Home
  By Author [ A  B  C  D  E  F  G  H  I  J  K  L  M  N  O  P  Q  R  S  T  U  V  W  X  Y  Z |  Other Symbols ]
  By Title [ A  B  C  D  E  F  G  H  I  J  K  L  M  N  O  P  Q  R  S  T  U  V  W  X  Y  Z |  Other Symbols ]
  By Language
all Classics books content using ISYS

Download this book: [ ASCII | HTML | PDF ]

Look for this book on Amazon


We have new books nearly every day.
If you would like a news letter once a week or once a month
fill out this form and we will give you a summary of the books for that week or month by email.

Title: Het 'John Grier Home'
Author: Webster, Jean
Language: Dutch
As this book started as an ASCII text book there are no pictures available.


*** Start of this LibraryBlog Digital Book "Het 'John Grier Home'" ***


HET "JOHN GRIER HOME"



HET

"JOHN GRIER HOME"

DOOR

JEAN WEBSTER

20e--24e DUIZEND

[Illustratie]

SCHELTEMA & HOLKEMA'S
BOEKHANDEL & UITGEVERS-MIJ. N.V. AMSTERDAM



   Stone Gate, Worcester, Massachusetts.

                                       27 December.

Lieve Juddy,

Daar voor me ligt nu je brief. Ik las hem twee keer over en nog
altijd blijf ik paf van verbazing. Maar Judy! Hoe kan het ook in
godsnaam tot me doordringen! Jervis heeft jou de algeheele
verbetering van het John Grier Home als Kerstcadeau gegeven en nu wil
jij, op jou beurt, mij aan het hoofd van je modelinrichting zien!
Maar lieve deugd, Judy, moet ik, Sallie McBride, directrice worden
van een Vondelingengesticht! Beste kind, heb je je verstand tijdelijk
verloren of ben je misschien verslaafd geraakt aan het gebruik van
opium en is dit de dolle uitwerking van een koortsachtig, fantastisch
droombeeld? Ik ben even geschikt voor de leiding van een honderd
kinderen als voor de taak van oppasser in een dierentuin.

En als lokaas noem je daar een interessante Schotsche dokter?

Maar, mijn lieve Judy, -- ondanks alles mijn allerbeste lieve Judy,
-- heusch, ik doorzie je en ik weet al precies wat voor een gesprek
de twee Pendletons bij den open haard hebben gehouden.

"Is het niet zonde, dat Sallie het niet verder heeft gebracht sinds
ze van de Universiteit af is?" heeft Judy gezegd. "Ze moest een doel
voor oogen hebben inplaats van haar tijd met partijen en visites
maken te verknoeien!"

En dan zegt Jervis:

"Ja, en zij interesseert zich ook veel te veel voor dien
vervloekten jongen Hallock, die zoo aardig weet te praten en er zoo
keurig uitziet en daardoor zoo'n verbazend groot succes in de
dameswereld heeft. Ik heb staatslui nooit kunnen uitstaan! We moesten
haar wat afleiden en een groot doel voor oogen stellen, waardoor al
haar tijd in beslag wordt genomen... totdat het gevaar geweken is.
O Judy, ik heb een idee! We stellen haar aan het hoofd van het John
Grier Home!"

O, ik hoor het hem net zoo duidelijk zeggen alsof ik er zelf bij was
geweest! ja, maar vergeet niet dat je waarde echtgenoot en ik een
heel ernstig gesprek hadden, toen ik de laatste maal in de duiventil
op bezoek was. We spraken n.l.:

A. over het huwelijk.

B. over de laag-bij-de-grondsche idealen van staatslieden.

C. over het frivole, beuzelachtige leven, dat de zoogenaamde mondaine
vrouw leidt.

Zeg alsjeblieft aan je moreelen echtgenoot, dat ik grondig
doordrongen was van de waarheid van zijn woorden en wel met dit
gevolg, dat ik, sedert mijn terugkeer in Worcester, geregeld een
middag in de week de vrouwen van het gesticht tot tegengaan van
dronkenschap gedichten voorlees. Dus is mijn leventje werkelijk niet
zoo onnuttig en doelloos meer als je denkt!

Laat ik je ook even de verzekering geven, dat de bewuste staatsman
niet in mijn argeloos leventje gelijk een dreigende onweerswolk
verschijnt en dat hij in elk geval een veelbemind en goed
aangeschreven politicus is, ook al strookt zijn opvatting van
inkomende rechten, belastingen en arbeidersvereenigingen niet geheel
met de denkbeelden van Jervis.

Je wensch om mijn leven aan het algemeen welzijn te offeren is
ongetwijfeld zeer loffelijk en schoon, maar je moest het ook eens van
den kant van de arme vondelingetjes bekijken. Heb jullie dan
heelemaal geen medelijden met die arme hulpelooze bloedjes van het
John Grier Home, die absoluut aan mijn leiding overgelaten zouden
worden?!

Dan ben ik toch beter dan jullie, want ik heb wel degelijk medelijden
met de argelooze schapen en daarom wil ik ook de plaats, die je me
aanbiedt, niet aannemen.

Maar ik vind het heerlijk, dat je me uitnoodigt om je in New-York op
te zoeken, ofschoon ik je aan den anderen kant weer eerlijk moet
bekennen, dat ik niet al te enthousiast ben over het programma, dat
je hebt opgemaakt.

Streep alsjeblieft het bezoek aan de New-Yorksche weeshuizen en 't
ziekenhuis van Vondelingen door en zet er paar theaters, opera's en
een diner voor in de plaats! Ik heb twee nieuwe avondjaponnen
(dernier cri!) en een blauwen avondmantel met goud doorwerkt en
witten bontkraag.

Ik heb dollen lust om die ook in mijn koffer te pakken, dus
telegrafeer me maar dadelijk of je ernaar verlangt, Sallie McBride in
haar doen en laten te zien of dat je alleen maar de opvolgster van de
zeer geachte Mrs. Lippett wilt spreken.

                                       Als altijd,
                                       Je door en door frivole
                                       en voor verbetering onvatbare
                                       Sallie McBride.


P.S. Je invitatie kon op geen gelegener tijd komen. Een allerliefste
charmante jonge politicus, genaamd Gordon Hallock, zal de volgende
week in New-York vertoeven. En o, ik weet zeker dat je van hem zult
gaan houden als je hem beter kent.


P.S.2. Zooals Judy wel gaarne zou willen dat Sallie McBride haar
middagwandelingetje deed (zie pag. 7).

Maar Judy en Jervis, voor de laatste maal en met allen eerbied
gesproken, zijn jullie dan heelemaal gek?!


                                       John Grier Home.
                                       15 Februari.

Lieve Judy,

Gisteravond elf uur kwamen wij hier in een sneeuwstorm aan,
Singapore, Jane en ik. Het schijnt wel, dat directrices van
vondelingengestichten gewoonlijk geen kamermeisjes en Newfoundlanders
als gezelschap meebrengen; de nachtportier en de huishoudster, die
voor de plechtige ontvangst zorg droegen, vielen tenminste half om
van verbazing.

[Illustratie]

Zij hadden nog nooit zoo'n hond als Sing gezien, en dachten op zijn
minst dat ik een wolf in de schaapskooi binnensmokkelen wilde. Maar
ik stelde hen beiden omtrent zijn waarachtige hondenafkomst gerust,
zoodat de nachtportier zich zelfs aan een grapje waagde, nadat hij
Sings zwarte tong had bestudeerd. Hij wilde namelijk graag weten of
wij hem met boschbessenpudding voedden.

Het was erg moeilijk, voor mijn gezelschap een goede rustplaats te
vinden. Die arme Sing werd naar een loods verwezen, waar wij met
lappen op den grond zijn bed spreidden. Met Jane ging het niet veel
beter. Er was geen enkel groot bed in het gebouw, behalve een krib
uit het hospitaal, die nauwelijks 1.60 M. lang was. Je weet, dat mijn
goede Jane het tot een lengte van bijkans 1.90 M. heeft gebracht!
Maar toch wisten we haar in dat bedje te loodsen, waar ze den nacht
met opgetrokken knietjes, in den vorm van een half toegeknipt zakmes,
doorbracht. Vandaag strompelt zij met pijnlijk trekkende beenen door
het huis, openlijk tegen de laatste gril en escapade van haar
voortvarende meesteres protesteerend en vol heimwee verlangend naar
den tijd, waarop gezegd meesteresje weer in het bezit van een gezond
stel hersens zal zijn en met haar trouwe Jane naar de ouderlijke
haardstee in Worcester terug zal keeren.

Ik weet dat ze al mijn kansen bederft om bij de rest van den staf
populair te worden en dat het domste, wat ik ooit had kunnen doen,
was, dat ik haar hierheen bracht. Maar je kent nu eenmaal de
McBrides. De tegenwerpingen, die mijn familie maakte, wist ik een
voor een te overwinnen maar een conditie bleef gehandhaafd: Jane, hun
laatste houvast, moest mee. Dan wisten zij thuis ten minste, dat hun
kind goed te eten zou krijgen en niet elken dag tot laat in den nacht
zou opblijven. Nu, ik gaf toe, want als ik geweigerd had om dat goede
mensch mee te nemen, dan had ik zeker wel nooit den drempel van het
John Grier Home overschreden. Zoo zijn wij dus hier met ons drieën
aangeland en ik vrees, dat geen van de drie hier met open armen
ontvangen werd.

Vanmorgen wekte mij de gong om zes uur precies. Een tijd lang bleef
ik stil liggen, luisterend naar het lawaai, dat een 25 kleine meisjes
in de waschzaal boven mijn hoofd maakten. Het schijnt, dat zij niet
geheel gewasschen worden, alleen maar het gezicht, maar toch maakten
zij net zooveel leven als vijfentwintig kinderen maar maken kunnen,
die in een grooten waterplas spartelen. Ik stond op, kleedde mij aan
en inspecteerde den boel eens. Kleine diplomaat! Het was heel
verstandig, dat je me het gesticht niet eerst liet zien voordat je er
me als directrice aanstelde.

Omdat ik toch mijn kleine plichten bij de ontbijttafel had, scheen
dit mij een prachtige gelegenheid om mij aan de kinderen voor te
stellen, dus ging ik naar de eetzaal. Maar de eene schrik volgde op
de andere! Wat een ontzetting: die kale, vaalbruine muren en met zeil
bedekte tafels, en die rijen emaille kroezen en borden en al die
houten banken zonder leuning, terwijl als eenige versiering de
afschuwelijke spreuk boven ons aller hoofd prijkte: God de Heer
behoedt U! De regent, die het gesticht hiermee verrijkte, moet wel
een zeer ontwikkeld gevoel voor humor gehad hebben!

Heusch Judy, ik wist niet dat er een plekje op onze heerlijke aarde
was, zoo afgrijselijk als het John Grier Home, en toen ik daar die
rijen en rijen bleeke zwijgende kinderen zag zitten, allemaal in hun
blauw geruit katoenen uniform, werd ik plotseling door de groote
verantwoordelijke taak, die nu op mijn schouders rustte, overweldigd.
Het leek mij een onbereikbaar doel voor een enkele vrouw om
zonneschijn op die honderd bleeke gezichtjes te tooveren, die arme
kleine schepseltjes, die elk voor zich alleen een moeder noodig
hebben om hen te koesteren en te verwennen!

Ik ging met mijn welbekende voortvarendheid te werk, toen ik zoo maar
op je plan inging, gedeeltelijk omdat je dien dag zoo welbespraakt
was, maar hoofdzakelijk (dat beken ik je eerlijk), omdat Gordon
Hallock me zoo brutaal in mijn gezicht uitlachte toen hij hoorde, dat
ik (Sallie McBride) de uitverkoren directrice van het John Grier Home
was. Alles bij elkaar heeft me gehypnotiseerd. En daarbij komt
natuurlijk nog, dat ik voor het idee vuur en vlam vatte zoodra ik die
zeventien gestichten had bezocht en over niets dan vondelingen en nog
eens vondelingen had gelezen, zoodat ik niets liever wilde dan mijn
eigen ideeën in praktijk te kunnen brengen. Maar nu verrast het me
toch, dat ik hier werkelijk ben. Het is een reuzentaak, die ik op me
heb genomen. De toekomst en het geluk van meer dan honderd
menschenlevens ligt in mijn hand, om nog niet te gewagen van hun
drie- of vierhonderd kinderen en meer dan duizend kleinkinderen en
zoo kan ik wel doorgaan. Het is gewoonweg vreeselijk! Hoe zal ik het
ooit tot een goed einde brengen! Och Judy, toe, kijk naar een andere
directrice uit!

Jane zegt dat het al etenstijd is, maar nadat ik het genoegen smaakte
twee van de gestichtsmaaltijden te nuttigen, prikkelt het
vooruitzicht op een derde mij niet bijzonder.

* * * * *

Later: De staf kreeg schapenvleesch met spinazie en tapiocapudding
toe. Wat de kinderen kregen verzwijg ik maar liever.

O, ik zei je nog niets van mijn eerste officieele speech aan de
ontbijttafel! Ik begon over alle heerlijke veranderingen uit te
wijden, die nu in het John Grier Home zouden plaats vinden, dank zij
de edelmoedigheid van den Heer Jervis Pendleton, den President der
Regenten en van Mevrouw Pendleton, de lieve Tante Judy van elken
jongen en van elk meisje in huis.

Kom alsjeblieft er niet tegen in opstand, dat ik de Pendletonfamilie
zoo breedsprakig naar het front liet treden, ik deed het simpel uit
politieke beweegredenen. Daar de heele staf van het gesticht aanwezig
was, achtte ik het een schitterende gelegenheid om hen erop te
wijzen, dat alle veranderingen en nieuwe instellingen niet uit mijn
brein voortspruiten, doch rechtstreeks door de oppermacht in het
leven worden geroepen.

De kinderen luisterden met open mond, en wijd geopende oogen staarden
me uit elk bleek gezichtje aan. De verraderlijke kleur van mijn haar
zoowel als mijn brutale wipneus blijken geheel ongewone attributen
van een vondelingengesticht-directrice te zijn. Ook mijn collega's
gaven er openlijk blijk van, dat zij mij veel en veel te jong vonden
en te onervaren om zulk een taak van gewicht te vervullen.

Ik heb Jervis' prachtexemplaar van een Schotschen dokter nog niet
mogen zien maar ik verzeker je, dat hij wel erg interessant en
buitengemeen moet zijn om tegen de rest van de lui hier op te wegen.
Vooral tegen de inspectrice van de kinderkamer, Miss Snaith! We
kwamen al dadelijk in hevige botsing over het zeer gewone onderwerp:
"Versche Lucht", maar ik ben nu eenmaal vast van plan om het heele
gebouw van dien vreeselijken gestichtsstank te bevrijden, al zou ook
elk kind in een ijsmonument veranderen.

Het was een verrukkelijk zonnige sneeuwwinternamiddag en ik had
orders gegeven, dat die duffe, bedompte speelkamer gesloten moest
worden en alle kinderen buiten mochten spelen.

"Ze jaagt ons het huis uit", hoorde ik een vondelingetje pruttelen,
terwijl hij wanhopige pogingen aanwendde om in een minstens twee jaar
te klein overjasje te kruipen.

En allen stonden ze daar voor het huis op een rij, gekleed en wel,
geduldig wachtend op het oogenblik dat ze weer bij de gratie Gods
naar binnen mochten komen. Zoo stonden ze daar op een rij en speelden
geen krijgertje, en gooiden geen sneeuwballen en wreven elkaar zelfs
niet met sneeuw in, niets van dat al, die stumperds weten zelfs niet
wat spelen is!

* * * * *

Nog later.

Ik begin al met het prettige werk om je geld uit te geven. Vanmiddag
heb ik elf kruiken gekocht (de heele voorraad van het dorp) en ook
een paar wollen dekens en gewatteerde dekens, en nu staan de ramen in
de baby-slaapkamer wijd open. Die arme hummeltjes genieten op het
oogenblik het tot nu toe voor hen ongekende genot, om tenminste 's
nachts versche lucht in te kunnen ademen.

Er zijn wel een honderdduizend dingen, waarover ik te keer zou willen
gaan, maar het is al half elf en Jane bromt dat ik nu _eindelijk_
naar bed moet.

                                       Je gehoorzame
                                       Sallie McBride.


P.S. Voor ik eronder kroop, trippelde ik nog even de gang door om me
ervan te overtuigen, dat alles in orde was en wat denk je wel, dat ik
daar moest ontdekken? Miss Snaith, die stiekem probeerde de ramen van
de baby-kamer te sluiten. Zoodra ik voor haar een mooie plaats in een
dameshofje weet, stuur ik haar daarheen.

Jane neemt me de pen uit mijn hand. Ik gehoorzaam wijselijk.

                                       Slaap wel!


                                       John Grier Home,
                                       20 Februari.

Lieve Judy,

Dr. Robin MacRae liep van middag hier aan om met de nieuwe directrice
kennis te maken. Toe Judy, vraag hem bij zijn eerste bezoek in
New-York ten eten, dan kun je zelf zien, wat je echtgenoot heeft
gedaan! Jervis heeft het heel en al mis wanneer hij werkelijk denkt,
dat een van de voornaamste voordeelen, aan mijn positie hier
verbonden, het dagelijksch discours met een man van Dr. MacRae's
beschaving en karakter en geleerdheid en charme is.

Hij is lang en mager, met zandkleurig haar en koude, grijze oogen.
Gedurende het uur, dat hij in mijn gezelschap doorbracht (ik was
werkelijk heel levendig), kwam er geen schaduw van een glimlach over
de rechte lijn van zijn vastbesloten mond. Kan er licht uitgaan van
zulk een sombere natuur? Ik geloof het niet, maar in elk geval zou ik
graag weten, wat er toch met dien man gebeurd is. Heeft hij de een of
andere afgrijselijke misdaad achter den rug of is zijn natuur slechts
zoo door zijn Schotsche afkomst? Hij is even gezellig en onderhoudend
als een granieten grafsteen!

Klaarblijkelijk houdt onze dokter niet meer van mij dan ik van hem.
Hij denkt dat ik frivool en inconsequent ben en absoluut ongeschikt
voor de vertrouwenspositie, die ik hier inneem. Ik durf er op te
wedden, dat Jervis nu al een brief van hem heeft met het verzoek om
mij van hier weg te sturen.

Wat de conversatie betrof, hier waren wij het roerend eens. Hij
besprak lang en breed de verantwoordelijkheid die op de schouders van
de directrice rust, betreffende het physieke en moreele welzijn van
de haar toevertrouwde kinderen, terwijl ik mijn ontevredenheid uitte
over de afschuwelijke wijze, waarop onze kinderen hun haar dragen.

Om dit te bewijzen, riep ik Sadie Kate naar binnen, mijn speciaal
boodschappenvondelingetje. Haar haar is stijf naar achteren getrokken
en eindigt in twee vastgevlochten staartjes. Maar Dr. MacRae schijnt
hier weinig om te geven. Zijn grootste zorg is de toestand van de
magen van onze kinderen. Wij hebben ook het onderwerp van roode
onderrokken uitvoerig besproken. Ik vind, dat geen meisje eenig
zelfrespect kan hebben, wanneer haar roode onderrok ruim 3 c.M. onder
haar blauw geruit katoenen jurk uitkomt, maar hij meent, dat roode
vondelingen-onderrokken heel lekker warm en tevens hygiënisch zijn.
Ik voorzie een strijd op leven en dood voor de nieuwe directrice.

Maar toch is er met het oog op den dokter één ding, waarvoor ik hem
dankbaar moet zijn. Hij is haast even kort hier als ik en kent dus de
tradities van het gesticht evenmin als ik. Ik geloof, dat ik met den
vroegeren dokter in het geheel niet had kunnen opschieten, want te
oordeelen naar de sporen van zijn wetenschap, die hij hier heeft
achtergelaten, wist hij net zooveel van babies af als de een of
andere veearts!

Den staf heb ik nog eens flink onder handen genomen, maar niettemin
vertelde de kokkin mij vanmorgen, dat het John Grier Home
Woensdagavond maïzenapap moet slikken.

Zoek je al hard naar mijn opvolgster? Ik blijf hier tot ze komt, maar
maak alsjeblieft wat voort!

                                       Je vastbesloten
                                       Sallie McBride.


                                       Directrice-kamer,
                                       John Grier Home,
                                       21 Februari.

Beste Gordon,

Voel je je nog altijd beleedigd omdat ik je raad niet heb opgevolgd?
Weet je dan niet, dat een roodharig persoontje met Iersche
voorvaderen en een groot Schotsch gehalte in haar bloed, zich niets
laat voorschrijven, maar alleen kalmpjes aan geleid kan worden? Als
je niet op zoo'n overheerschers-toon had gesproken, zou ik beslist
lief hebben geluisterd en waarschijnlijk behouden zijn gebleven,
terwijl het nu zoo heel anders is geloopen. Eerlijk moet ik je
bekennen, dat ik al vijf lange dagen ons kibbelpartijtje betreur. Jij
hadt gelijk en ik niet en zooals je ziet, kom ik daarvoor nu openlijk
uit. Indien ik hier ooit weer heelhuids vandaan kom, zal ik steeds
(tenminste bijna steeds) me aan je wijs oordeel onderwerpen. Kan een
vrouw een ootmoediger houding aannemen dan ik?

De romantische glans, die Judy over dit vondelingenasyl uitbreidde,
bestaat alleen in haar dichterlijke verbeelding. Het is hier
verschrikkelijk! Woorden kunnen niet beschrijven hoe treurig en
leelijk en benauwend dit huis is: lange gangen en kale muren, blauwe
katoenen uniform, stompzinnige stumperdjes, die in geen enkel opzicht
op gewone kindertjes lijken, daar heb je het John Grier Home! En dan
die vreeselijke gestichtslucht! Het is een mengsel van natte,
geschrobde vloeren, opgeluchte zalen en de etenslucht van voedsel
voor een honderd wezens, dat altijd op de kachels stoomt.

Het huis moet niet alleen veranderd en nieuw opgetrokken worden, elk
kind moest ook een goede beurt krijgen en dat is een
onverantwoordelijke Hercules-taak voor zulk een zelfzuchtig luxueus
lui wezentje als Sallie McBride is. Ik leg mijn taak gewillig neer
zoodra Judy een goede opvolgster voor mij heeft, maar ik ben erg bang
dat dat niet al te spoedig gebeuren zal! Zij is nu naar het Zuiden
vertrokken en laat mij, arme schipbreukeling, hier achter. En nadat
ik mijn woord heb gegeven, kan ik natuurlijk haar en het gesticht
niet in den steek laten, maar ik wil je wel bekennen, dat ik al
aardig heimwee heb.

Schrijf mij maar eens een lieven opgewekten brief en stuur me wat
bloemen om mijn zitkamer wat op te fleuren. Ik erfde het meubilair en
al van Miss Lippett. De muur is met een roodbruin behangselpapiertje
bekleed, de stoelen met schelblauw pluche versierd en dan prijkt er
ook nog een verguld tafeltje. De domineerende kleur in het tapijt is
groen en als je dan nog aan een paar rozeknopjes denkt, heb je mijn
regenboog goed geraden.

Ik was op dien laatsten avond werkelijk mal, maar je wraakzucht op de
arme Sallie zal nu wel bekoeld zijn.

                                       In zak en asch,
                                       Sallie McBride.


P.S. je hadt niet zoo over dien Schotschen dokter behoeven uit te
varen. De man is zoo norsch en stug als alleen een "Scotch" zijn kan.
Ik had al dadelijk een afschuw van hem en hij even sterk van mij. O,
Gordon, wat zullen die Iersche en die Schot lief samenwerken!


                                       John Grier Home.
                                       22 Februari.

Mijn lieve Gordon,

Je uitvoerig schrijven ligt hier voor me. Ik weet, beste jongen, dat
je over groote buidels geld beschikken kunt, maar dat is nog geen
reden om er zoo schandalig mee te smijten. Wanneer je er zoo vurig
naar verlangt om je te kunnen uitspreken, zoodat alleen een
honderd-woorden-telegram de uitbarsting kan verhoeden, stuur me dan
in elk geval een uitgesteld telegram, dat kost maar de helft en mijn
kinders kunnen dat geld best gebruiken als je er geen raad mee weet.

En dan, mijn lieve jongen, gebruik een klein deeltje van je gezond
verstand! Natuurlijk kan ik het gesticht niet op die manier verlaten,
zooals je me dat voorstelt, dat zou toch allesbehalve fair tegenover
Jervis en Judy zijn. Neem het niet als een hatelijkheid op maar
bedenk, dat ik al jaren lang, al heel lang voordat ik jou kende, goed
bevriend met hen was en ik heb geen lust om ze nu te laten stikken.
Ik kwam hier in een, laten we zeggen, avontuurlijke bui, en nu moet
ik maar zien hoe ik mij er doorheen sla. Je zoudt het niet aardig
vinden als ik zulke dingen als een soort van sport beschouwde, maar
mijn lieve beste Gordon, daarom behoef ik toch aan den anderen kant
niet mijn heele leven lang in dit gesticht te slijten? Ik ga hier
dadelijk vandaan zoodra ik mijn post met eer en goed fatsoen kan
verlaten en werkelijk, ik behoorde dankbaar te zijn dat de Pedletons
mij waardig achten zulk een post van vertrouwen te bekleeden.
Ofschoon jij, mijn beste vriend, er niets van vermoedt, bezit ik toch
een goede dosis handigheid, en meer gezond verstand dan de
oppervlakkige wereld op het eerste gezicht zou denken. En als ik me
met hart en ziel aan deze taak wijd, zal ik de beste directrice zijn,
die 111 vondelingetjes zouden kunnen wenschen!

Ik vermoed dat je dit grappige onzin vindt. Het is toch heusch waar
en Judy en Jervis wisten dit wel en vroegen me juist daarom hier te
komen. Dus, zie je, als zij nu toonen dat ze zooveel vertrouwen in
mij stellen, kan ik mij er niet op de brute manier, als jij mij
voorstelt, van afmaken. En zoolang ik hier ben, zal ik zoo hard,
werken als iemand met den besten wil slechts werken kan. Wanneer dan
mijn opvolgster komt, zal ze alles in de goede richting veranderd
vinden.

Maar toch moet je niet gelooven dat ik bij al die drukte niet erg
heimwee heb. O, als je wist! Elken morgen, wanneer ik wakker word,
staar ik als in een droom naar Miss Lippett's behangseltje en krijg
ik een koude rilling als ik weer tot de werkelijkheid terugkom.

[Illustratie]

Lieve deugd, hoe kwam ik zoo stom, om mijn lief gezellig thuis en
mijn heerlijk leventje, dat mij van rechtswege toekomt, den rug toe
te keeren?! Ik ben het geheel met je eens, dat ik een tijdelijken
aanval van idiotisme had.

Maar waarom, vraag ik me af, maak jij toch zoo'n herrie? In elk geval
zul je me nu toch niet kunnen zien, want Worcester ligt even ver van
Washington af als het John Grier Home en dan wil ik daar nog wel aan
toevoegen, dat er hier in de heele buurt geen enkel manlijk wezen is
dat rood haar bewondert, terwijl je er in Worcester wel een paar van
dat soort vindt! Dus, allerverschrikkelijkste man, bedwing je woede
en wees weer goed. Ik deed het niet alleen om me tegen jou te
verzetten, ik wilde ook een avontuurtje in mijn leven hebben, lieve
deugd... lieve deugd... ik heb er een....

Toe, schrijf me nu als een goede boy en vroolijk me wat op.

                                       Je steeds deemoedige
                                       Sallie.


                                       John Grier Home.
                                       22 Februari.

Lieve Judy,

Vertel eens aan Jervis, dat ik niet overijld ben in het vormen van
mijn oordeel. Ik heb een lieve zonnige onbevooroordeelde natuur en ik
hou van iedereen, tenminste van bijna iedereen, maar met den besten
wil van de wereld zou niemand van dien Schotsen dokter kunnen houden.
HIJ LACHT NOOIT -- NOOIT!

Vanmorgen bezocht hij me weer. Ik noodigde hem uit om het zich in een
van Miss Lippett's stoelen gemakkelijk te maken en nam tegenover hem
plaats, om een harmonisch geheel te vormen. Hij was in een
mosterdkleurig pak gestoken met een groene das, die nog een glimp van
geel in haar weefsel vereenigde -- juist de kleur, die een beetje
leven aan een Schotsch moeras moet geven. Purperen sokken en een
roode das met een amethysten dasspeld voltooiden het schilderij.
Klaarblijkelijk voelt je exemplaar van een interessanten dokter niet
de moreele plicht op zich rusten, om het schoonheidsgevoel van de
vondelingen te veredelen.

Gedurende het kwartier, dat hij bij mij doorbracht, beschreef hij
kort en bondig alle veranderingen, die _hij_ in het gesticht wenschte
aan te brengen. Ja, dat is zeker _zijn_ werk! En wat zijn dan, als ik
vragen mag, de rechten en plichten van de directrice? Is zij alleen
een stroopop, die slechts de orders van den toezicht houdenden
geneesheer heeft aan te nemen?

Ik geloof, dat MacBride en MacRae spoedig op voet van oorlog zullen
staan!

                                       Je uiterst verontwaardigde
                                       Sallie.


                                       John Grier Home.
                                       Maandag.

Geachte Dr. MacRae,

Ik zend u dit briefje door Sadie Kate, daar het absoluut onmogelijk
blijkt, u telefonisch te bereiken. Is het vrouwspersoon, dat zich
Mrs. McGur-rk noemt en midden in een zin de telefoon liefelijk aan
den haak hangt, uw huishoudster? Als zij dikwijls aan de telefoon
komt, begrijp ik niet hoe uw patienten nog het geduld bezitten, om u
op te bellen.

Daar u vanmorgen niet verscheen en de schilder wel, was ik gedwongen
op eigen houtje een mooie korengele kleur uit te zoeken voor de muren
van het nieuwe laboratorium en ik vertrouw dat deze kleur niet
onhygiënisch zal zijn.

Wanneer u vanmiddag misschien een oogenblikje kunt missen, wilt u
zeker wel even naar Dr. Brice in Water-Street tuffen om naar een
tandarts-stoel en toebehooren te kijken, die daar voor den halven
prijs worden aangeboden. Mij dunkt, dat als zijn heele uitrusting in
een hoekje van ons laboratorium prijkt, Dr. Brice zijn 111 nieuwe
patientjes met veel meer spoed zal kunnen behandelen, dan wanneer wij
ze één voor één naar Water-Street transporteeren. Vindt u dat
geen practisch idee? Midden in den nacht schoot het mij ineens te
binnen, maar daar ik nog nooit een tandarts-stoel heb gekocht, zou ik
uw advies op hoogen prijs stellen.

                                       Hoogachtend,
                                       S. McBride.


                                       John Grier Home.
                                       1 Maart.

Liefste Judy,

Zet dien telegram-stroom stop!

Ik weet natuurlijk dat je van alles, wat er gebeurt, op de hoogte
wilt blijven en ik zou graag elken dag een bulletin willen zenden,
maar werkelijk, ik ben geen oogenblik vrij. 's Avonds, wanneer ik in
mijn bedje kruip, ben ik zoo doodmoe dat ik er liefst met kleeren en
al in zou willen gaan, als Jane's strenge discipline tegen zulke
buitensporigheden niet in opstand kwam.

Als ik later wat meer routine onder de luidjes breng en alles als een
draaiorgel afloopt, zal ik de uitvoerigste en beste verslaggeefster
worden, die je je wenschen kunt.

Het laatst schreef ik je vijf dagen geleden, is het niet? Nu, in die
vijf dagen is er heel wat gebeurd. Dr. MacRae en ik hebben een soort
veldtochtsplan opgemaakt en brengen hier nu alles in oproer. Ik mag,
hem hoe langer hoe minder lijden, maar wij hebben een soort
bondgenootschap gesloten en als werker is die man een prachtige hulp.
Ik heb altijd gedacht, dat ik zelf genoeg wilskracht bezat, maar als
er nu een verbetering aangebracht moet worden, volg ik al zwoegende
zijn spoor, terwijl hij baan breekt. Hij is zoo halsstarrig en koppig
en buldoghonderig als een Schot maar zijn kan, maar aan den anderen
kant bezit hij een groot verstand en heeft hij veel kennis van
babies, d.w.z. hij is volkomen op de hoogte van hun physieken
toestand, want voor die kleintjes heeft hij net zooveel gevoel als
voor een troep kikkers, die hij voor de vivisectie noodig heeft.

Herinner je je nog wel, dat Jervis ons op een avond meer dan een uur
op een betoog over de prachtige menschlievende denkbeelden van den
dokter heeft vergast? C'est à rire! De man beschouwt het John Grier
Home alleen als zijn eigen laboratorium, waar hij naar hartelust
wetenschappelijke proeven kan nemen zonder lastige liefhebbende
ouders als tegenstanders. Ik zou heelemaal niet verwonderd staan te
kijken als ik hem op een goeden dag verraste, terwijl hij
roodvonk-bacillen in de havermout van de babies mengde om met een
nieuw uitgevonden serum proeven te nemen.

Van den heelen staf vind ik de twee eenige, die werkelijk voor hun
taak berekend zijn: de onderwijzeres van de kleintjes en den stoker.
Je moest eens zien hoe onze kinderen op Miss Mathews aanstormen en
haar van alle kanten bespringen en naar haar opkijken, met
gezichtjes, bedelend om een liefkoozing, terwijl ze pijnlijk beleefd
tegenover de andere onderwijzeressen blijven! Kinderen voelen zoo
gauw wie ze voor zich hebben! Ik zou het vreeselijk vinden als ze zoo
erg beleefd tegen mij waren. Nu ik zoo'n beetje op de hoogte van het
leven hier raak en precies weet, wat en wie ik noodig heb, zou ik wel
een algeheele opruiming willen houden. Het liefst zou ik met Miss
Snaith beginnen, maar ik heb de treurige ontdekking gedaan, dat zij
de bloedeigen nicht van een van onze regenten is en dus absoluut niet
geschikt voor uitverkoop. Het is een onbeduidend willoos schepseltje
zonder kin (je weet, dat bij wilskrachtige menschen dit lichaamsdeel
zeer ontwikkeld is), met fletse oogen, en die daarbij, tot overmaat
van ramp, nog altijd door haar neus spreekt en door haar mond
ademhaalt. Zij kan nooit eens zeggen, waarop het staat en dan haar
mond houden. Al haar zinnen eindigen in een onbepaald en
onverstaanbaar gemompel. Telkens, wanneer ik die vrouw zie, voel ik
mijn vingers jeuken, om 'r bij de schouders beet te pakken en haar
een wil in te gieten. En die Miss Snaith had het toezicht over 17
kleine dreumesjes van twee tot vijf jaar! In elk geval heb ik haar,
zonder dat zij er iets van heeft begrepen, naar een ondergeschikte
positie verplaatst, het beste wat ik doen kon, nu zij eenmaal niet
weggestuurd kan worden, dank zij haar hooggeplaatste familie!

De dokter heeft voor mij een allerliefst meisje gevonden, dat hier
twee mijlen vandaan woont en elken dag komt om op onze kleintjes te
passen. Zij heeft lieve, groote bruine oogen (met een zachten glans
erover, net als bij een koe) en echt moederlijke bewegingen. (Ze is
haast negentien jaar). En de kinderen zijn dol op haar! Aan het hoofd
van de kinderkamer heb ik een lieve goedaardige vrouw van middelbaren
leeftijd geplaatst, die zelf vijf kinderen heeft en wier handen naar
het werk staan. Onze dokter heeft ook haar hierheen gebracht. Je ziet
dus dat hij nuttig kan zijn! Voor den vorm staat ze onder Miss
Snaith, maar in werkelijkheid moet die alles doen wat zij aangeeft.
Ik kan nu tenminste rustig gaan slapen zonder het beklemmend gevoel,
dat de babies ongemerkt langzaam vermoord worden!

Je ziet dus, dat de verbeteringen al in vollen gang zijn en hoewel ik
mij met bewonderenswaardig geduld aan de goede verstandige wenken van
den dokter onderwerp, laat dat alles mij toch dikwijls vrij koud.
Weet je, Judy, het groote vraagstuk, dat mij maar niet met rust laat,
blijft steeds: hoe kan ik genoeg warmte en liefde en zonneschijn over
al die arme, verlaten menschenzieltjes uitstorten, Ik weet zeker dat
de dokter, met al zijn geleerdheid, me hierin niet kan helpen.

Een van de meest dringende zaken, wat de verstandelijke leiding van
ons huis aangaat, is wel het juiste bijhouden der boeken, want die
zijn schandelijk verwaarloosd. Mrs. Lippett had een groot, zwart
boek, waarin zij af en toe aanteekeningen maakte over de familie van
de kinderen, hun gedrag en gezondheid, maar weken lang hield ze het
boek soms niet bij en als een familie een kind wil aannemen kunnen
wij in de meeste gevallen nog niet eens zeggen, hoe het schaap bij
ons belandde.


   Where did you come from, baby dear?
   The blue sky opened, and I am here,


is de beste beschrijving van hun aankomst.

Wij moeten een goede kracht hebben, die de streek bereist en alle
mogelijke gegevens over onze kinderen verzamelt. Het zal heusch niet
zoo moeilijk zijn, want de meeste van mijn pleegkinderen hebben nog
familieleden. Zou je Janet Ware daarvoor niet geschikt vinden? Je
weet hoe prachtig zij kon uitzuinigen en ze leefde gewoonweg van
tabellen en inspectiereizen.

Ik moet je ook nog meedeelen, dat het John Grier Home een zeer
nauwkeurig geneeskundig onderzoek doorstaat met het treurig
resultaat, dat tot dusverre van de 28 arme stumperds er maar vijf mee
door konden en die vijf waren hier nog niet lang.

Herinner je je die leelijke, groene ontvangkamer op de eerste
verdieping? Ik heb zooveel mogelijk van zijn groenheid weggedaan en
hem voor laboratorium voor onzen dokter ingericht. Er staan nu
weegtoestellen en medicijnflesschen en dan, wat er nog de meest
geneeskundige tint aan geeft, een tandarts-stoel en een van die
heerlijke plombeermachines (tweedehands van Dr. Brice in het dorp
gekocht, die tot belooning van zijn patientjes, wit email en nikkelen
plaatjes er mede inzet.) Die plombeermachine ziet er als een
afschrikwekkend monster uit en ik krijg een heel slechten naam, omdat
ik ze hierheen heb gebracht, maar elk klein slachtoffer, dat er
gevuld vandaan komt, mag eene week lang elken morgen in mijn kamer
komen om er twee flikjes in ontvangst te nemen.

Hoewel onze kinderen niet altijd dapper zijn, blijken het toch echte
vechtersbazen te wezen. Zoo heeft de kleine Thomas Kehoe den duim van
den tandarts bijna in tweeën gebeten, nadat hij een heele tafel met
instrumenten omver had gegooid en zoo zie je, dat er zoowel
lichamelijke kracht als moed vereischt wordt om de tandheelkundige
dienst in het John Grier Home te vervullen.

Ik werd daar juist in mijn brief onderbroken door een welwillende
dame, die het gesticht wenschte te zien. Zij stelde een vijftigtal
hoogst onbeduidende vragen, nam een uur van mijn kostbaren tijd in
beslag, veegde eindelijk een traan van haar dorre, maagdelijke wangen
en liet een dollar achter voor "die arme, kleine schapen".

[Illustratie]

Tot dusver zijn mijn arme, kleine schapen niet al te enthousiast over
de aangebrachte veranderingen. Ze voelen heel weinig voor den
plotselingen stroom van versche lucht en den watervloed, die over hen
wordt uitgestort. Ik heb twee baden per week ingesteld en zoodra wij
genoeg kuipen hebben en een paar extra douches, krijgen ze er elken
dag een.

Maar ten slotte heb ik toch een bij allen hoogst welkome verandering
ingesteld: onze dagelijksche rekening voor eten heb ik vergroot, een
wijziging, die door onze kokkin als een zeer groote last en door den
verderen staf als een overbodige geldverspilling wordt beschouwd.
ZUINIGHEID, in reuzenletters geschreven, heeft zoo vaak als
hoofdregel van het gesticht gegolden, dat het een deel van zijn
godsdienst begon uit te maken. Ik verzeker mijn schuchtere
medewerkers wel twintig maal per dag, dat de middelen, dank zij de
edelmoedigheid van onzen president, verdubbeld zijn, terwijl ik van
Mevrouw Pendleton nog een vaste toelage heb gekregen voor nuttige
uitgaven, zooals roomijs, maar toch kunnen zij er niet over heen, dat
het beslist geldverspilling is om deze kinderen op die wijze te
voeden.

De dokter en ik hebben met zorg het menu van den laatsten tijd
bestudeerd en zijn beiden al evenzeer verbaasd over de werking van de
hersens, die zoo iets hebben kunnen samenstellen. Hier heb je een van
de meest voorkomende avondmaaltijden:


   Gekookte Aardappelen,
   Gekookte Rijst,
   Maizenapudding.


Het verwondert me nog, dat de kinderen iets meer dan 111 propjes meel
geworden zijn.

Als je het instituut rondkijkt, zou je geneigd zijn Robert Browning
als volgt te citeeren:


   "There can be heaven; -- there must be hell;
   Meantime, there is the John Grier -- well!"


                                       S. McB.


                                       John Grier Home.
                                       Zaterdag.

Lieve Judy,

Dr. Robin MacRae en ik vochten gisteren weer over het een of ander
bagatel (ik had gelijk) en sedert dien tijd heb ik onzen dokter een
specialen lievelingsnaam geschonken. "Goeden morgen, waarde vijand",
luidde vandaag mijn ochtendgroet, die hem ten zeerste ontstelde. Hij
beweerde, dat hij niet als een vijand beschouwd wil worden en hij is
ook niet in het minst strijdlustig -- zoo lang ik mij liefelijk naar
zijne wenschen richt!

Wij hebben twee nieuwe kinderen, Isidor Gutschneider en Max Yog, die
ons door de Baptist Ladies' Aid Society op ons dak zijn gestuurd.
Waar ter wereld zouden die kinderen zoo'n godsdienst opgepikt hebben?
Ik wou ze eerst niet nemen, maar die arme dames waren zeer
welbespraakt en ze betalen de vorstelijke som van $ 4.50 per kind,
dus hebben we er nu 113. Het is dus overvol, zooals je wel begrijpt!
Ik heb een half dozijn babies weg te geven. Vind jij nu eens een paar
lieve families voor mij uit, die ze willen aannemen!

Je weet, dat het heel lastig is om niet precies te weten hoe groot je
familie is, maar de mijne schijnt van dag tot dag te varieeren,
evenals de koers van de markt. Ik zou het wel graag op pari willen
houden. Wanneer een vrouw meer dan honderd kinderen heeft, kan ze
niet allen die zorg en toewijding geven, waarop ze aanspraak
hebben.


                                       Maandag.

Deze brief heeft twee dagen op mijn lessenaar gelegen zonder dat ik
den tijd kon vinden om er een postzegel op te plakken, maar nu heb ik
een heelen vrijen avond en zal ik er nog een paar zijdjes aan
toevoegen voordat ik hem de zonnige reis naar Florida laat maken.

Ik begin zoo langzamerhand eenig verschil in de gezichten van mijn
kinderen op te merken. Eerst scheen het, of ik ze nooit uit elkaar
zou kunnen houden, ze leken met die afschuwelijke uniform aan zoo
allerverschrikkelijkst naar één model geknipt.

[Illustratie]

Schrijf nu alsjeblieft niet dadelijk terug, dat je alle kinderen in
nieuwe kleeren gestoken wilt hebben. Ik weet, dat je dat wilt, je
hebt het me al minstens vijf keer gezegd. Over een maand ongeveer zal
ik zoover zijn, om ook dit vraagstuk te overdenken, maar tot dien
tijd zijn er belangrijker zaken, die geregeld moeten worden, dan de
buitenkantjes van mijn kinders!

Ik kan er niet langer in dubio over zijn -- zoo'n heele menigte
weesjes spreken niet tot mijn hart, en ik ben bang, dat het
veelbesproken en bezongen moederinstinct in mijn boezem geen plaatsje
heeft gevonden. Neutraal bekeken, zijn kinderen kleine vuile
wezentjes met neusjes, die steeds vragen gesnoten te worden. Hier en
daar pik ik er een kleine rakker uit, die wel een glimp meer
belangstelling opwekt, maar voor de rest is het een groote massa van
witte gezichten en blauwgeruit katoen.

Toch nog met één uitzondering: Sadie Kate Kilcoyne maakte zich, al
van den eersten dag af aan, uit de groote massa kenbaar en eigent
zich het recht toe, dit te mogen blijven doen. Ze is mijn speciaal
boodschappenmeisje en zorgt ervoor, dat het mij geen dag aan een
vermakelijke scène ontbreekt. Geen kattekwaad is er in de laatste
acht jaar in het gesticht uitgevoerd, of het plan ontsproot aan het
avontuurlijk, abnormaal ondeugend brein van deze jonge dame. Zij
heeft, in mijn oogen althans, een zeer merkwaardige geschiedenis
achter den rug, ofschoon ik wel begrijp, dat het in
vondelingenkringen een zeer alledaagsche is. Elf jaar geleden werd
zij op de stoep van een Thirty-ninth Street huis gevonden, slapende
in een kartonnen doos, welke geëtiketteerd was "Altman & Co." "Sadie
Kate Kilcoyne, vijf weken oud. Weest goed voor haar", stond met
drukletters op een van de zijkanten te lezen.

De politieagent, die haar opnam, bracht haar naar Bellevue, waar de
vondelingen, al naar gelang van hun aankomst, om de beurt Katholiek
en Protestant worden gedoopt en ingeschreven met volstrekte
onpartijdigheid, en onze Sadie Kate werd, ondanks haar naam en
blauwe, Iersche oogen, tot Protestante gemaakt. Hier wordt ze nu met
den dag al Ierscher en Ierscher, maar, overeenkomstig haar doop,
protesteert ze al luider en luider tegen elke kleinigheid in het
leven.

Haar twee kleine zwarte vlechtjes steken altijd in tegenovergestelde
richting aan weerskanten van haar hoofd uit, haar klein apensnoetje
straalt van ondeugendheid. Ze is handig en vlug als een heuschig
apenkindje en je moet haar den heelen dag bezig houden. De
aanteekeningen van haar zouden bladzijden in het register beslaan!
Het laatste verhaal luidt als volgt:

"Maggie Geer overgehaald een deurknop in haar mond te stoppen.
Bestraffing: om 1 uur 's middags naar bed en droog brood voor
avondeten".

Het schijnt, dat Maggie Geer begiftigd is met een mond van
buitengewone elasticiteit en wel den deurknop in haar mond kon
krijgen, maar er niet meer uit kon halen. De dokter kwam erbij te pas
en loste het probleem vernuftig met een beboterde laarzentrekker op.
Sedert heeft hij het arme schaap de "beboterde Maggie" gedoopt.

Je kunt je voorstellen hoe zeer mijn brein erop bedacht is, elk vrij
oogenblik van Sadie Kate's bestaan te benutten!

Er zijn wel honderdduizend dingen, die ik met onzen President zou
willen bespreken. Ik vind het ook lang niet aardig van jou en hem, om
mij met je Vondelingengesticht op te schepen en zelf voor je pleizier
naar het Zuiden te reizen. Het zou een goede straf voor je zijn als
ik alles averechts verkeerd deed! Denk aan mij, arme, terwijl je in
je eigen auto langs prachtige lanen tuft en bij dichterlijk maanlicht
onder de palmboomen wandelt, aan mij, die van een New-Yorksche
Maartregenbui geniet en voor 113 babies zorgt, waarvoor jullie
feitelijk de lasten moesten dragen... en weest dankbaar!

                                   Ik blijf (voor een beperkten tijd)
                                   S. McBride.


                                       John Grier Home.

Waarde vijand,

Ik zend u hierbij, onder separaat couvert, Sammy Speir, die niet bij
uw morgenbezoek aanwezig was. Miss Snaith kwam als mosterd na den
maaltijd met hem aan, toen u al lang weg was. Wilt u alsjeblieft zijn
duim eens onderzoeken? Ik heb nog nooit geweten, wat fijt was, maar
ik geloof zeker, dat wij daarvan hier een geval hebben.

                                       Hoogachtend,
                                       S. McBride.

[Illustratie]


                                       John Grier Home.
                                       6 Maart.

Lieve Judy,

Ik weet nog niet of de kinderen van mij gaan houden, ja of neen, maar
een feit is het dat ze van mijn hond houden. Tot op heden is er nog
geen levend wezen door de poort gegaan, dat zoo populair was als mijn
Singapore. Elken middag mogen drie jongens, die zich dien dag
absoluut onberispelijk gedragen hebben, hem borstelen en kammen,
terwijl drie andere brave jongens hem zijn eten en drinken mogen
geven. Maar elken Zaterdagmiddag stijgt de vreugde ten top, want dan
mogen drie modeljongens hem een heerlijk reinigingsbad geven met warm
water en vlooienzeep, en het privilege, Sing's dienaar te mogen
wezen, begint langzamerhand de eenige prikkel te worden, waarvan ik
gebruik wil maken om de discipline onder hen te houden.

Maar is het ook niet vreeselijk onnatuurlijk voor die arme kinderen,
dat ze zoo buiten leven en nooit iets mogen liefkoozen, vooral als ze
nog meer dan andere kinderen zoo verlangen iets of iemand lief te
hebben. Ik zal zorgen, dat ze iets hebben om te vertroetelen en aan
te halen, al moest ik ook al mijn geld voor een menagerie uitgeven.
Zou je me niet een paar baby-krokodillen en een pelikaantje kunnen
meebrengen? Alles wat maar leeft, zal ik met open armen ontvangen en
mijn kinders eveneens!

Dit zou eigenlijk de eerste "Regentendag" geweest zijn. Ik vind het
heerlijk, dat Jervis een simpele, zakelijke bijeenkomst in New-York
heeft gearrangeerd, want hier zijn wij nog niet op een parademiddag
voorbereid, maar we willen hopen dat ik den eersten Woensdag in April
iets goeds heb te toonen. Als maar alle denkbeelden van den dokter en
een paar van de mijne verwezenlijkt mogen worden, zullen onze
Regenten groote oogen opzetten als zij de ronde door het gebouw doen.

Ik heb juist een menu voor de volgende week opgemaakt en het in de
keuken opgehangen, zoodat onze vertoornde kokkin er volop van
genieten kan. Verandering is een woord, dat tot nu toe nog niet in
het John Grier Home bekend is geweest. Jij zoudt nooit hebben kunnen
vermoeden, welke heerlijke verassingen ons nog wachten: Bruinbrood en
wittebrood en Graham broodjes, maïzena, rijstpudding met een macht
kranten erin, dikke groentensoep, Macaroni op zijn Italiaansch
bereid, polenta-cake met stroop, appelmoes, appelbeignets,
gemberbrood, en o, nog zooveel meer! Nadat onze grootste meisjes ons
geholpen zullen hebben in het bereiden van al die heerlijke kostjes,
zullen zij wel in staat zijn op goeden voet met hun toekomstige
heeren gemaal te blijven!

O, lieve deugd! Ik verknoei mijn tijd met al die beuzelpraatjes,
terwijl ik je toch werkelijk, werkelijk nieuws kan berichten! Wij
hebben een nieuwe werkkracht, een prima nieuwe werkkracht!!

Herinner je je Betsy Kindred, 1910? Ze stond aan het hoofd van het
koor en was presidente van de tooneelclub. Ik herinnerde me haar nog
heel goed, ze droeg altijd zulke mooie japonnen. En stel je eens
voor, ze woont maar twintig mijlen hier vandaan! Heel toevallig
botste ik gisterochtend tegen haar aan, toen zij door het dorp
autode, of liever gezegd, zij ontweek handig het gevaar om mij aan te
rijden.

Ik had nog nooit een woord tegen haar gesproken, maar wij groetten
elkaar alsof wij oude vriendinnen waren. Het is toch gemakkelijk om
opvallend haar te bezitten, ze herkende me dadelijk! Ik sprong in
haar car en zeide:

"Betsy Kindred, 1910, je moet met me meegaan naar mijn
vondelingengesticht en me helpen mijn kinderen te catalogiseeren!"

En ik overviel haar zoodanig, dat ze werkelijk meekwam! Ze komt hier
nu elke vier of vijf dagen als voorloopige secretaresse en ik zal het
er wel op toeleggen om haar op den langen duur altijd hier te houden.
Ze is het meest nuttige persoontje, dat ik ooit zag en ik hoop, dat
ze zóó aan de vondelingen zal wennen, dat ze ze niet meer missen
kan. Ik denk wel, dat ze blijft, als we het salaris hoog genoeg
stellen. Ze houdt ervan, onafhankelijk van haar familie te zijn,
zooals trouwens wij allen in deze gedegenereerde tijden!

In mijn groeienden ijver om mijn heele volkje in een catalogus onder
te brengen, zou ik ook graag een plaatsje voor onzen dokter willen
weten. Als Jervis de een of andere curiositeit van hem weet, schrijf
die mij dan alsjeblieft. Hoe erger het is, hoe beter.

Hij kwam hier gisteren om de fijt in Sammy Speir's duim door te
steken en daalde toen af tot mijn helblauwe zitkamer, om mij les te
geven in het verbinden van den bewusten duim, want, zooals je wel
begrijpen zult, zijn de plichten van de directrice menigvuldig.

Het was juist het theeuurtje, dus vroeg ik hem nog wat te blijven, en
werkelijk, hij deed het! Natuurlijk niet om het plezier van mijn
gezelschap te mogen genieten, maar omdat Jane juist met een schotel
toast verscheen. Het bleek, dat hij om twaalf uur absoluut niets had
gebruikt, en het duurde nog een heelen tijd voor er aan avondeten
gedacht kon worden. Onder het eten van toast (hij at er een heele
schaal van op), zag hij nog kans mij over mijn geschiktheid tot het
vervullen van mijn taak te ondervragen. Had ik op de Universiteit ook
colleges over sociologie geloopen? Wat wist ik van biologie af? Had
ik de modelinrichting in Hastings gezien?

En op dat alles antwoordde ik frank en vrij. En toen veroorloofde ik
mij de vrijheid hem ook een paar vragen te stellen. Welke training is
er voor noodig om zulk een model van logica, accuratesse, waardigheid
en gezond verstand te produceeren, gelijk aan het product, dat daar
voor mij stond? Door taaie volharding gelukte het mij toch eindelijk
een paar feiten te hooren noemen, maar och heden, ze zijn zoo
burgerlijk respectabel als het maar kan. Naar hem te oordeelen zou je
zeggen, dat er een vreeselijk mysterie in de familie moet schuilen,
maar MacRae père is geboren in Schotland en kwam naar Amerika, om
een professorszetel in Johns Hopkins te bekleeden en Robin fils werd
weer voor zijn educatie naar Auld Reekie vervoerd. Zijn grootmoeder
was een M'Lachlan van Strathlachan (als dat niet goed klinkt, weet ik
het niet) en hij bracht zijn vacanties in de Highlands door, waar hij
jaagde.

Dat was alles, wat ik uit hem kon krijgen -- niets meer. Vertel me
alsjeblieft eens wat aardigs over mijn vijand, de een of andere
anecdote, al is die nog zoo flauw -- maar liefst toch iets dat een
beetje schandalig is.

Als hij nu toch zoo'n verbazend knappe man is, waarom begraaft hij
zich dan in Godsnaam in zoo'n vreeslijke negorij? Je zou denken, dat
zoo'n up to date geleerde in de eene hand een hospitaal en in de
andere hand een morgue zou wenschen. Ben je wel zeker, dat hij niet
de een of andere schandaalwekkende misdaad heeft gepleegd en zich nu
voor de justitie schuil houdt?

Ik schijn een flink aantal tijdjes beschreven te hebben zonder je
iets bijzonders te vertellen. Vive la bagatelle!

                                       Als steeds,
                                       Je Sallie.


P.S. Op één punt ben ik tenminste gerustgesteld. Dr. MacRae zoekt
zijn eigen kleeren niet uit, zulke kleinigheden laat hij aan zijn
huishoudster over, de beminnelijke Juffrouw Maggie McGur-rk!

                                       Adieu, mijn lieve, beste
Judy!


                                       John Grier Home.
                                       Woensdag.

Beste Gordon,

Je rozen en je brief hielden me den heelen morgen in een
allerzonnigste bui en dat is voor het eerst sinds den 14den Februari,
toen ik Worcester goedendag zei.

Ik kan het je onmogelijk duidelijk maken, hoe beklemmend het
eentonige van het steeds terugkeerend gestichtsleven op mij inwerkt.
Het eenige lichtje in deze duisternis is wel het feit, dat Betsy
Kindred elke week vier dagen bij mij doorbrengt. Betsy en ik hebben
samen college geloopen en af en toe diepen we samen iets leuks op,
waarover wij eens hartelijk kunnen lachen.

[Illustratie]

Gisteren, toen wij in mijn allerafschuwelijkste zitkamer thee
dronken, kwamen wij beiden in opstand tegen de opeenhooping van
zooveel smakeloosheid. Wij riepen zes flinke en vernielingslievende
vondelingetjes, lieten een hooge trap en een tobbe met kokend water
brengen en gingen ijverig aan het werk, zoodat er in twee uur geen
snipper van het afgrijselijk behangselpapier meer aan den wand
plakte. Je kunt je niet voorstellen, hoe leuk het kan zijn om
behangselpapier van den muur te scheuren!

Twee behangers zijn nu bezig het beste en mooiste, wat het dorp aan
behangselpapier oplevert, op den wand te plakken, terwijl een
Duitsche stoffeerder, op zijn knieën gelegen, de maat van mijn
stoelen neemt om met een artistiek sits elke centimeter schelblauw
pluche te bedekken.

Word alsjeblieft niet zenuwachtig! Dit beteekent heusch niet dat ik,
nu alles zoo mooi wordt, van plan ben mijn leven in het gesticht te
eindigen. Ik wil het alleen maar voor mijn opvolgster dragelijk
maken. Ik durf Judy niet te bekennen hoe vreeselijk ellendig ik het
hier vind, want ik wil naar het zonnige Florida geen onweerswolken
zenden, maar als ze naar New-York terugkeert, zal mijn officiëele
ontslagaanvrage in de brievenbus haar opwachten!

Ik wilde je een langen brief schrijven als blijk van mijn overgroote
dankbaarheid voor de heerlijke bloemenzending en voor de ontvangen
zeven bladzijden, maar twee van mijn pleegkinderen houden onder mijn
raam een verwoed gevecht. Ik zal trachten hen te scheiden.

                                       Als steeds,
                                       S. McB.


                                       John Grier Home.
                                       8 Maart.

Lieve Judy,

Ik heb het John Grier Home een klein geschenk aangeboden: de
vernieuwing en verfraaiïng van de zitkamer van het John Grier Home.
Ik zag n.l. bij mijn aankomst bij den eersten oogopslag, dat noch ik
noch eenige mijner opvolgsters in het schelblauw van Miss Lippett's
pluche zich op haar gemak zouden voelen. Je weet dat ik het erop
toeleg, om mijn opvolgster tevreden te stellen en haar tot blijven te
inspireeren.

Betsy Kindred hielp mij bij de verandering van Mrs. Lippett's
collectie van afgrijselijkheden en wij brachten een symphonie van
flets blauw en goud tot stand. Het is nu de aardigste kamer, die je
ooit betreden hebt en ze zal zeker zeer gunstig op 't
schoonheidsgevoel van onze kinderen inwerken.

Wij hebben nieuw behang aan de muren en een nieuw kleed op den grond,
mijn eigen Perzisch kleed, dat mijn lieve familie mij uit Worcester
nazond. En wij hebben ook smaakvolle gordijnen voor de drie ramen
hangen, die het prachtige uitzicht, tot nu toe door grove kanten
overgordijnen verborgen gehouden, vrij laten uitkomen. Dan staan er
nog een nieuwe gezellige tafel, een paar lampen, boeken en
schilderijen en etsen en o ja, een open haard! Miss Lippett had de
schouw laten sluiten, omdat zij beweerde, dat het er door tochtte.

Ik heb nog nooit zoo sterk ondervonden hoe gunstig een smaakvolle
omgeving op je zielerust inwerkt. Ik zat gisteravond zoo tevreden in
mijn kamer en genoot van mijn vuur, dat prachtige lichtplekken op
zijn mooi artistiek vuurscherm wierp, en ik verzeker je, dat de kat
van het huis voor het eerst spon toen ze zich in een balletje voor
het vuur rolde.

Maar eigenlijk is de vernieuwing van mijn zitkamer het minst nuttige
van alles wat er gedaan moet worden. De zalen van de kinderen
schreeuwen alle zoo naar verbetering, dat ik niet weet, waar te
beginnen. Die afschuwelijke donkere speelkamer op het Noorden is
gewoonweg een schandaal, maar het is niet minder erg gesteld met onze
afzichtelijke eetzaal of de ongeluchte slaapzalen of de waschzaal met
zijn paar kuipen.

Zou het niet mogelijk zijn, als we heel zuinig te werk gaan, om dit
dompige oude krot tot den grond toe te laten af branden en er
gezellige, goed gebouwde buitenwoningen voor in de plaats te zetten
(zulke echt gezellige cottages)? Als ik naar de plaat van dat
prachtige gesticht te Hastings kijk, wordt mijn hart met afgunst
vervuld! Het zou heerlijk zijn om aan het hoofd van een gesticht,
ingericht zooals dat, te staan; maar raadpleeg me in elk geval als je
bij je terugkomst in New-York conferenties met architecten houdt,
betreffende de vernieuwing van ons gesticht, want buiten allerlei
kleinigheden zou ik wenschen, dat er rondom de slaapzalen een groote
waranda gebouwd wordt.

En weet je waarom? Wel, dat zal ik je zeggen. Het grootste deel van
onze kinderen blijkt aan bloedarmoede, bloedarmoede en nog eens
bloedarmoede te lijden. (Wat een afgrijselijk woord, vind je niet?)
en een groote massa hebben vaders of moeders of ooms of tantes, die
aan tuberculose zijn gestorven, weer anderen hebben dronkaards in hun
familie. Zij hebben dus in de eerste plaats frissche lucht en eerst
in de tweede plaats een goede opvoeding noodig. En als het goed is
voor het ziekelijke deel, dan zal het toch zeker voor de anderen ook
niet kwaad zijn. Ik zou wenschen dat elk kind 's winters zoowel als
's zomers in de open lucht zou kunnen slapen, maar ik begrijp heel
goed, dat de heele rommel in de lucht zou vliegen als ik zulk een bom
op de Regenten wierp.

O ja, van regenten gesproken, ik had een gesprek met den WelEd.
Gestr. Heer Cyrus Wykoff en werkelijk, ik geloof, dat ik aan dien man
nog meer het land heb dan aan Dr. Robin MacRae of aan Miss Smith of
aan de kokkin. Ik schijn zoo langzamerhand een genie in het ontdekken
van vijanden te worden.

Mr. Wykoff kwam hier den laatsten Woensdag aanloopen om eens met de
nieuwe directrice kennis te maken.

Nadat hij zich in mijn allergemakkelijksten armstoel had neergelaten,
maakte hij een aanvang met de goede besteding van zijn dag. Hij vroeg
mij wat mijn vader deed en of hij er wel of niet goed bij zat. Ik
vertelde hem, dat mijn vader leeren broeken vervaardigt en dat
zelfs in deze moeilijke tijden de vraag voor dit nuttig artikel nogal
gestadig is. Hij scheen opgelucht, waarschijnlijk voelt hij zeer veel
voor dit onverslijtbaar, dus nuttig en zuinig kleedingstuk of is hij
bang geweest, dat ik familie van een dominee of een professor, of een
schrijver zou zijn en geheel onmogelijke ideaaltjes zou hebben met
geen greintje gezond verstand, want Cyrus heeft een grooten eerbied
voor gezond verstand.

En wat was wel mijn opleiding voor deze positie?

Ja zie je, dat was een vraag die mij een beetje in het nauw bracht.
Ik bracht mijn studies aan de Universiteit te berde en de lezingen,
die ik op de School of Philantropy gevolgd had. Daarna zeurde ik nog
wat over het sociale werk, dat ik onder het personeel van mijn vader
had verricht en de enkele bezoeken, die ik aan het tehuis van
vrouwelijke drankzuchtigen had afgelegd.

En bij dat alles knorde hij instemmend.

Ik voegde er nog aan toe, dat ik den laatsten tijd een studie had
gemaakt van kinderen, die door den staat worden opgevoed en ik noemde
mijn zeventien gestichten op.

Hij knorde weer (als een dik, zelfvoldaan zwijn) en zeide, dat hij
niet veel belang stelde in deze nieuwerwetsche
liefdadigheidsinrichtingen.

[Illustratie]

Juist op dat oogenblik trad Jane binnen met een groote doos rozen,
die mij die goede Gordon Hallock geregeld twee maal in de week stuurt
om het huis wat op te vroolijken.

Onze regent stelde mij aan een verontwaardigd verhoor bloot. Hij
wenschte te weten vanwaar ik deze bloemen kreeg en was zichtbaar
verlicht, toen hij hoorde dat ik het geld van het gesticht er niet
voor verspilde. Toen wilde hij weten wie Jane was. Ik had die vraag
wel voorzien en barstte los:

"Dat is mijn kamenier".

"Uw wat????!!!!", bulderde hij, vuurrood wordend.

"Mijn kamenier".

"Wat doet die hier?" Ik vermeldde heel lieftallig de details. "Ze
verstelt mijn kleeren, poetst mijn schoenen, houdt mijn lessenaar in
orde en wascht mijn haar".

Ik dacht werkelijk dat de dikkert springen zou en voegde er dus
welgezind aan toe, dat ik haar salaris uit mijn eigen zak betaalde en
het gesticht elke week 5.50 voor haar logies gaf en dat ze niet veel
at, al was ze dik.

Hij zeide dat ik wel een van de kinderen in mijn persoonlijker dienst
mocht nemen.

Ik legde hem daarop uit, nog altijd beleefd maar grondig verveeld,
dat Jane al vele jaren in mijn dienst was geweest en absoluut
onmisbaar was.

Ten slotte nam hij afscheid nadat hij mij nog eens verzekerd had, dat
hij Miss Lippett nog nooit op een enkele fout had kunnen betrappen.

"Ze was een Christin met gezond verstand en geen overdreven
denkbeelden, maar met een groote dosis soliditeit...." Hij hoopte
dat ik verstandig genoeg zou zijn om aan haar een voorbeeld te
nemen....

En wat denk jij daarvan, mijn lieve Judy?

De dokter kwam hier een paar minuten later binnenvallen en ik
herhaalde hem woordelijk alles wat de WelEd. Gestr. Cyrus zich
verwaardigd had tegen mij te zeggen. Voor de eerste keer van ons
leven waren de dokter en ik het gloeiend eens.

"Ja, aan Miss Lippett moet u zeer zeker een voorbeeld nemen", bromde
hij. "Lieve God, schenk dien opgeblazen ezel eens wat werkelijk
gezond verstand!"

En dat werd alles in het Schotsch gezegd, een zeker kenteeken dat
onze dokter boos is. Mijn laatste bijnaam voor hem is (met het oog op
de kleur van zijn haar en altijd achter zijn rug natuurlijk) "Sandy".

Sadie Kate zit op den grond terwijl ik schrijf, ze haalt mijn zij uit
de war en windt die netjes op rolletjes voor Jane, die al geheel aan
mijn heksje gewend is geraakt.

"Ik schrijf aan Tante Judy", zeg ik tegen Sadie Kate. "Wat moet ik
voor jou aan Tante Judy schrijven?"

"Wie is Tante Judy?"

"Dat is de tante van elk goed kind hier in huis".

"Zeg haar dan dat ze hier moet komen en lekkere kandijklontjes voor
ons mee moet brengen", dat was haar antwoord.

En dat doe ik dan ook hierbij.

Veel groeten aan onzen President.

                                       Sallie.


                                       13 Maart.

Mevrouw Judy Abbott Pendleton.

Lieve Mevrouw,

Uwe vier brieven, twee telegrammen en drie cheques zijn in mijn bezit
gekomen. Uwe bevelen zullen zoo spoedig uitgevoerd worden als voor
zekere overwerkte directrice slechts mogelijk is.

[Illustratie]


Ik liet de eetkamer-geschiedenis aan Betsy Kindred over en stelde
haar een limiet van 100 dollar voor de opvroolijking van dat
ellendige hol. Ze nam het voorstel aan, pikte de vijf blijkbaar
handigste kinderen eruit om haar bij haar werkzaamheden de behulpzame
hand te bieden en sloot de deur. Nu eten onze kinders al drie dagen
lang aan lessenaars in de schoolkamer. Ik heb geen flauw benul wat
Betsy uitvoert, maar ze heeft een veel en veel beteren smaak dan ik,
dus het zou onzinnig zijn om er tusschen te komen. En weet je, het is
zoo'n goddelijk iets, dat je een werk uit handen kunt geven en weet,
dat het goed zal gaan. Met alle respect voor mijn staf gesproken,
vind ik toch dat ze bijster weinig idee voor nieuwerwetsche
denkbeelden hebben en liever in den ouden sleur doorleven. Volgens
hen moet het leven in het John Grier Home in denzelfden trant nog
heden voortgaan zooals het indertijd door den nobelen John Grier in
1875 werd gesticht.

Werkelijk, liefste Judy, je idee om aan de directrice een aparte
eetkamer te geven (wat ik met mijn sociale denkbeelden in het eerst
verwerpelijk vond) is mijn heil gebleken. Als ik doodop ben, eet ik
alleen, maar af en toe vraag ik een van den staf te gast en in de
beperkte intimiteit van de kleine tafel weet ik dan altijd mijn zin
door te drijven. Zoo vraag ik Miss Snaith te dineeren wanneer ik denk
dat het eindelijk tijd wordt die goede ziel voor mijn
verschelucht-plannen te winnen, en tusschen het genot van bevroren
kalfsvleesch door hapt ze zuurstof met volle lepels.

Bevroren kalfsvleesch is een idee van onze kokkin en volgens haar een
ideale schotel. De volgende maand zal ik eens voor het personeel een
behoorlijk menu opstellen, maar nu zijn er nog zoo veel belangrijker
zaken te regelen dan onze maaltijden, dat wij ons zoo lang maar met
bevroren kalfsvleesch moeten troosten.

Buiten mijn deur weerklinkt op het oogenblik een allervervaarlijkst
leven, een kleine engel heeft klaarblijkelijk een anderen kleinen
engel de trap afgesmeten, maar onverstoord schrijf ik door: als je
een paar dagen met onze kinderen doorbrengt, wen je wel aan wat
lawaai.

Heb je Leonora Fenton's kaartje gekregen? Ze schijnt met een
missionaris getrouwd te zijn en gaat in Siam wonen. Wat zeg je
daarvan? Heb je ooit aan zoo iets absurds gedacht? Denk eens aan,
Leonora de vrouw van een missionaris!

Toch is ze ten slotte niet gekker dan ik, die in een
vondelingengesticht ben verhuisd of als jij, die nu een waardige
trouwe echtgenoote bent of Marty Keene, de ster van Parijs. Geloof je
ook niet dat ze in rijkostuum naar bals van gezanten en van de haute
monde gaat? Wat ter wereld geeft zij om zulke kleinigheden! Wat
vliegt die tijd toch en wat een verschillende richtingen zijn onze
collega's uitgevlogen!

O, daar komt net de mail! Een oogenblik alsjeblieft. Ik moet een
heerlijken, dikken brief uit Washington lezen.

Niet zoo erg heerlijk, een beetje brutaal zelfs! Gordon kan maar niet
over het idee heen, dat het alleen maar een idiote grap is, dat
Sallie McBride de leiding over 113 vondelingen heeft. Maar als hij
maar een paar dagen in mijn plaats zou zijn, zou hij wel leeren
inzien, dat het niet zoo leuk is. Hij zegt dat hij hier zal komen op
zijn eerste reisje naar het Noorden en dan de beweging eens van
dichtbij wil opnemen. Hoe zou je het vinden als ik hem dan hier met
het karweitje achterliet en fluks even naar New-York overwipte om
inkoopen te doen. Onze lakens zijn alle versleten en wij hebben niet
meer dan 211 dekens in huis.

Singapore, mijn lieve dolle hond, zendt je het eerbiedig bewijs van
zijn liefde.

                                       So do I.
                                       S. McB.


                                       John Grier Home.
                                       Vrijdag.

Mijn liefste Judy.

Je moest eens kunnen zien, wat Betsy Kindred met haar honderd dollars
van de eetkamer heeft gemaakt!

Het is een duizelingwekkende droom, waarin geel de hoofdkleur is.
Omdat het een kamer op het Noorden is, dacht zij, dat ze het er 'n de
eerste plaats vroolijk moest laten uitzien en dat is haar uitstekend
gelukt. De muur is lichtgeel geworden met een fries van kleine,
mollige konijntjes, die elkaar achterna huppelen. Al het houtwerk,
tafels en stoelen incluis, is lichtgeel geverfd. Inplaats van
tafelkleeden, wat natuurlijk onbereikbaar is, hebben we linnen
kleedjes, waarop alweer konijntjes lustig elkaar achterna jagen. En
we hebben ook gele glazen, voorloopig gevuld met rietpluimen, maar
wachtend op paardenbloemen en madeliefjes en boterbloemen. En we
hebben ook nieuwe borden, Judy, wit met boterbloemen erop. (Tenminste
dat vermoed ik, ofschoon het misschien ook wel gele rozen kunnen
zijn, ongelukkigerwijs is er geen deskundige hier in huis die
hierover uitspraak kan doen). En wat het mooist van alles is, we
hebben servetten, echte servetten! De eerste, die ze hier in huis in
hun heele leven te zien hebben gekregen! De kinderen dachten, dat het
zakdoeken waren en veegden er vol aandacht hun neuzen aan af.

Om de opening van de nieuwe zaal te vieren, hadden we roomijs en cake
en dessert. Het is zoo heerlijk om deze kinderen eens anders dan
hangerig en onverschillig-gehoorzaam te zien, dat ik haast op het
idee ben gekomen om prijzen uit te loven voor leuke brutaliteiten --
voor iedereen met uitzondering van Sadie Kate. Die lawaaide met haar
mes en vork op de tafel en zong: "Welkom in deze gouden hallen".

Je herinnert je zeker wel die prachtige tekst boven de eetkamerdeur:
"God de Heer behoedt U". We hebben die heelemaal weggeschilderd en de
plek met huppelende konijntjes bedekt. Het is heel gemakkelijk zoo'n
leer te verkondigen aan kinderen, die een vader en moeder hebben en
een eigen dak om onder te slapen, maar iemand, die altijd in alles op
zichzelf is aangewezen, moet een krachtiger spreuk tot steun
meekrijgen.

"God heeft je twee handen en hersens gegeven en een groote wereld om
ze te gebruiken -- gebruik ze goed, en het zal je goed gaan. Gebruik
ze slecht en je zult honger lijden", is ons motto.

Gedurende den tijd, dien ik hier ben, ben ik elf kinderen kwijt
geraakt. De gezegende State Charities Aid Association hielp me van
drie kinderen af, die allen in vreeselijk aardige gezinnen zijn
ondergebracht. Een zal er zelfs door die familie wettig worden
aangenomen als ze in den smaak valt. En dat zal beslist gebeuren,
daarvan ben ik vast overtuigd. Ze was het modelkind van ons gesticht,
gehoorzaam en beleefd, met krullend haar en aardige maniertjes, juist
het soort meisje dat elke familie noodig heeft.

Wanneer een paar ouders een pleegkind uitzoeken, sta ik erbij met een
popelend hart en 't gevoel alsof ik het levenslot van het arme schaap
in mijn handen houd. Een kleinigheid maar kan dan zulke groote
gevolgen hebben; het kind glimlacht en een liefhebbend ouderhuis zal
voor haar worden opengesteld -- ze niest en de kans is verkeken!

Drie van onze oudere jongens zijn op farms geplaatst, een zelfs in
het Westen op een _Ranch_! En nu loopt het verhaal dat hij een cowboy
is geworden en tegen de Indianen en grijze beren te velde trekt,
hoewel ik eigenlijk geloof dat hij in werkelijkheid voor het
vredelievend werk van den boekweitoogst is aangenomen. Hij verdween
als een romanheld, nagekeken door de verlangende oogen van 25
avontuurlijke boys, die allen met een zwaar hart naar het
eentonig-veilige John Grier Home terugkeerden.

Vijf andere kinderen zijn naar de gestichten gestuurd, waar ze thuis
hooren. Een van hen is doof, een ander epileptisch en de drie
overigen waren idioot. Geen van die vijf had hier ooit aangenomen
mogen worden. Dit is een gesticht, waar de kinderen opgevoed worden,
meer niet, en wij kunnen onze krachten niet verspillen met de zorg
voor halfzieke en abnormale schepseltjes.

Vondelingengestichten zijn iets uit de oude doos: wat ik wil
oprichten is een kostschool voor den physieken, moreelen en
geestelijken groei van kinderen, wier ouders niet in staat waren voor
hen te zorgen. "Vondeling" is ook meer de algemeens benaming voor
onze kinderen, een heeleboel zijn absoluut geen vondelingen. Die
hebben een lastigen en allervervelendsten vader of moeder, die geen
afstand van het kind wil doen, waardoor ze ook nergens als pleegkind
kunnen worden opgenomen. Maar die, bij wie het wel mogelijk is,
zouden veel meer op hun plaats zijn in een gezellig huis, wat veel en
veel beter voor hen is dan de prachtigste modelinrichting, die er op
aarde bestaat. Dus zoek ik zooveel mogelijk naar dat soort huizen.

Je moest maar eens wat aardige families gaan bezoeken op de verre
reizen, die je maakt. Kun je er niet ettelijke aanporren om kinderen
aan te nemen, bij voorkeur jongens, want daar hebben we een overvloed
van en juist die wil niemand hebben. Laten ze nu nog eens vertellen,
dat wij, vrouwen niet begeerd worden! Niets dan anti-manlijke
gevoelens maken zich van de ouders meester, bij het uitzoeken van een
pleegkind!

Ik zou wel een duizend kleine meiskes met blonde haren kunnen
plaatsen, maar een stevige, levenslustige boy van 9 tot 13 is een
artikel, waarvoor de markt zeer flauw gestemd is.

[Illustratie]

Er schijnt onder de lieve luidjes het algemeen idee te heerschen,
dat deze jongelui zich eeuwig in den modder wentelen en mooie
mahoniehouten meubels bederven.

Zou 't niet goed zijn als heerenclubs jongens konden aannemen, alleen
maar om de jongelui tot vader op te voeden? De kinderen zouden dan in
een lieve, fatsoenlijke familie uitbesteed worden en door de
verschillende leden van het gezin Zaterdagmiddags mee uit genomen
worden. Ze zouden hen van voetbalwedstrijden en van het circus laten
genieten en hen dan weer naar huis laten gaan als ze zich genoeg met
hen geamuseerd hadden, net als wij doen met een boek uit de
leesbibliotheek. En dat zou voor jonggezellen werkelijk heel goed
zijn, want de menschen spreken er altijd over, dat in een jong meisje
vroeg het moeder-idee gewekt moet worden, maar waar wordt tegenover
de jongens gesproken, dat ze waardig moeten zijn om vader te kunnen
worden? Waarom zouden we onze jongens dan niet tot vader opleiden en
door de first class clubs van den staat eerst propaganda voor het
idee laten maken? Laat Jervis alsjeblieft hierover eens in zijn
diverse clubs spreken, dan zal ik er Gordon in Washington op af
sturen. Die twee heeren zijn leden van zooveel clubs, dat ze op het
minst over een twaalftal jongens kunnen beschikken.

                                       Als altijd,
                                       je eeuwig zorgende Moeder
                                       van 113 spruiten
                                       je S. McB.


                                       John Grier Home,
                                       18 Maart.

Lieve Judy,

Ik gevoel aardig berouw over mijn 113-voudig moederschap.

Wie denk je, dat er gisteren bij ons binnenstapte? Niemand anders dan
Gordon Hallock, die op zijn terugreis naar Washington ons vredig
dorpje aandeed. Hij zei wel dat het net op zijn weg lag, maar de
landkaart in de schoolkamer leerde mij wel anders.

O kind, je weet niet hoe blij ik was hem weer te zien! Vergeet niet
dat het de eerste glimp van de buitenwereld was, die tot mij
doordrong sedert ik mij hier heb ingekerkerd. En hij had zooveel
interessante dingen te bespreken! Hij kent het neusje van den zalm
van alle nieuwtjes, waarvan we in de kranten maar den buitenkant
vernemen en voor zoover ik een oordeel kan vellen over die soort
dingen, geloof ik dat hij het sociale middelpunt is van alles wat er
in Washington omgaat. Ik wist altijd wel dat hij als staatsman
carrière zou maken, dat ligt nu eenmaal op zijn weg. Geen twijfel
aan.

Je kunt je niet voorstellen hoe heerlijk opgeruimd ik me gevoelde,
net alsof ik na lange zwerftochten mijn eigen huis weer had bereikt.
Ik moet je eerlijk bekennen, dat ik vreeselijk naar iemand verlangde
die weer eens echte nonsenspraatjes met me zou houden. Betsy gaat aan
het einde van elke week naar huis toe en de dokter heeft conversatie
genoeg -- maar lieve deugd, alles is bij hem zoo afschuwelijk
logisch! Maar Gordon behoort tot de zelfde wereld als ik -- de wereld
van leuke clubs en auto's en bals en sport en levendigheid. Misschien
is het wel een heel armzalig, leeg leventje maar het is nu eenmaal
mijn leven. En dat leven heb ik vreeselijk gemist. Je krachten ten
dienste van het sociale leven stellen is theoretisch heel
bewonderenswaardig en zeer interessant, maar Judy, wat is het
doodelijk vervelend in al zijn kleine bijzonderheden! Ik ben bang dat
ik niet geboren ben om recht te maken wat krom is!

Ik probeerde Gordon ook wat belang in mijn werk in te boezemen en
liet hem van alles zien, maar hij wou mijn kinderen met geen oog
verwaardigen. Hij denkt dat ik alleen maar hier kwam om hem dwars te
zitten, wat ook werkelijk niet ver van de waarheid is. Jouw sirene
zou me nooit van het pad der frivoliteit gelokt hebben, als Gordon
het niet zoo allerverschrikkelijkst vermakelijk had gevonden, dat ik
aan het hoofd van een vondelingengesticht zou staan. Ik kwam hier om
hem te laten zien dat ik er inderdaad toe in staat ben, en nu ik in
de gelegenheid ben om hem het bewijs te leveren, weigert die naarling
om er zich van te overtuigen.

Ik vroeg hem ten eten maar waarschuwde hem van te voren voor het
bevroren kalfsvleesch. Hij bedankte omdat hij vond, dat ik een
verandering noodig had. Dus gingen we maar naar Brantwood Inn en aten
kreeft. Ik was totaal vergeten, dat er nog zulke schotels bestonden!

Vanmorgen om zeven uur werd ik door een aanhoudend verwoed
telefoongeschal gewekt. Het was mijn lieve Gordon, die al aan het
station was om zijn reis naar Washington te hervatten. Hij verkeerde
in een heel andere stemming dan gisteren, en maakte veel
verontschuldigingen omdat hij geweigerd had naar mijn kinderen te
kijken. Hij had dat niet nagelaten omdat hij niet van kinderen houdt,
zeide hij, maar alleen omdat hij ze niet naast mij kon zien, en om
een bewijs van zijn goede bedoelingen te geven, zou hij hun een zak
apenootjes sturen.

Ik voel me nu zoo frisch en opgevroolijkt na dat korte bezoek, alsof
ik wel een maand vacantie had gehad. Zonder twijfel is voor mij een
uurtje babbelen gezonder dan een liter staal en een duizendtal van
die beroemde staalpillen.

Je bent me twee brieven schuldig, lieve dame! Doe die schuld maar
tour de suite af of je hoort nooit meer iets van me.

                                       Als altijd,
                                       je S. McB.


                                       Dinsdag 5 n.m.

Mijn waarde vijand,

Ik verneem, dat u gedurende mijn afwezigheid een bezoek hebt afgelegd
en een groote herrie te weeg hebt gebracht. U zeide, dat Miss Snaith
de kinderen niet de portie levertraan heeft toegediend, die hun
rechtens toekomt.

Het spijt mij zeer wanneer uw geneeskundige orders niet stipt zijn
uitgevoerd, maar u moest, dunk mij, toch weten dat het zeer moeilijk
is deze onaangenaam riekende vloeistof in de magen van jankende
kinderen te doen verdwijnen en die arme Miss Snaith is een zeer
overwerkt persoontje. Zij heeft tien kinderen meer dan eenige vrouw
ter wereld ooit geschonken moesten worden en zoolang wij geen nieuwe
assistente voor haar gevonden hebben, kan zij niet elk uwer orders
zoo stipt uitvoeren als zij wel zou wenschen te doen.

Bovendien, mijn waarde vijand, is deze dame zeer gevoelig van aanleg
en zou ik liever hebben dat u uwe strijdlustigheid op mij koelt,
indien u weder eens een dergelijke stemming bekruipt. Begaafd, als ik
ben, met een harde olieachtige huid zou ik er niets om geven, maar
deze arme dame heeft zich in een soort hysterische bui in haar kamer
teruggetrokken, negen lammerende babies alleen achterlatend en
vertrouwend, dat de een of andere goede ziel die schapen wel in bed
zou stoppen.

Indien u misschien een poeder hebt dat kalmeerend op haar door u
geschokte zenuwen inwerkt, stuurt u het mij dan alstublieft met Sadie
Kate.

                                       Hoogachtend,
                                       S. McBride.


                                       Woensdag morgen.

Geachte Dr. MacRae,

Ik wil absoluut geen dom figuur slaan. Ik vraag u alleen maar dat u
met al uw klachten bij mij komt en mijn staf niet in een dergelijke
stemming achterlaat, zoo als gisteren het geval was.

Ik zal er voor zorgen dat al uwe orders stipt uitgevoerd worden (ten
minste die orders, welke een medisch karakter dragen). Werkelijk
blijkt het een feit te zijn, dat wij hier met een nalatigheid te doen
hebben. Ik weet niet wat er met die veertien flesschen levertraan,
waarover u zoo'n herrie hebt gemaakt, gebeurd is; ik zal er een
ernstig onderzoek naar instellen.

Maar ik kan werkelijk, om verschillende redenen, die arme Miss Snaith
niet op de bondige wijze, waarop u dat verlangt, de deur uitzetten.
Een feit is het dat zij in zekere opzichten te kort schiet, maar ze
is vriendelijk voor de kleintjes en als wij er een oogje op houden,
zal het voorloopig wel gaan.

Met beleefde groeten,

                                       Hoogachtend,
                                       S. McBride.


                                       Donderdag.

Waarde vijand,

Soyez tranquille. Ik heb mijn orders gegeven en in het vervolg zullen
de kinderen alle levertraan krijgen, die hun door u wordt
voorgeschreven. Zoo ziet u, dat een flinke man toch altijd zijn zin
krijgt!

                                       S. McB.


                                       22 Maart.

Beste Judith,

Het gestichtsleven gaat weer zijn gewone gangetje, nadat op de groote
levertraan-oorlog, waarin onze dokter de overwinning behaalde, weer
vrede gevolgd is. De eerste aanval had op Donderdag plaats, maar ik
miste ongelukkigerwijze dat begin, omdat ik juist met een paar van de
kinderen in het dorp boodschappen deed. Bij mijn terugkomst stond het
heele huis van groot tot klein op stelten: onze vurige dokter had een
visite afgelegd!

Sandy heeft twee groote hartstochten: een voor levertraan en een voor
spinazie, en ongelukkig genoeg valt geen dezer beide stokpaardjes in
den smaak van onze kinderen.

[Illustratie]

Een tijdje geleden (nog voordat ik hier was) heeft hij aan alle
bloedarme schapen levertraan voorgeschreven en aan Miss Snaith
opgedragen voor de uitvoering van zijn orders te zorgen. Gisteren
heeft hij op zijn achterdochtige, Schotsche manier nagespoord, waarom
die arme kleine schapen niet zoo vlug als hij dacht dat mogelijk was,
dik en rond en blozend werden en bij dien speurtocht heeft hij een
schrikwekkend schandaal ontdekt: Zij hebben al drie weken lang geen
lepel levertraan geproefd! Toen brak de bom los en alles was in rep
en roer! Betsy zei dat ze Sadie Kate voor de een of andere boodschap
er uit moest sturen, omdat zijn taaltje niet bepaald voor kinderooren
geschikt was. Toen ik thuis kwam, was hij al vertrokken. Miss Snaith
had zich in haar vertrek teruggetrokken, smeltend in tranen, en 't
raadsel van de niet verorberde 14 flesschen levertraan was nog altijd
niet opgelost. Hij had die arme Miss Snaith er lieflijk van
beschuldigd, dat zij die flesschen levertraan stiekum had leeg
gedronken. Stel je voor! Dat onbeduidende menschje, dat er zoo
onschuldig uitziet, zou me daar dien goddelijken drank van die arme,
hulpelooze vondelingetjes hebben gestolen om er stilletjes zelf van
te genieten!

Haar verdediging bestond uit hysterische beweringen, dat ze van de
kinderen hield en volgens haar geweten haar plicht had gedaan. Ze
vond het niet goed de babies medicijnen in te geven, dat leek haar
slecht voor die kleine maagjes! Je kunt je voorstellen wat Sandy
daarop heeft geantwoord! O lieve deugd, wat is het toch jammer dat ik
die heerlijke scène juist moest missen!

De onweersbui woedde nog drie dagen lang en Sadie Kate liep haar
voetjes open bij het heen en weer draven met gepeperde boodschappen
van den dokter naar ons en vice versa! Alleen maar in de hoogst
dringende gevallen doe ik zulke zaken telefonisch af, want hij bezit
een oude draak van een huishoudster, die aan het toestel beneden in
het huis alle gesprekken afluistert, en de schandalen van het John
Grier Home mogen niet verbreid worden. De dokter eischte Miss
Snaith's onmiddellijk ontslag en ik weigerde. Natuurlijk is het waar,
dat zij een absoluut onzelfstandig onbeduidend oud menschje is, maar
het is ook een feit, dat ze van de kinderen houdt en, met goed
toezicht, wel bruikbaar is.

En bovendien kan ik, met het oog op haar verheven familierelaties,
haar niet als een dronken keukenmeid het huis uitzetten. Ik hoop haar
mettertijd op een nette wijze eruit te krijgen. Ik hoop haar aan het
verstand te brengen, dat een winter in Canada heel goed op haar
gestel zal inwerken. En dan komt er nog bij, dat alles door den
dokter zoo bruut en gebiedend wordt voorgeschreven, dat het een lust
is juist het tegenovergestelde te doen. Als hij zegt dat de wereld
rond is, zal ik stokstijf blijven volhouden, dat het beslist een
driehoek moet zijn.

Maar ten slotte is toch ook deze zaak geregeld na drie vermakelijke
dagen. Een heel kort excuusje heb ik er bij hem nog weten uit te
krijgen, omdat hij zoo vreeselijk onaardig tegenover die arme oude
dame is geweest, terwijl zij een volledige bekentenis heeft afgelegd
met veel beloften voor de toekomst. Het schijnt dat zij het niet over
zich kon verkrijgen om die arme schapen dat ellendige goed in te
geven, en daar zij aan den anderen kant zich ook niet tegen Dr.
MacRae dorst te verzetten, heeft zij de laatste veertien flesschen in
een donker hoekje van den kelder verborgen. Hoe ze over dien voorraad
op den duur wilde beschikken, is mij nog onbekend. Kun je levertraan
misschien beleenen?

* * * * *

Later:

De vredesonderhandelingen eindigden heden namiddag en Sandy had zich
net waardig teruggetrokken, toen de WelEd. Gestr. Heer Cyrus Wykoff
aangemeld werd. Twee vijanden binnen het uur is toch werkelijk te
veel!! De WelEd. Gestr. was verschrikkelijk onder den indruk van de
nieuwe eetzaal, vooral toen hij hoorde, dat Betsy die konijntjes met
haar leliewitte handjes eigenhandig geschilderd had. Konijntjes op
den muur te schilderen is volgens hem het aangewezen werk voor een
vrouw, maar een positie als de mijne te bekleeden lijkt hem zeer
buitengemeen! Ook vindt hij, dat Mr. Pendleton veel verstandiger had
gedaan, door mij niet zoo de vrije hand te laten bij het uitgeven van
zijn geld.

Terwijl wij nog steeds Betsy's konijntjes bewonderden, drong een
vreeselijk geraas van de keuken tot ons door. Wij snelden toe en
vonden Gladiola Murphy schreiend bij de ruïne van vijf gele borden.
Het is zeer schadelijk voor mijn zenuwen om het geruisch van brekende
borden te moeten verdragen wanneer ik alleen ben, maar het wordt
gevaarlijk als zulks in tegenwoordigheid van een WelEd. Gestr.
geschiedt.

Ik zal trachten die borden zoo goed mogelijk in hun oorspronkelijken
staat terug te brengen maar, als je het John Grier Home nog in zijn
ongeschonden schoonheid wilt bewonderen, zou ik je aanraden vlug naar
het Noorden te vertrekken.

                                       Steeds
                                       Je Sallie.


                                       26 Maart.

Mijn lieve Judy,

Ik kom zoo juist van een dame, die haar man met een baby wil
verrassen. Ik heb veel moeite gedaan om haar aan het verstand te
brengen, dat, waar hij voor het kind levenslang zal moeten zorgen,
zij hem zeker wel van te voren over deze daad mag raadplegen. Zij
bleef maar volhouden, dat het hem niets aanging, omdat het grootste
werk in uitkleeden, wasschen en opvoeden bestond en haar en niet haar
man te beurt zou vallen. Ik begin heusch medelijden met onze mannen
te krijgen. Sommigen van hen schijnen al heel weinig rechten te
bezitten!

Zelfs onze strijdlustige Schot schijnt mij een slachtoffer van
vrouwelijke tirannie te zijn en wel die van zijn huishoudster. Het is
schandelijk zooals Maggie McGurk dien man verwaarloost! Ik heb het
noodig geacht hem onder de hoede van een vondeling te stellen. Sadie
Kate, die met gekruiste beenen op het haardkleedje zit, is juist
bezig met een bezorgd huismoedergezichtje de knoopen aan zijn jas te
naaien, terwijl hij boven de babies inspecteert.

Je zou het nooit gelooven maar Sandy en ik gaan op droge Schotsche
manier werkelijk aan elkaar wennen. Hij heeft het nu als gewoonte
aangenomen elken middag, wanneer hij van zijn bezoeken thuis komt,
tegen vier uur bij ons aan te loopen om er zich van te overtuigen,
dat er geen cholera- of zwarte pokken-geval of wel de pest bij ons
heerscht en dan klopt hij om vijf uur bij mij aan om over
gemeenschappelijke belangen te spreken.

Denk je dat hij voor mij komt? O neen, dat is het niet! Hij komt
alleen maar om zijn kopjes thee en de toast met marmelade in
ontvangst te nemen. Die man heeft een hongerige uitdrukking in zijn
oogen. Zijn huishoudster schijnt hem niet genoeg te eten te geven.
Zoodra ik een beetje meer over hem te zeggen heb, zal ik hem opstoken
zich er tegen te verzetten.

Intusschen is hij zeer dankbaar voor al het eetbare dat ik hem reik,
maar, o Judy, hij is zoo typisch in zijn pogingen om beleefd te zijn.
De eerste maal hield hij zijn kopje in zijn eene en zijn bord met
toast in zijn andere hand, terwijl hij blijkbaar naar een derde hand
zocht om mee te eten. Nu heeft hij echter het probleem opgelost. Hij
trekt zijn teenen in en zet zijn knieën naast elkaar en dan maakt
hij van zijn servet een lange worst, waarmede hij de holte tusschen
zijn knieën opvult zoodat hij een werkelijk bruikbaren schoot
produceert. Dan blijft hij onbeweeglijk zitten totdat zijn thee op
is. Ik geloof dat ik eigenlijk voor een tafeltje moest zorgen, maar
Sandy met zijn stijve knietjes is een van de weinige amusante
oogenblikken die ik heb en ik zou ze niet graag missen.

Daar komt net de post! Zeker een brief van jou! Brieven vormen een
heerlijke afwisseling in dit eentonig leven. Als je je directrice te
vriend wilt houden moet je haar maar veel schrijven!

* * * * *

Ik heb de mail in ontvangst genomen en den inhoud genoteerd. Breng
alsjeblieft mijn hartelijken dank over aan Jervis voor die drie
krokodillen in een moeras. Hij schijnt een zeldzaam goeden smaak te
bezitten, wat wel bij het uitzoeken van zijn prentbriefkaarten
blijkt. Je geïllustreerde brief van zeven tijdjes uit Miami komt net
gelijktijdig aan. Ik zou Jervis dadelijk in dien palmboom herkent
hebben, zelfs zonder verklarend kruisje. Ik heb ook een allerliefsten
brief van zekeren jongen man in Washington gekregen, eveneens een
boek en een groot pakket kandijklontjes. De baal apenootjes voor de
kinderen heeft hij per expresse verzonden. Heb je ooit zooveel liefs
bij elkaar gezien?

Jimmie verblijdt mij met de mededeeling, dat hij mij op komt zoeken
zoodra Vader hem maar op de fabriek kan missen. De arme jongen heeft
toch zoo het land aan die fabriek! Niet omdat hij lui is, maar hij
stelt nu eenmaal geen belang in leeren broeken. Vader kan zoo'n
gebrek aan smaak niet begrijpen. Nadat hij de fabriek heeft gebouwd,
heeft hij een hartstocht opgevat voor alles wat naar leeren broeken
zweemt en dat diende zijn oudste jongen natuurlijk van hem geërfd te
hebben! Ik vind het verbazend gemakkelijk dat ik als dochter geboren
ben. Mij is nooit gevraagd of ik van broeken hield, maar ik mag net
doen wat ik wil en zelfs directrice van een vondelingengesticht
worden!

Maar om op mijn mail terug te komen: daarbij is ook een brief van een
grossier in koloniale waren, die beweert, dat hij buitengewoon
goedkoop allerlei soorten van havermout, rijst, meel gedroogde
pruimen en appelen kan leveren en dat hij groote leveranties krijgt
voor de gevangenissen en veel liefdadigheidsinrichtingen! Dat klinkt
niet veelbelovend, vind je wel?

Ik heb ook een paar brieven van boeren, die allen een stevigen jongen
van een jaar of veertien willen hebben, die niet bang is om zijn
handen uit de mouwen te steken. Hun bedoeling is die kinderen een
goed tehuis te geven. Deze goede tehuizen schieten als paddestoelen
uit den grond. Toen we laatst naar een van hen een onderzoek
instelden, antwoordde de dorpsdominee op mijn steeds weer gestelde
vraag: "Heeft hij eenig geldelijk bezit?" op zeer voorzichtige wijze:
"Ik geloof dat hij een kurkentrekker heeft".

Je kunt de meeste van die tehuizen niet vertrouwen. Laatst vonden we
een zeer welgestelde boerenfamilie, waarvan de leden allemaal te
zamen in drie kamertjes hokten om de rest van hun huis netjes te
houden. Het meisje van veertien, dat ze als kind wilden aannemen om
er een goedkoop dienstmeisje aan te hebben, zou in hetzelfde bedompte
kamertje als de drie kinderen moeten slapen. Hun keuken, eetkamer en
salon waren slordiger en vervuilder dan eenig kot, dat ik ooit heb
gezien en de atmosfeer was op zijn minst 84 graden! Je kunt moeilijk
zeggen dat die familie daar leefde: ze kookte er gewoon! Je begrijpt
dat ze het meisje niet te zien kregen.

Ik heb een vast principe waarop al de andere afstuiten: geen kind
gaat er bij mij de deur uit als de familie in kwestie hun niet een
beter leven, dan dat zij hier hebben, kan aanbieden. Ik meen
natuurlijk het leventje, dat onze kinderen over een paar maanden bij
ons zullen hebben als wij hier een modelinrichting van hebben
gemaakt. Ik moet je eerlijk bekennen, dat het hier op het oogenblik
nog lang niet volmaakt is.

Maar ik elk geval ben ik erg kieskeurig met de keuze van de tehuizen
van onze kinderen en ik verwerp drie kwart van wat er wordt
aangeboden.

* * * * *

Later:

Gordon heeft mijn kinderen een prachtig geschenk gezonden. Zijn baal
apenootjes is aangekomen, geen kleine, drie voet hoog!

Herinner je je nog het dessert van apenootjes met bruine suiker, dat
ze ons op de Universiteit gaven? Wij trokken er onze aristocratische
neuzen voor op maar aten door. Ik heb dat nu ook hier ingesteld en ik
kan je verzekeren, dat wij hier onze neuzen niet hebben opgetrokken.
Het is heerlijk om kinderen, die een tijdlang onder het regime van
Mrs. Lippett hebben gestaan, goed te voeden! Ze zijn zoo dankbaar
voor elke kleinigheid die je voor hen doet.

Je kunt je er nu toch zeker niet over beklagen, dat mijn brief niet
lang genoeg is!

                                       Je schrijfkramp hebbende
                                       S. McB.

[Illustratie]


                                       John Grier Home,
                                       Vrijdag.

Lieve Judy.

Het zal je interesseeren te vernemen dat ik alweer een vijand ben
tegengekomen. Ditmaal is het de huishoudster van onzen Schot! Ik had
al een paar maal door de telefoon met dat wezen gesproken en daarbij
opgemerkt, dat haar stem nu juist niet bepaald melodisch was, maar nu
heb ik haar tevens te zien gekregen!

Dezen morgen maakte ik op den terugweg van het dorp een kleinen omweg
en passeerde daarbij het huis van onzen dokter. Sandy is
klaarblijkelijk het resultaat van zijn omgeving -- alles olijfgroen
met een laag dak en voor alle vensters gesloten luiken. Je zou
zeggen, dat daar binnen iemand zoo juist gestorven was! Ik ben er
niet langer over verbaasd, dat de aangenaamheden van het leven dezen
armen man ontglipt zijn! Nadat ik eerst den buitenkant van zijn huis
had bestudeerd, was ik nieuwsgierig te weten of het er van binnen net
zoo uitzag.

En zie je, ik had dien morgen aan het ontbijt heusch wel vijf maal
geniesd en ik maakte daaruit op, dat ik zwaar verkouden was en
beslist medische hulp behoefde. Dus liep ik manmoedig op het huis aan
en schelde.

O Judy, wat een geluid doorgalmt het huis! Zoo waar als ik leef, dat
is de stem van de WelEd. Gestr. en zijn voetstap weerklinkt op de
trap! Ik móét een paar brieven schrijven en ik heb meer dan genoeg
van zijn gezanik, dus stuur ik Jane naar hem toe met het bevel hem
scherp in de oogen te kijken en hem te zeggen, dat ik niet thuis ben.

* * * * *

O, wat heerlijk! Wacht even, ik moet even dansen! Hij is afgedropen!
Maar deze acht puntjes stellen acht angstwekkende minuten voor, die
ik in het donkerste hoekje van mijn werkkamer doorbracht. De WelEd.
Gestr. beantwoordde de boodschap van Jane met een vreeselijk gezegde:
dat hij plaats zou nemen en op mij zou wachten. En hij kwam naar
binnen en wachtte!! Maar hoe kon Jane mij nu zoo lang opgesloten
houden! Ze wist wel beter en nam hem mee naar de kinderkamer om het
verschrikkelijke te laten zien, wat Sadie Kate daar weer had
uitgehaald. De WelEd. Gestr. heer vindt het heerlijk om vreeselijke
dingen te ontdekken, vooral wanneer ze door Sadie Kate zijn bedreven!
Ik heb er geen idee van, welk schandaal Jane bloot heeft gegeven,
maar dat komt er niets op aan: hij is weg!

Waar was ik ook alweer gebleven? O ja, ik schelde bij den dokter aan.
De deur werd geopend door een lang, tanig vrouwspersoon met
opgestroopte mouwen. Ze leek zeer zakelijk, had een haviksneus en
koude grijze oogen.

"Wat is er?" voegde ze mij toe op een toon alsof ik een landlooper
was.

"Goedenmorgen", ik lachte even beminnelijk en stapte in het huis.
"Spreek ik met Miss McGurk?"

"Ja", antwoordde ze botweg. "En u bent zeker die jonge vrouw uit het
gesticht".

"Zeker", antwoordde ik, nog steeds beminnelijk. "Is de dokter thuis?"

"Neen", zei ze.

"Maar dit is toch zijn spreekuur".

"Daaraan stoort hij zich niet".

"Maar dat behóórt hij te doen", weerlegde ik ernstig.

"Wilt u zoo goed zijn en hem zeggen, dat juffrouw McBride hier is
geweest om hem te consulteeren en dat ik hem verzoek vanmiddag even
bij het John Grier Home aan te loopen".

"Hm", bromde Miss McGurk en sloot de deur zoo schielijk achter mij
dicht, dat een slip van mijn rok bleef klemmen.

Toen ik den dokter hierover vanmiddag rapport uitbracht, haalde hij
zijn schouders op en beweerde, dat dit nu eenmaal de gewone
omgangsmanier van zijn liefelijke hospita was.

"En waarom houdt u haar dan?" vroeg ik natuurlijk.

"Waar zou ik een betere vinden?" zeide hij. "Het werk te verrichten
voor een man, die zoo ongeregeld thuis komt als mijn 24 uur het maar
veroorloven en toch nog altijd voor eten te moeten zorgen, is geen
sinecure. Ze is niet bepaald aangenaam in den omgang maar ze ziet
kans, om zelfs als ik 's avonds om negen uur thuis kom, nog voor een
warmen maaltijd te zorgen".

[Illustratie]

Niettemin waagde ik de stille opmerking, dat haar warme maaltijden
noch smakelijk noch goed zullen zijn. Het is een onkundig oud lui
creatuur en ik weet drommels goed waarom zij aan mij het land heeft.
Ze is bang dat ik den dokter zal stelen en haar uit haar gemakkelijke
betrekking zal wegjagen. Stel je voor!

Maar ik zal dat schepsel toch niet uit den waan halen. Het is goed
voor haar als ze eens wat geplaagd wordt. Ze zal dan misschien wat
beter voor hem koken zoodat hij een beetje dikker wordt. Dikke mannen
zijn meestal goed gehumeurd; daarom zou het ook voor ons niet kwaad
zijn!

* * * * *

10 uur: Ik weet niet, wat ik allemaal voor nonsens heb
neergeschreven, tusschen alle onderbrekingen door. Het is tenslotte
laat in den avond geworden en ik ben te moe om iets anders te doen
dan rustig te blijven zitten. Het is werkelijk waar, dat er geen
vreugde in het leven bestaat buiten den heerlijken, weldoenden slaap.

                                       Goeden nacht, Judy!
                                       Sallie McBride.

Oooooh!!! Een lange geeuw. Getrouw breng ik hem over.


                                       1 April.

Lieve Judy,

Ik heb Isador Gutschneider uitbesteed. Zijn moeder is een dikke
glimlachende Zweedsche met blauwe oogen en goudblond haar, die
bepaald hem en geen ander wilde hebben, omdat hij de donkerste baby
van allemaal is.

Ze heeft altijd dol veel van bruine kindertjes gehouden, maar zelfs
in haar stoutmoedigste droombeelden geweten, dat zij zelf er nooit
een zou krijgen. Zijn naam zal veranderd worden in Oscar Carlson,
naar zijn pas overleden nieuwen oom.

Mijn eerste Regentendag, de voormalige Lamme Woensdag, zal op den
volgenden Woensdag plaats vinden. Ik moet je eerlijk bekennen, dat ik
niet bepaald met popelend verlangende ziel dien dag tegemoet zie,
vooral daar mijn speech de hoofdzaak zal zijn. Maar van één ding
ben ik tenminste zeker, ik zal nooit die Uraniah Heepsche manieren
tegenover de regenten aannemen, die Mrs. Lippett eigen waren. Ik zal
den eersten Woensdag van de maand als een aangename sociale afleiding
beschouwen, mijn jour, waarop ik de vrienden van het tehuis ontvang
en de groote punten met hen bespreek. En ik zal ervoor zorgen, dat
onze kinderen hiervan alleen plezier en geen vervelendheid zullen
hebben. Je ziet hoe ik de nare lotgevallen van de arme, kleine
Jerusha Abbott ter harte heb genomen.

Je laatste brief is ook aangekomen, maar met geen letter vermeld je,
dat je naar het Noorden zult reizen. Is het niet net ongeveer de
tijd, dat je erover zou denken, weer naar de 5th Avenue terug te
keeren? Oost West, thuis best en zooals het klokje thuis tikt, tikt
het nergens! Wil je daaraan eens denken?

Daar gaat net de gong! Ik moet je verlaten om een verkwikkend half
uurtje onder het nuttigen van haché van lamsvleesch door te brengen.
Wij eten om te leven in het John Grier Home.

* * * * *

6 uur: De WelEd. Gestr. is vandaag weer hier geweest. Hij loopt
dikwijls aan, gedreven door het onweerstaanbaar verlangen mij op
heeterdaad te betrappen. O, wat heb ik aan dien naren kerel het land!
Hij is een rozige, kwallige, puffende, oude man met een rozig,
kwallig, puffend zieltje. Ik was in een zeer opgewekte, optimistische
bui vóór hij hier kwam, maar nu zal ik de rest van den dag niet
anders doen dan brommen.

Hij betreurde alle nuttelooze vernieuwingen, die ik thans bezig ben
in te stellen, zooals: een vroolijke speelkamer, betere kleeren,
baden, smakelijker maaltijden en versche lucht en spelen en joligheid
en roomijs en kussen. Hij beweerde, dat ik de kinderen ongeschikt zal
maken om de plaats in het leven in te nemen, welke God hun heeft
toebedacht.

Toen ging mijn Iersch bloed aan het koken, en ik vertelde hem, dat
als God het plan had gevormd om al deze 113 kleine kinderen te doen
opgroeien tot nuttelooze, onwetende en ongelukkige burgers, ik dien
God wel eens graag te leur wilde stellen. En dat ik de kinderen ook
absoluut niet haalde uit de klasse, waartoe ze behooren, integendeel,
wij voeden ze nu juist op zooals ze reeds jaren grootgebracht hadden
moeten zijn en onze opvoeding is zeker beter dan in doorsnee in
talrijke huisgezinnen het geval is. Wij trachten ze niet naar de
Universiteit te sturen, ook al hebben ze geen hersens in hun stommen
kop, zooals dat met rijke zoontjes het geval is, en wij zetten ze ook
niet met hun dertiende jaar aan het eentonige, machinale werk, zoodat
ze den heelen langen werkdag geen ontspanning en vreugde meer kennen,
zooals met armeluiskinderen gebeurt. Wij gaan hen individueel na en
trachten hun karakters grondig te kennen. Als onze kinderen
liefhebberij toonen om boerenarbeider te worden of dienstmeid, zullen
wij trachten er de beste boerenarbeiders en netste dienstmeisjes uit
te vormen. En als ze aanleg en verlangen aan den dag leggen om in de
rechten te studeeren, dan zullen wij ons best doen om er de
eerlijkste, intelligentste en menschlievendste advocaten van te
maken. (Hij zelf is ook advocaat, maar beslist geen menschlievende!)

Hij knorde toen ik mijn opmerkingen had gemaakt en staarde
halsstarrig in zijn kopje thee, waarop ik de veronderstelling uitte,
dat hij misschien nog een beetje suiker wilde hebben, en hem het
suikervaasje lieftallig aanreikte, zoodat hij de gelegenheid kreeg,
zoete thee naar binnen te werken.

De manier om met regenten om te gaan moet vast besloten en energiek
zijn. Je moet hun hun plaats aanwijzen.

Deze vlek in den hoek is het werk van Singapore's zwarte tong, Hij
doet zijn best je ook een bewijs van zijn groote liefde te geven. Die
arme Sing denkt dat hij een schoothondje is. Is het niet treurig
wanneer menschen of dieren zich in hun bestemming vergissen? Ik b.v.
ben er ook niet zeker van, of ik wel in de wieg ben gelegd om als
directrice van een vondelingengesticht op te treden!

                                       Je tot in den dood getrouwe
                                       S. McB.


                                       Directie-kamer
                                       John Grier Home.
                                       4 April.

Aan de Pendleton Familie,
                   Palm Beach, Florida.

Waarde Mijnheer en Mevrouw,

Ik heb mijn eerste jour achter den rug en alle regenten ontroerd door
mijn prachtige speech. Iedereen zei tenminste dat hij prachtig was,
zelfs mijn vijanden.

Het laatste bezoek van den Heer Gordon Hallock was zeer nuttig voor
mij: hij gaf mij n.l. menigen goeden wenk voor het leiden van zulk
een bijeenkomst.

Wees grappig: -- Wel, ik vertelde wat van Sadie Kate en van een paar
andere lievelingen, die je nog niet kent.

Houd het concreet en zorg, dat het niet boven het verstand van je
toehoorders gaat: -- Ik keek gestadig naar den WelEd. Gestr. Heer en
zei geen enkel woord, dat hij niet kon snappen.

Vlei je toehoorders: -- Ik gaf zeer delicaat te kennen, dat al deze
nieuwe instellingen slechts aan het uitnemend verstand en het
buitengewoon initiatief van deze onvergelijkelijke regentenschaar te
danken waren.

Geef er een hoog-moreelen klank aan met een zeker pathos: -- Ik sprak
over den ouderloozen toestand van deze kleine pupillen van den staat.
En het was werkelijk aandoenlijk. Mijn vijand liet een traan langs
zijn roze wangetje biggelen.

Toen voedde ik hen met chocolade en slagroom en limonade en
sandwiches met tartare en stuurde hen daarna naar huis, vermoeid en
slaperig, zonder eenigen eetlust voor het avondeten.

Ik wijd alleen daarom zoo over mijn triomf uit om je goed gehumeurd
te houden, maar nu moet ik, waarheidslievend, overgaan tot de
vreeselijke ramp, die bijna de geheele receptie deed mislukken.

   "Now follows the dim horror of my tale,
   And I feel I'm growing gradually pale,
      For, even at this day,
      Though its smell has passed away,
   When I venture to remember it, I quail!"

Je hebt nog nooit van onzen kleinen Thomas Kehoe gehoord, is het wel?
Ik heb er alleen daarom nooit van gewaagd omdat er zooveel inkt, tijd
en zoo'n woordenvloed noodig is om dat jongmensch te schilderen, dat
ik er niet aan dorst te beginnen. Hij is een geestig aapje, precies
zijn vader, een zeer bekende oude strooper. Dit klinkt wel een beetje
naar Bab Ballads, maar die is het toch niet, daarvan heb ik me al
vergewist.

Wij kunnen Thomas maar niet aan zijn overgeërfd roofinstinct
onttrekken. Hij schiet de kuikens met zijn pijl en boog dood, lassoot
de duiven en speelt stierengevechten met de koeien en o, hij is zoo
vernielziek! Maar zijn grootste wandaad had een uur vóór de komst
van de regenten plaats, juist toen wij allen er op ons Paaschbest uit
moesten zien!

Het schijnt dat hij de rattenval van de meelbergplaats had gestolen
en die in het kreupelhout neergezet heeft en nu heeft hij
gistermorgen het groote geluk gehad een prachtigen dikken bunzing te
vangen.

Singapore was de eerste, die de ontdekking verklapte. Hij keerde naar
huis terug en rolde over de haardkleedjes, in een vaag berouw over
zijn aandeel in de zaak. Maar terwijl wij allen onze aandacht op den
kwalijk riekenden Sing vestigden, was Thomas bezig zijn prooi in de
afgeslotenheid van het kreupelhout te villen. Hij verborg de huid in
den binnenkant van zijn buis, bracht ze, omzichtig door het huis
loopend, naar de slaapkamer, waar hij ze onder zijn bed verstopte, in
de hoop, dat niemand ze daar zou vinden. Daarna ging hij naar beneden
om de anderen te helpen roomijs voor onze gasten klaar te maken.

In den korten tijd, die ons nog restte, hebben wij al het mogelijke
gedaan om de gevolgen van het gebeurde tegen te gaan. De kokkin liet
den damp van een groote hoeveelheid versch gebrande koffie door het
huis opstijgen. Betsy besprenkelde de gangen met ammoniak, terwijl
Miss Snaith de haardkleedjes een violetwaterbehandeling liet
ondergaan. Ik stuurde een dringende boodschap naar den dokter, die
dadelijk kwam en een prachtoplossing bereidde, welke de vreeselijke
lucht verdrijven moest -- maar toch speurde je onder en boven en door
alle andere geurtjes heen, de pas gestorven ziel van Thomas'
slachtoffer, die om wraak schreeuwde -- en stonk!

De eerste zaak, die ook op de vergadering ter sprake kwam, was, of
het niet het beste zou zijn een groot, diep graf te graven en daarin
niet alleen Thomas Kehoe maar het heele huis te verbranden. Met welk
een keurigheid ik deze afgrijselijke zaak wist te behandelen blijkt
je wel als ik je vertel, dat de WelEdGestr. Heer grinnekend van de
pret naar huis afdroop, nog nagenietend van het gekke geval. Inplaats
van te brommen en af te geven op de nieuwe directrice die met al haar
geëxalteerde ideeën nog niet eens jongens weet te drillen.

Ja maar, we kunnen ons woordje wel doen als het moet!

                                       Als steeds
                                       S. McBride.


                                       John Grier Home.
                                       Vrijdag of Zaterdag.

Lieve Judy,

Sing leeft nog steeds afgescheiden in de schuur en krijgt daar elken
dag een carbolbadje van Thomas Kehoe. Ik hoop dat eens, in de verre
toekomst, mijn geliefde hond weer geschikt zal zijn om in de
samenleving te verkeeren.

Je zult wel blij zijn met het nieuws, dat ik een nieuwe methode heb
uitgevonden om je geld op een andere wijze uit te geven. Wij koopen
in het vervolg een deel van onze schoenen en levensmiddelen in
winkels van het dorp, wel niet zoo goedkoop als vroeger bij de
grossiers maar toch met een bepaalde korting, en het nut, dat uit
deze verandering voor onze kinderen voortspruit, is het verschil in
prijs dubbel en dwars waard. Stel je voor, ik heb ontdekt dat meer
dan de helft van onze kinderen niet het minste begrip van geld
hebben! Ze gelooven dat schoenen en havermout en rood flanellen
onderrokken en blauw geruit katoen uit den hemel vallen als zoovele
goede gaven Gods voor het John Grier Home!

De vorige week viel een nieuw groen dollarbankbiljet uit mijn beurs.
Een dreumes van acht jaar raapte het op en vroeg mij of hij het
plaatje van dien groenen vogel mocht houden. (De Amerikaansche arend,
in het midden, weet je). Dat kind had nog nooit van zijn leven een
bankbiljet gezien. En nu ging ik ze ondervragen en ontdekte, dat er
dozijnen kinderen in ons huis wonen, die nog nooit iets gekocht
hebben of iemand iets hebben zien koopen! En wij vormden nog wel het
plan om ze met hun zestiende jaar de wereld in te sturen, die
heelemaal door den machtigen invloed van dollars en dollars wordt
beheerscht! Lieve Hemeltje, denk eens aan, wat daarvan terecht was
gekomen! Dan hebben zij geen begrensd leventje meer met iemand boven
zich, die in alles voor hen zorgt, dan moeten ze weten zooveel
mogelijk profijt uit elken zuur verdienden cent te halen!

Ik zag deze kwestie een geheelen avond onder de oogen en ging toen
den volgenden morgen naar het dorp. Daar hield ik met zeven
winkeliers conferenties. Vier ervan waren verbazend aardig en
tegemoetkomend. Twee weifelden en een was er onbeschrijfelijk dom.
Met die vier wil ik nu beginnen en bij hen van alles inkoopen:
kruidenierswaren, schoenen, manufacturen en levensmiddelen. En in
ruil voor de groote orders, die ze van ons zullen krijgen, moeten zij
en hun bedienden de onderwijzers van de kinderen worden, die in hun
winkels in en uit zullen gaan, de voorraden zullen bestudeeren en hun
eigen boodschappen met werkelijk geld zullen doen.

Zoo heeft Jane b.v. blauwe naaizij noodig en een el elastiek en
dadelijk gaan twee kleine meisjes, met wat zilvergeld voorzien, hand
in hand naar Mijnheer Meeker om in te koopen. Zij bekijken de zij met
speurenden blik en volgen angstvallig de beweging van den bediende,
terwijl hij het elastiek afmeet, om zeker te zijn dat ze niet
bestolen worden. Dan brengen ze zes cent terug, nemen mijn dank en
lof in ontvangst en gaan weer naar de anderen terug met een voldaan
gevoel, omdat ze al boodschappen kunnen doen. Vind je dat niet
practisch? Gewone kinderen van tien of twaalf hebben al van zooveel
dingen verstand waaraan onze kinderen in de verste verte nog niet
gedacht hebben. Maar ik wil nog een heeleboel veranderingen hier te
weeg brengen. Geef me alleen nog wat tijd en je zult eens zien! In
een paar dagen zal ik verschillende bijna normale kinderen om mij
heen hebben!

* * * * *

Later -- Ik heb een absoluut vrijen avond voor me, dus kan ik nog een
beetje met je babbelen.

Herinner je je die apenootjes, die Gordon Hallock zond? Ik heb hem
toen zoo vriendelijk geschreven in mijn dankbaarheid, dat hij
dadelijk weer op iets nieuws zon. Het schijnt, dat hij een speelgoed.
winkel is binnengeloopen en daar in de klauwen van een zeer handigen
bediende terecht kwam.

[Illustratie]

Gisteren brachten twee mannen van de expressebestelling een kist naar
binnen, gevuld met dure, mooi bekleede speelgoedbeestjes, die anders
alleen maar in de speelkamers van rijkeluiskindertjes te vinden zijn.
Het was niet precies, wat ik gekocht zou hebben, had ik zoo'n groot
bedrag mogen uitgeven, maar mijn babies waren er dolblij mee. Die
kleuters gaan nu met leeuwen en giraffen en olifanten en beren naar
bed. Ik weet niet welke psychologische uitwerking dit geschenk zal
hebben. Denk je, dat ze met hun allen naar een circus zullen trekken
als ze grooter zijn?

O lieve deugd, daar komt Miss Snaith mij zeer beminnelijk een bezoek
brengen!

                                       Good-by.


P.S. De boemelaar is teruggekeerd. Hij zendt je veel betuigingen van
oprecht berouw en drie kwispelstaartjes.


                                       John Grier Home.
                                       7 April.

Lieve Judy.

Ik heb zoo juist een brochure gelezen over de opleiding voor
handenarbeid voor meisjes en een over gezond, krachtig voedsel voor
groote inrichtingen, de vereischte proportiën van eiwit, vet,
zetmeel, enz. In dezen tijd van wetenschappelijke liefdadigheid,
waarin elk probleem bestudeerd en nog eens bestudeerd wordt en daar
groote tabellen over worden opgemaakt, kun je een inrichting ook met
tabellen besturen. Ik begrijp niet hoe Mrs. Lippett al die fouten kon
begaan welke ze beging, verondersteld natuurlijk, dat ze kon lezen,
maar er is een punt waarover nog niet gedacht is en waarvoor ik nu
allerlei gegevens verzamel; op een goeden dag zal ik een geschrift
uitgeven over de "Behandeling van en Controle over Regenten!"

O, ik moet je een grap van mijn vijand vertellen, niet van den WelEd.
Gestr. Heer maar van mijn eersten origineelen. Hij heeft nu een nieuw
veld van ontdekkingen opgedaan. Hij zei heel effen (alles, wat hij
doet, is effen, hij heeft zelfs nog nooit geglimlacht), dat hij mij
sedert mijn komst scherp heeft opgenomen en hoewel ik ongeroutineerd
en een beetje opgewonden en onbezonnen ben (sic), gelooft hij niet,
dat ik werkelijk zoo oppervlakkig ben als hij eerst vreesde. Ik heb
een bijna manlijke handigheid om de volle beteekenis van een kwestie
te doorzien en recht op het doel af te gaan.

Zijn mannen niet vermakelijk? Wanneer ze je het grootste compliment
willen maken, zeggen ze naiefweg, dat je werkelijk iets van een man
hebt. Maar dat is een compliment, waarop ik hem toch nooit op de
zelfde wijze zal antwoorden, want ik wil niet bekennen, dat hij een
bijna vrouwelijke opmerkingsgave bezit.

Dus Sandy denkt toch dat ik voor verbetering vatbaar ben -- al ziet
hij mijn fouten ook heel goed. En hij heeft besloten mijn opvoeding
te voltooien, zoodat ik niet behoef stil te staan bij het oogenblik,
dat ik de Universiteit heb verlaten. Een persoontje als ik behoort
van physiologie, biologie, psychologie, sociologie, gezondheidsleer,
enz. goed op de hoogte te zijn. Zij moet de erfelijke belasting van
krankzinnigheid, idiotisme en alcoholisme kennen en ze moet met het
zenuwstelsel van kikkers op de hoogte zijn, in verband waarmede hij
zijn heele bibliotheek, die uit meer dan 4000 boekdeelen bestaat, te
mijner beschikking heeft gesteld. Hij zoekt niet alleen de boeken
uit, die ik lezen moet, maar stelt mij vragen, om zeker te zijn dat
ik ze ook gelezen heb.

Wij hebben de vorige week aan het leven en aan de brieven van het
gezin Jukes besteed. Margaretha, de moeder der misdadigers, zes
generaties geleden, staat aan het hoofd van een vruchtbaar geslacht,
hetwelk nu ongeveer 1200 menschen telt. Moraal: bestudeer je kinderen
die erfelijk belast zijn zeer nauwkeurig, zoodat geen ervan
gelegenheid heeft om tot een Jukes op te groeien.

Zoodra wij onze thee met toast genuttigd hebben, haalt Sandy het
register en dan speuren we angstig naar alcoholistische ouders. Het
is een spelletje en een goed middel om het schemeruurtje door te
brengen als het dagwerk verricht is.

Quelle vie! Kom toch gauw terug en help mij uit dit huis! Ik sterf
van heimwee om je weer te zien.

                                       Sallie.


                                       John Grier Home
                                       Donderdagmorgen.

Mijn lieve Pendleton familie,

Ik heb je brief ontvangen en grijp dadelijk naar pen en inkt om mijn
schuld af te doen. Ik wil toch niet verlost worden, ik neem mijn
woord terug. Ik ben van ideeën veranderd. Dat persoontje dat je
hierheen wilt sturen, lijkt, naar je beschrijving te oordeelen, een
tweelingzuster van onze Miss Snaith. Hoe kun je me vragen om mijn
kinderen toe te vertrouwen aan een lieve, maar onbeduidende dame van
middelbaren leeftijd, die zelf geen kinderen heeft! Alleen het idee
daaraan doet mijn moederhart bloeden!

Denk je werkelijk dat zulk een vrouw ook maar tijdelijk het werk hier
kan verrichten? Neen, duizendmaal neen! De directrice van een
inrichting als deze moet gezond en vlug en energiek en krachtig en
vroolijk en flink zijn, met rood haar en een goed humeur, zooals ik!
Natuurlijk ben ik ontvreden geweest, dat zou iedereen zijn bij zulk
een wanorde, maar dat was wat jullie socialisten een heilige
verontwaardiging noemen. En denk je werkelijk dat ik al mijn
prachtige veranderingen, die ik met zooveel moeite hier heb
ingevoerd, zoo maar weer zou laten vervallen? Neen! Ik ben niet van
deze plaats weg te krijgen als je geen directrice vindt, die op zijn
minst genomen beter is dan S. McBride!

Dat beteekent echter weer niet, dat ik me hier voor goed begraaf,
neen, alleen maar voorloopig, zoo lang tot alle dingen geregeld zijn;
zoolang de pokken- en mazelen-periode hier heerscht, geloof ik wel
dat je in mij een geschikte directrice hebt gevonden. Ik hou er dol
veel van om verbeteringen tot stand te brengen en de menschen tot
orde te roepen.

Dit is een heel slordige brief, maar ik krabbel het in een paar
minuten af om je dadelijk te laten besluiten van die lieve
onbeduidende kinderlooze juffrouw af te zien.

Zeg, lieve luidjes, laat me nog wat in dien warboel zitten, voor een
paar maanden maar! Laat me eens toonen, wat ik kan en ik beloof je
dat je er geen spijt over zult hebben.

                                       S. McB.


                                       J. G. H.
                                       Donderdagmiddag.

Lieve Judy,

Ik heb een gedicht gemaakt, een waar zegelied!

   Robin MacRae
   Smiled to-day!

Het is waar, werkelijk waar!

                                       Sallie.


                                       J. G. H.
                                       13 April.

Lieve Judy,

Ik ben blij te hooren dat jij blij was te hooren, dat ik hier blijf.
Ik had het nooit gedacht maar ik ben heusch aan de kinderen gehecht.

Het is vreeselijk jammer, dat je door Jervis' aangelegenheden nog
langer in het Zuiden moet blijven. Ik barst haast van alle nieuwtjes,
die ik je moet vertellen en het is zoo omslachtig en tijdroovend om
alles neer te schrijven wat je iemand te zeggen hebt.

Natuurlijk ben ik blij, dat het huis verbouwd wordt en ik vind al je
plannen goed, maar ik heb er zelf ook een paar extra goede. Het zal
heerlijk zijn om de nieuwe gymnastiekzaal en de groote overdekte
warandah rondom de slaapkamers te krijgen, maar Judy, ik verlang zoo
dol naar de cottage-woningen! Hoe meer ik me in het eigenlijke werk
van een vondelingengesticht indenk, des te meer kom ik tot de
overtuiging, dat voor een vondelingengesticht, het eenige systeem dat
het meest het familieleven nabij komt, is, het leven in kleine
dorpshuisjes. Zoolang het familieleveven de slagader van het sociale
leven uitmaakt, moeten de kinderen al zeer vroeg dat leven van nabij
kennen.

Het voornaamste vraagstuk dat me nu bezig houdt is wel, wat we met
onze kinderen zullen beginnen zoolang ons huis verbouwd wordt. Het is
vreeselijk moeilijk om een huis te bewonen en het tegelijkertijd te
verbouwen. Hoe zou je het vinden als ik een circustent huurde en die
op het grasveld opsloeg? En als we dan toch aan het verbouwen gaan,
zou ik wel graag een paar logeerkamers hebben waar onze kinderen
kunnen zijn als ze ziek zijn of weer bij ons terugkomen nadat ze een
eigen loopbaan hebben gekozen, want juist het groote geheim van onzen
blijvenden invloed op hun leven zal onze zorg voor hen zijn, die een
soort achterblijvende grond voor hen vormt. Wat moet het niet een
vreeselijk eenzaam gevoel voor iemand zijn, te moeten denken, dat hij
niemand heeft, die aan hem blijft denken. Ik, met mijn dozijnen
tantes en ooms en moeder en vader en neven en broers en zusters en
nichten, kan me dat niet indenken. Ik zou het benauwend vinden als ik
niet een heele massa gaatjes wist, waarin ik kon kruipen. En voor
deze arme schapen moet het John Grier Home steeds een thuis blijven,
dus, lieve luidjes, zorg dat ik minstens een half dozijn logeerkamers
krijg.

Dag! Ik ben echt in mijn nopjes, dat je die andere vrouw niet
hierheen hebt gehaald. Alleen al het denkbeeld, dat iemand anders
mijn mooie vernieuwingen zou verwaarloozen, nog voor ze toegepast
zijn, brengt mij in opstand! Ik ben bang dat ik wel iets met Sandy
gemeen heb: ik vrees dat niets goed gaat, als ik het niet zelf doe.

                                       Je S. McB.


                                       J. G. H.
                                       Zondag.

Lieve Gordon,

Ik weet, dat ik je een heelen tijd niet heb geschreven. Je hebt
volkomen gelijk als je op me bromt. Maar lieve deugd, je weet ook
niet hoeveel werk een directrice van een vondelingengesticht te
verrichten heeft en al mijn schrijfkracht moet op de wreede Judy
Abbott Pendleton uitgestort worden, want als er drie dagen
voorbijgaan zonder brief, telegrafeert ze me om te hooren of het
gesticht misschien afgebrand is, terwijl jij, als een heel lieve man,
na een briefloozen tijd het een of andere mooie cadeau stuurt om de
gedachte aan jou even op te frisschen. Dus zie je, dat het beslist in
mijn voordeel is je af en toe op een brief te laten wachten.

Je zult het waarschijnlijk vervelend vinden als ik je zeg, dat ik
beloofd heb nog een tijd hier te blijven, terwijl ze tenslotte iemand
gevonden hadden die mijn plaats zou kunnen innemen, maar het was
absoluut geen geschikte vrouw en ze zou zelfs niet tijdelijk aan de
eischen kunnen voldoen. En, mijn waarde Gordon, ik wil je eerlijk
bekennen dat Worcester mij eenigszins eentoonig voorkwam, toen ik aan
de mogelijkheid dacht om aan al mijn koortsachtige plannen en steeds
zoeken naar verbetering, goeden dag te moeten zeggen. Ik kan er niet
toe overgaan dit leven vaarwel te zeggen als ik er niet zeker van ben
minstens net zoo'n geanimeerd leven ervoor in de plaats te krijgen.

Ik weet heel goed wat je me daarop wilt antwoorden, maar doe het
alsjeblieft niet. Wacht nog een paar maanden en laat mij den tijd om
te denken. En intusschen ben ik blij te weten, dat ik nog iets in de
wereld verrichten kan. Er gaat zoo iets vroolijks, opwekkende van den
omgang met kinderen uit, tenminste als je het van mijn standpunt
beziet en niet van dat van onzen Schotschen dokter. Ik heb nog nooit
iemand gezien als die man! Hij is altijd pessimistisch gestemd en
down. Het is veel beter niet zooveel over idiotisme en alcoholisme en
heel dien erfelijk belasten rommel te denken. Ik ben juist onwetend
genoeg om vroolijk te zijn en geschikt voor een positie als de mijne.

De gedachte aan al deze kleine levens, die in zoo verschillende
richtingen zich zullen ontwikkelen, ontroert mij steeds weer. De
zieltjes van onze kinderen staan open voor elk bloemzaadje. Het is
daar wel wat wild gezaaid geworden, dat is zeker, maar hoewel wij bij
onze kinderen een hoop onkruid zullen vinden, verwachten wij toch ook
een paar zeldzame en zeer kostbare bloemen. Word ik nu sentimenteel?
Zeker omdat ik zoo'n honger heb! Daar gaat juist de gong! Wij krijgen
vanavond een heerlijken maaltijd: roastbeef en worteltjes en sla met
rhabarber toe. Zou je niet graag met ons mee-eten? Ik zou het heerlijk
vinden je hier te hebben! Met stevigen handdruk,

                                       S. McB.


P.S. Je moest eens al die daklooze katjes zien, die onze kinderen
hebben aangenomen. Wij hadden er vier toen ik hier kwam en die hebben
nu alle kleintjes gekregen. Ik heb het juiste aantal nog nooit geteld
maar ik geloof, dat de familie thans uit 19 leden bestaat.

[Illustratie]


                                       15 April.

Mijn lieve Judy,

Je zou graag, buiten je maandelijksche toelage, aan het John Grier
Home een kleine gift vermaken? Bene! Wil je alsjeblieft de volgende
advertentie met vette letters in alle volksblaadjes laten zetten?


             _ATTENTIE!_
   _AAN OUDERS DIE VOORNEMENS ZIJN_
   _HUN KINDEREN TE VONDELING TE_
   _LEGGEN: DOE DIT S.V.P. VOORDAT UWE_
   _KINDEREN DRIE JAAR OUD ZIJN._


Ik zou niets weten, wat ons van den kant der ouders, die ons toch
vroeg of laat hun kinderen toezenden, meer zou helpen, want het kwaad
er uit te roeien voordat je goede, nieuwe kiemen kunt planten, is een
langzaam ontmoedigend werk.

Wij hebben hier een kind, dat me haast heeft overbluft, maar ik wil
voor mezelf niet het idee hebben, dat een kind van vijf jaar mij zou
overmeesteren. Hij varieert tusschen een absoluut hardnekkig zwijgen,
waarbij er geen woord uit te krijgen is, en de hevigste uitbarstingen
van woede, waarin hij alles stuk smijt wat in zijn bereik ligt. Hij
is hier haast drie maanden en binnen dien tijd heeft hij alles, wat
hier los en vast is, stuk geslagen, wat tusschen twee haakjes nu niet
bepaald een kunstverlies is!

Een maand voordat ik hier kwam, heeft hij het kleed van de tafel
getrokken terwijl het meisje, dat toezicht hield, even in de gang
was. De soep was al opgediend. Je kunt je voorstellen wat een herrie
dat was! Mrs. Lippett heeft het kind bij die gelegenheid half
vermoord, maar daarmee was zijn temperament nog niet vermoord, dat
viel mij geheel intact in handen.

Zijn vader was een Italiaan en zijn moeder een Iersche. Hij heeft
rood haar en zit vol met zomersproeten en heeft de mooiste bruine
oogen, die ooit uit Napels kwamen. Nadat de vader bij een twist
doodgestoken werd, en zijn moeder tengevolge van aanhoudende
dronkenschap stierf, is de arme kleine jongen op de een of andere
wijze bij ons terecht gekomen. Wat zijn manieren betreft, laten wij
daarover maar zwijgen -- hij schopt en vloekt als een echte
polderjongen.

Ik heb hem Punch gedoopt.

Gisteren werd hij al schreeuwend en huilend naar mijn kamer gebracht
met het bericht, dat hij een klein meisje op den grond had gesmeten
en haar van haar pop had beroofd. Miss Snaith plaatste hem in den
grooten armstoel en ik ging door met schrijven, wachtend tot hij
bedaard zou zijn. Plotseling werd ik wakker geschud door een hevig
gekraak. Hij had die groote groene jardinière, die in het raamkozijn
staat, omver gesmeten en het ding was van zijn oorspronkelijker
toestand in minstens duizend scherven veranderd. Ik sprong dadelijk
op met dat gevolg, dat de inktpot op den grond viel en toen Punch die
tweede catastrophe zag, veranderde zijn woedebui plotseling in een
onbedaarlijke lachbui. Het kind is kwaadaardig.

Ik ga er nu toe over een nieuw opvoedingssysteem op hem toe te
passen, dat hij in zijn arm klein leventje zeker nog nooit heeft
ontmoet. Ik wil eens zien, welken invloed lof, liefde en aanmoediging
op hem uitoefenen. Inplaats van dus tegen hem te keer te gaan over
die gebroken jardinière, zei ik, dat het een ongeluk was. Ik kuste
hem en vertelde hem, dat hij het zich maar niet moest aantrekken, het
kon mij heelemaal niet schelen, dat het ding stuk was. Dit trof hem
zoo, dat hij opeens stil werd. Hij hield zijn adem in en staarde voor
zich uit, terwijl ik zijn tranen wegveegde en de inkt van het kleed
verwijderde.

Punch is het moeilijkste vraagstuk van het J. G. H. Hij heeft zeker
wel de meest geduldige liefderijke en individueele zorgen noodig.

[Illustratie]

Hij moest een eigen vader en moeder hebben en broertjes en zusjes en
een lieve zachte grootmoeder. Maar ik kan hem niet bij een
fatsoenlijke familie onderbrengen als ik niet eerst zijn taaltje heb
gezuiverd en hem genezen heb van zijn manie om alles stuk te slaan.
Ik scheidde hem van de andere kinderen en hield hem dezen heelen
morgen bij mij, nadat Jane eerst voorzichtig alle objects d'art op
een veilige hoogte had geplaatst. Gelukkig houdt hij van teekenen en
hij zit nu al twee uur lang op een haardkleedje en houdt zich rustig
bezig met zijn kleurpotlooden. Hij was zoo blij toen ik levendige
belangstelling toonde in een rood en groene boot met een gele vlag
die van den mast wapperde, dat hij dadelijk angstwekkend spraakzaam
werd. En voor dien tijd kon ik er toch geen woord uitkrijgen.

's Middags liep Dr. MacRae aan en bewonderde eveneens de boot,
terwijl Punch's schippershart zwol van trots, en tot belooning omdat
hij zoo'n goede jongen was, heeft de dokter hem toen in zijn auto
meegenomen op bezoek naar een patient, die buiten woont. Punch werd
om vijf uur weer bij ons afgegeven door den dokter, die een beetje
treuriger en bezadigder was dan bij zijn vertrek. Op een vredige
boerderij had hij de kuikens met steenen geworpen, een ladder tegen
een raam aan gegooid en de lievelings-Angorakat bij haar staart de
hoogte in geworpen. En toen de oude, lieve dame hem vertelde, dat hij
lief tegen het poesje moest zijn, had hij haar geantwoord dat ze kon
ophoepelen.

Ik kan er niet aan denken, wat sommige van onze kinderen al hebben
moeten meemaken en mee hebben aangezien. Jaren van liefde,
zonneschijn en geluk zullen noodig zijn om de treurige herinnering
verloren te laten gaan, die ze in het achterste hoekje van hun kleine
hersenpan hebben opgehoopt. En er zijn zooveel kinderen en zoo weinig
van ons kunnen ze opvroolijken. We hebben geen armen en schoten
genoeg om hen te vertroetelen en aan te halen. Mais parlons d'autre
chose! Die vreeselijke vraagstukken van erfelijke belasting en wat
daaraan vast zit, waarover de dokter altijd peinst, laten mij nu ook
niet meer met rust en dat is lang niet goed want iemand in mijn
plaats moet niets dan goeds kunnen zien. Optimist zijn is het eenige
wapen voor een sociaal werker.

Judy, het is middernacht, dus wel te rusten en droom zacht!

                                       Addio!
                                       Sallie.


                                       Dinsdag.

Waarde vijand,

U hebt door het heele huis gedokterd en liep toen met Uw neus in de
lucht voorbij mijn zitkamer, waar ik met de thee en een schotel echte
Schotsche koekjes -- expres als een zoenoffer voor U besteld -- op U
zat te wachten.

Als ge u werkelijk gekrenkt voelt, welnu, dan zàl ik dat Kallikak
boek lezen, maar vooruit waarschuw ik U nog even dat U me nog eens
dood laat werken. Ik heb haast al mijn energie noodig om een bekwame
directrice te zijn en de Universiteitsuitbreiding, die U met mij voor
hebt, vind ik buitengewoon vermoeiend. Herinnert gij U nog hoe
verontwaardigd een Schotsche dokter was, toen ik hem vertelde dat ik
den vorigen avond tot één uur was opgebleven? Welnu, mijn lieve
man, als ik al die nuttige wetenschappelijke boekdeelen, welke ik van
U krijg, moet doorwerken, zit ik elken nacht tot den volgenden
ochtend op.

Wees maar weer goed. Ik zuinig een half uur verpoozing na het
avondeten voor mijn eigen genot uit en hoewel ik dolle lust voel om
de laatste novelle van Wells door te bladeren, za ik me nu met Uw
zwakzinnige familie tevreden stellen.

                                       Vredelievend
                                       S. McB.


                                       Het John Grier Home.
                                       17 April.

Waarde Gordon,

Dank je wel voor je prachttulpen en ook voor je lelies. Ze kleuren
prachtig bij mijn blauwe Perzische bowls.

Heb je ooit iets over de Kallikaks gelezen? Koop anders het boek en
lees het. De twee takken van deze familie wonen, geloof ik, in
New-Jersey, hoewel hun ware naam en afkomst zorgvuldig geheim worden
gehouden. Maar in elk geval, en dat is werkelijk zoo, bestond er zes
geslachten geleden, een man die ze maar Martin Kallikak hebben
gedoopt. Die heeft zich eens op een goeden dag bedronken en is er met
een zwakzinnige barmeid vandoor gegaan, waardoor hij een lange rij
van zwakzinnige Kallikaks in het leven heeft geroepen: dronkaards,
spelers, prostituées, paardendieven, de schrik van New-Jersey en
omliggende steden. Maar later werd deze Martin weer een fatsoenlijk
jongmensch en trouwde met een normale vrouw, waardoor hij een tweede
lijn van Kallikaks stichtte: rechters, dokters, farmers, professoren,
staatslieden, een weldaad voor het land. En nu bestaan deze twee
takken nog altijd, de eene bloeit naast de andere voort en je ziet
dus wat een zegen het voor New-Jersey geweest zou zijn, als er in de
jeugd van die zwakzinnige barmeid een vreeselijk ongeluk gebeurd was,
dat haar van het leven beroofd had.

Het schijnt, dat zwakzinnigheid een zeer overerfelijke eigenschap is
en dat geen wetenschap ter wereld hier iets tegen doen kan. Tot nu
toe is nog geen operatie uitgevonden, waardoor hersenen
geintroduceerd kunnen worden in het brein van het kind, dat het leven
zonder dit nuttig orgaan begon. En het kind groeit op met een, laten
we zeggen, negenjarig stel hersens in een dertigjarige body en word
de ongewapende prooi van elke misdaad, die het ontmoet. Onze
gevangenissen zijn voor een derde gevuld met zwakzinnige
veroordeelden. De staat moest zulke menschen naar boerderijen sturen,
waar ze hun brood in vrede, rustig en kalm kunnen verdienen.
Natuurlijk mogen ze geen kinderen krijgen! Dan zijn ze na een
geslacht of wat heelemaal weggevaagd van onze aarde.

Wist je dat allemaal wel? Het is toch zeer belangrijk voor een
staatsman. Koop alsjeblieft het boek en lees het. Ik kan je mijn
exemplaar niet zenden, omdat ik het zelf heb geleend. Het is ook voor
mij een zeer goede en nuttige leiddraad. Elf van onze kinderen
verdenk ik een beetje van idiotisme en van Loretta Higgens weet ik
zeker dat ze haar volle verstand niet heeft. Ik heb nu al twee
maanden lang geprobeerd om een of twee heel eenvoudige denkbeelden in
de hersens van dat kind te laten doordringen, maar nu weet ik waarom
dat niet gaat.

Haar hoofd is met een soort geleiachtige massa inplaats van met
hersens gevuld.

Ik kwam hier om verschillende kleine verbeteringen, zooals versche
lucht en beter voedsel en betere kleeren en zonneschijn in te voeren,
maar lieve deugd, je beseft niet half voor wat voor moeilijkheden ik
sta! Je zou eerst de maatschappij moeten verbeteren, zoodat die geen
abnormale kinderen meer kan produceeren. Erger je maar niet over mijn
opgewonden taaltje, ik heb zoo juist een artikel over idiotisme
gelezen en het is ontroerend -- en interessant, Het is nu het werk
der staatslieden, dat er zulke wetten gemaakt worden, dat dit
vreeselijk kwaad absoluut uitgeroeid worde. Zorg er alsjeblieft
onmiddellijk voor.

                                       Je dan zeer dankbare
                                       S. McBride,
                                       Directrice v/h
                                       John Grier Home.


Geachte Man van de Wetenschap,

U kwam vandaag niet. Wees zoo goed en laat ons morgen niet wederom
hier alleen zitten. Ik ben juist klaar met de Kallikak familie en ik
zou er nu dolgraag over willen spreken. Vindt u het niet aan te
raden, dat een psycholoog onze kinderen eens onderzoekt. Wij behooren
er toch voor te zorgen, dat pleegouders niet opgescheept worden met
erfelijk belaste kinderen.

Ziet U, ik zou U wel willen vragen Loretta voor haar verkoudheid
arsenicum voor te schrijven. Ik heb haar geval zeer van dichtbij
bestudeerd en ze is beslist een Kallikak! Is het nu wel goed om haal
te laten opgroeien en een geslacht van een 378 zwakzinnige menschen
te laten stichten, waarvoor de staat moet opkomen? 't Is waar,
eigenlijk vind ik het idee om een kind te vergiftigen
verschrikkelijk, maar wat is hier de aangewezen weg?

                                       S. McB.


Waarde Gordon,

Je stelt dus absoluut geen belang in zwakzinnige en idiote menschen
en vindt het verbazend jammer, dat ik me er wel voor interesseer? ja
zie je, ik vind het op mijn beurt verbazend jammer, dat het jou niets
kan schelen. Als je geen belang stelt in alle, letterlijk alle
dingen, die er nu ongelukkigerwijs op de wereld bestaan, hoe kan je
dan wijze, heldhaftige wetten maken? Dat kun je dan niet; onmogelijk.

Maar volgens je verzoek zal ik je over minder vervelende onderwerpen
schrijven. Ik heb zoo juist 50 Meter blauwe en roze en lichtgroene en
crême haarlintjes gekocht als een Paaschcadeau voor mijn 50
dochtertjes. Ik denk er ook hard over, jou een Paaschcadeau te
zenden. Wat zou je van een klein, donzig katje denken? Ik kan je de
volgende patronen offreeren:

[Illustratie]

Numero drie komt in alle nuances voor: grijs, zwart en ook geel. Als
je me dadelijk laat weten, wat je het liefste hebt, zal ik je het
gewenschte exemplaar per post toezenden.

Ik wilde je eigenlijk een flinken brief schrijven, maar het is juist
ons theeuurtje en ik zie, dat er een gast nadert.

                                       Addio!
                                       Sallie.


P.S. Ken je niet iemand, die een alleraardigste baby-boy met
zeventien snoezige melktandjes zou willen aannemen?


                                       20 April.

Lieve Judy!

Krentebroodjes, niets dan krentebroodjes! We hebben als Goede
Vrijdag-geschenk daarvan tien dozijn gekregen van Mrs. De Peyster
Lambert, een koude stijve, vormelijke ziel, die ik een paar dagen
geleden bij een tea ontmoette. (Wie durft er nu nog beweren, dat
teaen nuttelooze tijdverspilling is?) Ze vroeg hoe het mijn lieve
kleine pleegkinderen ging en zeide, dat ik een nobel werk deed en
beslist mijn belooning hiervoor ontvangen zou. Ik zag krentebroodjes
in haar oogen en stond wel een half uur met haar te praten.

Nu zal ik haar opzoeken om haar persoonlijk te bedanken en haar in
allerlei kleine bijzonderheden laten voelen, hoe zeer deze
krentebroodjes door mijn lieve kleine pleegkinderen werden
gewaardeerd, waarbij ik natuurlijk wijselijk wel zal nalaten haar te
vertellen, welk aandeel onze lieve kleine Punch in de
krentebroodjes-historie had, die met zijn broodje op Miss Snaith
mikte, net tegen haar oog aan. Ik denk, dat we met veel tact en
aanmoediging Mevrouw De Peyster Lambert in een zeer goede weldoenster
kunnen veranderen.

O, je weet niet welke vreeselijke bedelaarseigenschappen ik in me
draag. Deze komen nu alle tot uiting. Mijn familie durft me niet te
bezoeken omdat ik op zulke kort aangebonden wijze om bakshish vraag.
Ik dreigde vader hem van mijn bezoeklijst te schrappen, als hij me
niet dadelijk 65 leeren bovenbroeken voor mijn jongens stuurt. Een
aankondiging van het postbureau deelt mij hedenmorgen mede, dat twee
pakken door J. L. McBride uit Worcester aan mijn adres zijn
verzonden. Dus neem ik aan dat Vader onze kennismaking wenscht voort
te zetten. Jimmie heeft ons nog niets gestuurd en hij verdient toch
heel veel geld. Ik stuur hem geregeld een lijst van giften, die zeer
welkom zouden zijn.

Maar Gordon Hallock weet den weg naar het hart van de moeder te
vinden. Ik was zoo blij met de apenootjes en de menagerie, dat hij me
nu om de paar dagen een cadeau stuurt. Ik heb al mijn tijd en
verstand noodig om telkens nieuwe bedankbriefjes te schrijven, die
niet op de voorgaande lijken. De vorige week kregen wij een dozijn
groote, ronde ballen. De heele speelkamer is er vol van en als je er
door loopt, moet je er telkens een wegschoppen. Gisteren is er weer
een groot pak celluloid kikkers en zwaantjes en eendjes en vischjes
gekomen om in het bad te drijven.

Zend, allerbeste van alle regenten, nu de badkuipjes waarin we ze
kunnen laten drijven!

                                       Als steeds,
                                       S. McBride.


Lieve Judy,

Het voorjaar schijnt op til te zijn! De vogels komen uit het Zuiden.
Zou het niet raadzaam zijn het gegeven voorbeeld te volgen?

* * * * *

Kennisgeving in het Vogel-Nieuws van den Dag.

"De Heer en Mevrouw Eerste Roodvink zijn van hun uitstapje naar
Florida terruggekeerd. Het ware te wenschen, dat de Heer en Mevrouw
Jervis Pendleton spoedig nakwamen".

De wind ruikt naar versch groen. Het wekt in je de lust om er van
door te gaan, de heuvels af te rennen of ergens op je knieën in de
aarde te wroeten. En is het niet ontroerend, welk een verlangen naar
leven en naar onze goddelijke aarde het voorjaar zelfs in de
droogste, oudbakkenste ziel wekt?

Ik heb vanmorgen het plan overdacht om elk kind, dat ouder dan negen
jaar is, een eigen tuintje te geven. Het groote aardappelveld is er
het slachtoffer van geworden, dat is de eenige plaats voor 62 eigen
tuintjes. Het is dichtbij genoeg om van uit de kamers op het Noorden
overzien te worden en juist ver genoeg om het gezicht op ons steeds
weer bewonderd grasveld niet te bederven. De aarde is ook vruchtbaar,
dus hebben zij er zeker kans op succes. Ik zou het naar vinden als
die arme kleine schapen den heelen zomer hun best zouden doen en dan
toch niet voor hun moeite beloond werden. Om hen nog wat meer aan te
porren, zal ik verkondigen, dat het gesticht al hun producten met
echt geld zal knopen, hoewel ik voorzie, dat we dan onder een berg
van radijsjes bedolven zullen worden.

[Illustratie]

Ik zou graag zelfvertrouwen en initiatief in deze kinderen wekken,
twee prachtige eigenschappen die ze hier absoluut missen. Met
uitzondering van Sadie Kate en een paar andere ondeugende exemplaren.

Kinderen die genoeg spirit bezitten om ondeugend te zijn, hebben,
volgens mij, goede vooruitzichten. Zij, die zoet zijn door gebrek aan
initiatief, zijn altijd wanhopige gevallen.

De laatste dagen heb ik me hoofdzakelijk met de taak bezig gehouden
om den duivel uit Punch te verdrijven, een interessant werkje als je
daaraan je heelen tijd zou kunnen besteden, maar met nog 107 andere
duiveltjes, die verdreven moeten worden, is, logisch gesproken, mijn
aandacht naar alle kanten verspreid.

Het vervelende van dit leven is, dat, wat ik ook doe, er toch altijd
dingen blijven die ik niet heb gedaan, maar toch moet doen. Daar is
geen twijfel aan, of voor Punch's duivel is de aandacht van een
persoon of liefst twee personen geheel noodig, zoodat op deze wijze
de een den ander kan verslaan en het kind tot rust kan komen.

Sadie Kate loopt juist de babykamer binnen met het bericht, dat een
van de goudvischjes (Gordon's geschenk) door een van onze babies was
ingeslikt. Ik geloof werkelijk, dat het aantal ongelukken dat hier
gebeurt, van dag tot dag stijgt.

9 n.m. Mijn kinderen liggen in bed en ik had juist een prachtig idee.
Zou het niet heerlijk zijn als die heel-kleintjes een winterslaap
konden houden, dan zouden we hen 1 October in bed leggen en pas 22
April zouden ze ontwaken!

                                       Als steeds,
                                       Je Sallie.

[Illustratie]


                                       24 April.

Waarde Heer Jervis Pendleton,

Dit is het suppelement van een telegram, dat ik juist tien minuten
geleden verzond. Daar vijftig woorden moeilijk voldoende kunnen zijn
om iemands gedachte duidelijk uiteen te zetten, voeg ik er hierbij
nog een duizend aan toe.

Zooals je bij ontvangst van dit schrijven wel zult weten, heb ik den
tuinier ontslagen, en hij weigert van hier te gaan. Daar hij nu
eenmaal twee keer zoo groot is als ik, kan ik hem moeilijk naar het
hek sleuren om hem er daar uit te smijten. Hij verlangt een officieel
schrijven van den president van de regenten in krachtige bewoordingen
met machineschrift op gezegeld papier geschreven. Dus,waarde
President van onze Regenten, zorg hiervoor zoo spoedig mogelijk
s.v.p.

Hier volgt het resumé van de zaak:

Daar ik hier midden in den winter kwam en er dan hier met tuinieren
weinig te doen is, had ik tot nu toe haast niet op Robert Sterry
gelet, in één geval uitgezonderd, n.l. toen ik zag, dat de
duiventillen noodig schoongemaakt moesten worden. Maar vandaag liet
ik hem bij mij komen om over den aanplant gedurende het komend
voorjaar te spreken.

Sterry kwam en maakte het zich op mijn werkkamer gemakkelijk, met
zijn hoed op zijn hoofd. Ik vroeg hem zoo tactvol mogelijk om dit
kleedingstuk van plaats te doen veranderen, een absoluut noodzakelijk
verzoek, daar onze kleintjes met boodschappen in en uit gaan en "pet
af" een van de eerste voorschriften in het manlijk departement is.

Sterry deed wat ik hem vroeg en vormde al van te voren het plan tegen
alles te zijn, wat ik hem ook zou voorstellen.

Ik zette hem mijn plannen uiteen door te zeggen, dat ik het dit jaar
noodig achtte, dat het J. G. H. minder aardappelen dan in vroeger
jaren zou verbouwen, na welke woorden onze tuinbaas bromde zooals de
WelEd. Gestr. weleens placht te doen, alleen was het een nog minder
aesthetisch en nog minder gentlemanlike geknor als men van dien
advocaat verneemt. Ik maakte hem hierop duidelijk, dat boonen en uien
en sla en tomaten en bieten en wortelen zeer wenschelijke
voedingsmiddelen zijn.

Sterry maakte de opmerking, dat waar aardappelen en kool voor hem
goed genoeg waren, dit zeker ook wel voor liedadigheidskinderen het
geval zou zijn.

Ik vervolgde onverbiddelijk, dat het groote aardappelveld omgespit en
bemest en in 62 kleine tuintjes verdeeld moest worden, bij welk werk
jongens hem zouden helpen.

Bij die woorden barstte Sterry los. Dat veld was juist het
vruchtbaarste en beste stuk grond van alles wat we hebben, en als ik
dat nu voor speeltuintjes van de kinderen zou inrichten om er in te
knoeien, zou ik er wel gauw door de regenten meer van hooren. Dat
veld was geschikt voor aardappelveld, er hadden altijd aardappelen op
gegroeid er zouden altijd aardappelen op blijven groeien, zoolang hij
er maar iets over te zeggen had.

"Maar je hèbt er niets over te zeggen", antwoorde ik hem heel
beminnelijk. "Ik heb gezien, dat dat veld het meest geschikt is om
voor tuintjes van de kinderen te dienen en jij en de aardappelen
zullen daarvoor moeten plaats maken".

Maar toen barstte het onweer eerst goed los en hij beweerde, dat hij
liever dood zou gaan dan langer met zulke eigenwijze onervaren
stadsratten, die van niets verstand hebben en zich met alles
bemoeien, om te gaan.

Ik legde hem uit (en dat heel kalm voor iemand, die rood haar en
Iersche voorouders heeft), dat dit gebouw absoluut voor de kinderen
bestemd was en dat de kinderen er niet voor het gebouw waren. Een
wijsgeerige opmerking, die hij echter niet snapte, ofschoon mijn
zachte stem wel een eenigszins kalmeerenden invloed had. Ik voegde er
nog aan toe, dat ik van hem verwachtte, dat hij de kinderen met veel
geduld en handigheid het bebouwen van den grond en wat ander
tuinierswerk zou leeren en dat ik wilde, dat dit met de grootste
vriendelijkheid zou geschieden, waardoor dit werk goed op deze
stadskinderen zou inwerken.

Sterry, die opgewonden door de kamer heen en weer liep, begon
plotseling op "dat idiote Zondagschoolgedoe" te schimpen -- waarvan
ik nog niet het verband met mijn woorden snap -- waarop hij van
onderwerp even plotseling weer veranderde en zich smalend over
suffragettes uitliet. Ik gis, dat hij deze beweging niet bepaald
sympathiek gestemd is, maar ik liet hem kalm uitrazen en gaf hem toen
een cheque voor het hem verschuldigde salaris met de simpele woorden,
dat hij het gebouw den volgenden Woensdag om 12 uur 's morgens moest
hebben verlaten.

Sterry zegt, dat hij verdoemd is als hij het doet (excuseer dat
groote woord: ik haal slechts aan). Hij is door den president van de
regenten aangenomen om zijn werk te verrichten en hij zal hier niet
vandaan gaan, voordat de president van de regenten hem zegt, dat hij
moet gaan. Ik geloof niet dat de arme Sterry weet, dat er sinds zijn
komst een nieuwe president aan het hoofd van de inrichting staat.

Zie hier het geheele geval. Ik dreig niet, maar: Sterry of McBride,
waarde heer, kies!

Ik heb ook al aan het hoofd van het Massachusetts Agricultural
College in Amherst geschreven met het verzoek om mij een kalme,
practische man met een vriendelijke handige vrouw aan te bevelen,
welke de zorgen over ons bescheiden grondgebied van 17 akkers kan
waarnemen en die geschikt is om onze jongens les in het tuinieren te
geven.

Ik hoop nu een geschikte man te krijgen en dan zullen er niet alleen
wortels en uien en tomaten op onze tafel verschijnen, maar onze
kinderen zullen ook volop van het werken in de buitenlucht kunnen
genieten.

                                       Als steeds
                                       S. McBride,
                                       directrice van het
                                       John Grier Home.


P.S. Ik vermoed, dat Sterry op een onheilspellenden nacht terug zal
keeren om rotsblokken door de ruiten te gooien. Zal ik ze
verzekeren?


Mijn waarde vijand,

U verdween vanmiddag zoo vlug dat ik geen gelegenheid had om u te
bedanken, maar de echo van dit luidruchtig ontslag drong zelfs tot in
de veilige diepte van mijn studeervertrek door. Wat ter wereld voerde
je toch met dien armen Sterry uit? Al kijkend naar den kloeken stap
en 't achterover geworpen hoofd van onzen Schotsen dokter, werd ik
met bange voorgevoelens vervuld. Ik wilde niet dat die man vermoord
zou worden, alleen maar, dat iemand hem het gebeurde duidelijk aan
zijn verstand zou brengen. Ik ben bang dat je een beetje hard van
stapel liep.

Toch schijnt de wijze van optreden een zeer goede uitwerking te
hebben gehad: er is tenminste, volgens het mij toegezonden rapport om
een verhuiswagen getelefoneerd en juffrouw Sterry ligt thans op haar
knieën om het karpet op te nemen.

Dank voor deze bevrijding.

                                       Sallie McBride.


                                       26 April.

Lieve Jervis.

Je welsprekend en zeer duidelijk telegram was absoluut niet meer
noodig. Dr. Robin MacRae, die een zwaargebouwde stoere kerel is en
van aanpakken weet als het op vechten aankomt, heeft die zaak
prachtig geregeld. Ik was zoo dol van drift, dat ik dadelijk, nadat
ik dien bewusten brief aan je had geschreven, den dokter opbelde en
de heele geschiedenis nog eens oververtelde. Welnu, onze Sandy heeft
ondanks al zijn fouten (en die bezit hij zeer zeker) een ongewonen
voorraad van gezond verstand en hij weet hoe goed het werk in deze
tuintjes op onze kinderen zou inwerken en tevens, hoe meer dan slecht
Sterry voor zijn werk was. En dan zei hij, "dat het gezag van de
directrice hoog gehouden moet worden". (Dat is werkelijk prachtig
omdat het uit zijn mond komt). Maar in elk geval waren dat zijn
woorden en hij hing de telefoon aan den haak, haalde zijn auto te
voorschijn en verdween in razende vaart in deze richting. Hij liep
recht op Sterry toe, geheel en al beheerscht door een echt Schotsche
woede, en ontsloeg den man met zooveel kracht en duidelijke
bewoordingen, dat het raam van de schuur in splinters te loor ging.

Sinds dezen morgen 11 uur, toen Sterry's meubelwagens het hek
passeerden, heerscht er een weldadige vrede over het John Grier Home.
Een man uit het dorp helpt ons zoolang, terwijl wij intusschen den
tuinier uit onze droomen geduldig afwachten.

Ik vind het jammer, dat ik je met onze lasten moest overvallen.

Zeg Judy, dat ze me een brief schuldig is en dat ze geen woord van me
te hooren krijgt, zoolang ze haar schuld niet heeft afgedaan.

                                       Uwe dienstwillige dienaresse
                                       S. McB.


Lieve Judy,

In mijn brief van gisteren aan Jervis vergat ik onzen hartelijken
dank over te brengen voor de drie badkuipen. Die hemelsblauwe kuip
met de poppetjes erop is beslist een verfraaiing van de
baby-afdeeling. Ik hou erg veel van geschenken voor de babies, als ze
te groot zijn om ingeslikt te worden.

Je zult wel blij zijn te hooren, dat de afdeeling handenarbeid goede
vorderingen maakt. De timmerafdeeling werkt zoolang in het lokaal,
waar vroeger de kinderen fröbelonderwijs kregen; nu zitten de
kleintjes zoolang in den tuin te werken totdat er een vleugel is
bijgebouwd.

En ook met de naaiklasse van de meisjes gaat het uitstekend. Onder
den grooten beuk zitten de meisjes op een rij op lange banken met de
hand te naaien, terwijl de grootste onze drie naaimachines gebruiken
mogen. Zoodra ze er eenige vaardigheid in hebben gekregen, zullen wij
het heele huis in nieuwe kleeren steken. Ik weet dat je vindt dat ik
talm, maar het is heusch een heel werk om 180 nieuwe jurken te maken,
en de meisjes zullen het veel meer op prijs stellen als zij ze zelf
moeten maken.

Ik moet je ook berichten, dat onze gezondheidsmaatregelen een
geweldige vlucht hebben genomen. Dr. MacRae heeft morgen- en
avondoefening ingevoerd en een glas melk en een uur korfbal elken
dag, tusschen de schooluren door. Hij leert de kinderen nu ook het
gebruik en het nut van onze verschillende organen en heeft hen in
kleine groepjes verdeeld, die afzonderlijk bij hem aan huis komen,
waar hij een geraamte heeft staan en waar hij hun alles kan
aanwijzen. Zij kunnen nu met evenveel verstand over hun kleine
ongesteldheden spreken als over sprookjes van Moeder de Gans.
Werkelijk, ze worden te geleerd om nog dezelfde kinderen te schijnen.
Je zoudt nooit denken dat je vondelingen voor je hadt, als je onze
kinderen hoorde spreken. Het lijken echte collegekinderen!

2 uur nm. O Judy, er is iets vreeselijks gebeurd! Herinner je je nog,
dat ik je een paar weken geleden erover sprak, dat ik een lief meisje
in een aardige familie had ondergebracht, met de hoop dat zij haar
zouden aannemen? Het was een lieve Christelijke familie, die in een
aardig dorpje woonde. De pleegvader was daar diaken van de kerk.
Hetty is een allerliefst gehoorzaam huishoudelijk klein wijfje en het
leek of het stelletje prachtig bij elkaar hoorde. Lieve Judy, ze werd
van morgen bij ons teruggebracht _omdat ze had gestolen!_ En
schandaal op schandaal: _Ze had een beker van het Avondmaal uit de
kerk gestolen!_

Tusschen haar gesnik en hun beschuldigingen in, duurde het wel een
half uur, eer ik de waarheid te weten kon komen. Het schijnt dat de
kerk, waartoe zij behooren, zeer modern en hygiënisch is (precies
als onze dokter) en dat zij daar persoonlijke bekers voor het
Avondmaal hebben ingevoerd. De arme kleine Hetty had in haar heele
leven nog nooit van een Avondmaal gehoord. Ze was ook nog niet zoo
erg aan de kerk gewend, want de Zondagschool was altijd voor haar
eenvoudige godsdienstige verlangens voldoende geweest. Maar in haar
nieuwe thuis ging ze èn naar de kerk èn naar de Zondagschool en
eens hebben zij daar tot haar groote vreugde wijn rondgereikt. Maar
haar sloegen ze over. Ze kwam er niet tegen in opstand, ze is eraan
gewend overgeslagen te worden. Maar toen ze naar huis gingen, zag ze
dat het zilveren bekertje bij haar plaats was blijven staan, en
denkend, dat het een souvenir was dat ze mocht meenemen, stak ze het
in haar zak. Twee dagen later kwam het pas aan het licht, daar het
zilveren bekertje het meest geliefkoosd sieraad van het poppenhuis
uitmaakte. Het schijnt, dat Hetty jaren geleden een tinnen
poppenserviesje in een speelgoedwinkel heeft zien staan en sedert
dien dag steeds heeft gedroomd er zelf een te mogen bezitten. Het
avondmaal-bekertje was niet precies hetzelfde, maar het leek er toch
wel wat op. Als nu onze Christelijke familie een beetje minder
geloovig was geweest en een beetje meer gezond verstand had bezeten,
zou zij kalm het bekertje aan de kerk terug hebben gegeven en Hetty
naar den eersten den besten speelgoedwinkel hebben meegenomen om er
een poppenserviesje voor haar te koopen. Maar niets daarvan! Ze
stopten het kind met haar hebben en houden in den eersten den besten
trein, duwden haar door onzen hoofdingang en verklaarden, dat zij een
geboren dievegge was!

Ik ben blij, dat ik je zeggen kan, dat ik dien diaken en zijn vrouw
eens flink de les heb gelezen en zij van mij meer te slikken kregen,
dan zij wel ooit van den hoogen preekstoel uit naar binnen hebben
mogen wurgen. Ik leende voor dit doel een paar krachtuitdrukkingen
uit Sandy's woordenboek en stuurde hen vernederd en kleintjes naar
huis. En wat die arme kleine Hetty betreft, die is nu weer bij ons
terug, nadat ze eerst met zulke groote verwachtingen de wijde wereld
in ging. Het heeft een heel slechten moreelen invloed op een kind om
in ongenade naar een gesticht terug gestuurd te worden, vooral als ze
zich niet bewust is, dat ze iets kwaads heeft gedaan. Het geeft haar
het gevoel alsof de wereld vol voetangels en klemmen is en dat maakt
haar angstig en onzeker. Ik moet nu mijn best doen om een ander lief
ouderhuis voor haar te vinden, met menschen die nog niet zoo oud en
netjes en goed geworden zijn, dat ze hun eigen jeugd absoluut
vergeten hebben.


                                       Zondag.

Ik vergat je te zeggen, dat onze nieuwe tuinbaas hier gekomen is. Hij
heet Turnfelt en heeft een vrouw met mooi, blond haar en kuiltjes in
haar wangen. Als ze een vondeling was, zou ik haar in een wip kunnen
plaatsen. En we zullen van haar zachtheid gebruik weten te maken! Ik
heb een prachtig plan om aan hun huisje nog een vleugel bij te
bouwen, zoodat onder haar goede zorgen een soort broedhuis gesticht
wordt voor pas aangekomen, kleine kuikentjes, zoodat we zeker kunnen
zijn, dat ze alle leelijke ondeugden, als ze die bezitten mochten,
hebben afgelegd wanneer ze zich met onze andere modelkuikens
vermengen.

Wat denk je daarvan? Het is beslist noodzakelijk om bij zoo'n groot
gesticht, vol lawaai en drukte, een stil, afgezonderd plekje te
hebben, waar wij alle gevallen die speciale zorg vragen,
onderbrengen. Sommige van onze kinderen hebben geschokte zenuwen en
dan zal een rusttijd hun zeker goed doen. Kies ik mijn woorden niet
zeer goed? Ja, het dagelijksch onderhoud met Dr. Robin MacRae kan
niet zonder goede gevolgen blijven!

[Illustratie]

Je moest onze biggetjes eens zien sedert den dag, dat Turnfeld zijn
intrede heeft gehouden. Ze zijn nu zoo helder en rozig en
onnatuurlijk, dat ze elkaar haast niet meer herkennen als de een den
ander passeert.

Ook ons aardappelveld is onherkenbaar. Het is net als een dambord in
64 gelijke stukken verdeeld en elk kind heeft zijn eigen stuk al
gekregen. Nu vormen zaadcatalogi onze eenige lectuur.

Noah is juist van een uitstapje naar het dorp teruggekeerd, waar hij
het Zondagsblad heeft gehaald. Want Noah is een zeer geletterd
persoon, hij leest niet alleen zeer goed, maar hij draagt ook een
bril met hoornen randen, terwijl hij zich met die gewichtige
bezigheid occupeert.

Hij bracht ook een brief van jou mee, die je Vrijdagavond hebt
geschreven. Het spijt me geweldig dat je Gösta Berling niet mooi
vindt en Jervis evenmin. De eenige opmerking die ik wil maken, is,
dat er een shocking gebrek aan letterkundigen smaak in de Pendleton
familie heerscht.

Dr. MacRae heeft een anderen dokter op bezoek, een zeer melancholiek
heer, die aan het hoofd van een particulier zenuwziekengesticht staat
en die denkt, dat er niets in het leven mooi en goed is. Maar ik
vermoed, dat die droefgeestige inzichten het natuurlijk resultaat
zijn van den voortdurenden omgang met krankzinnigen en zenuwzieken,
met wie hij driemaal per dag aan tafel zit. Hij bereist de heele
wereld op zoek naar gevallen van degeneratie en treft die overal aan.

Nadat ik een half uur met hem had gepraat, verwachtte ik, dat hij
mijn keel zou onderzoeken om te zien of ik misschien een gespleten
verhemelte had. Sandy's keuze, wat vrienden betreft, stemt volkomen
met zijn literairen smaak overeen.

Lieve deugd, wat een brief!

                                       Goeden nacht!
                                       Sallie.


                                       Donderdag, 2 Mei.

Lieve Judy,

Er is toch zooveel gebeurd! Het John Grier Home is er nog buiten adem
van. Eindelijk heb ik het vraagstuk opgelost en weet ik, wat ik met
mijn kinderen zal doen als al die timmerlieden en loodgieters en
metselaars in ons huis bezig zijn, of liever gezegd, mijn beste broer
heeft de oplossing gevonden!

Vanmiddag ging ik over de linnenkast en kwam tot de vreeselijke
ontdekking, dat ik alleen maar sloopen genoeg had om elke twee weken
mijn kinderen een versche te geven, wat blijkbaar de gewoonte van het
huis is. En wie denk je dat daar binnenstormt terwijl ik als een
chatelaine van een middeleeuwsch kasteel, te midden van mijn
huishoudelijke beslommeringen, een bos sleutels aan mijn middel
bengelend, in gepeins was verzonken? Niemand anders dan Jimmie!

Daar ik zoozeer in mijn zorgen was verdiept, kon ik hem slechts een
vluchtigen kus op zijn neus drukken en stuurde ik hem weg om toezicht
over mijn twee oudste rakkers te houden. Ze riepen wat vrienden bij
elkaar en organiseerden een voetbalwedstrijd. Jimmie kwam hijgend
maar enthousiast terug en stemde erin toe zijn bezoek tot het eind
van de week te verlengen, hoewel hij na het avondeten, dat ik hem te
verorberen gaf, te kennen gaf, dat hij voortaan zijn maaltijden in
het hotel wenschte te nuttigen. Toen wij met ons kopje mocca voor het
vuur zaten, maakte ik hem deelgenoot van mijn onzekerheid, wat ik met
mijn kuikens moest beginnen terwijl de nieuwe broedplaats gebouwd zou
worden. Je kent Jimmie. In een seconde had hij zijn plan al
opgemaakt.

"Sla een Adirondacks-kamp op, op het kleine grasveld bij het gebouw.
Je kunt daar drie tenten opslaan, elk voor acht man en dan kun je de
24 oudste jongens gedurende den zomer eruit sturen. Het kost haast
niets!"

"Ja", argumenteerde ik, "die tenten kosten weinig, maar het is heel
duur om een man aan te nemen, die er toezicht over houdt". "O neen",
antwoordde Jimmie, "ik zal wel een collegevriend voor je vinden, die
blij is om gedurende zijn vacantie kost en inwoning en een kleine
vergoeding voor zijn toezicht te krijgen. Je zult hem alleen wat
beter eten moeten geven dan ik gisteren het genoegen had op mijn bord
te zien".

Dr. MacRae liep om negen uur bij ons aan, nadat hij eerst de
ziekenafdeeling had bezocht. Wij hebben drie gevallen van kinkhoest
maar houden de kinderen afzonderlijk, zoodat er geen enkel van de
andere aangetast kan worden. Hoe deze drie het kregen, is mij een
raadsel. Het schijnt, dat er een vogeltje bestaat, dat kinkhoest naar
de vondelingengestichten brengt.

Jimmie overviel hem dadelijk met zijn kampschema en de dokter ging er
vol geestdrift op in. Ze namen potlood en papier en maakten er een
schets van, en een paar uur later was de laatste spijker geslagen.
Niets zou die twee menschen meer voldoening hebben kunnen geven, dan
nog om tien uur aan de telefoon te hangen en een armen timmerman uit
zijn besten slaap te wekken. Die is nu met eenig timmerhout voor acht
uur in den morgen besteld.

Ik raakte hen eindelijk om half elf kwijt, terwijl ze nog druk over
palen en touw en tentdoek napraatten.

De opgewondenheid van Jimmie, gevoegd bij de sterke koffie, maakte,
dat ik nu nog opzit om je uitvoerig verslag te geven. Toch zal ik als
je het goed vindt, je de nadere bijzonderheden een volgende keer
meedeelen.

                                       Altijd,
                                       Je Sallie.


                                       Zaterdag.

Waarde vijand,

Komt U vanavond om zeven uur bij ons dineeren? Het wordt een echt
diner, we krijgen zelfs roomijs!

Mijn broer heeft een welwillend jongmensch ontdekt, die het toezicht
over onze jongens kan houden. Misschien kent U hem wel. Hij heet Mr.
Witherspoon. Ik wil hem langzaam aan in gestichtskringen
introduceeren, dus spreek alsjeblieft niet over krankzinnigheid of
epileptische gevallen of alcoholisme of over een van Uw andere
stokpaardjes.

Het is een vroolijke levenslustige jongen, die aan heel goede diners
gewend is. Denkt U, dat hij zich ooit in het J. G. H. op zijn gemak
zal voelen?

                                       In de grootst mogelijke
                                       haast, Sallie McBride.


                                       Zondag.

Lieve Judy.

Jimmie kwam hier Vrijdagmorgen om acht uur aanloopen en de dokter een
kwartier later. En sinds dien tijd hebben ze met de timmerlieden en
onzen nieuwen tuinbaas en Noah en onze twee paarden en onze acht
sterke boys flink doorgewerkt. Nog nooit zijn bouwplannen met meer
animo en grooter spoed tot stand gekomen. Ik wou dat ik een dozijn
Jimmies hier kon krijgen, alhoewel ik moet bekennen dat mijn broer in
zijn eerste vlaag van werkwoede beter werkt dan eenigen tijd later.
Voor het beeldhouwwerk van een middeleeuwsche kathedraal zou hij b.v.
niet bijster geschikt zijn.

Hij kwam Zaterdagmorgen met een nieuw denkbeeld aandragen: hij had
den vorigen nacht in het hotel een vriend ontmoet, die tot zijn
jachtclub in Canada behoort en kassier van onze Eerste (en eenige)
Nationale Bank is. "Het is een beste jongen", zei Jimmie, "en juist
dat soort, dat wij noodig hebben om de kinderen schik in het
kampleven te doen krijgen. Hij zal wel bereid zijn om hier te komen
tegen vrije kost en inwoning en een vergoeding van $ 30.-- in de
maand, want hij is met een meisje in Detroit verloofd en wil sparen.
Ik zei hem al, dat het eten hier niets waard is, maar als hij genoeg
opspeelt, zul je wel een nieuwe keukenmeid aannemen".

"Hoe heet hij?" vroeg ik vol belangstelling.

"O, hij heeft een verrukkelijker naam! Hij heet Percy de Forest
Witherspoon".

Ik viel bijna flauw! Stel je voor, een Percy de Forest Witherspoon,
die voor 24 van die kleine, onbeschaafde wilden moet zorgen!

Maar je kent Jimmie als hij zijn zinnen op iets heeft gezet. Hij had
Mr. Witherspoon al uitgenoodigd om dien avond bij ons te komen eten
en had oesters en duifjes en roomijs in het dorp besteld om me met
mijn kalfsvleesch te hulp te komen. Het eindigde daarmede, dat ik een
volmaakt diner gaf met Miss Matthews en Betsy en den dokter incluis.

Ik vroeg er haast ook den WelEd. Gestr. en Miss Snaith bij. Sedert ik
die twee ken, voel ik dat er een roman tusschen hen moet bestaan.
Nooit ontmoette ik twee menschen die zoo prachtig bij elkaar passen!
Hij is een weduwnaar met vijf kinderen. Denk je niet, dat we dat
zaakje zouden kunnen opknappen? Als hij een vrouw heeft, die goed
voor hem zorgt, zou hij niet meer zooveel tijd voor het J. G. H. over
kunnen hebben. Ik zou het heerlijk vinden om met één slag van
beiden ontslagen te zijn. Je moet het heusch bij de aanteekeningen
voor toekomstige verbeteringen voegen.

In elk geval hadden wij ons diner. En gedurende den maaltijd groeide
mijn angst gedurig, niet over het feit, wat Percy voor ons zou doen,
maar wel, wat wij voor Percy zouden kunnen doen. Als ik de heele
wereld afreisde, zou ik toch nergens een geschikter man kunnen
vinden, waarmede onze jongens nog meer zouden boffen. Je kunt hem
aanzien dat hij alles goed doet en flink is; zijn letterkundige en
artistieke bekwaamheden trek ik een weinig in twijfel, maar hij rijdt
en schiet en speelt golf en voetbalt en zeilt. Hij houdt er van in de
open lucht te slapen en hij houdt van jongens. Hij heeft er altijd
naar verlangd om eens een paar vondelingen te leeren kennen, want hij
beweerde, dat hij er dikwijls over gelezen heeft, maar nog nooit met,
hen heeft gesproken. Percy schijnt te goed om werkelijk te zijn. Het
lijkt een droom!

Voordat zij afscheid namen, zochten Jimmie en de dokter een lantaarn
op en geleidden zij Mr. Witherspoon in avondcostuum naar de plaats
waar zijn toekomstig kamp gebouwd moet worden.

En wat hadden wij niet een verrukkelijker Zondag! Ik moest hun
absoluut verbieden om met timmeren door te gaan, want die mannen
dachten aan niets anders, zelfs niet aan het moreele kwaad dat ze
daardoor bij 104 zieltjes zouden kunnen aanrichten! Ze stonden daar
en hamerden erop los en dachten erover, dat ze morgen vroeg weer aan
het werk konden gaan! Hoe langer ik mannen bestudeer, des te meer kom
ik tot de overtuiging dat zij niets anders zijn dan groote jongens,
die hun ware natuur een beetje voor de buitenwereld verbergen.

Ik verkeer in gestadig gepeins hoe ik in Godsnaam den Heer
Witherspoon zal kunnen voeden. Hij ziet eruit alsof hij een
schrikwekkenden eetlust heeft en ook alsof hij zijn diner niet kan
verorberen als hij geen avondcostuum aan heeft. Ik heb Betsy er op
uitgezonden met de boodschap, dat we een koffer vol avondjaponnen
moeten hebben om onze sociale standing op te houden. Een ding is zeer
goed: hij gebruikt zijn lunch in het hotel en ik heb gehoord dat die
daar zeer voedzaam en rijkelijk is.

Zeg Jervis, dat het me spijt, die hij niet hier is en dus niet mee
kan timmeren aan ons kamp. Daar komt de WelEd. Gestr. in de verte
aan. De goede God behoede mij!

                                       Je ongelukkige
                                       S. McB.


                                       J. G. H. 8 Mei.

Lieve Judy,

Ons kamp is klaar! Mijn energieke broer is er weer van door en onze
24 boys hebben twee heerlijke nachten in de open lucht doorgebracht.

Onze drie tenten verhoogen het artistieke schoon van ons terrein. Zij
zijn ongeveer gelijk aan die, welke wij in Adirondacks hadden,
gesloten aan drie kanten en van voren open en één grooter dan de
twee andere, omdat die de kamer van den Heer Percy Witherspoon bevat.
Een aangrenzende hut, die wat minder aan weer en wind is
blootgesteld, dient als badinrichting en bevat een kraan, aan den
wand bevestigd, en drie groote waterkitten. Elk kamp heeft een
badmeester, die, op een stoel staande, de overige jongens, huiverend
naast den stoel staande, een voor een flink met water begiet. Sinds
onze regenten ons niet genoeg badkuipen wenschen te geven, moeten wij
onze scherpzinnigheid te hulp roepen. Het kamp is in drie
Indianengroepen verdeeld, elk met een hoofdman, die voor het gedrag
van de groep aansprakelijk is. Mijnheer Witherspoon is de hoofdman
van de heele Indianenbende en Dr. MacRae is de medicijnman. Zij
betrokken hun tenten Dinsdagavond met de bekende plechtigheden, en
hoewel zij mij officiëel uitnoodigden de feestelijkheden bij te
wonen, maakte ik voor mijzelf uit dat dit een zuiver manlijke
bijeenkomst was. Ik weigerde dus te komen doch zond hun
ververschingen, wat in zeer goede aarde viel. Betsy en ik liepen dien
avond tot het slagbalveld en kregen een glimp van hun orgieën te
zien. De dapperen waren in een wijden kring om het vuur gezeten,
ieder versierd met een deken van zijn bed en een rij veeren in zijn
haar. (Onze kuikens schijnen er zeer schrale staarten op na te
houden, maar ik heb geen onpleizierige vragen gesteld). De dokter
voerde een krijgsdans uit, een bonten deken artistiek om zijn
schouders geslagen, terwijl Jimmie en de Heer Witherspoon hem met
krijgsmuziek begeleidden. (Twee koperen ketels die wij nu wel nooit
meer terug zullen zien!) Had je dat ooit van Sandy gedacht? Het is
het eerste glimpje leven, dat ik van dien man te zien kreeg.

Na tien uur, toen de dapperen veilig en wel onder de wol lagen,
kwamen de drie mannen bij ons binnen vallen en lieten zich lui in de
gemakkelijke stoelen van de bibliotheek neer met het air van
martelaars, die zich voor het welzijn van anderen hebben opgeofferd.
Maar zij konden mij niet misleiden: bij alle gekheid, die zij hadden
uitgevoerd, hadden zijzelven even hard meegenoten als onze jongens.

Tot dusverre lijkt Percy Witherspoon het hier zeer behagelijk te
vinden. Hij zit aan het hoofd van een onzer tafels onder de speciale
bescherming van Betsy, en naar ik hoor weet hij daar in het stille
hoekje veel vroolijkheid te weeg te brengen. Ik ben er in geslaagd
het menu een kleinigheid te verbeteren en met een goeden eetlust
accepteert hij alles, wat wij hem voorzetten, onbekommerd over de
afwezigheid van de gewende kleinigheden als oesters en tong en hors
d'oeuvre.

Ik kon dezen jongen man geen eigen zitkamer aanwijzen, maar hij heeft
die moeilijkheid opgelost door voor te stellen het nieuwe
laboratorium daarvoor te gebruiken. Dus brengt hij de avonden met een
boek en een pijp vredig door, terwijl hij zich behagelijk in den
tandartsstoel uitstrekt. Er zijn niet veel menschen van de wereld,
die hun avonden op zulk een onschuldige manier zouden willen
doorbrengen. Dat meisje in Detroit is een gelukkig, jong ding!

O jé! Daar komt een auto met menschen aan, met het verzoek het
gesticht te mogen bezien en Betsy, die gewoonlijk de honneurs
waarneemt, is er niet. Ik vlieg!

                                       Addio!
                                       Sallie.

[Illustratie]


Mijn lieve Gordon.

Dit is geen brief, dien ben ik je niet schuldig. Het is alleen maar
het ontvangstbewijs van 65 paar rolschaatsen.

                                       Veel dank!
                                       S. McB.


                                       Vrijdag.

Waarde vijand,

Ik hoorde dat ik vandaag Uw bezoek miste, maar Jane bracht me Uw
boodschap over tegelijk met de "Philosophische beschouwingen over den
oorsprong van het geslacht in verband met de opvoeding". Ze zegt dat
U in een paar dagen mijn meening over dit boek wilt kennen. Zal het
examen schriftelijk of mondeling plaats vinden?

En dringt het nooit tot U door, dat deze beschouwingen betrekkelijk
eenzijdig zijn? Ik overdenk dikwijls, dat het voor Dr. Robin MacRae's
geest beter zou zijn, als hij af en toe een kleine verfrissching
kreeg. Ik beloof U het boek te lezen als U dan in ruil een van de
mijne leest. Ik stuur U hierbij "Dolly Dialogues" en zal binnen een
paar dagen Uw meening hierover vragen.

Het is een reuzenwerk om een Schotschen Presbyteriaan frivool te
maken, maar volharding brengt dikwijls wonderen tot stand!


                                       S. McB.


                                       13 Mei.

Mijn lieve, lieve Judy,

Spreek jij maar over de stroomen in Ohio! Hier in Dutchess County
gaan we langzamerhand op eeuwig natte sponsen lijken. Al vijf dagen
regent het en alles gaat hier in het gesticht verkeerd.

De babies hebben kroep gehad en wij zijn alle nachten met hen in de
weer geweest. De keukenmeid heeft haar dienst opgezegd en er is een
doode rat gevonden. Ons kamp lekt en vroeg in den morgen, na den
eersten wolkbreuk, kwamen 24 door en door natte kuikens voor onze
deur, in drijvende dekens gewikkeld, en vroegen huiverend om toegang.
Sedert dien dag hangt elke lijn en elke trapleuning vol met natte en
dampende dekens, die het vertikken om te drogen! Mijnheer Percy de
Forest Witherspoon is naar zijn hotel teruggekeerd om te wachten
totdat de zon weer doorbreekt.

Nadat onze kinderen nu al vier dagen lang zonder veel afleiding of
lichamelijke oefeningen in ons huis zijn opgesloten, breekt de
ondeugendheid er aan alle kanten uit, even verraderlijk als de
mazelen. Betsy en ik denken ons suf over alle mogelijke bezigheden
die er in onze beperkte ruimte uitgevoerd kunnen worden, zooals
blindemannetje en kussengevechten en verstoppertje spelen en
gymnastiekoefeningen in de eetkamer en zakloopen in het schoollokaal.
(Daarbij werden twee ruiten gebroken). De jongens hebben in de gang
haasje-over gespeeld en daarbij al het pleisterwerk in huis bekrast
en we hebben een verwoede en energieke schoonmaak gehouden. Al het
houtwerk is geboend en alle vloeren zijn gewreven. Maar ondanks dit
alles hebben wij een groot deel van onze wilskracht er bij
ingeschoten en zijn onze zenuwen zoo gespannen, dat wij bang zijn met
elkaar in botsing te komen.

Sadie Kate heeft als een kleine duvel huis gehouden. (Bestaan er
vrouwelijke duvels?) Als die er niet zijn geweest, is Sadie Kate dan
toch de eerste, en vanmiddag had Loretta Higgins iets, ik weet
eigenlijk niet of het een toeval of wel een driftbui was. Ze viel
plat op den grond en huilde een uur lang en als iemand haar probeerde
te naderen, sloeg ze om zich heen als een windmolen en trapte naar
alle kanten.

Toen de dokter kwam was ze vrijwel uitgewoed. Hij nam haar op, een
vermoeid afgemat wezentje en bracht haar naar een bed in de
ziekenkamer. En toen ze ingeslapen was, kwam hij naar beneden in de
bibliotheek en vroeg inzage van het archief.

Loretta is 13 jaar oud. Sedert zij hier is, heeft zij vijf van die
uitbarstingen gehad en is daarvoor zwaar gestraft geworden. De
stamboom van het kind luidt zeer kort: "De moeder stierf door
verslaafdheid aan den drank in het Bloomingdale-asyl. Vader
onbekend".

Hij bestudeerde de bladzijde lang met gefronste wenkbrauwen en
schudde het hoofd.

"Als een kind uit zoo'n gezin komt, mag het dan wel gestraft worden,
omdat het een geschokt zenuwgestel heeft?"

"Neen", antwoordde ik. "Maar wij zullen haar geschokte zenuwen tot
kalmte brengen".

"Als wij dat kunnen...."

"Wij zullen haar met wonderolie en zonneschijn groot brengen en een
aardige, lieve pleegmoeder voor haar zoeken, die met het arme kind
medelijden heeft...."

Maar toen stokte ik bij de gedachte aan Loretta's gezichtje met die
holle oogen en grooten neus en openstaanden mond en spitse kin en
piekerig haar en afstaande ooren. Op de heele aarde zou geen
pleegmoeder gevonden kunnen worden, die van zoo'n kind zou houden!

"Maar waarom", steunde ik, "laat de lieve God dan niet alle
vondelingen met helblauwe oogen en blonde krullen en lieve maniertjes
ter wereld komen? Van dat soort zou ik wel een millioen bij
vriendelijke menschen kunnen onderbrengen, maar niemand verlangt naar
Loretta".

"Ik ben bang dat de goede God niets met de geboorte van onze Loretta
te maken heeft. De duivel schopt die kinderen op aarde".

Arme Sandy! Hij is erg pessimistisch wat het bestaan van een Godheid
betreft, maar wat wonder, als je je maar eventjes in het eentonig
liefdeloos leven indenkt, dat hij leidt! Hij zag er vandaag uit,
alsof zijn eigen zenuwstelsel geschokt was. Sinds vijf uur in den
morgen heeft hij in den regen geplast, omdat hij er voor een zieke
baby uitgeroepen werd. Ik liet hem plaats nemen en zorgde voor thee
en wij hadden een gezellig gesprek over dronkenschap en idiotisme en
epilepsie en krankzinnigheid. Hij heeft een afschuw van aan den drank
verslaafde ouders, maar telkens en telkens weer moet hij over
krankzinnigheid spreken.

Onder ons gesproken, ik geloof niet dat je iets tegen erfelijke
belasting kunt doen, tenminste als de baby niet dadelijk na de
geboorte in een gezond milieu komt. Wij hebben hier het aardigste
kindje, dat je ooit gezien hebt. Zijn moeder en Tante Ruth en Oom
Silas zijn krankzinnig gestorven, maar hij zelf is zoo rustig en
vredig als je maar wenschen kunt.

Dag, mijn lieve Judy! Het spijt me, dat ik je geen vroolijker brief
kan sturen, ofschoon er eigenlijk ook weer niets ernstigs gebeurd is.
Het is 11 uur en ik heb juist eventjes inspectie gehouden. Overal
heerscht rust, die slechts verbroken wordt door het geklepper van
twee losstaande luiken en de droppels, die geregeld van het dak naar
beneden vallen. Ik beloofde Jane, dat ik er om 10 uur in zou kruipen.

Goeden nacht en God behoede jullie beiden.

                                       Sallie.


P.S. Met al die vervelendheid is er toch nog een ding, waarvoor ik
dankbaar moet zijn. De WelEd. Gestr. heeft een aanval van maagkoliek
en in een opwelling van blijdschap stuurde ik hem een grooten bos
viooltjes.


                                       16 Mei.

Morgen, mijn lieve Judy,

Drie dagen lang zonneschijn! Het J. G. H. glundert!

Al mijn zorgen zijn heerlijk weggevaagd. Die vreeselijke dekens zijn
eindelijk droog en onze kampen zijn weer bewoonbaar gemaakt.

Wij hebben houten vloeren gelegd en het dak met geteerd papier
bekleed. (Mr. Witherspoon beweert, dat het nu veel van kippenhokken
weg heeft). Wij graven een met steenen omzoomden greppel, die van het
plateau, waar het kamp opgeslagen is, naar het graanveld leidt,
zoodat wij bij een tweeden wolkbreuk niet zooveel van het regenwater
te lijden zullen hebben! De Indianen hebben hun bespiegelend leven
hervat en hun hoofdman is weer op zijn post teruggekeerd.

De dokter en ik hebben veel zorg aan Loretta Higgins' zenuwstelsel
gewijd. Wij denken dat dit leven met zijn voortdurende drukte en
beweging te opwindend voor haar is en hebben besloten, dat het 't
beste is dat zij bij een familie onder dak komt, waardoor speciale
zorg aan haar kan worden besteed.

De dokter, die veel goede bronnen kent, heeft hiervoor reeds een
familie gevonden. Ze woont vlak naast hem en de menschen zijn
werkelijk heel aardig. Ik heb ze zoo juist opgezocht. De huisvader is
meesterknecht van de afdeeling metaalafgietsels in de groote
ijzerfabriek hier en zijn vrouw is een lieve zachte natuur, die
heelemaal schudt als ze lacht. Ze leven haast altijd in de keuken om
de voorkamer netjes te houden, maar het is een bijzonder aardige
keuken, zoodat ik er zelf wel in zou willen wonen. Ze hebben potten
met begonia's in de ramen staan en een aardige spinnende tijgerkat
slaapt huiselijk voor den haard. Ze bakt op Zaterdag koekjes en
gemberbrood en pannekoeken. Ik heb al bij mezelf vastgesteld dat ik
mijn wekelijksch bezoek aan Loretta elken Zaterdagmorgen om elf uur
zal afleggen. Klaarblijkelijk maakte ik op Juffrouw Wilson een even
goeden indruk als zij op mij, want nadat ik vertrokken was, vertelde
zij aan den dokter, dat zij mij mocht lijden omdat ik net zoo gewoon
deed als zij.

Loretta zal huishoudelijke bezigheden leeren en er een eigen stukje
grond op nahouden en ze moet ook veel buiten spelen in de zon. Ze zal
vroeg naar bed gaan en degelijk gezond eten krijgen en ze zullen haar
vertroetelen en gelukkig maken -- en dat alles voor $ 3.-- in de
week!

Waarom vinden we niet honderd families zooals deze en besteden wij al
onze kinderen uit? Dan zouden wij dit gesticht voor idioten kunnen
gebruiken en ik, die geen greintje verstand van idiotisme heb, kon
zonder eenig gewetensbezwaar mijn baantje neerleggen en naar huis
terugkeeren en daar gelukkig verder leven.

Werkelijk, lieve Judy, ik begin bang te worden. Dit gesticht zal zich
nog van mij meester maken als ik er lang genoeg blijf. Ik ga er
zooveel belang in stellen, dat ik aan niets anders meer kan denken of
van niets anders kan droomen. Ja, Judy, je hebt mijn goede toekomst
vernietigd!

Stel je eens voor, dat ik me terug zou trekken en zou gaan trouwen en
een familie stichten. Zooals de toestand op het oogenblik is, kan ik
op niet meer dan vijf á zes kinderen rekenen en die hebben
natuurlijk allen denzelfden aanleg omdat ze van één vader en moeder
zijn. Dank je wel, hoor! Dat lijkt me erg eentonig en onbeduidend! Je
hebt me ongeschikt gemaakt voor het dagelijksch leven!


                                       Ik zie je verwijtend aan.
                                       Sallie McBride.


P.S. We hebben hier een jongen, wiens vader gelyncht is. Vind je het
niet interessant om dat in de familie te hebben?


                                       Donderdag.

Liefste Judy,

Wat moet ik doen? Mamie Prout houdt niet van pruimen. Deze antipathie
voor een goedkoop en voedzaam eten berust op niets anders dan
verbeelding en behoort niet bij de kinderen van een goed gesticht te
bestaan! Wij moeten maken dat Mamie wèl van pruimen gaat houden,
zegt onze taalonderwijzeres, die de ochtenduren bij ons doorbrengt en
ook meehelpt de moraal van ons gesticht op een hoog peil te houden.
Tegen één uur bracht zij vanmiddag Mamie bij mij, beschuldigd van
het feit, dat zij had geweigerd, absoluut had geweigerd, haar mond te
openen en er een pruim in te laten stoppen. Het kind werd op een
stoel neergesmakt in afwachting van de bestraffing, die zij van mij
moest ontvangen.

Nu weet je dat ik niet van bananen houd en het ook zou verafschuwen
er een te moeten slikken. Dus redeneerde ik van mijn standpunt, dat
ik niet het recht heb Mamie Prout te dwingen pruimen te slikken.

[Illustratie]


Terwijl ik weifelend overdacht hoe ik het zoo zou regelen, dat ik een
loopgraaf voor Mamie kon ontdekken zonder Miss Keller's gezag te
ondermijnen, werd ik aan de telefoon geroepen.

"Blijf daar zitten, tot ik terug kom", zei ik tegen Mamie en liep de
kamer uit en sloot de deur.

Het telefoontje was van een vriendelijke dame, die mij uitnoodigde
mij met haar auto naar een vergadering te brengen. Ik behoef je niet
te vertellen, dat ik hier belangstelling voor ons gesticht bij de
rijke buren tracht op te wekken. De luie rijken, die groote
landgoederen in de nabijheid bezitten, komen nu uit de stad hierheen
en voordat zij te veel door garden-parties en tennis-matches in
beslag genomen worden, tracht ik ze voor mijn plannen te winnen. Ze
hebben nooit het minste of geringste voor ons gesticht gedaan en ik
vind, dat het nu zoetjes aan tijd wordt, dat zij wat belang in ons
werk gaan toonen.

Toen ik tegen het theeuurtje terugkwam, trad Dr. MacRae me in de hal
tegemoet en vroeg mij inzage van eenige statistieken. Ik opende de
deur en daar zat Mamie Prout, in dezelfde houding zooals ik haar vier
uur geleden had verlaten.

"Maar Mamie, lieveling!", riep ik verschrikt uit, "heb je daar al
dien tijd gezeten?"

"Ja juffrouw", antwoordde Mamie gedwee, "U zei toch, dat ik hier
moest blijven totdat U terugkwam".

Dat arme, kleine geduldige ding had zwaar tegen haar vermoeidheid te
vechten maar gaf geen kik.

Ik moet je eerlijk bekennen dat Sandy buitengewoon lief was. Hij nam
haar in zijn armen en droeg haar naar de bibliotheek en vertroetelde
en streelde haar net zoo lang tot dat ze lachte. Jane bracht een
tafeltje en zette het voor haar neer en terwijl de dokter en ik thee
dronken en toast aten, zorgden wij voor Mamie's avondeten. Ik
vermoed, dat sommige paedagogen zullen beweren, dat dit het geschikte
oogenblik was om het kind met pruimen vol te stoppen nu ze doodmoe en
hongerig was, maar ik ben er zeker van dat je het volkomen zult
goedkeuren, dat ik dat niet deed, en de dokter heeft, voor het eerst
in zijn leven wellicht, mijn onwetenschappelijke handeling
ondersteund. Mamie heeft het heerlijkste eten gehad dat ooit over
haar lippen is gekomen, wat nog met aardbei-jam uit mijn eigen
voorraad en pepermuntjes uit Sandy's zak verrijkt werd. Ik liet haar
tevreden en gelukkig naar haar kameraadjes terugkeeren, nog altijd
behept met den zeer betreurenswaardigen afkeer van pruimen.

Heb je ooit iets droefgeestigers gezien dan die zieldoorsnijdende,
onredelijke gehoorzaamheid, die Mrs. Lippett zoo wist aan te kweeken?
Het is de houding, die de vondelingengestichts-kinderen ook in het
leven zouden aannemen en ik zal die gedweeheid uitroeien. Initiatief,
verantwoordelijkheidsgevoel, belangstelling in alles,
vindingrijkheid, och Judy, ik wou, dat de dokter een serum had om die
deugden er bij onze kinderen in te gieten.

* * * * *

LATER -- Ik wou, dat je naar New-York terug zou kunnen keeren. Ik heb
jou tot reclame-agent van onze inrichting aangesteld en wij hebben
een paar van je mooiste artikelen direct noodig. Zeven hummeltjes
schreeuwen, dat zij aangenomen willen worden en het is jouw werk om
dit nieuws te verbreiden.

Kleine Gertrude is een beetje scheel, maar ze is erg lief en aanhalig
en heeft een goed hart. Kun je haar deugden niet zoo welsprekend
beschrijven, dat de een of andere lieve familie haar wil aannemen,
ook al is zij niet mooi? Haar oogen kunnen geopereerd worden als ze
wat ouder is. Het kind voelt dat ze iets mist, al heeft ze ook nog
nooit in haar leven een vader of moeder gekend. Ze breidt haar
armpjes aandoenlijk uit als er iemand langs komt. Beschrijf dit zoo
treffend mogelijk en zie of je geen moeder en vader voor haar kunt
vinden.

Misschien kun je een van de New-Yorksche bladen bewegen een
Zondagsartikel over verschillende kinderen te plaatsen. Ik zal je een
paar foto's sturen. Weet je nog hoeveel brieven we op onzen
"Schaterenden Joe" kregen, met dat aardige portretje van hem? Ik kan
je net zulke portretten sturen van "Kraaiende Lou" en "Aanhankelijke
Gertrude" en "Schoppende Karel", als jij dan maar voor de
letterkundige saus wilt zorgen.

En zorg alsjeblieft, dat ik een paar families krijg, die niet bang
voor erfelijke belasting zijn. De eisch dat elk kind van een van de
eerste families van Virginia moet afstammen, wordt vervelend.


                                       Met hartelijke groeten.
                                       Je Sallie.


                                       Vrijdag.

Mijn lieve, lieve Judy,

Wat een opruiming! Ik heb de keukenmeid en den portier ontslagen en
in zeer korte bewoordingen de taalonderwijzeres te kennen gegeven,
dat zij het volgend jaar niet terug behoeft te komen. Als ik nu den
WelEd. Gestr. ook maar kon ontslaan!

Ik moet je ook vertellen, wat er vanochtend gebeurde. Onze
eerbiedwaardige regent, die zoo'n gevaarlijke ziekte heeft gehad, is
nu weer gevaarlijk beter geworden en kwam aanloopen om een buurvisite
te maken. Punch nam een hoekje van mijn bibliotheek in beslag, geheel
en al verdiept in zijn blokken. Ik houd hem van de andere kinderen
verwijderd en pas de Montessori-methode op hem toe, door hem heel
alleen op een kleedje te laten liggen en ervoor te zorgen, dat zijn
zenuwen op geenerlei wijze geschokt kunnen worden. Ik vlei mijzelf
dat het systeem goed werkt. Zijn woordenlijst lijkt in den laatsten
tijd al veel op die van een preutsche dame.

Nadat de WelEd. Gestr. ons een treurig uur had bezorgd, rees hij uit
zijn stoel op om heen te gaan. Toen hij de deur achter zich gesloten
had (ik ben het kind hoogst dankbaar, dat het tenminste dat oogenblik
heeft afgewacht), vestigde Punch zijn doordringende bruine oogen
peinzend op mij en mompelde met een vertrouwelijker glimlach:

"Jezus, heeft die vent niet precies het sm... van een aap?" Als je
een lieve Christelijke familie kent, die een alleraardigsten bengel
van 5 jaar wil aannemen, schrijf dan alsjeblieft dadelijk aan

                                       S. McBride,
                                       Directrice van het
                                       John Grier Home.


Lieve Pendletons,

Ik heb nog nooit twee zulke slakken als jullie gekend! Nu pas ben je
in Washington en ik heb al dagen lang mijn reisnecessaire gepakt om
een paar heerlijke dagen chez vous door te brengen. Maak toch voort!
Ik heb zoo lang en hevig in deze gestichtsatmosfeer gesmacht als het
bij menschenuithoudingsvermogen slechts kan. Ik stik en ga dood als
er niet spoedig verandering in komt.


                                       Je haast gestikte, haast
                                       versmachte S. McB.


P.S. Stuur Gordon Hallock een kaart om hem te berichten, dat je in
Washington bent. Hij zal dolgraag zichzelf en het Capitool tot je
beschikking stellen. Ik weet, dat Jervis hem niet mag lijden maar
Jervis moest wijzer zijn en ongemotiveerde antipathieën tegen
staatslieden overwinnen. Wie weet, misschien zal ik mij op een goeden
dag ook in de politiek verdiepen.


Mijn lieve Judy,

Wij krijgen de leukste cadeaux van onze vrienden en weldoeners.

Luister maar eens: De vorige week reed de Heer Wilton J. Leverett (ik
lees zijn naam van zijn kaartje op) over een gebroken flesch aan den
buitenkant van ons hek en terwijl zijn chauffeur de autoband lapte,
maakte hij even van dit oponthoud gebruik door bij ons binnen te
loopen. Betsy liet hem het heele gesticht zien, en hij nam met een
bepaald intelligente belangstelling alles op wat zij hem toonde en
interesseerde zich bijzonder voor ons nieuwe kamp.

Dat is iets, wat mannen aardig vinden. Hij ging zelfs zoover, dat hij
zijn jas uitgooide en met twee kampen slagbal speelde. Na anderhalf
uur keek hij plotseling op zijn horloge, vroeg om een glas water en
ging buigend heen.

Wij waren deze kleine geschiedenis al geheel vergeten totdat wij er
vanmiddag plotseling door een postbode weer aan werden herinnerd. Hij
bracht ons een geschenk van het chemisch laboratorium van Wilton J.
Leverett, bestaande uit een vat van niet al te kleine afmetingen, met
vloeibare groene zeep!

Heb ik je al verteld, dat het zaad voor onze tuintjes uit Washington
gekomen is? Een beleefd geschenk van Gordon Hallock en het U. S.
Government.

Als een voorbeeld van de onwetendheid, waarin de kinderen hier
gelaten werden, zal ik je alleen maar vertellen, dat Martin
Schladewitz, die drie jaar op deze pseudo-buitenplaats doorbracht,
niets beters wist te doen dan een gat van twee voet diep te graven en
daarin zijn slazaad te bedelven.

O, als je eens wist, wat ik hier heb verbeterd en telkens weer
verbeteren moet! Natuurlijk kun jij daarover zeker wel het eerst
meespreken. Zoo langzamerhand leer ik eerst mijn oogen goed gebruiken
en dingen, die ik eerst grappig vond, schijnen me nu -- o Judy laat
ik er niet over beginnen! Het is treurig! Elk grappig ding dat te
voorschijn wipt, schijnt weer iets diep treurigs te verbergen.

[Illustratie]

Op het oogenblik schenken wij angstvallig al onze aandacht aan onze
manieren -- geen vondelingen-gestichtsmanieren, neen, dans
schoolmanieren!

Je moest onze kleine Uriah Heepish eens zien -- geen kind kan er
betere manieren op na houden! Ze maakt een buiging als je haar een
hand geeft en als er een dame binnenkomt, staan de jongens van hun
stoel op, met hun pet in hun hand, en schuiven een stoel aan.
(Gisteren heeft Tommy Woolsen Sadie Kate met haar neus in de soep
geduwd, tot groot vermaak van ons allen, behalve van Sadie Kate, die
een onafhankelijke jonge dame is, en niet van die onnoodige,
mannelijke attenties houdt). Eerst spotten onze jongens met die
manieren maar na het prachtig werkend voorbeeld van hun held, Percy
de Forest Witherspoon, zijn het al kleine gentlemen geworden.

Punch heeft me vanmorgen een bezoek gebracht. Gedurende het laatste
half uur heeft hij zich in het raamhoekje neergevlijd en zich
kalm-tevreden met zijn kleurpotloodjes geamuseerd, terwijl ik ijverig
aan jou zat te pennen! Betsy gaf hem en passant een kus op zijn neus.
"Ach, loop heen", bromde Punch, donker blozend, en veegde met een
zekere mannelijke onverschilligheid het laatste teeken van teederheid
weg. Maar ik merkte op, dat hij zijn kleurwerk met meer ijver en met
een poging tot fluiten hervatte. Wij zullen er wel in slagen het hart
van dezen jongen man voor ons te winnen.


                                       Dinsdag.

De dokter was vandaag erg uit zijn humeur. Hij kwam juist
binnenstappen toen de kinderen op weg naar de eetzaal waren. Hij liep
mee, onderzocht het eten en ontdekte -- Gode zij ons genadig -- dat
de aardappels aangebrand waren! En een herrie dat die man daarover
maakte! Het is voor het eerst sedert ik hier ben dat de aardappels
aangebrand zijn en je weet, dat aanbranden soms zelfs in de beste
families voorkomt, maar als je Sandy hoorde, zou je denken, dat de
keukenmeid de aardappels expres op mijn order had laten aanbranden.

Zooals ik je vroeger ook wel eens schreef, zou ik best zonder Sandy
mijn weg weten!


                                       Woensdag.

Gisteren hadden wij een prachtigen zonnigen dag. En Betsy en ik
lieten deze eene maal plicht plicht zijn en tuften naar een prachtig
landhuis van een van haar vriendinnen, waar wij in een Italiaanschen
tuin thee dronken. Punch en Sadie Kate waren den heelen dag zoo lief
geweest, dat wij op het laatste oogenblik telefoneerden, of wij hen
mochten meebrengen.

"Ja, breng die schatjes maar mee", luidde het geestdriftig antwoord.

Maar de keuze van ons beiden bleek niet de juiste te zijn! Wij hadden
Mamie Prout mee moeten nemen, die laatst bewezen heeft, dat ze uren
lang stil kan zitten. Ik zal je de details van ons bezoek besparen.
Het hoogtepunt werd bereikt toen Punch de goudvischjes uit de
allerdiepste diepte van het vischbassin te voorschijn wilde halen.

Onze gastheer haalde hem er bij zijn eene been uit en het kind keerde
in het gesticht terug, gehuld in den rose en wit gestreepten
badmantel van genoemden heer.

Wat zeg je daarvan? Dr. Robin MacRae heeft in een verzoeningsgezinde
bui en met den wensch het geval ter gelegenheid van de aangebrande
geschiedenis te doen vergeten, Betsy en mij uitgenoodigd om den
volgenden Zondag om zeven uur bij hem in het olijfgroene huis het
avondeten te gebruiken. Ik vermoed, dat ons gesprek om bacillen van
roodvonk en een geval van tuberculose en een aaneenschakeling van aan
drankzucht verslaafde en gedegenereerde menschen zal draaien. Deze
half-gedwongen gastvrijheid zal hem wel erg de keel uithangen, maar
aan den anderen kant redeneert hij dat hij beleefd tegenover de
directrice moet zijn, als hij wil dat zij hem in het gesticht een
beetje de vrije hand laat.

Ik lees dezen brief zoo juist over en moet toegeven, dat ik wel wat
erg van den hak op den tak spring, maar ofschoon hij geen enkel
belangrijk nieuwtje bevat, vertrouw ik dat je toch wilt aan nemen,
dat ik er elk vrij oogenblik gedurende de laatste drie dagen aan heb
besteed.

[Illustratie]


                                       Je zeer werkzame,
                                       Sallie McBride.


P.S. Een gezegende lieve dame kwam hier vanmorgen en zeide, dat zij
gedurende den zomer een kind bij zich wilde hebben en liefst de
allerzwakste en ziekelijkste baby, die ik had. Haar man is pas
gestorven en nu wil zij werk hebben, dat haar geheel in beslag neemt.
Is dat niet roerend lief?


                                       Zaterdag-middag.

Lieve Judy en Jervis,

Broer Jimmie, aangespoord door onophoudelijke bedelbrieven, heeft me
ten slotte een geschenk gezonden. De keuze had hij zich voorbehouden.

_Wij hebben een aap!!_ Hij heet Java.

De kinderen hooren de schoolklok niet langer, alles draait thans om
Java. Op den dag dat hij hier kwam, liep het heele huis op een rij
naar hem toe en schudde hem de hand. Arme Sing is vergeten en
verschopt. Ik moet voor zijn badje _betalen!_

Sadie Kate heb ik tot mijn particuliere secretaresse benoemd. Zij
schrijft de bedankbriefjes voor het heele huis en haar letterkundige
stijl veroorzaakt een verbazender lachlust bij onze weldoeners. Ze
heeft de vaste gewoonte aangenomen steeds bij haar bedankje om een
volgend geschenk te verzoeken. Tot nu toe heb ik aangenomen, dat de
Kilcoynes uit het wilde Westen van Ierland stammen, maar nu begin ik
er haar voorvaderen van te verdenken, dat zij eerder in Blarney
Castle hun oorsprong vinden. Je kunt uit ingesloten copie-brief aan
Jimmie zien, welk een overredende kracht in de pen van deze jonge
dame schuilt. Ik hoop dat het, in dit geval tenminste, niet de
gewenschte uitwerking zal hebben.


Lieve Mijnheer Jimmie,

Wij danke Uw alle heel harteluk voor de liefe aap die Uw ons stuurdde
wij noeme hem Java omdat dat een warm ijland is aan de overkant van
de oseaan, waar hij net als een vogel in een nest gebooren is al was
hij grooter zij de dokter.

De eerste dag dat hij hier was hebbe alle jongens en meisjes hem een
hand gegefe en goede morgen Java tegen hem gezegt en is zoo grappig
hij hout je hand zoo stijf fast. Ik was eerst bang om hem aan te
raake maar nu zit hij op mijn schouder en slaat zijn arme om mij heen
als hij dat wil hij maakt een gek geluit en als wij aan zijn staart
kome wort hij neidig.

Wij houde heel veel van hem en ook van jou. En als Uw nog wat geeft
stuurt Uw ons dan een olifant. Nu hou ik op.

                                       Uw liefhebbende Sadie Kate.

[Illustratie]


Percy de Forest Witherspoon blijft nog steeds aan zijn kamp getrouw,
maar ik ben bang dat hij er op een dag genoeg van zal krijgen en
dring er dus telkens op aan, dat hij eens vacantie neemt. Hij heeft
veel kennissen in de omstreken en verleden Zaterdag bracht hij twee
vrienden mee, aardige jongelui, die om het kampvuur zaten en
jachtverhalen van de Koppensnellers in Sarawak, volgens de landkaart
een smalle rose streep aan den top van Borneo, ten beste gaven. Mijn
dapperen hebben nu het plan naar Sarawak te trekken en daar de
Koppensnellers te dooden. Elke encyclopedie in ons huis is al
geraadpleegd en er is hier geen jongen of hij kan je een nauwkeurig
verslag betreffende geschiedenis, plantengroei, gewoonten en klimaat
van Borneo doen. Ik zou alleen maar willen, dat Mijnheer Witherspoon
vrienden bij ons wilde brengen die in Engeland, Frankrijk en
Duitschland hebben gejaagd. Dat zijn wel streken, die niet heelemaal
zoo chique zijn als Sarawak, maar het zou daarentegen nog nuttiger
voor onze kinderen zijn.

Wij hebben weer eens een nieuwe kokkin, de vierde gedurende mijn
regeering hier. Ik heb je nooit met mijn keukenmeid-ellendes
verveeld, maar daaraan ontkomt ons gesticht al net zoo min als gewone
huisgezinnen. Deze laatste is een negerin, een groote dikke vette
glimlachende chocoladekleurige vrouw uit Zuid Carolina, en sedert zij
er is, lijkt het hier wel luilekkerland. En weet je hoe ze heet?
Sallie, als je het goed vindt, maar als je het niet goed vindt ook.
Ik stelde haar voor, van naam te veranderen.

"Neen juffrouw, ik heet al langer dan u zoo en ik zou nooit weten,
dat U het tegen mij had als u mij Mollie of anders noemde. Ik geloof,
dat die naam bij mij hoort".

Dus blijft zij "Sallie". Maar we behoeven toch niet bang te zijn, dat
onze brieven verwisseld worden, want haar naam is lang niet zoo
gewoontjes als de mijne. Hij luidt: Johnston-Washington, met een
verbindingsteeken.


                                       Zondag.

Onze geliefkoosde bezigheid is tegenwoordig bijnaampjes voor "Sandy"
te bedenken. Zijn ernstige, waardige houding leent zich heel goed
voor caricatuur. Wij hebben zoo juist weer een nieuwe uitgevonden.
"The Laird o' Cockpen" is Percy's ontdekking.


   "The Laird o' Cockpen he's proud and he's great;
    His mind is ta'en up with things of the state".


Miss Snaith noemt hem vol afschuw "die man" en Betsy noemt hem graag
(maar steeds in zijn afwezigheid) Dr. Levertraan. Mijn tegenwoordige
lievelingsnaam is "Macphairson Clon Glocketty Angus McClan". Maar wat
poëtisch gevoel betreft, spant Sadie Kate de kroon. Zij noemt hem
"Mijnheer Op een Goeden Dag". Ik geloof niet, dat onze dokter ooit
bezongen is geworden, maar elk kind kent het volgende gedicht uit het
hoofd.


   "Op een goeden dag zal iets heel aardigs gebeuren.
   Wees zoo goed, kind, en neem mijn waarschuwing aan.
   Slik met een glimlach de lekkere levertraan,
   Je krijgt ook een pepermuntje, dus niet zeuren".


Vanavond zullen Betsy en ik naar ons diner gaan en ik beken je
eerlijk, dat wij vol nieuwsgierigheid dat oogenblik afwachten, waarop
we eindelijk het interieur van het mistroostig huis te zien zullen
krijgen. Hij spreekt nooit over zich zelf of over hetgeen achter hem
ligt of over de personen die hij kent. Hij schijnt een geïsoleerde
figuur te zijn, die op een piëdestal met het onderschrift
"Wetenschap" prijkt, met geen spoor van menschelijkheid of
menschelijke zwakheden, met uitzondering van zijn drift. Betsy en ik
zijn dol nieuwsgierig om zijn verleden te weten te komen. Laat ons
maar in zijn huis binnendringen. We zullen met onze speurneuzen dan
een heel eind verder zijn! Zoolang de deur door de wreede MacGurk
gesloten gehouden werd, hadden wij alle hoop opgegeven, ooit tot het
heiligste der heiligdommen door te dringen. Maar nu, Judy, nu
ontsluit die wonderdeur zich plotseling voor ons.

                                       S. McB.


Lieve Judy,

Gisterenavond hadden wij het diner bij den dokter! Betsy en mijnheer
Witherspoon en ik. Het was werkelijk heel aardig, hoewel ik moet
bekennen dat het onder bezwarende omstandigheden begon.

Zijn huis is van binnen juist, wat het van buiten belooft te zijn!
Nooit in mijn leven heb ik zoo iets gezien als de eetkamer van dien
man! Het behang en het karpet en de draperieën zijn donkergroen. De
zwart marmeren schoorsteenmantel beschut een paar smeulende kolen. De
meubels zijn zoo donker als meubels slechts zijn kunnen. De
versiering van de kamer bestaat uit twee staalgravures in zwarte
lijsten: "Het afscheid van den herder" en "Het hutje aan de rots".

Wij probeerden met inspanning van al onze krachten om vroolijk en
gezellig te zijn, maar het leek wel een begrafenismaaltijd. Mrs.
MacGurk, in een zwart lusteren japon en zwart zijden schort gestoken,
schommelde langs de tafel en reikte ons koude, zwaar te verteren
schotels, en zette daarbij haar voetjes met zulk een gewicht neer,
dat het zilver in de lade rammelde. Haar neus stak in de hoogte en
haar mondhoeken wezen naar beneden en duidelijk gaf ze er aldus blijk
van, dat zij haars meesters gastvrijheid ten zeerste misprees en voor
eens en altijd den gasten duidelijk wenschte te maken, dat zij
dergelijke uitnoodigingen nooit meer mochten aannemen.

Sandy scheen vaag te gevoelen dat er iets in zijn huis niet in orde
was; om het een beetje ter eere van zijn gasten op te luisteren, had
hij bloemen gekocht, een groote massa bloemen: prachtige Killarney en
roode en gele tulpen. Die McGurk had alle bloemen zoo stijf mogelijk
op elkaar in een helblauwe jardinière gepropt en die midden op tafel
neergeplompt. Het leek wel een boeket van een groenteboer! Betsy en
ik konden ons fatsoen haast niet houden toen wij dat middenstuk
zagen, maar de dokter scheen zoo naief blij te zijn met die heldere
kleuren in zijn sombere kamer, dat wij onze ondeugendheid
onderdrukten en hem een warm complimentje maakten.

Zoodra het eten afgeloopen was, haastten wij ons naar zijn eigen
afdeeling van het huis, waar Mrs. McGurk's invloed niet doordringt.
Niemand durft hier met schoonmaakwoede bezield binnen te treden, noch
in zijn bibliotheek noch in zijn zitkamer of laboratorium. De eenige
die daar toegang heeft is Llewelyn, een kleine dikke roode man die in
zich de kwaliteiten van chauffeur en kamermeid vereenigt.

Ofschoon de bibliotheek nu niet bepaald de mooiste kamer is, die ik
ooit te zien heb gekregen, is hij toch, in aanmerking genomen dat het
een heerenkamer is, niet zoo kwaad. Van den grond tot de zoldering
stapelen zich de boekdeelen op, terwijl er bovendien nog op den
schoorsteen boeken rondzwerven. Een half dozijn gemakkelijke leeren
armstoelen en een paar dierenvellen voltooien, met een eveneens zwart
marmeren schoorsteenmantel, maar dit maal boven een knappend
houtvuur, de kamer. Bij wijze van snuisterij pronkt er een opgestopte
pelikaan en een bronzen ooievaar met een kikker in zijn bek, ook een
kraai op een boomtak gezeten en een bronzen hondje. Een flauwe
jodiumlucht zweeft nog in de kamer.

De dokter bereidde zelf de koffie in een Fransche koffiemachine en
wij ontsloegen zijn huishoudster. Hij deed werkelijk zijn best een
goed gastheer te zijn en ik moet bekennen, dat hij geen enkele keer
het woord krankzinnigheid gebruikte. Het schijnt dat Sandy in zijn
vrijen tijd veel aan visschen doet. Hij en Percy deden lange verhalen
over zalm en baars en tenslotte haalde hij uit zijn kast een
verzameling kunstvliegen en verrijkte Betsy en mij galant met een
"Waterjuffertje" en een "Glimwormpje" om er hoedenspelden van te
maken. Toen helde de conversatie over naar sport in de Schotsche
veengronden en hij vertelde ons, dat hij daar eens verdwaald was
geraakt en den avond op de heide had doorgebracht. Er is geen twijfel
aan: Sandy's hart is niet hier maar in de Schotsche Hooglanden!

Het spijt me dat Betsy en ik hem zoo verkeerd beoordeeld hebben.
Hoewel het hard is om interessante dingen op te geven, geloof ik,
achteraf beschouwd, toch niet dat hij een misdaad heeft begaan.
Eerder gelooven wij nu, dat hij een ongelukkige liefde heeft gehad.
Het is werkelijk leelijk van mij dat ik dien armen Sandy zoo voor den
gek heb gehouden, want ondanks zijn grooten ernst en somberheid is
hij toch een sympathiek man. Denk eens aan, als hij den heelen dag
hard geploeterd heeft, komt hij thuis en moet dan alleen in die
sombere eetkamer zijn maaltijd verorberen.

Zou je denken dat het hem een beetje op zou vroolijken, als ik hem
mijn leger artisten stuurde om een fries van konijntjes op den muur
te schilderen?

                                       Veel liefs van
                                       Sallie.


Lieve Judy,

Kom je nooit naar New-York terug? Maak toch voort. Ik heb een nieuwen
hoed noodig en verlang er dol naar, in de Fifth Avenue te winkelen en
niet in Water Street. Mrs. Gruby, onze beste modiste, houdt er niet
van, slaafsch de Parijsche mode na te bootsen. Zij houdt er haar
eigen stijl op na. Drie jaren geleden heeft zij de groote concessie
gedaan om een reis naar New-York te ondernemen en nu teert zij nog
steeds op de geziene nouveautés.

Buiten mijn eigen hoed moet ik er ook nog 113 voor mijn kinderen
koopen om nog niet van hun schoenen en broeken en schorten en
haarlinten en kousen en kousenbanden te gewagen. Het is een heel werk
om een kleine familie als de mijne behoorlijk te kleeden.

Heb je dien langen brief ontvangen, dien ik je verleden week heb
gestuurd? Je hebt me niet de eer aangedaan, er de ontvangst van te
erkennen en hij was toch zeventien zijdjes lang en nam dagen lang
mijn vrijen tijd in beslag.

                                       Je S. McBride.


P.S. Waarom schrijf je heelemaal niets over Gordon? Heb je hem gezien
en heeft hij niets over mij gezegd? Maakt hij aan een van die aardige
zuidelijke meisjes het hof, waarvan Washington zoo vol is? Je weet,
dat ik graag iets van hem hoor. Waarom ben je dan zoo afgrijselijk
terughoudend?


                                       Dinsdag 4.27 n.m.

Lieve Judy,

Je telegram werd me net twee minuten geleden telefonisch
overgebracht.

Ja, dank je. Ik vind het erg prettig om Donderdagmiddag 5.49 over te
komen. Houd dien avond alsjeblieft vrij, want ik ben van plant tot
middernacht op te zitten, om met jou en den president over niets
anders dan het J. G. H. te spreken.

Vrijdag en Zaterdag en Maandag wil ik graag winkelen. Ja, je hebt
gelijk, ik heb meer kleeren dan eenige gevangene noodig heeft, maar
als het voorjaar aanbreekt, wil ik toch graag met nieuwe veeren
prijken. Nu draag ik elken dag een andere avondjapon om ze af te
dragen -- of neen, niet alleen daarvoor: om mij in den waan te
brengen, dat ik een heel gewoon meisje ben, ondanks de buitengewone
omstandigheden waarin jij mij hebt geschopt.

De WelEd. Gestr. vond me gisteren in een nijlgroene zijcrêpe (Jane's
creatie hoewel het er erg Parijsch uitziet) en leek met het geval
verlegen toen hij hoorde, dat ik niet naar een bal moest. Ik noodigde
hem uit om te blijven en met mij te dineeren, en hij accepteerde. Wij
konden de conversatie vrijwel zoo wat gaande houden. Hij weidde druk
over het eten uit, want voedsel schijnt in hooge mate tot zijn
doorluchten geest te spreken. Als er op het oogenblik in New-York een
stuk van Bernard Shaw gegeven wordt, zal ik zien dat ik een paar uur
uitwin om dat bij te wonen. Een B.S. dialoog zou zulk een heerlijk
contrast vormen met het gesprek met den WelEd. Gestr.

Het is nu onnoodig om je nog verder te schrijven. Ik zal wachten
totdat ik je zie en je dan alles vertellen.

                                       Addio.
                                       Sallie.


P.S. O, lieve deugd, juist, nu ik Sandy af en toe een beetje aardig
begin te vinden, barst hij weer los en toont zich eerst recht
abominabel. Wij hadden ongelukkigerwijs vijf gevallen van mazelen in
het gesticht en uit zijn manieren maken wij op, dat hij vermoedt dat
Miss Snaith en ik de mazelen onder de kinderen hebben verbreid om hem
onaangenaam te zijn. Er zijn heel wat dagen, dat ik dien dokter naar
een andere plaats dan het J. G. H. wensch!


                                       Woensdag.

Waarde vijand,

Uw kort en waardig briefje van gisteren kwam in mijn bezit. Ik heb
nog niemand gekend, die precies zoo op dezelfde manier spreekt en
schrijft als U.

U zou het dus aangenaam vinden als ik die domme manie U met "vijand"
aan te spreken, wilde afleggen. Ik zal die absurde spreekwijze, van U
"vijand" te noemen, afleggen zoodra U die absurde wijze van optreden
aflegt om dadelijk boos en beleedigend te worden, zoodra er maar iets
niet goed gaat.

Ik vertrek morgenmiddag, om vier dagen in New-York door te brengen.

                                       Hoogachtend, S. McBride.


                                       Chez de Pendletons, New-York.

Mijn waarde vijand,

Ik vertrouw er op, dat mijn briefje U in een gemoedstoestand vindt,
die eenigszins beter is dan die, welke U beheerschte toen ik U de
laatste maal zag. Ik herhaal hierbij nogmaals nadrukkelijk, dat deze
twee nieuwe gevallen van mazelen niet door de zorgeloosheid van de
directrice in het gesticht binnenslopen maar eerder aan den
ongelukkigen bouw van ons ouderwetsch gesticht te wijten zijn, welke
de algeheele afsluiting van besmettelijke ziekten onmogelijk maakt.

Daar U U niet verwaardigdet ons gisterenmorgen, voordat ik vertrok,
op te zoeken, kon ik U niet nog een paar laatste wenken geven. Ik
schrijf U daarom thans, met het verzoek Uw critisch oog op Mamie
Prout te richten, die geheel en al met ronde vlekjes bedekt is, wat
op mazelen kan duiden, hetgeen ik echter niet hoop. Mamie vlekt heel
gauw!

A.s. Maandag om 6 uur keer ik naar de gevangenis terug.

                                       Hoogachtend,
                                       S. McBride.


P.S. Ik hoop dat U het mij vergeeft, maar ik moet U ruiterlijk
bekennen, dat U niet tot die soort dokters behoort, welke ik graag
mag lijden. Ik zie ze liever als ze dik en gezellig en glimlachend
zijn.


                                       J. G. H. 9 Juni.

Lieve Judy,

Je bent een vreeselijke familie om bezocht te worden door een licht
ontvankelijk, jong meisje. Hoe kun je verwachten dat ik,
teruggekomen, mij met het gestichtsleven tevreden kan stellen, na een
paar dagen getuige te zijn geweest van het heerlijk rustig geluk, dat
er bij de Pendletons heerscht!

Op den heelen terugreis in den trein heb ik alle jonge menschen, die
ik ken, in mijn geest laten voorbijgaan, om te zien of er geen bij
was die op Jervis leek, en de twee novelles, vier magazines en de
doos bonbons, die je echtgenoot zorgzaam voor me had gekocht, bleven
onaangeroerd naast me liggen. Ik vond hem! Hij is nog een beetje
aardiger, geloof ik! Van dezen dag af aan is hij het gemerkte
slachtoffer, de voor mij bestemde prooi!

Ik vind het lam dat ik het gestichtsleven zal moeten opgeven nu ik er
juist zoo met hart en ziel in opga, maar indien je er niet toe kunt
overgaan om het heele gesticht naar de hoofdstad te verplaatsen, zal
er toch niets aan te doen zijn.

De trein was afschuwelijk laat. We stonden nog altijd dampend stil
terwijl twee goederentreinen voorbij vlogen. Ik vermoed dat er
onderweg iets gebeurde, wat niet in orde was en de locomotief
nagekeken moest worden. De conducteur stelde ons gerust maar gaf
tekst noch uitleg.

Om 7.30 stapte ik uit, als eenige passagier voor ons onbeduidend
plaatsje, te midden van een grauwe duisternis en onder een
stortregen, zonder parapluis, en met dien kostbaren nieuwen hoed!
Geen Turnfeld stond klaar om me af te halen, zelfs geen rijtuig was
aanwezig. Het is waar, ik had niet van te voren den juisten tijd van
mijn trein aangekondigd, maar toch voelde ik mij gruwelijk
verwaarloosd. Vaag had ik in mijn droomen alle 113 kinderen op het
station zien paradeeren, bloemen voor mijn voeten strooiend en
hartelijke welkomst-liederen zingend. Juist toen ik den stationschef
vertelde, dat ik zijn telegrafische installatie wilde bekijken en hij
om een rijtuig telefoneerde, kwamen er twee groote lichten recht op
mij af en hielden een Meter voor mij stil, zoodat ik gelukkig geen
kans liep omvergereden te worden. En ik hoorde Sandy's stem mij
vriendelijk tegemoet klinken:

"Wel, wel, Miss Sallie McBride! Ik geloof, dat U een paar uur te laat
de teugels weer in handen gaat nemen!"

Die goede man was drie maal aan het station gekomen om te zien of ik
er nog niet was. Hij nam mij en mijn nieuwen hoed en tasch en plaid
en boeken en chocolade onder zijn veilig dak en weg tuften wij!
Werkelijk, ik had het gevoel alsof ik weer naar huis terugkeerde,
verdrietig te moede dat ik het ooit had verlaten.

In gedachten, zie je, had ik het gesticht al in den steek gelaten en
mijn boel gepakt en was er van door gegaan, maar het enkel idee dat
je ergens niet voor je heele leven blijft, geeft je een afschuwelijk
onzeker gevoel en dat is het ook, waarom proef-huwelijken zoo
dikwijls mislukken. Je moet voelen dat je iets vastbesloten bent,
voor eeuwig en altijd, om dan ook alle moeilijkheid te kunnen
overwinnen en succes te hebben!

Het is vreemd hoeveel nieuwe dingen er in vier dagen kunnen gebeuren.
Sandy kon niet vlug genoeg spreken om me alles, wat ik weten wilde,
te vertellen. Zoo zeide hij mij ook, dat Sadie Kate twee dagen op het
ziekenzaaltje had doorgebracht. Haar ziekte was echter, volgens
diagnose van onzen dokter, het noodzakelijk gevolg van het verorberen
van een halven pot frambozenjam met ik weet niet hoeveel pannekoeken.
Haar werk had gedurende mijn afwezigheid bestaan in het afwasschen
van het vaatwerk en zoo'n overvloed van heerlijkheden bleek te
verleidelijk voor haar te zijn!

Verder staan onze zwarte kokkin en onze zwarte gedienstige Noah op
voet van oorlog met elkaar. Eigenlijk is de oorzaak een kleinigheid,
maar die is gegroeid door de omstandigheid dat Sallie, met een voor
een vrouw ongekende zekerheid van mikken, een pan met water uit het
raam gooide. Je ziet, wat een raar werk een directrice van een
vondelingengesticht soms te verrichten heeft. Ze moet de kwaliteiten
van een kinderjuffrouw met die van een politieagent vereenigen.

De dokter had pas de helft verteld, toen we het huis hadden bereikt,
en daar hij nog niet had gegeten, in verband met het feit dat hij
drie keer aan het station was geweest, verzocht ik hem de
gastvrijheid van het John Grier Home te aanvaarden. Ik wilde er ook
Betsy en mijnheer Witherspoon bij vragen, om bij deze gelegenheid
alle verwaarloosde zaken te bespreken. Sandy nam met een vleiende
toeschietelijkheid het aanbod aan. Hij schijnt graag buitenshuis te
eten.

Maar Betsy was, zooals ik hoorde, naar huis gegaan om een
grootmoeder, die daar op bezoek was, goedendag te zeggen en Percy
speelde in het dorp bridge. Het gebeurt maar heel zelden, dat hij er
een avond tusschen uit is en ik ben voor hem blij met elke afleiding,
die hij heeft.

Zoo hadden de dokter en ik ten slotte een haastig geïmproviseerd
tête á tête diner. Het was toen haast acht uur en onze gewone
etenstijd is 6.30, maar, hoewel geïmproviseerd, weet ik toch zeker
dat hij nog nooit zoo van McGurk te eten heeft gekregen. Sallie, die
er mij met alle geweld van wilde overtuigen dat zij onmisbaar is,
zette haar beste beentje voor, en na het diner dronken wij in de
gezellige bibliotheek, voor het vuur, een kopje mocca terwijl de wind
buiten huilde en de jalousieën klepperden.

Wij hadden een heel gezelligen en intiemen avond samen. Voor het
eerst, sinds ik den man ken, viel het mij op dat hij werkelijk iets
aantrekkelijks heeft, als je hem maar ziet zooals hij werkelijk is.
Maar er is tijd en tact noodig om hem goed te leeren kennen. Ik ben
nog nooit zoo'n vreemd, onverklaarbaar karakter tegengekomen.
Gedurende al den tijd dat ik met hem sprak, had ik het gevoel alsof
achter de gesloten lijn van zijn mond en zijn half gesloten oogleden
een warm vuur smeult. Ben je er wel zeker van dat hij geen misdaad
heeft begaan? Hij geeft je het heerlijk gevoel dat dit wel zoo is.

En ik moet bekennen, dat Sandy nog niet zoo'n kwaad spreker is als je
hem laat begaan. Hij schijnt zich de geheele Schotsche letterkunde
eigen gemaakt te hebben.

"Little kens the auld as she sets by the fire what the wind is doing
on Hurly-Burly-Swire", merkte hij op toen een windvlaag den regen
tegen het raam deed kletteren. Dat klinkt Iersch, vind je niet? Toch
begrijp ik niet in het minst wat het beteekent. En luister nos eens
hiernaar. Tusschen het drinken van kopjes koffie door (hij drinkt
veel te veel voor een verstandigen geneesheer) gaf hij terloops te
kennen, dat zijn familie de R. L. S. persoonlijk kende en gewoon is
in 17 Heriot Row te soupeeren. Ik luisterde dien avond vol
belangstelling naar hem.

Toen ik dezen brief begon, had ik niet het minste idee om hem met
niets anders dan Dr. Robin MacRae's te vullen. Ik doe het slechts
door berouwvol herdenken van vroegere ondeugende uitlatingen. Het was
gisteren zoo aardig en gezellig, dat ik den heelen dag er berouw over
voel, dat ik vroeger altijd zoo onaardig over hem den gek heb
gestoken met jou en met Jervis. Ik meen werkelijk niet alle leelijke
dingen, die ik zei. Deze man is steeds eenmaal in de maand aardig en
lief en gezellig.

Punch heeft zoo juist een visite afgestoken en gedurende den loop
van het gesprek verloor hij drie kleine padden. Sadie Kate heeft er
een onder mijn boekenkast ontdekt maar de andere twee huppelden weg
en ik ben doodsbang, dat zij mijn bed als toevluchtsoord voor
onbehuisden zullen beschouwen. Ik wilde wel, dat muizen en slakken en
padden en regenwormen niet zoo gemakkelijk te vervoeren waren. Je
weet nooit wat er in zoo'n onschuldig uitzienden kinderzak schuilt.

Ik had een heerlijken tijd in Casa Pendleton. Vergeet niet, dat je me
beloofde spoedig een tegenvisite te brengen.

                                       Met stevigen handdruk,
                                       Je Sallie.


P.S. Ik liet een paar lichtblauwe pantoffeltjes bij mijn bed staan.
Wil je Mary vragen of zij ze me nastuurt en blijf erbij, alsjeblieft,
als ze het adres schrijft.

Aan het goederenbureau gaf ze mij als "Macbird" op.

[Illustratie]


                                       Dinsdag.

Waarde vijand,

Zooals ik U reeds vertelde, vroeg ik het plaatsbureau in New-York mij
een volmaakte kindermeid te sturen.

Gevraagd: een kindermeid met een grooten schoot, die berging biedt
voor zeventien babies tegelijkertijd!

Ze kwam vanmiddag; hieronder staat de teekening van het lieflijk
figuurtje dezer jonge dame.

De baby, die we op haar schoot legden, gleed er langs de ronde
helling af, zoodat wij het schaap er op vast moesten spelden.

Geef Sadie Kate alsjeblieft de laatste magazine mee. Ik zal hem
vanavond doorlezen en morgenochtend terugsturen.

Was er ooit een meer gedwee meisje dan

                                       S. McBride?


                                       Donderdag.

Mijn lieve Judy,

Ik heb deze drie laatste dagen gebruikt om de laatste veranderingen,
die wij in New-York hebben besproken, in te voeren: Uw woord zij wet!

De 80 speeldoozen zijn besteld. Het is een prachtig idee, dat elk
kind een eigen doos heeft waarin het zijn schatten kan bergen. Het
eigendomsrecht zal hem helpen zich tot een
verantwoordelijkheidvoelenden burger te ontwikkelen. Ik had er zelf
aan moeten denken, maar hoe het ook zij, ik heb het niet gedaan.

[Illustratie]

Arme Judy! Jij zult altijd beter weten wat voor onze kinderen noodig
is, dan ik met den besten wil van de wereld ooit zou kunnen.

Wij doen ons best om voor dit gesticht zoo min mogelijk onaangename
regelingen te maken, maar op één punt zal ik onverbiddelijk
blijven: de kinderen mogen geen muizen of padden of regenwormen in
hun doos doen.

Ik kan je niet zeggen hoeveel genoegen het mij doet, dat Betsy's
salaris verhoogd is en dat wij haar nu voor goed zullen houden. Maar
de WelEd. Gestr. misprees dezen stap. Hij heeft informaties genomen
en gehoord, dat haar familie zeer goed voor haar kan zorgen, ook al
krijgt zij heelemaal geen salaris.

"Maar U geeft toch ook geen kostelooze adviezen", zei ik tegen hem,
"waarom zou zij dan moeite doen voor niets?"

"Dit is liefdadigheidswerk".

"Dan zou alleen het werk, dat je voor je zelf doet, betaald moeten
worden, en het werk, dat je voor het algemeen welzijn doet, niet".

"Nonsens", antwoordde hij kortaf, "zij is een vrouw en haar familie
behoort haar te onderhouden".

Dit opende een ruim veld voor debatten, waarop ik echter niet met den
WelEd. Gestr. wenschte in te gaan. Dus vroeg ik, of hij het niet
aardig zou vinden om een grasveld aan te leggen op den grond, die
naar het hek voert. Hij wil graag geraadpleegd worden, en van die
wetenschap maak ik bij onbeteekenende dingen zooveel mogelijk
gebruik. Zie je, ik volg Sandy's kernachtigen raad op: "Regenten
lijken veel op vioolsnaren: je moet ze niet te sterk spannen". O,
welk een tact leert dit gesticht mij! Ik word op die wijze nog een
prachtvrouw voor een politicus!


                                       Donderdagnacht.

Je zult het wel leuk vinden te hooren, dat ik Punch tijdelijk bij
twee allerliefste ongetrouwde dames heb geplaatst, die er altijd naar
verlangd hebben een kind bij zich te hebben! Ze kwamen hier eindelijk
verleden week aan en zeiden, dat ze er graag een voor een maand bij
zich zouden hebben om te zien hoe deze verandering op haar zou
inwerken.

Ze wilden natuurlijk een mooi kindje hebben, in wit en rose gekleed,
waarmede ze veel succes zouden hebben. Ik bracht haar aan het
verstand dat het heel makkelijk is om een mooi kindje groot te
brengen, maar dat het oneindig veel aardiger en interessanter is, den
zoon van een Italiaanschen orgeldraaier en een Iersche waschvrouw op
te voeden. En ik bood Punch aan. Als een verstandige hand het onkruid
weet te wieden, kan er uit dezen Napolitaanschen afstammeling een
prachtkind groeien.

Ik stelde het haar voor alsof het hier een wedstrijd gold, die zij
zouden kunnen winnen en ze waren er vuur en vlam voor. Wij zijn
overeengekomen, dat ze hem een maand lang bij zich zullen houden en
al hun krachten aan de taak zullen wijden, zoodat hij geschikt zal
worden om in een lieve familie als kind aangenomen te worden. Ze
hebben beiden gevoel voor humor en voor de opvoeding van een kind,
anders had ik het haar nooit durven aanraden. En ik geloof werkelijk,
dat zij er in zullen slagen onzen onstuimigen jongen te temmen. Ze
zullen hem zooveel liefde en zorg geven als hij tot nu toe nooit
heeft gekend.

Ze wonen in een allerliefst ouderwetsch huis met een Italiaanschen
tuin en met meubels, die ze bij haar reizen door de wereld hebben
saamgebracht. Het lijkt wel een heiligschennis om dit vernielzuchtige
kind bij zooveel schatten los te laten, maar hij heeft hier gedurende
de laatste maanden niets meer gebroken. Ik geloof dat zijn
Italiaansch bloed bij het zien van al dat schoons tot hem zal
spreken.

Ik waarschuwde de dames van te voren, dat ze niet moesten schrikken
als er wat ruwe woorden uit zijn mond zouden komen.

Hij verliet ons gisteravond, afgehaald door een allerliefste auto. Om
de waarheid te zeggen, ik vond het eigenlijk jammer dat hij van ons
wegging, dat kind heeft de helft van mijn wilskracht in beslag
genomen.


                                       Vrijdag.

Vanmorgen kreeg ik je medaillon. Dank je hartelijk! Maar je hadt me
werkelijk geen ander hoeven te geven. Een gastvrouw kan toch niet
aansprakelijk gesteld worden voor alles, wat een slordige gast in
haar huis verliest. En het is ook veel te mooi voor mijn ketting. Ik
denk er hard over, mijn neus te doorboren en het medaillon op
Singaleesche wijze aldus te dragen, zoodat iedereen het goed zien en
bewonderen kan.

Ik wil je even vertellen dat onze Percy een heel goed idee heeft
gehad. Hij heeft de John Grier Bank gesticht en alle bijzonderheden
zeer verstandig en businesslike uitgewerkt, maar toch onbegrijpelijk
voor mijn niet wiskundig aangelegd brein. Al onze oudere kinderen
bezitten netjes gedrukte chèqueboekjes en krijgen $ 5.-- per week
uitbetaald voor het werk dat ze doen, zooals hun schoolwerk en de
bezigheden die ze binnenshuis verrichten. Ze moeten dan het gesticht
(ook met een chèque) kost en kleeren betalen, waarmee hun $ 5.--
weer heengaan. Het lijkt wel een cirkeltje maar het is toch heel
paedagogisch. Zoo zullen ze de waarde van het geld leeren kennen
voordat wij hen de handelswereld insturen. Zij, die bijzonder goed
hun lessen leeren of hun werk uitstekend verrichten, krijgen een
extra-belooning. Mijn hoofd doet pijn als ik aan al die boekingen
denk, maar Percy zegt dat het een bagatel is. Onze beste wiskundigen
zullen wij aan het werk zetten, zoodat zij prachtig geschikt zullen
worden voor een plaats aan een groote bank. Laat Jervis mij maar
schrijven als hij van een mooie vacature aan een bankinstelling
hoort. Het volgend jaar kan ik een geroutineerden directeur, een
kassier en uitstekend onderlegden klerk klaar hebben voor plaatsing
op een first class bank.


                                       Zaterdag.

Onze dokter vindt het onaangenaam om "vijand" genoemd te worden. Het
wondt zijn gevoel of zijn waardigheid of iets dergelijks, maar sedert
ik, ondanks zijn protest, er toch mee doorga, heeft hij ook een
bijnaam voor mij bedacht. "Mis Sally Lunn" noemt hij mij en hij is er
erg trotsch op, zoo'n mooien naam voor mij te hebben gekozen.

Hij en ik hebben een ander tijdverdrijf gezocht. Hij spreekt Schotsch
en ik antwoord Iersch en op deze wijze is onze conversatie zeer
amusant.

Je denkt misschien dat dit een niet zoo groote bijzonderheid is, maar
ik verzeker je, dat dit voor Sandy een heeleboel is. Sedert ik terug
ben, is die man steeds hemelsch gehumeurd, nog geen enkel boos woord
heb ik van hem te hooren gekregen. Ik begin te gelooven dat ik hem
net zoo goed als Punch ten goede kan veranderen.

Deze brief moet nu lang genoeg zijn -- zelfs voor jou. Ik heb er bij
stukjes en beetjes drie dagen lang aan geschreven, wanneer ik maar
mijn lessenaar voorbij kwam.

                                       Addio!
                                       Sallie.


P.S. Ik geloof niet hard aan je veel geroemd haarmiddel of de drogist
heeft het niet goed gemengd of Jane heeft niet volgens voorschrift
gehandeld. In elk geval bleef ik van morgen aan mijn kussen
plakken.


                                       J. G. H. Zaterdag.

Lieve Gordon,

Ik kreeg zoo net je brief van Donderdag en vind dat je niet bepaald
wijs doet met me zoo te schrijven. Natuurlijk probeer ik me niet van
je af te maken, dat is mijn manier niet. Als ik dat wilde, zou ik het
plotseling doen en met een vreeselijken plomp. Maar ik wist werkelijk
niet, dat ik je al drie weken lang niet had geschreven. Toe, neem het
mij niet kwalijk.

En daarbij, mijn lieve jongen, moet ik je nog wat zeggen. Je was
verleden week in New-York en toch kwam je nooit hier om me even op te
zoeken. Je dacht zeker dat wij het niet wisten, maar wij merkten het
toch en wij zijn erg beleedigd.

Wil je een verslag van mijn werkzaamheden van vandaag hebben?
Maandelijksch rapport van de regenten gelezen, rekeningen
gecontroleerd, den agent van de State Charities Aid Association
gesproken, het menu van de kinderen voor de volgende tien dagen
nagekeken, vijf brieven gedicteerd aan families die kinderen van ons
verzorgen, onze kleine zwakzinnige Loretta Higgins bezocht
(verontschuldig mij, dat ik ook hiervan moet gewagen, ik weet je
idiotisme en het aanverwante niet graag hoort bespreken), die bij een
lieve familie is uitbesteed, waar zij het huishouden leert doen.
Thuisgekomen heb ik getea'd en met den dokter een conversatie gehad
over het zenden van een onzer kinderen naar een sanatorium, omdat het
arme schaap tuberculeus is. Een artikel gelezen over het laten wonen
van kinderen in cottages in vergelijking met het plaatsen van door
liefdadigheid gesteunde kinderen in gestichten. (O, ik zou zoo graag
cottages willen hebben! Kun je er ons niet een paar met Kerstmis
cadeau doen?) En nu, om negen uur, begin ik half slaperig een brief
aan jou. Ken je veel jonge meisjes die haar dag zoo nuttig besteden?

O ja, ik vergat nog te vermelden, dat ik tien minuten dezen morgen,
tusschen het controleeren van mijn rekeningen door, gebruikte, om de
nieuwe keukenmeid te installeeren. Sallie Washington-Johnston, die
overheerlijk kookte, had een vreeselijk, vreeselijk humeur en zat
onzen armen goeden Noah, den stoker, zoo op zijn kop, dat ik haar wel
ontslaan moest. We kunnen Noah niet missen. Hij is veel nuttiger voor
het gesticht dan zelfs de directrice en zoo is Sallie
Washington-Johnston hier niet meer.

Toen ik de nieuwe keukenmeid naar haar naam vroeg, antwoordde zij:
"Ik heet Susanna Estella maar mijn vriendinnen noemen me "Pet"." Pet
heeft vanavond het avondeten bereid, maar ik moet erkennen, dat haar
kennis niet bij die van Sallie haalt. Ik vind het erg jammer, dat je
ons niet hebt bezocht in den tijd dat Sallie hier was. Je zou dan een
prachtigen indruk van ons huishouden hebben gekregen!

* * * * *

Op dat oogenblik kreeg de slaap de overhand op mij. Nu is het twee
dagen later.

Arme, verwaarloosde Gordon! Het schiet mij juist te binnen, dat ik je
ook nooit heb bedankt voor die modelleerklei, die twee weken geleden
hier kwam en dat was juist zoo'n heerlijk nuttig cadeau dat ik je
telegrafisch mijn dank had moeten laten weten! Toen ik de doos open
deed en al die gezellige pakjes zag, was het zoo verleidelijk, dat ik
dadelijk aan het werk ging en een beeld van Singapore modelleerde. De
kinderen zijn er dol op om er mee te spelen en het is heel goed, dat
ze ook met hun handen leeren werken.

Na een zorgvuldige studie van de Amerikaansche geschiedenis heb ik
vastgesteld, dat niets zoo waardevol is voor een a.s. President als
reeds vroegtijdige verplichte verandering van bezigheid.

Daarom heb ik de dagelijksche werkzaamheden van het gesticht in
honderd deelen afgepast en nu moeten de kinderen elke week een andere
taak verrichten. Natuurlijk doen ze alles averechts verkeerd, want
als ze juist weten, hoe ze het doen moeten, beginnen ze weer aan iets
anders. Het zou voor ons oneindig gemakkelijker zijn als wij aan Mrs.
Lippett's geliefkoosd systeem vasthielden, die elk kind aan een
bepaalde taak bond en die zijn leven lang liet verrichten. Maar als
de verleiding me te groot wordt, moe van alle moeite die het kost om
de kinderen telkens en telkens weer nieuwe werkzaamheden aan te
leeren, komt het beeld van de arme Florence Henty mij voor den geest,
die hier zeven jaar lang de koperen deurknoppen en niets dan koperen
deurknoppen te poetsen kreeg en dan maan ik mijn kinderen aan hun
werk zoo goed mogelijk te doen.

Elke keer als ik aan Mrs. Lippett denk, maak ik me nijdig. Ze heeft
dezelfde levensopvattingen als een zekere Tammany politicus die niet
het minste verlangen had om den staat te dienen -- zoo was ook het
eenig belang, dat Mrs. Lippett in John Grier Home stelde, dat zij er
haar brood mee kon verdienen.


                                       Woensdag.

Welk nieuw onderwijs denk je dat ik nu in het John Grier Home invoer?
Niets minder dan dat in tafelmanieren.

Ik had nooit het minste idee dat het zoo moeilijk is kinderen eten en
drinken te leeren. Hun geliefkoosde houding is om hun mond bij hun
beker te brengen en zoo de melk, als kleine katjes, op te slurpen.
Goede manieren zijn niet alleen een vernisje, zooals Mrs. Lippett
scheen te denken, ze beteekenen ook discipline en beleefdheid
tegenover anderen en mijn kinderen zullen zich goede manieren moeten
eigen maken.

Die vrouw heeft hun ook altijd verboden om onder het eten te spreken
en nu doe ik alle moeite om er meer dan een angstig gefluister uit te
krijgen. Dus heb ingesteld dat de heele staf, ik incluis, aan tafel
mee aanzitten moet en het gesprek op een aardige manier moet weten op
te houden. Ook heb ik een stuk van de tafel gereserveerd, waar de
kinderen om beurten geplaatst worden, om zoo goed mogelijk toezicht
op hun manieren en gesprek-toon te houden. Ons hoogstaand
tafelgesprek luidt als volgt:

"Ja Tom, Napoleon Bonaparte was een heel groot man -- ellebogen van
de tafel -- hij bezat een ontzagwekkende macht om zijn geest te
kunnen concentreeren waar hij dat slechts op wilde, en dat is de
eenige wijze, waarop iets tot stand kan komen.... Hang niet zoo
over de tafel om bij het brood te komen, Suze. Vraag er beleefd om en
dan zal Corry het je aanreiken.... Maar hij is er ons ook een
voorbeeld van, dat wie zelfzuchtige gedachten en wenschen koestert,
uitsluitend op eigen welzijn en eerzucht gericht, zonder hierbij het
leven van anderen in aanmerking te nemen, tot den val komt en -- Tom,
hou je mond dicht als je kauwt -- na den slag van Waterloo -- blijf
van Sadie's koekje af -- was zijn val des te grooter -- Sadie Kate,
je kunt van tafel gaan, het komt er niet op aan wat hij deed; in geen
geval geeft een dame een heer een klap".

Nu is het weer twee dagen later. Op die treuzelige wijze ben ik
gedwongen al mijn brieven te schrijven.

Maar je kunt je nu toch niet beklagen, mijn beste jongen, dat ik deze
week niet aan je heb gedacht. Ik weet dat je het vervelend vindt als
ik je over het gesticht schrijf, maar heusch, ik kan het niet helpen,
ik moet het doen, want dat is het eenige nieuws, dat ik heb. Ik heb
zelfs geen vijf minuten overdag vrij om de krant even in te kijken,
de groote wereld gaat aan mij voorbij zonder dat ik er iets van
afweet. Al mijn kracht is nu geconcentreerd op dit kleine steenen
gebouw.

                                       Je vriendin S. McBride,
                                       Directrice van het
                                       John Grier Home.


                                       Donderdag.

Waarde vijand,

"Tijd is slechts de stroom waarin ik ga visschen". Klinkt dat niet
zeer philosopisch-eigenaardig, met dien "Heer van het Heelal!" toon?
Thoreau heeft het gezegd. Ik lees hem op het oogenblik met zeer veel
aandacht. Ziet U, ik kwam tegen Uw letterkundigen smaak in opstand en
nam weer de toevlucht tot mijn boeken. De laatste twee avonden heb ik
aan "Walden" gewijd, welk boek zooveel mogelijk verwijderd staat van
het probleem van het door liefdadigheid verzorgde kind.

Hebt U ooit den ouden Henry David Thoreau gelezen? U moet het toch
eens doen. Ik geloof beslist dat U in hem een verwanten geest zoudt
vinden. Luister maar eens hiernaar:

"Gezelschap is gewoonlijk waardeloos. Wij ontmoeten elkaar te spoedig
na elkaar en hebben dus geen tijd genoeg om telkens weer nieuwe
waarde voor elkaar te winnen. Het zou beter zijn als er op elke mijl
slechts één mensch woonde".

Wat zal hij een gezellige buurman geweest zijn. Werkelijk, hij lijkt
in vele opzichten op Sandy!

Ik schrijf U om U te berichten, dat een van onze
uitbestedingsagentessen ons heeft bezocht. Ze heeft over vier
kuikentjes beschikt. Een ervan is Thomas Kehoe. Wat denkt U ervan?
zouden wij het wagen? De plaats, die zij voor hem bestemd heeft, is
een boerderij in Connecticut, waar hij hard voor zijn brood zal
moeten werken en bij den boer in zal wonen. Het lijkt mij heel
geschikt en wij kunnen hem hier niet eeuwig houden. Op een goeden dag
zal hij de wereld-vol-whisky in moeten gaan.

Het spijt mij, dat ik U van dat interessante werk over "Vroegtijdig
idiotisme" moet afroepen, maar toch zoudt U mij verplichten als U
hier tegen acht uur aankwam om met mij en de agentes over deze
kwestie te confereeren.

                                       Als steeds,
                                           Hoogachtend,
                                               S. McBride.


                                       17 Juni,

Lieve Judy,

Betsy heeft een zeer gewetenlooze truc tegenover een paar pleegouders
uitgehaald. Deze pleegouders zijn in hun reisauto van Ohio gekomen
met het interessante doel om het land te bezien en een dochtertje op
te pikken. Het schijnt dat zij de eerste ingezetenen van hun stad
zijn, waarvan ik mij op het oogenblik den naam niet kan herinneren,
maar in elk geval is het een zeer belangrijke stad. Er is daar
electrisch licht en gas en Mijnheer Eerste van de Stad is bij de
installatie geïnteresseerd en met een beweging van zijn hand zou de
heele stad in duister gehuld kunnen worden. Maar gelukkig is hij een
vriendelijke man en zal niet zooiets doen, zelfs niet als men daar
verzuimen zou hem tot burgemeester te benoemen. Hij woont in een
groot steenen huis met een leien dak en met twee torentjes, en houdt
er een wildpark op na en een fontein en een groote verzameling van
zeer fraaie boomen voor het huis (Hij had een foto in zijn zak)! Ze
zijn goedgehumeurd en edelmoedig, vriendelijk glimlachende menschen
en een beetje dik. Je ziet dus wat een begeerenswaardige pleegouders
het zijn.

En nu hadden wij precies het dochtertje, dat zij noodig hebben,
alleen was die juist op het oogenblik, dat zij hier kwamen, in een
flanellen japonnetje gehuld, en had ze haar gezichtje heelemaal vuil
gemaakt. Ze keken dus niet naar Caroline om, maar dankten ons heel
beleefd en zeiden dat ze er over zouden denken. Voordat zij wilden
beslissen, wenschten zij eerst nog het New-Yorksch
vondelingengesticht te bezoeken. Wij wisten zeer goed, dat onze
kleine Caroline niet de minste chance meer zou hebben als zij deze
superieure kinderen hadden bewonderd.

Toen had Betsy een pracht-idee! Ze bood hun lieftallig aan om hen
naar huis te rijden en daar dien middag te teaen.

Mr. en Mrs. Eersten van de Stad kennen hier niet veel menschen en
hebben dus niet de talrijke uitnoodigingen gekregen, die hun rechtens
toekomen, Dus waren zij naïef blij met de invitatie en het
vooruitzicht op een kleine afwisseling. Zoodra zij naar het hotel
teruggekeerd waren voor de lunch, liet Betsy haar auto voorkomen, en
verdween in vlug tempo met baby Caroline naar huis. Ze kleedde de
baby in het mooiste wit en rose geborduurde jurkje van haar nichtje,
leende een hoed van Iersche kant, een paar rose sokjes en witte
schoentjes en zette haar toen schilderachtig op het grasveld onder
een grooten eik met een paar gekleurde ballen neer, terwijl een
keurige wit geschorte nurse (eveneens van haar nichtje geleend) het
kind met brood en melk voedde. Toen nu de pleegouders in spe kwamen,
was Caroline zoo goed doorvoed en zoo blij, dat zij de twee luidjes
met welkomstgekraai en verrukte uitroepinkjes begroette. En van het
oogenblik af aan, dat die menschen het kind hadden gezien, waren ze
verrukt en dol verlangend. Geen tel dachten die twee goede zielen er
aan, dat zij hier hetzelfde kind van dien morgen voor zich hadden en
nadat dus een paar formaliteiten vervuld waren, leek het werkelijk
alsof baby Caroline in de belangrijke stad zou opgroeien tot een van
de eerste burgeressen.

Nu moet ik werkelijk aan het werk om nieuwe kleeren voor onze
kinderen te koopen.

Met de meeste hoogachting verblijf ik, waarde dame,

                                       Uwe dienstwillige dienaresse
                                       Sal. McBride.


                                       19 Juni.

Mijn liefste, beste Judie,

Luister naar de laatste sensatie, die je hart met vreugde zal
vervullen:

   ER WORDT GEEN BLAUW GERUIT KATOEN MEER GEDRAGEN.

Daar mijn speurneus wel begreep, dat de aristocratische buren, die
wij er hier op na houden, zeer goed voor het gesticht te gebruiken
zijn, bewoog ik mij den laatsten tijd veel in de goede kringen van de
streek en had ik gisteren het geluk bij de lunch een allerliefste
mooie weduwe aan te treffen, die prachtige kleeren droeg, welke zij
zelf had ontworpen. Zij vertrouwde mij toe dat zij dolgraag
costumière had willen worden en het betreurde, dat zij met een
gouden lepel inplaats van met een naald in haar mond geboren was.
Verder zeide ze nog dat ze steeds, wanneer ze een slecht gekleed jong
meisje zag, den prikkel in zich voelde opkomen om het kind in geheel
nieuwe kleeren te steken. Heb je ooit zoo iets heerlijks gehoord! Van
het oogenblik af, dat ze haar mond opende, was ze gebrandmerkt.

"Ik kan U 59 zeer slecht gekleede meisjes toonen", zei ik tegen haar.
"En U moet met me meegaan en nieuwe kleeren voor die kinderen
ontwerpen en ze allemaal er mooi laten uitzien".

Ze kwam daartegen in opstand, maar te vergeefs! Ik geleidde haar naar
haar auto, stopte haar erin en mompelde "John Grier Home" tegen haar
chauffeur. Ons eerste kind waarop ons oog viel, was Sadie Kate, die,
naar het scheen, juist de strooppot had uitgelikt. Voor elk
aesthetisch aangelegd persoon moet ze een vreeselijken aanblik
geboden hebben. Buiten haar kleverigheid had ze, o schande, een
afhangende kous, haar schort was scheef dichtgeknoopt en ze had haar
haarlint verloren. Maar, als steeds volkomen op haar gemak,
verwelkomde zij ons met lieflijken glimlach en bood de dame een
kleverig pootje aan.

"Wel Mevrouw", zei ik triomfeerend, "nu ziet U toch hoe erg wij om Uw
hulp verlegen zijn! Wat kunt U voor Sadie Kate doen?"

"Wasch haar", was Mrs. Livermore's antwoord. Sadie Kate marcheerde af
naar de badkamer. Toen de boenpartij afgeloopen en haar haar netjes
gekamd was en haar kousen op de aangegeven hoogte waren opgetrokken,
liet ik haar voor een tweede inspectie voorkomen en nu was zij een
absoluut normaal vondelingetje.

[Illustratie]

Mrs. Livermore draaide haar als een tolletje rond en bestudeerde haar
lang en zorgvuldig.

Sadie Kate is een ware schoonheid, een wild, donker Zigeunertype. Het
lijkt er veel op alsof ze zoo uit een kamp is weggeloopen, maar met
onze afschuwelijke uniform hebben we heel wat van haar schoonheid
weggemoffeld.

Nadat Mrs. Livermore vijf minuten zich in diepzinnig zwijgen had
gehuld, vestigde ze haar blik op mij:

"U hebt gelijk.... U hebt mij inderdaad noodig".

En toen vormden wij ons plan. Mrs. Livermore zal aan het hoofd staan
van het Kleedings-comité. Ze zal drie vriendinnen uitzoeken die haar
zullen helpen, en samen zullen zij met bijstand van twee dozijn van
de beste naaisters onder onze meisjes en van onze
handwerkonderwijzeres en onze vijf naaimachines, het gesticht in een
ander pakje steken. En daarbij doen wij een zeer nuttig en goed werk,
want op deze wijze zal Mrs. Livermore de taak vervullen, waarvan ze
altijd heeft gedroomd. Vind je mij niet handig om haar zoo uit te
vinden?

Ik heb nog veel meer nieuws en zou nog een heelen brief kunnen
vullen, maar Mr. Witherspoon heeft vriendelijk aangeboden om dezen
brief te posten en hij staat al, met een zeer hoogen boord aan en in
pikzwarte avondkleeren gestoken, gereed om naar een feestje van zijn
club te vertrekken. Ik heb hem gezegd, dat hij de allerliefste
meisjes met wie hij danst mee moet nemen, om aan onze kinderen
verhaaltjes te vertellen.

Ja, het gesticht verandert mij in een vreeselijk schepsel! Als ik
iemand zie, denk ik er al over, welk nut ik er uit kan trekken!

Er is groot gevaar, dat de tegenwoordige directrice zóóveel belang
in haar werk gaat stellen, dat zij het nooit meer in den steek wil
laten. Soms zie ik mezelf als een sneeuwwit oudje, in een rolstoel
gezeten, door het gesticht rondrijden, nog steeds het toezicht
houdend over de vierde generatie van de gestichtskinderen.

Toe Judy, verlos me voordat die vreeselijke tijd zal aanbreken.

                                       Je Sallie.


                                       Vrijdag.

Liefste Judy,

Gistermorgen verscheen, zonder dat wij in het minst van te voren
gewaarschuwd waren, een stationsrijtuig voor ons hek, ontlaadde twee
mannen, twee kleine jongens, een klein meisje, een hobbelpaard en een
teddybeer en reed weer weg.

De twee mannen waren artisten en de kleintjes waren de kinderen van
een kunstbroeder, die drie weken geleden gestorven was. Ze hadden die
schapen bij ons gebracht, omdat ze vonden, dat John Grier Home heel
solide en respectabel klonk en niets heeft, naar den naam te
oordeelen, van een liefdadigheidsinstelling. Nooit was in hun
artistenbrein de gedachte gerezen, dat er eenige formaliteiten noodig
zijn om een kind in een gesticht te plaatsen.

Ik legde hun uit, dat het heele huis stampvol was, maar ze schenen
zoo verward en verdrietig, dat ik hen uitnoodigde even te gaan
zitten, terwijl ik trachten zou hun een goeden raad te geven. Dus
werden de kinderen zoolang naar de speelkamer gestuurd, terwijl ik
naar hun verhaal luisterde. Deze artisten hadden een fatale
welsprekendheid. Wellicht ook heeft het kleine meisje, met een
zeldzaam mooi kinderlachje, het gedaan -- in elk geval het eind van
het lied was, dat de kinderen bij ons bleven.

Ik heb nog nooit zoo'n zonnig schepseltje gezien als de kleine
Allegra. (Wij krijgen hier niet vaak zulke elfenwezentjes te zien en
zulke elfennamen te hooren). Ze is drie jaar en spreekt een
alleraardigst kindertaaltje, waarbij zij het telkens uitschatert van
de pret. De tragedie, die ze zoo pas heeft meegemaakt, heeft haar
niet in het minst aangegrepen. Maar Don en Clifford, ernstige, flinke
jongens van vijf en zeven, hebben al een vroeg-wijze uitdrukking op
hun gezichtjes en zijn gehard in het wreede leven.

Hun moeder was kinderjuffrouw en trouwde met een schilder met een
kapitaal aan geestdrift en een paar tubes verf. Zijn vrienden zeggen
dat hij talent had, maar natuurlijk kon hij daarmee den melkboer niet
betalen. Ze leefden op artistenmanier in een ouderwetsch atelier,
kookten achter ezels, terwijl de babies op een paar planken sliepen.

Maar toch schijnt dat leven mooi geweest te zijn, want ze hadden een
schat van liefde en heel veel vrienden, allen min of meer arm, maar
artistiek en broederlijk en vol hooge idealen. En de kinderen met hun
lieve fijne maniertjes, zijn nog het bewijs van de omgeving waarin ze
zijn opgegroeid. Ze hebben iets over zich dat vele van mijn kinderen,
ondanks alle goede manieren die ik hun aanleer, zich nooit eigen
zullen maken.

De moeder stierf een paar dagen na Allegra's geboorte in het
ziekenhuis en de vader worstelde nog twee jaar door, zwoegend voor
het dagelijksch brood en er maar op los schilderend wat hij opkreeg,
advertenties, reclames, alles, wat er maar was, om voor zijn kinderen
dak en eten te hebben.

Drie weken geleden stierf hij in het St. Vincent gesticht, overwerkt,
ondervoed, doodop. Longontsteking. Zijn vrienden namen de babies tot
zich, verkochten de schilderstukken die nog niet beleend waren,
betaalden de schulden en keken naar het beste gesticht uit, dat ze
konden krijgen. En, hoe toevallig, hun oog viel op het onze!

Welnu, ik hield die twee artisten hier gedurende de lunch. Aardige
menschen waren het met slappe hoeden, en zwarte, los gestrikte
dassen, aan wien je het moeilijke leven toch kon aanzien. En toen
stuurde ik ze naar New-York terug met de belofte, dat ik voor de drie
kleintjes met veel liefde en toewijding zou zorgen.

Zoo zijn ze dus hier aangeland! Een in de baby-afdeeling en twee bij
de grootere kleintjes. Vier groote kisten vol schilderijen in den
kelder, een koffer met de brieven van hun vader en moeder op zolder
en een zeker onbeschrijfelijk iets, gekenmerkt door de uitdrukking in
hun gezicht, hun woordenkeuze en gedachtengang, dat is hun erfenis.

Ik moet telkens en telkens weer aan hen denken. Den geheelen langen
nacht heb ik al over hun toekomst nagedacht. Niet wat de jongens
betreft: die gaan later naar de Universiteit met de hulp van Mr.
Pendleton en zullen beroemde burgers worden -- maar ik weet niet wat
er uit Allegra moet groeien. Heusch, ik zou niet weten wat ik voor
dit kind zou wenschen. Natuurlijk is de normale wensch voor elk lief
meisje, dat twee vriendelijke pleegouders de plaats van de werkelijke
ouders, waarvan het noodlot haar heeft beroofd, zullen innemen. Maar
in dit geval zou het wreed zijn dat kindje van haar broertjes te
scheiden. Hun liefde voor de baby is ontroerend. Zie je, ze hebben
haar groot gebracht en de eenige keer, dat ik hen hoorde lachen, was,
toen zij iets leuks zeide. Die arme jongens missen hun vader
vreeselijk. Gisteren vond ik Don, de kleine van vijf,
hartstochtelijke snikkend in zijn bedje liggen "omdat hij vader geen
goedennacht kon zeggen".

Maar Allegra doet haar naam eer aan en is werkelijk de vroolijkste
jonge dame, die ik ooit heb gezien. Dat ondankbare kindje heeft nu al
haar ongelukkigen vader vergeten, die zoo goed voor haar heeft
gezorgd.

Wat kan ik met deze drie kleintjes doen? Ik peins en peins en peins
maar ik kan de oplossing van het vraagstuk niet vinden en het schijnt
mij zoo vreeselijk om die schaapjes hier groot te brengen. Want, hoe
goed het er ook bij ons zal uitzien, als wij den heelen boel
verbeterd hebben, toch is en blijft het een gesticht en onze kinderen
blijven toch het product van een kunstmatig broedsel. Ze krijgen niet
die zorgvuldige individueele warmte, die van een oude moederhen
uitgaat.

Het kan zijn, dat ik je nog veel interessante nieuwtjes had te
vertellen, maar mijn nieuw drietal heeft alle andere gedachten uit
mijn hersens verdreven.

Kinderen geven een zekere vreugde maar ook niet weinig zorg.

                                       Als altijd,
                                       Je Sallie.


P.S. Vergeet niet, dat je me de volgende week wilde bezoeken.


P.S. 2. De dokter, die gewoonlijk zoo droog-wetenschappelijk is en
ongevoelig is op de kleine Allegra dol verliefd. Hij keek niet alleen
of ze geen gezwollen amandelen had, neen, hij nam haar in zijn armen,
tilde haar hoog op en knuffelde haar. O, het is zoo'n heerlijk
diertje! Wat zal er uit die kleine groeien?


                                       22 Juni.

Lieve Judy,

Ik kan je berichten, dat je niet langer bevreesd hoeft te zijn over
de weinige hulp, die ons wacht als er hier een brand zou uitbreken.
De dokter en Mr. Witherspoon hebben deze zaak hun volledige aandacht
geschonken en tot nu toe is hier nog geen spel bedacht, dat zoo
insloeg als onze brandweeroefening.

De kinderen gingen allen hun bedjes opzoeken en vielen in lichten
sluimer. Plotseling weerklinkt brandalarm! Ze springen op, trekken
hun pantoffels aan, nemen een deken van hun bed, wikkelen die om hun
imaginaire nachtjaponnen, en gaan dan, netjes op een rij door de gang
en de trap af.

Onze zeventien dreumesjes in de babykamer waren allen aan de hoede
van een Indiaan toevertrouwd en werden jubelend van plezier
weggedragen. De overige Indianen belastten zich met het reddingswerk,
zoolang er geen gevaar dreigde, dat het dak zou instorten. Bij onze
eerste oefening werd, onder commando van Percy, de inhoud van een
twaalftal kleerkasten, in lakens gewikkeld, onder geschreeuw het raam
uitgeworpen. Ik zorgde er nog net voor, bijtijds het opperbevel in
handen te krijgen, zoodat matrassen en kussens niet denzelfden weg op
gingen. Wij hebben nog uren lang die kleeren moeten uitzoeken,
terwijl de dokter en Percy, wien het pretje was gaan vervelen, met
hun pijp in den mond naar het Indianenkamp opliepen.

Onze toekomstige oefeningen zullen een tintje minder realistisch
zijn. Toch ben ik blij, dat ik je het gunstig rapport kan
overbrengen, dat onze jongens onder leiding van den chef van den
brandweerdienst, den Heer Witherspoon, het gebouw in 6 miniuten en 28
seconden absoluut ledig wisten te maken.

Onze baby Allegra heeft sprookjesbloed in haar aderen en nog nooit
heeft ons huis zulk een kind geherbergd, met uitzondering van dat
waarvan Jervis en ik iets afweten. Zij heeft den dokter absoluut
onder haar macht. Inplaats van zijn inspectiereis door het huis als
een stugge wetenschappelijke man af te leggen, doet hij dat nu aan de
hand van de kleine Allegra, die hij tenslotte in mijn werkkamer
brengt, waar hij een half uur met paardje rijden en stoeien met de
kleine doorbrengt.

Twee dagen geleden liep hij even aan om wat met Betsy en mij te
babbelen, en werkelijk, hij was frivool. Hij gaf drie grappen ten
beste en ging aan de piano zitten, waar hij, zich zelf begeleidende,
een paar oude Schotsche liedjes zong. "My love 's like a red, red
rose" en "Come under my plaidie" en "Wha's at the window? Wha? Wha?"
Wat toch niet in het minst opvoedkundig is. En daarna voerde hij
zelfs een paar horlepijppassen uit.

Ik kijk stil naar mijn werk en sta paf, want werkelijk, het is alles
door mijn toedoen gebeurd, door het vreeselijk frivole voorbeeld en
de boeken, die ik hem te lezen heb gegeven en door het introduceeren
van zulke luchthartige gezellen als Jimmy en Percy en Gordon Hallock.
Als wij nog een paar maanden verder zijn, is die man werkelijk mensch
geworden. Hij heeft zijn purperen das al in een hoek getrapt en zich,
op mijn aanraden, in een grijs pak gestoken. Je kunt je niet
voorstellen, wat een verandering deze kleinigheid teweeg bracht. Hij
zal er heusch gedistingeerd gaan uitzien als ik het er door weet te
krijgen, dat hij zijn zakken niet meer vol propt.

Dáág! Denk je er vooral aan, dat we je Vrijdag hier verwachten?

                                       Sallie.


P.S. Hier heb je een kiekje, dat Mr. Witherspoon van Allegra heeft
genomen. Is het geen engeltje? Haar tegenwoordige kleeding verhoogt
haar schoonheid niet, maar na verloop van enkele weken zullen wij
haar in een roze gesmockt jurkje steken.


                                       Woensdag, 24 Juni 10 v.m.

Mevrouw Jervis Pendleton.

Mevrouw,

Ik ontving Uw brief waaruit ik zie, dat U ons niet, zooals
afgesproken was, dezen Vrijdag komt opzoeken, omdat Uw echtgenoot
door zaken verhinderd is de stad te verlaten. Maar hoe zit dat, mijn
lieve dame, is het zoover met je gekomen, dat je hem geen twee dagen
alleen kunt laten?

Ik liet mij door geen 113 babies terughouden om jou op te zoeken en
ik begrijp werkelijk niet, hoe je je door een enkelen man zoudt
kunnen laten weerhouden om je belofte te vervullen. Ik zal a.s.
Vrijdag, volgens afspraak, den Berkshire-express bij het station
afwachten.

                                       S. McBride.


                                       30 Juni.

Mijn lieve Judy,

Dat was een erg kort bezoek dat je ons bracht! Toch zijn we dankbaar
voor elke kleine gunst die ons ten deel valt. Ik was dol in mijn
schik, dat jij zoo blij was met den gang van zaken en ik kan Jervis
en de architecten haast niet afwachten, om nu eindelijk met de
grootste verandering een aanvang te maken.

Je weet niet, ik had toch zoo'n vreemd gevoel al dien tijd, dat je
hier was. Ik kan haast niet gelooven dat jij, mijn eenige lieve,
buitengewone Judy, vroeger hier in dit gesticht bent grootgebracht en
het bittere gemis van die kleine schapen dus zoo door en door
meevoelt. Soms vervult de tragedie van je jeugd mij met een wilde
drift en in zulk een bui zou ik mijn mouwen willen opstroopen en de
heele wereld te lijf willen gaan, om de lui te dwingen een betere
plaats voor al die kleine ongelukkige kinderen in te ruimen. Die
Schotsch-Iersche stamboom van mij schijnt me een goede dosis
vechtlust in mijn bloed gegoten te hebben.

Als je me aan het hoofd had gesteld van een modelinrichting met
aardige, heldere woninkjes en waar de heele regeling prachtig liep,
dan zou die eentonigheid van dat modelwerk mij heel gauw de keel
hebben uitgehangen. Juist het weten dat zooveel dingen om verbetering
schreeuwen, geeft mij het gevoel dat ik hier moet blijven. Soms word
ik 's morgens wakker en luister naar al die gestichtsgeluiden en
snuif de gestichtslucht op en verlang dan dol naar het gelukkige
zorgelooze leventje, dat mij door mijn geboorte is toegewezen.

Jij, mijn kleine lieve heks, hebt me betooverd en mij hierheen
gebracht, maar dikwijls breekt die ban in den nacht en ik verlang
naar den komenden ochtend, met het vaste besluit, dan er van door te
gaan. Maar dat vertrek stel ik altijd tot na het ontbijt uit en als
ik dan door de gang loop, komt een van die kleine wezentjes op me toe
en laat schuchter zijn warm knuistje in mijn hand glijden en kijkt
naar me op met zijn groote kinderoogen, schuchter vragend naar een
kleine liefkoozing, en ik pak hem en knuffel hem fijn in mijn armen
en als ik dan over mijn schouder naar al die andere kleintjes kijk,
verlang ik er naar om al die 113 kinderen in mijn armen te kunnen
nemen en tegen me aan te drukken, tot hun gezichtjes vroolijk staan,
zooals kindergezichtjes moeten zijn. Er gaat iets hypnotiseerends van
het werk met kinderen uit, stribbel zooveel tegen als je maar wilt,
je legt het er tòch bij af.

Het schijnt dat je bezoek mij in een zeer philosophische stemming
heeft gebracht, maar ik heb werkelijk een of twee nieuwtjes, die ik
je vertellen moet. De nieuwe jurken schieten al mooi op en o, ze zijn
zoo aardig! Mrs. Livermore was dolblij met die balen gekleurd katoen,
die je ons zond. Je moest onze werkkamer zien, waar alles in 't rond
ligt. En als ik bedenk, hoe heerlijk onze zestig meisjes in het geel
en blauw en roze en groen eruit zullen zien, als ze op ons grasveld
spelen, dan denk ik er hard over een paar verrekijkers voor onze
bezoekers aan te schaffen.

Natuurlijk begrijp je ook wel, dat sommige van onze jurken gauw
zullen verkleuren en dus onbruikbaar zullen worden, maar Mrs.
Livermore heeft hierover dezelfde slechte principes als wij beiden --
ze geeft er geen steek om! Ze zal voor elk kind een tweede en derde
pak maken als het noodig is. In elk geval: WEG MET HET BLAUW GERUIT
KATOEN!

Ik ben blij dat je onzen dokter graag mag lijden. Natuurlijk behouden
we ons het recht voor, om over hem te zeggen, dat we maar willen,
maar toch zouden we ons pijnlijk beleedigd voelen als iemand zich in
spottende bewoordingen over hem zou uitlaten.

Wij twee houden nog steeds contrôle over elkaars boeken. De vorige
week kwam hij met Spencer's "Systeem van Synthetische Philosophie"
aanzetten om het door te bladeren en in ruil hiervoor gaf ik hem het
"Dagboek van Marie Bashkirtseff". Weet je nog wel, hoe wij op College
onze gesprekken met aanhalingen uit Marie's dagboek wisten te
doorspekken? Welnu, Sandy nam het boek mee en las het pijnlijk
nauwkeurig door.

"Ja", vertelt hij een paar dagen daarna, "het is een getrouwe
beschrijving van een koud, egoïstisch slag menschen, dat nu eenmaal
op onze aarde rondzwerft.

[Illustratie]

Maar ik begrijp niet, waarom U het mij hebt aangeraden. Lieve hemel,
Sallie Lunn, u en Bash hebben nu letterlijk niets gemeen".

Dat is de liefste opmerking, die hij ooit tegenover mij heeft geuit
en ik gevoel mij zeer gevleid. Wat die arme Marie betreft, die noemt
hij maar "Bash", omdat hij haar naam toch niet kan uitspreken en haar
te verachtelijk vindt om het zelfs maar te probeeren.

Wij hebben hier een kind, het dochtertje van een figurante, een
vreeselijk zelfzuchtig, aanstellerig, koud en leugenachtig
schepseltje. Maar oogwimpers dat ze heeft, verrukkelijk! Sandy heeft
nu eenmaal het land aan dat kind en sinds hij het dagboek van de arme
Marie heeft gelezen, heeft hij een nieuwe uitdrukking gevonden om al
zijn afschuw tegenover dat kind uit te drukken. Hij noemt haar
"bash-achtig" en daarmee is alles gezegd.

Dag Judy! Kom gauw terug. Sallie.


P.S. Mijn kinderen leggen een wanhopende geneigdheid aan den dag, om
hun heele vermogen aan kandijklontjes uit te geven.


                                       Dinsdagnacht.

Mijn lieve Judy,

Wat denk je wel dat Sandy nu heeft uitgevoerd? Hij maakt een
pleizierreisje naar het zenuwgesticht, waarvan de
directeur-geneesheer ons een paar maanden geleden heeft bezocht. Heb
je ooit zoo'n man gezien? Hij is gewoonweg dol op krankzinnigen en op
idioten en kán die menschen niet met rust laten.

Toen ik hem bij zijn vertrek om eenige raadgevingen vroeg, antwoordde
hij:

"Voed de kinderen goed als ze honger hebben en laat ze zonder eten
als ze een maagkoliek krijgen en vertrouw nooit op een dokter".

Met dezen wenk en een paar flesschen levertraan zijn wij aan ons zelf
overgelaten. Het is nu een heel geschikte tijd om even aan te loopen,
want je weet niet hoe vroolijk ik ben, nu ik niet meer onder Sandy's
beangstigenden invloed sta.


                                       John Grier Home.
                                       Vrijdag.

Waarde vijand,

Hier sta ik aan den mast gebonden, terwijl U er van door gaat en Uw
heil bij krankzinnigen zoekt. En ik dacht nog wel, dat ik U zoo
netjes had genezen van Uw naargeestige belangstelling in zenuwzieken.
Het is vreeselijk ontmoedigend. U leek mij in den laatsten tijd nog
wel zoo gewoon.

Mag ik U vragen hoe lang U daar denkt te blijven? U hadt verlof voor
twee dagen en nu bent U er al vier weggebleven. Gistermiddag is
Charlie Martin uit een kerseboom gevallen, waarbij hij een wond aan
zijn hoofd heeft opgedaan. Dus was hij gedwongen om de hulp van een
vreemden dokter voor lief te nemen. Vijf steken. Patiënt tamelijk
goed. Maar wij houden er hier niet van om op vreemdelingen te zijn
aangewezen. Ik zou niet durven kikken als U werkelijk voor een
begrijpelijke zaak er van door was, maar U weet ook heel goed, dat U,
na een week met Uwe droefgeestigheid te hebben gestreden, in een
allerverdrietigste bui terug zult keeren, er vast van overtuigd, dat
het menschdom geen knip voor den neus waard is. En mij zal de zware
taak te beurt vallen om U weer tot een gemoedelijke bui op te werken.

Kom, Iaat die krankzinnigen aan hun lot over en keer naar het John
Grier Home terug! Wij hebben U noodig!

I am most fervent,

Your friend and servant,               S. McB.


P.S. Bewondert U dit dichterlijk slot niet? Ik ontleen het aan Robert
Burns, wiens werken ik, in gedachtenis aan een Schotschen vriend, met
veel liefde lees.


                                       6 Juli.

Lieve Judy,

De dokter is nog altijd weg. Geen woord van hem.

Het lijkt wel of de schoot der aarde hem tot zich heeft genomen
zonder een enkel spoor achter te laten. Ik weet niet eens of hij nog
ooit terugkomt, maar hier gaat alles uitstekend zonder hem. Ik
lunchte gisteren bij de twee lieve dames, die Punch bij zich in huis
hebben genomen. De jonge man schijnt zich daar al volkomen thuis te
gevoelen. Hij nam mij bij de hand en nam de honneurs van het huis
waar, door mij in den tuin alle bezienswaardigheden te toonen. Bij de
lunch tilde een Engelsche bottelier hem in een stoel en deed hem zijn
servet voor met een eerbied en een gebaar, alsof hij een prins van
den bloede bediende. De bottelier is pas van het landgoed van den
graaf van Durham gekomen, Punch uit een stoep van de Houston Street.
Het was een zeer interessant geval.

Mijn gastvrouwen onderhielden mij naderhand met anecdotes van hun
tafelgesprekken gedurende de laatste twee weken (het verwondert mij,
dat de bottelier nog niet zijn dienst heeft opgezegd, hij zag er toch
zeer respectabel uit). In elk geval heeft Punch er voor gezorgd, dat
zij voor de rest van haar leven voorzien zijn van grappige
historietjes; de eene denkt er zelfs over om een boek te schrijven.
"Nu leven wij tenminste", zei ze ontroerd en veegde een paar
traantjes van haar maagdelijke wangen weg.

De WelEd. Gestr. viel gisteravond om 6.30 hier binnen en trof mij in
een avondjapon aan, op het punt om naar een diner bij de Livermores
te gaan. Hij maakte een milde opmerking, dat Juffrouw Lippett nooit
getracht had zich in gezelschapskringen te bewegen maar al haar
energie voor haar werk had opgespaard. Je weet dat ik niet
kwaadaardig van aard ben, maar ik kijk nooit naar dien man zonder den
stillen wensch te koesteren, dat hij zich onder in een schip bevindt,
als dat tegen een rots te pletter loopt. (Als hij zich niet onder in
het ruim zou bevinden, zou hij er nog uitspringen en op zijn vet
blijven drijven).

Sing groet je zeer eerbiedig en is heel blij, dat je niet kunt zien,
hoe hij er uitziet. Tengevolge van een zeer slechte daad is het arme
dier van zijn schoonheid beroofd. Het een of ander stout kind (ik
geloof nooit, dat we hier met een jongen te doen hebben), heeft dat
arme beest bij blokjes geschoren, zoodat hij er nu als een armzalige,
door de motten verwoeste hond uitziet. Niemand weet wie het gedaan
heeft. Sadie Kate gaat heel handig met de schaar om maar o, ze is ook
zoo handig in het vinden van een alibi! Op het oogenblik dat het
scheren gebeurd moet zijn, zat ze op een stoel in de schoolkamer met
haar gezicht naar den muur gekeerd, wat 28 kinderen kunnen getuigen.
Niettemin behoort het tot Sadie Kate's dagelijksche bezigheden om die
weggeschoren plekjes met zalf in te smeren.

                                       Je Sallie.


P.S. Hierbij het laatste portret van den WelEd. Gestr. Heer, naar het
leven genomen. De man is in sommige opzichten een zeer goed spreker.
Zoo maakt hij b.v. ook bewegingen met zijn neus!

[Illustratie]


                                       Donderdagavond.

Lieve Judy,

Sandy is na een afwezigheid van 10 dagen teruggekeerd -- geen enkele
uitleg! Volslagen stilzwijgen hierover! Hij wijst al onze
vriendschappelijke pogingen om hem op te wekken af, en wil met geen
van ons iets te doen hebben, met uitzondering van de baby Allegra.
Hij nam haar vanmiddag met zich mee naar huis om met hem te eten en
bracht haar pas tegen half zeven terug. Een schandalig uur voor een
jonge dame van drie! Ik weet niet, wat ik van onzen dokter denken
moet: hij wordt werkelijk met iederen dag onbegrijpelijker!

Percy daarentegen is een ronde vertrouwelijke jongen. Hij heeft zoo
juist een bedankvisite voor een diner gemaakt (hij is zeer stipt in
dergelijke plichten) en nu hebben wij den heelen avond over niets
anders dan zijn meisje in Detroit gesproken. Hij voelt zich erg
eenzaam en spreekt graag over haar. En o Judy, hij spreekt op zoo'n
fijne, teere wijze over haar! Ik hoop dat Juffrouw Detroit die
heerlijke liefde waard is, maar ik ben er hard bang voor. Hij haalde
uit het binnenste zakje van zijn vest een leeren portefeuille te
voorschijn en nadat hij twee vloeitjes had weggeschoven, toonde hij
mij het portret van een dom klein meisje -- niets dan gekroesd haar
en oorbellen en een paar oogen! Ik deed mijn best om hem hartelijk
geluk te wenschen, maar mijn hart kromp ineen van medelijden toen ik
aan de toekomst van dien armen jongen dacht. Is het niet vreemd, dat
de beste mannen dikwijls zulke onbeduidende zelfzuchtig-oppervlakkige
vrouwen kiezen, terwijl de kloekste vrouwen zoo vaak met
afschrikwekkende mannen trouwen? Het schijnt dat hun eigen mooi
karakter hen blind maakt voor de slechte hoedanigheden van den ander.

Je weet dat voor mij een der interessantste dingen van het leven het
bestudeeren van vreemde karakters is. Ik geloof dat ik eigenlijk
schrijfster had moeten worden! De menschen trekken mij aan totdat ik
hen heb doorzien en absoluut ken. Percy en onze dokter vormen een
opvallend contrast. Je kunt altijd zien waarover die aardige
rondborstige jonge man denkt -- zijn karakter is met hoofdletters en
eenlettergrepige woorden geschreven. De dokter daarentegen zou wel
een karakter kunnen hebben geschreven met Chineesche letters, wat de
duidelijkheid betreft. Je hoort wel eens van menschen die er een
dubbel karakter op na houden. Welnu, Sandy heeft beslist een
drievoudig karakter. Gewoonlijk is hij door en door geleerd en koud
als steen, maar soms verdenk ik hem er van, heel gevoelig en
teerhartig te zijn, wat hij onder het een of andere mom verborgen
houdt. Dagen lang is hij soms heel geduldig en vriendelijk en
behulpzaam en dan begin ik echt van hem te houden, maar dan opeens,
zonder een enkele waarschuwing, bruischt het in het diepst van zijn
ziel en een ontembare wildeman springt te voorschijn en, lieve deugd,
dan is er geen huis mee te houden.

Ik denk wel eens dat hij vroeger een vreeselijk verdriet heeft gehad
en dat hij nog steeds door de herinnering daaraan geplaagd wordt. Als
hij met je spreekt, heb ik soms het onbehagelijke gevoel, dat hij
intusschen aan heel iets anders denkt, maar het kan ook wel zijn dat
mijn romantische aanleg me parten speelt en ik zijn slecht humeur wil
vergoelijken. In elk geval is hij zeer veranderlijk.

* * * * *

Wij hebben al een week lang op een winderigen dag gewacht en nu is
die eindelijk gekomen. Mijn kinders laten vliegers op en alle jongens
en meisjes, die groot genoeg zijn om er aan mee te doen, zijn over
het heuvelachtige landschap, waar de schapen van Mijnheer Knowltop
weiden, verspreid, om de vliegers op te laten, die ze weken geleden
zelf hebben gemaakt. Ik heb eerst heel veel moeite gehad om den ouden
brommerigen heer, wien de grond toebehoort, te bewegen, dat hij voor
het vlieger-oplaten zijn permissie gaf.

[Illustratie]

Hij beweerde dat hij vondelingen niet kon uitstaan en als hij er eens
in toestemde om ze op zijn terrein te laten spelen, zou de grond
voortaan steeds door hen onveilig gemaakt worden. Als je hem hoorde
spreken, zou je denken, dat vondelingen een soort wilde dieren waren.
Nadat ik echter een half uur erg kalm en overtuigend had geredeneerd,
gaf hij al pruttelend zijn toestemming dat wij ons twee uur lang op
het terrein, waar de schapen grazen, mochten vermaken. Evenwel op de
strenge conditie, dat wij dien tijd niet zouden overschrijden en ons
niet op den grond zouden wagen, waar de koeien weiden, en om nu dat
laatste heiligdom voor ons te bewaken, heeft Mr. Knowltop zijn
tuinier en chauffeur en twee grooms gestuurd om de grenzen gedurende
de vliegerpartij af te loopen. De kinderen zijn dolblij en rennen met
hun vliegers rond en geraken met elkaars touwen verward; als zij
hijgend en vermoeid terugkomen, zal ik hen met gemberkoekjes en
limonade verkwikken.

Als je toch eens denkt aan die arme, kleine schapen met hun oude,
vroegwijze gezichtjes! Het is heel moeilijk om hen in jonge
levenslustige kinderen te veranderen, maar ik geloof dat ik het toch
gedaan zal krijgen, en het is werkelijk aardig het gevoel te hebben
dat je iets goeds voor de wereld tot stand brengt. Als je je er niet
erg tegen verzet, zul je je doel nog bereiken en me in een werkelijk
nuttig persoontje veranderen. De mondaine genoegens van Worcester
lijken mij vervelend toe bij het steeds toenemend belang, dat ik in
113 liefdevragende, hartelijke vondelingetjes stel.

                                       In liefde,
                                       Sallie.


P.S. Ik wil waarheidslievend blijven en moet dus wel getrouw
constateeren, dat ik hedenmiddag slechts 107 kinderen onder mijn
hoede heb!


Lieve Judy,

Daar het heden Zondag en een zeer schoone dag was, met een zoel
windje, ging ik in het raamkozijn zitten, de "Hygiënische
behandeling van het zenuwstelsel" (Sandy draagt steeds zorg voor de
verrijking van mijn geest) open in mijn schoot, mijn blik in de verte
gericht. "Goddank", zuchtte ik, "het gesticht is tenminste zoo
gebouwd, dat je nog over den ijzeren muur kunt heen kijken, die ons
van de buitenwereld verwijderd houdt!"

Ik voelde me erg moe en als een gevangene, net alsof ik zelf een
vondelingetje was. Ik leidde hieruit af, dat mijn zenuwstelsel naar
de buitenlucht en naar eenige verandering snakte. Recht voor mij zag
ik de witte lijn van den weg, die in de diepte van de vallei
verdwijnt en bij de heuvels weer zichtbaar wordt. Arme Judy, ik weet
haast zeker, dat datzelfde gevoel jou dikwijls genoeg in je jeugd
gekweld zal hebben! Als ooit een van mijn kuikentjes bij het raam zit
en naar de heuvels over de vallei kijkt en vraagt "Wat is dat aan den
overkant?" zal ik onmiddellijk om een auto telefoneeren en het kind
er heen rijden.

Vandaag waren echter al mijn kinderen zeer vroom in hun zieleheil
verdiept en ik was het eenig onrustig wezen in dit huis. Ik wisselde
mijn zijden Zondagsjapon met een homespun mantelcostuum en dacht er
over na hoe ik de toppen van de heuvels zou kunnen bereiken.

Toen liep ik naar de telefoon en vroeg kort en bondig No. 505 aan.
"Goedenmiddag, juffrouw MacGurk", begon ik minzaam, "kan ik Dr.
MacRae spreken?"

"Wacht dan aan de telefoon", snauwde de vriendelijke dame me toe.
Sandy's stem deed zich hooren. "Goedenmiddag dokter", zeide ik tegen
hem, "hebt u misschien een zwaarzieke patient aan de overzij van de
heuvels?"

"Neen, die heb ik niet, Juffrouw McBride, Goddank!"

"Dat is jammer", zei ik teleurgesteld. "En wat wilt u vandaag
uitvoeren?"

"Ik lees 'De oorsprong van de Sexen'".

"Legt u dan dat boek maar weg want dat is heelemaal geen
Zondagslectuur. En vertelt u me eens, is uw auto geolied en klaar
voor een rit?"

"Die staat tot uwe beschikking. Wilt u dat ik een paar kinderen mee
naar buiten neem?"

"Neen dokter, alleen maar iemand die het met haar zenuwen te kwaad
heeft. Ik heb nu eenmaal het idée fixe, dat ik de toppen van de
heuvels aan gene zijde wil bereiken".

"O, mijn auto heeft een groote snelheid! In tien minuten...."

"Wacht even", zei ik. "Neem een koekepan mee, die voor twee menschen
kan dienen. In mijn keuken heeft de kleinste pan nog de afmetingen
van een wagenrad. En vraagt u dan ook of Juffrouw MacGurk erop
rekent, dat u met het avondeten wegblijft?"

Dus pakte ik een mand vol met ham en eieren en beschuit en
gemberkoekjes en gloeiende koffie in een thermosflesch en wachtte op
de trap, totdat Sandy met zijn auto en koekepan voorkwam.

Wij hadden werkelijk een heerlijken dag en hij genoot even hard als
ik van ons uitstapje. Geen enkele maal liet ik hem over
krankzinnigheid spreken! Ik bewonderde met hem de uitgestrekte weiden
en de grillige lijnen, waarmede de knotwilgen tegen de lucht
afsteken, en snoof met hem de heerlijk frissche weidegeuren op en
luisterde naar de kerkklokken en de koebellen en het kabbelen van de
rivier. En wij spraken over een massa dingen, die alle niets met het
gesticht te maken hadden. Ik bemerkte, dat hij heel en al vergat dat
hij een geleerde was, en dat hij zich als een jongen voelde; je zult
het haast niet gelooven maar het is toch heusch waar -- hij haalde
zelfs een of twee echt ondeugende jongensstreken uit! Sandy is nog
altijd in de dertig en dat is werkelijk een te jeugdige leeftijd om
je al volwassen te gevoelen!

Wij kampeerden op een hoogte van waar wij alles konden overzien en
staken een vuurtje aan en hadden het verrukkelijkste avondeten, dat
wij ooit hadden gehad! Een stuk hout viel midden in onze koekepan
tusschen de eieren met ham, maar houtskool is zuiverend en heel
gezond! Toen Sandy zijn pijp had opgerookt en de zon in het westen
was ondergegaan, pakten wij den boel bijeen en reden huiswaarts.

Hij zei dat dat de aardigste dag was geweest, dien hij sinds jaren
heeft gehad en ik geloof werkelijk, dat het waar is wat die arme man
van de wetenschap verkondigde. Zijn olijfgroene huis is zoo
ongezellig en somber en zoo weinig noodend, dat ik heel goed begrijp,
dat hij zijn troost bij zijn boeken moet zoeken. Zoo gauw ik maar een
aardige lieve dame vind met moederlijke bewegingen, zal ik het op
haren en snaren zetten om er die McGurk uit te gooien hoewel ik
voorzie, dat zij nog moeilijker dan Sterry haar voeten buiten de deur
zal zetten.

Maak nu alsjeblieft niet de gevolgtrekking, dat ik gloeiend veel
belang stel in onzen slecht-gehumeurden dokter, want dat is absoluut
niet het geval. Het komt alleen doordat hij zoo'n treurig
jonggezellen leven leidt, dat ik er af en toe naar verlang hem te
vertroetelen en mijn hand op zijn hoofd te leggen en hem te zeggen,
dat hij vroolijk moet zijn. De wereld is immers vol zonneschijn en
een deel daarvan is ook voor hem bestemd. Ik heb tegenover hem
hetzelfde gevoel als tegenover mijn 107 vondelingetjes. Niets meer en
niets minder.

Ik was er stellig van overtuigd, dat ik je ook werkelijk nieuws had
te berichten maar het wil me nu niet te binnen schieten. De frissche
lucht heeft me slaperig gemaakt. Het is net half negen. Goeden nacht!

                                       S.


P.S. Gordon Hallock schijnt niet langer voor mij te bestaan. In drie
weken geen enkel woord, geen kandijklontjes en ook geen
speelgoedbeestjes! Geen enkel levensteeken! Wat ter wereld mag er met
dezen vriendelijken jongen man gebeurd zijn?


                                       13 Juli.

Liefste Judy,

Aanhoort de goede tijding!

Daar dit de 31ste dag van Punch's afwezigheid is, telefoneerde ik
zijn twee weldoensters op, om, zooals was afgesproken, over zijn
vertrek te confereeren. Maar ik stuitte op een verontwaardigde
weigering. Hun lief klein vulkaantje teruggeven, nu hij er juist aan
begon te wennen de menschheid niet regelmatig op vulkanische
uitbarstingen te vergasten! Ze konden er gewoonweg niet over uit, dat
ik zulk een ondankbaar voorstel doen kon. Punch heeft de uitnoodiging
al aangenomen om er den heelen zomer door te brengen.

Nog steeds zijn we hier aan het kleeren naaien. Je moest de machines
hooren snorren en eens luisteren naar het vroolijk gebabbel in de
naaikamer. Ons meest lusteloos, versuft vondelingetje wordt wakker en
stelt weer belang in het leven, als ze hoort, dat ze drie jurken zal
krijgen, die aan haar en niemand anders zullen toebehooren en elk van
een andere kleur zal zijn, die ze zelf mag uitzoeken. En je moest
eens zien hoe dat hen bij het naaien aanspoort; zelfs de kleintjes
van tien jaar zijn dapper aan het zoomen. Ik wilde wel dat ik net
zoo'n goed middel kon bedenken om de belangstelling voor het koken op
te wekken, maar onze keuken helpt ons absoluut niet om die opleiding
wat aangenaam te maken. Je weet niet welk een domper het is voor
iemands geestdrift als hij een H.L. aardappelen moet schillen.

Ik geloof dat ik je al verteld heb, dat ik mijn kinderen in tien
aardige kleine families zal verdeelen met een lief huismoedertje, dat
aan het hoofd van de tien staat. Als ik nu tien aardige
cottage-woninkjes had om hen daarin te stoppen, met bloemen voor het
huis en hondjes en katjes en konijntjes, zouden we een werkelijk
presentabel gesticht kunnen vormen en behoefden wij ons niet te
schamen als deze of gene ons kwam opzoeken.


                                       Donderdag.

Ik begon dezen brief drie dagen geleden maar werd daarbij overvallen
door een zeer welwillenden breedsprakerigen philantroop (met dat
gevolg, dat ik vijftig kaartjes voor het circus kreeg) en ik had
sedert dien geen vrij oogenblik om weer verder te schrijven. Betsy is
drie dagen in Philadelphia geweest omdat ze voor het een of ander
nichtje bruidsmeisje moest zijn. Ik hoop dat haar overige familie
voorloopig niet aan trouwen denkt want zoo'n evenement is zeer
storend voor de rust en orde van het John Grier Home.

Tijdens haar afwezigheid bezocht zij een familie die naar een kind
had gevraagd. Natuurlijk hadden wij niet bepaald een kuikentje, dat
van onder Moeders vleugels uit moest vliegen, maar nu die familie ons
zoo toevallig tegen het lijf liep, wilden we toch van de gelegenheid
profiteeren. Gewoonlijk werken wij met de State Charities' Aid
Association, welke een menigte agenten heeft die het land bereizen en
zoo dus voortdurend in aanraking blijft met families, die kinderen
wenschen aan te nemen en met gestichten, die die kinderen op deze
wijze een goed tehuis willen verschaffen. Sedert deze instelling zich
bereid heeft verklaard ook voor ons te werken, kunnen we haast alle
kleine babies, die wij hebben, plaatsen. Ik wil er ook zooveel
mogelijk op heel jeugdigen leeftijd een eigen thuis bezorgen, want ik
geloof zeker dat een eigen thuis het beste is wat een kind zich
wenschen kan. Natuurlijk moeten wij eerst heel zeker zijn van het
milieu waarin het schaapje terecht komt. Ik verlang geen rijke
pleegouders, maar in elk geval vriendelijke liefhebbende en
verstandige ouders. Deze keer heeft Betsy naar het schijnt een juweel
van een familie aangetroffen. Het kind is nog niet geleverd, de
papieren zijn ook nog niet geteekend en dus verkeer ik nog steeds in
angst dat plotseling al onze mooie plannen in duigen zullen vallen.

Vraag eens aan Jervis, of hij wel eens gehoord heeft van J. F.
Bretland in Philadelphia. Hij schijnt zich veel in financieele
kringen te bewegen. Het eerste, wat ik van hem onder mijn oogen
kreeg, was een brief aan den "Directeur van het John Grier Home", een
kort zakenbriefje in machineschrift, van een afschuwelijk zakelijken
advocaat, meldend dat zijn vrouw besloten had een meisje van goede
gezondheid en met lief voorkomen tusschen twee en drie jaar aan te
nemen. Het kind moest een vondelinge van Amerikaansche afkomst zijn,
zonder erfelijke belasting en zonder familieleden, die nog eenig
recht kunnen laten gelden. Zou ik hem zulk een kind kunnen
verschaffen?

Bij wijze van referentie noemt hij "Bradstreets". Heb je ooit zoo
iets grappigs gehoord?

Wij begonnen ons onderzoek door aan een dominee in Germantown, de
stad, waarin J. F. Bretland woont, inlichtingen te vragen.

"Is hij bemiddeld?

Betaalt hij zijn rekeningen?

Is hij vriendelijk tegen dieren?

Bezoekt hij de kerk?

Leeft hij in goede verstandhouding met zijn vrouw?" en nog een dozijn
andere impertinente vragen.

Wij schenen een dominee met gevoel voor humor te hebben aangetroffen
want in plaats van hierop breedvoerig in te gaan, schreef hij met
groote letters dwars over het vel papier: "Ik wou dat zij mij wilden
aannemen!"

Dit klonk veelbelovend, daarom ging Betsy dadelijk naar Germantown,
zoodra de bruiloftsplechtigheid afgeloopen was, Betsy schijnt een
geboren detective te zijn. Nadat zij ergens een kort bezoek heeft
afgelegd, kan ze ons alleen door het zien van tafels en stoelen op
een heel familiedrama vergasten.

En ze keerde vol van enthousiaste bijzonderheden bij ons terug.

Mijnheer J. F. B. is een rijk en zeer invloedrijk burger, die door
zijn vrinden hartelijk bemind en door zijn vijanden diep gehaat wordt
(ontslagen bedienden, die niet nalaten van hem te vertellen dat hij
een hardvochtig man is). Hij bezoekt ook de kerk, niet geregeld, maar
zijn vrouw haalt de schade voor hem in en hij geeft er geregeld geld
voor.

Zij is een allerliefste zachte vrouw en zeer beschaafd. Nadat zij een
jaar zenuwziek in een sanatorium heeft doorgebracht, heeft de dokter
gezegd dat zij iets moest hebben wat haar aan het leven bond en hij
raadde haar ten zeerste aan om een kind te adopteeren. Zij heeft
daarnaar altijd verlangd. Eindelijk, zoo als altijd, heeft ook in dit
geval de lieve zachte echtgenoote getriomfeerd en de strenge man is
gedwongen om toe te geven.

Terwijl hij nu zijn voorkeur voor een jongen voorbijzag, schreef hij,
zooals ik je reeds vertelde, het gewone verzoek van een vrouw, een
meisje te willen aannemen.

Mevrouw Bretland heeft, met het steeds levendig verlangen een kind
aan te nemen, al jaren lang over niets dan over kinderen gelezen en
er bestaat geen kinderziekte of zij is er volkomen van op de hoogte.
Zij heeft een heerlijk zonnige kinderkamer en een kast vol poppen,
die zij vol liefde heeft uitgezocht. Zij toonde Betsy alles vol
trots. Je begrijpt hoe hard die arme vrouw een kindje noodig heeft!

Zij heeft ook juist gehoord van een uitstekende Engelsche nurse, die
ze zou kunnen krijgen, maar misschien zou het wel beter zijn om met
een Fransche kindermeid te beginnen, zoodat het oor van het kind
dadelijk aan die vreemde klanken zou kunnen wennen. En het
interesseerde haar ook erg toen zij hoorde, dat Betsy de Universiteit
had bezocht. Ze wist nog niet of ze haar baby later daarheen zou
sturen, ja of neen. Wat dacht Betsy ervan? Als het kind nu Betsy's
eigen dochter was, zou zij haar dan de Universiteit laten bezoeken?

En dit alles zou vermakelijk zijn als het niet tevens zoo aandoenlijk
was. Werkelijk, ik kan me niet los maken van het beeld van die arme
eenzame vrouw, die daar poppenkleertjes jaren achtereen naaide voor
het kleine onbekende meisje, waarvan ze zelfs nog niet eens zeker
wist of ze het zou mogen aannemen ja of neen. Ze verloor jaren
geleden haar eigen twee babies, of liever gezegd, ze heeft ze nooit
gehad, de kindertjes van dat arme moedertje hebben nooit geleefd.

Je ziet dus wat een prachtig thuis dat zou zijn. Een schat van liefde
wacht op het kleine meisje en dat is meer waard dan alle weelde, die
toch ook niet kwaad is als ze met liefde gaat gepaard.

Maar nu is het groote probleem een kind te kunnen vinden en dat is
niet gemakkelijk. De J. F. B.'s zijn zoo afgrijselijk veeleischend.
Ik heb juist het baby-jongetje dat voor hen zou passen, maar wat zou
er dan met al die poppen moeten gebeuren! Kleine Florence is ook niet
goed want haar moeder leeft nog steeds, en dan heb ik een verzameling
van buitenlanders met groote, bruine oogen, maar dat is heelemaal
niets, want Mevrouw Bretland is blond en heeft blauwe oogen en haar
dochter moet op haar lijken. Ik heb ook verschillende kleine
snoesjes, die niet het minst van erfelijke belasting te lijden
hebben, maar de Bretlands verlangen een afstammeling van een
geslacht, waarvan zes generaties minstens de kerk trouw hebben
bezocht terwijl aan het hoofd een groote persoonlijkheid moet
prijken. Ook heb ik een schat van een kindje met blonde krullen (en
krullend haar wordt hoe langer hoe zeldzamer), maar, lieve deugd, het
kind is onwettig en dat schijnt een onoverkomelijk bezwaar in het oog
van pleegouders, hoewel het aan het kind zelf niet de minste afbreuk
doet. Toch zal het niet gaan want de Bretlands eischen een
boterbriefje.

Van alle 107 blijft er maar één over, die er voor geschikt zou zijn
De vader en moeder van onze kleine Sophie werden bij een
spoorwegongeluk van het leven beroofd en alleen doordat hun kindje
juist in een hospitaal lag om voor een abces in de keel behandeld te
worden, bleef het kind gespaard. Ze is van een goede, Amerikaansche
familie en van vervelend-onberispelijk gedrag. Zij heeft ook veel van
een uitgewrongen vaatdoek -- een dreinerig, vervelend klein ding! De
dokter heeft haar met zijn geliefkoosde levertraan en spinazie
volgepropt, maar kon er ondanks dat alles toch niet in slagen, om er
een beetje aardigheid in te pompen.

Toch kunnen liefde en goede zorg soms wonderen bij gestichtskinderen
uitrichten en het kan zijn, dat zelfs zij zich nog eens tot een
zeldzame, schoone bloem ontplooit. Dus zond ik een ontroerend verslag
over haar familie-geschiedenis aan J. F. Bretland, vergezeld van het
aanbod om haar in Germantown uit te leveren.

Vanmorgen kreeg ik echter een telegram van J. F. B. Hij is niet van
plan een dochter ongezien te koopen, maar hij zal hierheen komen om
het kind persoonlijk den volgenden Woensdag om drie uur in
oogenschouw te nemen.

Lieve deugd, als hij haar nu eens niet kan uitstaan! Wij zetten nu
ons beste beentje voor om het kind schoonheid bij te brengen, evenals
ook een jonge hond geprepareerd wordt alvorens hij naar de
tentoonstelling verhuist. Zou je het heel erg vinden, als ik een
tikje rouge op haar wangen smeerde? Ze is nog te klein om die
gewoonte over te nemen.

Nu, je kunt je niet beklagen, dat ik je weinig schrijf, -- ik heb aan
een stuk door achter elkaar gepend. Je ziet nu wel waar mijn hart en
gedachten zijn. O Judy, ik ben toch zoo bezorgd voor de toekomst van
die kleine Sophie! Het lijkt wel of het mijn toekomst betreft of die
van mijn bloed-eigen kleine dochter!

Eerbiedige groeten aan onzen President,

                                       Sallie McBride.


Beste Gordon,

Ik vind het heel leelijk en onaardig om me vier weken lang zonder een
enkel woord te laten, alleen maar omdat ik in een abnormale herrie en
drukte je drie weken lang niet schreef. Ik maakte me al ongerust over
de vraag of je nog tot de levenden behoorde en ook mijn kinderen
missen Oom Gordon op een vreeselijke wijze, want ze houden dol veel
van dien Oom. Denk er alsjeblieft aan, dat je ons beloofd hebt een
ezel te sturen en vergeet ook niet, dat ik het zwaarder heb te
verantwoorden dan jij. Het is heel wat harder werk om in het John
Grier Home te ploeteren dan in het Capitool en daarbij komt nog, dat
jij veel betere hulp hebt dan ik.

Dit is geen brief, alleen maar een verontwaardigd protest. Misschien
schrijf ik je morgen of op een andere keer.

                                       S.


P.S. Nu ik je brief overlees, verteeder ik wel een beetje, maar toch
geloof ik je lieve woordjes geen van alle. Ik weet heel goed dat je
me vleit, als je zoo mooi praat, en daarvoor heb je dan een reden,
vriendje!


                                       17 Juli.

Lieve Judy,

Ik moet je een heele historie vertellen.

Zooals je weet, zou Woensdag de belangrijke samenkomst tusschen J. F.
Bretland en de kleine Sophie plaats vinden; dus werd die kleine om
half twee gebaad en geborsteld en in schoone kleertjes gestoken en
aan een vertrouwenswaardig vondelingetje afgeleverd met het
nadrukkelijk verzoek er voor te waken, dat het kind schoon bleef.

Precies klokslag (nog nooit heb ik iemand ontmoet, die zoo
afgrijselijk businesslike is als J. F. B.) hield er een luxueuse auto
voor het hek van ons ontzagwekkend chateau stil. Een
breedgeschouderde, stevige man met vierkanten beslisten kop en iets
over zich, dat je beweegt vooral voort te maken, stapte uit en meldde
zich drie minuten later bij mijn werkkamer aan. Hij begroette mij
kortaf als "Miss McKosh", wat hij na mijn vriendelijke verbetering in
"Miss McKim" wijzigde. Ik wees hem mijn gemakkelijksten armstoel aan
en noodigde hem uit, na de gedane reis een verfrissching te
gebruiken. Hij vroeg hierop om een glas water (ik vind het prettig
als een pleegvader matig is) en gaf daarna met zeker ongeduld te
kennen, dat hij tot de zaak wenschte over te gaan. Dus schelde ik
even en gaf order om de kleine Sophie naar beneden te brengen.

"Neen, neen, Miss McGee", stribbelde hij tegen, "ik zou haar liever
in haar eigen omgeving willen zien. Weest U zoo goed en brengt U mij
naar de speelkamer of naar de slaapkamer, waar die kleintjes zijn".

Ik bracht hem naar de speelkamer, waar dertien of veertien kleine
dreumesjes, in flanelletjes gestoken, op matrassen op den grond
rolden. Sophie, afgescheiden van de anderen, prijkte in haar
schoonsten tooi en woog zwaar op den arm van een blauwgeruit katoenen
vondelingetje, dat van het geval al meer dan genoeg had. Ze dreinsde
en zanikte om ook op den grond te mogen spelen en bood een
allesbehalve aanlokkelijker aanblik. Ik nam haar in mijn armen en
suste haar en streek haar kleertjes glad en snoot haar neusje en
vroeg haar vleiend dien heer eens in de oogen te kijken.

De heele toekomst van dat kind hing van één vriendelijk lachje af,
en ze dreinsde!

Mr. Bretland schudde haar handje op een zeer kort aangebonden wijze
en nam haar van top tot teen op alsof hij een jongen hond voor zich
had. Sophie nam niet de minste notitie van hem, maar draaide hem haar
rug toe en verborg haar snuitje in mijn hals. Hij haalde zijn
schouders op en zeide, dat hij haar wel op proef wilde nemen,
misschien voelde zijn vrouw er iets voor. Hij zelf verlangde in geen
enkel opzicht naar dat kind en wij maakte aanstalten om heen te gaan.
Maar wie denk je wel, dat ons daar tegemoet liep? Niemand anders dan
die kleine zonnige Allegra! Vlak voor hem wankelde zij, zwaaide met
haar armen als een windmolen en plofte op alle vier neer. Hij sprong
met groote handigheid op zij, om te voorkomen dat hij op haar trapte,
en pakte haar beet om haar weer op te helpen, maar dat lieve diertje
sloeg haar armpjes vast om zijn hals en keek met een heerlijk
vertrouwelijk lachje naar hem op.

"Pappie, til baby op, pappie!"

Hij is de eenige man, behalve de dokter, dien het kind sinds weken
heeft gezien en waarschijnlijk lijkt hij eenigszins op haar bijna
vergeten vader.

J. F. B. pakte haar beet en gooide haar zoo handig de lucht in alsof
dat een dagelijksch karweitje voor hem was, terwijl zij schaterde en
het uitgierde van de pret. Toen hij vervolgens te kennen gaf, dat hij
haar weer op den beganen grond wilde afzetten en haar liet zakken,
pakte ze hem bij zijn neus en bij zijn ooren en trommelde met haar
beide voetjes een krijgsmarsch op zijn buik. Niemand kan er Allegra
van beschuldigen dat zij niet genoeg spirit bezit! J. F. B. wist zich
uit haar omhelzing los te werken en zette haar op den grond neer,
haar knuistje hield hij echter stevig vast.

"Dàt is het kind, wat ik hebben moet", zei hij. "Ik geloof niet dat
het noodig is, dat ik nog verder kijk".

Ik gaf te kennen, dat wij de kleine Allegra niet van haar broertjes
konden scheiden, maar hoe meer tegenwerpingen ik maakte, des te
vaster werd de lijn om zijn mond. Wij keerden naar mijn werkkamer
terug en redeneerden daar samen een half uur lang.

Hij hield van haar familie, hij hield van haar uiterlijk, van haar
levendigheid, in één woord: hij hield van _haar_! Als hij nu
eenmaal toch een dochter moest aannemen clan zou het in elk geval
eentje met spirit moeten zijn en hij dacht er niet aan, dat andere
jankende kind aan te nemen. Dat kon niemand van hem verlangen. Maar
als ik Allegra aan hem afstond, zou hij haar als zijn eigen dochter
groot brengen en ervoor zorgen dat zij een prachtig leven tegemoet
ging. Had ik het recht om dat kind van zulk een groot voorrecht te
berooven om de een of andere sentimenteels geschiedenis? De
familieband was nu eenmaal toch verbroken, het beste wat ik doen kon
was nu om voor elk kind afzonderlijk te zorgen.

"Neemt U ze dan alle drie", stelde ik hem brutaal weg voor.

Maar dat ging onmogelijk. Zijn vrouw was erg zwak en haar krachten
waren net toereikend voor één kind maar ook niet meer. Het was erg
moeilijk om de oplossing te vinden. Het scheen zulk een prachtig
buitenkansje voor het kind, maar toch was het weer aan den anderen
kant zoo wreed om haar van haar twee broertjes, die haar aanbidden en
verwennen, weg te rukken. Ik begreep heel goed, dat Bretland, als hij
haar eenmaal wettig had aangenomen, zijn best zou doen om elken
familieband, die haar nog aan het verleden hechtte, door te snijden
en het kind is nog zoo jong dat het gauw genoeg haar broertjes zou
vergeten.

Toen dacht ik aan jou, Judy, en ik herinnerde me, dat je zoo'n
verdriet hebt gehad omdat het gesticht je niet wilde laten gaan toen
die familie je wilde aannemen. Je hebt altijd gezegd, dat jij net zoo
goed als andere kinderen een tehuis hadt kunnen hebben maar dat Miss
Lippett je daarvan heeft beroofd. Was ik nu op het punt om Allegra's
tehuis te stelen? Met die twee jongens zou het een heel ander geval
zijn, die konden een goede opvoeding krijgen en zouden later voor
zichzelf zorgen. Maar voor een meisje moet een tehuis als dit alles
beteekenen. Sedert die kleine Allegra bij ons is, heb ik steeds het
gevoel, dat zij net zoo'n klein kindje is als kleine Judy vroeger is
geweest. Zij is vlug en geestig en wij moeten ervoor zorgen, dat zij
in een omgeving komt, waar die twee deugden in het beste daglicht
komen. Zij moet kunnen genieten van het goede en schoons, dat het
leven biedt en het gesticht kan haar daartoe niet in staat stellen.
Ik peinsde en peinsde, terwijl de heer Bretland ongeduldig door de
kamer ijsbeerde.

"Laat U die twee jongens hier komen. Ik wil met hen spreken", zei J.
F. B. tenslotte. "Als er maar een greintje edelmoedigheid in hen
leeft, zullen zij blij zijn met haar goede toekomst".

Ik gaf order de twee jongens te brengen, maar met een loodzwaar hart.
De kinderen gaan nog steeds onder het gemis van hun vader gebukt. Was
het nu niet onmenschelijk om hun ook dat heerlijke kleine zusje af te
nemen?

Zij kwamen, hand in hand, stevige ferme jongens, en stonden daar voor
ons met ernstige, wijd opengesperde oogen, verwonderd afwachtend wat
die vreemde heer tegen hen zou zeggen.

"Kom eens hier, jongens, ik wil eens iets met jullie bespreken". Hij
nam elk bij een hand. "In het huis, waar ik woon, is geen klein
kindje en nu hebben mijn vrouw en ik afgesproken, dat ik hierheen zou
komen, waar zooveel babies zonder vader en moeder zijn, en er een mee
naar huis zou nemen als ons kind. Dat kind krijgt dan een prachtig
huis om in te leven en ook een heeleboel speelgoed en ze zal haar
heele leven heel gelukkig zijn, veel gelukkiger dan ze ooit hier kan
zijn. Ik weet dat jullie heel blij zult zijn als je hoort, dat ik je
kleine zusje heb uitgekozen".

"En zullen we haar dan nooit meer zien?" vroeg kleine Clifford.

"O ja, af en toe".

Clifford keek van mij naar Mijnheer Bretland en twee groote tranen
biggelden langs zijn wangen. Hij trok zijn hand weg en drukte zich
tegen mij aan.

"Geef haar niet aan hem.... Toe, doe het toch niet.... Stuur
hem weg".

"Neemt U ze toch alle drie", smeekte ik.

Maar hij is hard.

"Ik kwam hier niet om een heel gesticht mee te nemen", antwoordde hij
kortaf.

Intusschen snikte Don aan mijn andere zij en plotseling ging de deur
open en Dr. MacRae kwam midden in de ellende binnenvallen met Allegra
in zijn armen.

Ik stelde hem voor en legde hem het geval uit. Mr. Bretland strekte
zijn armen naar de baby uit maar Dr. MacRae hield haar stevig vast.

"Absoluut onmogelijk", weerde Sandy alles botweg af. "Miss McBride
zal U al gezegd hebben dat het een van de regels van het huis is, dat
hier geen gezin wordt gescheiden".

"Miss McBride heeft haar beslissing al genomen", weersprak J. F. B.
afgemeten. "Wij hebben de zaak al lang en breed besproken".

"U vergist U", antwoordde Sandy op zijn aller-Schotscht en wendde
zich tot mij. "U hebt er toch zeker nooit aan gedacht om u tot zulk
een wreedheid te leenen?"

En weer wenschte ik Salomo's wijsheid in pacht te hebben om het
vraagstuk op te lossen, terwijl de twee koppigste menschen, die er
ooit op de aarde hebben rondgewandeld, elkaar de kleine Allegra
betwistten.

Ik stuurde de drie kleintjes naar de kinderkamer en kwam weer op de
brandende kwestie terug. Wij hadden een luidruchtig en driftig
gesprek totdat tenslotte J. F. B. mijn eigen steeds weerkeerende
gedachte gedurende de laatste vijf maanden uitte, door de vraag: "Wie
is het hoofd van dit gesticht, de directrice of de toezichthoudende
geneesheer?"

Ik was woedend op Sandy, dat hij mij in zulk een parket tegenover
dien man plaatste, maar ik kon toch moeilijk met hem gaan
redetwisten; dus besloot ik Mr. B. beleefd en met veel tact aan het
verstand te brengen, dat Allegra absoluut niet in aanmerking kwam en
vroeg toen, hoe hij over Sophie dacht.

Maar daar kwam ik goed van pas! Hij dacht er niet aan dat ongelukkige
wurm aan te nemen! Allegra of geen, dat stond bij hem vast en hij
hoopte dat ik nog eens zou begrijpen, dat ik met mijn sentimenteels
nonsens de toekomst van dat kind had verknoeid. Met die
afscheidswoorden besloot hij zijn visite. "Dag Miss MacRae, Dr.
McBride", twee beleefde buigingen en weg was hij.

Toen hij de deur achter zich had gesloten, vochten Sandy en ik het
samen uit. Hij zeide dat iemand met gezond verstand en humane moderne
begrippen, die het vraagstuk Kinderopvoeding had bestudeerd, zich
moest schamen ook maar even de vraag om zoo'n familie uiteen te
rukken, te hebben overwogen. En ik beschuldigde hem er van dat hij
het kind uit puur egoïsme hier had gehouden, omdat hij dol op haar
was en haar bij zich wilde houden. (Wat volgens mij ook de waarheid
is). O, we hadden een geweldige twist met dat gevolg, dat hij met een
stijfheid en beleefdheid, welke nog die van J. F. B. overtrof, de
deur achter zich sloot.

Nog steeds weifelend, had ik het gevoel alsof met mij de proef met de
nieuwe mangelmachine had plaats gehad. En toen Betsy thuis kwam,
overlaadde zij mij nog met verwijten omdat ik de prachtigste familie,
die wij ooit hebben gehad, zonder kind naar huis liet gaan!

O Judy, Judy, wat moet ik doen! Zou je Sandy niet weg kunnen roepen
en daarvoor in de plaats een Duitscher of een Franschman of een
Chinees kunnen sturen, als je dat graag wilt? Maar alsjeblieft in
geen geval nog eens een Schot!

                                       Je vermoeide Sallie.


P.S. Ik vermoed dat Sandy je ook vragen zal mij van hier weg te
roepen en ik zal heusch niet tegenstribbelen als je het me vraagt. Ik
ben zoo doodop!


Lieve Gordon,

Je bent een kwaaddenkend, achterdochtig en afschuwelijk man. Waarom
mag ik niet in het Schotsch schrijven als ik dat prettig vind? Ik heb
toch een "Mc" in mijn naam!

Natuurlijk zal het heele John Grier Home dol blij zijn met je komst,
niet alleen omdat je een ezel meebrengt, maar ook omdat wij het zoo
prettig vinden je weer hier te zien! Ik had het plan je een
ellenlangen brief te sturen, om je over elke toekomstige
achterdochtigheid heen te helpen, maar waarvoor zou het dienen? Je
komt hier zelf morgenochtend an' unco gude will be the sight o' you
for sain een.

Maak je nu niet weer kwaad over dat taaltje, mijn jongen. Ik stam uit
de Schotsche Hooglanden, weet je!

                                       McBride.

[Illustratie]


Lieve Judy,

Alles gezond en wel in het John Grier -- met eenige uitzonderingen,
zooals een uitgestooten kies, een verzwikte enkel, een bloedneus en
een geval van verkoudheid.

Betsy en ik zijn beleefd maar koel tegen den dokter. Het vervelende
van het geval is, dat hij ook nogal koel tegenover ons doet en hij
schijnt onder den dwazen indruk te verkeeren, dat hij gelijk heeft
ook! Hij doet zijn zaakjes hier op een droge onpersoonlijke wijze af,
zeer beleefd maar een beetje terughoudend.

Maar dat gedrag van den dokter hindert ons op het oogenblik niet al
te erg: wij verwachten het bezoek van een veel interessanter mensch
dan Sandy! Het Capitool rust van zijn werk uit en ook Gordon geniet
van zijn vacantie, waarvan hij twee dagen in "Brantwood Inn" zal
doorbrengen. Ik ben dolblij met het nieuws dat je nu genoeg van de
zee hebt genoten en er over denkt je met onze buurt voor de rest van
den zomer tevreden te stellen. Er zijn hier op een paar mijlen
afstand van het John Grier een paar heel mooie buitenverblijven en
het zal voor Jervis een aardige verandering zijn, alleen aan het eind
van de week thuis te komen. Als je beiden de eenzaamheid op goede
wijze benut, kun je elkaar telkens met een schat van nieuwe gedachten
verblijden.

Ik kan op het oogenblik geen verdere philosophische gedachten over
het huwelijksleven ten beste geven, daar ik mijn geheugen over het
Monroe-leerstuk en een of twee andere politieke vraagstukken moet
opfrisschen.

Ik verlang dol naar Augustus en de drie maanden, die wij samen zullen
doorbrengen.

                                       Je liefhebbende Sallie.


                                       Vrijdag.

Beste vijand,

Het is verbazend vergevingsgezind van mij om U uit te noodigen bij
mij te dineeren, na die vulkanische uitbarsting van verleden week.
Maar kom alsjeblieft. Herinnert U U nog onzen philantropischen vriend
Mr. Hallock, die ons de apenootjes en de goudvisschen en andere
onverteerbare kleinigheden zond? Welnu, deze heer zal vanavond bij
ons zijn, zoodat er zich voor U een schoone gelegenheid biedt om zijn
goedgeefschheid in meer hygiënische banen te leiden.

Wij dineeren om zeven uur.

                                       Vriendelijk groetend,
                                       Sallie McBride.


Beste vijand,

U hadt in die dagen moeten leven toen elk mensch in een aparte kluis
op een aparten berg woonde.

                                       S. McBride.


                                       Vrijdag, 6.30.

Liefste Judy,

Gordon is hier! Een absoluut veranderd man, wat zijn houding
tegenover mijn gesticht betreft. Hij heeft de oeroude waarheid
ontdekt, dat de weg naar een moederhart via den lof over haar
kinderen gaat en hij heeft niets dan prijzende woorden voor mijn 107
kuikens -- zelfs over het geval Loretta Higgins wist hij iets aardigs
te zeggen. Hij vond het prettig, dat zij niet scheel keek!

Hij heeft vanmiddag met mij in het dorp boodschappen gedaan en was
zeer geschikt bij het uitzoeken van haarlintjes voor een paar dozijn
meisjes. Hij verzocht zelfs die voor Sadie Kate te mogen kiezen en
zijn keus viel na lang aarzelen op een oranje satijnen tintje voor
het eene staartje en een grasgroen voor het andere.

Terwijl wij vol aandacht onze lintjes bekeken, werd ik opeens een
mede-inkoopster gewaar, schijnbaar bezig met het knopen van haakjes
en oogen maar in werkelijkheid belangstellend naar onze nonsens
luisterend.

Zij was getooid met een schilderachtigen hoed, een voile met nopjes,
een veeren boa en een parasol nouveau art, zoodat ik nooit had durven
droomen, dat deze jonkvrouw een mijner kennissen kon zijn, totdat ik
haar blik met zeer kwaadaardigen gloed op mij voelde rusten. Zij boog
stijfjes en zeer afgemeten en ik knikte terug.

[Illustratie]

Wel, het was Mejuffrouw Maggie McGurk in gezelschapstoilet!

Op mijn teekening heeft zij een aardiger gezichtsuitdrukking dan
werkelijk het geval is, dank zij een slippertje van mijn pen.

Die arme Mrs. McGurk kan werkelijk niet begrijpen, hoe je je
geestelijk voor een man kunt interesseeren. Zij verdenkt er mij van,
dat ik elken vrijgezel, dien ik ontmoet, in mijn netten vangen wil.
Eerst dacht zij, dat ik den dokter van haar wilde wegkapen, maar nu
zij mij ook met Gordon heeft gezien, beschouwt zij mij als een
monster met bigamischen aanleg, dat op beide mannen aanspraak maakt.

Dag! Daar komen een paar bezoekers aan.


                                       11.30 n.m.

Ik heb zoo juist een diner ter eere van Gordon gegeven, met Betsy en
Mevrouw Livermore en Mr. Witherspoon als gasten. Ik verzocht ook den
dokter om mee tegenwoordig te zijn, maar hij bedankte kortaf voor die
eer, daar hij volgens zijn eigen meening niet in een stemming
verkeerde om met andere menschen in contact te komen. Onze Sandy
stelt de waarheid boven beleefdheid.

Ongetwijfeld is Gordon de respectabelste man, die ooit op de aarde
heeft rondgewandeld. Hij ziet er zoo deftig uit en is zoo aardig en
hoffelijk in den omgang en daarbij zoo geestig. Zijn manieren zijn
zoo onberispelijk -- o, hij zal een pracht-echtgenoot zijn! Maar
niettemin geloof ik toch, dat je met een man moet leven en hem niet
alleen op teas en diners kunt tentoonstellen.

Hij was vanavond buitengewoon aardig, en Betsy en Mevrouw Livermore
werden beiden verliefd op hem en ik ook een klein beetje. Hij
vermaakte ons met een speech, op zeer goede wijze en wel afgestoken,
op het welzijn van Java! Wij hebben langen tijd nagedacht over de
vraag, waar de beste slaapplaats voor dezen aap kon zijn en nu heeft
Gordon met zeer juiste logica het probleem opgelost. Hij bewees, dat,
aangezien de aap hier was gebracht door Jimmie en aangezien Jimmie
Percy's vriend is, hij bij niemand anders dan Percy moet slapen.
Gordon is van nature een zeer goed spreker en zijn toehoorders werken
op hem als champagne. Hij kan met evenveel ernst en overtuiging over
een aap redeneeren als over den grootsten held, die voor het
vaderland zijn goed en bloed over had.

Ik voelde tranen in mijn oogen opwellen toen hij Java's eenzaamheid
beschreef, toen hij er aan herinnerde, hoe deze aap 's nachts in zijn
kelder op en neer liep, droefgeestig terugdenkend aan zijn broeders,
die op datzelfde uur in tropische gewesten een rondedans uitvoerden.

Een man, die zoo spreekt, heeft een groote toekomst. Ik twijfel er
ook niet aan of ik zal binnen twintig jaar op hem voor President
stemmen.

Wij hadden een verbazend gezelligen avond, zoodat wij zelfs drie uur
lang vergaten dat er 107 vondelingetjes boven ons hoofd sluimerden.
Hoewel ik heel veel van onze kinderen houd, ben ik toch blij als ik
eens een tijdje aan iets anders kan denken.

Mijn gasten verlieten mij om tien uur en het is nu al middernacht
(dit is de achtste dag en mijn klok staat stil -- Jane vergeet wel
eens dat zij die elken Vrijdag moet opwinden). Toch weet ik dat het
laat is en daar ik er zorg voor moet dragen, dat mijn schoonheid niet
door te korte nachtrust geschonden wordt, vooral nu er een
welsprekend jong minnaar mij wacht, wensch ik je goedennacht.


                                       Zaterdag.

Gordon bracht zijn morgen door met spelen met de kinderen en het
bedenken van een paar practische geschenken, welke hij mij later wil
sturen. Hij meent dat drie welvoorziene aquariums de attractie van
het Indianenkamp zullen verhoogen. Hij wil ons ook twee dozijn poppen
voor de kleintjes sturen; onze edelmoedige vriend nam zelfs het
denkbeeld van een paar gezadelde ezels en een rood geschilderd
karretje in overweging. Is het niet heerlijk dat Gordon's vader er
voor gezorgd heeft, dat deze jonge man zulke ruime geldmiddelen heeft
en dat de natuur hem zoo'n menschlievend karakter meegaf? Hij luncht
op het oogenblik met Percy in het hotel en zint, naar ik vermoed, op
nieuwe philantropische denkbeelden.

Misschien twijfel je er aan of ik van deze afwisseling in het
eentonig gestichtsleven wel geprofiteerd heb! Je kunt zeggen wat je
wilt, mijn lieve Mevrouw Pendleton, en mij complimentjes maken over
het goede bestuur van je gesticht, maar toch kun je niet begrijpen
hoe zwaar deze eentonigheid soms op mij drukt. Ik moet af en toe een
afleiding hebben en daarom heeft Gordon met zijn jongensachtigen
geest en zijn heerlijk optimisme, in tegenstelling met den dokter,
zoo'n weldadigen invloed op mij.


                                       Zondagmorgen.

Ik moet je nog het eind van Gordon's bezoek berichten. Zijn plan was
eigenlijk om hier tot vier uur te blijven, maar op een onzalig
oogenblik verzocht ik hem hier tot half tien te blijven en
gistermiddag hebben wij een groote wandeling gemaakt, totdat wij de
torens van dit gesticht niet meer konden zien en toen hebben wij bij
een aardig hotelletje gestopt, waar wij ham met eieren en sla hebben
gegeten. Alles was even heerlijk en een goddelijke afwisseling te
midden van het eentonige gestichtsleven, dat ik hier leid. Ik zou nog
weken lang tevreden en gelukkig zijn gebleven als er niet iets heel
vervelends was gebeurd. Wij hadden zoo'n prachtigen zonnigere
zorgeloozen zomermiddag en ik vind het zoo doodjammer dat die nu
bedorven is. Wij kwamen, zeer onromantisch op een groentekar gezeten,
net tegen negen uur bij het John Grier aan, dus had hij nog net den
tijd om naar het station te rennen en daar zijn trein te pakken. Ik
kreeg hem daarom ook niet, binnen te komen, maar wenschte hem heel
vriendelijk een goede reis bij den ingang van ons hek.

Aan den zijkant voor het huis stond een auto. Ik herkende die wel en
vermoedde, dat de dokter en Percy, zooals vaak voorkomt, den avond in
het laboratorium gemeenschappelijk doorbrachten. Welnu, op het
oogenblik dat Gordon afscheid nam, kwam hij op de rampzalige gedachte
om mij te verzoeken de leiding van het gesticht aan een ander over te
doen en daarvoor in de plaats mijn eigen huishouding te bestieren.

Heb je ooit zoo iets gezien! Nu had hij dien heelen middag uren lang
over deze kwestie kunnen redeneeren en inplaats daarvan kiest hij het
oogenblik op de vloermat daarvoor uit!

Ik wist niet wat ik zeggen moest. Ik trachtte de zaak vroolijk af te
wimpelen en raadde hem aan voort te maken om den trein nog te pakken.
Maar daar ging hij niet op in. Hij leunde tegen den deurpost aan en
stond er op, er nu over te spreken. Ik wist dat hij op die wijze den
trein zou missen en dat alle ramen in het gesticht open stonden. Een
man denkt er nooit aan dat er in de buurt luistervinken kunnen zijn,
daarop schijnt een vrouw alleen te letten.

En omdat ik nogal zenuwachtig was en hem nog op tijd weg wilde
hebben, was ik zeker nogal kort aangebonden en tactloos. Hij begon
zich boos te maken en toen viel, door het een of ander ongelukkig
toeval, zijn oog op de auto. Hij herkende die eveneens en daar hij in
een woest onredelijke bui was, maakte hij den dokter daarvan het
slachtoffer. Hij noemde hem "dien kalfskop" en "dien droogstoppel" en
hij zei nog veel meer akelige dingen.

Ik verzekerde hem net in vollen ernst, dat ik niets om den dokter gaf
en dat ik hem net zoo gek en onmogelijk vond als hij, toen de dokter
plotseling uit zijn auto stapte en op ons toekwam.

Ik wenschte op dat oogenblik dat de aarde me kon verzwelgen.

Sandy was erg boos, waarmee hij ook groot gelijk had, maar tevens was
hij koel en gereserveerd. Gordon was woedend en voelde zich miskend
door al het onrecht, dat in zijn verbeelding hem werd aangedaan. Ik
was heelemaal in de war door die vreeselijke en noodelooze herrie,
die daar zoo plotseling om niets was ontstaan.

Sandy vroeg heel beleefd excuus dat hij, zonder het te willen, een
deel van ons gesprek had opgevangen en wendde zich toen tot Gordon,
dien hij zeer beleefd uitnoodigde in zijn auto plaats te nemen om hem
naar het station te rijden.

Ik verzocht Gordon dit niet te doen, want ik wilde geen aanleiding
tot den een of anderen twist tusschen die twee mannen zijn, maar
zonder in het minst notitie van mij te nemen, stapten zij in en reden
weg, terwijl zij mij onbewegelijk op de vloermat achterlieten.

Ik ging naar binnen en naar bed, waarin ik uren lang wakker lag,
wachtende -- op ik weet zelf niet wat, misschien de een of andere
explosie. Het is nu elf uur en nog is de dokter niet verschenen. Ik
weet werkelijk niet hoe ik me houden moet als ik hem tegenkom. Ik
geloof dat ik dan in de kleerenkast zal kruipen.

Heb je ooit iets idioots en absoluut onnoodigs gehoord als deze
historie? Ik vermoed dat ik nu met Gordon gekibbeld heb en heusch, ik
weet niet waarom, en mijn verhouding tot den dokter lijkt nu
heelemaal op niets! Je kent de vreemde wijze, waarop ik over iemand
soms kan spreken. Ik wou, dat het gisteren om dezen tijd was. Dan zou
ik er wel voor zorgen dat Gordon met den trein van vier uur vertrok!

                                       Sallie.


                                       Zondagmiddag.

Waarde Dr. MacRae,

Dat was gistermiddag een allerafschuwelijkste domme idiote
geschiedenis! Maar in den tijd dat ik hier ben, hebt U mij genoeg
moeten leeren kennen om te weten, dat ik de gekke dingen, die ik zeg,
nooit meen. Mijn tong staat niet het minst in verband met mijn
hersens. Die slaat zoo vanzelf door! Ik moet U erg ondankbaar
voorkomen na alle hulp, die U mij hebt geschonken bij dit ongewone
werk en voor het geduld, dat U (soms tenminste) hebt getoond.

Ik erken eerlijk dat ik de leiding van dit gesticht nooit op mij had
moeten nemen, indien Uwe geachte tegenwoordigheid niet steeds op den
achtergrond was verrezen en ofschoon U weleens -- wat U ook bekend
zal zijn -- nogal ongeduldig en slecht gehumeurd en lastig bent
geweest, heb ik U dit toch nooit verweten. Werkelijk, ik meen niets
van al de slechtgemanierde dingen, die ik gisteren ten beste heb
gegeven. Vergeef me asjeblieft, dat ik zoo ruw uitviel. Ik zou het
heel naar vinden om Uw vriendschap te verliezen en wij zijn toch
vrienden, is het niet?

                                       S. McB.


Lieve Judy,

Ik weet werkelijk niet, of de dokter en ik weer goede vrienden zijn,
ja of neen; ik zond hem een beleefd briefje om hem excuus te vragen,
waarop hij totaal niets van zich liet hooren. Hij kwam ons eerst
vanmiddag weer opzoeken en liet niet in het minst iets blijken, wat
aan dien rampzaligen Zaterdag herinnerde. Hij sprak uitsluitend over
een zalf, waarmede de exceem van een van onze babies verwijderd moet
worden en daar Sadie Kate aanwezig was, ging de conversatie daarna
over katjes. De kat van den dokter heeft pas gejongd en nu heeft
Sadie Kate geen rust voordat zij die diertjes heeft gezien. Voordat
ik wist wat er gebeurde, had ik al afgesproken om met haar die
ellendige katjes morgenmiddag om vier uur te komen bekijken, waarna
de dokter met een koel-beleefde buiging afscheid nam. Dat schijnt nu
de afloop van die geschiedenis.

Je Zondagbriefje kreeg ik ook al en ik ben dolblij, dat je dat huis
hebt genomen. Het zal heerlijk zijn om je zoo lang tot buur te hebben
en onze verbeteringen moeten wel met snel tempo voorwaarts gaan, als
we jou en den president zoo naast de deur hebben wonen. Maar het
lijkt mij toe, dat je hier al voor 7 Augustus moet komen. Weet je wel
zeker, dat je nog zoo lang goed tegen de stadslucht kunt, dat je tot
dien datum wacht met naar buiten gaan? Ik heb nog nooit zoo'n
opofferende echtgenoote gezien.

Mijn hartelijken groeten aan Mijnheer den President.

                                       S. McB.


                                       22 Juli.

Lieve Judy,

Luister eens naar wat ik je nu vertellen moet!

Om vier uur ging ik met Sadie Kate naar het huis van den dokter om er
de katjes te zien, maar daar Freddy Howland juist 20 minuten te voren
van een trap was gevallen, was de dokter in het huis van de Howlands
bezig de ribbekast van dien jongen man na te zien. Hij had voor ons
een briefje achtergelaten met het verzoek op hem te wachten.

Mrs. MacGurk stuurde ons naar de werkkamer en om ons daar niet alleen
te laten, kwam zij zelf ook mee, onder voorwendsel, dat zij er het
koper moest poetsen. Ik weet heusch niet wat zij van ons dacht,
misschien ging het door haar hoofd dat ik wel eens met den
opgestopten pelikaan er van door kon gaan!

Ik amuseerde mij met een artikel over het Gele Gevaar, in de Century
beschreven, terwijl Sadie Kate als een kleine nieuwsgierige aap
rondsnuffelde om alles eens goed op te nemen.

Zij begon met den pelikaan en wenschte te weten waarom dat dier zulke
glibberige, koude glasoogen had. Toen kwam de ooievaar aan de beurt.
At die altijd kikkers en deed zijn eene poot hem pijn? Zij ratelde
haar vragen af met de stadige volharding van een wekker, die slechts
om de acht dagen opgewonden behoeft te worden.

Ik begroef mijzelf in mijn artikel en liet het aan Juffrouw McGurk
over, zich met Sadie Kate bezig te houden. Ten slotte kwam die kleine
lastpost, nadat zij al de halve kamer had afgewerkt, bij het portret
van een klein meisje in een leeren lijst, dat in een hoekje van het
bureau van den dokter prijkte. Het was een kind van sprookjesachtige
schoonheid, dat opvallend veel op onze kleine Allegra leek, het had
zelfs het portret van Allegra kunnen zijn als die vijf jaar ouder zou
wezen. Ik had dit portret al bij den dokter opgemerkt, toen we dien
bewusten avond bij hem aten en had hem ook bijna gevraagd, welke
kleine patiënte dit was. Gelukkig dat ik dat toen niet deed!

"Wie is dat?" vroeg Sadie Kate, er naar wijzend.

"Dat is het dochtertje van den dokter".

"Waar is ze?"

"Ik denk, dat ze nu ver weg is.... Bij haar grootmoeder".

"Hoe kreeg hij dat meisje?"

"Wel.... Natuurlijk van zijn vrouw!"

Ik liet het boek plotseling vallen.

"Van zijn vrouw???" riep ik uit.

Het volgend oogenblik was ik woedend op mezelf, dat ik me niet beter
had beheerscht, maar ik was geheel van streek. Juffrouw McGurk werd
plotseling zeer minzaam en welbespraakt.

"Heeft hij u nog nooit over zijn vrouw gesproken? Wel, die werd zes
jaar geleden krankzinnig. Op het laatst was het niet meer veilig,
haar nog langer in huis te houden en hij moest haar weg brengen. Dat
is bijna zijn dood geweest. Ik heb nog nooit zoo'n mooie dame gezien!
Ik geloof dat hij toen dat heele jaar niet meer gelachen heeft. Wat
gek, dat hij er u nooit over gesproken heeft, en de juffrouw is nog
wel zoo bevriend met den dokter!"

"Natuurlijk is dit een onderwerp waarover de dokter liever niet
spreekt", antwoordde ik droogjes en vroeg haar welk poetsmiddel zij
voor het koper gebruikte.

Sadie Kate en ik gingen naar de garage en zochten de katjes zelf op
en gelukkig waren wij weg, voordat de dokter terug was.

Maar kun jij me misschien vertellen, wat dat beteekent? Weet Jervis,
dat hij getrouwd is? Het is de vreemdste historie die ik ooit heb
gehoord. Ik ben het met die McGurk volkomen eens dat hij weleens zoo
terloops had mogen zeggen, dat zijn vrouw in een
krankzinnigengesticht was. Maar natuurlijk is het iets vreeselijks en
zal hij er niet over kunnen spreken. Nu begrijp ik eindelijk waarom
hij zulke grondige studies van erfelijke belasting maakt. Hij is
natuurlijk bang voor zijn kindje! Als ik nu terugdenk aan al die
grapjes, die ik daarover heb gemaakt, doet het mij pijn dat ik hem
zoo dikwijls gewond moet hebben zonder het te weten en ik ben woedend
op mezelf maar ook woedend op hem.

Ik heb het gevoel alsof ik dien man nooit weer zou willen zien. Heb
je ooit zoo'n samenloop van vreemde omstandigheden meegemaakt!

                                       Sallie.


P.S. Tom McCoomb heeft Mamie Prout in de tobbe kalk geduwd, die de
metselaars noodig hebben bij den aanbouw van het nieuwe gedeelte van
de tuinierswoning. Zij is heel en al bepleisterd. Ik heb al om den
dokter getelefoneerd.


                                       24 Juli.

Lieve Mevrouw Pendleton,

Ik moet je een groot schandaal over de directrice van het J. G. H.
berichten. Zet het alsjeblieft niet in de krant, wil je. Het eenig
excuus voor haar optreden is, dat zij geen wreedheden kan zien.

Ik zat vanmorgen in het zonnetje bij het open raam een zoet boek over
Fröbel-methode bij de opvoeding van het kind te lezen: Blijf altijd
bedaard, spreek steeds vriendelijk tegen kleine kinderen. Hoewel ze
slecht lijken, zijn ze het toch niet in werkelijkheid; het komt
slechts door het feit dat zij nog niet juist voelen, of niets te doen
hebben en zich dus vervelen. Straf nooit, weet hen slechts af te
leiden.... Ik nam die raadgevingen vol aandacht in mij op, toen ik
door het geschreeuw van een paar kleine jongens onder mijn raam werd
afgeleid.

"Neen John, doe het niet!"

"Laat hem toch loopen!"

"Dood hem dan gauw!"

En tusschen hun uitroepen door hoorde ik het angstig geschreeuw van
een dier, dat pijn lijdt. Ik liet het Fröbel-boek vallen en vlug de
trap afloopend, kwam ik vóórdat zij erg erin hadden, plotseling op
hen af. Ze zagen me komen en verspreidden zich vlug naar links en
rechts terwijl zij Johnnie Cobden, die bezig was een muis te
martelen, alleen aan zijn lot overlieten. Ik zal je de griezelige
bijzonderheden besparen. Ik riep een van de jongens om dat arme
diertje vlug te verdrinken, maar Johnnie pakte ik bij zijn kraag en
sleepte hem al schreeuwend en trappend met mij mee naar de keuken.
Hij is een stoere, vierkant geschouderde jongen van dertien en hij
vocht als een kleine tijger, terwijl hij zich wanhopig aan de
deurposten vastklemde als hij er langs ging. Onder gewone
omstandigheden geloof ik niet dat ik hem had kunnen meester worden,
maar nu kreeg dat zestiende Ierschbloed-gehalte den boventoon en ik
vocht als een waanzinnige. Wij vielen de keuken binnen en ik keek
haastig rond naar een afstraffingsmiddel. De koekepan was het eerste
gereedschap, waarop mijn oog viel. Ik pakte die beet en sloeg het
kind met alle kracht, totdat de kleine tijger van vier minuten
geleden in een huilend, om genade smeekend wezentje was veranderd.

Natuurlijk moest weer niemand anders dan Dr. MacRae plotseling te
midden van die vreeselijke scène te voorschijn komen. Zijn gezicht
was een en al verbazing. Hij liep op ons toe, nam mij den koekepan
uit mijn handen en zette den jongen op zijn voeten neer. Johnnie
verschuilde zich gauw achter hem. Ik was zoo woest, dat ik niet kon
spreken; al mijn kracht had ik noodig om niet in tranen uit te
barsten.

"Kom, laten we hem mee naar uw werkkamer nemen", was al, wat de
dokter zei en daarheen marcheerden wij af, terwijl Johnnie zich zoo
ver mogelijk van mij verwijderd hield en jammerlijk jankte. Wij
lieten hem op het bureau achter, sloten de deur en gingen naar mijn
zitkamer.

"Wat heeft het kind in 's Hemelsnaam gedaan?" vroeg hij.

Tot eenig antwoord legde ik mijn hoofd op de tafel neer en begon te
huilen. Ik was zoo uitgeput, lichamelijk zoowel als geestelijk, alle
beschikbare kracht had ik noodig gehad voor de koekepanafstraffing.

Onder veel gesnik kon ik eindelijk alle bloederige details ten beste
geven en toen gaf hij mij geruststellend in overweging er niet langer
over te denken; de muis was nu eenmaal toch dood. Toen haalde hij een
glas water en liet me drinken en zei, dat ik maar stil uit moest
huilen. Dat zou me goed doen. Ik geloof heusch, dat hij daarbij zijn
hand even op mijn hoofd liet rusten. In elk geval was hij op en top
geneesheer. Ik zag hem datzelfde wel een dozijnmaal doen bij
hysterische vondelingetjes. Dit was voor het eerst sedert een week,
dat we iets anders dan "goedenmorgen" tegen elkaar zeiden.

Zoodra de toestand weer zoover hersteld was, dat ik behoorlijk kon
zitten en zelfs glimlachen, begon hij Johnnie's geval eens aan de
hand van het register ernstig te bestudeeren terwijl ik onophoudelijk
mijn oogen bette. De jongen stamt uit een ziekelijk geslacht en is
zelf ook eenigszins gedegenereerd, zegt Sandy. Wij moeten het geval
van geneeskundig standpunt behandelen, zooals ook ziektegevallen
behandeld moeten worden. Zelfs normale jongens zijn dikwijls wreed,
het zedelijk gevoel van een kind blijft onontwikkeld tot zijn
dertiende jaar.

Toen stelde hij mij voor, mijn oogen met wat lauw water nog eens over
te betten en mijn waardigheid weer aan te nemen, wat ik deed. Daarna
liet hij Johnnie binnenkomen. Deze verkoos gedurende het verhoor te
blijven staan inplaats van te zitten. De dokter sprak met hem heel
aardig en gevoelig en menschlievend. Johnnie bracht tot zijn
verdediging te berde, dat een muis een schadelijk dier is, dat gedood
moet worden. De dokter weerlegde hierop, dat het welzijn van de
menschheid de opoffering van veel dieren te zijnen koste eischt, maar
dat deze dood met zoo min mogelijk pijn gepaard moet gaan. Hij legde
hem ook het zenuwstelsel van de muis uit en zei, dat dit diertje geen
enkel verdedigingsmiddel bezit. Hij zeide John, dat hij genoeg
verbeeldingskracht moest hebben om een zaak ook van het standpunt van
den tegenstander te bezien, ook al is die tegenpartij slechts een
muis. Toen ging hij naar de boekenkast en haalde daar een boek van
Burns te voorschijn en vertelde den jongen, welk een groot dichter
dit geweest is en hoe alle Schotten zijn herinnering nu nog
hooghouden.

"En dat schrijft hij over een muis", zei Sandy terwijl hij het "Wee,
sleekit, cow'rin, tim'rous beastie" opsloeg, hetwelk hij voorlas en
uitlegde, zooals alleen een Schot dat doen kan.

Johnnie trok zich berouwvol terug en nu wendde Sandy zich weer tot
mij. Hij zei dat ik vermoeid was en een verandering noodig had.
Waarom zou ik niet voor een week naar de Adirondacks gaan? Hij en
Betsy en Mr. Witherspoon zouden een bestuur vormen, dat de leiding
over het gesticht voor dien tijd overnam.

Je weet, dat dit juist was, wat ik zoo graag wilde. Ik heb behoefte
aan tijd om mijn gedachten te rangschikken en ook aan dennenlucht.
Mijn familie heeft het kamp net de vorige week opgeslagen en vindt
mij een monster, omdat ik niet wilde meekomen. Zij willen maar niet
begrijpen, dat, als je een werkkring als de mijne aanvaard hebt, je
die niet van tijd tot tijd aan een ander kunt overgeven. Toch kan ik
er gemakkelijk voor een paar dagen uit. Mijn gesticht loopt als mijn
acht-daagsche wekker en zal in gelijk tempo doordraven tot Maandag
vier uur n.m. wanneer mijn trein mij weer hierheen zal brengen. Dan
zal ik weer heelemaal op streek zijn als je hier komt, en je niet met
verwarde denkbeelden hinderen.

Intusschen verkeert Jongeheer Johnnie in een aangenamen staat van
kastijding, zoowel lichamelijk als geestelijk, en ik geloof heusch
dat Sandy's preek er veel beter in zal gaan, nu hij door mijn
koekepanbestraffing is voorafgegaan. Maar één ding weet ik tevens,
Suzanna Estella slaat de schrik om het hart wanneer ik maar de keuken
binnenkom. Ik nam onder het gesprek vanmorgen het aardappelmes al
spelend op, terwijl ik haar over de verzoute soep van gisteren
onderhield en dadelijk verschuilde zij zich achter de deur. Vanmorgen
om negen uur begon ik al reisvoorbereidingen te maken, nadat ik eerst
vijf telegrammen had verzonden. En heusch, Judy, je kunt je niet
voorstellen hoe zeer ik er naar snak me weer als een onbezorgd,
levenslustig jong meisje te voelen en op het meer te gaan roeien en
in het bosch te draven en uit te rusten en in het clubgebouw te
dansen! Ik verkeerde door die goddelijke vooruitzichten den heelen
nacht in een verbazenden staat van opwinding. Ik wist werkelijk niet,
dat ik zoo meer dan beu van dat gestichtsleven was.

"Wat u noodig hebt", zei Sandy, "is een korten tijd van hier weg zijn
en een beetje uitrazen".

En die diagnose is werkelijk uitstekend, want niets ter wereld zou ik
op het oogenblik liever doen dan eens echt uit te razen. Ik zou met
nieuwe wilskracht terugkomen, volkomen in staat om jou en een drukken
zomer met liefde af te wachten.

                                       Als steeds,
                                       je Sallie.


P.S. Jimmie en Gordon zullen er ook zijn. O, wat zou ik het eenig
vinden als je weer bij ons kon zijn! Getrouwd zijn lijkt me soms heel
lastig!


                                       Kamp McBride. 29 Juli.

Lieve Judy,

Dit briefje schrijf ik je alleen om je de belangrijke mededeeling te
doen, dat de bergen hooger, de bosschen groener zijn en het meer
blauwer is dan ooit te voren.

De menschen schijnen dit jaar veel later naar de kampen te komen.

Het kamp van de Harriman's is het eenige, dat er buiten het onze aan
dezen kant van het meer geopend is. De danszaal is zeer schaars van
heeren voorzien, maar daar wij een zeer welwillenden jongen staatsman
te gast hebben, die dol veel van dansen houdt, lijd ik geen gebrek
door dien algemeenen nood.

De staatsbelangen en het bestuur over de vondelingen zijn op den
achtergrond getreden terwijl wij op dit heerlijk mooie meertje
spelevaren. Ik hoor mijn hart kloppen als ik met angst aan 7.56 a.s.
Maandag denk. Het nare van een vacantie is, dat op het oogenblik dat
je er juist heerlijk van begint te genieten, je met schrik eraan
denkt, dat de zaligheid gauw weer genoten is.

Ik hoor een stem onder de waranda, die vraagt of Sallie binnens- of
buitenshuis is.

                                       Addio!
                                       Sallie.


                                       3 Augustus.

Lieve Judy,

Terug in het John Grier! Weer drukt de last van het komende geslacht
op mijn schouders. En wien denk je dat ik bij mijn entree het eerst
ontwaar? Niemand anders dan John Coben van de koekepanbeweging, met
een band om zijn arm. Ik draaide hem naar me toe en las S. P. C. A.
in gouden letters. De dokter heeft hier gedurende mijn afwezigheid
een plaatselijke afdeeling van de Dierenbescherming opgericht en
Johnnie tot president benoemd. Ik vernam dat hij zelfs gisteren de
werklieden, die hier met den zijvleugel van de tuinierswoning bezig
zijn, ernstig heeft vermaand om hun paarden niet meer over den buik
te zweepen. Uit zijn mond klonk dit wel heel vermakelijk!

Er is een stapel nieuws maar nu ik je toch over vier dagen hier zie,
vind ik het onnoodig om je nog alles eerst te schrijven. Toch wil ik
je nog even een prachtig nieuwtje doorgeven. Dus houd je adem in, een
siddering moet je doortrillen, want je moest onze Sadie Kate eens
hooren jammeren! Jane knipt haar haar af. Inplaats van het in twee
stijve staartjes te dragen, zal onze kleine schoone er voortaan zòò
uitzien... (zie hieronder).

"Die varkensstaartjes maken me zenuwachtig!" heeft Jane gezegd.

Je ziet wel dat ons nieuw kapsel veel smaakvoller en aardiger is. Ik
denk dat er wel menschen zullen zijn, die die lastpost willen
aannemen, maar aan den anderen kant is onze Sadie Kate een
allerliefst manlijk-zelfstandig schepseltje en uitstekend geschikt om
het best alleen af te kunnen. Ik moet de pleegouders voor onze
hulpelooze kleintjes bewaren.

En je moest onze nieuwe kleeren eens zien! Ik kan haast het oogenblik
niet afwachten, dat al die rozenknopjes op je zullen afstormen. O, je
hadt die oogen van de kinderen eens moeten zien schitteren toen ze de
nieuwe kleeren ontvingen! Drie jurken voor elk meisje, elk van een
andere kleur en alles absoluut persoonlijk eigendom. (De naam van de
eigenares met keurige merklettertjes in de kraag aangegeven).

[Illustratie]

Dat
lamme systeem van juffrouw Lippett, dat elk kind iedere week een jurk
uit de wasch kreeg, die maar eenigszins paste, was een beleediging
voor de vrouwelijke natuur.

Sadie Kate schreeuwt als een varken dat naar de slachtbank gaat. Ik
moet heusch eens even gaan kijken of Jane niet bij vergissing een
stuk oor mee heeft afgeknipt.

Jane heeft het niet gedaan! Sadie's mooie oortjes zijn nog steeds
intact. Ze piept slechts uit principe, net zooals al onze kinderen
doen zoodra ze in den tandartsstoel zitten, omdat ze bang zijn dat er
het volgend oogenblik iets vreeselijks gebeuren zal.

Ik kan je niets anders schrijven dan mijn werkelijk nieuwtje -- hier
heb je het:

IK BEN VERLOOFD!

Ik hoop dat je er mee in je schik bent.

Met hartelijke groeten aan jullie beiden,

                                       Sallie.


                                       John Grier Home,

Lieve Judy,

Betsy en ik zijn juist terug van een boodschappentocht in onze nieuwe
auto. Dat is een heerlijke afleiding in het gestichtsleven. De auto
reed vanzelf den zoo dikwijls afgelegden weg naar Long Ridge Road op
en stopte voor het hek van Shadywell. Een zware ketting hield het hek
gesloten, de luiken waren voor de vensters en de buitenplaats zag er
verlaten en droefgeestig uit, niet het minst gelijkend op het
vriendelijke gastvrije huis, waar wij elkaar zoo dikwijls 's middags
met veel vreugde hebben begroet.

Het spijt me verschrikkelijk dat onze heerlijke zomer nu al voorbij
is. Het lijkt me toe alsof er nu een stuk van mijn leven achter me
gesloten is en de onbekende toekomst weegt loodzwaar op me. Eigenlijk
zou ik het heerlijk vinden om mijn huwelijk nogeens zes maanden uit
te stellen, maar ik ben bang dat die arme Gordon daarover een te
grooten boom zou opzetten. Ga nu niet denken dat ik een tobster word,
want dat ligt absoluut niet in mijn aard. Ik heb alleen wat meer tijd
noodig om kalm te kunnen nadenken en Maart komt elken dag wat
dichterbij. Ik weet beslist dat ik iets zeer verstandigs ga beginnen.
Voor iedereen, man of vrouw, is het het beste, om een prettig,
aangenaam huwelijk aan te gaan. Maar Judy, je weet niet hoe ik het
land heb aan groote veranderingen, en dit is een geweldige
verandering. Soms, als het dagwerk afgeloopen is en ik dood-moe ben,
heb ik zelfs niet den moed en de kracht om er me ook maar even in te
verdiepen.

En vooral nu je Shadywell hebt gekocht en van plan bent er elken
zomer weer te komen, heb ik berouw dat ik mijn plaatsje hier ga
verlaten. Het volgende jaar, als ik mijlen ver van hier ben, zal ik
met heimwee aan den heerlijken drukken tijd in het John Grier
terugdenken, toen jij en Betsy en Percy en onze brommerige lieve
Schot zoo prettig met me samenwerkten. Wat ter wereld kan een moeder
ooit het gemis van 107 kinderen vergoeden!

Ik vertrouw dat Judy Junior gedurende de reis haar waardigheid heeft
opgehouden. Ik stuur haar vandaag een manteltje, gedeeltelijk door
mij en grootendeels door Jane gemaakt. Maar bovendien heeft onze
dokter er ook nog twee steekjes aangewaagd. Je kunt slechts bij
stukjes en beetjes het karakter van Sandy ontdekken. Na een omgang
van tien maanden met dezen man ontdekte ik nu eerst, dat hij zelfs
naaien kan, iets wat hij in zijn jongensjaren van een ouden
Schotschen herder heeft geleerd.

Drie dagen geleden kwam hij hier binnenvallen en dronk een kopje thee
bij me in een bijna ouderwetsche vriendschappelijke bui, maar sedert
dien dag is hij weer veranderd in denzelfden vormelijken man, dien
wij gedurende dezen zomer hebben gekend. Ik geef het langzamerhand op
om hem aan het ontdooien te krijgen. Ik kan me heel goed voorstellen,
dat iemand die een vrouw in een krankzinnigengesticht heeft, dikwijls
last van droefgeestigheid moet hebben. Ik wou maar dat hij er eens
over begon te praten. Het is vreeselijk als een schaduw steeds over
je leven zweeft en nooit verdreven kan worden.

Ik weet, dat er in dezen brief geen enkel nieuwtje staat waarnaar je
verlangt, maar het is weer zoo'n afschuwelijk schemeruur na een
mistigen Novemberdag en ik verkeer vandaag in een gemeen slecht
humeur. Ik ben erg bang dat ik langzaam aan in een grillig persoontje
verander, en ongelukkigerwijs heeft Gordon temperament genoeg voor
een heel weeshuis. Ik weet heusch niet wat er van ons terecht moet
komen, als ik mijn gezond verstand en opgeruimd humeur niet blijf
behouden.

Ben je werkelijk vast besloten om met Jervis naar het Zuiden te
rekken? Ik waardeer het in je (tenminste een klein beetje), dat je
niet gescheiden van je man wilt leven, maar aan den anderen kant
schijnt het me gevaarlijk, om met zulk een klein kindje als het jouwe
naar de tropen te verhuizen.

De kinderen spelen beneden in de gang blindemannetje. Ik denk er
sterk over even mee te gaan doen om een beetje beter gehumeurd te
zijn als ik verder schrijf.

                                       A bientôt!
                                       Sallie.


P.S. In deze Novembernachten is het al aardig koel en ik vermoed, dat
onze Indiaantjes spoedig hun kamp zullen moeten verlaten. Op het
oogenblik zijn het erg vertroetelde wilden, want ze slapen onder een
dubbele vracht dekens en hebben elk een warme kruik. Ik vind het erg
jammer dat dat nu ook al weer gedaan is. Dat kampleven heeft
uitstekend op onze kinderen ingewerkt. Onze jongens zullen gehard
zijn als Canadeesche paardedieven als ze weer bij ons terugkeeren.


                                       20 November.

Lieve Judy,

Je moederlijke bezorgdheid is heerlijk! Heusch, ik spotte laatst maar
een beetje. Natuurlijk is het absoluut veilig om Judy junior naar de
warme, zuidelijke landen mee te nemen. Ze zal prachtig gedijen zoo
lang je haar maar niet op den top van den equator zet, En je
bungalow, die beschaduwd wordt door palmen en afgekoeld door de
frissche zeelucht, met zijn ijsmachine in het achterhuis en den
Engelschen dokter vlak bij de baai, lijkt mij een ideaal huis om er
een baby te zien opgroeien.

Al mijn bezwaren ontsproten slechts uit het feit, dat ik en het John
Grier er tegen opzien, dezen heelen winter zonder jou te moeten
doorbrengen. Het schijnt me werkelijk verrukkelijk toe om een man te
hebben, die in zulk eigenaardig werk als de financiering van
spoorwegen in de tropen en het aanplanten van rubberboomen en
mahoniebosschen geïnteresseerd is. Ik zou wel willen dat Gordon ook
in zulke schilderachtige streken werken moest, dan zouden de
romantische mogelijkheden van de toekomst mij in elk geval meer
bekoren. Washington lijkt mij vreeselijk eentonig in vergelijking met
Honduras en Nicaragua en de Caraïbische eilanden.

Ik zal je in elk geval vaarwel toewuiven als je op reis gaat.

                                       Addio!
                                           Sallie.


                                       24 November.

Lieve Gordon,

Judy is weer naar de stad vertrokken en zal de volgende week naar
Jamaica afreizen, waar ze het hoofdkwartier zal opslaan, terwijl
Jervis voor die nieuwe interessante onderneming de nabijliggende
stroomen zal doorkruisen. Kun jij je ook niet voor den handel in de
Zuidelijke wateren interesseeren? Ik geloof dat ik het prettiger zou
kunnen vinden om mijn gesticht op te offeren, als je me daarvoor in
de plaats iets romantisch en gewaagds zou kunnen aanbieden. En denk
eens aan, wat zou je er niet mooi uitzien in je wit linnen kleeren!
Ik geloof werkelijk dat ik mijn heele leven verliefd op een man zou
kunnen zijn, als hij zich maar altijd in het wit zou steken.

Je kunt je niet voorstellen hoe erg ik Judy mis. Haar afwezigheid
laat een vreeselijke leegte in mijn middagen achter. Kun je niet eens
voor het eind van de week overkomen? Ik geloof dat je nabijheid me
erg zou opvroolijken en ik gevoel me in den laatsten tijd zoo
vreeselijk down. Je weet heel goed, mijn lieve Gordon, dat ik veel
meer van je houd als je hier bij me bent dan wanneer je zoo ver van
me weg bent. Ik geloof werkelijk dat je een soort hypnotischen
invloed op me uitoefent en, als je dan een langen tijd weg bent
geweest, wordt de ban hoe langer hoe zwakker. Maar als ik je dan weer
terugzie, oefent hij weer nieuwe kracht op me uit. Je bent nu al een
heelen tijd van me weg geweest, dus kom alsjeblieft gauw weer hier en
betoover me opnieuw.

                                       S.


                                       2 December.

Lieve Judy,

Herinner je je, dat we altijd onze gedachten op het Zuiden richtten,
wanneer we op de Universiteit over onze toekomstdroomen spraken? En
nu is het voor jou werkelijk waarheid geworden en doe je daar op de
tropische eilanden nieuwe ontdekkingen op. Heb je je ooit in je leven
zoo ontroerd gevoeld -- behalve natuurlijk verschillende keeren in
verband met Jervis -- toen je daar in den vroegen dagschemer aan dek
kwam en ontdekte, dat je de haven van Kingstown binnenvoer, waar het
water zoo blauw en het strand zoo wit is en de palmen zoo groen zijn?

Ik herinner me dat oogenblik nog heel goed, toen ik voor het eerst in
die haven ontwaakte. Ik voelde me als een heldin in een groote opera,
omringd door een onwaarschijnlijk-schoon geschilderd landschap. Niets
op mijn vier reizen naar Europa heeft me ooit zoo aangedaan als dit
eigenaardige gezicht en den eigenaardigen smaak en de geuren van deze
drie warme weken, zeven jaar geleden, en sedert dien tijd heb ik er
steeds naar verlangd er weer heen te gaan. Wanneer ik even ophoud
daarover na te denken, kan ik er mezelf haast niet toe dwingen onze
alledaagsche maaltijden te gebruiken. Ik zou willen leven van kerry
en meloenen en vijgen en bananen. Is dat niet grappig? Je zou denken
dat ik Creoolsch of Spaansch of minstens Zuidelijk bloed in mijn
aderen had, maar ik ben slechts een simpel mengseltje van Engelsch en
Iersch en Schotsch. Misschien komt het alleen doordat ik van het
Zuiden hoor spreken, je weet wel, Heine zingt ook van den palmboom
die naar de den verlangt en de den naar den palmboom.

Nadat je vertrokken was, keerde ik naar New York terug met een haast
onweerstaanbaren lust tot reizen. Ik zou ook zoo graag in het Zuiden
willen ronddwalen met een nieuwen blauwen hoed op en een nieuwe
blauwe japon aan en een groote bos viooltjes in mijn hand. Vijftien
minuten lang zou ik graag dien armen Gordon vaarwel gezegd hebben om
daarvoor in de plaats de wijde wereld te mogen afreizen. Ik vermoed
dat je wel zult denken, dat Gordon en de wijde wereld nu niet bepaald
met elkaar te vergelijken zijn, maar het schijnt dat wij het op het
punt van echtgenooten niet eens kunnen worden. Ik vind het huwelijk
een goede verstandige alledaagsche instelling, maar het is
afschuwelijk belemmerend voor iemands vrijheid. Toch schijnt het, dat
het leven, nadat je eenmaal getrouwd bent, zijn aantrekkelijke
avonturen voor je heeft verloren. Geen enkel romantisch voorval zal
je meer verrassen.

De vreeselijke waarheid is, dat één man mij niet genoeg lijkt. Ik
houd van de verscheidenheid van gevoelens, die slechts verschillende
mannen bij je te weeg kunnen brengen. Ik ben bang dat ik in mijn
jeugd te veel geflirt heb en nu is het niet bepaald gemakkelijk voor
me, om aan een geregeld leven te wennen. Neem me niet kwalijk dat ik
zoo van den hak op den tak spring. Om weer op het begin terug te
komen -- welnu, ik zag je afvaren en nam de veerboot naar New York
terug, met een ellendig leeg gevoel. Na onze allergezelligste drie
zigeunermaanden leek het mij een vreeselijke taak je mijn nood zoo
hartroerend te beschrijven, dat zelfs het diepste harte-snaartje van
je zou trillen en beven. Mijn veerboot gleed recht onder den neus van
jouw stoomboot door en ik kon jou en Jervis tegen de verschansing
zich aanleunen. Ik wuifde wanhopig maar je zag niets. Je blik was vol
heimwee op den top van het Woolworth-gebouw gericht. --

Toen ik in New York teruggekeerd was, ging ik naar een van de groote
magazijnen om daar inkoopen te doen, en juist terwijl ik binnentrad,
kwam niemand anders dan Helen Brooks er aan den anderen kant uit. Wij
deden alle twee veel moeite om bij elkaar te komen, daar ik trachtte
er uit te komen en zij trachtte er weer in te gaan. Ik dacht
werkelijk dat we zoo eeuwig zouden blijven draaien, maar tenslotte
kwamen wij toch samen en drukten elkaar de hand. Zij was zoo
vriendelijk om mij te helpen bij het uitzoeken van vijftien dozijn
paar kousen en vijftig mutsen en hansoppen en een honderd jassen en
mantels en toen liepen we al pratend den weg op naar de 52ste Street,
waar we in de Women's University Club lunchten.

Ik hield altijd wel van Helen. Ze is geen toeschouwster in het leven
maar staat er flink en onafhankelijk midden in. Weet je nog wel hoe
zij zich van dat luxe-comité meester maakte en een voor een er de
dingen recht zette? Wat zou je er van denken als zij mijn opvolgster
werd? Mijn hart wordt van jaloezie vervuld als ik aan die opvolgster
denk, maar ik vermoed toch dat ik me daaraan zal moeten wennen.

"Wanneer zag je Judy Abbott het laatst?" was Helens eerste vraag.

"Vijftien minuten geleden", antwoordde ik. "Ze is juist met een
echtgenoot en een dochter en een nurse en een meid en een knecht en
een hond naar het Zuiden vertrokken".

"Heeft ze een goeden man?"

"Er bestaat geen betere!"

"En houdt ze nog altijd van hem?"

"Ik heb nog nooit een gelukkiger huwelijk gezien".

Het viel me op dat Helen bleek werd, en plotseling herinnerde ik me
al die praatjes, die Martin Keen ons den vorigen zomer deed. Dus
veranderde ik dadelijk van onderwerp en bracht het op het zeer veilig
terrein van vondelingen.

Maar wat later vertelde zij mij uit zichzelf de heele toedracht op
zoo'n afgetrokken en onpersoonlijke wijze, alsof zij de karakters uit
het een of ander boek beschreef. Zij had al dien tijd afgezonderd in
de stad geleefd zonder iemand te zien en zij scheen erg
terneergedrukt en blij, dat zij zich uit kon spreken. Het lijkt me
toe dat die arme Helen haar leven jammerlijk verknoeid heeft. Ik ken
niemand die zooveel in zoo weinig tijd heeft doorgemaakt. Nadat zij
afgestudeerd was, is ze getrouwd en heeft ze een baby gekregen, die
ze weer heeft verloren. Ze is van haar man gescheiden, ligt overhoop
met haar familie en is naar de stad gekomen om daar in haar eigen
onderhoud te voorzien. Ze beoordeelt boeken voor een uitgeversfirma.

Van het gewone standpunt bezien, lijkt het alsof er geen enkele reden
tot scheiden bestond. Alleen ging het huwelijk niet op. Ze waren geen
kameraden. Als hij een vrouw was geweest zou ze geen half uur aan hem
vermorst hebben en als ze een man was, zou hij tegen haar gezegd
hebben: "Wel, dat is aardig, dat ik je weer eens zie. Hoe gaat het
ermee?" om dan na twee minuten weer door te loopen. Maar nu trouwden
ze. Is het niet vreeselijk, dat deze sexegeschiedenis menschen soms
zulke parten kan spelen!

Zij was groot gebracht met het idee, dat het eenige geluk voor een
vrouw in het huishouden ligt. Toen ze de Universiteit achter zich
had, was zij natuurlijk blij dien prachtigen weg in te slaan toen
Henry kwam. Haar familie nam hem grondig op en vond hem in elk
opzicht volmaakt: van goede familie, met goede moreele begrippen, een
goede positie en een knappe man. Helen was verliefd op hem. Ze hadden
een prachtige bruiloft en zij kreeg een macht nieuwe kleeren en
dozijnen geborduurde tafellakens en alles zag er schitterend en
veelbelovend uit.

Maar toen zij elkaar beter leerden kennen, merkten zij, dat zij niet
van dezelfde boeken hielden en niet van dezelfde grappen en niet van
dezelfde menschen of dezelfde ontspanningen. Hij hield er van, op
grooten voet te leven en veel menschen te zien en veel te lachen en
zij niet. Eerst verveelde hun dat, toen prikkelde het hen en daarna
kibbelden ze. Haar netheid maakte hem zenuwachtig en zijn slordigheid
irriteerde haar. Zij kon dagen lang zijn lessenaar en kasten in orde
brengen en vijf minuten later wist hij alles weer in de war te
schoppen. Hij liet zijn kleeren slingeren, zoodat ze die weg moest
hangen en zijn handdoek lag in een slordigen hoop op den grond, als
hij de badkamer verliet en hij boende de badkuip ook nooit uit. En
zij, van haar kant, was afgrijselijk onhartelijk en koel. Ze wist het
zelfs zoo ver te drijven dat zij niet meer om zijn grappen lachte!

Ik geloof dat ouderwetsche orthodoxe lui het vreeselijk zouden vinden
om een huwelijk om die onnoozele redenen te verbreken. Dat leek het
mij ook eerst toe, maar toen zij de eene kleinigheid na de andere
ophoopte, zoodat het een schrikwekkende berg werd, stemde ik toe dat
het zoo niet langer had kunnen gaan. Het was ook geen huwelijk -- het
was een vergissing!

En eens op een morgen toen zij aan het ontbijt zaten en het
onderwerp, waar ze den zomer zouden doorbrengen, ter sprake kwam,
zeide zij droogweg, dat zij erover dacht naar het Westen te gaan,
naar een stad in den een of anderen staat, waar het makkelijk is, om
een respectabele reden te scheiden, en voor het eerst sedert maanden
was hij het volkomen met haar eens.

Je kunt je de verontwaardigde gevoelens van haar familie voor.
stellen! Alle zeven generaties der familie, welke in Amerika verblijf
hielden, hadden nog nooit een dergelijk geval in hun familiebijbel
moeten aanteekenen. Het zat hem dan ook alleen maar hierin, dat zij
haar naar de Universiteit hadden gestuurd en het hadden toegestaan,
dat zij zulke moderne boeken als die van Ellen Key en Bernard Shaw
had gelezen.

"Alleen maar als hij aan den drank was geraakt en mij bij mijn haren
door de kamer had gesleept", kreunde Helen, "zouden zij het gewettigd
vinden. Maar omdat wij nu eenmaal geen dingen naar elkaars hoofd
slingerden, zag niemand de reden voor een scheiding in".

Het aandoenlijke van deze geschiedenis is, dat zij en Henry prachtig
geschikt waren geweest om een ander gelukkig te maken. Ze pasten
alleen niet bij elkaar! En wanneer twee menschen niet bij elkaar
passen, kan geen ceremonie ter wereld hen aan elkaar binden.


                                       Zaterdagmorgen.

Ik was van plan geweest je dezen brief twee dagen geleden te zenden,
maar nog altijd ligt hij hier.

Wij hebben weer een van die ellendige nachten gehad, waarin je
verkleumd naar je bed gaat om den volgenden morgen gloeiend en
afgemat onder een berg dekens in het duister te ontwaken. Toen ik
mijn extra dekens weggelegd had en het mij zoo gemakkelijk mogelijk
had gemaakt, dacht ik aan onze veertien losjes ingepakte babies in de
frissche lucht-afdeeling. De zoogenaamde nachtnurse had den heelen
nacht door vast geslapen (haar naam staat als eerste op de lijst die
eerstdaags geschrapt worden). Ik deed even de rondte en zoodoende
kwam ik over mijn slaperigheid heen. Ik heb niet dikwijls zulke nuits
blanches, maar àls ik ze heb kan ik wereldproblemen oplossen. Is het
niet vreemd dat je geest zooveel scherper is als je in het donker
wakker ligt?

Ik dacht alweer over Helen Brooks na en zag haar heele leven weer
langs me heen glijden. Ik begrijp niet waarom haar verhaal me zoo
heeft ontroerd. Het is geen geschikt onderwerp voor een verloofd
meisje om over te denken. Ik peinsde er maar steeds over, wat er wel
zou gebeuren als Gordon en ik, indien we eenmaal getrouwd zouden zijn
en elkaar op en top zouden kennen, niet meer van elkaar hielden. De
angst maakte zich van mij meester en ik had het wel uit kunnen
schreeuwen. Maar ik trouw hem toch alleen omdat ik van hem houd -- ik
ben niet bijzonder eerzuchtig en noch zijn positie, noch zijn geld
heeft me ooit in het minst aantrekkelijk geleken. En zeker doe ik het
ook niet om een werkkring te hebben, want juist om dit huwelijk moet
ik het werk opgeven, waarvan ik zooveel ben gaan houden. Want ik hou
werkelijk veel van mijn werk hier. Ik denk er steeds maar over na,
wat ik wel voor de toekomst van onze kinderen kan doen en dan voel
ik, dat ik voor het welzijn en voor de maatschappelijke verbetering
van de menschen werk. Wat ook later mijn leven zijn zal, toch weet ik
zeker, dat ik des te sterker in de branding zal staan nadat ik hier
zoo'n rijke ervaring heb opgedaan -- want het gestichtsleven, dat zoo
midden in het groote leven staat, is een werkelijke bron van rijke
ervaringen. Ik leer hier elken dag weer zooveel nieuwe dingen, dat ik
vol verwondering elken Zaterdag aan de onwetende Sallie van den
vorigen Zaterdag terugdenk.

Zie je, ik ontdek een vreemde eigenschap in mijn karakter: ik heb het
land aan veranderingen. Ik houd er niet van mijn leven nu weer zoo
heel anders in te richten. Vroeger was ik dol op vulkanische
uitbarstingen, maar nu zou ik wel steeds op een bergplateau willen
leven. Ik voel me hier absoluut op mijn plaats. Mijn lessenaar en
mijn zitkamer zijn juist voor mij geschikt en o, ik heb zoo het land
aan de veranderingen, die het volgend jaar met zich zal meebrengen!
Geloof nu alsjeblieft niet, dat ik niet zooveel van Gordon houd als
een aanstaand echtgenoot aan liefde toekomt. Het ligt hem niet in het
feit dat ik te weinig van hem houd maar alleen daarin, dat ik te veel
van de kinderen houd!

Ik ontmoette juist een paar dagen geleden onzen toezichthoudenden
geneesheer. Hij kwam net uit de kinderkamer; Allegra is het eenige
persoontje aan wie hij wat meer attentie wijdt. Hij bleef in het
voorbijgaan staan om een beleefde opmerking over het plotseling
veranderde weer te maken en verzocht mij zijn groeten aan Mevrouw
Pendleton te doen, als ik haar weer eens schreef.

Dit is een afschuwelijke brief met geen enkel feit dat je zal
interesseeren. Maar ons eenvoudig vondelingengestichtje is ook erg
ver weg van de sinaasappelboomen en palmen en hagedissen en
tarantula's, waarvan jij nu geniet.

Zorg maar dat je een prettigen tijd in het Zuiden doorbrengt en
vergeet het John Grier Home niet.

                                       Sallie.


                                       11 December.

Lieve Judy,

Je brief uit Jamaica heb ik ontvangen en ik ben blij, dat Judy Junior
veel van reizen houdt. Schrijf me elke kleine bijzonderheid van je
huis en stuur me wat foto's, zoodat ik zien kan hoe het eruit ziet.
Hoe zalig moet het zijn, in je eigen boot op die interessante
stroomen te varen! Heb je al je achttien witte japonnen al aan gehad
en ben je nu niet blij, dat ik je heb laten wachten met het koopen
van een Panama totdat je in Kingstown was?

Ons leventje gaat hier op de gewone wijze door, zonder dat er iets
bijzonders gebeurt. Je herinnert je nog zeker wel de kleine Maybelle
Fuller? (Het kind van het koormeisje, dat de dokter niet uit kan
staan). Ik heb haar kunnen onderbrengen. Eerst heb ik mijn best
gedaan om die dame te bewegen er Hattie Heaphy voor in de plaats te
nemen, je weet wel, dat kleintje van de avondmaalbeker-historie --
maar toen ik zag, dat Maybelle's wimpers het spel toch wonnen, deed
ik verder geen moeite. Zooals de arme Marie reeds zei, het is de
hoofdzaak in het leven om mooi te zijn, al het andere hangt daarvan
af!

Toen ik de vorige week van mijn kort uitstapje naar New-York
terugkeerde, hield ik een korte speech tegen de kinderen en vertelde
ik hun dat Tante Judy op een groot schip naar het Zuiden was
vertrokken. Het spijt me dat ik je eerlijk moet bekennen, dat de
belangstelling van de jongens dadelijk van Tante Judy op het groote
schip oversloeg. Hoeveel ton steenkolen verstookte dat dagelijks? En
was dat schip zoo groot, dat het wel van het wagenhuis tot aan het
Indianenkamp zou reiken? Waren er ook kanonnen aan boord en als een
kaper het nu aanviel, zouden ze het dan wel kunnen uithouden? En als
de matrozen aan het muiten gingen, mocht de kapitein de lui dan zoo
maar neerschieten en werd hij dan niet gevangen genomen als ze
landden? Ik moest werkelijk een beroep doen op Sandy's verstand om
mijn speech te kunnen beëindigen. Werkelijk, ik geloof, dat zelfs de
verstandigste vrouw niet alle vragen kan beantwoorden, die in een
dertienjarig jongensbrein opkomen.

Het resultaat van de groote belangstelling in schepen was, dat de
dokter zeven van de oudste en flinkste jongens uitnoodigde om et hem
een dag in New York door te brengen en daar met eigen oogen een
oceaan-stoomschip te aanschouwen. Ze stonden vanmorgen om vijf uur op
en pakten den trein van half acht en hadden den mooisten dag, die
alle zeven ooit gehad hebben. Ze bezochten een groote stoomboot,
waarvan Sandy den Schotschen machinist kent en werden van het
onderste hoekje van het ruim tot aan het topje van het kraaiennest
gevoerd. Daarna mochten ze aan boord lunchen en toen dat afgeloopen
was, bezochten ze het aquarium en den top van het Singer-gebouw en
namen den ondergrondschen trein, om een uur met de Amerikaansche
vogels in hun natuurlijke woonplaatsen door te brengen. Sandy kon ze
met groote moeite van den dierentuin wegkrijgen om nog net den trein
van 6.15 te pakken. Ze aten in den trein en vroegen met heel veel
belangstelling hoeveel dat wel kostte en toen zij hoorden, dat het
hetzelfde was of zij veel of weinig aten, haalden zij eens diep adem
en gingen toen vastberaden voor hun bord zitten met het kloeke
besluit niet toe te laten, dat hun gastheer ook maar voor een halve
cent bestolen zou worden. De menschen aan de tafeltjes om hen heen
staakten het eten om er van mee te kunnen genieten. Een reiziger
vroeg aan onzen dokter of het een kostschool was, die hij mee op reis
nam; daaruit kun je opmaken hoe de menschen over de manieren en het
gedrag van onze jongens oordeelen. Ik wil niet opsnijden, maar
niemand zal toch ooit zulk een vraag hebben gesteld als het de
kinderen van Juffrouw Lippett betrof. Komen die kinderen uit een
opvoedingsgesticht, zou de natuurlijke vraag geweest zijn, als ze die
kinderen aan tafel hadden gezien.

[Illustratie]

Mijn kleine bende kwam hier om tien uur 's avonds doodelijk-vermoeid
aan, met zeer opgewonden verwarde verhalen over reciproceerend
samengestelde machines en waterdichte schotten, dolfijnen,
sky-skrapers en paradijsvogels. Ik was bang dat ik er hen nooit onder
zou krijgen! O, ze hebben zoo'n heerlijke dag gehad! Ik wou, dat ik
hun meer zulke afleidingen kon bezorgen. Het geeft hun een beteren
kijk op het leven en doet hen meer op normale kinderen gelijken. Vind
je het niet aardig van Sandy, dat hij zoo goed voor hen was? Maar je
hadt dien man moeten zien toen ik hem wilde bedanken! Midden in een
zin gaf hij me ongeduldig te kennen, dat hij er niets van wilde weten
en vroeg brommerig aan Miss Snaith, of zij niet een beetje zuiniger
met de carbol kon omgaan. Het huis rook als een hospitaal!

Ik moet je ook vertellen, dat Punch weer bij ons teruggekeerd is met
absoluut verbeterde manieren. Ik kijk nu naar een familie voor hem
uit, die hem kan aannemen. Eigenlijk had ik gehoopt, dat die twee
lieve, oude dames hem voor goed bij zich zouden houden, maar ze
wilden weer op reis gaan en vinden, dat hij daarbij haar vrijheid te
veel zou belemmeren.

Ik sluit hierbij een schets met kleurkrijt in van je stoomboot, welke
Punch me zoojuist gaf. Er heerscht bij mij wel eenigen twijfel welke
richting dit schip uit gaat. Het lijkt wel alsof het achteruit vaart
en in Brooklyn terecht zal komen. Daar ik geen blauw potlood had,
moest onze vlag de Italiaansche kleuren aannemen. De drie poppetjes
op de brug zijn jij en Jervis en de baby. Het doet me leed te
constateeren, dat jij je kind in haar nek beet hebt alsof het een
katje is. Op die manier behandelen wij in het John Grier onze babies
niet, lieve dame! Let er alsjeblieft ook op, dat de artist Jervis
niet te kort heeft gedaan, wat zijn lange beenen betreft. Toen ik
Punch vroeg, waar de kapitein was gebleven, zei hij, dat die in het
ruim bezig was kolen op het vuur te gooien. Punch was verbazend onder
den indruk toen hij vernam, dat je boot 300 waggonladingen per dag
verstookte en natuurlijk vermoedt hij, dat alle man daarvoor in de
machinekamer bezig moet zijn.

WOF! WOF!

Dat is Sing, wien ik zei, dat ik aan jou schreef, waarop hij dadelijk
antwoord gaf.

                                       Wij beiden groeten je heel
                                       hartelijk.
                                       Steeds je Sallie.


                                       John Grier Home.
                                       Zaterdag.

Beste vijand,

U was gisteravond zoo vreeselijk kortaf, toen ik probeerde u te
bedanken voor dien heerlijken dag welken u mijn jongens hebt bereid,
dat ik geen gelegenheid had u maar half te zeggen hoe ik uwe
vriendelijkheid op prijs stel.

Wat ter wereld is er toch aan de hand, meneer Sandy! U was toch zoo'n
aardige verdraagzame man bij wijlen, maar in deze laatste drie, vier
maanden herken ik u niet meer. U bent alleen aardig tegen anderen
maar nooit tegen mij.

Wij hebben van het eerste oogenblik af aan een lange reeks van
misverstanden en tegenstribbelingen met elkaar gehad, maar elken keer
weer ontdekten we, dat we elkaar daarna veel beter begrepen dan
vroeger, tot ik eindelijk dacht dat onze vriendschap zich op vasten
grondslag baseerde, die zelfs misstanden van ernstigen aard kon
weerstaan.

En toen brak die ongelukkige avond aan in Juni, toen u die dwaze
onbeleefdheid van mij te hooren kreeg, die ik niet in het minst
meende. En van toen af aan verdween u uit mijn kring. Heusch, ik
voelde mij er erg ellendig over en had er behoefte aan U om
vergiffenis te vragen, maar uw houding lokte niet bepaald tot
vertrouwelijkheid uit. Ik kan mij zelf niet vrijpleiten of een
verklaring geven, daarvoor heb ik geen gegronde reden. Maar u weet
toch wel hoe dwaas en dol ik soms ben, zoodat de meesten mij voor
oppervlakkig en lichtzinnig verslijten, terwijl ik in werkelijkheid
toch ernstig ben. De Pendletons weten dat al heel lang, anders hadden
zij mij niet hierheen gestuurd en ik heb van harte getracht mijn taak
zoo goed mogelijk te vervullen, ten deele omdat ik hen niet in hun
verwachtingen wilde teleurstellen en ten deele omdat ik werkelijk met
die arme kinderen ging meevoelen en er voor wilde zorgen, dat zij ook
hun portie van het geluk zouden kennen. Maar hoofdzakelijk (en dat
weet ik nu absoluut zeker) omdat ik u wilde bewijzen dat uw eerste
indruk over mij absoluut verkeerd was.

Kom, vergeet die onzalige vijftien minuten bij de deur en roep
daarvoor de vijftien lange uren wakker, die ik met de
Kallikak-familie doorbracht.

Ik zou graag willen dat we weer vrienden werden zooals vroeger.

                                       Sallie McBride.


                                       John Grier Home.
                                       Zondag.

Geachte vijand,

Ik ontving uw visitekaartje met een elfwoordig antwoord op den
achterkant ervan.

Het spijt me dat ik u heb lastig gevallen. Dat was geenszins mijn
bedoeling. Het is mij inderdaad totaal onverschillig wat u denkt en
hoe u zich tegenover mij gedraagt. Weest u gerust net zoo onbeleefd
als u verkiest te zijn.

                                       S. McB.


                                       14 December.

Lieve Judy,

Och, wees zoo goed en beplak je brieven van binnen en van buiten met
zooveel mogelijk postzegels. Er bevinden zich onder mijn familie een
dertig verzamelaars! Sedert je op reis bent, staat hier elken dag
tegen posttijd een groepje jongens aan het hek, loerend op een brief
met buitenlandsch zegel, en wanneer zij een brief voor mij te pakken
hebben, rennen zij ermee naar me toe. Zeg ook Jervis dat hij ons nog
wat meer van die purperen pijnboomtakken uit Honduras moet sturen en
ook een paar groene papegaaien uit Guatemala. Daarvan kan ik massa's
gebruiken!

Is het niet heerlijk, dat die kleine lustelooze wezentjes nu zooveel
belangstelling in alles toonen! Mijn kinderen gaan nu bijna op echte
kinderen lijken. Slaapkamer B. heeft gisternacht een kussengevecht op
touw gezet uit eigen initiatief en hoewel het eigenlijk een beetje
lastig was met het oog op mijn schaarschen linnenvoorraad, heb ik
toch meegedaan en zelf kussens naar hen toe gegooid.

En verleden Zaterdag hebben die twee avontuurlijke vrienden van Percy
den heelen middag met onze jongens gespeeld. Ze hebben hen in drie
groepen verdeeld en elke man nam de leiding op zich van een
Indianenkamp en bracht met zijn getrouwen den middag door in een
wanhopigen strijd op leven en dood, met een prijs voor het
overwinnend kamp. Ze brachten dien prijs zelfs met zich mee:

[Illustratie]

een wreedaardig gezicht van een Indianenopperhoofd op leer
geschilderd. Een vreeselijke wansmaak, maar de mannen vonden het
aardig, dus heb ik het ook met groote bewoordingen bewonderd.

Toen het gevecht afgeloopen was, heb ik hen met warme chocolademelk
en koekjes verkwikt en ik geloof werkelijk, dat de grooten even hard
als de kinderen hebben genoten. In elk geval hadden ze er meer
plezier van dan ik, want ik kon mijn vrouwelijke angst gedurende het
gevecht maar niet meester worden en was telkens bang, dat er hier of
daar door te groote wildheid een ongeluk zou gebeuren. Maar aan den
anderen kant weet ik ook heel goed, dat 24 dapperen niet aan Moeders
rokken zullen blijven hangen en ik heb werkelijk nog nooit iemand
gezien, die aardiger met mijn jongens heeft gespeeld dan die drie
heeren.

Wat ik nu weer het liefste zou willen is, dat een stuk of acht lieve
fijngevoelige jonge vrouwen op een avond in de week geregeld hier
zouden komen en, voor het vuur gezeten, sprookjes zouden vertellen
aan onze kinderen terwijl die boonen afhaalden of erwtjes zouden
doppen of iets anders doen. Ik zou zoo graag willen dat mijn
kleintjes ieder op hun beurt eens flink vertroeteld werden. Zie je
Judy, ik kan jouw jeugd niet vergeten en ik tracht nu de leegte in
het leven van die kindertjes zooveel mogelijk aan te vullen.

De regentendag van verleden Woensdag verliep prachtig. De nieuwe
dames zijn erg lief en alleen maar de aardige heeren verschenen.

Ik kan je het prettige nieuws berichten, dat de WelEd. Gestr. Heer
Wijkoff op bezoek bij zijn getrouwde dochter in Scranton is en ik
hoop maar, dat ze haar vader uitnoodigt voor goed zijn tenten bij
haar op te slaan.


                                       Woensdag.

Mijn verhouding tot den dokter is meer dan ergerlijk en werkelijk,
daartoe bestaat geen enkele reden. Hij gaat zijn gang in zijn droge,
afgezonderde leefwijze zonder ook maar het minst aandacht aan iemand
of iets te wijden.

Ik ben gedurende deze laatste maanden meer verwaarloosd geworden dan
in mijn heele vroegere leven ooit het geval was en ik spits me erop
om wraak te kunnen nemen. Ik breng al mijn vrijen tijd daarmede door,
dat ik in mijn fantasie situaties in het leven roep, waarbij hij
vreeselijk gewond wordt en mijn hulp absoluut noodig heeft terwijl ik
met de grootste boosaardigheid mijn schouders onverschillig ophaal en
me van hem afwend.

Werkelijk, je zou het vroolijke onbezorgde en vriendelijke persoontje
dat ik vroeger was, niet meer in die oude, kwaadaardige heks
herkennen.


                                       's Avonds.

Geloof je werkelijk dat ik een autoriteit ben, wat de zorgen voor
door liefdadigheid gesteunde kinderen betreft? Morgen gaan ik en
andere autoriteiten een officieel bezoek afleggen bij het "Hebrew
Sheltering Guardian Societys Orphan Asylum" te Pleasantville. (Wat
een naam)! Het is van hieruit een zeer omslachtige en langdurige
reis, waarbij opstaan voor dag en dauw, het gebruik van twee treinen
en een auto is vereischt, maar als je werkelijk een autoriteit bent,
moet je ook daarnaar leven. Ik vind het prettig andere inrichtingen
te zien en zooveel mogelijk plannen tegenover onze
vernieuwingsplannen van het volgend jaar te stellen. En dit gesticht
te Pleasantville moet zeer goed gebouwd zijn.

Na veel overpeinzingen moet ik eerlijk bekennen, dat het heel
verstandig was, dat we de verbouwing tot den volgenden zomer hebben
uitgesteld. Natuurlijk was ik teleurgesteld omdat ik nu niet meer het
middelpunt van de algemeens afbraak kan zijn en ik houd er zooveel
van, zoo'n middelpunt van afbrekingen te zijn! Maar misschien wil je
toch mijn raadgevingen aanvaarden hoewel ik dan niet langer het
officiëele hoofd zal zijn. De twee verbouwingen, waartoe we dit jaar
zijn overgegaan, zijn prachtig en voldoen volkomen aan de gestelde
eischen. Ons nieuwe waschhuis wordt hoe langer hoe beter en bevrijdt
ons van die vreeselijke lucht, die zoo eigen is aan gestichten. En
het huisje van onzen tuinbaas zal waarschijnlijk de volgende week
klaar komen. Het eenige wat daar nu nog aan ontbreekt, is een kwast
verf en een paar deurknoppen.

Maar och lieve deugd, daar wacht ons een teleurstelling, want
Juffrouw Turnfelt heeft ondanks haar gezellige dikte en zonnigen
lach er het land aan, dat kinderen om haar heen rumoeren. Ze maken
haar zenuwachtig. En Turnfelt zelf, hoewel een uitstekend tuinier, is
geestelijk niet zoo ontwikkeld als ik wel gehoopt had. Toen hij pas
hier kwam, stelde ik de bibliotheek tot zijn beschikking. Hij begon
met het gedeelte, het dichtst bij de deur, hetwelk 37 deelen van
Pansy's werken bevat. Toen hij vier maanden over Pansy had gedaan,
dacht ik, dat een verandering geen kwaad kon en stuurde ik hem
"Huckleberry Finn", maar hoofdschuddend bracht hij dat boek na een
paar dagen terug en beweerde, dat na Pansy elk ander boek hem saai
toeleek. Ik ben bang dat ik iemand noodig zal hebben die een beetje
meer naar afwisseling haakt, maar in elk geval is Turnfelt bij Sterry
vergeleken nog een echte geleerde.

O ja, van Sterry gesproken, dat heer bracht ons een paar dagen
geleden een bezoek met de houding van een geslagen hond. Het schijnt
dat de rijke heer in de stad, wiens landgoed hij heeft beheerd, hem
niet langer gebruiken kan en Sterry heeft ons nu vriendelijk
voorgesteld om hier terug te komen en zelfs toegestaan, dat de
kinderen zich met hun tuintjes zouden vermaken als zij dat zoo graag
wilden. Ik heb echter voet bij stuk gehouden en zijn aanbod niet
geaccepteerd.


                                       Vrijdag.

Ik kwam gisternacht vol afgunst uit Pleasantville terug. Och mijnheer
de President, geef ons hier ook wit gepleisterde cottage-woninkjes
met Luca Bella Robbia figuren als versiering aan het front van het
huis! Zij hebben daar bijna 700 kinderen, alle van niet al te
jeugdigen leeftijd. Natuurlijk maakt dat een groot verschil met ons
107-tal, waaronder zooveel babies. Toch gaf de directrice mij een
paar heel goede wenken. Ik verdeel nu mijn kuikens in groote en
kleine zusjes en broertjes. Elke groote heeft een kleine, waarvoor
bij moet zorgen en die hij moet liefhebben en moet helpen, terwijl
hij toe moet zien, dat het haar van het kleintje altijd netjes gekamd
is en zijn kousen opgetrokken, en zorg moet dragen dat het kind zijn
lessen goed kent. En ook moet het groote kuiken het kleine liefkoozen
en streelen en zorgen dat het kindje ook zijn aandeel aan
kandijklontjes en ander lekkers krijgt. Zoo zorgt b.v. groote zusje
Sadie Kate voor kleine zusje Gladiola en dat is natuurlijk heel
prettig voor Gladiola maar het is speciaal goed voor de ontwikkeling
van Sadie Kate.

Ook richt ik bij onze oudere kinderen een bond op voor
zelfbeheersching, zooals wij die ook op de Universiteit vormden. Dat
zal hen helpen als ze hun weg in het leven moeten zoeken en hun eigen
heer en meester zijn. Het lijkt me vreeselijk om die kinderen al met
hun zestiende jaar de wijde wereld in te sturen. Vijf van hen zijn
zoo ver, maar ik kan het toch niet over mij verkrijgen. Ik herinner
me mijzelf op dien leeftijd. Ik was nog zoo'n onwetend luchthartig
jong ding en wie weet, wat er van mij terecht zou zijn gekomen als ik
dan al voor mezelf had moeten zorgen.

Ik moet je nu verlaten want ik heb nog een flinken brief aan een jong
politicus in Washington te schrijven en dat is zwaar werk. Wat kan ik
aan een staatsman schrijven, waarin hij belang stelt? Ik kan niet
anders dan over babies en nog eens babies berichten en hem zou het
niets kunnen schelen als alle babies van de wereldoppervlakte
plotseling weggevaagd werden. Of neen, dat is niet waar. Ik ben bang
dat ik hem verloochen. Babies, tenminste jongens-babies, groeien op
tot kiezers!

                                       Dag!
                                       Sallie.


Lieve Judy,

Als je vandaag een gezelligen brief van me verwacht, laat die hoop
dan maar dadelijk varen. Het is hier vreeselijk ellendig mistig
druilerig weer met veel regen en natte sneeuw en akelige natte kou.
Dan heb jij op het mooie Jamaica met zijn zonneschijn en
oranjebloesem, het toch vrij wat beter dan ik hier.

Er heerscht hier kinkhoest en de menschen kunnen ons zelfs in den
trein, hier twee mijlen ver weg, hooren hoesten. Hoe we er aan zijn
gekomen, weten we niet. Dat is een van de genoegens van het
gestichtsleven! Onze keukenmeid is er stiekum van door gegaan. Ik
begrijp niet hoe ze haar koffer heeft weggekregen, maar weg is die!
En het keukenvuur schijnt haar vergezeld te hebben -- alle pijpen
zijn bevroren en nu zijn de loodgieters hier aan het werk en hebben
den keukenvloer opengebroken. Een van onze paarden heeft de spat en
het mooist van alles: onze arme, lieve Percy is zoo down, zoo down,
zoo down! Wij hebben drie dagen lang geen rustig oogenblik gehad
omdat wij bang waren, dat hij zelfmoord zou plegen. Dat juffertje in
Detroit (ik zag wel dadelijk, dat het een harteloos, oppervlakkig
vlindertje was) is, zonder zelfs de moeite te nemen hem zijn ring
terug te zenden, er van doorgegaan en heeft zich verkocht aan een
man, die behalve haar echtgenoot nog de gelukkige bezitter van een
jacht en een stuk of wat auto's is. Het is het beste, wat Percy ooit
had kunnen overkomen, maar het zal nog wel heel lang duren eer hij
zelf tot dit inzicht komt.

Onze 24 Indianen zijn weer bij ons in huis. Het speet me dat ik hen
moest binnenroepen, maar de tenten zijn werkelijk niet geschikt om er
in te overwinteren en ik kan hen hier ook heel goed huisvesten, want
de groote, ijzeren waranda, die op Jervis' raad met glas is overdekt,
biedt een prachtige slaapplaats. En ook dat deel, hetwelk voor de
zonnebaadjes van onze kleintjes dient, is een prachtige aanvulling
van de nursery. Wij kunnen onze kleintjes zien groeien onder den
extra toevoer van zonneschijn en frissche lucht!

Met den terugkeer der Indianen in de geciviliseerde maatschappij
eindigt Percy's werkkring hier. Ik dacht dat hij weldra zijn intrek
in het hotel zou nemen maar hij gevoelt niet den minsten lust om te
verhuizen. Hij is aan de jongens gewend geraakt, zegt hij en hij zou
ze erg missen als hij hen niet meer dagelijks zag. Ik denk dat hij in
werkelijkheid zich zóó ellendig voelt door zijn verbroken
verloving, dat hij bang is voor de eenzaamheid. Hij heeft iemand
noodig die elk vrij oogenblik bij hem kan zijn en God weet hoe
dolblij wij zijn, dat wij hem nog een tijdje hier kunnen houden. Hij
gaat zoo prachtig met onze aankomende jongens om en ze hebben
behoefte aan den invloed van een man, maar wat ter wereld moeten wij
met hem beginnen? Zooals jij ook verleden zomer ontdekte, bevat dit
ontzagwekkend kasteel geen overvloedige logeerkamers. Hij heeft het
zich tenslotte in het laboratorium van den dokter gemakkelijk gemaakt
en de geneesmiddelen zijn zoo lang naar een kleine kamer bij de hal
verhuisd. Hij en de dokter hebben het zoo met elkaar afgesproken en
als zij beiden niet tegen wat ongemak opzien, vind ik het ook goed.

Ik kijk daar juist op den kalender en zie dat het nog maar een week
voor Kerstmis is. Hoe kunnen wij al onze plannen in die ééne week
ten uitvoer brengen! De kinderen geven elkaar cadeautjes en wel een
duizend geheimpjes werden in mijn oor gefluisterd.

Gisternacht heeft het gesneeuwd. De jongens zijn 's morgens in het
bosch geweest, waar ze klimop hebben geplukt en dennegroen, dat ze op
sleden hierheen hebben gebracht. Twintig meisjes zijn nu elken middag
in het waschhuis bezig met het binden van groen voor het versieren
van de ramen. Ik weet nog niet hoe we de volgende week zullen kunnen
wasschen. We waren eigenlijk van plan geweest om den Kerstboom als
een verrassing achter te houden, maar wel vijftig kinderen hebben een
kijkje door het raam van het waschhuis genomen en ik vrees, dat zij
het aan wel vijftig anderen oververteld zullen hebben.

Op je verzoek hebben we de Sinterklaasmythe onder de kinderen
verbreid maar mijn verhaal vindt niet veel geloovige toehoorders.
"Waarom is hij dan vroeger nooit gekomen?", was Sadie Kate's
sceptische vraag. In elk verschijnt St. Nikolaas dus dit jaar bij den
Kerstboom. Uit beleefdheid verzocht ik den dokter om hiervoor te
spelen en daar ik er haast zeker van was, dat hij zou weigeren, had
ik Percy gevraagd in geval van nood ervoor op te treden. Maar je kunt
nooit weten hoe een Schot handelen zal. Sandy nam het zeer
vriendelijk aan, wat ik Percy meegedeeld heb.


                                       Dinsdag.

Is het niet eigenaardig dat sommige menschen er maar op los praten en
net zeggen, wat hun in hun dom brein te binnen schiet? Ze schijnen er
absoluut geen conversatie op na te houden -- het eenige, waarover ze
kunnen spreken, is over het weer en over schandaaltjes.

Dat is alles à propos van een bezoek dat ik vandaag ontving. Een
vrouw kwam hier het kind van haar zuster brengen om het schaapje hier
te houden totdat de moeder hersteld is, hoewel ik uit hetgeen zij mij
zei, moet opmaken, dat daar bitter weinig kans op bestaat. In elk
geval echter waren alle voorbereidingen reeds genomen en had de vrouw
slechts het meisje af te leveren en zelf te vertrekken. Maar daar zij
nog een paar uur op haar trein moest wachten, gaf zij te kennen dat
zij het gesticht graag zou zien. Ik liet haar dus de kamer van het
kleintje zien en het kribje, waarin kleine Lilly voortaan zal slapen
en onze gele eetzaal met zijn fries van konijntjes, zoodat zij
zooveel mogelijk vriendelijke indrukken met zich mee kon nemen naar
de arme moeder. Daar zij vermoeid scheen, noodigde ik haar uit, in
mijn zitkamer een kopje thee te drinken. Dr. MacRae, die er ook juist
was en verbazend hongerig scheen te zijn (wat thans uiterst zelden
het geval is -- hij stemt er nu maar twee keer maandelijks in toe een
kopje thee bij de directrice te drinken), kwam ook, zoodat wij een
klein gezelschap vormden.

Nu gevoelde de vrouw de verplichting op zich rusten ons af te leiden
en bij wijze van conversatie vertelde zij, dat haar man verliefd was
geraakt op een meisje aan de kas van een cinema (volgens haar een
beschilderd mager nest) met geel haar, dat den heelen
godsganschelijken dag niets anders deed dan gom kauwen, en nu al zijn
geld voor dat meisje uitgaf om nooit anders dan stomdronken bij zijn
vrouw thuis te komen, waar hij dan wel wat erg wild met haar
meubeltjes omging. Een ezel met het schilderij van haar moeder, dat
ze al voor haar huwelijk had, gooide hij bij een van die gelegenheden
om, alleen maar om het plezier te hebben het te hooren kraken.
Tenslotte voelde de arme tobster zich te moe om zoo verder door te
leven. Dus dronk zij een flesch azijn leeg, omdat iemand haar had
gezegd, dat het vergif is als je het achter elkaar opdrinkt. Maar ze
ging niet dood, ze werd alleen ziek, en hij kwam terug en zei, dat
hij haar dood zou ranselen als ze ooit weer den moed had zoo'n grapje
uit te halen. En hieruit maakt zij de gevolgtrekking, dat hij toch
nog wel iets voor haar moet voelen.

En dat alles dreunde ze achter elkaar op terwijl ze in haar kopje
thee roerde.

Ik dacht er over na, wat ik zou kunnen zeggen, maar werkelijk, ik kon
geen woorden vinden. Maar Sandy was bij die gelegenheid weer een echt
flink man. Hij sprak haar prachtig toe en zoo kalmeerend en stuurde
haar daarna geheel opgelucht weer naar huis. Ja, onze Sandy kan
werkelijk verbazend aardig zijn als hij dat wil, vooral tegenover
lui, die geen recht op hem hebben. Ik denk dat dat tot zijn
doktersroeping hoort en het een deel van zijn werk is om den geest
zoowel als het lichaam te genezen. De meeste lui schijnen die
weldadige geestelijke rust ook noodig te hebben. Mijn bezoekster leek
mij ook in zoo'n rustbehoevenden staat te verkeeren. Ik denk erover
na, wat ik wel zou doen als ik met iemand getrouwd was, die mij voor
zoo'n gomkauwend meisje in den steek liet en thuis kwam om alles stuk
te smijten. Naar de tooneelstukken van dezen winter te oordeelen, is
dat iets wat iedereen kan overkomen -- zelfs in de beste kringen.

Je behoort den Hemel te danken, dat je Jervis tot man hebt. Er gaat
zoo iets zekers van hem uit. Hoe langer ik leef, des te meer kom ik
tot de ontdekking, dat een goed karakter toch het eenige is wat
waarde heeft. Maar hoe ter wereld kun je achter de waarheid komen! De
mannen kunnen over het algemeen zoo handig van zich af praten!

Good-by! Prettige Kerstdagen, Jervis en twee Judies!

                                       S. McB.


P.S. Ik zou het heel prettig vinden als je mijn brieven wat vlugger
beantwoordde.


                                       John Grier Home.
                                       29 December.

Lieve Judy,

Sady Kate heeft er de heele week mee zoek gebracht om een
Kerstmis-epistel aan jou op te stellen en ik heb er niets meer aan
toe te voegen. O, we hebben zoo'n heerlijken tijd hier gehad! Behalve
alle cadeaux en spelen en lekkere dingen om te eten, hebben we hier
boerendansen uitgevoerd en wedstrijden op schaatsen gehouden en
caramels gemaakt. Ik weet niet of deze vertroetelde vondelingetjes
ooit weer in normale kinderen zullen veranderen.

Hartelijk dank voor je zes cadeaux. Ik ben met alle zes erg in mijn
schik, vooral met het portretje van Judy junior; dat ééne tandje,
dat ze met zooveel trots toont, geeft bepaald iets intelligents aan
haar snuitje.

Je zult het ook wel prettig vinden, dat ik Hattie Heaphy bij een
domineesfamilie heb kunnen plaatsen. Het zijn verbazend lieve
menschen. Ze hebben zelfs niet met hun oogen geknipt toen ik hun het
verhaal van den avondmaalsbeker deed. Zij hebben het kind als
Kerstcadeau aan elkaar gegeven en ze dribbelde toch zoo gelukkig weg
aan de hand van haar nieuwen vader!

Ik zal je niets meer schrijven want vijftig kinderen zenden je nog
bedankbriefjes en de arme Tante Judy zal onder haar mail begraven
worden als de boot dezen keer aankomt.

Veel liefs aan alle Pendletons.

                                       S. McB.


P.S. Singapore zendt veel hartelijke groeten aan Togo. Het spijt hem
dat hij je hond indertijd in zijn oor heeft gebeten.


                                       John Grier Home,
                                       30 December.

O, Gordon, beste jongen, ik heb toch zoo'n vreeslijk boek gelezen! Ik
probeerde laatst Fransch te spreken en daar het niet al te best van
stapel liep, begreep ik, dat ik mijn taalstudie wel eens mocht
opfrisschen als ik er niet heelemaal uit wilde raken. Onze Schotsche
dokter heeft gelukkig zijn opvoedingsplannen bij mij gestaakt, dus
heb ik nog wat vrijen tijd hiervoor. Het een of ander ongelukkig
toeval liet mij naar "Numa Roumestan" van Daudet grijpen, maar dat is
een slecht boek voor een jong meisje, dat met een staatsman verloofd
is. Lees het eens, mijn lieve Gordon, en tracht er dan vooral tegen
te waken, dat je karakter op dat van Numa gaat lijken. Het is de
geschiedenis van een staatsman, die onrustbarend betooverend is (net
als jij) en door iedereen bemind wordt, die hem slechts kent (ook
weer evenals jij). Hij heeft een zeer innemende wijze van spreken en
steekt prachtige speeches af (ook weer net als jij). Iedereen ligt
aan zijn voeten en zegt tegen zijn vrouw: "Wat moet U, die dezen
prachtmensch zoo intiem kent, toch een heerlijk leven hebben".

Maar hij was niet zoo lief als hij bij haar thuis kwam, alleen maar
wanneer hij een zaal vol toehoorders voor zich had met daverend
applaus. Met elken kennis zou hij een glas wijn drinken en vroolijk
zijn en vertrouwelijke mededeelingen doen, maar als hij daarna thuis
kwam, was hij brommerig. "Joie de rue, douleur de maison", is de
strekking van het boek.

Ik heb tot gisternacht twaalf uur aan één stuk doorgelezen en
werkelijk, het boek hield me wakker. Ik weet, dat je er boos om zult
zijn, maar heusch, lieve Gordon, er is te veel waarheid in, om mij
niet te ontroeren. Ik wilde niet meer over het ongelukkige incident
Op 20 Augustus spreken (we hebben het toen voor goed afgehandeld)
maar je weet heel goed, dat jij iemand noodig hebt, die over je
waakt, en ik vind dat geen prettige gedachte. Ik wil het gevoel
hebben dat ik absoluut veilig ben en ook gerust kan zijn bij den man,
met wien ik trouw. Ik zou nooit in een voortdurend stadium van angst
kunnen verkeeren en me ongerust moeten maken totdat je thuis kwam.

Lees "Numa" eens, en dan zal je het vrouwenstandpunt, dat ik hierbij
inneem, heel goed begrijpen. Ik ben in geen enkel opzicht geduldig of
zacht of met een kwijnende verdraagzame natuur toegerust en ik ben
een beetje bang voor wat ik doen zou, als in mijn leven iets
dergelijks zou gebeuren. Mijn hart moet absoluut kalm zijn als het
goed wil werken en o, Gordon, ik hoop zoo, dat ons huwelijk een mooi
huwelijk zal zijn.

Vergeef het me, dat ik zoo schrijf. Ik meen er niet mee dat ik
werkelijk geloof, dat je een vreugde op straat en een last in huis
zult zijn. Het komt alleen doordat ik gisternacht geen oog heb
toegedaan en me nu zoo gedrukt voel.

Laat het nieuwe jaar vreugde en geluk en heerlijke rust over ons
beiden brengen.

                                       Je Sallie.


                                       1 Januari.

Lieve Judy,

Er is iets verbazend vreemds gebeurd en nog weet ik niet of het
werkelijkheid is of dat het slechts een droombeeld was. Ik zal je
alles van A tot Z vertellen, maar ik geloof dat het het beste is, als
je dezen brief daarna verbrandt. Hij is niet bepaald voor Jervis'
oogen bestemd.

Herinner je je het geval van Thomas Kehoe, dien we in Juni hebben
uitbesteed? Hij ging gebukt onder den last van uit aan den drank
verslaafde ouders voort te spruiten, wat weer op erfelijke belasting
aan weerszijden berustte, en toen hij nog een baby was, schijnt hij
met bier inplaats van met melk gevoed te zijn. Hij kwam hier met zijn
negende jaar, en uit het zwarte register zien we, dat hij gedurende
zijn verblijf hier al twee maal dronken was, één keer door bier,
dat hij van werklui had gestolen en een andere keer (en toen heel
erg) door het drinken van brandspiritus. Je ziet dus dat het kind
onder bezwarende omstandigheden werd uitbesteed, maar wij
waarschuwden de familie (vlijtige, nette boerenmenschen) van te voren
en hoopten er het beste van.

Gisteren telegrafeerde dat gezin ons, dat zij hem niet langer konden
houden en vroegen mij of ik zoo goed wilde zijn hem van den
zesuurtrein te halen. Turnfelt ging naar het station, maar daar was
geen Thomas te bekennen. Ik stuurde nog dienzelfden avond een
telegram weg, waarin ik hun vertelde, dat de jongen niet was
aangekomen en om nadere bijzonderheden verzocht.

Gisternacht bleef ik wat langer dan gewoonlijk op om mijn lessenaar
op te ruimen, en ook om met heldere gedachten het nieuwe jaar in te
gaan. Tegen twaalf uur merkte ik, dat het al laat geworden was en dat
ik erg moe was. Juist was ik van plan naar bed te gaan, toen ik door
een geklop op de buitendeur schrok. Ik stak mijn hoofd uit het raam
en vroeg, wie daar was. "Tommy Kehoe" antwoordde een heel onvaste
stem.

Ik vloog naar beneden en opende de deur, en die jongen, zestien jaar
oud, strompelde naar binnen -- stomdronken! Gelukkig was Percy niet
ver weg, zoodat ik hem kon roepen. Ik wekte hem en samen sleepten wij
Thomas naar onze logeerkamer, de eenige afgezonderde plaats van ons
gebouw. Daarna telefoneerde ik om den dokter, die, naar ik vrees, een
erg vermoeiender dag achter zich had. Hij kwam terstond en wij hadden
met ons drieën een afschuwelijken nacht. Naderhand bleek dat de
jongen met zijn bagage een flesch haarwater had meegenomen, die aan
zijn vroegeren baas toebehoorde. Dat goed bestond voor de helft uit
alcohol en hiermee had Thomas zich gedurende zijn reis verkwikt.

Hij verkeerde in zulk een toestand, dat ik vreesde dat wij hem niet
meer zouden kunnen redden -- vreesde, neen dat hoopte ik zelfs. Als
ik een geneesheer was, zou ik in zulke gevallen, in het belang van
het komende geslacht, niet trachten redding aan te brengen. Maar je
hadt Sandy eens moeten zien werken! Dat vreeselijke instinct dat hier
een leven te redden viel, was bij hem ontwaakt en hij vocht met alle
kracht en energie die hem eigen is.

Ik zette sterke koffie en hielp zooveel ik kon en liet daarna de twee
mannen met den jongen achter. Ik ging naar mijn kamer, maar kon er
niet toe overgaan naar bed te gaan, daar ik bang was dat ze me
misschien toch nog noodig konden hebben. Tegen vier uur kwam Sandy in
mijn zitkamer met de tijding, dat de jongen in slaap was gevallen en
dat Percy naar bed was gegaan. Die arme Sandy zag er bleek en
vervallen uit en was dood op. Toen ik hem aankeek, dacht ik er aan,
hoe wanhopig hij werkt om anderen het leven te redden terwijl hij
zichzelf nooit spaart en ik zag dat ellendig huis van hem voor mij,
waarin nooit eenige vroolijkheid doordringt en de vreeselijke
tragedie, die zijn geheele leven beheerscht, drong zich met geweld
aan mij op. Alle beleedigde gevoelens, die ik zoo langen tijd had
gekoesterd, verdwenen plotseling. Ik voelde een groote sympathie voor
hem en ik strekte mijn hand naar hem uit. Hij reikte mij de zijne en
plots, -- ik weet nog niet hoe -- ging er een electrische schok door
ons heen. Het volgend oogenblik lagen wij in elkaars armen. Hij liet
mijn hand los en legde mij kalm neer in een grooten armstoel. "Mijn
God, Sallie, begrijp je niet dat ik ook van vleesch en bloed ben?"
zei hij en ging de kamer uit. Ik viel in den stoel in slaap en toen
vanmorgen de zon in mijn gezicht scheen, werd ik wakker en zag Jane
over mij gebukt, vol verbazing op mij neerziende.

Vanmorgen om elf uur kwam hij weer hier, keek mij, zonder ook maar in
het minst met zijn oogen te knippen, koeltjes aan en zeide mij, dat
Thomas elke twee uur wat warme melk moest hebben en dat ook de
stippen in Maggie Peters' keel nagegaan moesten worden.

Nu zijn wij weer bij het oude standpunt en alleen de herinnering aan
dat ééne minuutje in dien ellendigen nacht is mij gebleven.

Maar het zou toch wel pikant zijn geweest, vind je ook niet, als
Sandy en ik zouden ontdekken dat we op elkaar verliefd waren
geworden, terwijl hij met een teeder beminde vrouw in een
krankzinnigengesticht en ik met een woedenden verloofde in Washington
zit. Misschien is het wel het beste voor mij, dat ik mij dadelijk in
het Noodlot schik en kalm een paar maanden lang S. McB.'s op mijn
tafellakens borduur, zooals elk ander fatsoenlijk verloofd meisje zou
doen.

Ik herhaal nog eens met kracht dat deze brief niet voor Jervis' oogen
bestemd is. Verscheur hem in kleine stukjes en gooi die in de
Caraïbische Zee.

                                       S.


                                       3 Januari.

Lieve Gordon,

Je hebt groot gelijk dat je boos bent. Ik weet heel goed, dat ik,
geen aardige lieve minnebrieven schrijf. Ik heb daarvoor alleen maar
de brieven van Elisabeth Barrett en Robert Browning in te zien om te
constateeren, dat de warmte van mijn stijl nog veel te wenschen
overlaat. Maar je weet reeds en dat al heel lang, dat ik een hevig,
geëmotioneerd gemoed heb. Ik weet wel dat je verlangt naar zulke
zinnetjes als: "Den heelen dag denk ik slechts aan jou"... "Mijn
liefste, ik gevoel me alleen gelukkig als jij bij me bent...",
maar dat zou niet bepaald waar zijn. Jij vult niet al mijn gedachten,
107 vondelingetjes doen dat, en ik gevoel me werkelijk heel goed, ook
als jij niet hier bent. En ik wil natuurlijk zijn. Je zult toch niet
wenschen dat ik je vertel, dat ik me verlaten en eenzaam gevoel als
dat niet het geval is. Maar toch vind ik het altijd heerlijk als je
hier bent. Je weet dat heel goed en het is een groote teleurstelling
voor me als je niet kunt komen. Ik waardeer ten volle al je lieve
innemende karaktertrekken maar werkelijk, mijn goede jongen, ik kan
je geen sentimenteels brieven sturen. Ik denk nog steeds aan die
hotelkamermeid, van wie je de brieven op je lessenaar liet slingeren,
en nu hoef je me niet dadelijk te vertellen dat je die brieven niet
op je hart draagt, want dat weet ik ook wel beter.

Vergeef me als ik je met mijn laatsten brief pijn deed. Sedert ik
hier kwam, ben ik erg critisch geworden, wat het onderwerp "drank"
betreft. Jij zou net zoo zijn als je gezien hadt, wat ik hier heb
gezien. Verschillende van mijn kinderen zijn het treurig resultaat
van een paar aan drank verslaafde ouders en hun leven zal nooit
volkomen gelijk worden aan dat van een normaal kind. Ik kan de rijen
van onze kinderen niet langs kijken of ik moet aan dat vreeselijk
kwaad denken.

Ik ben bang dat je werkelijk gelijk hebt als je zegt, dat het een
truc van een vrouw is om groots woorden over vergeven te gebruiken en
er dan toch nog altijd op terug te komen. Maar zie je, Gordon, ik
weet eigenlijk niet wat het woord vergeving beteekent. Het kan niet
gelijk staan met vergeten want dat is een physiologisch proces en
hangt niet van den wil af. Wij allen hebben een verzameling van
gedachten, die wij graag kwijt zouden willen zijn, maar
ongelukkigerwijs verlaten juist die ons niet. Als vergeving beteekent
dat je ergens nooit meer over spreekt, dan zou ik dat wel kunnen,
maar het is niet altijd de verstandigste manier om iets onplezierigs
te begraven. Het groeit en groeit dan en stroomt als vergif door je
bloed en door je gedachten.

Ach Gordon, werkelijk, ik wilde je dit allemaal niet vertellen. Ik
wou lief en vriendelijk tegen je zijn, de zorgelooze, soms wat
lichtzinnige Sallie, die jij het liefste ziet. Maar ik heb in dit
laatste jaar zóó veel Realiteit meegemaakt, dat ik werkelijk bang
ben, dat ik in een heel ander meisje ben veranderd dan het
persoontje, waarop jij verliefd werd. Ik ben niet langer het
lichtzinnige wezentje, dat met het leven speelt. Ik weet dat voor
mezelf heel zeker en dat beteekent ook, dat ik niet altijd kan lachen
en gekheid maken.

Ik weet wel dat dit alweer een vreeselijk onhartelijke brief is, even
erg als de laatste en misschien nog erger, maar als je eens wist, wat
we achter ons hebben: een jongen, zestien jaar oud, erfelijk belast
kind van aan drank verslaafde ouders, heeft zich bijna vergiftigd
door het opdrinken van een flesch haarwater dat voor de helft uit
alcohol bestond. Wij hebben drie dagen lang hard geploeterd en ik
weet nu, dat hij genoeg hersteld is om het grapje te herhalen als hij
daartoe gelegenheid ziet. "It 's a gude warld, but they 're ill that
's in it".

Verontschuldig die Schotsche uitlating. Het is een slip of the pen.
Verontschuldig alles, wil je?

                                       Sallie.


                                       11 Januari.

Lieve Judy,

Ik hoop, dat mijn twee telegrammen je niet al te zeer hebben laten
schrikken. Ik had willen wachten om je het nieuws te schrijven zoodat
ik je alles duidelijk had kunnen uitleggen, maar aan den anderen kant
was ik zoo bang, dat je het intusschen misschien op andere wijze zou
kunnen vernemen. De heele zaak is erg genoeg maar er zijn geen levens
bij verloren gegaan en alleen één geval is ernstig. Wij sidderen
nog als wij er aan denken hoe vreeselijk het had kunnen afloopen met
meer dan honderd slapende kinderen in dit gebouw, dat voor brand zoo
vatbaar is!

[Illustratie]

De nieuwe brandtrap was absoluut niet bruikbaar. De wind blies er net
tegen aan en de vlammen speelden er om heen en wij redden dus alle
kinderen door de gangtrappen. Maar ik zal van voren af aan beginnen.

Het had dien dag aan één stuk door geregend, dank zij een goede
Voorzienigheid, en de daken waren doornat. Tegen den avond begon het
te vriezen en de regen veranderde in natte sneeuw. Om tien uur, toen
ik naar bed ging, bulderde de wind uit het N. W. en alles wat los was
aan ons gebouw, klepperde en ratelde. Om twee uur ongeveer in den
nacht werd ik wakker, omdat een hel licht in mijn oogen scheen. Ik
sprong uit mijn bed en liep naar het venster. Het wagenhuis stond in
lichte laaie en een vonkenregen vloog naar onzen Oostelijker gevel.
Ik rende naar de badkamer en leunde uit het venster. Daar kon ik
zien, dat het dak van de babykamer op een zestal plaatsen al vlam had
gevat.

O Judy, ik geloof dat mijn hart een ondeelbaar oogenblik niet meer
klopte! Ik dacht aan die zeventien zuigelingen, die daar onder dat
brandende dak rustig sliepen, en ik kon niet meer! Eindelijk had ik
genoeg wilskracht om mijn knikkende knieën tot loopen te dwingen en
ik rende naar de hall, waar ik in het voorbijgaan mijn autojas greep.

Ik trommelde aan de duer van Betsy en van Miss Matthews en van Miss
Snaith en van Mr. Witherspoon, die echter al door het helle licht
gewekt was en bij drie treden tegelijk de trap op holde, worstelend
met zijn overjas.

"Breng alle kinderen naar de eetzaal, eerst de kleinste", hijgde ik.
"Ik zal de brandweer waarschuwen".

Hij vloog door naar de derde verdieping terwijl ik naar de telefoon
rende en, o, Judy, ik dacht, dat ik nooit antwoord zou krijgen, de
telefoonjuffrouw sliep als een os!

"Het John Grier Home staat in brand.... Waarschuw de brandweer en
wek het dorp.... Geef u me 505", zei ik.

In een seconde had ik den dokter en o, wat was ik blij toen ik zijn
koele kalmeerende stem hoorde!

"Het huis staat in brand", schreeuwde ik. "Kom vlug en breng zooveel
mogelijk mee".

"In een kwartier ben ik er. Vul de badkuipen met water en doe er de
dekens in". En hij hing de telefoon aan den haak.

Ik holde terug naar de hall. Betsy luidde onze brandklok al en Percy
had zijn Indianenbende naar de slaapkamers B en C gebracht.

Onze eerste gedachte was niet het vuur te blusschen, maar eerst de
kinderen in veiligheid te brengen. Wij begonnen met G en gingen van
krib tot krib, er telkens een baby met een dekentje uithalend,
waarmede wij naar de deur holden, waar een Indiaan al op de wacht
stond om het kind naar beneden te dragen. G en F stonden beide vol
rook en de kinderen waren zoo vast ingeslapen, dat wij ze niet wakker
konden krijgen en ze dus ook niet konden loopen.

Gedurende de volgende uren heb ik dikwijls de Voorzienigheid en Percy
Witherspoon gedankt voor de uitstekende reddingsoefeningen, die wij
wekelijks hebben gehouden. De 24 oudste jongens hebben onder Percy's
leiding geen oogenblik hun tegenwoordigheid van geest verloren. Zij
waren in vier groepen verdeeld en vervulden hun post als kleine
soldaten. Twee groepen hielpen ons om de verschrikte kinderen uit de
slaapkamers te halen en hen zoet te houden. Een groep hanteerde de
brandspuit uit het groote waterreservoir, in afwachting van meer
geoefende hulp, en de rest hielp bij de redding van ons goed. Zij
spreidden dekens op den grond, gooiden den inhoud van mijn bureau en
van de kasten daarin en wierpen de pakken daarna de trappen af. Alle
kleeren zijn gered behalve die welke de kinderen den dag te voren
hadden gedragen. Ook zijn de meeste dingen van den staf behouden
gebleven, maar alles wat in de kamers G. en F. thuis hoorde, is
verloren gegaan, want nadat wij daaruit het laatste kind in
veiligheid hadden gebracht, waren die vertrekken zoo vol rook, dat
het onveilig werd er weer in te gaan.

Toen de dokter met zijn chauffeur en nog twee buren kwam, gingen wij
al met de kinderen van de laatste slaapzaal naar de keuken, het meest
veilige hoekje van het gebouw. De arme schapen waren blootsvoets en
in dekens gehuld. Bij het wekken hadden wij hun gezegd dat zij hun
kleeren mee moesten brengen, maar in hun angst hebben zij er slechts
aan gedacht er zoo vlug mogelijk uit te komen.

Op dat oogenblik was de gang zoo vol rook, dat wij bezwaarlijk konden
ademen. Het zag eruit alsof het heele gebouw er aan zou gaan, hoewel
de wind op den Westvleugel stond.

Een andere auto met hulpvaardige lui uit Knowltop kwam haast
onmiddellijk na die van Sandy en opnieuw begon het gevecht tegen het
vuur. De brandweer kwam eerst tien minuten later. Zie je, ze hebben
alleen maar paarden en wij zijn hier drie mijlen ver weg en dan zijn
ook de wegen nogal slecht. Het was een vreeselijke nacht. Koud
sneeuwweer en daarbij woei het vreeselijk, zoodat je bijna niet kon
blijven staan.

De mannen klommen op het dak en werkten op hun sokken om niet uit te
glijden. Ze sloegen de vlammen met natte dekens en vochten als
helden.

Intusschen zorgde de dokter voor de kinderen. Wij wilden hen
natuurlijk graag naar een veiliger plaats wegbrengen, want als het
heele gebouw eraan zou gaan, konden wij hen niet in dat vreeselijke
weer buitenshuis laten staan met een dun nachtjaponnetje aan en een
deken om. Gelukkig kwamen nu nog verscheidene auto's met heeren, wien
wij verzochten ons hun voertuigen zoolang af te staan.

Knowltop was voor een paar dagen geopend, omdat daar de 67ste
verjaardag van den ouden heer gevierd werd. Hij was een van de
eersten die ons te hulp kwam en stelde ons dadelijk zijn geheele
gebouw ter beschikking. Het was de dichtst bijgelegen schuilplaats en
wij maakten daarvan dadelijk dankbaar gebruik. Wij stopten onze
twintig kleinsten in de auto's en de gasten, die zich in alle haast
hadden aangekleed, namen de schapen in ontvangst en brachten hen naar
het huis. En stel je eens voor: Mr. Reinier (dat is Mr. Knowltop's
eigenlijke naam) heeft juist een groot steenen gebouw laten zetten
met een garage en dat was nu prachtig verwarmd en voor onze kinderen
bestemd!

Nadat de babies in het huis waren ondergebracht, gingen de
vriendelijke gasten opnieuw aan het werk en brachten die schuur in
orde om daar de oudere kinderen te slapen te leggen. Zij bedekten den
vloer met bossen hooi en spreidden daarover lakens en legden daarop
dertig kinderen in rijen te slapen alsof het kleine kalfjes waren.
Miss Matthews en een nurse gingen met hen mee en gaven alle kinderen
warme melk te drinken, zoodat zij binnen een half uur even vredig
sliepen alsof zij in hun eigen kribje lagen.

Maar intusschen verkeerden wij in het John Grier Home in doodsangst.
De eerste vraag van den dokter was bij zijne komst geweest:

"Zijn de kinderen geteld? Weet U zeker dat ze er allemaal zijn?"

"Wij hebben ons in elke slaapkamer er van overtuigd dat er niemand
meer in was, voordat wij er uitgingen", antwoordde ik.

Waarlijk, ze konden in die verwarring onmogelijk geteld worden. Een
twintigtal jongens waren nog in de slaapkamers om onder leiding van
Percy Witherspoon de kleeren en meubels te redden, terwijl de oudste
meisjes rijen schoenen sorteerden en er de kleintjes van trachtten te
voorzien, die blootsvoets rondliepen en jammerlijk huilden.

Nadat wij nu ongeveer zeven auto's met kinderen vol hadden geladen en
weggestuurd, vroeg de dokter plotseling:

"Waar is Allegra?"

Hierop ontstond een vreeselijk zwijgen. Niemand had haar gezien. Toen
stond plotseling Miss Snaith op en gilde het uit. Betsy pakte haar
bij haar schouders beet en schudde haar hevig heen en weer.

Het bleek dat zij meende, dat Allegra verkouden was en daarom had zij
haar kribje uit de frissche lucht-nursery naar de voorraadkamer
gebracht. En daarna had zij het geval vergeten.

Welnu, je weet waar onze bergplaats is. Wij keken elkaar verslagen
met doodsbleeke gezichten aan. Op dat oogenblik stond de heele
oostelijke vleugel in lichte laaie en ook de trap naar de derde
verdieping brandde. Het scheen onwaarschijnlijk, dat het kind nog in
leven was. De dokter was de eerste die zijn tegenwoordigheid van
geest herkreeg. Hij pakte een natte deken beet, die als een
doorweekte massa op den grond van de hall lag en sprong de trap op.
Ik vloog uit huis en riep de brandweerlui op het dak. Het venster van
onze voorraadkamer was te klein voor een man om er door te kruipen.
De brandweerlieden hadden het ook niet geopend, uit angst, dat
daardoor tocht zou ontstaan.

Ik kan niet beschrijven, wat er in de volgende huiveringwekkende
oogenblikken gebeurde. De trap van de derde verdieping viel krakend
uiteen en werd door een vlammenzee verslonden, ongeveer vijf minuten
nadat de dokter erover was gegaan. Wij hadden alle hoop hem ooit weer
te zien, al opgegeven, toen plotseling een kreet onder de menigte op
het grasveld opging. De dokter verscheen aan een der vensterramen aan
de voorzijde van het huis en riep een der brandweerlui toe om een
ladder op te stellen. Toen verdween hij weer en het scheen ons toe
dat de ladder nooit zou komen, maar ten slotte kwam ze toch en twee
mannen beklommen haar. Door het openen van het raam was een windvlaag
ontstaan en de lui werden bedwelmd door de groote rookwolken, die uit
het huis naar buiten woeien. Na een eeuwigheid verscheen de dokter
opnieuw met een wit bundeltje in zijn arm. Hij reikte het den mannen
toe. Toen wankelde hij en verdween weer in het huis.

Ik weet niet wat er daarna gebeurde. Ik wendde mij af en sloot mijn
oogen. Op de een of andere manier wisten zij hem uit het huis te
krijgen en halfweg de ladder af. Toen lieten zij hem glijden. Hij was
bewusteloos door de vele rook, die hij had ingeademd en de ladder was
erg glibberig door het gesmolten ijs en vreeselijk wankelend. Hoe dan
ook, hij lag op den grond toen ik weer bij kwam, terwijl de heele
groep menschen aan het heen en weer draven was. Iemand riep, dat zij
hem lucht moesten geven.... Eerst dachten zij dat hij dood was.
Maar Dr. Metcàlf uit het dorp onderzocht hem en verklaarde, dat hij
zijn been en twee ribben had gebroken en overigens geen andere
kwetsuren opgedaan had, naar het scheen. Hij was nog steeds
bewusteloos toen zij hem naar huis reden, op twee kindermatrassen die
de jongens uit de ramen gegooid hadden en waarop men hem op den wagen
waarmede de ladder was gekomen, gelegd had.

En de rest van ons, die achter was gebleven, ging met het werk door
alsof er niets was gebeurd. Het vreemde van deze schijnbare
onverschilligheid is te verklaren als je nagaat, dat er overal
zooveel te doen was, dat je geen vrij oogenblik had om na te denken
en de heele toedracht van het geval dus ook eerst later begreep.

De dokter had, zonder ook maar één oogenblik te aarzelen, zijn
leven gewaagd om Allegra te redden. Het is het dapperste, wat ik ooit
heb gezien en toch nam deze heele zaak maar vijftien minuten van dien
vreeselijken nacht in beslag en was het toen slechts een klein
voorval.

En hij redde Allegra. Zij kwam met verwarde krullen en een glimlach
van allerliefste verbazing over dat nieuwe spelletje van kiekeboe uit
de deken te voorschijn. Zij schaterde het uit! De redding van dat
kind is werkelijk een wonder. Een paar meter van haar bedje
verwijderd had de muur al vlam gevat maar dank zij de windrichting
was haar kamertje gespaard gebleven. Indien Miss Snaith wat meer met
frissche lucht had opgehad en het venster open had gelaten, zou het
kind omgekomen zijn, maar gelukkig is Miss Snaith geen liefhebster
van buitenlucht en gebeurde er geen ongeluk. Als wij Allegra hadden
verloren, weet ik, dat ik er mij eeuwig een verwijt van zou hebben
gemaakt dat ik geweigerd had, dat zij door de Bretlands werd
aangenomen en ik ben ervan overtuigd, dat ook Sandy daarvan het
grootste verdriet gehad zou hebben.

Ondanks al wat wij verloren hebben, ben ik toch dankbaar als ik aan
de vreeselijke oogenblikken denk, die wij hebben doorgemaakt. Die
afgrijselijke zeven minuten, dat de dokter op de brandende verdieping
was, bracht ik in angst en vreeze door, telkens het ergste
verwachtend.

Maar ik zal trachten je alles geregeld verder te vertellen. De
brandweer en de vrijwilligers (vooral de chauffeur en de stalknechten
van Knowltop) werkten dien heelen nacht dapper door en onze nieuwste
negerkokkin, die een juweel in haar soort is, kwam op het prachtig
idee om een groote ketel koffie te zetten. De noncombattanten
schonken dit den brandweerlui in als ze elkaar aflosten om een paar
minuten uit te rusten, en het hielp uitstekend.

De rest van de kinderen konden wij in verscheidene gastvrije huizen
onderbrengen, met uitzondering van de oudere jongens, die den heelen
nacht hard doorploeterden. Het was heusch aardig om te zien hoe de
heele buurt aan kwam loopen om ons te helpen. Menschen, van wie wij
niet eens dachten, dat hun het gesticht bekend zou zijn, boden nu in
het holst van den nacht hun huis ter onzer beschikking aan. Zij namen
de kinderen tot zich, gaven hun een warm bad en een warm bord soep te
eten en stopten ze in bed. Voor zoover ik kan nagaan, heeft nog geen
van mijn 107 pleegkinderen last gehad van hun rondhuppelen op bloote
voetjes op den natten grond, zelfs niet de kinkhoestgevallen.

Het was al klaarlichten dag voordat het vuur zoodanig was getemperd,
dat we konden nagaan, wat er van het gebouw behouden was gebleven.

Mijn vleugel is absoluut gespaard gebleven, hoewel hij een beetje van
den rook heeft geleden en de hoofdingang is ook haast heelemaal
behouden tot de middelste trap toe. Maar al het andere is verkoold en
heeft door het water te lijden gehad. De oostelijke vleugel is een
zwarte, daklooze puinhoop. Je gehate zaal F, lieve Judy, is voor
altijd verloren. Ik wou dat jij die kamer even goed uit je geheugen
zou kunnen verbannen als ze thans van de aarde is verdwenen. In elk
opzicht is het oude John Grier Home nu voor goed verdwenen.

Ik moet je ook iets grappigs vertellen. Ik zag nog nooit zooveel
humoristische dingen als in dien ongeluksnacht. Toen iedereen in
volslagen négligé werkte (de meesten in pyama's of ulsters en allen
zonder boord), kwam daar de WelEd. Gestr. opdagen in onberispelijk
tenu, geschikt om naar een afternoon tea te gaan. Hij droeg zelfs een
parel in zijn das en witte slopkousen! Maar hij was inderdaad
buitengemeen behulpzaam en bood ons zijn heele huis aan. Ik liet hem
derhalve Miss Snaith, in uiterst overspannen zenuwtoestand, derwaarts
transporteeren, met het gevolg dat haar geschokte zenuwen hem dien
heelen nacht zòò in beslag namen, dat hij onmogelijk nogeens bij
ons kon komen.

Ik zal je nu geen verdere bijzonderheden meedeelen. Nog nooit in mijn
leven heb ik me zoo uitgeput gevoeld, maar heusch, Judy, er bestaat
geen enkele reden om je reis af te breken.

Zaterdagmorgen in de vroegte waren hier al vijf regenten tegenwoordig
en wij allen werkten ons gek om de dingen op orde te krijgen. Onze
kinderen zijn op het oogenblik over het heele stadje verspreid, maar
wees niet bang, we weten heel goed, waar ze ondergebracht zijn en
geen enkel schaap zal verloren raken. Ik wist niet, dat menschen, die
absoluut vreemden voor je zijn, zoo lief kunnen wezen, en mijn
eerbied voor het menschelijk ras stijgt met elke minuut.

Den dokter heb ik nog niet gezien. Ze hebben naar New York om een
chirurg geseind om zijn been te zetten. De breuk was vrij ernstig en
er zal heel wat tijd mee heen gaan voor hij weer de oude is. Ze
denken niet dat er nog inwendige verwondingen zijn hoewel hij er
leelijk aan toe is. Zoodra ik hem mag bezoeken, zal ik je uitvoerig
schrijven, maar nu moet ik werkelijk eindigen, als ik wil dat deze
brief nog met de mail van morgenochtend meegaat.

Dag Judy, wees maar niet bezorgd! Alles komt wel op zijn pootjes
terecht! En bovendien zijn er nog verschillende gelukjes aan dit
ongeluk verbonden. Maar daarover morgen!

                                       Sallie.


P.S. Lieve deugd, daar komt een auto met J. F. Bretland!


                                       John Grier Home,
                                       14 Januari.

Lieve Judy,

Hoe vind je dit?!:

J. F. Bretland heeft een beschrijving over onzen brand in een New
Yorksche krant gelezen en is in doodsangst hierheen getuft. Zijn
eerste vraag, toen hij over onzen verkoolden drempel schreed, was:
"Is Allegra gered?"

"Ja", antwoordde ik.

"Goddank", zuchtte hij en viel in een stoel neer.

"Dit is geen plaats voor kinderen", vervolgde hij ernstig, "en ik ben
hierheen gekomen om haar mee te nemen, Ik neem de jongens ook",
voegde hij er haastig aan toe, voordat ik tusschen beide kon komen.
"Ik heb met mijn vrouw het geval besproken en wij zijn tot de
conclusie gekomen, dat wij er net zoo goed drie als één kunnen
aannemen, nu wij toch die zorg willen hebben".

Ik bracht hem naar de bibliotheek, waar mijn kleine familie sinds den
brand is geïnstalleerd en toen ik tien minuten later voor een
conferentie met de regenten werd weggeroepen, liet ik J. F. B. met
zijn dochter op zijn knie en de twee jongens tegen hem aangeleund als
den gelukkigsten vader op de wereld achter.

Dus zie je dat onze brand ons een groot geluk heeft gebracht, want nu
zijn deze drie kinderen voor altijd verzorgd. Het is haast het
verlies waard.

Maar ik geloof dat ik je nog niet verteld heb hoe de brand is
uitgebroken. Er zijn nog zooveel dingen waarover ik je nog niet heb
geschreven, dat ik al bij de simpele gedachte schrijfkramp krijg. Wij
hebben nu ontdekt dat Sterry deze week een dag onze gast is geweest.
Na een dronkemansgelag in de kroeg keerde hij naar onze wagenschuur
terug, klom door het raam en stak een kaars aan. Hij maakte het zich
daar gemakkelijk en viel in slaap. Waarschijnlijk heeft hij vergeten
de kaars uit te blazen, in elk geval vatte de schuur vlam en kon
Sterry er nog net bijtijds uit komen. Hij ligt nu in het ziekenhuis
in de stad, badend in zoete olie en vol smart zijn pijnlijk aandeel
in het ontstane onheil betreurend.

Ik ben blij dat het huis zoo goed tegen brand was verzekerd, het
geldelijk verlies zal dus niet zoo bijster groot zijn en wat het
andere betreft, daarover valt in het geheel niet te treuren. Op het
oogenblik zie ik slechts winst in de groote verandering, met
uitzondering van het ongelukkig voorval met onzen armen dokter.
Iedereen is allerliefst voor ons. Heusch Judy, ik wist niet dat
menschen zoo welwillend en vriendelijk konden zijn. Heb ik ooit iets
slechts van regenten gezegd? Dan trek ik dadelijk elk boos woord
terug. Vier van hen kwamen dadelijk den morgen na den brand uit New
York over en alle regenten, die hier in de buurt wonen, doen wat zij
kunnen. Zelfs de WelEd. Gestr. is zoo verdiept in het bestudeeren van
den gedachtengang van de vijf gestichtskinderen, die bij hem inwonen,
dat hij het ons tot nu toe geen oogenblik lastig heeft gemaakt.

De brand brak in den nacht tusschen Vrijdag en Zaterdag uit en ten
volgenden Zondag moedigden de dominés in alle kerken de gemeente
aan, om een of twee kinderen drie weken te gast te vragen tot het
gesticht weer op orde zou zijn.

Het was heerlijk om de uitwerking van die woorden te zien. Binnen een
half uur waren alle kinderen uit logeeren gevraagd en denk eens aan,
wat dat niet voor de toekomst belooft! Van nu af aan stelt elk van
die families persoonlijk belang in ons gesticht. En begrijp ook eens,
wat dat voor de kinderen wil zeggen! Die zien nu hoe een werkelijke
familie leeft en voor het eerst zullen dozijnen van hen den drempel
van een particulier huis overschrijden.

Wat de naaste toekomstplannen aangaat, kan ik je nog iets vertellen.

De Societeit heeft hier een gebouw, dat zij 's winters nooit gebruikt
en dat zij heel beleefd ons voor dien tijd heeft aangeboden. Het
grenst aan het land achter ons huis en wij maken het nu bewoonbaar
voor veertien kinderen met Miss Matthews aan het hoofd. Daar onze
eetzaal en keuken gespaard zijn gebleven, kunnen zij daar komen om te
eten en te leeren en het is uitstekend, dat zij een half uur moeten
loopen, voordat zij naar bed gaan.

Dan heeft die aardige moederlijke Juffrouw Wilson, die naast den
dokter woont en zoo goed voor Loretta is geweest, erin toegestemd om
nog vijf kinderen onder haar hoede te nemen voor $ 4. elk per week.
Ik stuur de meest belovende oudere meisjes, die huishoudelijken
aanleg hebben getoond en die het prettig zouden vinden om eens in een
gewoon gezin te leeren koken, naar haar toe. Juffrouw Wilson en haar
man vormen zoo'n prachtig paar in hun spaarzaamheid en eenvoud en
liefde, dat ik werkelijk geloof, dat het goed zal zijn voor onze
kinderen om met hen eenigen tijd om te gaan. Het is een leerschool
voor de plichten en deugden van de huisvrouw.

Ik zei je het al, dat de menschen van Knowltop in dien vreeselijken
nacht 47 van de allerkleinsten bij zich in huis hebben genomen en je
weet geloof ik eveneens, dat de gasten, inplaats van gezellig te
soupeeren, hun handen uit de mouwen staken om ons te helpen. Wij
verlosten hen den volgenden dag van 36 kinderen maar nog altijd
hebben zij er elf over. Heb ik ooit Mr. Knowltop een ouden brombeer
gescholden? Ik neem dat woord terstond terug en ik vraag nederig
excuus daarvoor. Hij is zoo zacht als een lammetje. Wat denk je wel
dat die gezegende man deed nu wij in de penarie zitten? Hij heeft een
leegstaand huis voor onze babies ingericht, heeft zelfs een
geroutineerde Engelsche kindermeid aangenomen om de leiding op zich
te nemen en geeft ons nog daarbij de prachtige melk uit zijn
modelboerderij cadeau! Hij beweert dat hij jaren lang erover heeft
gedacht, wat hij toch met die melk moet doen, daar hij ze onmogelijk
verkoopen kan, want dan zou hij er een dubbeltje per kwart liter op
verliezen.

De twaalf oudere meisjes van slaapkamer A heb ik in de nieuwe
tuinierswoning gezet. De arme Turnfelts, die er juist twee dagen van
hebben genoten, zijn naar het stadje verwezen. Maar ze zouden toch
niet voor de kinderen willen zorgen en ik had die ruimte noodig. Drie
of vier van deze meisjes zijn als onbruikbaar door pleegouders
teruggestuurd en hebben nu uiterst goede leiding noodig. Wat denk je
dus dat ik gedaan heb? Ik telegrafeerde aan Helen Brooks, dat zij die
uitgevers moet laten schieten en daarvoor in de plaats de zorg voor
deze meisjes op zich moet nemen. Je begrijpt dat zij daar prachtig
mee zal omspringen. Zij nam het voorloopig aan. De arme Helen is zoo
beu van het contractleven, dat zij alles voortaan op de proef
wenscht.

Voor de oudere jongens is iets buitengewoon heerlijks gebeurd. Wij
kregen een gift uit dankbaarheid van J. F. Bretland. Hij bezocht den
dokter om hem voor de redding van Allegra persoonlijk te bedanken.
Zij hadden een lang gesprek over de behoeften van het gesticht en
toen J. F. B. terugkwam, overhandigde hij mij eene chèque van $
3000.-- om het Indianenkamp op een degelijke basis bouwen. Hij en
Percy en de dorpsarchitect hebben teekeningen gemaakt en naar wij
hopen zullen onze dapperen binnen twee weken het winterkwartier
betrekken.

Wat kan het mij schelen dat het oude John Grier Home eraan is gegaan
nu mijn 107 kinderen in zoo'n vriendelijke wereld belanden!


                                       Vrijdag.

Ik veronderstel dat het je verwondert, dat ik je niets over den
toestand van den dokter meedeel. Ik kan je echter geen informaties
uit de eerste hand geven, want hij weigert mij te ontvangen. Toch
heeft hij al iedereen, behalve mij, bij zich gezien -- Betsy,
Allegra, Mevrouw Livermore, Mijnheer Bretland, Percy, verschillende
regenten.... Allen berichten dat hij zoo goed vooruitgaat als maar
verwacht kan worden van iemand met twee gebroken ribben en een
fractura fibulae, dat is, geloof ik, de medische uitdrukking voor
zijn gebroken been. Hij vindt het niet prettig dat voor hem veel
drukte wordt gemaakt en bedankt ervoor, als held te figureeren. Ik,
als dankbaar hoofd van dit gesticht riep verschillende gelegenheden
te te hulp om hem officieel te bedanken, maar steeds werd ik aan de
deur afgescheept met de boodschap, dat hij juist sliep of dat hij
niet gestoord wenschte te worden. De eerste twee keeren geloofde ik
dat Miss MacGurk dit op eigen houtje deed, maar nu weet ik wel beter.
Toen dus onze kleine meid aan de beurt kwam om haar onschuldig "dag,
dag" te zeggen tegen den man die haar het leven redde, vroeg vroeg ik
Betsy, haar naar den dokter te geleiden.

Ik weet heusch niet wat dien man bezielt. Hij was de laatste weken
juist heel aardig tegen mij, maar als ik nu iets van hem weten wil,
moet ik Percy er heen sturen om het te hooren. Ik vind dat hij, al
wenscht hij me persoonlijk niet te zien, me toch ontvangen moet als
directrice van het gesticht. Maar daarover zijn wij het nu al lang
eens. Sandy is een Schot!

* * * * *

Later. Het zal een fortuin aan postzegels kosten om dezen brief naar
Jamaica te verzenden, maar ik wil graag dat je van alles op de hoogte
bent en er is sedert de stichting in 1876 nog nooit zoo iets
opzienwekkends gebeurd. Deze brand heeft ons zulk een schok gegeven,
dat wij jaren lang er wakker van zullen blijven. Ik geloof dat elk
gesticht om de 25 jaar tot den bodem toe af moet branden, om los te
raken van al die ouderwetsche instellingen en verouderde begrippen.
Ik ben zoo blij dat wij Jervis' geld niet den vorigen zomer voor de
verbouwing hebben uitgegeven. Het zou vreeselijk naar zijn als al die
verbeteringen nu vernietigd waren geweest. Van het geld van John
Grier kan het mij niet zoo erg schelen sedert ik heb gehoord, dat hij
dat verdiend heeft met het patent op een medicijn, hetwelk volgens
hooren zeggen opium bevatte.

Wat het overschotje van ons betreft, dat door den brand hier werd
achtergelaten, wel, wij leven hier heel gezellig in het bewoonbare
deel van het huis en wij hebben ruimte genoeg aan de eetzaal en de
keuken. En later kunnen wij plannen voor de toekomst maken.

Begrijp je nu wat er met ons is gebeurd? De goede God heeft mijn bede
verhoord en het John Grier Home leeft in kleine groepje in aparte
huizen.

                                       Je met werk overladen
                                       S. McBride.


                                       John Grier Home,
                                       16 Januari.

Lieve Gordon,

Hou je nu alsjeblieft kalm en laat de dingen nu niet erger schijnen
dan ze zijn. Het is natuurlijk onmogelijk voor mij om het gesticht op
dit oogenblik op te geven. Je moest inzien, dat ik mijn kinderen
onmogelijk kan achterlaten, nu ze me juist zoo vreeselijk noodig
hebben. En ik ben ook niet van plan om die idiote philantropische
neigingen eraan te geven. (Je ziet, hoe jouw uitdrukkingen me nu nog
beheerschen).

Je hebt heelemaal geen reden om boos te zijn. Ik overwerk me
heelemaal niet, integendeel, ik houd van deze drukte. Ik ben nog
nooit zoo werkzaam en zoo gelukkig geweest als nu. De dagbladen maken
van dien brand een groot voorval, waarmee ze veel kolommen kunnen
vullen en die plaat van mij met een baby onder elken arm berust op
reine fantasie. Een of twee kinderen hebben keelontsteking en onze
arme dokter ligt in gipsverband, maar goddank, wij zijn allen
springlevend en van plan dit nog vele jaren te blijven.

Ik kan je nu geen bijzonderheden meedeelen. Ik heb er werkelijk geen
tijd voor. En kom alsjeblieft niet. Later, als de dingen op orde
zijn, moeten wij een gesprek over ons beiden hebben, maar eerst moet
ik tijd hebben om daarover te denken.

                                       S.


                                       21 Januari.

Lieve Judy,

Helen Brooks heeft op een onberispelijke wijze de leiding over onze
andere meisjes op zich genomen. Het is het moeilijkste werk dat ik
haar had kunnen geven, maar zij doet het graag. Ik geloof dat zij een
waardevolle aanvulling van onzen staf zal zijn.

En ik vergat je ook nog over Punch te schrijven. Toen de brand hier
was uitgebroken, stonden die twee aardige dames, die hem den zomer
bij zich hebben gehad, juist op het punt om den trein naar
Californië te pakken. Zij namen hem eenvoudig onder haar arm met
haar bagage mee en reden met hem weg; en dus zal Punch den winter in
Pasadena doorbrengen. Ik vermoed dat ze hem wel voor goed zullen
houden. Begrijp je hoe blij ik met al deze voorvalletjes ben?

Later. -- Die arme eenzame Percy heeft juist den avond met mij samen
doorgebracht, omdat hij veronderstelt dat ik zijn smart begrijp.
Waarom moet ik in staat zijn om een ieders verdriet te begrijpen? Het
is erg moeilijk om medegevoel uit een leeg hart te pompen. De arme
jongen is op het oogenblik erg terneergeslagen, maar ik geloof dat ik
hem, met Betsy's hulp, er wel doorheen zal helpen. Hij is op het punt
op Betsy verliefd te raken, maar hij weet dat zelf nog niet. Nu is
hij in het stadium aangeland, dat hij in eigen verdriet zwelgt; hij
voelt zichzelf als een held in een treurspel, als een man, die door
het leven zwaar is beproefd. Maar ik heb opgemerkt dat hij altijd
vriendelijk zijn diensten aanbiedt zoodra Betsy maar in de buurt is,
onverschillig wat zij te doen heeft.

Gordon seinde mij vandaag, dat hij morgen komt. Ik ben doodsbang voor
dat onderhoud en ik weet zeker dat er een uitbarsting zal komen. Hij
schreef mij den dag na den brand en vroeg mij "dat gesticht te laten
stikken" en dadelijk met hem te trouwen, en nu komt hij hier om dat
nader te bespreken. Ik kan hem niet aan het verstand brengen, dat ik
er niet toe wil overgaan met allerliefste onnoozelheid de leiding van
107 kinderen in den steek te laten, juist op het oogenblik dat ik het
hardst noodig ben. Ik deed mijn best om hem van hier weg te houden,
maar helaas, als ieder ander van zijn sexe is hij koppig als een
muilezel. O, Judy, ik weet niet wat er nu weer gebeuren moet. Ik wou
dat ik, een oogenblikje maar, in de toekomst kon zien.

De dokter ligt nog altijd in het gips en ik hoor dat het hem goed
gaat, hoewel hij erg brommerig is. Hij mag nu elken dag wat opzitten
en een zorgvuldig uitgezochte schare van bezoekers ontvangen. Mrs.
MacGurk sorteert die luidjes aan de deur en stuurt die, welke zij
niet genegen is, naar huis terug.

Dag Judy. Ik zal je gauw meer schrijven maar ik ben nu zoo slaperig
dat mijn oogen haast dicht vallen. Ik moet nu beslist naar bed om
bestand te zijn tegen de 107 moeilijkheden van morgen.

Hartelijke groeten aan alle Pendletons,       S. McB.


                                       22 Januari.

Lieve Judy,

Deze brief heeft niets te te maken met het John Grier Home. Het gaat
hierbij alleen om Sallie McBride.

Herinner je je, dat wij het laatste universiteitsjaar de brieven van
Huxley hebben gelezen? In dat boek staat een zin, die sedert steeds
in mijn geheugen is gebleven: "Er is in ieders leven een Kaap Hoorn,
waarbij iemand het gevaar overwint of ondergaat". Dat is afgrijselijk
waar en het verdrietige is, dat je je Kaap Hoorn niet altijd kunt
herkennen als je haar ziet. Je moet soms in zwaren mist zeilen en
vóór je het weet, ga je onder.

Ik heb in de laatste dagen gemerkt, dat ik de Kaap Hoorn van mijn
eigen leven had ontdekt. Ik begon mijn verloving met Gordon eerlijk
en vol hoop, maar langzamerhand ben ik hoe langer hoe meer
wantrouwend geworden, wat het eind van het liedje betrof. Het meisje
waarop hij verliefd is, is niet de IK, die ik wil zijn, maar de IK,
die ik dit jaar heb trachten te verdrijven en ik weet niet zeker, of
ze ooit werkelijk heeft bestaan. Gordon verbeeldt zich dat ze
bestaat. In elk geval is ze er nu niet meer en de eenige goede en
faire oplossing voor hem en voor mij was, om onze verbintenis te
verbreken.

Er bestaat nu niet langer een band tusschen ons tweeën. Wij zijn
slechts vrienden. En nog steeds begrijpt hij mij niet. Hij meent dat
als ik slechts belang in zijn leven zou stellen, wij beiden gelukkig
konden zijn. Natuurlijk stel ik belang in hem als hij bij mij is. Ik
spreek over dingen waarover hij graag hoort spreken, en hij vermoedt
niet dat een groot deel van mijn wezen (het grootste deel van mijn
zijn) hem op geen enkel punt ontmoet. Ik speel een beetje remedie als
ik bij hem ben. Ik ben dan niet mijzelf en als ik dagelijks met hem
zou moeten omgaan, zou ik altijd moeten blijven comedie spelen. Hij
verwacht van mij dat ik zijn gezicht zal bestudeeren en zal lachen
wanneer hij lacht en mijn wenkbrauwen fronsen wanneer hij hiervoor
het sein geeft en hij begrijpt maar niet, dat ik evengoed als hij een
persoonlijkheid ben.

Ik kan mij in de wereld bewegen. Ik kleed mij goed, ik kan goed
toehooren en ook goed zelf praten, dus zou ik een ideaal huisvrouw
voor een politicus zijn. En daarom houdt hij van mij.

In elk geval zag ik plotseling met afschrikwekkende duidelijkheid,
dat ik, als ik zoo doorging, een paar jaar later in hetzelfde geval
zou verkeeren als Helen Brooks nu. Zij is voor mij een veel beter
voorbeeld van het huwelijksleven dan jij, lieve Judy. Ik geloof dat
zulke menschen als jij en Jervis gevaarlijk zijn voor de samenleving.
Jullie zien er zoo gelukkig en tevreden uit, dat je er een
onschuldige toeschouwster toe brengt om weg te rennen en den eersten
den besten man op te pikken, die zich voordoet. En dat is dan altijd
de verkeerde man.

Nu hebben Gordon en ik voor het laatst en definitief gekibbeld. Ik
zou graag in vrede van hem gescheiden zijn, maar in verband met zijn
temperament (en ik moet toegeven, het mijne ook) hadden wij een
groote vulkanische uitbarsting. Hij kwam hier gistermiddag nadat ik
hem had geschreven niet te komen en wij wandelden over Knowltop drie
en een half uur heen en weer over den winderigen moerasgrond en
legden daarbij ons wezen tot de diepst verborgen plekjes bloot.
Niemand kan ooit zeggen dat die breuk door het elkaar niet kennen
ontstond.

Het eindigde met Gordons afscheid. Toen ik hem zag heengaan en achter
de heuvels verdwijnen en tot de ontdekking kwam, dat ik vrij en
alleen was, mijn eigen meesteres, o Judy toen voelde ik me ook
goddelijk verlicht en gelukkig! Ik kan je dat niet zeggen! Ik geloof
niet dat een gelukkig getrouwde vrouw ooit zal begrijpen hoe
verrukkelijk _alleen_ ik toen was. Ik wilde mijn armen uitbreiden en
de heerlijke wijde wereld omhelzen, die mij nu plotseling
toebehoorde. O, het is zoo'n heerlijke verlossing, dat dat nu
eindelijk geregeld is! Ik ontdekte de waarheid op dien nacht toen de
brand uitbrak en toen ik een nieuw John Grier huis zag verrijzen,
waarin mijn plaats niet meer zou wezen. Een vreeselijke afgunst
knaagde aan mijn hart. Ik kon het niet meester worden. En gedurende
die vreeselijke oogenblikken, toen ik dacht dat we onzen dokter
hadden verloren, zag ik wat zijn leven beteekende en hoe veel meer
waarde dat leven had dan dat van Gordon en ik wist toen, dat ik den
dokter niet alleen kon laten. Ik moest hier blijven om alle plannen
uit te voeren, die wij samen hadden opgemaakt.

Het lijkt dat ik je niets dan een woordenvloed schrijf, maar ik ben
zoo vol van overstelpend enthousiasme! Ik zou willen spreken en
spreken, alleen om mijn hart uit te kunnen storten. En ik stond daar
alleen in het schemerlicht van dien winterdag en haalde diep adem en
voelde me zoo heerlijk, zoo goddelijk vrij, en toen holde ik de
heuvels af en liep al zingend door het land. Eigenlijk is het
schandelijk, als je bedenkt dat ik met een gebroken hart naar huis
behoorde te keeren. Ik dacht geen oogenblik aan dien armen Gordon,
die diep bedroefd naar het station stapte.

Toen ik het huis binnentrad, werd ik door de vroolijke stemmetjes van
de kinderen begroet, die op hun avondeten wachtten. Dat waren mijn
kinderen en in een plotselinge ontroering trek ik de drie, die het
dichtst bij mij stonden, naar mij toe en drukte ze aan mijn hart.
Plotseling was er zoo'n nieuw leven voor mij open gegaan, alsof ik
uit de gevangenis trad en mij vrij wist. Ik had het gevoel
alsof... neen, ik zal zwijgen, ik wenschte, dat je de heele
waarheid kon weten. Laat Jervis dezen brief vooral niet lezen, maar
zeg hem op kalme wijze wat er eigenlijk in staat.

Het is nu middernacht en ik zal trachten in te slapen. Het is
heerlijk dat ik nu niet behoef te trouwen met iemand, met wien ik
niet wil trouwen. Ik ben blij dat de kinderen me noodig hebben en dat
Helen Brooks hier is en ik ben ook blij, dat die brand is
uitgebroken. O, ik ben met alles zoo blij en ook met den brand,
waardoor ik het gevaar kon inzien. In mijn familie is tot heden nog
nooit een scheiding voorgekomen en ze zouden het vreeselijk vinden
als daarop een uitzondering werd gemaakt.

Ik weet dat ik afschuwelijk egoïst ben. Ik behoorde nu aan het
verdriet van dien armen Gordon te denken, maar heusch, ik moest
comedie spelen als ik zou willen voorgeven, dat ik daarover werkelijk
treurde. Hij zal wel iemand anders vinden met net zulk eigenaardig
haar als het mijne, die net zoo'n geschikte huisvrouw voor een
staatsman zou zijn en die niet behebt is met die verdoemde moderne
nonsens-ideeën over de politiek en rechten van den mensch en
eerlijkheids-begrippen en vrouwenvrijheid en den overigen onzin,
waarover de tegenwoordige generatie van vrouwen bij voorkeur gelieft
te raaskallen. (Ik haal slechts aan, waarbij ik de uitdrukkingen van
den teleurgestelden jongen man wat verzacht).

Nacht, lieve menschen. O, wat zou ik het heerlijk vinden om nu bij je
aan de baai te staan en over de blauwe, blauwe zee te staren.

                                       Addio!
                                       Sallie.


                                       27 Januari.

Waarde Dr. MacRae,

Zou dit briefje u misschien in wakenden toestand aantreffen?

Wellicht weet u niet dat ik u viermaal heb opgezocht, om u op mijn
allerliefste wijze te bedanken en troost aan te bieden voor de
opgedane breuken. Het heeft mij waarlijk ontroerd toen ik hoorde, dat
Mrs. MacGurk den heelen dag in beslag wordt genomen door het aannemen
van bloemen en gelei en soepjes en gebraden duifjes, geschonken door
de bewonderende dames van deze streek aan den brommerigen held in het
gipsverband. Ik weet dat u een stevigen Zuidwester van meer waarde
acht dan een aureool, maar ik dacht werkelijk dat u mij nog een
beetje anders beoordeelde dan de bewuste hysterische dametjes. U en
ik waren vrienden (wel eens met ruzie-tusschenpoozen) en hoewel er
een paar bijzonderheden achter ons liggen, die beter niet in ons
leven hadden moeten voorkomen, zie ik niet in, dat wij daarom den
heelen omgang met elkaar zouden moeten afbreken. Kunnen wij niet zoo
verstandig zijn om het verleden als afgedaan te beschouwen?

De brand heeft te weeg gebracht dat zooveel menschen vriendelijkheid
aan den dag legden. Ik wenschte, dat dat ook bij u het geval was.
Sandy. Ja, ik ken mijn vriend door en door. Je mag voor de heele
wereld als brommerig en hard en onmenschelijk, als een SCHOT, je
voordoen, toch kun je mij niet voor den gek houden. Mijn in den
laatsten tijd zeer geoefend psychologisch oog heeft je gedurende tien
maanden bestudeerd en ik heb tot het diepste binnenkamertje van je
hart gekeken. Je bent zacht en vriendelijk en medelijdend en
verstandig en vergevingsgezind en groot in je denken en voelen. Dus
wees alsjeblieft ook de volgende keer, dat ik je kom opzoeken, te
spreken en wij zullen dan een geduchte operatie in den tijd, die
achter ons ligt, maken en vijf maanden amputeeren.

Herinner je je nog dien Zondagmiddag toen wij samen autoden en zoo'n
pret hadden? Wel, dat is nu gisteren geworden!

                                       Sallie McBride.


P.S. Als ik me verneder om u nog eens op te zoeken, vernedert u u dan
dermate, dat u me ontvangen wilt, want ik verzeker u, dat ik het nu
voor de laatste maal beproef. Ook kunt u gerust zijn: ik zal niet in
tranen uitbarsten of pogingen doen om uw hand te kussen, zooals ik
vernam dat een adoreerende dame deed.


                                       John Grier Home,
                                       Donderdag.

Waarde vijand,

Nu ziet u dat ik u zeer goed gezind ben. Als ik u met MacRae
aanspreek, houd ik niet van u en als ik u als mijn vijand betitel,
doe ik het wel.

Sadie Kate bracht mij uw briefje en het is werkelijk zeer goed
geschreven, in aanmerking genomen dat het met uw linkerhand
geschiedde. Ik dacht op het eerste gezicht, dat het van Punch was!

U kunt me morgen om vier uur verwachten, maar zorg er voor dat u
wakker bent. Ik ben blij, dat u ook vindt, dat wij vrienden zijn.
Werkelijk, ik heb het gevoel alsof ik iets zeer kostbaars, dat ik
eerst door onachtzaamheid heb verloren, heb teruggewonnen.

                                       S. McB.


P.S. Java vatte op den nacht van de brand kou en heeft nu kiespijn.
Hij zit met zijn hand onder zijn wang als een klein, ziek kindje, en
treurt.


                                       Donderdag 29 Januari.

Lieve Judy,

Dat moeten tien vreeselijk slordige velletjes geweest zijn, die ik je
de vorige week zond. Heb je mijn bevel opgevolgd en mijn brief
verbrand? Ik zou het niet prettig vinden, die woeste uitingen
tusschen mijn correspondentie te houden. Ik weet dat mijn
gedachtengang zelfzuchtig, schandalig, ja, zelfs shocking is, maar je
kunt niet altijd voor je gevoel instaan. Meestal wordt verloofd-zijn
als een aangename emotie beschouwd, maar het haalt niet bij de
heerlijk ongedwongen vroolijkheid en vrijheid van het niet-verloofd
zijn. Ik verkeerde in de laatste maanden in een verbazend prikkelbare
stemming en nu is alles goddank in orde gekomen en niemand was ooit
gelukkiger met zijn ongehuwden staat dan ik nu.

Hoe langer hoe meer kom ik tot het inzicht, dat onze brand een goed
werk van de voorzienigheid was. Het was de juiste oplossing om een
nieuw John Grier Home op te richten. Wij hebben al stapels plannen
voor cottage-woningen. Ik houd het meest van grijs pleister, Betsy
neigt naar baksteen over en Percy houdt van huizen uit ruwe
boomstammen opgetrokken. Ik weet niet waaraan onze arme dokter de
voorkeur geeft. Olijfgroen met een pannen dak schijnt zijn
geliefkoosde woningstijl te zijn.

En wat zullen onze kinderen met tien afzonderlijke keukens prachtig
leeren koken! Ik kijk nu al naar tien lieve huismoedertjes uit, die
onze kinderen kookles kunnen geven. Eigenlijk zou ik er elf moeten
hebben, want een zal er voor Sandy moeten dienen. Hij heeft het zeker
net zoo hard als onze kinderen noodig om een beetje vertroeteld te
worden. Het lijkt me vreeselijk om elken dag weer thuis te komen in
een huis, waar een MacGurk resideert.

O, ik heb zoo het land aan die vrouw! Ze heeft me al vier keer heel
beslist verteld, dat de dokter sliep en niet gestoord wenschte te
worden. Ik heb hem nog niet te zien gekregen en ik ben er al toe
gekomen, om dat meubel heel beleefd naar den dokter te vragen. Maar
nu zal ik morgenmiddag vier uur eens afwachten.

[Illustratie]

Dan mag ik een half uur lang bij hem zijn. Hij zelf heeft dit uur met
mij afgesproken en als zij mij nu weer wil wijsmaken dat hij slaapt,
zal ik haar een vriendelijke duw geven en over haar heen stappen (ze
is erg dik en staat niet al te vast op haar beenen) en dan zet ik
mijn voet vast op haar buik, en zal ik mijn weg kalm vervolgen.
Luellen, de ex-chauffeur, kamermeisje en tuinier, is nu ook
gediplomeerd verpleegster. Ik ben erg benieuwd om te weten hoe hij er
in zijn wit schort, met het kapje op, uit zal zien.

Zoo juist is de mail gekomen, waaronder een brief van Mevrouw
Bretland, die erg blij is met de kinderen. Ze sluit hun eerste foto
in; alle drie in een alleraardigst wagentje. Clifford houdt heel
trotsch de teugels. Een Broom staat bij de poney. Hoe vindt je dat
voor drie kinderen uit het John Grier Home? Het is prachtig, als ik
aan de toekomst denk, die ze tegemoet gaan, maar toch ook een beetje
treurig, als je nagaat, dat die arme vader zich dood gewerkt heeft
voor die drie schapen en ze hem nu zoetjes aan vergeten. De Bretlands
zullen dit zooveel mogelijk in de hand werken. Ze zijn jaloersch van
elken invloed van buiten en willen niets liever dan dat de kinderen
absoluut van hen alleen zijn. Eigenlijk schijnt mij de natuurlijke
weg de beste. Iedere familie moest zijn eigen kinderen kunnen groot
brengen.


                                       Vrijdag.

Vandaag heb ik den dokter gezien en gesproken. Hij geeft een
treurigen aanblik en lijkt wel een pakje verbandgoed in windsels.
Gelukkig wisten wij bij ons weerzien elk misverstand uit den weg te
ruimen. Is het niet wreed als je nagaat, dat twee menschelijke
wezens, beiden begaafd met een zeer goede bespraaktheid, het zoo
inrichten, dat de een zich voor den ander verstopt? Ik heb van zijn
houding absoluut niets begrepen en hij snapte mij niet. Zou die
grimmige terughoudendheid, waarin wij Noordelijke volkeren ons zoo
graag oefenen, wel de juiste zijn? Achteraf beschouwd voel ik nu meer
voor de zich in woorden luchtende gevoelens van Zuidelijke
volkstammen.

Maar Judy, nu moet ik je toch zoo iets droevigs vertellen. Herinner
je je nog, dat hij in het voorjaar dat zenuwziekengesticht bezocht en
daar toen dagen bleef en ik daarover zulke flauwe grapjes maakte? Hoe
heb ik dat ooit kunnen doen! Hij ging daarheen om bij de begrafenis
van zijn vrouw tegenwoordig te zijn. Zij stierf daar in het gesticht.
Miss MacGurk wist dat al lang en had het best bij haar overig geklets
kunnen voegen. Maar dat vertikte zij.

Hij vertelde mij veel over haar, op een heel lieve manier. Die arme
man heeft jaren en jaren lang veel verdriet geleden en ik vermoed dat
haar dood een gezegende verlossing voor hem is. Hij bekende dat hij
bij zijn huwelijk wist, dat hij haar eigenlijk niet moest trouwen
want hij was op de hoogte van haar ziek zenuwstelsel, maar hij
hoopte, dat hij, als dokter, haar daar wel overheen zou kunnen helpen
en ze was zoo buitengewoon mooi. Hij gaf zijn stadspraktijk op en
vestigde zich voor haar gezondheid buiten. Maar na de geboorte van
het kleine meisje werd het hoe langer hoe erger met haar en "hij
moest haar wegdoen", zooals Mrs. McGurk zich liefelijk uitdrukte. Het
kind is nu zes jaar oud en een allerliefst poppetje om zoo te zien,
maar uit zijn woorden kon ik opmaken, dat zij absoluut abnormaal is.
Er is altijd een zeer bekwame verpleegster bij haar. Denk eens na
over al die beslommeringen en die groote smart, die steeds op onzen
geduldigen, armen dokter rustten, want geduldig is hij, ondanks het
feit, dat hij de meest ongeduldige man ter wereld is!

Zeg Jervis dank voor zijn brief. Hij is een lieve man en ik ben blij
dat hij vruchten oogst van zijn werk. Wat zal het heerlijk zijn als
jullie weer terugkomt op Shadywell en wij samen plannen voor een
nieuw John Grier Home maken. Ik heb het gevoel alsof het afgeloopen
jaar een leerjaar was en ik nu pas rijp ben om te beginnen. We zullen
er het aardigste gesticht van maken, dat ooit bestaan heeft. Ik ben
zoo dolblij met dat heerlijk vooruitzicht, dat ik 's morgens zingend
den dag begin en geen oogenblik mijn goed humeur verlies.

Het John Grier Home stuurt zijn hartelijke groeten aan de twee beste
vrienden, die het heeft!

                                       Addio!
                                       Sallie.


                                       John Grier Home,
                                       Zaterdagmorgen, half zeven.

Mijn liefste vijand,

"Op een goeden dag, gauw, zal iets heel aardigs gebeuren...."

Was je niet verrast toen je vanmorgen wakker werd en je je de heele
waarheid herinnerde? Ik wel! Eerst moest ik even tot bezinning komen
om te weten, waarom ik toch zoo vroolijk was.

Het is nog niet heelemaal licht maar ik ben klaar wakker en zoo blij!
En ik verlang er zoo naar om jou te schrijven, mijn lieveling! Ik zal
mijn briefje aan het eerste betrouwbare kindje, dat zich laat zien,
meegeven en je zult het dus tegelijk met je bord havermout in je
kamer zien verschijnen.

En klokslag vier uur ben ik weer bij je. Denk je dat Mrs. McGurk er
kwaad van zal spreken als ik twee heele uren blijf en geen
vondelingetje als chaperonne meebreng?

[Illustratie]

Het was geheel te goeder trouw, mijn Sandy, dat ik je beloofde je
hand niet te kussen en evenmin in tranen op je peluw uit te barsten,
als ik je te zien kreeg. Ik ben bang dat ik het allebei deed,
misschien nog wel erger. In elk geval wist ik niet hoeveel ik wel van
je hield, totdat ik daar in je kamer kwam en je in je verband, met
verschroeid haar tegen die hoop kussens geleund zag zitten. O, ik
houd zoo van je. En denk eens aan, wat zal ik niet van je gaan houden
als je weer heelemaal jezelf bent -- nu een derde van jou uit
pleisters en windsels bestaat, ben ik al zoo dol op je!

Maar, mijn liefste eigen Robin, wat ben je toch een gekke man! Hoe
kon ik al die maanden op de gedachte zijn gekomen dat je van me
hield, als je zoo allerverschrikkelijkst SCHOTSCH tegen me deed.
Heusch, je houding wees niet bepaald op verliefdheid! O, ik wou dat
ik maar een glimpje van de waarheid te weten was gekomen! Het zou ons
beiden heel wat hartepijn hebben bespaard.

Maar we moeten niet achter ons kijken. Wat hebben we niet een
prachtige toekomst voor ons! De twee mooiste dingen in het leven
vallen ons ten deel: een huwelijk uit liefde en een werkkring, waarin
we met hart en ziel opgaan.

Toen ik je gisteren verliet, wandelde ik in een half droomenden
toestand naar het gesticht terug. Ik wenschte tot mezelf te komen en
te kunnen nadenken, maar inplaats daarvan moest ik met Betsy en Percy
en Mrs. Livermore (die ik van te voren voor het diner had
uitgenoodigd) eten en vriendelijk, kalm, bedaard met de kinderen
praten. Vrijdagavond is de gezelschapsavond van het gesticht. We
hadden nieuwe rollen voor den fonograaf, die Mrs. Livermore ons heeft
geschonken, en ik moest kalm blijven zitten en beleefd toeluisteren.
En liefste, vind je dat niet toevallig: het laatste stukje was "John
Anderson, my joe John". Plotseling merkte ik dat de tranen langs mijn
wangen biggelden. Ik moest het vondelingetje dat het dichtst bij mij
stond, oppakken en knuffelen met mijn hoofd tegen haar schouder aan,
om die domme tranen te verbergen.


    John Anderson, my joe John,
    We clamb the hill thegither.
    And monie a canty day, John,
    We've had wi' ane anither;
    New we maun totter down, John,
    But hand in hand we'll go,
    And sleep thegither at the foot,
    John Anderson, my joe.


Zullen wij ook, als wij oud en gebogen en zwak zijn, zonder eenig
verwijt op de vele dagen, die achter ons liggen en waarin wij samen
door het leven zijn gegaan, terugkijken? Het is zoo heerlijk om aan
onze toekomst te denken, nietwaar, mijn man? Wij zullen een rijk
leven vol inhoud hebben, veel werk en veel vreugde en vol van die
kleine onbeteekenende en toch lieve dagelijksche avontuurtjes, als
wij samen voortgaan.

Weet je waarom ik zooveel van de kinderen ging houden? Ze hadden me
zoo hard noodig. En dat is de reden -- tenminste een van de redenen
-- waarom ik jou heb lief gekregen. Je bent een aandoenlijke figuur,
mijn liefde, en nu je het jezelf in het leven niet makkelijk en
gezellig wilt maken, zal iemand anders daarvoor moeten zorgen.

We zullen op den heuvel, juist achter het gesticht, een huis bouwen.
Wat denk je van een gele Italiaansche villa? Of hoe je meer van rose?
Maar in geen geval zal het een groen huis worden en ook krijgt het
geen pannendak! En we zullen een dol gezellige huiskamer hebben met
een groote open haard en een schouw en gemakkelijke stoelen en veel
ramen! EN GEEN MCGURK! Ja, die arme, oude ziel! Zal ze niet
vreeselijk nijdig zijn en je een allerafschuwelijksten maaltijd
bereiden als ze het groote nieuws hoort?

Maar we zullen het haar nog lang niet vertellen, hè, mijn jongen? En
ook niemand, niemand, niemand anders! Het zou te schandalig vlug op
mijn verbroken verloving volgen. Ik schreef Judy gisteravond en met
groote zelfbeheersching heb ik er zelfs in het minst niet op geduid.
Ik word even als jij een echte Schot!

Ik heb je eigenlijk niet de heele waarheid bekend, Sandy, toen ik
zei, dat ik niet had geweten dat ik zooveel van je hield. Ik geloof
dat het al tot me doordrong toen de brand uitbrak. Toen jij daar
onder dat brandende dak was en wij een half uur lang niet wisten of
we je ooit levend weer zouden zien, voelde ik het duidelijk, en, o
man, ik kan je niet zeggen, wat een vreeselijk half uur dat was! Het
leek me toe, dat ik er mijn heele leven niet overheen had kunnen
komen als je hadt moeten sterven en de beste vriend, die ik had
ontmoet, met zoo'n afschuwelijke aaneenschakeling van misverstanden
van me heen zou moeten gaan. O, het was een marteling! Ik kon het
oogenblik niet afwachten, dat ik je weer mocht zien en alles
uitspreken, wat ik vijf maanden lang in me had weggesloten. En dan
weet je ook, dat je strikte order had gegeven om mij niet toe te
laten, en dat wondde mij zoo vreeselijk! Hoe kon ik weten, dat je
juist ook zoo vreeselijk naar mij verlangde en dat alleen die
afschuwelijke Schotsche moraal je zoo liet handelen! Je bent een
uitmuntend acteur, Sandy, maar beloof me dat je voortaan, zelfs bij
het minste wolkje van een misverstand, niets in je zult wegsluiten,
maar het vrij uit met me zult bespreken.

Toen ze gisteravond gelukkig vroeg weggingen (de kinderen moeten wat
eerder heengaan omdat ze hier niet meer slapen) ging ik naar boven en
schreef mijn brief aan Judy af en toen keek ik begeerig naar de
telefoon en worstelde met mijn verlangen: ik had zoo graag 505
gevraagd en je goedennacht gewenscht! Maar ik durfde niet: ik ben nog
altijd zoo bleu! En omdat ik toch dicht bij je wilde zijn, nam ik
Burns op en las ik een uur lang. En met al die Schotsche
liefdesliederen zingend in mijn hoofd, sliep ik in, en dadelijk bij
mijn ontwaken, kom ik weer bij je.

Dag Robin, mijn Alles! Ik hou zoo veel van je!


                                       Sallie.



  [Transcriber's Notes:
    Dit boek bevat zetfouten. Deze zijn niet gecorrigeerd.
    Hieronder staat een lijst van de zetfouten:

    [en zet er paar theaters,] -> [en zet er een paar theaters,];
    [de Pedletons] -> [de Pendletons];
    [uw patienten nog] -> [uw patiënten nog];
    [patientjes] -> [patiëntjes];
    [met kleeren en al ik zou willen gaan];
     -> [met kleeren en al in zou willen gaan];
    [heerlijke verassingen] -> [heerlijke verrassingen];
    [ben ik ontvreden] -> [ben ik ontevreden];
    [naief] -> [naïef];
    [het familieleveven] -> [het familieleven];
    [za ik me nu] -> [zal ik me nu];
    [terruggekeerd] -> [teruggekeerd];
    [suppelement] -> [supplement];
    [antwoorde] -> [antwoordde];
    [want ik ben van plant] -> [want ik ben van plan];
    [En luister nos eens hiernaar.] -> [En luister nou eens hiernaar.];
    [Mis Sally Lunn] -> [Miss Sally Lunn];
    [ik weet je idiotisme en] -> [ik weet dat je idiotisme en];
    [6 miniuten] -> [6 minuten];
    [om et hem] -> [om met hem];
    [Ik trommelde aan de duer] -> [[Ik trommelde aan de deur];
    [Of hoe je meer van rose?] -> [Of hou je meer van rose?];
    [Judy] is correct. Een enkele keer komt [Juddy] of [Judie] voor;
    [McGurk] wordt niet consequent zo geschreven. Komt ook voor als [MacGurk];
    [Turnfeld] komt enkele keren voor, dit moet [Turnfelt] zijn.

  ]





*** End of this LibraryBlog Digital Book "Het 'John Grier Home'" ***

Copyright 2023 LibraryBlog. All rights reserved.



Home