Congres
verleend was, beschouwd hebben, en haastte zich om die fout te
herstellen. Op den 11{den} September schreef hij daarom een brief aan
Generaal Fremont, waarin hij hem gelastte zijne woorden zoo te wijzigen,
dat zij overeenkwamen met de bepalingen van de Confiscatie-Acte van den
6{den} Augustus 1861.

De tijd heeft sedert geleerd, dat Lincoln in deze moeijelijke en teedere
zaak uiterst verstandig te werk gegaan is. Er werden van verscheidene
kanten gedurig pogingen aangewend om den President van zijne voorzigtige
en gematigde politiek af te brengen. De groote meerderheid zijner
vrienden wenschte, dat hij niet alleen terstond alle slaven der rebellen
vrij zou verklaren, maar hun ook wapenen in handen geven en hen als
soldaten gebruiken. Maar de voorzigtige man liet zich niet afbrengen van
de politiek, welke de toen bestaande omstandigheden van hem vorderden.
Hij verklaarde zijn politiek stelsel aldus: »Mijne heeren! ik ben in
deze belangrijke kwestiën geen _aanvoerder_ des volks; ik ben slechts
een _werktuig_ in de handen mijner landgenooten. Als _zij_, bij
voorbeeld, eene proclamatie tot vrijverklaring der slaven van mij
verlangen, dan hebben zij hunne wenschen slechts door bemiddeling van
het Congres uit te spreken, en dan zullen zij in mij een werktuig
vinden om aan hun verlangen te voldoen. Ik wil de publieke opinie niet
naar mijne meeningen fatsoeneren, maar ik zal in den noodlottigen
toestand, waarin de republiek verkeert, voor haren wil buigen. Zoo
behoef ik, daar ik de grenzen mijner magt niet overschrijd, nooit iets
terug te trekken. Wat ik doe, is onherroepelijk.” Zeer bepaald werd de
politiek van den President door de groote meerderheid des volks
ondersteund. Zij werd niet minder geregtvaardigd door den uitslag, en de
omzigtigheid, waardoor zijne handelingen gekenmerkt waren, is een van de
merkwaardigste bewijzen, dat hij juist de man was, die de geschiktheid
bezat om de heerschende krisis ten beste te leiden.

Het was altijd zijn ijverig streven om den vrede met alle volken van
Europa, inzonderheid met Engeland en Frankrijk, te bewaren. In lateren
tijd wendde hij een gevaarlijk geschil met de Fransche regering af door
de meening van het Congres omtrent het Mexicaansche keizerrijk niet te
vragen.

De redevoering, welke Mr. Lincoln op het Congres in zijne gewone zitting
van December 1861 hield, was een document, doortrokken met dat wijze
conservatisme, dat al zijne vroegere redevoeringen gekenmerkt had. Bij
het spreken over de politiek, die gevolgd moest worden ten einde den
opstand te onderdrukken, vermeldde hij, dat de onvermijdelijke strijd,
noodwendig tot de bereiking van het doel, niet moest ontaarden in
een verbitterd revolutionair gevecht. In ieder document, dat hij
uitvaardigde, zoowel als in zijne gesprekken over de kwestiën van den
dag, was het niet twijfelachtig, welke zijne persoonlijke meeningen
waren. En zijne persoonlijke inzigten—zoo als zij onder anderen zijn
uitgedrukt in zijn brief aan Fremont, waarin hij de laatste woorden
van diens bevel tot emancipatie wijzigde, en in zijn brief aan den
Gouverneur Magoffin, van Kentucky, waarin hij weigerde om de federale
troepen uit dien staat te verwijderen en de weinig vaderlandslievende
verzoeken van dien ambtenaar berispte—die inzigten hebben in alle
opzigten en ten allen tijde de volkomene instemming van zijne
landgenooten mogen ondervinden. Weinige weken waren voldoende om aan
het publiek de wijsheid en de regtvaardigheid te doen inzien van
iedere handeling, waarbij de President geroepen was om zijne magt als
hoofdbevelhebber des legers en uitvoerder van de wetten uit te oefenen.

Op den 6{den} Maart 1862 ontving het Congres eene boodschap van den
President, waarin hij de aanneming van maatregelen tot eene trapsgewijze
emancipatie der slaven voorstelde. Dit voorstel was van den volgenden
inhoud:

»Er wordt besloten, dat de Vereenigde Staten hunne medewerking zullen
verleenen aan iederen Staat, welke tot eene trapsgewijze afschaffing der
slavernij besloten heeft, door aan zulk een Staat geldelijken onderstand
te geven, welke zulk een Staat naar eigen goedvinden kan gebruiken, ten
einde op die wijze te gemoet te komen in de bezwaren, welke door zulk
een verandering van stelsel noodzakelijk moeten te weeg gebragt worden.”

»Zulk een voorstel,” zeide hij, »van den kant van de algemeene regering
des lands uitgegaan, geeft echter aan deze regering geen regt om zich te
bemoeijen met de slavernij binnen de grenzen van eenigen Staat, want het
laat het geheele bestuur dezer zaak in ieder geval over aan den Staat en
aan de bevolking, die daarbij belang hebben. Het wordt gedaan als eene
zaak, die geheel van hunne vrije keuze afhangt.”

Deze belangrijke maatregel werd in bijna alle deelen des lands, die aan
de Unie getrouw gebleven waren, met ingenomenheid begroet. Een bewijs
dat ook het buitenland daarmede ingenomen was, werd uit Engeland
ontvangen, terwijl de liberale pers het voorstel van den President als
het uitvloeisel eener wijze en edelmoedige politiek roemde.

Mr. R. Conkling, uit New-York, bragt eenige dagen later in het Huis der
Vertegenwoordigers eene gunstige meening omtrent het voorstel van den
President uit. Het werd aangenomen met 89 tegen 31 stemmen en later in
den Senaat met 32 tegen 10 stemmen. De wet werd op den 10{den} April
door den President bekrachtigd. Deze wet werd algemeen slechts als eene
proefneming beschouwd, maar de aanneming daarvan was eene gewigtige stap
tot de geheele afschaffing der slavernij, welke door alle staten der
Unie vurig gewenscht werd.

Op den 9{den} Mei vaardigde generaal Hunter, die het bevel voerde over
het leger in de staten Zuid-Carolina, Georgia en Florida, een dagorder
uit, waarin hij verklaarde, dat alle slaven in de genoemde staten
voortaan »voor immer vrij” zouden zijn, als eene zuiver militaire
noodwendigheid. Daarop vaardigde de President eene proclamatie uit,
waarin hij de dagorder van generaal Hunter opnam, maar deze toch ophief,
daar hij het verkieselijker achtte om, ingeval de noodzakelijkheid zulks
vereischte, de uitvaardiging van zulke bevelen aan zich zelven toe
te vertrouwen, in plaats van de kwestie aan de beslissing van zijne
militaire ondergeschikten over te laten. In deze proclamatie laschte
Lincoln ook het besluit in van het Congres, waarvan wij zoo even
gesproken hebben, en verzocht zijne medeburgers in de ernstigste
bewoordingen om eene kalme en rijpe overweging der zaak.

Wanneer de eerste stappen tot de verwezenlijking van het een of ander
groot beginsel gedaan zijn, volgen de overige al spoedig. In de maand
April 1862 werd de slavernij in het district Columbia afgeschaft.

In Mei werden de havens van Beaufort, Port-Royal en New-Orleans voor
den wereldhandel opengesteld.

De President hield op den 12{den} Julij eene bijeenkomst met de leden
van het Congres uit de grensstaten, waarin de slavernij nog heerschte,
ten einde hen te bewegen om, zoo mogelijk, bij hunne respectieve Staten
op eene trapsgewijze emancipatie aan te dringen. Hij bragt hun daarbij
ernstig onder het oog, dat zulk eene handelwijze ongetwijfeld zou
bijdragen tot bevordering van het welzijn hunner Staten en deze nog meer
van de zaak der geconfedereerden zou losmaken. Lincoln rigtte zijne
voorstellingen omtrent dit onderwerp tot hen op die bepaalde, ernstige
wijze waarop hij steeds gewoon was te spreken.

De meerderheid van die leden, welke zoo ernstig en zoo welsprekend
toegesproken waren, gaf een antwoord, waarin zij verklaarden van den
President te verschillen in zijn inzigt, dat het nemen van maatregelen
tot de aanneming der emancipatie gunstig op de zaak der Unie zou
terugwerken of het einde van den oorlog verhaasten; terwijl de
minderheid in een antwoord hare instemming met de inzigten van den
President verklaarde.

Hierop volgde de Confiscatie-Wet, die door andere gewigtige maatregelen
voorafgegaan en gevolgd werd, en het Congres werd tot den 17{den} Julij
verdaagd.

Op den 6{den} Augustus werd er een groote krijgsraad te Washington
gehouden, waarbij de president Lincoln tegenwoordig was en eene
belangrijke redevoering hield.

De gewigtigste officiëele handeling van dat jaar en van de geheele eeuw
volgde op den 22{sten} September 1862. Op dien dag vaardigde Lincoln de
beroemde proclamatie uit, waarbij alle personen, die in de oproerige
staten in slavernij zuchtten, op en na den eersten Januarij des
volgenden jaars voor immer vrijverklaard werden.

Er waren slechts twee dagen verloopen sedert de uitvaardiging van de
proclamatie betreffende de emancipatie, toen er een ander mandaat van
bijna gelijk gewigt als een bom te midden van de rijen der Zuidelijken
viel. Dit stuk betrof de opheffing van de _habeas-corpus_-acte. Hierin
werd verordend:

»Gedurende den tegenwoordigen opstand en als een noodzakelijke maatregel
tot onderdrukking daarvan, zullen alle rebellen en insurgenten hunne
aanhangers en medepligtigen binnen de Vereenigde Staten, en alle
personen, die vrijwillige dienstneming tegenwerken, de plannen van het
leger belemmeren, of schuldig zijn aan eenige schandelijke praktijk
door bieden van hulp aan de rebellen in strijd met het gezag van de
Vereenigde Staten—onderworpen zijn aan de krijgswetten en verhoord en
gestraft worden door een krijgsraad of eene militaire commissie.

»De habeas-corpus-acte is opgeheven ten opzigte van alle personen, die
gearresteerd zijn en die nu en later gedurende den opstand zullen
opgesloten worden in eenig fort, kamp, arsenaal, militaire gevangenis
of andere plaats, hetzij door eenige militaire autoriteit, of bij een
vonnis van een krijgsraad of eene militaire commissie.”

Deze wet—zonder eenigen twijfel ontsproten uit het aangroeijende gevaar
van den geest van misnoegdheid, die door de vrienden der slavernij in
het Noorden opgewekt was—breidde de magt van den President in zulk
eene mate uit, dat zij aan vele democraten onwelkom was. De misnoegden
stonden er nu ieder oogenblik voor bloot om door den sterken arm der
militaire wet aangegrepen te worden, en de weldadige uitwerking van deze
wet openbaarde zich al spoedig in het oogenblikkelijke en geheele
ophouden van alle bemoeizucht met aanwervingen van soldaten.

Dit was tevens het vermaarde tijdperk, dat sedert met den naam van het
oorlogssaizoen van 1862 bestempeld is. De zomer was getuige geweest van
de nederlaag van het groote leger van M'Clellan, hetwelk met zoo veel
zelfvertrouwen tot de verovering van Richmond opgetrokken was. Het werd
door de zuidelijke bajonetten verdreven, waardoor de neêrslagtigheid
in het Noorden algemeen werd. Het zou ons te ver afleiden, als wij
hier uitvoerig wilden handelen over de twisten, die er na deze ramp
ontstonden over dengene, die er verantwoordelijk voor was. De vrienden
van generaal M'Clellan verdedigden hunnen held met den grootsten ijver,
en laadden al de schande op den President en zijn Secretaris van Oorlog,
terwijl de aanhangers der regering deze met gelijken ijver tegen
alle aanvallen verdedigden en de nederlaag enkel en alleen aan de
onbekwaamheid en de vreesachtigheid van M'Clellan toeschreven. Het valt
moeijelijk om de uitspraak van den toekomstigen en onpartijdigen
geschiedschrijver vooruit te loopen. Maar door weinige beoordeelaars in
den tegenwoordigen tijd zal de schuld op de regering geworpen worden.

Generaal Pope werd tot opvolger van M'Clellan in het bevel over het
leger van de Potomac benoemd; en op den 27{sten} Augustus gelastte
generaal Halleck, die naar Washington ontboden was, aan generaal
M'Clellan om het geheele bestuur op zich te nemen van het zenden van
troepen van Alexandrië ter versterking van de legermagt van generaal
Pope, die door het leger der zuidelijken in de nabijheid van Warrenton
duchtig in het naauw gebragt werd.

De President Lincoln toonde zich in zijne geheele briefwisseling met
generaal M'Clellan zoo bedaard als hij maar zijn kon. Hij berispte
altijd met gematigdheid; en ofschoon hij nu en dan misschien een weinig
sarcastisch geweest is in zijne antwoorden op de klagten van den
bevelhebber, waren deze antwoorden toch altijd op een gemeenzamen toon
en gewoonlijk in den vorm van brieven gesteld.

Het Noorden was door dezen ongelukkigen zomer met angst en vrees
vervuld, maar de verslagene harten werden opgebeurd door de roemrijke
geruchten van Hooker en Burnside bij Antietam en Penyville, die, al
waren het ook geene werkelijke overwinningen, het land in allen gevalle
van de invallen der vijanden bevrijdden.

Op het Congres, dat in December daaraanvolgende bijeenkwam, hield
Lincoln eene rede, die zich door wijze gematigdheid kenmerkte. De
vrienden der afscheiding, zoowel in het Noorden als in het Zuiden,
hadden de onregtvaardigheid en de ondoordachtheid van den oorlog, tegen
het Zuiden gevoerd, sterk doen uitkomen en beweerd, dat de strijd
slechts eene poging tot het verkrijgen der opperheerschappij was.
Lincoln weêrlegde deze beschuldiging door de dwaasheid en onmogelijkheid
eener afscheiding aan te toonen en de aanneming van maatregelen aan te
bevelen, welke voor immer de drogredenaars tot zwijgen moesten brengen,
die beweerden, dat het Noorden even onverschillig omtrent de regten der
slaven was als het Zuiden en de verdediging dier regten slechts als een
voorwendsel tot den strijd bezigde. Hij besloot zijne rede met de
aanbeveling van de volgende resolutie en artikelen, als amendementen op
de Constitutie der Vereenigde Staten:

»Er wordt door den Senaat en het Huis der Vertegenwoordigers der
Vereenigde Staten van Amerika, op het Congres vereenigd, besloten:

»Dat de volgende artikelen aan de Wetgevende Vergaderingen (of
conventiën) van de verschillende staten zullen voorgesteld worden als
amendementen op de Constitutie der Vereenigde Staten, en dat, in geval
al deze artikelen of een daarvan door drie vierden van de genoemde
Wetgevende Vergaderingen (of conventiën) aangenomen worden, zij als een
bestanddeel of als bestanddeelen van de genoemde Constitutie zullen
gelden, namelijk:

»Artikel.—Iedere staat, waarin de slavernij nu bestaat en welke deze
zal afschaffen vóór den eersten Januarij van het jaar onzes Heeren
negentien honderd, zal eene schadeloosstelling van de Vereenigde Staten
ontvangen, op de volgende wijze:

»De President van de Vereenigde Staten zal aan zulk een Staat obligatiën
van de Vereenigde Staten afgeven, een interest opleverende van ....
percents jaars tot een bedrag van .... voor iederen slaaf, welke
obligatiën aan zulk een staat in termijnen of in eens zullen afgegeven
worden, wanneer de slavernij daarin geheel afgeschaft is. Iedere staat,
die de bovengenoemde obligatiën ontvangen heeft en later de slavernij
binnen zijne grenzen weder invoert of duldt, zal aan de Vereenigde
Staten de ontvangene obligatiën teruggeven, of de waarde daarvan, met en
benevens den interest, die reeds betaald is.

»Artikel.—Alle slaven, die ten gevolge van den oorlog in het werkelijk
genot der vrijheid zullen gesteld zijn, en dat wel vóór het einde van
den opstand, zullen voor immer vrij zijn; maar alle eigenaars van
slaven, die zich niet aan de Unie onttrokken hebben, zullen daarvoor
schadevergoeding krijgen volgens denzelfden maatstaf, die vastgesteld is
voor staten, welke de afschaffing der slavernij aangenomen hebben, met
dien verstande, dat voor geen slaaf tweemaal zal betaald worden.

»Artikel.—Het Congres zal geld beschikbaar stellen, en op andere wijzen
zorg dragen voor kolonisatie van vrijverklaarde slaven, met hunne eigene
toestemming, op de een of andere plaats of plaatsen buiten de Vereenigde
Staten.”

De nederlaag van Burnside bij Fredericksburg, op het einde van 1862,
ontmoedigde het Noorden weder; doch spoedig zouden er helderder dagen
aanbreken, ofschoon de nederlaag van Hooker bij Chancellorsville in
April daaraanvolgende een ongunstig begin van het nieuwe jaar scheen.
Het leger der Zuidelijken deed later een inval in Maryland en
Pensylvanië, doch werd bij Gettysburg door de overmagt teruggedreven met
een verlies van veertien duizend gevangenen en vijf en twintig duizend
geweren en ander wapentuig.

Later werd er een stuk gronds in den omtrek van Gettysburg afgepaald
voor een kerkhof tot begraving der duizenden verdedigers der Unie,
die bij dit hevige gevecht gesneuveld waren. Tot de plegtige wijding
van dit uitgestrekte kerkhof kwam de President en zijn kabinet over,
vergezeld door een talrijk militair geleide en eene groote menigte
belangstellenden. Edward Everett hield daarbij eene redevoering, waarbij
de President nog de volgende schoone woorden voegde:

»Zeven en tachtig jaren geleden hebben onze vaderen op het vasteland van
Amerika een nieuw volk doen ontstaan, in vrijheid ontvangen en vast in
de overtuiging, dat alle menschen gelijke regten hebben. Thans zijn wij
in een grooten burgeroorlog gewikkeld, waarin zal blijken, of dat volk,
of eenig volk, in vrijheid en gelijkheid geteeld, kan bestaan. Wij zijn
bijeengekomen op een uitgestrekt slagveld van dien oorlog; wij zijn
bijeengekomen om een gedeelte daarvan toe te wijden tot eene laatste
rustplaats voor hen, die hier hun leven opofferden, opdat die natie zou
leven. Het is billijk, dat wij dit doen.

»Maar in zekeren zin kunnen wij dezen grond niet wijden, niet inzegenen,
niet heiligen. De dappere mannen, levenden en dooden, die hier gestreden
hebben, hebben het beter ingewijd dan wij het doen kunnen. De wereld
zal er weinig acht op slaan, zal al spoedig vergeten, wat wij hier
zeggen, maar zij kan nooit vergeten, welke heldendaden hier verrigt
zijn. Het staat aan ons, de levenden, om ons hier toe te wijden aan het
onvoltooide werk, dat zij tot dusverre zoo krachtig bevorderd hebben.
Het staat aan ons om ons hier toe te wijden aan de groote taak, die
ons weggelegd is, opdat wij met nieuwe kracht aangegord worden,
tot den strijd voor de zaak, waarvoor zij goed en bloed opgeofferd
hebben,—opdat wij hier het vaste besluit nemen, dat die dooden niet te
vergeefs zullen gestorven zijn,—opdat de natie, onder Gods zegen, tot
vrijheid wedergeboren worde,—en opdat de regering van het volk, door
het volk en voor het volk nimmer verdelgd worde.”

De gevechten bij Vicksburg en Port-Hudson, waarin de wapenen der
Noordelijken de overwinning behaalden, volgden al spoedig op dat bij
Gettysburg. Dat bij Vicksburg namelijk had plaats op den 4{den} Julij en
was zeker wel de beste wijze, waarop die nationale heiligen-dag ooit
gevierd is.

De vruchten, die dit jaar opgeleverd had, waren van dien aard, dat er
overvloedige reden bestond om een dag af te zonderen, ten einde dien
aan dankzegging aan God toe te wijden. Diensvolgens schreef Lincoln
een dankdag uit bij eene proclamatie, welke zich door nederigheid van
inhoud, schoonheid van vorm en opregtheid van gevoel kenmerkte. Wij
kunnen ons niet onthouden, haar hier mede te deelen. Zij luidde aldus:

»Het jaar, dat ten einde spoedt, is rijk geweest in zegeningen van een
overvloedigen oogst en een gewenschten gezondheidstoestand. Bij deze
weldaden, in wier genot wij ons zoo bestendig mogen verheugen, dat
wij maar al te zeer geneigd zijn om de bron te vergeten waaruit zij
voortvloeijen, hebben zich nog andere gevolgd, die van zulk een
buitengewonen aard zijn dat zij zelfs het hart moeten treffen, dat
doorgaans ongevoelig is voor de steeds wakende Voorzienigheid van den
almagtigen God.

»Te midden van een burgeroorlog, die met ongehoorde verbittering gevoerd
wordt en somtijds aanleiding dreigde te geven tot een inval van vreemde
mogendheden, is de vrede met alle natiën bewaard gebleven, is de orde
gehandhaafd, zijn de wetten geëerbiedigd en gehoorzaamd, en heeft er
allerwege eene goede verstandhouding geheerscht, behalve op het tooneel
des oorlogs, welk tooneel echter zeer verkleind is door het voortrukken
van de land- en zeemagt der Unie.

»Het was noodzakelijk om geld en kracht, die in vreedzamer tijden tot
andere doeleinden gebezigd worden, tot de verdediging des lands aan te
wenden, maar toch hebben de landbouw, de koophandel en de zeevaart niet
behoeven stil te staan. De bijl heeft de grenzen van onze koloniën
uitgebreid, en de mijnen, zoo wel van ijzer en steenkolen als van
kostbare metalen, hebben zelfs meer dan vroeger opgebragt. De bevolking
is gedurig toegenomen, niettegenstaande de verwoestingen, welke in het
legerkamp, bij belegeringen en op het slagveld aangerigt zijn; en het
land, dat zich mag verheugen in de gevolgen van toenemende sterkte en
kracht, mag de volgende jaren te gemoet zien met de hoop op eene
uitbreiding der vrijheid.

»Geen menschelijke raad heeft deze groote dingen ontworpen, geen
sterfelijke hand heeft ze gewrocht. Het zijn de genadegaven van den
Allerhoogsten God, die, terwijl hij zijn toorn over onze zonden had
kunnen uitstorten, ons nogtans in genade gedachtig geweest is.

»Het is mij wenschelijk voorgekomen, dat die weldaden door het geheele
Amerikaansche volk als met één hart en ééne stem plegtig, eerbiedig en
dankbaar erkend worden. Ik noodig mijne medeburgers in ieder gedeelte
der Vereenigde Staten, en tevens hen die op zee zijn, alsmede hen,
die hun verblijf in vreemde landen houden, daarom uit om den laatsten
Donderdag in November af te zonderen tot het houden van een dank en
bededag, toegewijd aan onzen weldoenden Vader, die in de hemelen woont.
En ik beveel hun aan, dat zij, terwijl zij Hem de verschuldigde offers
brengen voor zulke merkwaardige verlossingen en zegeningen, tevens met
ootmoedig berouw over de verkeerdheid en de ongehoorzaamheid des volks,
al diegenen in zijne hoede aanbevelen, welke door den beklagenswaardigen
burgeroorlog, waarin wij zonder ons toedoen gewikkeld zijn, weduwen,
weezen, treurenden of lijdenden geworden zijn, en dat zij vurig smeeken
om de tusschenkomst van de hand des Almagtigen tot heeling van de wonden
der natie en tot herstelling, zoo spoedig als dit met de goddelijke
bedoelingen overeenkomstig is, van het volle genot van vrede,
eensgezindheid en rust.”

Het zij ons vergund om hier nog een gedeelte van den brief mede te
deelen, waarin Lincoln aan generaal Grant zijne erkentelijkheid
betuigt voor de inneming van Vicksburg. Uit deze brief toch blijkt de
openhartigheid en de nederigheid van den President. Hij luidt aldus:

                                        Washington, 13 Julij  1863.

    »Mijn waarde generaal!

»Ik kan mij niet herinneren, dat ik u ooit persoonlijk ontmoet heb. Ik
schrijf u dezen tot eene dankbare erkentenis van de bijna onschatbare
dienst, die gij aan het vaderland bewezen hebt. Ik schrijf u dezen om
u nog meer te zeggen. Toen gij in de nabijheid van Vicksburg gekomen
waart, dacht ik, dat gij terstond zoudt doen, wat gij eindelijk gedaan
hebt.... Ik dacht dat gij u met generaal Banks zoudt vereenigen, en toen
gij noordwaarts opruktet, vreesde ik, dat dit eene verkeerde beweging
was. Ik wil daarom hierbij de gulle bekentenis voor u afleggen, dat gij
de zaak goed beschouwd hebt, terwijl mijne inzigten verkeerd waren.

»Met alle achting

                                                      »A. Lincoln.

»Aan den generaal-majoor Grant.”

Op den 9{den} December 1863 hield Lincoln de jaarlijksche openingsrede
in het Congres. In eene proclamatie, die daarbij tevens uitgevaardigd
werd, deed Lincoln, ingevolge een vroeger besluit van het Congres, het
aanbod van eene »algemeene amnestie” aan alle burgers der oproerige
staten, die geneigd zouden zijn om een eed af te leggen tot de
ondersteuning van de constitutie der Vereenigde Staten en van alle
wetten, »met betrekking tot de slaven” uitgevaardigd. Er werden daarbij
echter eenige uitzonderingen gemaakt ten opzigte van de ambtenaren en
agenten van de »zoogenoemde geconfedereerde regering.” De proclamatie
deelde insgelijks mede, »dat wanneer er in een van de afgescheidene
staten een getal personen was, niet minder bedragende dan een tiende
gedeelte der stemhebbende bevolking, dat de vroegere staatsregeling
hersteld wilde hebben, zulks aan een zoodanigen staat het regt zou geven
om weder in de Unie opgenomen te worden.” De wijsheid van deze beide
maatregelen bleek al spoedig uit den afval van duizenden personen van de
oproerige staten, die zich haastten om den vereischten eed af te leggen,
en uit de bijzonderheid, dat daardoor twee belangrijke staten tot de
Unie teruggebragt zijn.

Terwijl de afgescheidene staten zich op deze wijze, tengevolge van
eene verstandige en verdraagzame politiek, geneigd betoonden om tot de
Unie terug te keeren, werd er tevens eene verandering opgemerkt in de
wijze, waarop de Noordelijken zich omtrent de Zuidelijken uitlieten.
Dit bleek ten duidelijkste uit de meerdere gematigdheid, die er in het
Huis der vertegenwoordigers omtrent hen aan den dag gelegd werd. Eene
gestrenge afkeuring van het gedrag van den secessionist Harris uit
Maryland, en van zijn medestander, Alexander Long, uit Ohio, werd door
het Huis met groote meerderheid van stemmen aangenomen.

Op den eersten dag der zittingen van het Congres, in de laatste dagen
van Februarij, werd er een besluit, waarbij een luitenant-generaal
over het leger aangesteld werd, door de beide Huizen aangenomen en door
den President bekrachtigd. Aller oogen waren nu gevestigd op generaal
Ulysses S. Grant, den held in zoovele overwinningen, die zoo al niet de
ijverigste en de onbaatzuchtigste, dan toch de gelukkigste aanvoerder
geacht werd in een oorlog, waarin zoovele officieren zich eene hooge
plaats in de achting des volks verworven hadden. Hij werd dan ook als
de meest geschikte persoon beschouwd om dezen hoogen rang, waaraan
zulk eene zware verantwoordelijkheid verbonden was, te bekleeden.
Terstond werd hij tot luitenant-generaal benoemd, en zijne benoeming
op den tweeden Maart met eenparige stemmen door den Senaat bekrachtigd.
Onmiddellijk werd hij naar Washington ontboden, ontving zijne
aanstelling en begon aanstonds toebereidselen te maken tot een grooten
veldtogt, waarbij de vereenigde legers van het Oosten en Westen eene
poging zouden doen om den strijd tot eene beslissing te brengen.

De krijgstogten, reeds vroeger in Florida en Louisiana ondernomen,
waren geene gunstige voorteekenen voor het zomersaizoen: het fort
Pillow aan den Mississippi, en Plymouth in Noord-Carolina waren door de
rebellen veroverd en deze verovering werd gevolgd door een bloedbad, zoo
barbaarsch, dat de wedergade daarvan in vroegere eeuwen niet te vinden
is. Doch de groote legers van Oostelijk-Tennessee en in Virginië,
die duchtig versterkt waren door middel van nieuwen toevoer en door
het verwijderen van troepen uit plaatsen, waar zij niet veel konden
uitrigten, werden in een toestand gebragt om den genadeslag aan eene
wankelende zamenzwering toe te brengen.

Het zou ons te ver afvoeren, als wij hier de verschrikkelijke reeks
van gevechten wilden opsommen, die aan de verovering van Richmond
voorafgingen en waardoor het vierde jaar van den oorlog gekenmerkt werd.
Zij liggen nog versch in het geheugen der geheele beschaafde wereld. Het
zij voldoende te zeggen, dat, ofschoon de streken, waarin deze bloedige
gevechten geleverd werden, door menigeen slechts beschouwd werden als
het tooneel van eene vruchtelooze verspilling van menschenlevens, de
volgende gebeurtenissen toch bewezen hebben, dat generaal Grant door
deze verschrikkelijke gevechten juist der Confederatie haren steun
ontnomen heeft. Het was in den zomerveldtogt van 1864, dat generaal Lee
de krachtigste pogingen aanwendde en aan zijn geduchten aanvaller de
gevoeligste slagen toebragt; maar het was desniettemin veeleer in 1864
dan in de laatste gevechten van den oorlog, dat de strijd beslist werd.
Het generaalschap van Grant werd overijld veroordeeld uithoofde van
zijne poging om datgene wat de vrucht van krijgsbeleid had moeten
zijn door meer kracht ten uitvoer te brengen; maar de uitkomst heeft
geleerd, dat hij den staat van zaken beter begrepen heeft dan zijne
beoordeelaars.

In deze krijgsbedrijven was Lincoln slechts van verre betrokken, daar
zijne eenige verdienste bestond in de schranderheid, welke hij aan
den dag legde in zijne waardering van waarachtig militair genie en
in de benoeming van generaal Grant tot den pas geschapen post van
luitenant-generaal van de legers der Vereenigde Staten. Het ligt meer
in het doel van dit werkje om te gewagen van die civiele maatregelen,
waarin hij meer onmiddellijk betrokken was. Bijna al deze maatregelen
hadden min of meer regtstreeks betrekking op de instelling der
slavernij. Lincoln was gedurig meer overtuigd geworden, dat de slavernij
de kanker was, die zoo lang aan de republiek geknaagd had, en daarom
bedreigde hij haar nu met geheele vernietiging. Tot uitvoering daarvan
wendde hij alles aan wat in zijn vermogen was.

Wij hebben gezien dat de voorbereidende maatregelen tot afschaffing
der slavernij reeds in September 1862 genomen waren. Daarop volgden nu
andere, gedeeltelijk van den kant der afzonderlijke staten, gedeeltelijk
van den kant der geheele natie. De wet op de voortvlugtige slaven, die
sedert hare uitvaardiging zulk eene groote ergernis bij alle weldenkende
menschenvrienden in Amerika te weeg gebragt had, werd afgeschaft.
Eene wet werd aangenomen, die het onmogelijk maakte, dat een der
afgescheidene staten, zelfs al was deze geneigd tot hereeniging, weder
in de Unie kon opgenomen worden op eenige andere voorwaarde dan die der
afschaffing van de slavernij. De emancipatie werd ten uitvoer gebragt
in Westelijk-Virginië, hetwelk in de handen der Noordelijken gebleven
was; zoo ook werd in de staten Missouri, Arkansas en Maryland iedere
slaaf vrij verklaard. Er werden schikkingen gemaakt om de Territoriën
Colorado, Nebraska en Nevada als vrije staten te erkennen. Idaho,
Montana, Dacotah en Arizona—die geene genoegzame blanke bevolking
hadden om als staten op te treden—werden nogtans als vrije Territoriën
erkend. Een ander besluit gaf aan de negers hetzelfde regt als de
blanken om voor de geregtshoven der Vereenigde Staten zoowel te
procederen als getuigenis af te leggen.

De maatschappelijke inrigtingen hielden gelijken tred met de
ontwikkeling der staatswetten; en in het district Columbia werd de
gelijkheid van den neger en den blanke ten volle erkend. Het industriële
vraagstuk—dat door de deelgenooten aan de misdaad der slavernij
en hunne medepligtigen als onoplosbaar beschouwd werd—werd tevens
bevredigend opgelost. De vrije arbeid werd op talrijke plantages in
Zuid-Carolina, Louisiana, Tennessee, in één woord overal, waar de
wapenen der federalisten de overwinning behaalden, ingevoerd. In
Virginië, Zuid-Carolina en andere staten werden scholen opgerigt ter
opvoeding van vrijgelatene slaven. De vrouwen en de kinderen van
alle vrijgelatene slaven, die tot de militaire en civiele dienst der
Vereenigde Staten gebezigd werden, werden vrij verklaard. Alle negers,
onverschillig of zij slaven of vrijen waren, werden beschouwd als
burgers van den staat en als tot de krijgsdienst geregtigd. Deze
maatregelen droegen zelfs op Zuidelijk grondgebied de goedkeuring weg.
Een gedeelte der bevolking van Arkansas, Tennessee, Louisiana en Florida
wenschte weder in de Unie opgenomen te worden op voorwaarde, dat zij
vrijheid aan allen zouden verleenen en de slavernij afschaffen en
tegenwerken. Met eene meerderheid van twee derden der stemmen in den
Senaat, en met een gelijk overwigt in het andere Huis werd besloten tot
de geheele afschaffing der slavernij. De republikeinsche partij maakte,
bij het opstellen van haar programma voor de verkiezingen van een
President en andere hooggeplaatste personen in 1864, de afschaffing
der slavernij tot den grondslag van de regering des lands. De federale
regering verbond zich plegtig en noodzaakte ook hare opvolgers om nooit
eenig persoon in dienst te hebben, die een slaaf was. Om het geheel
te bekroonen en dit grootsche gebouw te voltooijen, droegen meer dan
honderd vijftigduizend negers de uniform der Unie en vochten dapper
onder hare vanen. Hierop komen de maatregelen neder, die door Lincoln
genomen werden tegen het gebouw van Anglo-Afrikaansche slavernij,
waarvan hij de door den hemel gestemde omverwerper was.

De voorjaarsverkiezingen van 1864 in New-Hampshire, Connecticut en
Rhode-Island, bewezen nog meer bepaald dan die van het vorige jaar,
dat de regering een steun verkregen had in het vertrouwen en de
toegenegenheid des volks. Dat dit verblijdende gevolg regtstreeks met
den persoon van Lincoln in verband stond, blijkt uit het feit, dat de
regeringspartij in elke van de genoemde staten zich, zonder eenig
verschil van meening, ten gunste van zijne herkiezing verklaard had. In
twaalf andere staten verlangde de volksstem, zoo als zij door conventiën
of wetgevende vergaderingen uitgesproken werd, bijna te gelijker tijd en
met dezelfde eenparigheid en geestdrift, dat Lincoln het Presidentschap
nog vier jaren zou blijven bekleeden. Een dergelijk gevoelen scheen er
in iederen anderen Staat, die aan de Unie getrouw gebleven was, te
heerschen. Sedert de dagen van den President Monroe, had de volksgeest
zich niet zoo sterk geopenbaard.

De waarschijnlijke uitslag van de verkiezing was reeds weken, voordat
zij plaatshad, duidelijk. Generaal M'Clellan had, toen hij door de
vredes-democraten tegenover Lincoln geplaatst werd, eene schoone kans om
te slagen. De verdere voortzetting van den oorlog scheen bijna hopeloos
te zijn en was zeer onwelkom aan een groot gedeelte der noordelijke
bevolking. Ten gevolge van deze tegenzin in den oorlog en een daarmede
gepaard verlangen naar vrede, dat bij iederen mislukten aanval, die op
de schijnbaar onoverwinnelijke borstweringen bij Richmond gedaan werd,
toenam, werd de verkiezing van generaal M'Clellan, den democratischen
kandidaat, een geruimen tijd min of meer zeker. De val van Atlanta
echter had een dubbel schadelijken invloed op zijne kandidatuur, daar
deze terstond nieuwe hoop op en nieuw vertrouwen in de noordelijke
staten inboezemde, en eene verandering in zijne politiek te weeg bragt,
welke hem gedeeltelijk beroofden van de ondersteuning zelfs van hen,
die voortdurend om vrede bleven roepen. In één woord, na gewankeld te
hebben tusschen de beide fractiën van zijne partij, de democraten,
die voor den oorlog, en de democraten, die voor den vrede waren, was
de voorspoed der federale wapenen de oorzaak, dat hij zich bij de
eerstgenoemden aansloot en dus alle aanspraak op ondersteuning van die
partij, welke voor den vrede gestemd was, verbeurde.

Lincoln werd met eene groote meerderheid van stemmen herkozen. Er kan
geen twijfel bestaan, dat deze gebeurtenis op zich zelve niet weinig
bijgedragen heeft tot de zegepraal van de zaak der Unie. De Zuidelijken
hadden het einde van het Presidentschap van Lincoln in angstige spanning
afgewacht. De hoop, dat de partijtwisten, die de verkiezing van een
President gewoonlijk vergezellen, allerlei verdeeldheden onder hunne
vijanden zouden te weeg brengen, had er toe bijgedragen om hun de
bovennatuurlijke inspanningen van het laatste jaar van den oorlog te
doen doorstaan. Nu deze hoop in rook vervlogen was, hadden zij niets
anders dan het treurige vooruitzigt, dat zij nogmaals vier jaren lang
eene wanhopige worsteling zouden moeten voeren. Het is niet mogelijk
om te ontkennen, dat de diepe verslagenheid, die uit dit ontmoedigend
en hoopeloos vooruitzigt voortvloeide, veel bijgedragen heeft om de
ontknooping te verhaasten. Die ontknooping was veel naderbij dan zelfs
de meest wanhopende Zuidelijken of de meest hopende Noordelijken zich
voorstelden; want terwijl het leger der federalisten het voornemen
had om de legermagt der afgescheiden staten langzaam te doen terug
wijken, bleef generaal Lee Richmond nog altijd bezet houden met eene
hardnekkigheid, die een voorteeken scheen, dat de strijd vooreerst nog
niet zou eindigen.

Doch terwijl de evenaar van de schaal, waarin het lot der uitgestrekte
republiek lag, op het groote middelpunt der vijandelijkheden nog steeds
in beweging was, had er onverwachts eene gebeurtenis plaats, die het
geheele aanzien van den strijd binnen weinige weken veranderde. De
inneming van Vicksburg had de gemeenschap tusschen de geconfedereerden
reeds op één punt afgesneden, en nu voltooide de verovering van Atlanta,
waar vier spoorweglijnen, die alle deelen der confederatie met elkander
verbonden, zamen liepen, de verdeeling en de afscheiding van de
verschillende gedeelten daarvan. De inname van Savannah en Branchville
voltooide de zaak en bragt de confederatie in een toestand, die haar
de mogelijkheid benam, om hare geheele magt naar willekeur bijeen te
brengen, waardoor zij zich vroeger uit zoovele moeijelijkheden gered
had.

Desniettemin hield de pers der geconfedereerden, die tot het laatst
toe een hoogen toon bleef voeren en de bevolking met eene valsche hoop
misleidde, niet op met schoonschijnende redenen bij te brengen voor
de dralende politiek van generaal Johnston, die—men voorspelde het
gedurig—Sherman spoedig tot den aftogt zou noodzaken of hem met behulp
der troepen van Lee verslaan.

Ondertusschen was Charleston na een beleg, waarvan geen voorbeeld in
de geschiedenis bestaat, door zijne verdedigers verlaten en verbrand,
en eindelijk ook Wilmington ingenomen. Na den afloop van dit
verschrikkelijke treurspel viel de gordijn te midden van bloed en moord.
Het laatste van de lange reeks gevechten over het bezit van Richmond was
het bloedigste. Het getal dooden en gekwetsten bedroeg omstreeks tien
duizend man, van welke verreweg het grootste gedeelte zuidelijken waren.
Een week later, op den 9{den} April 1865, gaf generaal Robert Lee zich
met zijn leger onvoorwaardelijk aan den waarnemenden opperbevelhebber
van de krijgsmagt der federalisten over.

Het is misschien nog wat te voorbarig om te zeggen, dat de oorlog nu
ten einde is. Kleine corpsen van heethoofden zullen welligt nog maanden,
mogelijk jaren, voortgaan met het voeren van een ongeregelden krijg in
afgelegene en ontoegankelijke gedeelten van de Zuidelijke Staten, en
zonder twijfel ten minste even moeijelijk tot geheele onderwerping
gebragt worden als die Indianen, welke de geheele magt der Vereenigde
Staten jaren lang getart hebben. Zulk eene wijze van oorlogvoeren moet
door het Zuiden nog meer dan door het Noorden tegen gegaan worden. Toch
valt er niet aan te twijfelen, dat de waarschijnlijkheid van zulk een
afloop van den grooten strijd ten minste zeer groot is. De raddraaijers
van het Zuiden zijn mannen met een hartstogtelijk karakter en een
ontembaren geest, en bevinden zich nu in een wanhopigen toestand. Hun
lot is verbeurdverklaring, en als zij gevangen genomen worden, misschien
de dood. Hun invloed op velen van hen, die zoo lang onder hen gediend
hebben, moet ontzaggelijk zijn, en zal mogelijk het zijne bijdragen
tot het bieden van een tegenstand, die welligt de verschrikkingen van
een langdurigen, ongeregelden oorlog over het land zal brengen. Een
verzoenende politiek van den kant van het Noorden zou zeker veel
bijdragen om eene ontknooping van dien aard te verhinderen door de
Zuidelijken zelven tegen zulke wanhopige maatregelen in te nemen.

Tot aan den dood van Lincoln vermoedde men algemeen en met reden, dat er
zachte maatregelen ten opzigte van de Zuidelijken genomen zouden worden.
Wel is waar had Lincoln zelf geenerlei bepaald plan tot verzoening
ontwikkeld; maar zoo groot was het vertrouwen, dat overal in zijne
wijsheid, welwillendheid en gematigdheid gesteld werd, dat iedereen in
Europa zich had beginnen gerust te stellen met de overtuiging, dat eene
wijze langmoedigheid zou gebezigd worden als het krachtigste middel
om oude grieven uit te wisschen en de bevolking van het Noorden en
het Zuiden, die van elkander vervreemd gemaakt waren, zoowel in een
maatschappelijken als in een politieken zin te hereenigen. Deze hoop was
verlevendigd door de weinig voorzigtige, maar welwillende uitdrukkingen
die hij zich had laten ontvallen. Hij had zich welwillend omtrent Lee
uitgelaten, en men zegt, dat zijne uitspraken in den ministerraad in
denzelfden geest geweest zijn. Doch terwijl iedereen, wiens hart warm
voor het heil der menschheid klopt, gretig uitzag naar den eersten stap
tot verzoening, welke op deze wijze reeds afgeschaduwd was, viel de
President van Amerika, tot verbazing en afschuw van de geheele
beschaafde wereld door de hand van een moordenaar.

Wat nu volgt, is het officiëele verslag van den dood van den President
Lincoln, dat aan den gezant te Londen toegezonden is. Wij willen
daarmede dit werkje besluiten.

                                        »Washington, 15 April 1865.

  »Mijnheer!

»Ik moet den treurigen pligt vervullen om u mede te deelen, dat Zijne
Excellentie Abraham Lincoln, President van de Vereenigde Staten,
gisteren avond omstreeks half elf in zijne particuliere loge in »Ford's
Theatre” te dezer stede vermoord is. De President begaf zich omstreeks
acht ure met Mrs. Lincoln naar den genoemden schouwburg. Nog een heer
en eene dame zaten bij hem in de loge. Omstreeks half elf, gedurende
de pauze, drong de moordenaar de loge, waarvan de deur onbewaakt was,
binnen, naderde den President van achteren en loste een pistoolschot op
zijn hoofd. De kogel ging het achtergedeelte van zijn hoofd in en drong
er bijna geheel doorheen. Daarop sprong de moordenaar uit de loge op
het tooneel, onder het zwaaijen van een groot mes of dolk en onder den
uitroep: »_Sic semper tyrannis!_” en verdween zoo op den achtergrond van
het tooneel. Onmiddellijk na het lossen van het schot viel de President
bewusteloos op den grond neder en bleef in dien toestand tot heden
ochtend tien minuten vóór half acht, toen hij den laatsten adem
uitblies. Omstreeks denzelfden tijd, waarop de moord in den schouwburg
gepleegd werd, vertoonde zich een andere moordenaar aan de deur der
woning van Mr. Seward. Hij werd het huis binnengelaten op zijne
bewering, dat hij een geneesmiddel van den dokter van Mr. Seward bij
zich had, dat hij hem zelf moest toedienen, en snelde naar de kamer op
de derde verdieping, waar Mr. Seward te bed lag. Hij trof onderweg
Mr. Frederich Seward aan, gaf deze een slag op het hoofd, bragt hem
verscheidene wonden toe en verbrijzelde den schedel op twee plaatsen;
men vreest, dat de wonden doodelijk zullen zijn. Hij spoedde zich daarop
naar de kamer, waar Mr. Seward te bed lag en door een jong meisje, zijne
dochter, en een knecht opgepast werd. De knecht kreeg een stoot in de
longen en zal daaraan naar alle waarschijnlijkheid wel sterven. De
moordenaar stak Mr. Seward daarop met een mes of dolk tweemaal in de
keel en tweemaal in het gezigt, zoodat hij hem verschrikkelijke wonden
toebragt. Op dit oogenblik kwamen de majoor Seward, de oudste zoon van
den Secretaris, en een andere knecht het vertrek binnen en snelden toe
om den Secretaris te ontzetten; zij werden bij die worsteling insgelijks
gewond, en de moordenaar ontsnapte. Geen slagader of belangrijk bloedvat
werd door een van de wonden, aan den Secretaris toegebragt, getroffen,
maar hij bleef toch gedurende een geruimen tijd bewusteloos ten gevolge
van bloedverlies. Men heeft eenige hoop op zijn herstel. Terstond
na den dood van den President werd daarvan kennis gegeven aan den
Vice-President Johnson, die juist in de stad was, en op wien
de waardigheid van President nu overgaat. Hij zal van daag het
Presidentschap aanvaarden en de vervulling der pligten, daaraan
verbonden, op zich nemen. De moordenaar van den President is herkend,
en men heeft de bewijzen in handen, dat deze verschrikkelijke misdaden
gepleegd zijn op last van eene zamenzwering, door rebellen gesmeed en
tot stand gebragt onder het voorwendsel om het Zuiden te wreken en de
zaak der rebellen bevorderlijk te zijn; maar het is te hopen, dat de
eigenlijke daders zullen gevat worden. De ontsteltenis, door deze
afschuwelijke misdaden te weeg gebragt, is zoo hevig, zoo plotseling en
zoo overweldigend, dat ik voor het tegenwoordige niet meer kan doen dan
haar aan u mededeelen. Gisteren morgen in de vroegte woonde de President
een kabinetsraad bij, waarbij ook generaal Grant tegenwoordig was. Hij
zag er opgeruimder uit dan ik hem ooit gezien heb, verheugde zich in
het vooruitzigt op een vasten en duurzamen vrede in het binnenland en
met het buitenland, en legde in eene hooge mate die welwillendheid en
menschlievendheid van zijn karakter en die vergevensgezindheid aan den
dag, waardoor hij zich steeds onderscheiden heeft. Er was kennis
gegeven, dat hij en generaal Grant dien avond in den schouwburg zouden
komen, en de gelegenheid om den luitenant-generaal bij het getal der
slagtoffers, die vermoord zouden worden, te voegen, droeg zonder twijfel
bij tot de volvoering der plannen, die reeds sedert eenige weken beraamd
schijnen geweest te zijn, maar generaal Grant werd verhinderd om
tegenwoordig te wezen en ontkwam op die wijze aan de plannen, die
tegen hem gesmeed waren. Het is niet noodig iets te zeggen omtrent den
invloed, welke deze afschuwelijke moord van den President op de zaken
des lands zal uitoefenen, maar ik wil er alleen bijvoegen, dat, hoe
gruwelijk de wreedheden zijn, door de vijanden des lands gepleegd, deze
waarschijnlijk niet in staat zullen wezen om eenige verandering te
brengen in de stemming van het publiek of de geheele tenonderbrenging
van den opstand tegen te werken. Met diepe droefheid over de
gebeurtenissen, welke ik overeenkomstig mijn pligt aan u moest
mededeelen, heb ik de eer mij met de meeste achting te noemen,

                                          »Uw gehoorzamen dienaar,

                                                 »EDWIN M. STANTON.”



INHOUD.


                                                                  Bladz.

Voorwoord                                                            III


HOOFDSTUK I.

De voorouders van Lincoln.—Zijne geboorte.—Zijne
ouders.—Verandering van woonplaats.—Dood zijner moeder.—Zijn
leeslust.—Hij wordt praamschipper.—Vertrek naar Illinois.—Hij
staat bekend als „de brave Bram”.—Hij neemt als vrijwilliger
dienst                                                              1–14


HOOFDSTUK II.

Lincoln wordt tot kandidaat voor de wetgevende vergadering
benoemd.—Hij wordt winkelier en postmeester, later
landmeter.—Zijne regtsgeleerde studiën.—Op het Congres.—De
strijd over de verkiezingen in 1854.—Een belangrijk verschil
in den Senaat.—Bezoek aan Kansas en New-York.—Redevoering in
het Cooper-Instituut.—Een merkwaardig voorval                      15–42


HOOFDSTUK III.

De beginselen der afscheiding.—De verkiezing van Lincoln tot
President.—De zamenzweerders.—De reis van den verkozen
President van Illinois naar Washington.—De inhuldiging.—De
afscheiding der Zuidelijke Staten.—De gebeurtenissen van den
Oorlog.—Dood van Abraham Lincoln                                   43–89



  +--------------------------------------------------------+
  |                                                        |
  |             OPMERKINGEN VAN DE BEWERKER:               |
  |                                                        |
  |  De volgende correcties zijn in de tekst aangebracht:  |
  |                                                        |
  |  Bron (B:) -- Correctie (C:)                           |
  |                                                        |
  |  B: vierkante voeten had Deze was                      |
  |  C: vierkante voeten had. Deze was                     |
  |  B: hulp van anderen, verkregen Hij was                |
  |  C: hulp van anderen, verkregen. Hij was               |
  |  B: Missisippi moesten verkocht                        |
  |  C: Mississippi moesten verkocht                       |
  |  B: die de Missisippi afzakten, bevracht.              |
  |  C: die de Mississippi afzakten, bevracht.             |
  |  B: opgevat op zijne hut te                            |
  |  C: opgevat om zijne hut te                            |
  |  B: vriendelijken brief aan Mrs Armstrong, waarin      |
  |  C: vriendelijken brief aan Mrs. Armstrong, waarin     |
  |  B: Westen ooit opgeleverd heeft; M' Dougal,           |
  |  C: Westen ooit opgeleverd heeft; M'Dougal,            |
  |  B: afschaffig daarvan eer strekt                      |
  |  C: afschaffing daarvan eer strekt                     |
  |  B: ter sprake, De voorwaarde van                      |
  |  C: ter sprake. De voorwaarde van                      |
  |  B: gaf, en Lyman Trumball tot haren                   |
  |  C: gaf, en Lyman Trumbull tot haren                   |
  |  B: echt democraat heeft doen kennen.                  |
  |  C: echt democraat heeft doen kennen.”                 |
  |  B: eenen kant en Mr Lincoln aan den                   |
  |  C: eenen kant en Mr. Lincoln aan den                  |
  |  B: altijd eenvoudig Hij dronk nooit                   |
  |  C: altijd eenvoudig. Hij dronk nooit                  |
  |  B: kinderen te willen rigten, Hij voldeed             |
  |  C: kinderen te willen rigten. Hij voldeed             |
  |  B: Illinois.”                                         |
  |  C: Illinois.””                                        |
  |  B: de »Wigwam” in Chicags bijeen.                     |
  |  C: de »Wigwam” in Chicago bijeen.                     |
  |  B: Indiana, Illinois, Michigan. Iowa,                 |
  |  C: Indiana, Illinois, Michigan, Iowa,                 |
  |  B: hadden Hij had daarom met nadruk                   |
  |  C: hadden. Hij had daarom met nadruk                  |
  |  B: zamenzweerders, die op den 5den                    |
  |  C: zamenzweerders, die op den 5{den}                  |
  |  B: Missisippi, Slidell uit Louisiana                  |
  |  C: Mississippi, Slidell uit Louisiana                 |
  |  B: Missisippi op den 9{den} Januarij,                 |
  |  C: Mississippi op den 9{den} Januarij,                |
  |  B: republikeinen behoudens, hunne eer konden          |
  |  C: republikeinen behoudens hunne eer konden           |
  |  B: aankomst te Indianopolis hield hij                 |
  |  C: aankomst te Indianapolis hield hij                 |
  |  B: aan deze overhaaste en geheime                     |
  |  C: deze overhaaste en geheime                         |
  |  B: den raad van generaal Scot, Mr.                    |
  |  C: den raad van generaal Scott, Mr.                   |
  |  B: officieele formaliteiten, en                       |
  |  C: officiëele formaliteiten, en                       |
  |  B: zich twee heeren, John Forsyth, nit                |
  |  C: zich twee heeren, John Forsyth, uit                |
  |  B: bepalingen van de Constitutie der                  |
  |  C: bepalingen van de »Constitutie der                 |
  |  B: znlk een sterk cordon van                          |
  |  C: zulk een sterk cordon van                          |
  |  B: instandhouding over te stellen                     |
  |  C: instandhouding over te stellen.                    |
  |  B: met eene geestdrijft en eene                       |
  |  C: met eene geestdrift en eene                        |
  |  B: slechts zouden gestrekt bebben om de               |
  |  C: slechts zouden gestrekt hebben om de               |
  |  B: Zuidelijken op te vatten,”                         |
  |  C: Zuidelijken op te vatten.”                         |
  |  B: 6{den} Augustns 1861.                              |
  |  C: 6{den} Augustus 1861.                              |
  |  B: deze belangrijke kwestien geen                     |
  |  C: deze belangrijke kwestiën geen                     |
  |  B: mijner landgenooten. Als _zij_. bij                |
  |  C: mijner landgenooten. Als _zij_, bij                |
  |  B: Staten van Amerika. op het Congres                 |
  |  C: Staten van Amerika, op het Congres                 |
  |  B: Op den 9den December 1863 hield                    |
  |  C: Op den 9{den} December 1863 hield                  |
  |  B: opgenomen te worden. De wijsheid                   |
  |  C: opgenomen te worden.” De wijsheid                  |
  |  B: Marryland, en van zijn medestander,                |
  |  C: Maryland, en van zijn medestander,                 |
  |  B: Onmiddelijk werd hij naar Washington               |
  |  C: Onmiddellijk werd hij naar Washington              |
  |  B: gevolgd door een bloedblad, zoo                    |
  |  C: gevolgd door een bloedbad, zoo                     |
  |  B: zouden moeten voeren Het is niet                   |
  |  C: zouden moeten voeren. Het is niet                  |
  |  B: Excelentie Abraham Lincoln,                        |
  |  C: Excellentie Abraham Lincoln,                       |
  |  B: stede vermoord is De President begaf               |
  |  C: stede vermoord is. De President begaf              |
  |  B: Uw gehoorzamen dienaar,                            |
  |  C: »Uw gehoorzamen dienaar,                           |
  |                                                        |
  +--------------------------------------------------------+





*** End of this LibraryBlog Digital Book "Abraham Lincoln geschetst in zijn leven en daden" ***

Copyright 2023 LibraryBlog. All rights reserved.



Home